DYSLEXIEBELEID OP C.B.S. “DE ARK”
CBS De Ark Gedupeteerdenlaan 47 8016 AX Zwolle www.dearkzwolle.nl
1
Dyslexiebeleid CBS de Ark Inhoud A. Attitudes............................................................................................................3 B. Signalering........................................................................................................3 C. Preventie...........................................................................................................5 D. Interventie.........................................................................................................7 E. Diagnostiek.......................................................................................................8 F. Ouders...............................................................................................................8 G. Compensaties..................................................................................................9 H. Coaching van de dyslectische leerling......................................................10 I. Ondersteunende software...........................................................................10 J. Overleg met VO.............................................................................................10 K. Functionarissen en scholing..........................................................................10
2
Woord vooraf De basisschool draagt een belangrijke verantwoordelijkheid m.b.t. de opvang van dyslectische kinderen en kinderen met lees - en spellingsproblemen waar zij ook concreet vorm aan moet geven. Dit stuk heeft als doel om ouders en kinderen duidelijk te maken wat ze wel en niet van onze school kunnen verwachten op het vlak van leesproblemen en dyslexie. Bovendien is het voor de leerkrachten en andere betrokkenen goed om te weten wat we als school proberen na te streven. Veel maatregelen die getroffen worden voor dyslectische kinderen zijn ook gunstig voor andere (al dan niet leeszwakke) leerlingen. De nadruk ligt sterk op het leren lezen, dat als een van de kerntaken van het primair onderwijs beschouwd wordt. Zonder een adequaat leesniveau (m.n. stilleestempo) is het functioneren in de huidige informatie maatschappij zeer moeilijk. Spelling is in relatief opzicht van minder belang, omdat ICT compensaties op dat vlak steeds meer en eenvoudiger tot ieders beschikking komen. Bovendien is de verhouding tussen geïnvesteerde tijd en blijvend resultaat op het vlak van spelling remediëring doorgaans veel minder. Wij zullen ons best doen om dyslectische kinderen zoveel mogelijk te helpen, maar wij hebben ook duidelijk onze grenzen. Dit dyslexiebeleid is geschreven door een intern begeleider van de school in samenspraak met de rest van het team. Er is gebruik gemaakt van het Protocol Dyslexiebeleid in het Primair Onderwijs. Definitie Masterplan dyslexie: “Dyslexie is een stoornis die gekenmerkt wordt door een hardnekkig probleem met het aanleren en het accuraat en/of vlot toepassen van het lezen en/of spellen op woordniveau”.
A. Attitudes: 1. Het concept dyslexie is duidelijk en geaccepteerd door het hele team. Zij worden bij regelmaat op de hoogte gebracht van de nieuwste inzichten hierover. 2. Het falen van het leerproces van de leerling wordt beschouwd als een uitdaging om extra instructie van hoge kwaliteit te geven om zo de leerling toch tot een aanvaardbaar lees- en spellingsniveau te brengen. 3. De leerkracht maakt de leesproblemen bespreekbaar met de dyslectische leerling zelf en met de groep (acceptatie bij de leerling en bij de groep). De leerkracht grijpt direct in als andere kinderen de spot drijven met de dyslectische symptomen of het kind als “dom” bestempelen. 4. De leerkracht besteedt aandacht aan wat dyslectische (en leeszwakke) kinderen wel kunnen. Ze hebben succeservaringen nodig op school.
B. Signalering: 1. Bij aanmelding voor groep 1 wordt er gevraagd naar lees- en spellingsproblemen bij vader, moeder, broers, zusjes, ooms, tantes, neefjes, nichtjes, grootouders. Deze vraag is standaard opgenomen op een vragenformulier die de ouders van de aangemelde kleuters krijgen. Rapportage in het leerlingjournaal. 2. Bij kinderen met verhoogd risico kan een onderzoek door de schoolarts aangevraagd worden; m.n. gehoor en gezichtsvermogen en spraak-/ taalontwikkeling; resultaten in het leerlingjournaal. 3. Rapportage van logopedisch onderzoek en logopedische hulp opnemen in het leerlingjournaal . 4. Groep 1: Het LVS wordt regelmatig en door het hele jaar heen ingevuld; het is kind volgend: zodra een kind een bepaald onderdeel beheerst wordt dit genoteerd; 2x in het jaar worden deze gegevens in de groepsbespreking besproken met de intern begeleider.
