Vlaanderen staat voor een belangrijke uitdaging: hoe willen we in de toekomst samen leven, wonen en werken? De gebouwen waarin we wonen en werken zijn vaak slecht voorzien op toekomstige veranderingen en dragen weinig bij tot het sociale weefsel of het creëren van levende kernen. De manier waarop we bouwen heeft ook een belangrijke invloed op onze mobiliteit en de alsmaar schaarser wordende ruimte. Bovendien is het systeem van wonen en bouwen te weinig afgestemd op de draagkracht van het milieu. Vlaanderen beschikt over een aantal beleidsinstrumenten om een antwoord te bieden op deze nieuwe uitdaging. Maar het engagement van de Vlaamse overheid beperkt zich niet tot het ontwikkelen van dergelijke instrumenten. Ze wil ook het goede voorbeeld geven met haar eigen gebouwen. Dit boek wil aan de hand van tien reportages een staalkaart presenteren van vooruitstrevende realisaties die tot stand zijn gekomen door toedoen van de Vlaamse overheid, met de bedoeling inspiratie te bieden en een constructieve discussie te voeden over hoe we vandaag en in de toekomst in Vlaanderen zullen wonen en bouwen.
www.lannoo.com
Duurzaam bouwen in vlaanderen
Duurzaam bouwen in Vlaanderen
Duurzaam bouwen in vlaanderen Momentopname in 10 projecten
Duurzaam bouwen in vlaanderen Momentopname in 10 projecten
VOORAF
Het streven naar een duurzame samenleving krijgt steeds meer aandacht. Wereldwijd groeit de consensus dat duurzame ontwikkeling essentieel is. Dit is in Vlaanderen niet anders. Sinds 2006 heeft Vlaanderen een Vlaamse Strategie Duurzame Ontwikkeling. Die werd dit jaar geactualiseerd. Sinds 2008 heeft Vlaanderen ook een decreet duurzame ontwikkeling. Wie in Vlaanderen duurzame ontwikkeling zegt, zegt ook duurzaam wonen en bouwen. Het thema bekleedt een prominente positie in de Vlaamse Strategie en ook het Vlaams regeerakkoord plaatst duurzaamheid in bouwen, wonen en leven centraal. Dat geldt ook voor het Pact 2020 en in Vlaanderen in Actie (ViA). Een goed beleid voor duurzaam wonen en bouwen is immers noodzakelijk om de ambitie te realiseren om Vlaanderen te doen evolueren naar een ‘groen en dynamisch stedengewest’, zoals opgenomen in het plan Vlaanderen in Actie. De evolutie naar een groen en dynamisch stedengewest impliceert namelijk dat in Vlaanderen ook duurzaam wordt gebouwd en gewoond. De Europese Unie heeft hiervoor op het vlak van energieprestatie al duidelijke richtlijnen vastgelegd: vanaf 2019 mogen overheden alleen nog nieuwe gebouwen in gebruik nemen die aan het concept van ‘bijna energieneutrale gebouwen’ voldoen en in 2021 moeten alle nieuwe gebouwen ‘bijna energieneutrale gebouwen’ zijn. Maar zoals verder in dit boek zal blijken, houdt duurzaam wonen en bouwen veel meer in dan enkel het streven naar een ultieme energieprestatie.
inhoud
Om de ambitie van ViA te realiseren, zet het Vlaams beleid duurzaam wonen en bouwen in op drie speerpunten: (1) de transitiearena duurzaam wonen en bouwen (DUWOBO), (2) de uitbouw van vijf provinciale steunpunten voor duurzaam wonen en bouwen en (3) de ontwikkeling van maatstaven als referentiekader voor duurzaam wonen en bouwen in Vlaanderen. De Vlaamse overheid wil uiteraard ook zelf het goede voorbeeld geven via concrete realisaties in haar gebouwen en via gerichte subsidies. Dit boek biedt een staalkaart van een aantal vooruitstrevende projecten die de voorbije jaren tot stand zijn gekomen. Er is daarbij bewust geopteerd om zoveel mogelijk gerealiseerde bouwprojecten, alsook verschillende types van projecten aan bod te laten komen, zoals sociale woningbouw, woonzorgcentra, ziekenhuizen, kantoren, scholen en infrastructuur voor sport en toerisme. Een boek als dit is altijd een momentopname, maar we willen tegelijkertijd van de gelegenheid gebruikmaken om ook een blik op de toekomst te werpen via projecten die momenteel in de steigers staan. Ik hoop dat dit boek zijn doel bereikt: inspiratie bieden en een constructieve discussie voeden over hoe we vandaag en in de toekomst in Vlaanderen wonen en bouwen.
Kris Peeters minister-president van de vlaamse regering
Inleiding
4
Projecten aanbesteed door de Vlaamse overheid VAC – Leuven GI De Zande – Beernem VMM – Leuven
8 16 24
Projecten ondersteund door de Vlaamse overheid Sint-Gerardus – Diepenbeek AZ Groeninge – Kortrijk ’t Groen Kwartier – Antwerpen De Vliedberg – Brugge Bivakhuis Hoge Duin – Oostduinkerke Passiefwoningen – Lanklaar Pijpelheide – Booischot Passiefhuizen – Wachtebeke Eco-Lifeproject Venning – Kortrijk
32 40 48 56 64 72 81 82 83
Demonstratieprojecten Hoofdkantoor Infrax West –Torhout Meos – Maldegem Wetenschapspark – Arenberg Sint-Vincentius – Antwerpen K7 – UZ Gent De Basis – Westerlo
84 91 92 93 94 95
inleiding
een gezonde en innoverende bouwsector onmisbaar, en moet het opleidingsaanbod worden afgestemd op de sociale en ecologische uitdagingen van de toekomst.
Hoe duurzaam bouwt en woont Vlaanderen vandaag en morgen? Vlaanderen staat voor een belangrijke uitdaging: hoe willen we in de toekomst samen leven, wonen en werken, en hoe kunnen we omgaan met de alsmaar schaarser wordende ruimte en grondstoffen? Diverse ontwikkelingen en trends hebben ervoor gezorgd dat de samenstelling van onze gezinnen, onze leefpatronen, ons ruimtegebruik en onze woningbehoefte de afgelopen decennia ingrijpend gewijzigd zijn en wellicht nog zullen wijzigen. De manier waarop we wonen en bouwen in Vlaanderen heeft deze maatschappelijke ontwikkelingen nauwelijks kunnen bijbenen. Woningvraag en -aanbod sluiten slecht op elkaar aan, en de kwaliteit van de woningvoorraad laat te wensen over. De gebouwen waarin we wonen en werken zijn vaak slecht voorzien op toekomstige veranderingen en dragen doorgaans weinig bij tot het sociale weefsel. Bovendien is het systeem van wonen en bouwen te weinig afgestemd op de draagkracht van het milieu. Een duurzaam energie-, wateren materiaalgebruik is een basisvereiste om het welzijn van toekomstige generaties niet in het gedrang te brengen. Duurzaam wonen en bouwen integreert al deze thema’s. Naast leefmilieuaspecten zoals de energieprestatie, de waterhuishouding en het materiaalgebruik, moeten we rekening houden met sociale elementen: betaalbaarheid, gezondheid, comfort en welzijn, toegankelijkheid en aanpasbaarheid. Ook waar we wonen en bouwen is van belang: hoe draagt het gebouw bij tot een mooie, groene en levendige buurt? Is de locatie gemakkelijk bereikbaar voor zachte weggebruikers en met het openbaar vervoer? Tot slot is ook 4
Vlaanderen is vastbesloten om hier werk van te maken. Het toekomstproject Vlaanderen in Actie (ViA) heeft onder meer de ambitie om Vlaanderen tegen 2020 om te vormen tot een ‘groen en dynamisch stedengewest’. In het Pact 2020 vertaalt de Vlaamse regering die ambitie samen met de sociale partners en het georganiseerde middenveld in concrete doelstellingen met betrekking tot het veranderende klimaat, de waterhuishouding, eco-efficiëntie, energie, armoede, zorg, mobiliteit, gezondheid, werkzaamheid en een solidaire open regio. Sinds 2006 heeft Vlaanderen ook een strategie voor duurzame ontwikkeling (VSDO), die in 2011 werd geactualiseerd. De VSDO werd opgesteld in samenwerking met sociale partners en het middenveld, en vertrekt vanuit een langetermijnvisie op 2050 met duurzaam wonen en bouwen als een van de speerpunten. Al die mooie doelstellingen betekenen natuurlijk niets zonder concrete actie. Daarom koppelen zowel de VSDO als Pact 2020 concrete maatregelen en initiatieven aan de doelstellingen die ze vooropstellen: er worden initiatieven uitgebouwd rond duurzaam en slim wonen, hernieuwbare energie, duurzame materialen, een intelligent elektriciteitsnet en sociaal warme steden. Eind 2004 startte de Vlaamse overheid met het transitieproces duurzaam wonen en bouwen, beter bekend als DUWOBO. De opgave was om een fundamentele omschakeling (transitie) te versnellen naar een dagelijkse praktijk van wonen en bouwen die beantwoordt aan de principes van duurzame ontwikkeling. Voor het eerst werd in Vlaanderen gebruikgemaakt van het concept van transitiemanagement. Er stonden twee doelstellingen centraal: (1) een maatschappelijk vernieuwingsnetwerk (transitiearena) in Vlaanderen opzetten en (2) een zogenaamde transitieagenda ontwikkelen waarin kortetermijnacties worden ingebed in een langetermijnvisie met het vizier op 2030.
