E-dossier
mijn kind in het secundair onderwijs OUDERS DELEN HUN ERVARINGEN
WAAROM DIT DOSSIER?
Mijn kind in het secundair onderwijs Ouders delen hun ervaringen Waarom dit dossier? Kwaliteitsvol onderwijs voor alle leerlingen is onderwijs waar elke leerling centraal staat. Dit gebeurt in de eerste plaats in goed uitgeruste scholen waar leerkrachten met ‘goesting’ hun passie kunnen overbrengen. Maar ook ouders zijn belangrijke partners in dit leerproces. Zij motiveren en begeleiden hun kinderen in de schoolloopbaan. Zij helpen hun kinderen kiezen en voelen als geen ander wat hen helpt en hindert op school. Het secundair onderwijs staat vandaag voor belangrijke uitdagingen. Het ouderperspectief komt nog te weinig aan bod in het maatschappelijk debat hierover, zowel op beleidsniveau als op de klasvloer. Daarom maakt de Gezinsbond de stem van ouders tot focus van dit dossier.
Niet enkel structuur, maar ook cultuur Het secundair onderwijs is al geruime tijd voorwerp van heel wat onderzoek, debat en een ‘masterplan’. Onderzoekers, bedrijfsleven en overheid halen heel wat argumenten aan om de huidige structuur van het secundair onderwijs in vraag te stellen. Vaak terugkerende elementen in het debat zijn het watervalsysteem, het niet kunnen doorbreken van de link tussen sociaaleconomische herkomst van kinderen en hun schoolcarrière, de negatieve perceptie van het technische en beroepsonderwijs, het niet kunnen invullen van knelpuntberoepen, het gebrek aan welbevinden van jongeren op school, en de hoge ongekwalificeerde uitstroom.
3 | E-dossier Mijn kind in het secundair onderwijs
Enkele cijfers uit de begroting onderwijs 2015. Toelichting in de Commissie Onderwijs van het Vlaams Parlement: ‘1 op de 5 kinderen heeft op 12-jarige leeftijd één jaar achterstand’ ‘1 op 3 leerlingen doet op het einde van zijn secundair minstens al één jaar over’ ‘1 op 10 leerlingen verlaat de school zonder diploma. Dit betekent dat vandaag 42.000 leerlingen onversterkt op de arbeidsmarkt komen’ ‘31 % van de leerlingen wordt geraakt in zijn zelfvertrouwen omdat ze mislukken in onderwijs’ ‘6.000 leerlingen verlaten het ASO en studeren niet verder, wat hun arbeidskansen gevoelig vermindert’ ‘De afgelopen 10 jaar verloor het Technisch Onderwijs 25 % leerlingen, terwijl onze arbeidsmarkt schreeuwt om technisch geschoolden’ De Gezinsbond vindt deze cijfers alarmerend, niet enkel vanuit economische overwegingen, maar zeker ook vanuit het perspectief gelijke kansen. Gelijke onderwijskansen wil zeggen dat leerlingen, ongeacht hun achtergrond, kunnen kiezen op basis van hun interesses en talenten. Een keuze die ook beter niet gestuurd wordt door een hiërarchisch onderscheid tussen vormen en studierichtingen. Een hervorming van de structuur van het onderwijs die schotten doorbreekt en belangstellingsgebieden anders invult, kan hiertoe bijdragen.
Gezinsbond – november 2015
WAAROM DIT DOSSIER? Tegelijk sterken de vele signalen van ouders over het belang van een goed schoolklimaat ons in de overtuiging dat die oplossing niet enkel zit in het uitwerken van andere structuren. Een hervorming/modernisering van het secundair onderwijs kan slechts bijdragen tot meer gelijke kansen, mits ook andere, niet altijd even grijpbare mechanismen worden blootgelegd en aangepakt. Alleen een én-én verhaal zal de sinds decennialange bestendiging van ongelijke kansen in het onderwijs doorbreken.
ve gedrag en de negatieve eigenschappen van jongens dan van meisjes. Jongens voelen zich ook zelf minder gelijkwaardig behandeld dan meisjes. Verder blijkt dat leerlingen met een migratie-achtergrond sneller een C-attest krijgen dan leerlingen met gelijkaardige resultaten. Uit hetzelfde onderzoek blijkt ook dat leerlingen uit begoede gezinnen minder vaak gestraft worden bij storend gedrag dan hun medeleerlingen. Leerkrachten laten zich, niet intentioneel, leiden door stereotypen en verwachtingen, aldus de onderzoeker.
‘In het secundair onderwijs blijven jongens vanaf het derde jaar opmerkelijk vaker zitten dan meisjes. Verder blijven leerlingen met een vreemde nationaliteit dubbel zo vaak zitten als leerlingen met een Belgische nationaliteit, zowel in het lager als het secundair onderwijs’
Dat laatste is wellicht niet anders voor ouders. Ook zij hebben bepaalde opvattingen over onderwijs, scholen en studierichtingen, die vaak terug gaan op de eigen, al dan niet succesvolle, schoolcarrière. Ook ouders hebben heel wat verwachtingen ten aanzien van hun eigen kinderen, dromen die mee gekleurd zijn door hun eigen visie op mannenvrouwen, de sociaaleconomische klasse en hun sociaal netwerk. Kinderen van ouders met een laag opleidingsniveau, laag inkomen of migratie-achtergrond, krijgen minder vaak buitenschoolse hulpverlening (Karine Verschueren e.a., KU Leuven, Universiteit Antwerpen, 2005), of omgekeerd, vooral sterkere ouders schakelen veelvuldig buitenschoolse hulpverlening in. Ouders blijken ook relevante beslissende actoren te zijn in genderbepaalde studiekeuzes van jongens en meisjes in het BSO en TSO (SEIN, Universiteit Hasselt, 2015).
Zittenblijven: praktijken en overtuigingen in het Vlaams onderwijs, Caleidoscoop, 2015 ‘Ruim 39 procent van de Belgische jongeren van 11, 13 en 15 jaar werd het afgelopen jaar slachtoffer van pesten op school. Daarmee staat ons land pas drieëntwintigste in de lijst van 29 landen.’ Rapport Unicef, 2014
‘Zo hebben leerlingen van wie de biologische ouder hoogstens een diploma lager onderwijs heeft, 66 % minder kans op privé-buitenschoolse hulpverlening dan leerlingen van wie de biologische ouder een diploma hoger onderwijs heeft. Daarnaast hebben kinderen van wie minstens één van de grootouders in een niet-westers land geboren is, 65 % minder kans op privé-buitenschoolse hulpverlening dan kinderen van wie alle grootouders in een westers land geboren zijn.’ Buitenschoolse hulpverlening en zorg op school: samenhang, afstemming en verklarende factoren, Karine Verschueren, KU Leuven- Universiteit Antwerpen, 2015
Er blijken op de klasvloer grote verschillen te zijn in de wijze waarop naar leerlingen gekeken wordt. Dr. Els Consuegra (VUB, 2015) toont in haar onderzoek bij leerlingen uit de eerste graad aan dat leerkrachten, meestal onbewust, jongens strenger beoordelen dan meisjes. Zo hebben leerkrachten bijna driemaal zoveel aandacht voor het negatie-
Gezinsbond – november 2015
Wanneer we die vaststellingen bekijken, samen met de vaak onbewust andere benadering van bepaalde groepen leerlingen op school, zijn de grote verschillen in schools presteren tussen die groepen niet verwonderlijk. Het belang van een goede studie-oriëntering en brede zorg binnen de schoolmuren voor alle leerlingen, ongeacht geslacht of afkomst, lijkt naast een sterke positieve ouderbetrokkenheid, een minstens even grote uitdaging voor scholen dan een hervorming van structureren. Als we het in termen van schoolcultuur vertalen: een open, zorgzame, warme en stimulerende school met respect en aandacht voor diversiteit.
Kunnen achterhalen waar leerlingen goed in zijn Het masterplan voor de modernisering van het secundair onderwijs ziet het maken van een goede keuze als sleutelfactor voor een vlotte schoolloopbaan.
E-dossier Mijn kind in het secundair onderwijs | 4
WAAROM DIT DOSSIER?
‘Deze hervorming zorgt ervoor dat alle leerlingen en ouders beter keuzes kunnen maken. Omdat ze beter weten wat hun kind kan en wat de mogelijkheden zijn. •
Voor elke leerling maken we een persoonlijk dossier op. Jongeren en ouders kunnen dat raadplegen en zelf informatie toevoegen.
•
Bij elk attest en elke beslissing van de klassenraad krijgen leerlingen en ouders uitleg en informatie, zodat het hen helpt bij het maken van latere keuzes.’
Wat verandert er in het secundair onderwijs? Brochure voor ouders, Departement Onderwijs, 2013
‘Beter keuzes kunnen maken’ en ‘uitleg en informatie krijgen bij elk attest en beslissing’ zijn dus cruciaal, maar de invulling van die doelstellingen blijft eerder vaag. Hoe ouders dan precies moeten te weten komen wat hun kind kan en wat de verschillende mogelijkheden zijn, en wat hun rol hierbij kan zijn, wordt niet verder uitgeklaard. De aangekondigde uitleg en informatie van de klassenraad bij elk attest en elke beslissing zijn ongetwijfeld een belangrijke doelstelling. Vandaag is het voor veel ouders niet duidelijk welke argumenten bepaalde adviezen of beslissingen onderbouwen. Daarnaast hebben ouders vaak het gevoel dat er onvoldoende naar het ‘het hele plaatje’ wordt gekeken bij besprekingen. Advisering of clausulering op basis van tekorten wordt niet altijd vergezeld van een positief voorstel op basis van sterktes van een leerling. Ouders en leerlingen hebben dan sneller het gevoel een negatieve keuze te moeten maken, hetgeen de acceptatie niet vereenvoudigt. ‘De klassenraad adviseert de richting moderne talen omwille van een zwak wiskundig inzicht’ is in dat opzicht een weinig overtuigend advies. Is de leerling in kwestie goed in talen, gaat zijn of haar interesse hier naar uit? Om te komen tot gefundeerde, positieve keuzes moeten heel wat elementen in rekening worden gebracht. Leerlingen moeten ontdekken wat hun goed of minder goed ligt en een goed zicht hebben op het verdere studieaanbod. Een modernisering van het onderwijs waar leerlingen eerst uitgebreid kunnen proeven van het aanbod en pas later
5 | E-dossier Mijn kind in het secundair onderwijs
definitief kiezen, kan hierbij helpen. Maar even belangrijk is mogelijke drempels binnen dat zoek- en keuzetraject zoveel mogelijk weg te werken. Met andere woorden: wat helpt en wat hindert leerlingen in hun ontdekkingstocht?
Wat kinderen helpt of hindert op school Ouders zijn een cruciale partner om meer zicht te krijgen op mogelijke knelpunten en hefbomen. Zij zijn immers dé experten wat het welbevinden van hun kind betreft. Dat ‘goed voelen’ is een belangrijke voorwaarde om tot leren en ontwikkelen te komen. Ouders voelen scherp aan wanneer hun kind zich niet goed voelt op school, faalangst heeft, gemotiveerd of gedemotiveerd wordt door een bepaalde aanpak, op de tippen moet lopen of net naar uitdaging snakt. Maar ook over de aanpak van een school in relatie tot de noden van hun kind hebben ouders heel wat te vertellen. Wat helpt leerlingen om de overgang tussen het lager en secundair onderwijs te vergemakkelijken? Hoe en wie ondersteunt leerlingen wanneer leer-, sociale of emotionele problemen hun schoolloopbaan doorkruisen? Vinden leerlingen met een ontwikkelingsvoorsprong voldoende uitdaging op school? Bij wie kunnen leerlingen terecht als ze problemen ervaren? Krijgt de totaalontwikkeling van kinderen een plaats in de toetsing en evaluatie? Hoe toetst en communiceert de school? Herkennen ouders hun kinderen in de adviezen, de oriëntering en attestering? Dit ouderperspectief is voor ons erg belangrijk. In het maatschappelijk debat over een hervorming/modernisering van het secundair onderwijs wordt immers vaak gewezen op de rol van de ouders, maar zelden op een positieve manier. Zo wordt ouders nogal eens verweten hun kinderen te ‘pushen’ naar hoog aangeschreven richtingen zonder rekening te houden met de competenties van kinderen. Of omgekeerd, soms te weinig betrokken te zijn bij de schoolcarrière van hun kinderen. De grote invloed die men aan ouders toeschrijft, is duidelijk, maar hoe je die rol op een positieve manier kan invullen, krijgt veel minder aandacht in het debat. De mening van ouders wordt binnen de schoolmuren ook soms als bedreigend aangevoeld. Enigszins te begrijpen, als die inbreng wordt ervaren als een aanval op de expertise van leerkrachten. Scholen doen al veel inspanningen, en elke kritiek of suggestie lijkt aan te geven dat dit nog
Gezinsbond – november 2015
WAAROM DIT DOSSIER? niet genoeg is. Het is dan niet verwonderlijk dat individuele leerkrachten of schoolteams zich afschermen tegen ‘bemoeienis’. Maar geen rekening houden met die mening van ouders is tegelijk een gemiste kans. Door naar ouders van kinderen met diverse achtergrond en talenten te luisteren, kunnen schoolteams bijvoorbeeld tot de vaststelling komen dat niet elke aanpak even goed werkt bij ieder kind. Een iets andere benadering zou dan wel eens veel meer positieve resultaten kunnen opleveren dan hardnekkig, en vaak tevergeefs, vasthouden aan de vertrouwde manier van werken. Meer tijd voor overleg met ouders vraagt dan misschien een kleine ‘meer-inspanning’ op korte termijn, maar een grote meeropbrengst op langere termijn. Ook omgekeerd kunnen ouders door meer overleg met leerkrachten heel wat van de school te weten komen. Vaak zijn zij zich niet bewust van de inspanningen die een school levert. Niet alles wat een school doet, wordt ook gecommuniceerd. Op onthaalavonden voor ouders krijgen leerlingenvervoer, warme maaltijden, opvang en schoolrekeningen vaak veel meer aandacht dan het zorgbeleid. Meer aandacht voor die niet altijd zo ‘zichtbare’ inspanningen en zorg in de communicatie geeft ouders een beter beeld over de school.