3
in mei: Cito Rekenen en Cito Taal voor kleuters: bij kinderen die voor 1 januari bij ons op school zaten en voor een hele goede lln. van na 1 januari. Verder wordt er hard gewerkt aan de tussendoelen beginnende geletterdheid (zie bijlage). 5. Groep 2: Het LVS wordt regelmatig en door het hele jaar heen ingevuld; het is kind volgend: zodra een kind een bepaald onderdeel beheerst wordt dit genoteerd; 2x in het jaar worden deze gegevens in de groepsbespreking besproken met de intern begeleider. in januari: Cito Rekenen en Cito Taal voor kleuters; De toets letters benoemen; dit blijkt uit diverse onderzoeken een zeer goede voorspeller te zijn van toekomstige leesproblemen (zie bijlage); het schrijven van de eigen naam; eventueel aangevuld met het snel benoemen van de kleuren; in mei: Cito Rekenen en Cito Taal voor kleuters; bij uitval in mei: auditief waarnemen en het geheugen: dan kan eventueel de dangeroussignslijst (zie toetsmap) ingevuld worden. Verder wordt ook hier gewerkt aan de tussendoelen beginnende geletterdheid (zie bijlage). 6. Groep 3: Het afnemen van de volgende observaties en toetsen: na 6 weken onderwijs: zorgvuldige observatie van het leren van de letters; toets a1 van de leeslijn de basiswoorden, de geleerde letters, het lezen van nieuwe woorden, woordsynthese, woordanalyse, klank- tekenkoppeling. (Als dit onvoldoende is: auditieve analyse en auditieve synthese van Struiksma afnemen). na 10 weken: de herfstsignalering (na basiswoorden “lat” en “zak”): a2: fonemendictee, grafementoets, woorden lezen (basiswoorden, wisselwoorden, nieuwe woorden), tekst. na het aanbieden van alle klanken (ongeveer 9 weken na de herfstsignalering): basistoets, eventueel toets 1a en AVI. Jan/febr: DMT/AVI in mei/juni: DMT en/ of AVI. Bij uitvallers: benoemsnelheid van letters en cijfers(zie bijlage). Observatie door de leerkracht is van groot belang zodat er op tijd wordt gesignaleerd en interventies gepleegd kunnen worden. Toetsafnames groep 4-8: Week voor de eerste toetsweek: (rondom sept) : (D)/E scorende leerlingen: in groep 4-8: DMT en PI. Week voor de tweede toetsweek: alle leerlingen AVI en DMT. Week voor de derde toetsweek: alle leerlingen AVI en DMT. W.b.t. afname DMT : Groep 3: jan/ febr: kaart 1 en 2; mei/juni: kaart 1,2,3 en 1+2+3 Groep 4: jan/febr: kaart1,2,3 en 1+2+3; mei/juni: idem Groep 5-8: alle toetsmomenten: kaart 3 7. Spelling: Observatie en toetsing: in de toetsweken d.m.v. Cito Spelling en bij de D-E scorende kinderen in de eerste toetsweek PI als derde toetsmoment. Algemeen: Kinderen die uitvallen, o.a. kinderen die D of E scoren op de Cito-toetsen worden in de groep en/of buiten de groep extra geholpen. Dit wordt vastgelegd in een handelingsplan of een groepshandelingsplan. De begeleiding voldoet aan de effectiviteitscriteria van Snow; (zie C punt 9).