In DUWOBO zijn, naast verschillende overheden, onder meer ook diverse sectorfederaties, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven vertegenwoordigd. Samen bestuderen ze het onder andere hoe stads- en dorpskernen en wijken werken en hoe dit beter zou kunnen, hoe we bouwtechnieken, energie, grondstoffen en materialen verstandiger kunnen inzetten, hoe duurzaam wonen betaalbaar kan blijven, en hoe de bouwketen – die vaak bestaat uit individuele en veelal niet samenwerkende schakels – geoptimaliseerd kan worden. Bovendien ijvert DUWOBO voor opleidingen die al deze zaken in de praktijk kunnen laten brengen. In werkgroepen worden hierover kennis en ervaringen uitgewisseld, en partners vinden elkaar om samen dat belangrijke stapje verder te gaan. Binnen het transitieproces is al op verschillende vlakken baanbrekend werk verricht en het oorspronkelijk bescheiden initiatief is uitgegroeid tot een breed netwerk waarbinnen concrete projecten worden opgezet. In 2010 werd in elk van de vijf Vlaamse provincies een steunpunt duurzaam wonen en bouwen opgericht, naar het voorbeeld van het bestaande provinciale steunpunt duurzaam wonen en bouwen in Limburg, dat op dit vlak in Vlaanderen een pioniersrol heeft vervuld. Ook de provincie Antwerpen deed in het verleden al grote inspanningen om duurzaam bouwen te promoten via het provinciaal centrum duurzaam wonen en bouwen, Kamp C. In maart 2011 ondertekende minister-president Kris Peeters in naam van de Vlaamse regering een samenwerkingsovereenkomst met de vijf provincies voor blijvende ondersteuning van deze steunpunten. Ze spelen een cruciale rol bij het in de praktijk brengen van het beleid en het sensibiliseren voor duurzaam wonen en bouwen, en zijn dé gespreks- en adviespartners in deze materie voor zowel particulieren als gemeenten. Naast het adviseren en informeren van particulieren en het bijstaan van onder andere gemeenten bij duurzame bouwprojecten, organiseren de steunpunten infosessies, workshops en gerichte vormingen voor een brede doelgroep van particulieren, lokale overheden, professionelen uit de bouwsector, ngo’s, onderwijsinstellingen enzovoort.
Om duurzaam bouwen te bevorderen, zijn er uiteraard objectieve criteria nodig om gebouwen te beoordelen. De Vlaamse overheid zet daarom een aantal instrumenten in voor de gebouwen waarvoor zij zelf de opdracht geeft of subsidies verstrekt. Zo is er een handleiding opgesteld met een geïntegreerde waarderingsmethode voor de eigen kantoorgebouwen. Het Gemeenschapsonderwijs ontwikkelde samen met het Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs (AGIOn) een duurzaamheidsmeter voor schoolgebouwen. En ook de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) en het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA) hanteren een leidraad waarin de principes van duurzame ontwikkeling worden vertaald naar concrete bouwprojecten. De Vlaamse overheid heeft dus heel wat handvatten om duurzaam bouwen in de eigen werking te ondersteunen. Om het ook buiten de overheid een duwtje in de rug te geven, wordt werk gemaakt van een Vlaamse Maatstaf voor duurzaam wonen en bouwen. De Maatstaf wordt hét referentiekader voor duurzaam wonen en bouwen in Vlaanderen; via dit instrument wordt met andere woorden bepaald wat de Vlaamse overheid verstaat onder duurzaam wonen en bouwen. De voorbije jaren spitsten de inspanningen zich toe op de ontwikkeling van een maatstaf voor woningbouw. Hiermee kwam de Vlaamse overheid tegemoet aan de vraag van de Vlaamse bouwsector (opdrachtgevers, ontwerpers, ontwikkelaars en producenten van bouwcomponenten) naar een uniform instrument om de duurzaamheid van particuliere woningen te meten. Het nieuwe Vlaamse meetinstrument bouwt voort op de ruime ervaring met de bestaande specifieke instrumenten (voor kantoren, scholen en woningen) op Vlaams en op Europees vlak, en heeft een lang en participatief proces doorlopen, waarbij alle actoren hun bevindingen en ervaringen hebben kunnen inbrengen. Dit is logisch, want zij zullen dit instrument op het terrein toepassen.
5
De sector is ook vragende partij voor een open structuur die het beheer en de kwaliteitsbewaking van dit soort meetinstrumenten voor duurzaam wonen en bouwen in handen neemt. De Vlaamse overheid ondersteunt in dit kader mee de oprichting van een Local Sustainable Building Council, aansluitend bij de World Green Building Council en andere internationale initiatieven. Het engagement van de Vlaamse overheid beperkt zich niet tot het ontwikkelen van dergelijke instrumenten. Ze wil ook het goede voorbeeld geven met haar eigen gebouwen. Zo bouwde de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) in 2003 al een kantoorgebouw volgens duurzame en ecologische principes en in 2007 volgde met het besturingsgebouw voor het Dijle- en Zennebekken in Leuven het eerste passiefgebouw van de Vlaamse overheid. Daarnaast hebben ook de sociale huisvestingsmaatschappijen (SMH) al bewezen dat zij een voortrekkersrol spelen op het vlak van duurzaam wonen en bouwen. De Kempense SHM Zonnige Kempen
Asfaltcollector in het wegdek aan de straatzijde van het woonproject Sint-Antoniuspleintje.
De woningen zijn een halve verdieping boven het plein verheven, waardoor er verhoogde terrassen ontstaan aan de zuidzijde.
6
innovatie te stimuleren in de overheidsmarkt. Binnen dit project lopen onder meer een aantal pilootprojecten rond scholen- en sociale woningbouw.
De patiowoningen van het Sint-Antoniuspleintje
haalde bijvoorbeeld al meermaals de pers met creatieve en vooruitstrevende energiebesparende maatregelen. In 2000 al installeerde Zonnige Kempen een miniwarmtekrachtkoppeling in een project in Herenthout. In 2008 volgde in Grobbendonk – in Vlaamse primeur – een biomassa-installatie voor verwarming. Voor het woonproject Sint-Antoniuspleintje in Zoerle-Parwijs realiseerde Zonnige Kempen zelfs een Europese primeur met de aanleg van een asfaltcollector, die tijdens de zomermaanden warmte verzamelt om deze in de winter te gebruiken om de woningen te verwarmen en het asfalt ijsvrij te houden. Het beleid van Zonnige Kempen is ook in andere opzichten baanbrekend en origineel. Zo is de maatschappij al lang afgestapt van grootschalige sociale woningbouwprojecten. In plaats daarvan wordt geopteerd voor kleinschalige projecten die bijna op een organische manier verweven zijn met het bestaande woningbestand. Ook op het vlak van scholenbouw, toeristische jeugdinfrastructuur en de bouw van zorginstellingen werden en worden belangrijke inspanningen geleverd, net als op het gebied van stadskernvernieuwing. Toekomstige duurzame bouwprojecten kunnen sinds kort ook een beroep doen op Innovatief Aanbesteden, een nieuw beleidsinstrument om
Dit boek wil aan de hand van tien reportages een staalkaart presenteren van vooruitstrevende realisaties die tot stand zijn gekomen door toedoen van de Vlaamse overheid. Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt tussen projecten waarbij de Vlaamse overheid de rechtstreekse opdrachtgever was en projecten die tot stand zijn gekomen met financiële ondersteuning van Vlaanderen. In die laatste categorie is nog eens een onderscheid te maken tussen projecten die een substantiële subsidie ontvingen vanuit de kernopdracht van de betrokken overheidsinstantie, en projecten die een beperktere subsidie ontvingen omwille van hun sterk demonstratieve karakter. Deze onderverdeling is doorheen het boek herkenbaar via de specifieke achtergrondkleur: paars voor projecten aanbesteed door de Vlaamse overheid, oranje voor substantieel ondersteunde projecten en groen voor demonstratieprojecten.
Een boek als dit is uiteraard altijd een momentopname. De regelgeving is voortdurend onderhevig aan wijzigingen en de meest vooruitstrevende technologie is bij wijze van spreken morgen al weer achterhaald. Bovendien is duurzaam wonen en bouwen meer dan het integreren van hoogtechnologische snufjes die de energieprestatie van een gebouw drastisch verbeteren. Duurzaam bouwen gaat, zoals hierboven al werd aangehaald, over veel meer. In dit boek is bewust gekozen om doorheen de reportages alle verschillende aspecten van duurzaam bouwen aan bod te laten komen. Projecten die uitblinken door een sterk participatieve aanpak, door herbestemming van oude gebouwen of sites, dubbel gebruik van gebouwen of ruimtelijke of sociale kwaliteiten, verdienen dan ook evenzeer hun plek in dit boek als gebouwen met een uitmuntende energieprestatie.
We probeerden in dit boek verder te kijken dan enkel het niveau van het gebouw. Sommige zaken laten zich namelijk een stuk efficiënter aanpakken op buurt- of wijkniveau. Zowel private als publieke spelers leveren vandaag op dat vlak grote inspanningen. Zo maakt de Vlaamse overheid jaarlijks subsidies vrij voor duurzame stadsvernieuwingsprojecten.
7
project
kantoor
VAC LEUVEN
Een voorplein vestigt de aandacht op de hoofdingang langs de Diestsestraat.
Werken in een viersterrenkantoor De Vlaamse overheid kent sinds 2008 een sterrenclassificatie voor de grote kantoorgebouwen die ze bouwt, renoveert of huurt. Die sterren worden toegewezen op basis van de kwaliteiten van de kantooromgeving. De meest recente aanwinst van de Vlaamse overheid is het Dirk Boutsgebouw, het Vlaams Administratief Centrum in Leuven. De nieuwkomer scoort met vier sterren het hoogst mogelijke ambitieniveau dat de overheid heeft voor zijn patrimonium.