We bekijken achtereenvolgens: • • • • • • • •
de overgang basis-secundair onderwijs de evaluatie de studiekeuze(begeleiding) de oriëntering de zorg het welbevinden van de leerlingen het spijbelen en de ouderbetrokkenheid.
Aansluitend op de bevraagde thema’s geven we een overzicht van de aandachtspunten die ouders, los van de concrete vraagstelling, zelf naar voren schuiven. De overheid en scholen kunnen het afsluitend concreet overzicht van ‘wat volgens ouders helpt’ gebruiken als een inspiratiebron. En wie weet, als stof voor een inspraaktraject op de eigen school.
We geven dus het woord aan ouders. Gewapend met de knelpunten, maar zeker ook met de complimenten en mooie voorbeelden die ouders aanreiken, hopen we op een constructieve wijze te kunnen bijdragen tot het debat.
Gezinsbond – november 2015
E-dossier Mijn kind in het secundair onderwijs | 6
MIJN KIND IN HET SECUNDAIR ONDERWIJS
Mijn kind in het secundair onderwijs Vinger aan de ouderpols De Gezinsbond houdt regelmatig een vinger aan de pols bij gezinnen. Niet zozeer gemiddelden en statistieken zijn hierbij relevant, maar vooral de persoonlijke verhalen achter die cijfers. Het zijn die ervaringen die de ‘gemiddelden’ overstijgen en waaruit concrete knelpunten of interessante hefbomen naar boven komen. Omdat we in de eerste plaats meer informatie willen krijgen over wat ouders als ‘helpend’ of ‘hinderend’ ervaren op de school van hun kinderen, wordt hun persoonlijke beleving de kern van dit dossier. Eind juni 2014 riepen we ouders via onze digitale ledenbrief, onze gezinskrant de Bond en ons tijdschrift voor ouders van tieners Botsing op om een bevraging over ‘mijn kind in het secundair onderwijs’ in te vullen. Spontaan reageerden 603 ouders op deze oproep. De bevraging bevatte zowel gesloten als open vragen. Niet alle velden waren verplicht in te vullen. De bevraging vertrok dus niet van een representatieve steekproef en we presenteren de bevindingen ook niet als conclusies van een wetenschappelijk onderzoek. Vermits de oproep vooral gericht was naar leden van de Bond, kunnen we veronderstellen dat het ook vooral leden zijn die reageerden. We houden dan ook in het achterhoofd dat leerlingen die het klassiek minder goed doen op school (kinderen uit gezinnen in armoede of met een andere etnisch-culturele achtergrond) mogelijk ondervertegenwoordigd zijn in dit verhaal.
Hierna volgt een bundeling van getuigenissen van verschillende ouders met uiteenlopende ervaringen. Vaak zijn het uitingen van appreciatie over de inspanningen die scholen doen om leerlingen optimaal te begeleiden, meermaals horen we ook alarmkreten. Het resultaat is een verzameling van kritische bedenkingen én schouderklopjes van ouders gericht aan die mensen en die instelling waar ze hun kinderen aan toevertrouwen.
Een bevoorrecht publiek? Bijna uitsluitend moeders van leerlingen in het secundair onderwijs hebben gereageerd op onze bevraging. Een belangrijk deel van de ouders geeft in de open bevraging zelf aan een link te hebben met de onderwijswereld: als leerkracht, pedagoog, psycholoog, logopediste… Deze ouders leggen zelf vaak een verband tussen hun kennis over en ervaringen met het aanbod aan studierichtingen en begeleiding op school en hun beroepsachtergrond.
Niet elke leerling past in een hokje De kinderen van de ouders die de bevraging invulden, zitten overwegend in het ASO. Hoewel de eerste graad officieel nog geen onderscheid maakt tussen richtingen (buiten de B-stroom) beschouwen veel ouders dit toch al als een keuze voor een richting omwille van de opties of keuzevakken of de bovenbouw.
Verdeling studierichtingen (uitgesplitst per graad) BSO
TSO
KSO
ASO
Totaal
1ste graad
4 (1,8 %)
34 (17,9 %)
2 (0,9 %)
188 (82,5 %)
228
2de graad
6 (3,1 %)
45 (23,2 %)
4 (2,1 %)
139 (71,6 %)
194
3de graad
7 (4,3 %)
55 (34,0 %)
6 (3,7 %)
94 (58,0 %)
162
7 | E-dossier Mijn kind in het secundair onderwijs
Gezinsbond – november 2015
MIJN KIND IN HET SECUNDAIR ONDERWIJS Niet elke leerling heeft een plekje in de ‘hokjes’ van het reguliere secundair onderwijs. Een aantal leerlingen volgt immers privé-, thuis- of volwassenenonderwijs. Negatieve ervaringen in het reguliere secundair onderwijs gaan meestal aan deze keuze vooraf. ‘Ik ben zelf werkzaam in het volwassenenonderwijs. Mijn dochter zal haar secundaire opleiding verder zetten in het volwassenenonderwijs. Daar is meer opvolging, begeleiding en ondersteuning. De directie en leerkrachten in het voltijds secundair kennen deze mogelijkheid niet of amper. Ze zouden er nochtans veel van kunnen leren.’ ‘Er dient dringend gesleuteld te worden aan het onderwijs. Nooit had ik gedacht dat ons derde kind thuisonderwijs zou moeten volgen. Voor haar fysieke en geestelijke gezondheid was er geen andere optie meer… Alles is gericht op de ‘gemiddelde leerling’. Ik ben die nog nooit tegen gekomen. De directie van de toenmalige school was volledig mee in het verhaal. Ze kon niet anders dan beamen dat een school niet geschikt is voor iedereen.’ ‘Dankzij privéonderwijs (en het betalen van torenhoge facturen hiervoor…) hebben we ons kind examencommissie kunnen laten doen… Eén jaar nadat ze haar C-attest van het 5de jaar had gekregen op haar oude school, was ze volledig geslaagd voor de derde graad.’ Hoewel we dit niet bevraagd hebben, benoemen een aantal ouders de leer- en ontwikkelingsproblemen van hun kinderen (overwegend ADHD, dyslexie en ASS). Enkele leerlingen kampen met een chronische ziekte of fysieke handicap. Voor ‘buitenbeentjes’ vinden ouders vaak geen antwoord in hun zoektocht naar een geschikte richting/school. ‘Zoon valt momenteel helemaal buiten het reguliere circuit. School is gestopt halfweg het voorbije schooljaar 2013-2014, zijn vijfde jaar. Hij zat nog op leeftijd. De school kan geen antwoord bieden op de ASS problematiek van deze jongen die gemiddeld begaafd is en getalenteerd is in zijn vak: elektriciteit. Wij vinden geen aanbod dat hem uit zijn blokkade haalt. Dat is twee keer heel schrijnend. In de huidige maatschappelijke conjunctuur zou het zeer zinvol zijn te investeren in deze jongeren om hen later uit de sociale zekerheid te houden. Dit is een opdracht voor onderwijs én werkgevers.’ Een beperkte groep leerlingen volgt les in het buitengewoon onderwijs. Enkele ouders benadrukken hoe noodzakelijk dit onderwijs is voor hun kinderen omdat het gewone onderwijs zich nog steeds onvoldoende kan/wil aanpassen.
Gezinsbond – november 2015
‘Onze zonen hebben hun beperkingen, maar ook veel talenten die ze in het gewone onderwijs niet voldoende zouden kunnen benutten. Het probleem is dat er veel te weinig aanbod is op dit vlak. De beleidsmakers staan niet in de praktijk en beseffen niet hoe groot de nood is. Uiteraard is dit een dure zaak, maar heel erg nodig voor deze leerlingen (en hun ouders) zodat ook zij alle kansen krijgen. Dit kan nooit gegarandeerd worden door een gewone school. Alleen al de drukte (de vele leerlingen en het bijhorend ‘lawaai’) is er te veel aan... Ook gaat alles veel te snel en is er te weinig overzicht en duidelijkheid met alle stress van dien.’ Andere ouders zijn blij dat hun kinderen na het buitengewoon lager onderwijs weer aansluiting kunnen vinden in de B-stroom of het BSO. ‘Ik vind het super dat kinderen uit blo een nieuwe kans op gewoon onderwijs krijgen in 1B.’
Scholen maken het verschil Met een open oproep is er weinig controle over de respondenten van de bevraging. We hebben al eerder ervaren dat dergelijke oproepen vooral ouders aanspreekt die een boodschap kwijt willen (Focus op kinderen met een etiketje, Gezinsbond, 2011). De totale beleving van deze ouders is sterk gekleurd door hun persoonlijke ervaringen. Voor ons zijn die verhalen waardevol omdat ze vaak aangeven hoe ouders tegen muren botsen en nergens hun verhaal kwijt kunnen. Als gezinsorganisatie kunnen we een signaalfunctie opnemen. In het algemeen kunnen we de respondenten naar algemene tevredenheid indelen in drie groepen ouders. Een meerderheid omschrijft zichzelf als algemeen tevreden over de schoolloopbaan van hun kinderen in het secundair onderwijs. Een beperktere groep noemt zich tevreden na een zoektocht naar hulp en/of verandering van school, maar een belangrijke groep geeft ook aan het gevoel te hebben steeds maar te blijven opboksen tegen onbegrip als hun kind het moeilijk heeft. Niet geheel onverwacht loopt de (on)tevredenheid van ouders vaak samen met het al dan niet succesvol schooltraject van hun kind en/of het ervaren van ondersteuning bij eventuele problemen. Ouders geven in de open vragen zelf aan dat een vlotte schoolloopbaan en het gevoel gehoord te worden bij problemen hun tevredenheid beïnvloedt.
E-dossier Mijn kind in het secundair onderwijs | 8
MIJN KIND IN HET SECUNDAIR ONDERWIJS ‘Alle scholen zijn goed voor wie vlot kan leren, als het moeilijker loopt, maken scholen het verschil.’ ‘Als alles vlot verloopt voor het kind qua studie zijn alle scholen goed, als het iets minder goed gaat heb je niet altijd het gevoel dat de school hier begrip-geduld voor heeft.’ ‘We mogen van geluk spreken, ons kind leert heel goed. Ik kan me voorstellen dat het voor andere leerlingen niet zo eenvoudig is’. Tevreden ouders zijn vaak tevreden over de school in al zijn facetten: informatie, communicatie, begeleiding, zorg en studiekeuzebegeleiding. ‘Onze oudste is een paar weken terug ‘afgezwaaid’ na 6 jaar ASO. We zijn ontzettend tevreden over alle aspecten in het schoolgebeuren de voorbije 6 jaar: communicatie met de directie, vlotte contacten met de vakleerkrachten en naast een degelijk onderwijs ook heel veel oog voor opvoeding en het goed in zijn vel voelen van de puber.’ Ook wie op school de hulp of ondersteuning vindt die hun kind verder helpt bij problemen, kan dit heel erg appreciëren. ‘Voor mij als ouder was het belangrijk gezien de problemen om de school niet plat te lopen maar er om terecht te kunnen, om wederzijds te kunnen communiceren. Ondanks het grote leerlingenaantal … nam men de nodige tijd voor een gesprek en toonde men oprecht zijn bezorgdheid.’
‘Ik hoop dat er verandering gaat komen in de aanpak en de visie van het onderwijs. De kinderen staan onder hoge druk. Alles moet sneller en beter. De missie zou geslaagd zijn als het onderwijs de juiste ondersteuning kan bieden voor ALLE kinderen.’ Ook ouders van leerlingen die ‘te vlot’ leren, hebben bedenkingen bij de wijze waarop de school hun kinderen kansen geeft. ‘In mijn huiskring heb ik zelf twee hoogbegaafde kinderen. Ik heb het gevoel dat hiervoor veel te weinig aandacht is. Het wordt beschouwd als een luxeprobleem. Nochtans zijn deze leerlingen ook echt ongelukkig als ze een onvoldoende aanbod krijgen.’ Daarnaast zijn er een aantal ouders die vooral teleurgesteld zijn in de vaststelling dat het onderwijs van hun kinderen nog steeds zo sterk lijkt op het onderwijs dat ze zelf als kind kregen. Ze hebben bedenkingen bij het ‘stilstaan van het secundair onderwijs’. ‘We staan te popelen voor een grondigere hervorming van het secundair onderwijs met meer aandacht voor het volledige kind, zowel creatief, motorische, sociaal en cognitief, met meer inspraak voor de kinderen, zowel in schoolbeleid als inbreng in de lesinhoud, meer participatie van ouders, meer gerichtheid op realiteit, het echte leven, actuele ontwikkelingen. We hebben soms het gevoel dat we terug gekatapulteerd worden naar onze eigen middelbare schooltijd, qua leerstof, mentaliteit.’
Het zijn vooral de ouders van die leerlingen waar de schoolcarrière moeizamer verloopt en die weinig begrip of ondersteuning ervaren, die sterke bedenkingen hebben bij het zorgbeleid, de leerlingenbegeleiding, mogelijkheden tot participatie, de hoeveelheid lessen en taken, extra begeleiding waar ouders zelf voor instaan, de wijze van evalueren én de huidige structuur van het secundair onderwijs.
9 | E-dossier Mijn kind in het secundair onderwijs
Gezinsbond – november 2015
MIJN KIND IN HET SECUNDAIR ONDERWIJS
De bevindingen Schooltraject van de leerlingen Basisonderwijs Het grootste deel van de kinderen uit de bevraging volgde tijdens de basisschool het gewoon onderwijs. 5 % van de kinderen bleef reeds in de lagere school een jaartje zitten, de helft onder hen in het eerste leerjaar. 7 % is van school veranderd in de kleuterschool en 14 % in de lagere school. In de kleuterschool gaat het in de helft van de gevallen om kinderen die verhuisden. In de lagere school is verhuizen de reden voor een derde van de kinderen. De andere kinderen
veranderden omwille van redenen die met de school of het kind zelf te maken hebben. De ouders waren bijvoorbeeld niet tevreden over de aanpak in de klas of ze kozen bewust voor een school met een ander pedagogisch project omdat dit volgens hen beter past bij hun kind. Enkele ouders kozen voor een andere lagere school uit vrees dat de oorspronkelijke school hun kind niet voldoende voorbereidt op het secundair onderwijs. Een opmerkelijke reden van schoolverandering die ouders meermaals in de open vraag gaven, is een pestproblematiek. We komen hier later bij het aspect ‘welzijn van leerlingen’ op terug.