4
Alle gegevens van de extra begeleiding worden vastgelegd in het leerlingjournaal . Ook de effecten van de gegeven hulp worden genoteerd in evaluatie hp. NB: Het AVI- beheersingsniveau wordt op de gebruikelijke manier gemeten met fouten en stopwatch, Het hoogste AVI-instructieniveau wordt echter bepaald door het foutenpercentage (maximaal 10 procent) en niet door het tempo (eventueel opnemen!). Er wordt doorgetoetst tot frustratieniveau (meer dan 10% fouten). Te lang blijven hangen in een bepaald AVI-niveau leidt tot frustratie en onderstimulatie en is altijd schadelijk als de letters en de leeshandeling eenmaal beheerst worden. Hulp is altijd nodig als dit gebeurt. In de groepsbesprekingen moet dit besproken worden. Met hulp worden dan teksten gelezen van een hoger AVI niveau. Het kind wordt als het ware in een hoger niveau “gelanceerd”.
C. Preventie: Didactische aspecten specifiek voor het lees- en spellingleerproces: 1. De school heeft een duidelijk minimum einddoel m.b.t. het leesniveau voor alle leerlingen aan het eind van groep 8: alle leerlingen halen minimaal E 7beheersing). De hieronder beschreven preventieve activiteiten zijn op deze einddoelen gericht. In zeldzame gevallen van zeer ernstige dyslexie (0,2-2% van de populatie) zullen deze doelen niet haalbaar zijn en blijvend gecompenseerd moeten worden met tekst d.m.v. spraaksoftware. 2. De school heeft ook duidelijke minimum einddoelen voor de overige groepen. De school verbindt zich om er alles aan te doen om de minimumdoelen door alle kinderen te laten bereiken: Bao minimum: Eind groep 3: AVI E3 beheersing Eind groep 4: AVI E4 beheersing Eind groep 5: AVI E5 beheersing Eind groep 6: AVI E6 beheersing Eind groep 7; AVI E7 beheersing DMT- scores: minimaal C- scores Men spreekt van dyslexie als een kind 3x achter elkaar E-scores heeft behaald na interventieperiodes met minimaal uitbreiding van lees/spellingstijd 3 x per week a 20 minuten. Als een kind de minimumdoelen ondanks extra interventie niet haalt en de problemen hardnekkig zijn, kan van dyslexie gesproken worden. 3. De school heeft een duidelijk minimum einddoel m.b.t. het spellingniveau aan het eind van groep 8. Dyslectische leerlingen halen minimaal het niveau van eind groep 6. Voor wat betreft spelling is reductie van leerdoelen erg belangrijk voor het verkrijgen van een goed rendement van de oefening. Het is voor dyslectische leerlingen belangrijk om meer oefentijd te besteden aan woorden en deze vaak te herhalen. Dit is veel beter dan het steeds weer oefenen van nieuwe woordverzamelingen. Compensatie met software werkt ondersteunend voor alle dyslectische kinderen. Wij maken gebruik van Ambrasoft en de spelling van Taal op Maat. De woordpakketten van Taal op Maat worden d.m.v. Ambrasoft extra geoefend. Er is een speciaal oefenschema opgezet; zie zelfgemaakte bijlage bij de methode. 5. Groep 1: stimulerende activiteiten in kleine groep risicokinderen (maximaal 5 kinderen) m.b.t. de tussendoelen beginnende geletterdheid 1 t/m 4. Dit is belangrijk omdat foneembewustzijn en lezen zich niet natuurlijk ontwikkelen; het zijn leerprocessen die expliciet aangeboden moeten worden en in geval van risico’s zo vroeg mogelijk;
5
Kleuters die gespeeld hebben met de combinatie van foneembewustzijn en letters leren gemakkelijker lezen. Er worden minimaal 4 letters aangeboden in deze groep. 6. Groep 2: stimulerende activiteiten in kleine groep risicokinderen m.b.t. de tussendoelen beginnende geletterdheid 1 t/m 6. Dit gebeurt op een hoger niveau dan in groep 1; vanaf begin groep 2 wordt er dagelijks aandacht besteed aan het fonologisch bewustzijn in combinatie met alfabetische principes. Vanaf start schooljaar wordt er één letter per 14 dagen aangeboden; te weten: medeklinkers en lange klanken. 