Vernieuwend in dit project • het Vlaams Administratief Centrum in Leuven scoort 4 sterren, het hoogste ambitieniveau volgens de handleiding ‘Waardering van kantoorgebouwen’ • de Vlaamse overheid centraliseert zijn Provinciale Buitendiensten volgens het ‘anders werken’-principe
Het Dirk Boutsgebouw is de nieuwe thuishaven voor de Vlaamse ambtenaren in Vlaams-Brabant.
Het Dirk Boutsgebouw is dan ook een toonbeeld van energievriendelijkheid, bereikbaarheid en toegankelijkheid. Het heeft bijvoorbeeld het busstation van De Lijn en het station van Leuven als directe buren, is volledig rolstoeltoegankelijk en verbruikt nauwelijks primaire energie voor de verwarming en koeling.
IDENTIKIT
De opmerkelijke gebouwlengte werd ingegeven door het Bijzonder Plan van Aanleg over het bouwterrein. Het BPA drukte overigens een sterke stempel op de architectuur van het Leuvense Vlaams Administratief Centrum. Zo schreef het onder meer voor dat de hoofdingang tot het gebouw aan de Diestsepoort moest liggen om passage in de straat te krijgen. Een klein buitenplein accentueert deze inkomzone en zorgt voor een breekpunt in het gevelbeeld.
Hoofdkantoor Vlaams Administratief Centrum Leuven – Dirk Boutsgebouw Bouwheer
Het Dirk Boutsgebouw is een realisatie van
de publiek-private samenwerking tussen
Participatiemaatschappij Vlaanderen, het
Agentschap voor Facilitair Management en
de tijdelijke handelsvereniging Kairos-KVH
Adres
Diestsepoort 6 – 3000 Leuven
Functie
Huisvesting van 814 Vlaamse ambtenaren
in Vlaams-Brabant
Start bouwwerken
oktober 2008
Datum ingebruikname
december 2010
Bouwkundig is het Vlaams Administratief Centrum opgetrokken in een betonstructuur aangekleed met gevelpanelen met een natuurstenen afwerking.
Energie
Architect Jaspers & Eyers Architects
in samenwerking met Bureau
Bouwtechniek en Gigantes Architects
Studiebureau
VK Engineering in samenwerking met VITO
Een doorgedreven thermische isolatie is het vertrekpunt om de warmtevraag en de koellasten te beperken. Die thermische isolatie zit verwerkt in de gevelpanelen, die daarnaast ook borg staan voor een verbeterde luchtdichtheid – met waardes vergelijkbaar met passiefbouw – en waarin zonwering met screens en passief buitenschrijnwerk met driedubbele beglazing verwerkt zitten.
technieken & energie Studiebureau stabiliteit
Waterman – TCA
Studiebureau akoestiek Venac Hoofdaannemer
THV Interbuild – Willemen
gevels Belgometal
Een ander aandachtspunt om het energieverbruik te beperken is de maximale leidingisolatie.
Bouwvolume Het Dirk Boutsgebouw is een combinatie van een langgerekt sokkelvolume aan de kant van De Lijn en het station van Leuven, en een slanke toren aan het kruispunt van de Diestsepoort met de Vuurkruisenlaan. Het kantoorgebouw strekt zich volledig uit langs de 200 meter lange Diestsepoort. Over die afstand overwint het gebouw een niveauverschil van 8 m op het terrein. Dat vertaalt zich uitwendig in een extra bovengrondse bouwlaag ter hoogte van het torenvolume. De architectuur van het sokkelvolume krijgt dan weer enige dynamiek door de verspringende bouwhoogte en de markante overkraging aan de kopzijde.
10
De ontwerpers zochten ook naar mogelijkheden om hernieuwbare energie te benutten. Die vonden ze onder meer in een boorgatenenergieopslagveld (BEO): een veld bestaande uit 117 boorputten met een diepte van 45 m. In iedere boorput zit een warmtewisselaar die in de winter de koelte in de ondergrond opslaat en tijdens de zomermaanden de warmte buffert en de opgeslagen winterkoelte benut. De realisatie van het BEO-veld werd opgevolgd door Terra Energy (voorheen VITO). Een pv-installatie van 66 kWp vult het aandeel hernieuwbare energie verder aan. Dankzij deze maatregelen blijft het verbruik van fossiele brandstoffen (aardgas) voor de condenserende verwarmingsketels beperkt. Convectoren met thermostatische kranen zorgen voor de verspreiding van de warmte doorheen het gebouw. Koelbalken boven een verlaagd geperforeerd plafond brengen de nodige koelte, die opgewekt wordt in compressiekoelmachines.
Welzijn Het kantoorgebouw is opgevat volgens het ‘anders-werken’-principe. Dat wil onder meer zeggen dat er plaats is voor 80% van de 814 ambtenaren die in het gebouw werken. Per tien werknemers zijn er acht werkplekken, omdat ze in principe nooit allemaal gelijktijdig aanwezig zijn omwille van ziekte, vakantie, een verplaatsing, een vergadering of thuiswerk. ‘Anders’ betekent ook een open landschap waar diensten in elkaar overlopen, met afgesloten team- en concentratiecockpits, laptops, draagbare telefoons en clean desks. Bij dit werkprincipe bergen de gebruikers hun telefoon, bureaumateriaal, dossiers en persoonlijke spullen na de (dag)taak op of nemen deze mee. Daardoor is een opgeruimde werkplek beschikbaar voor collega’s. Het Dirk Boutsgebouw biedt de ambtenaren een hoog comfortniveau. Op akoestisch vlak bijvoorbeeld wees een trillingsstudie uit welke maatregelen aangewezen waren om geen lawaaihinder te ondervinden van het spoorverkeer. Zo vangt een keermuur, op enkele meters van de oostgevel, de gronddruk van het spoorwegtalud op. Verder kregen gesloten lokalen zoals de sanitaire cellen, het auditorium, de fietsenberging en archieven een plaats aan de spoorzijde van het gebouw. Geperforeerde plafonds zorgen voor een goed akoestisch niveau in de kantoorruimtes. Een mechanisch ventilatiesysteem waarborgt de luchtkwaliteit in het gebouw door 55 m³ verse lucht per uur in de ruimtes te brengen. Dit debiet ligt gevoelig hoger dan de voorschriften in het Algemeen Reglement voor Arbeidsbescherming. In de vergaderzalen gebeurt de ventilatie vraaggestuurd in functie van de aanwezigheid en bezetting. Naast het akoestische is er het visuele comfort. De kantoren zijn zo ingeplant dat de ambtenaren een uitzicht op de omgeving hebben. De werkplekken zijn ook dicht bij de raampartijen geplaatst om optimaal van het daglicht te profiteren. De kunstverlichting aan de raamzijde is overigens daglichtgestuurd en garandeert een verlichtingsniveau van 500 lux in de kantoorzones. Verder is het Dirk Boutsgebouw een voorbeeld van openheid. Het gebouw is publiek toegankelijk tijdens de kantooruren. Parallel met de Diestsepoort loopt een binnenstraat door het gebouw en hierlangs liggen publieke functies zoals de Werkwinkel, de VDAB, het auditorium en de foyer.
11
De overkraging geeft een aparte dynamiek aan de kopgevel aan de stationzijde.
De aan- en afvoer van de ventilator gebeurt via deze constructies.
Water Zowel bouwheer als gebruiker wilden maximaal de kaart van regenwaterhergebruik trekken. Dat vertaalt zich in een ruime regenwaterbuffer in de kelder van het gebouw. De bufferende functie van een groendak was hier dan ook niet opportuun. De waterbesparing gaat verder dan het optimaal gebruik van regenwater. De toiletten zijn uitgerust met een spaarknop, de douches met een spaarkop. Alle kranen starten en stoppen automatisch. Het sanitair warm water voor de douches wordt overigens opgewekt door direct gestookte gasboilers. Deze decentrale productie van sanitair warm water is energiezuiniger.
Geselecteerd volgens de handleiding ‘Waardering van kantoorgebouwen’ In het streven naar duurzaamheid wil de Vlaamse overheid het goede voorbeeld geven en zelf kantoorgebouwen gebruiken die een toonbeeld zijn op dit vlak. Ze stelde hiertoe de handleiding ‘Waardering van kantoorgebouwen – op weg naar een duurzame huisvesting voor de Vlaamse overheid’ op. Het Agentschap voor Facilitair Management hanteert deze handleiding bij de selectie van grote kantoorgebouwen. Ze maakt deel uit van elk bestek voor bouw, renovatie of huur en is doorslaggevend voor de gunning. De handleiding omvat eisen zonder score, eisen met een score en specifieke beschrijvingen. Afhankelijk van deze score kan een gebouw nul tot vier sterren krijgen. Het Dirk Boutsgebouw krijgt op basis van deze handleiding vier sterren, het hoogste ambitieniveau. Aanvankelijk zou het gebouw overigens drie sterren scoren, maar de overheid besliste om een extra investering te doen om tot het hoogste ambitieniveau te komen. De Vlaamse overheid centraliseert momenteel zijn provinciale buitendiensten, die nu vaak verspreid liggen in de provinciehoofdsteden, op één centrale locatie in de buurt van een station. De Limburgse en Antwerpse afdelingen verhuisden respectievelijk in 2004 en 2007 naar hun nieuwe thuisbasis. In Brugge is de verhuis gepland voor eind 2011, in Gent vanaf eind 2013. Samen met deze centralisering richt de Vlaamse overheid zogenaamde satellietkantoren in elke provincie in om telewerk te bevorderen.