Traject basisonderwijs Kleuterschool
Lagere school
Buitengewoon onderwijs
5 (0,8 %)
18 (3 %)
Zittenblijven
7 (1,2 %)
32 (5,3 %)
Van school veranderen
Secundair onderwijs Ook voor het secundair onderwijs vroegen we of de kinderen al een schoolverandering achter de rug hadden of bleven zitten. We vroegen ook naar het krijgen van een B-attest. In de volgende tabel geven we de cijfers voor de totale groep leerlingen en naargelang de graad waarin de leerlingen op dit moment zitten.
Gezinsbond – november 2015
44 (7,3 %)
87 (14,4 %)
Eén vijfde van de leerlingen veranderde van school. Bij de leerlingen uit de eerste graad is 7 % al van school veranderd. Bij de leerlingen uit de derde graad stijgt dit tot 35 %. In tegenstelling tot bij de basisschool speelt verhuizen slechts een geringe rol bij het van school veranderen. Ongeveer de helft van de kinderen veranderde van school omdat hun oorspronkelijke school de studierichting die ze willen volgen niet aanbiedt. Net zoals in het basisonderwijs, noemen ouders meermaals een pestprobleem als de belangrijkste reden voor schoolverandering.
E-dossier Mijn kind in het secundair onderwijs | 10
MIJN KIND IN HET SECUNDAIR ONDERWIJS
Traject secundair onderwijs 1ste graad
2de graad
3de graad
Totaal
Zittenblijven
2 (0,9 %)
13 (6,8 %)
16 (9,8 %)
31 (5,1 %)
B-attest
8 (3,5 %)
13 (6,8 %)
26 (16,0 %)
47 (7,8 %)
44 (23,0 %)
58 (35,6 %)
119 (19,7 %)
Van school veranderd
17 (7,4 %)
5 % van de leerlingen zijn minstens 1 keer blijven zitten op het moment dat hun ouders de bevraging invulden. Zittenblijven komt vooral voor bij leerlingen die al in de tweede of derde graad zitten: bijna 10 % van de oudste leerlingen hebben in hun schoolloopbaan een jaar overgedaan. Een Battest komt vaker voor: in de totale groep leerlingen is dat bijna 8 %. Van de leerlingen uit de derde graad heeft reeds 16 % tijdens zijn schoolcarrière een B-attest gekregen. Een aantal ouders geeft terecht als commentaar dat in de bevraging gevraagd wordt naar zittenblijven, maar niet naar ‘springen’ of een jaar overslaan in het lager onderwijs of als vrije leerling in het secundair onderwijs. Meerdere leerlingen hebben net door hun hoogbegaafdheid te kampen met schoolmoeheid en een moeilijkere schoolloopbaan, aldus deze ouders.
Van ‘de kleine’ naar ‘de grote’ school De meerderheid van de ouders (70 %) vindt dat de overgang van het basis- naar het secundair onderwijs vlot verlopen is. Toch geeft ook een aanzienlijke groep ouders aan dat de overgang slechts gedeeltelijk (21,8 %) of niet (13,4 %) vlot verlopen is.
Scholen doen heel veel… Ouders hebben een vrij goed zicht op de vele initiatieven die scholen allemaal nemen om de overgang van lager naar secundair wat ‘zachter’ te maken. Ze omschrijven deze initiatieven uitvoerig in de open vraag. Veel vernoemde toppers zijn: speciale kennismakingsactiviteiten op school, halve dagen tot een hele week erop uit trekken, peter- en
11 | E-dossier Mijn kind in het secundair onderwijs
meterschap door oudere leerlingen en het mogen samenzitten met een aantal vrienden in dezelfde klas. Een enkele keer vernoemd, maar daarom niet minder interessant, is het voorbeeld van een school die tijdens de eerste uren van de eerste schooldag op het schoolplein alleen eerstejaars toelaat. Zo is de school tijdens die eerste uren alleen ‘van hen’. De oudere leerlingen komen pas later druppelsgewijs toe. Een aparte refter of speelplaats voor de eerste graad krijgt veel appreciatie. Het neemt het gevoel van overweldiging door de oudere leerlingen een beetje weg. Ook ouders van kinderen op een middenschool geven aan dat deze ‘tussenstructuur’ de overgang heel wat vergemakkelijkt. Er is ook veel waardering voor de voorafgaande informatiesessies en aparte bijeenkomsten voor alle ouders van leerlingen uit het eerste jaar. Naast elementen om leerlingen op hun gemak te stellen, hebben scholen ook heel wat aandacht om leerlingen te leren omgaan met de lespakketten en de andere verwachtingen van het secundair onderwijs. Ouders vinden ‘leren leren’ een belangrijk aandachtspunt op school. Enkele scholen hebben ook een expliciet andere wijze van evalueren voor leerlingen van het eerste jaar of de eerste graad dan in de hogere graden. Het gaat dan over een meer permanente evaluatie die nauwer aansluit bij de wijze van evalueren in het lager onderwijs. Ouders waarderen het sterk wanneer de school hen goed informeert over aanpak en verwachtingen. Op die wijze weten ze hoe ze hun kind hierbij kunnen ondersteunen.
Gezinsbond – november 2015
MIJN KIND IN HET SECUNDAIR ONDERWIJS ‘In de school van mijn zoon worden de leerlingen degelijk begeleid bij de lessen en examens: er wordt hen een overzicht bezorgd van hoe ze moeten studeren (per vak), ze krijgen een overzicht van te studeren stof met hoofdstukken en pagina’s (per vak), als ouder kan je voor je kind een brochure aanschaffen waarin wordt uitgelegd hoe ze het best studeren, de ouders krijgen aanbevelingen voor de begeleiding tijdens de examenperiode.’
…maar de stap blijft groot Ondanks al deze maatregelen geven meerdere ouders aan dat de overgang basis- en secundair onderwijs voor hun kinderen een hele grote stap is. Veel leerlingen voelen zich verloren en onzeker. Het duurt een tijdje, soms wel een heel schooljaar voor dat ze hun draai vinden. ‘Anderhalf jaar veel geweend, onzeker en faalangst.’ Niet enkel emotioneel, maar ook op vlak van leerhouding wordt er soms te snel te veel verwacht van leerlingen, aldus een aantal ouders. De ‘studiemethode’ van eerstejaars blijkt voor veel leerlingen een struikelpunt. Ouders ervaren de verwachtingen in het secundair onderwijs sterk verschillend dan deze in het basisonderwijs. Een kleine groep ouders meent dat de oorzaak hiervoor te zoeken is in het lager onderwijs waar de lat best wat hoger mag liggen. ‘Ik denk dat de overgang naar het secundair makkelijker zou verlopen, als er in het vijfde en zesde leerjaar (basisschool) al ietsje meer zou moeten ‘gewerkt’ worden... Al iets meer huistaken/grotere lesvoorbereidingen... want nu is het verschil van het zesde leerjaar naar het eerste middelbaar enorm groot’.
Gezinsbond – november 2015
‘De leerdoelstellingen lager onderwijs en secundair sluiten niet goed op elkaar aan’. Andere ouders zijn van oordeel dat zeker de eerste graad wat meer op ‘pubermaat’ zou mogen afgesteld zijn. ‘Werkelijk alles verandert, een gigantisch schoolgebouw, voortdurend van klaslokaal en leerkracht wisselen, de hoeveelheid leerstof en grote zelfstandigheid die aan de dag moet gelegd worden… ze zijn bij aanvang van het secundair uiteindelijk slechts twee maanden ouder dan leerlingen uit het zesde leerjaar.’
Evaluatie op school 554 ouders vulden de vraag over de frequentie van de evaluaties op school in. Zij die deze vraag niet invulden, hebben mogelijk geen goed zicht op het evaluatiebeleid op de school van hun kind. De antwoordmogelijkheden waren: wekelijkse, maandelijkse of trimesteriele evaluaties. Een combinatie van antwoorden was mogelijk. Daarnaast konden ouders kiezen voor de antwoordcategorie ‘andere’ en daarbij aangeven wat ze daar mee bedoelen. 16 % van de ouders kozen hiervoor. Het gaat dan bijvoorbeeld om vier evaluaties per jaar of om een evaluatie om de zes weken. Enkele ouders vermelden ook dat de school hen permanent op de hoogte houdt via de elektronische leeromgeving ‘school online’. Trimestriële evaluaties komen, volgens de ouders, het meest voor. In 9,6 % van de gevallen zeggen de ouders dat minstens twee frequenties van evaluatie gecombineerd worden, bijvoorbeeld een maandelijks evaluatie en eentje op het einde van elk trimester.
E-dossier Mijn kind in het secundair onderwijs | 12
MIJN KIND IN HET SECUNDAIR ONDERWIJS
Frequentie evaluaties op school Wekelijks
14 (2,5 %)
Maandelijks
161 (29,1 %)
Ieder trimester
260 (46,9 %)
Andere frequentie
66 (11,9 %)
Combinatie: wekelijks/maandelijks/ieder trimester/andere
53 (9,6 %)
De meeste kinderen worden op de klassieke manier met een rapportcijfer beoordeeld. 10 % van de kinderen krijgen
letters of een combinatie van verschillende manieren van quoteren.
Manier van quoteren Met cijfers
488 (89,7 %)
Met letters
7 (1,3 %)
Combinatie: cijfers/letters/symbolen/kleuren
In de open vragen over evaluatie geven ouders bijkomend commentaar. Enkelen onder hen geven hun appreciatie over het aparte evaluatiesysteem voor de eerstejaars of de eerste graad die de overgang tussen lager en secundair vlotter laat verlopen. De verhouding ‘dagelijks werk’ en ‘examen’ in verschillende scholen loopt volgens een aantal ouders nogal sterk uit elkaar. Soms is het fiftyfifty, soms is er een duidelijk overwicht van dagelijks werk of van de examens. Die diversiteit in aanpak doet ouders besluiten dat je pas aan de lijve ondervindt welk evaluatiesysteem best bij je kind past. Sommige kinderen zijn veel beter in dagelijks bijhouden en verwerken van kleinere hoeveelheid leerstof, anderen zijn net veel sterker in grotere overzichtstoetsen. Dat maakt het moeilijk om op voorhand te weten welke school best past bij hun kind.
13 | E-dossier Mijn kind in het secundair onderwijs
49 (9,0 %)
‘Op de vorige school speelde het dagelijks werk een veel belangrijkere rol. Voortdurende inzet en meewerken wordt dan meer beloond. In deze school komt het er vooral op aan om grote hoeveelheden ineens erin te stampen. Of je de leerstof daarna nog weet lijkt niet van tel.’
Motivatie, inzet en welbevinden We vroegen aan de ouders of er volgens hen bij de evaluatie van hun kind ook aandacht is voor inzet, welbevinden en vorderingen. Volgens 72 % houdt de school bij de evaluatie rekening met de inzet van de leerlingen. Bijna 38 % zegt dat ook de gemaakte vorderingen aandacht krijgen. Minder dan 30 % zegt dat er bij de evaluatie aandacht is voor het welbevinden van de leerling.
Gezinsbond – november 2015
MIJN KIND IN HET SECUNDAIR ONDERWIJS
Beoordeling van de evaluatie Er is in de beoordeling aandacht voor: ... inzet van de leerling
438 (72,4 %)
... welbevinden van de leerling
180 (29,9 %)
... gemaakte vorderingen
228 (37,8 %)
Een ruime meerderheid van de ouders is van oordeel dat de evaluatie op school niet enkel cognitieve prestaties meet, maar ook aandacht heeft voor inzet, motivatie en gedrag.
‘Toetsen worden teveel gezien als ‘punten verzamelen’ en niet als aanleiding tot reflectie. Sommige leraars houden toetsen achter, ze geven ze niet mee naar huis. Er wordt zelden feedback gegeven na een presentatie: positieve punten of werkpunten worden niet benoemd. Dit is dus weer punten verzamelen zonder echte leerkans. Er zijn leraars die het wel prima doen!’
‘Naast de cijfers, heeft de school ook ruim aandacht voor attitudes en relaties tussen leerlingen. Uitgebreid rapport met aandacht voor verbeterpunten en kennis van sterktes en zwaktes van zoon.’ ‘Wat ik apprecieer is dat een leerling meer is dan zijn punten.’ Toch hebben ook heel wat ouders het gevoel dat ‘punten’ te veel gewicht krijgen in de totaalbeoordeling van een leerling en soms een doel op zich lijken. Ze zouden liever zien dat het proces, de leervorderingen meer aan bod komen.
‘Op school wordt er alleen maar naar de resultaten gekeken. Waarom die resultaten tegenvallen wordt niet onderzocht. Talenten van kinderen, daar staan ze niet bij stil. In de eerste jaren van het secundair onderwijs zou er meer moeten gezocht worden naar de talenten van de kinderen i.p.v. zo veel mogelijk leerstof te verwerken.’
Talenten en tekorten Ruim 30 % van de ouders vindt dat er in de evaluatie niet evenveel aandacht is voor de zwakke en sterke kanten van hun kind. Eveneens 30 % van de ouders vindt dat de resultaten van hun kind niet uitvoerig met hen besproken worden.