7. Groep 2: voorschotbenadering vanaf januari bij leerlingen die zijn uitgevallen op de signalering d.w.z. dat er specifiek letters aangeleerd worden en oefeningen gedaan worden van groep 3 om deze kinderen een voorsprong te geven als ze in groep 3 komen. Enkele letters zijn dan al voor hun bekend. Deze interventie is gericht op de tussendoelen 5-7. 8. Groep 3: fase 1: tussen de zomervakantie en de herfstvakantie: extra instructie aan de instructietafel voor kinderen die uitvallen en bij kinderen waarvan de leerkracht observeert dat ze de letters en/af de leeshandeling niet goed leren (continue observatie). Hierbij vooral nadruk op pre-teaching m.b.t. de klank- tekenkoppelingen en de leeshandeling. 9. Groep 3: fase 2: tussen de herfstvakantie en februari. Er wordt begeleiding gegeven bij kinderen die uitvallen bij de herfstsignalering d.w.z. deze kinderen komen in de intensieve instructiegroep en krijgen eventueel r.t. (indien mogelijk). De begeleiding moet bovendien voldoen aan de genoemde effectiviteitscriteria in het Protocol Dyslexie en Leesproblemen (zie pag 64) en aan de (overlappende) effectiviteits-aspecten van Snow (1998): - de duur van de interventie: in het algemeen dagelijks en gedurende het hele schooljaar, of een belangrijk gedeelte daarvan; - de hoeveelheid instructietijd: extra instructietijd voor risicokinderen; - altijd wordt er zowel tekst gelezen als met losse woorden geoefend. Ook specifieke decodeerstrategieën kunnen aan bod komen; - schrijven (spellen) speelt altijd een rol in de interventie, waarbij het spellen op een systematische manier aangeboden wordt; - er worden altijd voor het kind aantrekkelijke boekjes /teksten gebruikt die zeer zorgvuldig uitgezocht worden naar gelang het leesprobleem van het kind: soms komen er bepaalde letters vaak of juist niet in voor, er kan een duidelijke niveauopbouw zijn, er kan gebruik gemaakt worden van sterk voorspelbare teksten (bijvoorbeeld bij een zeer spellende lezer). In principe wordt er begeleiding gegeven op of net boven het hoogste gemeten AVI instructieniveau; - de vorderingen worden nauwkeurig getoetst. 10. Duo-lezen wordt veelvuldig toegepast. 11. Bij zwakke lezers kan het tutorlezen worden toegepast d.w.z. een kind uit groep 7 of 8 leest minimaal drie keer in de week 15 minuten met het kind uit een boekje wat door het leeskind is uitgezocht. Eerst wordt er over een plaatje uit het boek gesproken, daarna leest het tutorkind de bladzijde voor terwijl het leeskind bijwijst; vervolgens wordt er weer gesproken over de gelezen tekst; daarna leest het leeskind de bladzijde terwijl het weer bijwijst. Er wordt veel gelet op de leesbeleving en het plezier. De tutorkinderen worden geïnstrueerd door een i.ber. Voor hele hardnekkige leesproblemen wordt Ralfilezen gebruikt.( Als de kinderen M3 gehaald hebben dan interventie met Connect bij achterstand; indien de kinderen E3 gehaald hebben dan kan met Ralfi begonnen worden). 12. Er vindt boekpromotie plaats en er wordt veel voorgelezen door de leerkracht. Dyslectische kinderen hebben graag een iets vergrote, eenvoudige letter . Groep 4-8: preventie m.b.t. spelling: zie gemaakte bijlage bij de methode. Algemeen didactische aspecten. 13. Dyslectische kinderen hebben moeite met dubbeltaken en meervoudige instructies. De instructie moet langzaam, enkelvoudig en duidelijk zijn. Veel dyslectische kinderen hebben steun nodig bij het systematisch uitvoeren van zijn taken. 14. Zorg dat er een rustige werkomgeving is in de klas voor deze kinderen. 15. Laat dyslectische kinderen tijdens instructie het liefst vooraan zitten.
6
16. Verwacht niet dat dyslectische kinderen veel losse gegevens uit het hoofd kunnen leren, zoals bijvoorbeeld de tafels van vermenigvuldiging en topografie. Laat ze b.v. een tafelkaart gebruiken. Dit alleen als het nodig is d.w.z. als een kind steeds onvoldoendes haalt!