Materialen Tot slot is het administratief centrum ook gebruiksvriendelijk voor mensen met een functiebeperking. Er zijn brede gangen, de liften zijn rolstoeltoegankelijk en de verdiepingsnummers op toetsen zijn voorzien van reliëf en braille. Bij ieder niveauverschil in het gebouw is een rolstoellift voorzien en er is een aangepaste douche voor rolstoelgebruikers. Alle publiek toegankelijke gebouwen in Vlaanderen moeten overigens sinds 1 maart 2010 aan bepaalde toegankelijkheidseisen voldoen. Deze staan beschreven in een gewestelijke stedenbouwkundige verordening.
Omgeving Weinig kantoorgebouwen scoren beter inzake bereikbaarheid dan het Leuvense Vlaams Administratief Centrum: het heeft het busstation van De Lijn en het Leuvense treinstation als directe buren. Sterker nog, perron 1 heeft een directe toegang tot het gebouw. Verder beschikt het gebouw over een ruime, beveiligde fietsenstalling, uitgerust met douches, kleedlokalen en lockers. Leuk detail: drie lichtkoepels in de beplanting aan de kop van het gebouw aan de stationszijde zorgen voor direct daglicht in de fietsenstalling.
13
Bij de selectie van de bouw- en kantoormaterialen streefde de overheid naar het gebruik van FSC-gelabeld hout en emissiearme materialen. Ook niet onbelangrijk was de duurzaamheid van de materialen in de tijd. Het Vlaams Administratief Centrum staat immers in een stationsomgeving, wat gezien de uitstoot van diesellocomotieven en het drukke verkeer een agressieve omgeving is voor materialen. Het natuursteen van de gevels bijvoorbeeld is goed bestand tegen deze negatieve invloeden. Ook bij de aankoop van kantoormateriaal is de prijs niet het enige criterium. De leveranciers dienen eveneens aan bepaalde ecologische en ethische normen te beantwoorden. De Vlaamse overheid heeft als doelstelling vooropgesteld om 100% duurzame overheidsopdrachten te plaatsen tegen 2020.
Langs een binnenstraat liggen publieke functies zoals de VDAB, een auditorium en de foyer.
technische fiche
Het gebouw Oppervlakte bouwterrein 6375 m² Totale vloeroppervlakte
23.310,1 m²
Energie E-peil 47 K-peil 19 Besparing totaal energieverbruik tov standaardontwerp ± 50%
Hernieuwbare energie BEO-veld 117 verticale boringen op 45 m diepte PV-installatie geïnstalleerd vermogen 66 kWp jaarlijkse opbrengstraming 55 155 kWh Warmtepompen koelvermogen 72% van de totale koude vraag (bij steady state) verwarmingsvermogen 67% van de totale warmte vraag (bij steady state) cv en koelmachine vangen piekvragen op
De klaslokalen geven twee aan twee uit op de buitenomgeving.
project
gemeenschapsinstelling
de zande Beernem
Leren leven op het rechte pad GI De Zande in Beernem, de enige Vlaamse gesloten instelling voor meisjes, ondergaat momenteel een grondige metamorfose. Geleidelijk aan zullen de bestaande gebouwen, een verbouwde kraamkliniek, plaats ruimen voor een volledig nieuwe campus. Het architectenbureau BURO II & ARCHI+I werkte begin jaren 2000, na een Open Oproep van de Vlaamse bouwmeester, een masterplan voor de site uit. Dat vertaalt de vernieuwende aanpak van de instelling in een architecturale visie. Kenmerkend daarin is het concept van de trajectwerking: elke jongere start met een opname in een gesloten leefgroep, gaat tijdens een heroriënteringsperiode over naar een halfopen leefgroep om in de eindfase begeleid zelfstandig te wonen, wat ten slotte moet leiden tot re-integratie in de maatschappij. Al deze stappen spelen zich af in verschillende gebouwen. De gebouwen zijn ingeplant langs een binnenstraat doorheen de campus, die als het ware het rechte pad symboliseert. Vernieuwend in dit project • vertaling van de trajectwerking in het masterplan • eerste Vlaamse passiefschool en passiefsporthal • dubbel gebruik door de gesloten instelling en de Beernemse gemeenschap
Het nieuwe volume in de vlasschuur herbergt onder meer kantoorruimte en consultatieruimtes.
Vandaag zijn in deze binnenstraat al de eerste Vlaamse passiefschool, de eerste passiefsporthal en de renovatie van een beeldbepalende vlasschuur gerealiseerd. Opmerkelijk aan die sporthal is dat ze ontworpen is voor dubbel gebruik: overdag door de bewoners van de gesloten instelling, ’s avonds en in het weekend door de inwoners van Beernem.
IDENTIKIT
GI De Zande mag prat gaan op de eerste Vlaamse passiefsporthal.
principe ook toe in de scholenbouw onder de noemer ‘Brede scholen’. Ook in andere domeinen wil ze het dubbel gebruik stimuleren. Als het mogelijk is in een gesloten instelling, moet dit principe zeker ook elders toepasbaar zijn.
Gemeenschapsinstelling Bijzondere Jeugdzorg De Zande - Beernem Bouwheer
Agentschap Jongerenwelzijn
projectopvolging
Agentschap voor Facilitair Management
Adres
Sint-Andreaslaan 5 – Beernem
Functie
Gesloten jeugdinstelling
Start bouwwerken
Passiefschool: 2004
Passiefsporthal: 2008
Organisatorisch en beveiligingstechnisch vraagt dit wel de nodige aanpassingen: een uitgekiende omgevingsaanleg, gecombineerd met een doordacht beveiligingsconcept zorgen dat de privacy van de meisjes gewaarborgd blijft en ontsnappen niet mogelijk is op momenten dat de gebouwen gebruikt worden door externen.
Renovatie vlasschuur: 2010 Datum ingebruikname
Passiefschool: september 2007
Passiefsporthal: december 2010
In het totaalplan is de beeldbepalende vlasschuur bewaard, die intussen ook is gerenoveerd. Het gebouw kreeg een deels publieke en een deels centrale invulling. Door de toepassing van het doosin-doosprincipe behoudt de schuur haar ruimtelijkheid. De rechthoekige box kan volledig op zichzelf functioneren. Als de glazen wanden worden opengezet, versmelt de box met de schuur. Op de benedenverdieping is een ontmoetingsruimte ondergebracht. Op de bovenverdieping van de box kregen de consultatieruimtes, een dokterskabinet, een verpleegpost en enkele polyvalente lokalen een plaats.
Renovatie vlasschuur: najaar 2011 Architect
BURO II & ARCHI+I
& interieurontwerp Studiebureau energie Cenergie Studiebureau technieken
BURO II & ARCHI+I
& stabiliteit landschapsarchitect
Denis Dujardin
Hoofdaannemer
Passiefschool: Van Tornhout
Passiefsporthal: Strabag – zetel Gent
Renovatie vlasschuur: Furnibo
Energie
Bouwvolume Het masterplan voorziet in een achttal gebouwen die verspreid over de site aansluiten op een binnenstraat. Die verdeling van de functies over verschillende gebouwen is een vertaling van de vernieuwende aanpak binnen GI De Zande, maar biedt de ontwerpers tegelijkertijd belangrijke voordelen: ze kunnen compact ontwerpen en ieder gebouw zo optimaal mogelijk oriënteren. Een ander belangrijk uitgangspunt in het ontwerp was het dubbel gebruik van een deel van de gebouwen. Dat betekent heel concreet dat de meisjes uit de gesloten instelling de sporthal overdag gebruiken en dat de Beernemse gemeenschap ze ’s avonds en in het weekend gebruikt. Dankzij dat dubbel gebruik verhoogt het rendement van de gebouwen en worden kosten voor extra gebouwen en de inname van vrije ruimte vermeden. De Vlaamse overheid past het
18
Het passiefhuisconcept is een rode draad doorheen de nieuwbouwprojecten van GI De Zande. De Vlaamse overheid had in dit project van bij het begin de ambitie om een voorbeeldfunctie te vervullen. Energiezuinig bouwen vormde daar, naast andere aspecten van duurzaam bouwen, een belangrijk onderdeel van. Dat resulteerde in de eerste Vlaamse passiefschool in 2007, en in de eerste Vlaamse passiefsporthal in 2010. De bouw van de passiefschool was voor de architecten en ingenieurs pionierswerk. Ze slaagden er uiteindelijk in een optimaal klimaatcomfort te bereiken door de vele transparante delen te combineren met een automatisch regelbare zonwering. De school wordt verwarmd en gekoeld via een mechanische ventilatie met warmteterugwinning die de verse lucht aanzuigt via een aardwarmtewisselaar, in casu een 40 m lange grondbuis. Op warme dagen zorgt de nachtkoeling ervoor dat de massa van het gebouw voldoende afkoelt om het klimaatcomfort te verbeteren.
Door de daglichtsturing en verlichtingsarmaturen met een laag energieverbruik is nog minder energie nodig. Het verwarmings- en koelingsconcept van de school werd ook in de sportruimtes toegepast, maar zonder grondbuis via een hoogrendementluchtgroep met warmteterugwinning. Een hoogrendementsketel zorgt voor de verwarming en warmwaterproductie voor de kleedkamers en sanitaire ruimtes. Hoogrendementsverlichtingsarmaturen zorgen voor een evenwicht in het energieverbruik en de gevraagde lichtwaarden voor competitiesporten. De sporthal werd in een massief concept gerealiseerd. De gevel werd opgetrokken in betonblokken in combinatie met een gevelsteen. Doorgaans zorgt een binnenbepleistering daarbij voor de luchtdichtheid van de wanden. Gezien de hoge mechanische belasting (een pleisterlaag is bijvoorbeeld niet bestand tegen voortdurende balslagen) was die oplossing niet mogelijk. De luchtdichtheid van de wanden werd daarom in de spouw gerealiseerd. Daartoe werden eerst de binnenwanden opgetrokken en aangekleed met een dubbele isolatielaag. Nadat deze volledig was afgetapet, werd een luchtdichtheidsmeting uitgevoerd en tot slot werd de buitenwand in gevelsteen opgetrokken. De spouwhaken door de isolatielaag werden stuk voor stuk afgekit met een silicone om luchtlekken te dichten. Pal naast de sporthal werd een centraal controlegebouw opgetrokken. Van daaruit wordt ieder nieuw gebouw op energetisch vlak aangestuurd en gemonitord. Een lamellenwand aan de passerelle naar de klaslokalen op de verdieping zorgt voor de nodige zonwering.