Gezinsbond – november 2015
E-dossier Mijn kind in het secundair onderwijs | 14
MIJN KIND IN HET SECUNDAIR ONDERWIJS
Stellingen over de evaluatie op school Volledig akkoord
Deels akkoord
Niet akkoord
In de evaluatie is er evenveel aandacht voor de sterke als voor de zwakkere kanten van mijn kind
144 (27,4%)
221 (42,1 %)
160 (30,5 %)
De evaluatie houdt rekening met eventuele problemen van mijn kind
117 (24,8 %)
230 (48,7 %)
125 (26,5 %)
De evaluatie geeft een goed beeld van mogelijkheden en beperkingen van mijn kind
176 (33,3 %)
261 (49,4 %)
91 (17,3 %)
De verbeterpunten in de evaluatie zijn opbouwend geformuleerd
161 (31,5 %)
234 (45,8 %)
116 (22,7 %)
De resultaten van de evaluatie worden uitvoerig met de ouders besproken
144 (27,2 %)
224 (42,3 %)
162 (30,6 %)
1 = volledig akkoord; 2 = deels akkoord; 3 = niet akkoord
In de open vragen betreuren ouders vooral de focus op de tekorten in de evaluaties in de school van hun kind. ‘Meer aandacht nodig voor ontwikkeling talenten i.p.v. remediering tekorten’. ‘Er wordt ook geen rekening gehouden met de inspanningen die de minder sterke leerlingen leveren. Zij werken ook hard voor school en het is niet leuk voor hen dat hun inspanningen zich niet vertalen in een goed rapport en negatieve commentaren van leerkrachten.’ Meerdere ouders vinden dat de lat vandaag erg hoog ligt bij het evalueren. ‘Examens zijn veel te moeilijk. Het zou toch mogelijk moeten zijn dat leerlingen die de leerstof volledig gestudeerd hebben minstens de helft van de punten kunnen halen. Op een examen wiskunde bv. moeten toch niet enkel de moeilijkste oefeningen gevraagd worden, maar ook oefeningen die de gemiddelde leerling ook kan oplossen. Het zou veel minder stresserend worden voor de leerlingen.’
15 | E-dossier Mijn kind in het secundair onderwijs
‘Een kind kan niet even goed zijn in alle vakken, een onvoldoende op één hoofdvak leidt soms tot een oriëntering naar een ander onderwijsniveau (TSO), ook al zijn de resultaten op de andere vakken wel goed.’ ‘Er is een grote kloof tussen ASO en TSO. In ASO wegen alle vakken zwaar door… Kinderen die dyslexie hebben en zo weinig mogelijk uren taal kiezen moeten toch nog te veel doen voor deze vakken, bv. een boek lezen in het Frans of Engels en daar dan examenvragen over oplossen. Begrijpt dan niemand dat deze kinderen dat niet kunnen, maar wel goed zijn in wetenschappen en wiskunde…’ Opmerkelijk is ook de scherpe veroordeling bij een aantal ouders van de grote niveauverschillen tussen sommige scholen. ‘Het is onze ervaring dat er veel onderling niveauverschil is tussen de scholen met hetzelfde lessenaanbod’. ‘Het is schandalig hoe sommige directies uitpakken met de schitterende resultaten van hun leerlingen in het hoger onderwijs. Als die school enkel verder gaat met de allersterksten en alle andere weg oriënteert is hier geen kunst aan.’
Gezinsbond – november 2015
MIJN KIND IN HET SECUNDAIR ONDERWIJS ‘Een zwakkere leerling uit een studierichting halen komt de klasgemiddelden ten goede en dat is goed nieuws voor de school. Is de school een commerciële instelling die moet uitpakken met cijfers?’ ‘Onze zoon kreeg te horen dat zijn wiskunde ondermaats was. In de nieuwe school waren zijn resultaten met dezelfde inspanningen plots geen enkel probleem meer. We horen dit van verschillende ouders uit zijn vroegere school. Wie controleert er hoe scholen punten geven en of ze leerlingen onterecht uitsluiten?’
Vallen en opstaan We vroegen of ouders de indruk hadden dat leerlingen ‘nieuwe kansen’ krijgen na tegenvallende resultaten. 60 % is er van overtuigd dat hun kind bij tegenvallende resultaten nieuwe kansen krijgt op school. Eén vierde weet het eigenlijk niet (mogelijk omdat hun kind nog nooit tegenvallende resultaten heeft gehaald). 13 % vindt dat hun kind geen nieuwe kansen krijgt wanneer het moeilijk gaat. In de open vraag geven ouders voorbeelden over ‘herkansingen’. Ook hier blijken scholen heel wat mogelijkheden te bieden zoals remediëringstoetsen als een individueel of klasresultaat ondermaats is. Ouders appreciëren dit, op voorwaarde dat er ook opnieuw kansen zijn tot extra uitleg, anders is het een maat voor niets.
Enkele ouders zijn voorstander van meer ‘herexamens’ om puberende leerlingen weer op weg te helpen. ‘Er moet opnieuw veel meer gebruik worden gemaakt van herexamens om bepaalde leerlingen die het nodig talent hebben, op de feiten drukken dat studeren hun plicht is net als later te werken.’
Studiekeuze(begeleiding) We stelden ook een aantal vragen over de studiekeuze en studiekeuzebegeleiding. Ouders kregen een aantal stellingen waarmee ze akkoord konden gaan.
Zicht op studierichtingen Een grote groep ouders denkt zelf dat ze goed geïnformeerd zijn over de studierichtingen. Ze menen een goed zicht te hebben op de bestaande studierichtingen. Ze zijn van oordeel dat ze voldoende informatie van de school krijgen en denken te weten waar ze terechtkunnen indien ze meer informatie nodig hebben. Toch is nog telkens ongeveer één derde van de ouders het slechts gedeeltelijk of niet eens met de stellingen. Zij vinden dat ze onvoldoende geïnformeerd zijn.
Stellingen over de studiekeuzebegeleiding Volledig akkoord
Deels akkoord
Niet akkoord
Ik heb een goed zicht op de bestaande studierichtingen
338 (66,0%)
155 (30,3 %)
19 (3,7 %)
De school geeft zelf voldoende informatie over de bestaande studierichtingen
326 (64,3 %)
154 (30,4 %)
27 (5,3 %)
Ik weet waar ik terecht kan voor meer informatie over de studierichtingen
365 (71,4 %)
117 (22,9 %)
29 (5,7 %)
Ik weet op welke manier de school aan studiekeuzebegeleiding doet
187 (37,9 %)
219 (44,3 %)
88 (17,8 %)
Ik heb als ouder inspraak in de studiekeuzebegeleiding op school
212 (47,0 %)
175 (38,8 %)
64 (14,2 %)
Het studieadvies van de school vertrekt vanuit de talenten van mijn kind
167 (35,7 %)
223 (47,6 %)
78 (16,7 %)
86 (19,9 %)
201 (46,5 %)
145 (33,6 %)
Het studieadvies van de school vertrekt vanuit de tekorten van mijn kind
Gezinsbond – november 2015
E-dossier Mijn kind in het secundair onderwijs | 16
MIJN KIND IN HET SECUNDAIR ONDERWIJS Een aantal ouders betreurt dat de kennismaking met het onderwijsaanbod in de lagere school beperkt (lees vooral lokaal en netgebonden, zelfs scholengroepgebonden) is. ‘Te vaak wordt er enkel in eigen gemeente gezocht. Vaak ook zijn middelbare scholen in de buurgemeenten nauwelijks gekend, zeker de leerlingenbegeleiding is niet gekend, omdat lagere scholen enkel middelbare scholen uit eigen gemeente bezoeken. Leerlingen kiezen hieruit de school die hun op die kennismakingsdagen het beste ligt en staan hierdoor niet open voor andere scholen in de omgeving.’ ‘In de lagere school van mijn gemeente willen ze dat alle leerlingen naar een secundaire school in onze gemeente gaan. Ook al is het gemeentelijk basisonderwijs en katholiek secundair onderwijs… Ook athenea moeten aan bod komen, zelfs als onze gemeente dat niet heeft…
Studiekeuzebegeleiding De studiekeuzebegeleiding op school is voor veel minder ouders voldoende duidelijk. 38 % van de ouders weet op welke manier de school aan studiekeuzebegeleiding doet, de meerderheid is hier slechts gedeeltelijk of niet van op de hoogte. We vroegen welke begrippen/instanties ouders bekend zijn. Het CLB is gekend door de overgrote meerderheid van de respondenten. Toch nog een vijfde van de ouders vernoemt het CLB niet bij de ‘gekende begrippen’. Of dat betekent dat het CLB als instantie hen onbekend is of dat ze het CLB niet verbinden met studiekeuzebegeleiding kunnen we hier niet uit opmaken. Ook onderwijskiezer.be en het leerlingvolgsysteem zijn gekend door iets meer dan de helft van de ouders. De basofiche en de portfolio doen bij een derde van de respondenten een belletje rinkelen en de SID-in is gekend door één vierde van de respondenten. Meerdere ouders geven zelf aan dat hun vertrouwdheid met betrekking tot studiekeuzebegeleiding voortkomt uit hun onderwijsgerelateerde beroepsachtergrond. In de open vraag geven ouders aan meer betrokken te willen zijn bij de studiekeuze. Meermaals wordt gezegd dat het erg moeilijk is voor leerlingen om al op jonge leeftijd een zicht te hebben op hun belangstelling voor studiegebieden, laat staan op hun latere beroepsinteresses. Hun eigen kinderen ondersteunen in het maken van een studiekeuze is voor ouders niet altijd eenvoudig.
17 | E-dossier Mijn kind in het secundair onderwijs
‘Het is heel moeilijk om een juiste studiekeuze te maken als het kind zelf nog niet goed weet wat het later wil worden. Wat als ze een richting kiezen die geen directe voorbereiding is op hun verdere studies ?’ ‘Hoe kan ik later iets kiezen, het is allemaal zo oppervlakkig, er gaat niets in de diepte… zo saai…’ ‘Alles is heel simpel als je kind het goed doet. Maar bij een kind dat er tussen hangt, is het heel moeilijk om de juiste keuze te maken’. ‘De secundaire school: het is niet simpel noch voor het kind, noch voor de ouder om een keuze te maken. We laten ons zeer hard beïnvloeden door onze omgeving, vrienden.’ Enkele ouders betreuren ook dat ouders te weinig zicht krijgen op andere opties dan de schoolbanken. ‘Ook moet er veel meer gedaan worden aan schoolmoeë kinderen. Er zijn daar wel oplossingen voor, maar die worden niet of te laat doorgespeeld zoals ‘werken en leren’. Voor veel jongeren een hele goede oplossing.’ Meerdere ouders vragen om een sterkere ondersteuning van leerlingen met betrekking tot de studiekeuzebegeleiding naar de derde graad en naar het hoger onderwijs. ‘Er is te beperkte studiekeuzebegeleiding van tweede naar derde graad en na de derde graad.’ Ouders vinden het niet alleen belangrijk dat er een positief aspect aan advisering en oriëntatie is verbonden, waar zijn leerlingen goed in, maar ook dat de motivatie van leerlingen mee in rekening wordt genomen. ‘Mijn dochter moet nu kiezen voor de tweede graad. Er werd duidelijk gezegd dat je positief moet kiezen en als ze dit doet, in haar geval keuze voor wetenschappen, krijgt ze negatief advies hierop. Als alternatief wordt economie-wiskunde gegeven omdat wiskunde waarschijnlijk te moeilijk wordt. Zou dan liever hebben dat ze deze mogelijkheid openhouden en hierbij duidelijk meegeven dat ze voor wiskunde binnen wetenschappen héél belangrijk is en dat ze hiervoor harder zal moeten werken dan ze bezig is, en enkel in tweede instantie een andere optie aanbieden die misschien meer perspectieven biedt maar niet enkel dit laatste. In plaats van haar aan te moedigen vind ik dit eerder een negatieve benadering.’
Gezinsbond – november 2015
MIJN KIND IN HET SECUNDAIR ONDERWIJS Ten slotte zijn meerdere ouders van oordeel dat de schoolen studiekeuze in de eerste plaats de keuze van het kind moet zijn, ook al is dit niet noodzakelijk de keuze van de ouders. ‘Het is belangrijk dat de leerling zelf de school kan kiezen, waar hij/zij wenst school te lopen. Op deze manier vertrek je uit een positieve positie. Mijn man en ik stonden niet achter de schoolkeuze van onze dochter. Wij hadden liever gezien dat ze naar ‘het college’ zou gaan. Als ik zie hoe onze dochter de overstap heeft gemaakt en hoe ze (ondanks de pesterijen van de laatste weken) is open gebloeid, kunnen we alleen maar tevreden zijn dat we haar keuze gevolgd hebben.’ ‘Mijn kind heeft zelf haar school mogen kiezen. De overstap van BaO en SO betekende daarmee een wissel van net. Als je als ouder dan kan zeggen dat je tevreden bent over de school van je kind is dit enkel winst voor beide partijen’.
Oriëntering
Ouders nemen bij de studiekeuze het advies van de school over het algemeen ter harte, maar menen dat ze soms zelf een beter zicht hebben op de motivatie en studiehouding van hun kind. ‘Bij de studiekeuze voor het eerste jaar secundair onderwijs werd geen rekening gehouden met het feit dat mijn dochter in de lagere school volledig zelfstandig studeerde, en dat ze niet veel tijd hoefde te spenderen aan studeren om toch 85 % te halen. Kinderen die 90 % haalden, uren per dag studeerden mét hulp van de ouders, werden aangeraden om Latijn te volgen. Dit, naast de interesses van mijn kind, heeft me doen besluiten het studieadvies van de school niet te volgen en haar toch Latijn te laten studeren. Intussen zijn we een jaar verder, en staat ze weer voor een studiekeuze. Op aanraden van haar lerares Latijn, zal ze volgend jaar Grieks-Latijn studeren. Om maar te zeggen dat het gezond verstand van de ouders bij het maken van een studiekeuze minstens even belangrijk is dan de mening van één juf en het CLB.’ ‘Wie slecht is in wiskunde moet maar economie of humane wetenschappen gaan doen. Maar wat als die richtingen je niet liggen?’