D. Interventie. 1. Interventie voor lezen moet in de eerste plaats frequent zijn en leiden tot leesmotivatie. Er wordt dus hoge eisen gesteld aan de gebruikte boeken. 2. Op school heeft de i.b-er deskundigheid rondom dyslexie. Die wordt bij regelmaat gedeeld in het team. 3. Interventie is gericht op het bereiken van het niveau van functionele geletterdheid voor alle leerlingen: een stilleestempo van minimaal 150 tot 200 woorden per minuut. 4. Interventie kan zowel binnen als buiten de klas plaatsvinden. Als interventie buiten de groep plaatsvindt, gebeurt dit in intensieve samenwerking met de groepsleerkracht om de doorgaande lijn te bewaken. Dit is dan niveau 3 w.b.t. hulp; denk daarbij aan Ralfi en Connect. 5. Bij interventie wordt doorgaans gewerkt op of boven het hoogste AVI instructieniveau van de leerling (soms een enkel uitstapje naar een lager niveau voor de succeservaring). Er mag nooit langer dan 5 maanden op 1 niveau gewerkt worden, dan moet het niveau verhoogd worden, ongeacht de toetsuitslagen. Het is in zo’n geval wel nodig dat de leesspecialist extra ondersteuning biedt zodat het kind veilig op dit hoger niveau kan lezen. De leesinterventie richt zich op het structureel fors uitbreiden van de leeservaring en is altijd betekenisvol en motiverend. Droge rijtjes en/of flitswoorden worden hooguit kort geoefend (liefst met schrijven) en altijd in functie van de zinvolle en motiverende tekst. Er wordt veel gebruik gemaakt van de Connect methode (voorlezen, gesprek, nalezen, leesbeleving, motivatie, synchroon lezen). 6. Als de leesinterventie te weinig effect heeft wordt er advies gevraagd aan b.v. PRO, KBC, Braams. 7. Veroorzaak bij het nakijken geen oerwoud van rode strepen, maar schrijf de woorden die fout waren nog eens goed en duidelijk op voor het kind. 8. Als het mogelijk is wordt er pre-teaching toegepast. 9. Geef efficiënte en effectieve spellingregels. Een overvloed aan regels werkt averechts. 10. Veel, kort en regelmatig oefenen is belangrijker dan veel uitleg over spelling. Dyslectische kinderen oefenen dagelijks 10-15 minuten, bij voorkeur op de computer in de klas. 11. Bij interventie voor spelling leert de leerling al vroegtijdig (vanaf begin groep 4) hulpmiddelen te gebruiken zoals bijvoorbeeld spellingcontrole op de computer, spellingskaart, raadplegen van anderen. 12. Er wordt niet verwacht van dyslectische kinderen dat ze foutloos overschrijven. Ze krijgen geen extra overschrijfopdrachten en hoeven fout overgeschreven woorden en zinnen niet nogmaals over te schrijven. Overschrijven helpt niet om een betere spelling te krijgen! Correct overschrijven vergt voor een dyslectische leerling het uitschakelen van al zijn (gedeeltelijk adequate) spellingkennis en het dom letter-voor-letter kopiëren. Dit is zeer moeilijk vol te houden en levert geen bruikbare kennis op. Dyslectische leerlingen hoeven niet over te schrijven van het bord. Zo nodig krijgen zij de over te schrijven tekst op papier. Overigens kan de overschrijfkwaliteit wel worden verbeterd door spelling te trainen met een computerprogramma dat de combinatie in zich heeft van visueel dictee met directe feedback b.v. Ambrasoft.