Welzijn De sporthal voldoet aan de toegankelijkheidsregels zoals vastgelegd in de Vlaamse stedenbouwkundige verordening: het gebouw is rolstoeltoegankelijk, er is een lift voorzien en er zijn sanitaire voorzieningen voor personen met een functiebeperking. In de andere gebouwen is nog geen lift voorzien. Het nieuw te bouwen administratieve gebouw zal uitgerust worden met een lift. Dat gebouw zal op de verdieping aansluiten op de vlasschuur. De meisjes uit de gesloten en halfopen afdeling komen vanuit hun leefgroep naar de school met telkens één begeleider. Als de twee groepen samen komen in de gang, kan dat mogelijk tot bedreigende situaties leiden. Daarom werd de school zonder klassieke
19
gangen geconcipieerd en liggen de klassen twee aan twee gegroepeerd langs een gaanderij. De klassen zijn toegankelijk via een glazen sas. Dat sas maakt enerzijds toezicht van het ene klaslokaal op het andere mogelijk en draagt anderzijds bij tot het energiezuinige concept.
Masterplan vertaalt trajectwerking Het masterplan voor GI De Zande vormt de rode draad voor alle bouwprojecten die al gerealiseerd zijn en die de komende tien jaar nog gerealiseerd zullen worden. Het plan legt de hoofdlijnen voor het project vast. Pas bij de definitieve uitwerking van een project worden de architecturale vormgeving en de materialen bepaald. Het masterplan geeft richting aan de werking en leefbaarheid op de site en voor de omwonenden. Heel concreet vertaalt het masterplan de trajectwerking van de instelling in een architecturale visie. De meisjes komen binnen in een gesloten afdeling, evolueren naar een halfopen afdeling en eindigen in een vorm van begeleid wonen. Naargelang het regime in de instelling minder streng wordt, volgt de architectuur. Daar waar de gesloten afdeling een sterk beveiligd gebouw is, speelt het begeleid wonen zich in paviljoenen af. De gesloten afdeling ligt nog achter een metershoge omheining, de paviljoenen voor het begeleid wonen staan in een parkomgeving in de wijk. De paviljoenen voor het halfopen regime houden het midden hiertussen.
De gebouwen liggen langs een binnenstraat, geordend volgens de evolutie in het regime. Zo evolueren de meisjes ook figuurlijk terug naar een open wereld tijdens hun verblijf in De Zande. De ontwerpers streefden er altijd naar het gebruik van echte omheining te beperken. Waar mogelijk werden andere maatregelen toegepast: zo fungeren de zonwering aan het schoolgebouw, de diepe waterbuffer aan het technisch gebouw of de hulsthagen aan de perceelsgrenzen ook als barrière.
Fonds Jongerenwelzijn financiert De middelen voor het eerste project van het masterplan, namelijk het schoolgebouw, werden voorzien op de begroting van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA). Sedert het begrotingsjaar 2007 neemt het Fonds Jongerenwelzijn de rechten en plichten over van het VIPA voor wat betreft de bouw- en verbouwingswerkzaamheden van de gemeenschapsinstellingen. De kredieten voor de sportzaal, de schuur en volgende projecten worden voorzien op de begroting van het Fonds Jongerenwelzijn.
Water
De ontwerpers hebben gestreefd naar een maximaal akoestisch comfort. Zo zijn de niet-dragende wanden van de sporthal uitgevoerd in argexbetonblokken en zijn plafonds en bepaalde wanden in de box van de vlasschuur uitgevoerd in geperforeerde gipskartonplaten om de nagalmtijd te beperken.
Als het masterplan voltooid is, zal een belangrijk deel van de terreinoppervlakte bestaan uit groenaanleg. Daardoor is een hoge mate van regenwaterinfiltratie mogelijk. Het regenwater dat op de gebouwen valt, wordt opgevangen voor de toiletspoeling en een dienstkraan. Achter het technische gebouw is een bufferbekken voorzien. Het bufferbekken herbergt bluswater voor de brandweer en vormt tegelijkertijd een ‘zachte’ barrière tussen de gesloten instelling en de buitenomgeving. Door de diepte ervan is het niet mogelijk om vanuit het bufferbekken op het dak van het technische lokaal te klimmen.
Omgeving
Materialen
De sporthal is het gebouw dat een eerste brug slaat tussen de gesloten instelling en de Beernemse gemeenschap. Daarom werd ze ingeplant aan de straatkant (Sint-Andreaslaan). Om een architecturaal geheel te vormen met andere gebouwen op de site en de onmiddellijk omgeving, werden de verhoudingen van de sporthal afgestemd op de vlasschuur ernaast en de bebouwing aan de overzijde van de Sint-Andreaslaan. Om daarin te slagen kregen de kleedkamers en sanitaire ruimten een plaats op het kelderniveau. Ook de sportvloer zelf bevindt zich op drie meter onder het maaiveld. De keuze voor het kelderconcept bleek ook financieel voordelig.
In het materiaal dat voor de drie gerealiseerde gebouwen gebruikt werd, is geen constante of uniformiteit terug te vinden. Een bewuste keuze van de ontwerpers: door die materiaalvariatie willen ze een gevangenisgevoel vermijden. De gevarieerde materiaalkeuze bewijst ook dat passiefgebouwen op verschillende manieren gerealiseerd kunnen worden. De sporthal is opgetrokken in een betonskelet, aangekleed met een rode gevelsteen in dunbedmortel; het schoolgebouw in een houtskelet aangekleed met keramische tegels. De gaanderij in gegalvaniseerd staal is losgekoppeld van het gebouw om koudebruggen uit te sluiten.
De toekomstige gebouwen voor de gesloten leefgroepen, die zullen aansluiten op de sporthal, krijgen een gelijkaardige, gesloten gevel aan de straatzijde.
Zowel in de school als in de sporthal werd de afwerking uitgevoerd in witte of lichte materialen. Een keuze die in de conceptfase ter discussie stond als niet onderhoudsvriendelijk of onvoldoende vandalismebestendig, maar de praktijk wijst uit dat de meisjes veel respect hebben voor de materialen. Vermeldenswaard is ook de zwevende bamboeparketvloer voor de sporthal, de eerste in Vlaanderen overigens. Omdat bamboe gewonnen wordt in een productiebos en een plant elke vijf jaar opnieuw gekapt kan worden zonder te sterven, wordt de ecologische voetafdruk van de zaal beperkt.
De toekomstige infrastructuur voor de halfopen leefgroepen en het begeleid wonen zullen in een parkomgeving gerealiseerd worden. Hoge omheiningen worden zo veel mogelijk vermeden om te verhinderen dat een gevangenisgevoel ontstaat, zowel bij de jongeren als bij de buurtbewoners. Een spitsvondigheid in de omgevingsaanleg is de leidingenkoker in de binnenstraat. Die maakt het mogelijk heel gemakkelijk nieuwe leidingen of bekabeling van het centrale technische gebouw naar andere gebouwen aan te leggen.
21
Een overzicht op een van de pleinen met links de passiefschool en rechts de vlasschuur.
technische fiche
Het gebouw Oppervlakte bouwterrein 20.327 m² Totale vloeroppervlakte 9.434 m² Schoolgebouw 1042 m² Sporthal 2641 m² Schuur 1586 m²
Energie
Brug tussen omgeving en instelling
K-peil Sporthal 6 Schuur 33 isolatie Schoolgebouw dakisolatie vloerisolatie muurisolatie beglazing Sporthal dakisolatie vloerisolatie muurisolatie beglazing Schuur hellend dak plat dak vloerisolatie muurisolatie beglazing
Het lijkt contradictorisch: een gesloten instelling die de omgeving vrije toegang biedt. En toch slaat De Zande de brug met de Beernemse gemeenschap. De sporthal en de benedenverdieping van de vlasschuur zijn zo ingericht dat ze overdag door de instelling gebruikt kunnen worden. Op weekdagen tussen 17 en 23 uur en op zondagen zijn het de sportclubs van Beernem die de accommodatie mogen gebruiken. Sportclubs die erkend zijn door de plaatselijke sportraad, kunnen gebruikmaken van de sportzaal, op voorwaarde dat ze het integratieproject van De Zande onderschrijven. Dat houdt in dat bijvoorbeeld de plaatselijke yogaclub gebruik kan maken van de danszaal op voorwaarde dat ze bereid zijn meisjes van De Zande te laten meedoen.
0,104 W/m²K 0,132 W/m²K 0,113 W/m²K 0,6 W/m²K 0,09 W/m²K 0,1 W/m²K 0,12 W/m²K 0,5 W/m²K
In ruil voor het gebruik van de sportaccommodatie zorgt het gemeentebestuur van Beernem voor het onderhoud van de sporthal. Op die manier bespaart De Zande op de exploitatiekosten en krijgt zo indirect een return op de hogere investering in het passiefgebouw.