Advies vanuit talenten of tekorten? Vertrekt het studieadvies van de school volgens ouders vanuit talenten of vanuit tekorten? Voor bijna de helft is het advies deels op talenten, deels op tekorten gebaseerd. Ruim een derde beaamt volmondig dat het studieadvies vertrekt vanuit talenten en ontkent dat het vertrekt vanuit tekorten. Ouders die volledig akkoord gaan met de stelling dat advies zich baseert op de tekorten (bijna één vijfde), herkennen hun kind vaak niet in het advies en vinden de argumenten weinig overtuigend. ‘Ik begrijp dat het voor een school niet gemakkelijk is om de juiste toon aan te slaan tegen ouders en leerlingen. Toch heb je als ouder meestal het gevoel dat je uiteindelijk weinig zelf kunt beslissen en dat er te weinig wordt uitgegaan van de kracht van het kind en te veel van zijn zwakte. In het ideale geval is de leerkracht (of leerkrachten) een echte coach die het beste in je kind naar boven haalt.’
Gezinsbond – november 2015
‘Ik vind dat er nog te weinig wordt gewerkt rond het ontdekken van de eigen talenten en het nodige advies om dan met die talenten in de juiste studierichting terecht te komen. Ook het koppelen ervan aan beroepen waar mensen dan effectief mee aan de slag kunnen in deze maatschappij.’ ‘Studiekeuzes werken volgens een watervalsysteem. Getalenteerde leerlingen belanden in te lage studierichtingen ver van hun eigen interesse. Mag er wat meer ingezet worden op motivatie en talent?’ De door de school geadviseerde richtingen in het secundair zijn ook niet altijd gestoeld op grondige kennis van het onderwijsaanbod, aldus een aantal ouders. Klassenraden zijn niet altijd goed op de hoogte over de inhoud van geadviseerde richtingen, zeker wanneer die richtingen niet in de eigen school bestaan.
E-dossier Mijn kind in het secundair onderwijs | 18
MIJN KIND IN HET SECUNDAIR ONDERWIJS
Zittenblijven en B-attesten We vroegen hoe ouders de beslissingen van de school over zittenblijven en het toekennen van een B-attest ervaren.
Vinden ze dat ze tijdig werden ingelicht over de problemen en gingen ze akkoord met de beslissing van de school?
Reacties op de beslissing over B-attest en zittenblijven Akkoord met de beslissing
Tijdig ingelicht
Zittenblijven
17 (54,8 %)
21 (67,7 %)
B-attest
34 (72,3 %)
35 (74,5 %)
Slechts in iets meer dan de helft van de gevallen gingen de ouders akkoord met de beslissing van de school dat hun kind moest blijven zitten. Let op, niet akkoord betekent hier dat ouders de beslissing geen goede of terechte beslissing vinden, het betekent niet dat ze die beslissing ook zullen aanvechten. Het B-attest kan bij meer ouders op begrip rekenen: wanneer een kind een B-attest krijgt, gaat meer dan 70 % van de ouders akkoord met de beslissing van de school. Maar ook hier is er een aanzienlijk groep ouders (28 %) die niet akkoord gaat.
Tijdig ingelicht over problemen? De meerderheid van de ouders vindt dat ze tijdig ingelicht zijn over het mogelijk zittenblijven of het B-attest. Ze vinden dit ook erg belangrijk om eventueel nog te kunnen bijsturen of zich tijdig voor te bereiden op de zoektocht naar een alternatief. Ook hier is het van belang om er op te wijzen dat een derde tot een vierde van de respondenten dat niet zo heeft ervaren. Het jaar moeten overdoen of het B-attest komen dan als een verrassing. Wanneer ouders zich niet tijdig ingelicht voelen, valt een B- of C-attest erg zwaar.
19 | E-dossier Mijn kind in het secundair onderwijs
‘Gesprekken worden zelden vanuit de school gevraagd. Als de school een gesprek vraagt is het kalf naar mijn normen al half verdronken.’ ‘Het C-attest dat mijn zoon kreeg, kwam als een donderslag bij heldere hemel. Tot het jaar ervoor had mijn zoon altijd zeer goede resultaten, ook voor scheikunde. Dat jaar zelf (5 ASO) had hij enkel met scheikunde problemen, wat voor een deel ook aan de leerkracht lag. Die leerkracht is trouwens ‘berucht’ voor het buizen van leerlingen… Ondanks het feit dat mijn zoon maar een relatief klein tekort had op scheikunde, heeft hij toch onmiddellijk een C-attest gekregen, want herexamens zijn afgeschaft.’
Betwisten van B- of C-attest? Slechts enkele ouders gaven aan dat ze de beslissing (B- of C-attest) waarmee ze niet akkoord gingen, hebben aangevochten of niet gevolgd hebben. Een enkeling ging in beroep. Of ouders zochten en vonden een andere school waar hun kind de uitgesloten richting wel mag volgen. Een klein aantal ouders ‘kiest’ bij B- of C-attesten of schoolmoeheid voor privé, thuis- of volwassenenonderwijs. Een beslissing die in hun geval, zij het met veel doorzettingsvermogen, wel resultaten oplevert.
Gezinsbond – november 2015
MIJN KIND IN HET SECUNDAIR ONDERWIJS ‘Mijn zoon heeft uiteindelijk dit jaar zijn secundair diploma TSO behaald via tweede kansonderwijs… De school bood geen enkele hulp en na het tweede jaar sloten ze hem uit voor alle richtingen van ASO en TSO, niet alleen de richtingen die zij aanbieden.’
Volgen van niet-bindende adviezen? Ouders volgen niet verplichtende adviezen van klassenraden meestal op. Al stellen meerdere ouders zich wel vragen bij ‘percentennormen’ die sommige scholen in hun ogen hanteren, waarbij de naakte cijfers meer lijken mee te spelen dan inzet of motivatie van de leerling. Ouders hebben vragen bij het hanteren van wat zij als ‘hakbijlpercentages’ (bv. minimaal 80 %) beschouwen. ‘Het advies voor de studiekeuze naar de tweede graad in de (alle?) school wordt bepaald op basis van het behaalde percentage. Naar mijn mening is dat niet correct. Niet iedereen slaagt erin om 80 % te halen maar daarom is de inzet niet minder… Als een kind minder haalt en het wil graag ASO volgen dan zou de school dit moeten supporteren in plaats van afraden. Als het kind zich niet stoort aan zijn/haar behaalde punten, wie zijn wij dan om een kind zijn kansen te ontnemen? Uiteindelijk wordt er in de latere loopbaan niet gevraagd naar behaalde percentages maar naar doorzettingsvermogen.’ Ook omgekeerd zijn ouders van oordeel dat een kind met hogere punten daarom niet perse ASO moet volgen. ‘Ze (dochter met ASS) haalde meer dan behoorlijke resultaten in het lager en dus was TSO als het ware taboe, hoewel ik nu nog altijd denk dat ze in sociaal technische wetenschappen meer ademruimte zou gehad hebben om ook als mens te kunnen ontplooien. Cijfers zijn iets, maar niet alles.’
Tevreden na oriëntering? Hoewel het merendeel van de ouders het oordeel van de klassenraad wel kan volgen, is niet iedereen ervan overtuigd dat een B- of C-attest hun kind geholpen heeft in de verdere ontwikkeling van zijn talenten. ‘Omdat mijn zoon (na zijn C-attest) onder geen beding nog het jaar wou overdoen op die school, is hij van school en van richting veranderd. Hij heeft inmiddels zijn 2 laatste jaren in TSO gedaan… en heeft werkelijk GEEN ENKELE INSPANNING
Gezinsbond – november 2015
moeten doen om er te geraken. Het was veel te gemakkelijk voor hem. Door dat C-attest is hij niet alleen een jaar kwijt, maar ook een goede werkhouding en inzet, die hij in het hoger onderwijs zeker nodig zal hebben. Dus, wat hebben ze nu met dat C-attest bereikt: het tegenovergestelde van wat de bedoeling was. Jammer, zeer jammer voor mijn zoon.’ Ouders kunnen de argumenten achter een attest niet altijd volgen. Een voorbeeld dat meermaals terug komt bij ouders is het oriënteren van normaalbegaafde leerlingen die niet praktisch zijn aangelegd, naar sterk praktijkgerichte studierichtingen, waar de klemtoon ligt op die vaardigheden die net heel moeilijk zijn voor de betrokken leerling. ‘Bij gesprekken met directie en CLB was iedereen van hetzelfde advies namelijk dat mijn zoon niet manueel aangelegd is, naast zijn leerstoornissen heeft hij ook een lichte vorm van DCD. ( Hij heeft wel een normale IQ). Vorige week kreeg hij dus een B attest met uitsluiting van ASO en TSO!!!’
Begeleiding en zorg Op school… Bijna 70 % van de ouders vindt dat hun kind op school terechtkan als ‘het zich niet goed voelt’ op school. 7 % van de ouders vindt dat hun kind met deze gevoelens niet op school terechtkan. De overige 23 % weet het eigenlijk niet. De leerlingenbegeleiding en de klastitularis zijn de meest vernoemde personen wanneer we vragen bij wie hun kinderen op school terechtkunnen als ze zich niet goed voelen: ze worden vernoemd door respectievelijk 37 % en 39 % van de ouders. Daarnaast vernoemen de ouders het CLB (22 %), de zorgcoördinator (20 %) en de directie (17 %). 4 ouders op 5 vindt dat hun kind op school terechtkan als het ‘problemen heeft met de resultaten van een bepaald vak’. 6 % van de ouders vindt van niet en de overige 14 % zegt dat ze dat niet weet. De vakleerkrachten, de klastitularis en de leerlingenbegeleiding worden daarbij vernoemd door respectievelijk 58 %, 41 % en 22 % van de ouders. 88 % van de respondenten vindt dat ze als ouder op school terechtkunnen als er vragen of problemen rijzen. Ze vernoemen daarbij de klastitularis (60 %), de directie (48 %) en de vakleerkrachten (35 %) het vaakst.
E-dossier Mijn kind in het secundair onderwijs | 20
MIJN KIND IN HET SECUNDAIR ONDERWIJS Hoewel de personen tot wie ouders en leerlingen zich kunnen wenden, wel gekend zijn, is het bredere zorgbeleid op school veel minder gekend: 57 % van de ouders kent het zorgbeleid niet; 43 % kent het wel. Van de ouders die het zorgbeleid kennen, is de meerderheid er ook tevreden over. Als instrumenten voor het zorgbeleid sommen ouders een waaier van faciliteiten op: remediëringslessen en bijles op school tijdens de middagpauze of na school, bijzondere aandacht voor ‘leren leren’ en studiehouding in de eerste graad, begeleiding in het geval van faalangst of zich slecht voelen op school, en de meer uitgebreide zorg door hiervoor aangeduide leerkrachten of GON-begeleiding. De remediëring bij problemen in bepaalde vakken bestaat soms uit een vrijwillig of, vooral bij tekorten, verplicht aanbod vanuit de leerkracht. Of andere scholen bieden dit enkel op vraag van de leerling aan. Enkele scholen hebben hiervoor speciaal aangeduide leerkrachten of teams. Een opmerking die meermaals terug komt, is dat er wel degelijk een aanbod inzake remediëring is, maar dat de manier van aanbieden niet werkt voor elke leerling. ‘Ze krijgen een dikke bundel met extra oefeningen zonder bijkomende uitleg, waardoor dezelfde fouten opnieuw worden gemaakt’ . ‘In de tweede en derde graad biedt het R-team (remediëringsteam) bijwerklessen en monitoraat aan. De leerlingen moeten zelf initiatief nemen en een afspraak maken’. Dat laatste is niet altijd evident, zo ervaren sommige ouders. ‘Op een bepaalde leeftijd is het echt niet cool om bijles te vragen.’ Een door ouders sterk gewaardeerde aanpak is de inzet van ‘duo-leerkrachten’ op de klasvloer. Daarbij kan één leerkracht tijdens de les telkens tijd maken om individuele vragen te beantwoorden of leerlingen op weg te helpen. Ook peertutoring wordt vermeld als een goed voorbeeld. ‘Door leerlingen die het vak goed kunnen, deze leerlingen worden daarvoor beloond.’ ‘Een netwerk van oudere leerlingen waarbij men
21 | E-dossier Mijn kind in het secundair onderwijs
terechtkan voor bepaalde problemen.’
… en thuis Ondanks de ruime en gekende waaier aan extra begeleiding op school, is het aandeel van ouders zelf in de begeleiding van hun kinderen groot. De meesten steken zelf tijd in de begeleiding van hun kind bij huistaken of de voorbereiding van lessen. Iets meer dan de helft van de ouders doet dit af en toe. Bijna één derde van de ouders doet dit vaak. 13 % van de ouders doet dit nooit. Hoe jonger de kinderen, hoe groter het aandeel ouders dat zelf ‘vaak’ tijd spendeert aan de begeleiding van hun kinderen. Hoe ouder de kinderen, hoe groter het aandeel ouders dat dit ‘af en toe’ doet. 18 % van de ouders doet af en toe een beroep op betaalde bijles. Nog eens 5 % van de ouders doet dit vaak. Uit de reacties op de open vraag kunnen we afleiden dat ouders ook het eigen netwerk meermaals inschakelen. Zelf leerkracht zijn of beroep kunnen doen op leerkrachten in de familie halen ze vaak aan als een belangrijk pluspunt voor de begeleiding thuis. Betaalde bijles komt vaker voor in de tweede en derde graad dan in de eerste graad. De toevlucht tot betaalde bijlessen wordt vooral gezocht voor de vakken wiskunde, fysica en Frans. Een enkele ouder vermeldt dat leerkrachten van de eigen school betaalde bijles aan leerlingen geven. Niet enkel de moeilijkheidsgraad, maar ook het tempo ligt volgens ouders vaak aan de basis van de nood aan extra bijles. ‘Eigenlijk zouden leerlingen meer op hun ritme moeten kunnen leren, niet iedereen is even snel met iets weg en als je iets gemist heb, kan je niet meer volgen. Eén keer uitleg vragen in de klas kan nog, daarna is de trein onherroepelijk vertrokken’. Ook de grote pakketten zelfstudie blijken soms een probleem. ‘Leerkrachten zijn langdurig afwezig en worden niet vervangen. Lessen gaan niet door omwille van de vele uitstappen. De leerstof moet wel gezien zijn terwijl er geen tijd meer is voor uitleg hierover..