7
E. Diagnostiek. 1. Diagnostiek is in de eerste plaats een longitudinaal proces, gebaseerd op het leerlingvolgsysteem van de school in combinatie met de verslaglegging van de school omtrent extra hulp. Hieruit zal al dan niet de hardnekkigheid en de ernst van de problematiek blijken. Op zijn vroegst wordt dyslexie gediagnosticeerd halverwege groep 4, na een half jaar gerichte interventie. Dit geldt voor leerlingen die ondanks effectieve en frequente interventie hardnekkig bij de zwakste 10% blijven scoren m.b.t. woordherkenning en/of spelling. 2. Voor de diagnose van dyslexie, en de afgifte van een dyslexieverklaring wordt het PRO, Braams of het KBC ingeschakeld. Deze instanties interpreteren de door school aangeleverde gegevens m.b.t. erfelijkheid, beginnende geletterdheid in groep 1 en 2, de ontwikkeling van de scores op woordleestoetsen, woorddictees, zinsdictee en de gegeven begeleiding. Eventueel nemen zij nog aanvullende toetsen af. 4. Het afnemen van een intelligentietest voor de diagnose van dyslexie is nog steeds ter discussie. De verschillende instanties (PRO, KBC, Braams) behandelen dit verschillend. Als school verplichten we ons niet om een onderzoek te laten doen als wij niet in handelingsverlegenheid zijn. We hebben als school vaak geen onderzoek nodig om toch goed te kunnen handelen. Alleen voor een diagnose laten we een kind niet onderzoeken op kosten van de school. Alleen als we als school dus in handelingsverlegenheid zijn dan kunnen we besluiten om een onderzoek te laten verrichten. Vergoeding gebeurt veelal nu via de ziektenkostenverzekering. 5. Bij allochtone kinderen komt dyslexie even vaak voor als in de autochtone populatie.Er wordt voor gewaakt dat ook bij deze kinderen de dyslexie tijdig onderkend wordt en dat hun ernstige en hardnekkige problematiek m.b.t. lezen en spellen niet ten onrechte aan de NT2 geattribueerd wordt. 6. De dyslexieverklaring blijft levenslang geldig.
F. Ouders. 1. Er is een open communicatie naar ouders toe. 2. De verantwoordelijkheid voor het leerproces t.a.v. lezen en spellen ligt in de eerste plaats bij de leerkracht. 3. De school beslist in overleg met de ouders en met hun kind over de noodzakelijke compenserende maatregelen. 4. Hulp voor leesproblemen vereist een hoge frequentie van handelen. Ouders kunnen hierbij ondersteunend werken indien ze goede instructies krijgen vanuit de school. (zoals wat wordt er geoefend, wanneer wordt er geoefend, hoe lang, en hoe wordt er geoefend. 5. Ouders worden goed op de hoogte gehouden van de ontwikkeling van hun kind.
G. Compensaties. Compensaties kunnen de volgende zaken betreffen en worden als een recht beschouwd voor het dyslectische kind. Lezen: Preteaching ( middels voorlezen/ lezen en nalezen, met leerkracht, ouder of leerling, leesmaatje ) van teksten voor begrijpend lezen en zaakvakken, Dyslectische kinderen nooit onvoorbereid hardop laten lezen in de klas, alleen kleine stukjes die intensief zijn voorbereid laten lezen, tenzij anders is afgesproken. De leerkracht leest veel teksten voor in de klas ( begrijpend lezen, zaakvakken),
8
Leerlingen lezen teksten (begrijpend lezen en zaakvakken) stil voor zichzelf en kunnen aan hun buurman/vrouw de klankvorm van woorden opvragen die ze niet kunnen lezen, en met elkaar praten over wat ze niet begrijpen in de tekst, Cito-test voorlezen, ook Cito –toetsen begrijpend lezen t/m groep 5. Groep 6 alleen de tekst. (zie bijlage CITO) Proefwerken met een goede lay-out aanleveren(altijd getypt), eventueel vergroot als het kind daar baat bij heeft. Ernstig dyslecische kinderen kunnen op school gebruik maken van Sprint als tekstverwerkingsprogramma, met spraak. De teksten voor “Nieuwsbegrip” van tevoren via Sprint voorlezen of via de site, ter voorbereiding op de teksten voor begrijpend lezen. In ernstige gevallen schaffen ouders zelf hulpmiddelen aan zoals : leespen, Texthelp, Sprint. In overleg met de school zijn er kinderen die een eigen laptop gebruiken in de klas, al dan niet met behulp van Sprint. Ouders kunnen dan ook kiezen om via Dedicon digitale boeken aan te schaffen voor b.v. zaakvakken.