0,25 W/m²K 0,28 W/m²K 0,37 W/m²K 0,37 W/m²K 1,1 W/m²K
Om het dubbele gebruik praktisch mogelijk te maken, werd een beveiligingssysteem met toegangsbadges geïnstalleerd. 22
De sporthal kreeg een 12 m hoge klimmuur, de enige in de ruime regio.
project
Een groendak buffert regenwater en verhoogt de levensduur van het dak.
kantoor
VMM Leuven
Passieve pionier Begin 2008 nam de afdeling Operationeel Waterbeheer van de Vlaamse Milieumaatschappij een nieuw centraal besturingsgebouw in gebruik. De nieuwbouw ligt in de schaduw van het Leuvense UZ Gasthuisberg, de brandweer en de E314-autosnelweg. Vanuit dit controlecentrum worden de waterstanden van het Dijle- en Zennebekken bewaakt en beheerd. De ingenieurs en hydrologen van de VMM hebben er zicht op alle data van de twee rivieren: peilen, debieten, klepstanden… en kunnen er stuwen en sluizen van op afstand bedienen. Bij hoogwaterstanden en overstromingsgevaar kan het controlegebouw ook fungeren als crisiscentrum. Vandaar de ligging nabij de brandweer en het universitaire ziekenhuis.
Vernieuwend in dit project • het centraal besturingsgebouw voor het Dijlebekken is het eerste passiefgebouw van de Vlaamse overheid • in en rond het gebouw wordt op de meest duurzame manier met water omgesprongen
Het gebouw is niet alleen bijzonder als sluitstuk in de inspanning van de Vlaamse overheid om Leuven van wateroverlast te vrijwaren. Het is meteen ook het eerste passiefkantoor dat de Vlaamse overheid realiseerde. De pv-panelen fungeren tegelijk als zonwering.
apparaten. Zo gebruikt het personeel bijvoorbeeld een koelkast met AAA-label.
IDENTIKIT
Besturingsgebouw VMM Bouwheer
Vlaamse Milieumaatschappij –
afdeling Operationeel Waterbeheer – Aalst
Adres
Terbankstraat 22 – 3000 Leuven
Functie
Besturingsgebouw voor het Dijle-
en Zennebekken. Hier worden alle data
(peilen, debieten, klepstanden…) voor
beide rivieren gecentraliseerd en beheerd.
Start bouwwerken
maart 2007
Datum ingebruikname
maart 2008
Architect
evr-Architecten – Gent
Studiebureau
3E – Brussel i.s.m. Christian Ebinger
Welzijn Hoewel het besturingsgebouw pal naast de E314-autosnelweg en vlakbij een bedieningsweg voor het UZ Gasthuisberg ligt, is er binnen nauwelijks iets hoorbaar van het voorbijrazende verkeer. De gebruikte bouwmaterialen dragen daar sterk toe bij. De binnenstructuur in kalkzandsteen, het zwaarst beschikbare bouwblok, zorgt voor een goede akoestische demping van buitengeluiden door de hoge massa. Akoestische voorzetwanden in geperforeerde houtfineer panelen verbeteren deze prestaties nog in de vergaderruimtes en de controleruimte.
technieken & energie Studiebureau stabiliteit
Fraeye & Partners – Gent
Hoofdaannemer
Batech (Vanhout) – Geel
dichtheid (0,49n50), wat ongewenste energieverliezen tot een minimum beperkt. Die luchtdichtheid wordt gerealiseerd door het minutieus afplakken van naden en overgangen van muren, deuren, vloeren en plafond. Kabels en buizen lopen door een holle vloer. Zo blijft het aantal doorboringen van de binnenschil voor het plaatsen van leidingen, stopcontacten… beperkt.
Bouwvolume Het besturingsgebouw is uiterst compact, de vorm is strak zonder uitsprongen. Die compactheid is een van de beginselen voor een energiezuinig gebouw. De houten verschijning nestelt zich onopvallend tegen het groene talud van de E314-autosnelweg. Het gebouw is bijna volledig zuidgeoriënteerd, waardoor het langgerekte, grote bandraam op de verdieping maximaal kan profiteren van zonnewinsten in de winter en de tussenseizoenen.
Energie De grootste aandacht in het ontwerp ging naar het passiefconcept van het gebouw. Naast compactheid en een doordachte oriëntatie betekent dit vooral het energieverbruik beperken en de energie die toch nodig is, zo veel mogelijk uit hernieuwbare bronnen halen. In dit controlegebouw wordt dit bereikt door een doorgedreven isolatie – 28 cm glaswol in de wanden en 19 cm resolschuim in het dak. Het gebouw scoort overigens uitmuntend op het vlak van lucht-
26
Een mechanisch systeem dat warmte en vocht uit de afgevoerde lucht recupereert, zorgt voor een optimale luchtkwaliteit. Tegelijkertijd zorgt deze installatie voor de verspreiding van de warmte in het gebouw. Die haalt ze enerzijds uit het serverlokaal en anderzijds bij een water-waterwarmtepomp die in de zomer ook voor de koeling van het gebouw zorgt via het adiabatische principe. Bij deze vorm van koeling wordt water verdampt. De verdampingsenergie wordt vervolgens onttrokken aan de lucht waardoor de temperatuur daalt. De benodigde elektrische energie produceert de VMM voor een deel zelf. Hiervoor zijn fotovoltaïsche zonnepanelen geplaatst boven een bandraam aan de zuidzijde van het gebouw. Ze voorzien heel het gebouw – met uitzondering van de server – van elektriciteit, en doen tijdens de zomermaanden dienst als zonwering. Deze zonwering krijgt wel aanvulling van automatische screens. Het elektriciteitsverbruik wordt sterk in de hand gehouden door de keuze voor daglichtsturing en aanwezigheidsdetectie voor de kantoorverlichting en de aanschaf van energiezuinige elektrische
Lichtkoepels brengen daglicht tot in de kern van het gebouw.
Bij de indeling van het gebouw is ernaar gestreefd de kantoorfuncties zoveel mogelijk bij het grote bandraam onder te brengen. De binnenwanden zijn grotendeels in glas gerealiseerd, waardoor het daglicht tot in de centrale vide kan doordringen. Dakkoepels brengen via lichttunnels nog extra daglicht in het gebouw. Het gebouw is volledig toegankelijk voor mensen met een fysieke beperking. Hoewel het maar één verdieping boven het gelijkvloerse niveau telt, zijn er een aangepaste lift en sanitair voorzien.
Omgeving Het besturingsgebouw voor het Dijle- en Zennebekken ligt, ondanks zijn locatie tussen de Leuvense brandweer, de Gasthuisbergsite en de E314, in een heel groene omgeving. Die loopt naadloos over in de terreinaanleg. Daarin vallen een houtwal, een boomgaard met inheemse fruitbomen, een wadi en een rietveld op. Het terrein is afgesloten met een begroeide omheining. Het uitgangspunt voor de inplanting van het besturingsgebouw was de centrale ligging in het Dijle- en Zennebekken en de nabijheid van de brandweer en de E314, aangezien het centrum ook fungeert als crisiscentrum bij hoge waterstanden en overstromingsgevaar. Het besturingsgebouw kreeg een eigen bushalte van De Lijn, eentje die het weliswaar deelt met een van de parkings van Gasthuisberg. Het gebouw heeft tot slot ook een kleine fietsenstalling.
27
In de terreinaanleg springen een boomgaard, wadi en rietveld in het oog.
De gevel kreeg een afwerking in thermisch verduurzaamd hout.
Materialen Het gebouw is opgetrokken in een massieve dragende structuur in kalkzandsteen, met daarrond een houtskeletmantel die de isolatie, de wind- en waterdichting en de gevelafwerking draagt. Die gevelafwerking bestaat uit thermisch verduurzaamd hout. Dankzij deze behandeling krijgt het hout een langere levensduur zonder daarbij milieubelastende producten te moeten gebruiken. Intern kozen de ontwerpers een steenachtig materiaal voor de dragende wanden en de binnenafwerking. Dit om verschillende redenen: de aanwezigheid van technische en sanitaire functies, de draagkracht van de vloeren en de grotere garantie op thermisch en akoestisch comfort.
Water
VMM geeft het goede voorbeeld De Vlaamse Milieumaatschappij is een verzelfstandigd agentschap van de Vlaamse overheid. Ondanks het feit dat de afdeling Operationeel Waterbeheer in Leuven een niet-publiek toegankelijk controlecentrum bouwde, wilde de Vlaamse Milieumaatschappij de gelegenheid wel te baat nemen om haar voorbeeldfunctie uit te spelen. Dat vertaalt zich in het eerste en voorlopig enige passiefkantoor van de Vlaamse overheid. Het is een goede leerschool voor de overheid want volgens de nieuwe EU-richtlijn zullen alle nieuwe openbare en kantoorgebouwen vanaf 2019 bijna-energieneutraal gebouwd moeten worden. De VMM bouwde in 2003 in Aalst al een kantoorgebouw volgens duurzame en ecologische principes. Dat gebouw werd in 2005 bekroond met de Prijs Bouwheer van de Vlaamse Regering (in de categorie geïntegreerde opdracht) en met de Belgian Building Award voor Architectuur.
Helemaal in lijn met de taak van de VMM besteedden de ontwerpers in het concept maximaal aandacht aan het zuinig en correcte watergebruik. Dit resulteert in een breed scala aan technieken, die bovendien ook zichtbaar zijn. Zo wordt regenwater in eerste instantie maximaal gebruikt voor de toiletspoeling en de schoonmaak. De intelligente urinoirs verbruiken zelfs geen water. Het overtollige regenwater wordt gebufferd op het groendak met sedumplanten en infiltreert op het terrein. Dat gebeurt ofwel via waterdoorlatende verhardingen, zoals de grasmatten op de oprit, en staalslakken, een afvalproduct uit staalovens, dat vaak gebruikt wordt voor doorlatende verhardingen, op de rest van het terrein, ofwel via de wadi. Dit is een infiltratievoorziening in de vorm van een niveauverschil of kleine greppel in het terrein waarin het hemelwater zich verzamelt. De hydrologen en ingenieurs in het besturingsgebouw gebruiken leidingwater enkel om te douchen, de handen te wassen en koffie te zetten. Het vuile water gaat naar een septische put en vervolgens naar een rietveld. De ondergrond van het rietveld is opgebouwd uit verschillende lagen waarin micro-organismen zitten die het afvalwater zuiveren. Het gezuiverde water infiltreert ook in de ondergrond via de wadi. Dankzij al deze toepassingen heeft het besturingsgebouw geen aansluiting op het rioleringsnet nodig.