Gezinsbond – november 2015
MIJN KIND IN HET SECUNDAIR ONDERWIJS Hoewel ouders vaak het pakket ‘leren leren’ op school aanhalen als een goed instrument om de overgang tussen basis- en secundaire school te vereenvoudigen, roepen ouders ook voor dit aspect meermaals betaalde hulp in. Een ouder formuleert het als volgt: ‘Er is heel veel op school, maar niet op maat of persoonlijk. Als jouw kind niets heeft aan de standaardadviezen uit de bundel ‘leren leren’, dan moet je het zelf maar uitzoeken.’ Hoewel het aandeel betaalde hulp/bijles significant is, stellen veel ouders zelf die praktijk in vraag, het is immers niet voor iedereen weggelegd. ‘Onze dochter heeft geluk gehad dat wij dit financieel kunnen dragen en de investering gedaan hebben, maar voor velen lukt dit waarschijnlijk niet.’
Handicap of leerstoornissen op school Hoewel we er in deze bevraging niet expliciet naar vroegen, vermelden heel wat ouders in de open vragen de aard van de specifieke noden van hun kinderen: een handicap, een leer- of ontwikkelingsprobleem of een chronische ziekte. Vooral ouders van kinderen met een fysieke handicap of ziekte geven aan erg tevreden te zijn over de aangeboden zorg op school. ‘Ik ben heel tevreden over de school, er is een fantastische begeleiding op school. Het feit zelfs dat mijn zoon diabetes heeft, stelt geen probleem. Op sportdag, meerdaagse schoolreis buitenland,… Overal kan hij mee en zorgt men dat hij op tijd zijn eten krijgt, enz. De directie heeft ook gezorgd dat ik samen met mijn zoon de nodige uitleg over diabetes kon doen op de pedagogische studiedag zodanig dat alle leerkrachten de nodige informatie hadden. Ouders van leerlingen met leer- en ontwikkelingsproblemen hebben het gevoel dat hun kind vaker in de kou blijft staan. Meerdere ouders zijn van oordeel dat de zorgbegeleiding in het secundair onderwijs beter kan. Vooral de willekeur stuit op veel onbegrip. ‘De ene leerkracht staat sticordimaatregelen bij dyslexie toe, de andere beweert dat een 15-jarige nu echt wel moet kunnen spellen’ ‘Veel hangt af van de school en individuele leerkrachten.’ ‘Sticordi-maatregels (en andere) moeten afdwingbaar zijn
Gezinsbond – november 2015
(anders worden ze het ene jaar wel en het andere jaar niet toegekend.)’ Wanneer ouders ondersteuning vinden bij het CLB, ervaren zij dat de school de gemaakte afspraken niet altijd opvolgt. ‘Ik vind het heel jammer dat de werking en begeleiding van een CLB enkel op vraag van ouders gebeurt en dat er helemaal geen opvolging is voor de afspraken die met de school gemaakt worden. Dit werkt zeer frustrerend en geeft je als ouder het gevoel dat je er helemaal alleen voorstaat. Je moet geluk hebben met wie je treft (leerkracht, CLB-begeleider, directie), sommigen doen echt hun best en zijn begaan met leerling en ouders, anderen geven je het gevoel zo snel mogelijk van je af te willen zijn en beseffen niet goed dat ze mee de toekomst van je kind (negatief) bepalen.’ Vooral ouders van kinderen met leerlingen met geattesteerde leerproblemen ondervinden soms tegenkanting in het zoeken naar zorg binnen de school. De geboden zorg op school volstaat volgens meerdere ouders niet om mee te kunnen. De extra begeleiding buiten school wordt bovendien vaak niet geflankeerd door zorg op school. ‘Ze vragen op school naar een attest om recht te hebben op maatregelen, en als je dat attest dan geeft is het probleem ineens iets voor specialisten en dus niet meer voor de school’. Ook de kennis over leer- en ontwikkelingsstoornissen kan volgens ouders beter. ‘In de opleiding van leerkrachten ontbreekt het vaak aan hoe men met kinderen moet omgaan die net iets anders zijn dan de ‘normale’ leerling. Ze zijn wel normaal begaafd, maar in hun denken en doen verschillen ze van de anderen. Bv. kinderen met ASS stuiten vaak op veel onbegrip bij leerkrachten, omdat ze niet altijd begrijpen wat ASS inhoudt. Dit is ook voor elk kind zo verschillend.’ De zoektocht naar de juiste begeleiding vraagt soms erg veel van ouders. ‘Als mama heb ik gevochten voor begeleiding voor mijn zoon, ben ik op onbegrip gestoten, heb ik vooral mijn buikgevoel gevolgd… Ik denk dat het allerbelangrijkste is en blijft dat je als ouder vooral goede informatie moet weten te vinden maar dat je daarmee als ouder zelf de beslissingen moet nemen. En blijven geloven in je kind.’
E-dossier Mijn kind in het secundair onderwijs | 22
MIJN KIND IN HET SECUNDAIR ONDERWIJS Zoals eerder al vermeld geven meerdere ouders ook aan dat ‘wie boven het maaiveld’ uitsteekt aan zijn lot wordt overgelaten. Een visie op en een zorgbeleid voor hoogbegaafde leerlingen ontbreken op veel scholen, aldus deze ouders. ‘Springen’ is ook niet altijd de beste optie voor leerling die op sociaal vlak liever bij leeftijdsgenoten zitten. ‘Onderwijs is er voor de gemiddelde leerling, maar wie is die gemiddelde leerling? Ik heb hem nog nooit gezien?’ Opmerkelijk is dat veel ouders in de open vraag verwijzen naar de schoolwebsite als bron van informatie over de leerlingenbegeleiding en niet naar enige vorm van toelichting van het zorgbeleid op informatiemomenten voor ouders.
Welbevinden van leerlingen Ouders geven een gemiddelde score van 7,4/10 wanneer we hen vragen hoe goed hun kind zich voelt op school. Score 1 betekent “heel slecht” en score 10 betekent ‘super’. Ruim 30 % van de ouders geeft een 8 op 10, de meest voorkomende score. Bijna 20 % van de kinderen krijgt van hun ouders een score van 6 of nog minder: één kind op vijf voelt zich volgens de ouders minder goed op school. Hoe ouder de kinderen, hoe lager de gemiddelde score is die ze van hun ouders krijgen, al zijn de verschillen klein: leerlingen uit de eerste graad krijgen een gemiddelde score van 7,6. Leerlingen uit de tweede graad een gemiddelde score van 7,4 en leerlingen uit de derde graad krijgen een 7,2 op 10 van ouders.
Welbevinden: score op 10
23 | E-dossier Mijn kind in het secundair onderwijs
1 of 2
22 (4,1 %)
3 of 4
29 (5,4 %)
5 of 6
55 (10,2 %)
7
104 (19,3 %)
8
186 (34,4 %)
9
107 (19,8 %)
10
37 (6,9 %)
Gezinsbond – november 2015
MIJN KIND IN HET SECUNDAIR ONDERWIJS Uit de open vraag blijkt dat de meeste leerlingen graag naar school gaan. Al is het niet altijd voor de lessen, maar vaak ook voor de vrienden en activiteiten buiten de lessen. Eens dat leerlingen hun draai vinden op school, blijkt de school vaak een vertrouwde, aangename omgeving. Het moeten veranderen van richting/school is daarom voor leerlingen soms erg moeilijk volgens ouders. Zo moeilijk dat leerlingen soms tegen beter weten in blijven in een richting die hun minder goed ligt.
Pesten is een groot probleem Zoals we eerder (bij schoolverandering) aanhaalden, zijn er naast die grote groep tevreden leerlingen ook een groep leerlingen die volgens hun ouders kampen met faalangst en pesterijen. In de open vraag is pesten op school de belangrijkste reden voor schoolverandering. Ouders hebben vaak het gevoel dat leerkrachten, directie en CLB hier te weinig aan doen of vat op hebben. ‘Ik vind dat elke school een anti-pestbeleidsplan moet hebben. De school van mijn zoon,…, heeft dit niet en dat vind ik niet kunnen de dag van vandaag.’ ‘School werd geplaagd door pestgedrag en kreeg dit niet onder controle. Wij hebben ons kind daar willen uittrekken.’
‘Er wordt steeds meer en meer geëist van de leerlingen op dezelfde leeftijd (zie ik met mijn kleinere zoon) en er wordt hen geen vrije tijd meer gegund. Als er nevenactiviteiten zijn (zoals voetbal of iets anders) is het niet simpel alle werk van school te plannen...’ ‘ Huiswerk moet afgeschaft worden t.t.z. gericht gegeven worden. Lessen studeren is goed maar alle andere invulopdrachten en aanverwanten dienen tijdens de schooluren te gebeuren zodat kinderen na schooltijd andere talenten kunnen ontwikkelen (muziekschool, sportclub, tekenacademie,...) Laat kinderen en jongeren a.u.b. ademen in plaats van steeds gestrest te zijn.’ Meerdere ouders hebben het gevoel dat niet enkel de schoolweken, maar ook de vakanties onder druk komen te staan. ‘Kinderen, want dat zijn ze tenslotte nog, houden veel te weinig vrije tijd over. Er wordt veel te veel van ze verwacht en veel te veel huiswerk gegeven. Zelfs tijdens de vakantie krijgen ze nog volop huiswerk mee. Vakantie = vakantie. De kinderen moeten maar presteren en presteren!’ De ervaren druk blijft overigens niet beperkt tot de leerlingen zelf, maar heeft soms invloed op het hele gezin. ‘Ik heb de indruk dat de lat in het ASO heel hoog wordt gelegd. Thuisbegeleiding is noodzakelijk en legt een behoorlijke druk op de gezinnen.’
Prestatiedruk weegt op leerlingen en ouders Een andere domper op het welbevinden is de prestatiedruk die ouders ervaren bij hun kinderen. Fysieke en psychische klachten blijven niet uit. Meerdere ouders zijn van oordeel dat de druk vandaag veel hoger ligt dan vroeger. ‘De leerstof is toegenomen en het tempo is opgedreven.’ Ook de hoeveelheid taken en projecten in de hogere jaren laten volgens een aantal ouders nog weinig ruimte voor ontspanning en het ontwikkelen van buitenschoolse talenten. ‘Als ik zie hoeveel van die kinderen verwacht wordt dan slaat de schrik me rond het hart: wanneer moeten die gasten nog leven? Creatief zijn? ‘s Avonds zijn ze uitgeteld en dan is het maar logisch dat ze leeg voor de PC of TV neerzakken. Ze hebben geen fut meer om het nog over een andere boeg te gooien.’
Gezinsbond – november 2015
Meerdere ouders geven ook aan dat het verschil in naschoolse druk tussen ASO, TSO, KSO of BSO-richtingen erg groot is. ‘Ik heb ook een zoon die nu naar het laatste jaar mechanische vormgeving gaat. Als ik zie hoe hij geniet van het naar school gaan, de praktijklessen... Voor hem bestaat er duidelijk nog een boeiende wereld naast school: helpen bij de buren, in het huishouden, creatief en sportief bezig zijn... Hij zal met zijn TSO-diploma misschien minder kennis vergaard hebben maar de levenswijsheid die hij opdeed naast de school maakt dat meer dan goed. Moeten we in de toekomst niet meer investeren in levenswijsheid dan boekenkennis? Het verschil tussen mijn 2 ASO-dochters en mijn TSO-zoon is in elk geval duidelijk!’
E-dossier Mijn kind in het secundair onderwijs | 24
MIJN KIND IN HET SECUNDAIR ONDERWIJS
Puberende jongens?
Spijbelen
Meerdere ouders zijn van oordeel dat de ‘puberteit’ en alle emoties die hierbij komen kijken te weinig ruimte krijgen op school, terwijl dit volgens hen toch een essentieel gegeven is voor deze leeftijdsgroep.
Op de vraag of hun kind weleens gespijbeld heeft, antwoordt de overgrote meerderheid van de ouders ontkennend of zeggen dat ze het niet weten. Er zijn slechts 13 kinderen waarvan de ouders zeggen dat ze af en toe of regelmatig spijbelen. De meeste ouders kennen het beleid van de school rond ongewettigde afwezigheden en gaan er ook mee akkoord. Op de vraag naar de spijbelaanpak van de school verwijzen ouders naar maatregelen zoals het verwittigen van ouders en betrekken van het CLB tot het opleggen van strafstudie.
‘Bovendien gaat het om tieners met hun specifieke problematieken waarvoor veel te weinig oog voor bestaat.’ ‘Wordt er voldoende rekening gehouden met ‘het puberen’ van de jeugd? Voor sommigen is dat op 13-jarige leeftijd maar er zijn er ook die op 18 nog niet uitgepuberd zijn.’ Vooral jongens zouden hier volgens deze ouders last van hebben.
Een aantal ouders ziet het anti-spijbelbeleid in hun school veel ruimer dan de opvolging van het spijbelgedrag en vermelden preventieve maatregelen.
‘Ze krijgen meer kritiek op hun gedrag en dat demotiveert… Een louter technische school kan dit beter relativeren.’
‘De leerlingen allemaal zo veel mogelijk bij betrekken en proberen enthousiast te maken.’
‘Er wordt geen rekening gehouden met puberende jongens. Er wordt ook te weinig bewegingsruimte voorzien tussen de lessen. Er is geen plaats meer voor (kwa)jongens.’
‘Een leerlingenbegeleidster waarbij de leerlingen terechtkunnen en leerkrachten die een luisterend oor bieden.’ ‘Veel sociale controle van de klasgroep.’
Geloof in kinderen en vertrouwen in school Ten slotte geven meerdere ouders aan dat respect en vertrouwen tussen ouders en school én geloof in het kunnen van kinderen een belangrijke voorwaarde is voor het welbevinden van leerlingen. Als ouder moet je achter de school kunnen staan, ook als het moeilijker gaat. Een ouder verwoordt het als volgt: ‘Zoals in elk beroep het geval is, heb je steengoede leerkrachten en ook leerkrachten waar je je van afvraagt waarom ze in hemelsnaam dit beroep hebben gekozen. Toch ondervinden we dat een positieve respectvolle houding van jezelf als ouder tegenover de leerkrachten en de school heel vaak het kind ten goede komt. Je mag niet het onmogelijke verwachten van de leerkrachten. Het welbevinden van je kind (met goede of slechte resultaten) komt voor mij toch met stip op de eerste plaats. Als het kind voelt dat het vertrouwen en de steun krijgt van ouders en school dat het (eventueel met hobbels en bobbels) op de lange termijn allemaal goed kan komen, dat helpt volgens mij meer dan welke begeleiding ook.’