Schrijven: Help het kind vanaf groep 6 om te leren werken met de tekstverwerker en andere computerprogramma’s. Blind leren typen is een goed advies. Spellingcontrole op de tekstverwerker en andere hulpmiddelen (woordenboek) leren gebruiken. Geen spellingfouten aanstrepen als het niet om spelling gaat (begrijpend lezen, zaakvakken !). Spellingfouten bij deze vakken niet aanrekenen. Het kan overigens wel zinvol zijn dat de leerkracht de betreffende woorden correct opschrijft voor het kind. Bij spelling wordt niet op alle slakken zout gelegd. Eventueel werken bij stellen: met de 'underlining option'. Als een kind een woord niet kan spellen, mag hij zelf bedenken hoe het gespeld zou kunnen worden. Het kind onderstreept het woord dat hij bedacht heeft. Het wordt niet fout gerekend. Eventueel kan er wel mee geoefend worden naderhand. Dit vermindert het vermijdingsgedrag van dyslectische kinderen:' als ik niet weet hoe ik het moet schrijven, schrijf ik het maar niet.' Dyslectische kinderen hebben vaak grote moeite met het overschrijven van het bord, en met het maken van goede aantekeningen. Geef opdrachten en informatie het liefst op papier, goede lay-out, eventueel vergroot. Zeker geen dicteewoorden aanbieden via overschrijven van het bord. Extra tijd. Plan het werk zo dat iedereen het af kan krijgen, bijvoorbeeld door extra opdrachten voor de snelle leerlingen. Soms is het verstandig dyslectische leerlingen als eerste hun blaadje bij proefwerken te geven. Let ook op dat dyslectische kinderen niet steeds 'nog wat af moeten maken' als anderen al leuke dingen aan het doen zijn. Reduceer indien noodzakelijk de hoeveelheid werk.
H. Coaching van de dyslectische leerling: 1.
Vanuit de eigen acceptatie van het concept en het beleid bespreekt de leerkracht dyslexie en dyslexiebeleid in de groep kinderen, en komt daar geregeld op een ontspannen en natuurlijke manier op terug. Hierdoor zal de acceptatie van dyslexie in de groep toenemen, en zal ook de eigen acceptatie van het label dyslexie bij de dyslectische leerling sterk toenemen. Hierdoor kan hij er gemakkelijker en zinvoller mee omgaan in de klassensituatie. 2. Tijdens de lessen en de begeleidingssessies wordt actief aangestuurd op succeservaringen. Er wordt steeds positieve feedback gegeven die concreet gerelateerd is aan wat de leerling doet. Hierdoor leert de leerling positieve resultaten intern te attribueren.
9
I. Ondersteunende Software: 1. 2. 3.
In iedere klas staan meerdere computers, het liefst met een printer. Bij slecht handschrift en/of slechte spelling: vanaf begin groep 4 zoveel mogelijk het schrijfwerk op de tekstverwerker (of alphasmart). In ernstige gevallen: lezen m.b.v. banden van de blindenbibliotheek, leespen, Texthelp, Zoomtext, Sprint of de Uil (nog niet op school aanwezig). Een voorzichtige indicatie van AVI grenswaardes voor het gebruik van deze software in de klas: begin groep 5: AVI 5 instructie nog niet gehaald; begin groep 6: AVI 6 instructie nog niet gehaald; begin groep 7 en verder: AVI 9 instructie nog niet gehaald;
J. Overleg met VO: Bij de aanmelding voor het VO wordt meegestuurd: de dyslexie-verklaring (als die er is), de onderzoeksresultaten van de uitgevoerde begeleiding, het verslag m.b.t. de compensaties en dispensaties die in het P.O. zijn toegepast.
K. Functionarissen en scholing: 1. 2. 3.
Er is op school tenminste één i.b-er in dienst die voldoende up to date kennis heeft m.b.t. dyslexie. De directeur en de leerkrachten van de school staan positief te opzicht van de invoering van het gekozen beleid. De lk. En de i gaan te rade bij externe instanties: PRO, Braams, KBC als ze te weinig progressie zien in de leesontwikkeling.
10