29
Voor de selectie van de bouwmaterialen werkte het ontwerpteam met de NIBE-milieuclassificatie. Deze ranglijst van het Nederlands Instituut voor Bouwbiologie en Ecologie schikt producten op basis van onder meer hun milieubelasting en levensduur. Hierbij wordt rekening gehouden met de volledige levenscyclus van het product, van ontginning tot recyclage. Het was overigens de eerste keer dat in België de combinatie van een houtstructuur met verlijmde kalkzandstenen werd toegepast. In Duitsland wordt deze bouwmethode frequent toegepast bij passiefgebouwen. Het gebruik van kalkzandsteen heeft nog een bijkomend voordeel: het materiaal geeft het gebouw, samen met het betonwelfsel, de nodige inertie. Daardoor verbetert het thermisch comfort aanzienlijk.
technische fiche
Het gebouw Oppervlakte bouwterrein 1500 m² Totale vloeroppervlakte 708 m² Kostprijs (excl. btw en erelonen) 1.250.000 euro
Energie K-peil 15 Gemiddelde U-waarde Ugem= 0,198 W/m²K Raming bruto primair energieverbruik 316,5 kWh/m²/jaar Isolatie Dakisolatie Vloerisolatie Muurisolatie Beglazing
19 cm resolschuim 16 cm resolschuim 28 cm glaswol 0,6 W/m²K
Hernieuwbare energie Pv-panelen geïnstalleerd vermogen 4,32 kWp opbrengst 370 kWh/a Warmtepomp verwarmingsvermogen 8,3 kW
30
Het regenwater dat op het niet-begroeide dakdeel neerslaat, wordt opgevangen voor hergebruik.
project
schoolgebouw
sint-gerardus diepenbeek
Gangen zijn de grote afwezigen in het gebouwconcept.
Het traditionele schoolbeeld doorbroken Langs de drukke gewestweg die Diepenbeek met Kortessem verbindt, liggen de terreinen van Sint-Gerardus verscholen in het groen. De vzw biedt er zorg en onderwijs aan zo’n 160 kinderen met een motorische beperking (type 4). Sinds 2007 verloopt het onderwijs in een verrassend en vernieuwend architectuurconcept. De kleuterafdeling en de lagere en secundaire school liggen onder één groot gebogen dak. Onder dat opmerkelijke dak baden klas- en praktijkruimtes in het daglicht. Het concept voor deze indeling is volledig geschoeid op de leest van de gebruikers, maar is tegelijkertijd voldoende flexibel om probleemloos mee te evolueren met veranderende onderwijsbehoeften. Het ingenieuze concept kwam mee tot stand op basis van de uitgebreide inbreng van de gebruikers en het personeel. Vernieuwend in dit project • uitgesproken aandacht voor gebruikersparticipatie • flexibel concept maakt schoolgebouw eenvoudig aanpasbaar
Het 5500 m² grote gebouw werd nagenoeg volledig in een houtstructuur opgetrokken. Die materiaalkeuze garandeerde een snelle bouwmethode.
IDENTIKIT
Zeven dakkapellen vangen rijkelijk daglicht in het gebogen dak.
school is immers een tweede thuis voor de kinderen. Ze verblijven er bijna twaalf uur per dag.
Schoolgebouw Sint-Gerardus Diepenbeek Bouwheer
vzw Sint-Gerardusscholen
Adres
Nieuwstraat 68 – Diepenbeek
Functie
Onderwijs- en zorggebouw
Start bouwwerken
augustus 2005
Datum ingebruikname
8 januari 2007
Architect
Holistic Architecture 50|5
Studiebureau
Vanparijs – Maes VMI (HVAC + sanitair) –
technieken & energie
Toussaint (elektriciteit)
De ontwerpers leefden, voorafgaand aan het ontwerpproces, enkele dagen mee in de school met de kinderen en het personeel. Op die manier hadden de toekomstige gebruikers van het nieuwe schoolgebouw een uitgebreide inbreng in het ontwerp. Het is namelijk mede door deze ervaring dat het ontwerpteam besloot om tabula rasa te maken met het beeld van de klassieke school met gangen, en op zoek te gaan naar een heel andere typologie. Zo brachten ze het volledige bouwprogramma onder één langgerekt, gebogen dak. Onder dit dak bevindt zich centraal het administratieve gebouw met ondersteunende functies, zoals de grootkeuken, de sporthal en een therapeutisch bad. Links van het centrale gedeelte liggen de kleuterafdeling en de lagere school, rechts ervan de secundaire school. De drie delen in het gebouw zijn van elkaar gescheiden door uitsnijdingen waarin de speelplaatsen hun plek kregen. Alle ruimten hebben dezelfde basisstructuur, wat ze multifunctioneel maakt en het schoolgebouw een gelaagde flexibiliteit geeft.
Studiebureau stabiliteit Horst-Betrac Studiebureau akoestiek
Daidalos - Peutz
Hoofdaannemer
TV Gebroeders Janssen - Meekers
Bouwvolume De vzw Sint-Gerardusscholen startte in 1963 aanvankelijk als internaat voor kinderen met een motorische beperking. Later werd hier een kleuterafdeling, een lagere school en een school voor bijzonder secundair onderwijs aan toegevoegd. Door de grillige groei bestond de accommodatie van Sint-Gerardus uit een onoverzichtelijk geheel van prefabgebouwen met een wirwar van lokalen en veel te smalle gangen. Gaandeweg bleek dat de infrastructuur niet meer voldeed aan de onderwijsbehoeften, waardoor het bestuur besliste om schoon schip te maken en een nieuwbouw te realiseren. De ambitie was om de bebouwde oppervlakte van 7000 m² te vervangen door een meer compacte nieuwbouw op maat. Compactheid was overigens een van de sleutels naar een economisch bouwconcept. Het gebouw moest tegelijkertijd voldoende flexibel zijn. Het verleden had namelijk aangetoond dat onderwijsbehoeften voortdurend evolueren. Het flexibel ontwerp zorgt ervoor dat de beschikbare ruimten in de toekomst relatief eenvoudig aangepast kunnen worden, zonder te moeten raken aan de basisstructuur van het gebouw. En last but not least moest de architectuur van het schoolgebouw geborgenheid bieden. De
34
Sint-Gerardus doet het vandaag met 1500 m² minder dan vroeger, maar kan door een intelligente planning toch meer functies in het gebouw onderbrengen, hoofdzakelijk door gangen in hun zuivere betekenis te vervangen door multifunctionele doorgangszones. Omwille van de terreineigenschappen werd het gebouw in de lengterichting noord-zuidgeoriënteerd. Dat betekent dat de klaslokalen allemaal oost- of westgeoriënteerd zijn. De noordelijke kopgevel werd vrij gesloten gehouden. De zuidelijke kopgevel bestaat uit grote raampartijen die voorzien zijn van een luifel en zonwerend glas. Ook de bomen rondom het gebouw en een grote dakoversteek houden de hete zomerzon weg uit de klaslokalen.
Energie Alle energetische maatregelen zijn gefocust op de allesbepalende dakvorm. Het dakvolume kreeg aan de buitenzijde een isolatiepakket van 12 cm minerale wol, aan de binnenzijde aangevuld met een combinatie van 2,5 cm minerale wol en 2,5 cm houtwolmagnesiet. Deze binnenbekleding biedt niet alleen thermische, maar
ook akoestische voordelen. Uit een dauwpuntstudie van studiebureau Daidalos bleek dat een totaal isolatiepakket van 5 cm aan de binnenzijde het maximaal haalbare was. De ventilatie gebeurt via een mechanisch systeem met warmteterugwinning, waarbij 90% van de warmte uit de afgevoerde lucht gerecupereerd wordt om toe te voegen aan de verse lucht. De keuze voor vloerverwarming zorgt enerzijds voor comfort en anderzijds voor een lager energieverbruik, aangezien verwarmd kan worden op een lage temperatuur. Het verbruik van het nieuwe schoolgebouw ligt overigens een derde lager dan in de vroegere situatie. Het team van Sint-Gerardus probeert nu nog het elektrisch verbruik te verlagen. De aanzet hiertoe is de integratie van een meetsysteem om de grootverbruikers op te sporen. Een andere actie die al loopt, is de plaatsing van bijkomende sturingen voor de verlichting. Op die manier kan gerichter en dus zuiniger verlicht worden.
De dakvorm kreeg twee grote insnijdingen: hier zijn de speelplaatsen ondergebracht.
Omwille van de dakopbouw (warm zinken dak) kozen de ontwerpers een bitumineus dampscherm. Een voordeel van deze optie is dat het dak wel meteen goed scoort inzake luchtdichtheid. Het kwam er dan enkel nog op aan de luchtdichtheid van het schrijnwerk aan te pakken om tot een goed eindresultaat te komen.