25 | E-dossier Mijn kind in het secundair onderwijs
‘Leuke lessen en een klastitularis die zeer betrokken is bij zijn leerlingen.’ De enkele ouders die thuis zelf met spijbelende kinderen geconfronteerd worden, voelen zich machteloos. ‘De spijbelproblematiek zou veel sneller moeten aangepakt worden. Onze zoon is niet naar school geweest van februari tot einde van het schooljaar. Al onze pogingen om hem daar te krijgen zijn op niets uitgedraaid. Het CLB is tussen gekomen, maar wij hebben zelf enorm aan de kar moeten duwen om het allemaal sneller vooruit te laten gaan. Het kan heel belangrijk zijn bij wie de leerling terechtkomt, als het niet klikt dan is het vergeefse moeite, ik weet ook niet hoe het op te lossen is, maar waar ik aan dacht is bijvoorbeeld om hen op te vangen als het niet lukt op school, een soort verplichte aanwezigheid met een dagritme, zonder de echte schoolse dingen, maar niet dat ze ganse dagen thuis zonder besteding zitten, als ouders is het niet altijd eenvoudig om dit aan te kunnen, je moet ook aanwezig zijn op je werk…’
Gezinsbond – november 2015
MIJN KIND IN HET SECUNDAIR ONDERWIJS
Betrokkenheid
Welkom op school
De vragenlijst peilde tot slot naar ouderbetrokkenheid en legde de respondenten een aantal stellingen voor. Het gros van de ouders heeft positieve ervaringen met die betrokkenheid. Toch neemt telkens één derde van de ouders een genuanceerd standpunt in. Zij zien vermoedelijk zowel positieve als negatieve kanten aan de ouderbetrokkenheid op school.
Iets meer dan één derde van de ouders voelt zich niet betrokken bij het zorgbeleid op school, misschien omdat hun kind hier zelf geen gebruik van maakt. Ruim een vijfde van de ouders vindt niet dat er voldoende gelegenheid is om met leraren te overleggen.
Stellingen over ouderbetrokkenheid Volledig akkoord
Deels akkoord
Niet akkoord
In kan als ouder altijd terecht in de school met een vraag of opmerking
312 (62,0%)
164 (32,6 %)
27 (5,4 %)
Ik voel me als ouder gerespecteerd in de school
288 (58,4 %)
175 (35,5 %)
30 (6,1 %)
Ik voel me betrokken bij het leerproces van mijn kind
251 (49,3 %)
220 (43,2 %)
38 (7,5 %)
Ik voel me betrokken bij het zorgbeleid op school
104 (23,6 %)
186 (42,3 %)
150 (34,1 %)
Ik vind dat er voldoende gelegenheid is om met leraren te overleggen over mijn kind
189 (38,1 %)
199 (40,1 %)
108 (21,8 %)
Ik kan terecht bij de ouderraad met voorstellen, vragen of problemen (geen mening = 202 respondenten)
115 (37,7 %)
106 (34,8 %)
84 (27,5 %)
In de open vraag verklaren ouders hun quotering. Ouders die zich welkom voelen op school appreciëren dit enorm. Elke inspanning van de school om kansen tot directe interactie mogelijk te maken zien ouders als een meerwaarde. Meerdere ouders hebben het echter moeilijk met het grote verschil tussen de sterke ouderbetrokkenheid in de lagere school en het gevoel in een ‘black box’ beland te zijn in de secundaire school. ‘Voor mij is de secundaire school zoals een ‘black box’, zeker in vergelijking met de basisschool (Freinetschool) waar we wekelijks via nieuwsbrieven op de hoogte werden gehouden van het reilen en zeilen op school… en ouders zich op tal van vlakken konden engageren.’
Gezinsbond – november 2015
Ook de letterlijke afstand en het niet vertrouwd zijn met de secundaire school zijn voor ouders een obstakel tot contact. ‘Zolang mijn kind in onze thuisstad studeerde, had ik inderdaad meer contact met de school en de leerkrachten. Toen ze koos voor een richting in een andere stad, was het knokken om erbij te horen en had ik de indruk telkens ik belde met een vraag dat ze mij probeerden af te wimpelen. Conclusie: ook bij het schoolgaan is het een ver-van-mijn-bed-show als je niet elke dag letterlijk aan de schoolpoort kan staan. Persoonlijk contact moet blijvend worden gestimuleerd.’ In overlegmomenten voelen ouders zich soms een ondergeschikte partner.
E-dossier Mijn kind in het secundair onderwijs | 26
MIJN KIND IN HET SECUNDAIR ONDERWIJS ‘In gesprekken met een school heb je ook het gevoel dat je altijd aan het kortste eindje trekt. Je wilt niet de ‘moeilijke’ ouder zijn omdat zich dat uiteindelijk toch zou kunnen keren tegen je kind.’ ‘Als ouder heb je weinig of geen inspraak, de school is een gesloten gemeenschap.’ Ouders vinden het niet altijd eenvoudig om begrip te vragen en te krijgen voor een moeilijke thuissituatie. ‘Een school houdt ook weinig of geen rekening met de thuissituatie van het kind. Onze zoon heeft een broer met een ernstige ziekte. Als het niet goed gaat met zijn broer zien we ook dat zijn schoolresultaten er onder lijden.’ Op vlak van communicatie met de school hebben meerdere ouders in de open vraag bedenkingen bij de ‘digitale school’. Zij vinden persoonlijk contact erg belangrijk. ‘…Dat ik de school liever terug zag zoals het vroeger was. Toen nam je de telefoon als er iets was en nu moet dit alles via smartschool en dit is niet aan mij besteedt.’ ‘Smartschool bestaat en in principe zou men via deze weg alle leerkrachten kunnen bereiken, maar een rechtstreeks gesprek ‘face to face’ is toch iets heel anders... ‘
De ouderraad Een derde van de ouders heeft geen mening over de ouderraad. Het is niet duidelijk of ze deze al dan niet kennen of dat er geen is. Zij die wel een mening hebben, zijn verdeeld in hun appreciatie erover. Ruim een derde vindt dat ze bij de ouderraad terechtkunnen met voorstellen, vragen of problemen. Een derde is het daar deels mee eens. Iets minder dan 30 % vindt dat ze niet bij de ouderraad terechtkunnen. Een aantal ouders geeft in de open vraag expliciet aan dat de school- of ouderraad voor hun een nobele onbekende is. ‘Op de secundaire school bestaan zelfs geen contactgegevens van de schoolraad, resp. de geleding ouders van de schoolraad (ouderraad is er volgens mij niet) waar men rechtstreeks zou terechtkunnen (moet altijd via e-mail van school, maar wie doet dat met een delicate vraag?).’
27 | E-dossier Mijn kind in het secundair onderwijs
De oudercontacten 38 % van de ouders vindt dat er voldoende tijd is voor overleg met leerkrachten. Ruim één op vijf van de respondenten is van oordeel dat er niet voldoende tijd is. In de open vragen gaan ouders in op de verschillende mogelijkheden die ouders op school hebben om met leerkrachten in gesprek te gaan op het oudercontact. Soms zijn op die momenten enkel de klastitularissen aanspreekbaar, op andere scholen kunnen ouders op voorhand of ter plaatse kiezen met welke leerkracht ze graag willen spreken. Het oudercontact wordt door ouders als belangrijk ervaren, vooral als er voldoende ruimte is tot gesprek. ‘…vooral de toelichtingen tijdens het oudercontact zijn interessant en opbouwend en daar nemen de leerkrachten alle nodige tijd voor terwijl ouders zelf kunnen bepalen bij welke leerkracht ze te rade gaan. Ook CLB-medewerkers zijn telkens aanwezig om info te geven.’ ‘Op het oudercontact kon ik met de klastitularis en vakleerkrachten een gezamenlijke aanpak bespreken voor mijn puberende en schoolmoe zoon.’ Ouders appreciëren die bereikbaarheid. Ze vinden het soms wel moeilijk om al vóór het ontvangen van het rapport van hun kind aan te duiden met welke leerkracht ze een gesprek willen voeren. Ook enige mate van privacy wordt belangrijk geacht. ‘We moesten achter elkaar in een rij staan en konden alles horen van het voorgaande gesprek.’ Meerdere ouders vinden het aantal oudercontacten en de voorziene tijd onvoldoende. ‘3 oudercontacten per schooljaar is te weinig. Als alles goed gaat niet natuurlijk, maar dit is toch een moeilijke leeftijd die korte opvolging vereist.’ Opmerkelijk is dat meerdere ouders het gevoel hebben dat voor de school een oudercontact er in de eerste plaats is om problemen te bespreken. Deze ouders vinden het belangrijk dat ze ook feedback krijgen wanneer alles goed gaat met hun kind.
Gezinsbond – november 2015
MIJN KIND IN HET SECUNDAIR ONDERWIJS ‘Mijn dochter doet het goed op school, maar ik krijg geen feedback vind ik. Tijdens de rapportuitreiking wordt er alleen lovend gesproken, maar op vragen langs mijn kant over hoe ze het in de groep doet of mijn vraag wat haar sterke en minder sterke kanten zijn kunnen ze geen antwoord geven. Ik vraag mij iedere keer af waarom ik nog zelf het rapport ga halen.’ ‘Ik kan echt niets slechts over hem zeggen’, zei de klastitularis, maar iets goed wist ze ook niet te vertellen.’ ‘Ouderavonden zijn er enkel voor de leerlingen waar de ouder problemen mee ondervindt. Ik heb het gevoel niet welkom te zijn op een ouderavond omdat er zich geen problemen stellen met mijn kind.’
Gezinsbond – november 2015
E-dossier Mijn kind in het secundair onderwijs | 28
WAT OUDERS NOG KWIJT WILLEN
Wat ouders nog kwijt willen Hieronder volgen een aantal aandachtspunten waar wij niet expliciet naar vroegen, maar die ouders in de laatste open vraag ‘Wil je nog iets kwijt?’ invulden. Omdat we alle signalen belangrijk vinden, houden we eraan om ook deze mee te geven.
Schoolkosten De kostprijs van het secundair onderwijs blijkt voor een aantal ouders een pijnpunt. Vooral het gebrek en transparantie hierover roept vragen op. ‘Onderzoek waard: onkosten secundair onderwijs. Wij betalen dit jaar in een school meer dan 1.000 copies, waarbij elk vak met een handboek gegeven wordt.’ Daarnaast zijn er de eerder vermelde verzuchtingen van ouders over de hoge kostprijs van buitenschoolse hulp (begeleiding en bijlessen).
Ondersteuning centrale rol leerkrachten Ouders zien leerkrachten nog altijd als centrale actor in het schoolgebeuren. Een sterkere ondersteuning van deze professionals zou hun veerkracht en motivatie ten goede komen. ‘Beroep als leerkracht aantrekkelijker maken en de opleiding uitbreiden zodat de leerkrachten ook weten hoe ze les moeten geven en de interesse bij de leerlingen moeten opwekken, zodat ze niet voor de leeuwen gegooid worden als ze les beginnen geven. Ook ervoor zorgen dat er minder ongemotiveerde leerkrachten voor de klas staan!’ ‘Leerkrachten/scholen worden verplicht alle mogelijke ontwikkelingsstoornissen in gewoon onderwijs te volgen, maar weten heel dikwijls niet wat deze beperkingen inhouden en hoe ze deze het beste aanpakken. Sommige leerkrachten denken dat ze het kennen, maar de praktijk blijkt anders. Misschien toch eens een verplichte bijscholing voor alle leerkrachten?’
Rechten van leerlingen bij ziekte of overlijden familielid Ouder, leerkracht of leerling, ze kunnen al eens ziek worden of zich in een moeilijke thuissituatie bevinden. Meerdere
29 | E-dossier Mijn kind in het secundair onderwijs
ouders geven aan dat sommige scholen het leerlingen soms wel erg moeilijk maakt. Wie ziek is geweest, krijgt bij zijn terugkeer amper de kans om terug ‘erin’ te komen. De leerling moet meteen alles bijwerken en toetsen inhalen, en mist hierdoor soms de les. Een ouder stelt zich vragen over het ‘rouwverlof’ van leerlingen. Leerlingen mogen wettelijk bij het overlijden van een ouder, zus of broer of een ander familielid enkel de dag van het overlijden of de begrafenis thuisblijven. De school kan meerdere dagen toestaan, maar dit is geen recht. Uitgerekend in een moeilijke periode, moet de ouder dit tijdig vragen en moet de school toestemming geven om zo ‘ongewettigde afwezigheid’ te vermijden.
Hervorming of behoud van structuur secundair onderwijs? Een aantal ouders nemen een duidelijke positie in het debat over de hervorming/modernisering van het secundair onderwijs. Het thema leeft. Bij de ouders die er spontaan een opmerking over maakten, is de roep om verandering groter dan de vraag om een status quo. Maar het aantal reacties is uiteraard te klein om hier enige uitspraken te kunnen doen over ‘dé mening van ouders’. De gegeven signalen en argumenten geven wel een interessant overzicht van de bezorgdheden van ouders. Opmerkelijk is dat ouders met tegengestelde meningen, zich soms beroepen op gelijkaardige argumenten. Een aantal ouders van hoogbegaafde leerlingen vrezen dat hun kinderen in een brede eerste graad niet voldoende uitdaging zullen krijgen. ‘Help er aub mee voor zorgen dat de onderwijsplannen om van de eerste graad van het secundair onderwijs een algemene vorming te maken, er NIET doorkomen. Onder andere hoogbegaafde kinderen hebben hier absoluut geen boodschap aan en zullen nog veel meer gedemotiveerd geraken om naar school te gaan, en er zullen er nog veel meer mislukken!’ Andere ouders van ‘sterkere leerlingen’ doen net een oproep om het systeem wel grondig te hervormen. ‘Dringend hervormingen nodig in SO. Er vallen veel te veel heel sterke leerlingen uit, er wordt altijd gedacht aan de zwakke leerlingen die ook uitvallen.’
Gezinsbond – november 2015
WAT OUDERS NOG KWIJT WILLEN Een aantal ouders herkent in de secundaire school van hun kinderen de eigen schoolloopbaan en is hier tevreden over. ‘Er is weinig veranderd sinds we zelf studeerden, maar wij zijn er toch ook goed bij gevaren.’ Datzelfde argument zien andere ouders net als een urgente reden tot verandering. ‘Ik ben zeer verbaasd dat er sinds mijn schooltijd in de humaniora (ik ben 52 jaar en volgde Latijn en moderne talen op een katholieke school) eigenlijk niets, maar dan ook niets veranderd is. Als ouder ervaar ik het secundair onderwijs in Vlaanderen als een naar binnen gekeerd systeem van professionelen die negatief gekant zijn tegen elke verandering en zo de motivatie en de toekomst van jongeren hypothekeren. In elke job moeten we tegenwoordig met verandering kunnen omgaan, leraars en directies vinden van zichzelf dat ze daarboven staan en dat is heel erg fout.’ Ouders die uitdrukkelijk vragen om hervormingen maken zich zorgen om de uitval van leerlingen die volgens hen vandaag hun talenten niet kunnen ontplooien. ‘Ik heb steeds de verschillende behandeling gezien tegenover mensen van mindere sociale klassen en allochtone mensen in mijn omgeving in kleuter en lager onderwijs. Kijk maar wie er in buitengewoon onderwijs belandt. Maar kijk ook wie er wekelijks in de infosessies zitten voor de examencommissies: honderden jongeren, uitvallers. hallucinant hoor! En dan zijn er nog veel die denken dat er geen hervormingen hoeven...’
Gezinsbond – november 2015
Meermaals verwijzen ouders naar de meer gedifferentieerde aanpak en totale ontplooiing van kinderen in het lager onderwijs. ‘Dringend nood aan hervorming secundair onderwijs. Waar lagere school inzet op talenten, gedifferentieerd leren toepast en oog heeft voor het kind, kom je in het middelbaar terecht in een oubollig systeem.’ ‘’Wij staan te popelen voor een grondige hervorming van het secundair onderwijs, met: meer aandacht voor het volledig kind, zowel creatief, motorisch, sociaal als cognitief; meer inspraak voor de kinderen, zowel in schoolbeleid als inbreng in de lesinhoud; meer participatie van ouders; meer gerichtheid op realiteit, het echte leven, actuele ontwikkelingen.’
Minder druk op leerlingen en leerkrachten Een aantal ouders doen een oproep om de druk op leerkrachten en leerlingen te verminderen. ‘We hopen dat er vanuit de Gezinsbond meer druk komt om het volledige schoolsysteem grondig aan te pakken. Alle ‘zorgmiddelen’ zijn enkele kleine pleisters op een grote wonde. De basisfilosofie van ons onderwijssysteem klopt niet meer en daar moet dringend verandering in komen. Het onderwijzend personeel verzuipt in zinloze administratie. Scholen worden hierop gequoteerd terwijl de manier van lesgeven niet meer onder de loep wordt genomen. Leerkrachten met goede initiatieven krijgen vaak de kans niet deze uit te voeren. De druk op de leerlingen ligt veel te hoog en de leerstof is echt niet meer van deze tijd.’
E-dossier Mijn kind in het secundair onderwijs | 30
OUDERS ZEGGEN WAT HELPT: EEN INSPIRATIEBRON VOOR SCHOLEN
Ouders zeggen wat helpt: een inspiratiebron voor scholen
scholen zetten sterk in op begeleiding van leerlingen, maar volgens ouders is er is nog meer nood aan maatwerk (geen passe-partoutaanbod)
Uit de reacties en verhalen van ouders klinken een aantal heel duidelijke suggesties voor scholen. Ouders willen een betrokken partner zijn en vinden het belangrijk ‘achter’ hun school te staan.
de gemiddelde leerling bestaat niet, ook ‘buitenbeentjes’ met een leerachterstand of leervoorsprong wil kunnen groeien
We hebben de voorstellen en bedenkingen van de ouders die onze bevraging invulden, op een rij gezet. Een rijke inspiratiebron voor alle secundaire scholen.
leerlingen hebben nood aan remediëring en/of uitdaging binnen eenzelfde school. Ouders stellen vragen bij grote ‘niveauverschillen’ tussen scholen
ouders en leerlingen appreciëren de inspanningen van scholen voor een zachtere overgang tussen lager en secundair en hebben hier zelf ook heel wat ideeën over
ouders en leerlingen willen zekerheid over ‘redelijke maatregelen’: wat mogen ze van een school en dus van elke leerkracht verwachten?
ouders willen uitgebreide, objectieve, net- en plaatsonafhankelijke informatie over scholen en studierichtingen
een warme school is volgens ouders de beste remedie tegen spijbelen en schoolmoeheid
ouders willen samen met de school een positieve rol in de studiekeuzebegeleiding kunnen opnemen en willen weten hoe hun school dit aanpakt ouders appreciëren een brede evaluatie met aandacht voor de totale ontwikkeling van leerlingen, voor inzet, motivatie en welbevinden leren is vallen en opstaan, evalueren is in de eerste plaats kinderen laten groeien, herkansen moet mogelijk zijn ouders appreciëren een gemotiveerde advisering/attestering op basis van interesse en talenten, en niet enkel gebaseerd op eventuele tekorten ouders willen relevante informatie over hun kind (inzet, motivatie, specifieke ervaren moeilijkheden) delen als input voor evaluatie, advisering en attestering onbekend is onbemind, agendeer het zorgbeleid op een ouderavond
ouders vinden aanspreekbaarheid van leerkrachten/ directie belangrijk en dit niet enkel digitaal oudercontacten zijn belangrijk en vragen om voldoende tijd ouders willen graag op voorhand weten waar eventuele knelpunten liggen om op oudercontacten de juiste leerkrachten te kunnen spreken ouders willen feedback over hun kinderen als de resultaten goed zijn leerlingen in het secundair zijn pubers, een beetje relativering kan, vooral jongens, helpen gun leerlingen voldoende vrije momenten en tijd voor ontplooiing buiten de schooluren, peil bij leerlingen en ouders naar de studiedruk neem pesten op school ernstig de volwassenen van morgen zitten beter niet in een school van gisteren
zet de ouderraad en schoolraad eens in de kijker, wie is wie? ouders zetten (letterlijk) veel in op de begeleiding thuis en vinden zorg op school eerlijker
31 | E-dossier Mijn kind in het secundair onderwijs
Gezinsbond – november 2015
GEZINSBOND LUISTERT NAAR OUDERS
De Gezinsbond luistert naar ouders
Betrokkenheid en spijbelen
De verhalen van ouders nemen we uiteraard mee in onze gezinspolitieke werking. In de signalen zien we zowel aanknopingspunten met bestaande dossiers als vragen voor een verder debat.
We pleiten voor een contextgerichte aanpak van spijbelen , inspelend op de noden van gezinnen en voor de ondersteuning van time-outprojecten.
Aanknopingspunten bij dossiers www.gezinsbond.be/gezinspolitiek
Naar een betere studiekeuze Er is nood aan een brede eerste graad in het secundair onderwijs en een onderwijsstructuur die meer gericht is op talentdetectie en zorgbegeleiding.
Oprichting van een expertisecentrum participatie zoals aanvankelijk opgenomen in het eerste participatiedecreet. Er is nood aan een ruimere invulling van ‘omgaan met ouders’ in de lerarenopleiding met aandacht voor erkenning van ouders als ervaringsdeskundigen en voor het omgaan met specifieke doelgroepen.
De digitale school
De hervorming van het secundair onderwijs kan maar slagen als men ouders betrekt bij het studiekeuzeproces. Daartoe zijn instrumenten nodig die transparant, objectief en in nauwe samenwerking met de school ouders ondersteunen in dat keuzeproces.
Scholen mogen de communicatie met ouders niet beperken tot enkel digitale media en ze moeten duidelijke afspraken maken over het doel van elk communicatiekanaal.
Begeleiding en zorg
Kosten
Er moet een afdwingend regelgevend kader komen voor zorgmaatregelen op school zodat de zorg in en door alle scholen wordt gedeeld. Leerlingen met een ontwikkelingsvoorsprong verdienen meer aandacht. Net als remediëring moet uitdaging steeds mogelijk zijn. Duidelijke afspraken rond buitenschoolse hulpverlening zijn nodig zodat de zorg voor leer-gerelateerde problemen maximaal op en door de school wordt verstrekt en een vlotte samenwerking met externe hullening wordt gegarandeerd. Ondersteuning en competentieversterking van leerkrachten, zorgbegeleiders en medewerkers van Centra voor Leerlingenbegeleiding is nodig.
Huiswerk Scholen hebben nood aan een doordacht huiswerkbeleid met realistische verwachtingen naar ouders en kinderen. Kinderen moeten zoveel mogelijk kunnen rekenen op begeleiding en oefenen binnen de schooltijd en schoolmuren.
Gezinsbond – november 2015
We vragen de invoering van de maximumfactuur in het secundair onderwijs, te starten met de eerste graad. Dit is een opstap in de richting van kosteloos leerplichtonderwijs. Studietoelagen moeten meer afgestemd worden op de werkelijke kostprijs van studierichtingen. Studietoelagen moeten eindelijk geautomatiseerd worden zodat elke rechthebbend gezin ervan kan genieten. Kader voorzien en controle invoeren ten aanzien van nieuwe ouderbijdragen (middagtoezicht, niet verplichte maar ‘sterk aanbevolen’ uitgaven). Er op toezien dat inclusief of aangepast onderwijs geen meerkost is voor ouders Scholen moeten kunnen beschikken over voldoende werkingsmiddelen om de ouderbijdragen te kunnen drukken.
E-dossier Mijn kind in het secundair onderwijs | 32
GEZINSBOND LUISTERT NAAR OUDERS
Pesten Naast een Kenniscentrum dat de regie in handen neemt, is er nood aan een hulplijn. Een plek waar alle betrokken partijen (pesters, slachtoffers, omstaanders, ouders, medeleerlingen, leerkrachten, directies, CLB’s…) terechtkunnen voor zowel eerste- als tweedelijnshulp.
Nood aan verder debat Breed evalueren en gemotiveerd attesteren: welke inbreng hebben leerling en ouders? Wat moeten leerlingen kennen en kunnen om een diploma te verwerven? Hoe kunnen we niveauverschillen tussen scholen met een gelijk onderwijsaanbod vermijden met respect voor de pedagogische vrijheid van scholen? Naast ongekwalificeerde uitstroom ‘kiezen’ ook steeds meer leerlingen voor het volwassenonderwijs, privéof thuisonderwijs om hun diploma te behalen. Is er voldoende plaats voor buitenbeentjes in het reguliere secundair onderwijs? Hoe ‘nieuwe’ kansen geven aan leerlingen bij behaalde onvoldoendes? Pro en contra van herexamens en flexibele leertrajecten?
33 | E-dossier Mijn kind in het secundair onderwijs
Gezinsbond – november 2015
INHOUD
Inhoud Waarom dit dossier?
p. 3
Niet enkel structuur, maar ook cultuur
p. 3
Kunnen achterhalen waar leerlingen goed in zijn Wat kinderen helpt of hindert op school
p. 4 p. 5
Mijn kind in het secundair onderwijs
p. 7
Vinger aan de ouderpols
p. 7
Een bevoorrecht publiek? Niet elke leerling past in een hokje Scholen maken het verschil
p. 7 p. 7 p. 8
De bevindingen
p. 10
Schooltraject van de leerlingen Basisonderwijs Secundair onderwijs
p. 10 p. 10 p. 10
Van ‘de kleine’ naar ‘de grote’ school Scholen doen heel veel... ...maar de stap blijft groot
p. 11 p. 11 p. 12
Evaluatie op school Motivatie, inzet en welbevinden Talenten en tekorten Vallen en opstaan
p. 12 p. 13 p. 14 p. 16
Studiekeuze(begeleiding) Zicht op studierichtingen Studiekeuzebegeleiding
p. 16 p. 16 p. 17
Oriëntering Advies vanuit talenten of tekorten? Zittenblijven en B-attesten Tijdig ingelicht over problemen? Betwisten van B- of C-attest? Volgen van niet-bindende adviezen? Tevreden na oriëntering?
p. 18 p. 18 p. 19 p. 19 p. 19 p. 20 p. 20
Gezinsbond – november 2015
E-dossier Mijn kind in het secundair onderwijs | 34
INHOUD
Begeleiding en zorg Op school... ... en thuis Handicap of leerstoornissen op school
p. 20 p. 20 p. 21 p. 22
Welbevinden van leerlingen Pesten is een groot probleem Prestatiedruk weegt op leerlingen en ouders Puberende jongens? Geloof in kinderen en vertrouwen in school
p. 23 p. 24 p. 24 p. 25 p. 25
Spijbelen
p. 25
Betrokkenheid Welkom op school De ouderraad De oudercontacten
p. 26 p. 26 p. 27 p. 27
Wat ouders nog kwijt willen
p. 29
Schoolkosten Ondersteuning centrale rol leerkrachten Rechten van leerlingen bij ziekte of overlijden familielid Hervorming of behoud van structuur secundair onderwijs Minder druk op leerlingen en leerkrachten
p. 29 p. 29 p. 29 p. 29 p. 30
Ouders zeggen wat helpt. Een inspiratiebron voor scholen
p. 31
Gezinsbond luistert naar ouders
p. 32
Dit e-dossier is een uitgave van de Studiedienst van de Gezinsbond. Werkten mee: Els Craessaerts, Hilde Timmermans, Elke Valgaeren en Christel Verhas Lay-out: Danny Brams
35 | E-dossier Mijn kind in het secundair onderwijs
Gezinsbond – november 2015
Gezinsbond vzw – Studiedienst | Troonstraat 125 | 1050 Brussel T 02-507.88.77 | F 02-511.90.65 |
[email protected] www.gezinsbond.be