Welzijn In het ontwerp ging bijzondere zorg naar de akoestiek, en wel op twee vlakken: de spraakverstaanbaarheid in de klaslokalen en het vermijden van nagalm op de binnenspeelplaats. Een bijkomende uitdaging was de gebogen dakvorm, die een ongewenste reflectie van de geluidsgolven teweegbrengt. Uit de akoestische studie door Daidalos kwam het bekleden van het volledige plafond met houtwolmagnesiet als gepast antwoord naar boven. De toepassing van het massa-veer-massaprincipe in de scheidingswanden, waarbij de zachte isolatielaag tussen de twee harde materialen de geluidstrillingen afzwakt, vermijdt overdrachtsgeluid tussen de lokalen. De wanden zijn gemaakt van een combinatie van OSB en gipskarton, tussen de twee wanden zit dan nog eens 6 cm minerale wol verwerkt. In de klaslokalen zelf waren geen bijkomende akoestische maatregelen nodig,
35
De personeelsrefter nestelt zich langs de verbinding tussen de lagere en middelbare school.
Sint-Gerardus geeft voorzet voor oppervlaktenormen Voor leerlingen van type 4 (rolstoelgebruikers) bestaan geen specifieke oppervlaktenormen, omdat deze doelgroep bijzondere ruimtelijke behoeften heeft. Bovendien beschikt de school ook over een dienstencentrum voor ergo- en kinesitherapie, dat geïntegreerd werd tussen de klaslokalen. Uit de gedetailleerde voorstudies bleek al snel dat de voorgeschreven oppervlaktenormen in het besluit van de Vlaamse regering betreffende de fysische en financiële normen voor schoolgebouwen niet voldeden aan de behoeften van Sint-Gerardus. Het ontwerpteam werkte bijgevolg een gemotiveerd dossier uit dat de bevoegde commissie kon overtuigen om voor bepaalde functies extra ruimte te realiseren.
Naar een inspirerende leefomgeving - Instrument voor duurzame scholenbouw GO! Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap en AGIOn hebben de handen in elkaar geslagen voor de ontwikkeling van een Instrument voor duurzame scholenbouw. evr-Architecten werkte het instrument uit, dat een leidraad wil zijn voor het ontwerpen van duurzame en open scholen. Het instrument bestaat uit drie delen: een visie op het bouwen van slimme scholen, een duurzaamheidsmeter en concrete werkdocumenten ter ondersteuning van het project (projectdossier, programma van eisen). Vanuit die visie neemt de applicatie tien thema’s in beschouwing: geïntegreerd projectproces, inplanting, mobiliteit, natuurlijk milieu, water, grondstoffen en afval, energie, gezondheid, leefbaarheid en toegankelijkheid, samenleving en economie, en innovatie. De duurzaamheid van het project wordt in alle fases gemeten: van de evaluatie van de bestaande toestand en het voorontwerp tot de voorlopige oplevering van het bouwproject. Hiervoor dient de duurzaamheidsmeter, het invulblad waarop de duurzaamheidscore per aspect kan bijgehouden worden tijdens de verschillende ontwerp- en bouwfases. Dit invulblad is ook in digitale vorm (cd-rom) beschikbaar om het gebruiksgemak te verhogen.
aangezien klaslokalen sowieso al voldoende zijn aangekleed en ingevuld met zachte, absorberende materialen. De toegankelijkheid was een van de uitgangspunten in het ontwerp. Iedere hoek van het schoolgebouw moest vlot rolstoeltoegankelijk zijn. De belangrijkste ingreep op dat vlak is de organisatie van het 5500 m² grote bouwprogramma op de benedenverdieping. Een andere oplossing is gangen weglaten ten voordele van ruimere polyvalente ruimtes. Verder werden de 180 cm brede, dubbele deuren naar de klassen in een 1/3-2/3 verhouding opgedeeld. Zo volstaat het enkel de brede deur te openen om comfortabel met een rolstoel door de deuropening te kunnen.
Omgeving
Materialen Het schoolgebouw is nagenoeg volledig in hout opgetrokken. Niet de oorspronkelijke keuze, want aanvankelijk vertrok het ontwerp van een staalstructuur. Uiteindelijk kozen bouwheer en ontwerpers toch voor een houtskelet. De structuur is, met uitzondering van één gevel die is opgetrokken uit betonnen kolommen om voor voldoende windstijfheid te zorgen, volledig opgetrokken uit houten kolommen en houten gelamelleerde spanten. De binnenstructuren zijn opgebouwd uit gipskarton, hout en glas. De houtconstructie stond ook borg voor een snelle en droge constructiemethode. Het sloopmateriaal van de oude schoolgebouwen werd hergebruikt voor de fundering van de wegen op de site.
Het schoolgebouw, dat in een groene omgeving is opgetrokken, heeft op het terrein twee bushaltes. De site ligt bovendien op loopafstand van het station in Diepenbeek centrum. Bij de omvorming van het kruispunt met de gewestweg tot een rotonde, werden voetgangers- en fietstunnels aangelegd waardoor de leerlingen en bezoekers van Sint-Gerardus op een veilige manier de gewestweg kunnen kruisen om naar het centrum van Diepenbeek te gaan.
Water De architecten kozen ervoor het gebogen dak niet van dakgoten te voorzien. Een opmerkelijke keuze, maar met een grondige motivatie. Het schoolgebouw ligt immers in een groene omgeving en aangezien er geen dakgoten zijn, hoeven die ook niet van bladeren ontdaan en onderhouden te worden. Het regenwater slaat nu neer op een keienbed waarin een drainage verwerkt zit. Van hieruit infiltreert het regenwater deels in de ondergrond en wordt het deels opgevangen in verschillende regenwatertanks, samen goed voor 45.000 liter. Bij het ontwerp van de nieuwbouw was het streefdoel overigens om de verharding rond het gebouw minimaal te houden. Vroeger was nagenoeg de volledige buitenomgeving verhard, nu enkel nog de zone voor het gebouw met de parkings voor personeel en bezoekers en de busstelplaatsen. Zo integreert het gebouw zich niet alleen beter in de groene omgeving, maar wordt ook de directe infiltratie van het regenwater bevorderd.
37
Subsidies gekoppeld aan E-peil
technische fiche Vlaanderen bouwt passiefscholen De Vlaamse overheid heeft momenteel een pilootproject ‘Passiefscholen’ lopen. Verspreid over alle provincies en onderwijsnetten zijn een twintigtal kandidaat-scholen geselecteerd.
Het gebouw Oppervlakte bouwterrein
40.500 m²
Totale vloeroppervlakte
5500 m²
Kostprijs (excl. btw en erelonen)
7.035.000 euro
Aangezien passiefscholen zo gebouwd zijn dat ze (bijna) geen verwarming of koeling nodig hebben, kan de energiefactuur structureel dalen, waardoor het schoolbestuur zijn werkingsmiddelen optimaal kan benutten voor de inhoudelijke werking.
Beperkingen bouwterrein De hoge grondwaterstand: infiltratie van het regenwater was niet vanzelfsprekend. Aansluiting van de nieuwbouw op de bestaande gebouwen.
Zo dragen ze bij aan de ontwikkeling van een grotere groep van professionelen met de nodige kennis, en een grotere afzetmarkt van materialen. Door energiezuinig bouwen in de praktijk te ervaren, kunnen ze ook inspirerend werken voor toekomstige bouwheren (jonge gezinnen), en last but not least leren kinderen van jongs af aan omgaan met het begrip energiezuinig bouwen.
Energie E-peil niet van toepassing ten tijde van de realisatie (ca. 85) K-peil 30
Voor deze pilootfunctie voorziet de Vlaamse overheid een extra subsidie bovenop de standaardsubsidie voor bouwprojecten. De extra subsidie komt overeen met 20% op de financiële norm van de standaardsubsidie.
Verbruik volgens EPC 247,06 kWh/m² (100% = 305,56 kWh/m²) isolatie Dakisolatie Vloerisolatie Muurisolatie Beglazing
Scholen vervullen als publieke gebouwen een belangrijke voorbeeldfunctie in het energiezuinig handelen en duurzaam omspringen met natuurlijke energiebronnen. De passiefscholen zullen dan ook een belangrijke katalysator zijn in het transitieproces naar het langetermijnenergiebeleid. Tegen eind 2020 moeten alle nieuwe gebouwen bijna-energieneutraal zijn.
12 cm minerale wol bovendaks + combiplaten 5 cm onderdaks (2,5 cm minerale wol en 2,5 cm houtwolmagnesiet) 6 cm isolerende polystyreen uitvulling en 10 cm XPS-platen 14 cm minerale wol bij houtskeletbouw en 12 cm minerale wol elders 1,1 W/m²K
38
De projecten staan volop in de startblokken. De meerderheid is gestart met ontwerpen en enkelen hebben hun ‘eerste steen’ gelegd. AGIOn vervult naast de subsidiëring van de passiefscholen ook een informatieve en ondersteunende rol in de realisatie van de projecten. Het verloop van de projecten kan opgevolgd worden op www.ecobouwers.be.
AGIOn subsidieert, afhankelijk van het type onderwijs, 60% of 70% van de totale kostprijs van een bouwproject. De lagere school in Sint Gerardus werd voor 70% gesubsidieerd, de secundaire school voor 60%. Daarnaast staat de overheid ook borg voor de lening die de vzw Sint-Gerardusscholen afsloot om haar deel van het project te bekostigen. Scholen die op het vlak van energieprestatie beter scoren dan de wettelijke norm voor schoolgebouwen (E100), komen in aanmerking voor extra financiering. Concreet betekent dit dat scholen die een E-peil 70 realiseren, kunnen rekenen op een subsidieverhoging van € 21/m². AGIOn subsidieert dit surplus voor 100%. Vanaf 2014 wordt een verstrenging van de wettelijke norm voorzien naar E60. Gebouwen zoals werkplaatsen, sporthallen, enz. die een andere bestemming hebben dan een loutere klasfunctie, vallen onder de standaardsubsidie, aangezien daar met de huidige EPBberekeningen geen E-peil aangetoond kan worden.
project
ziekenhuis
AZ GROENINGE KORTRIJK
De twee niveaus hoge inkomhal is zo compact mogelijk gehouden.
Atypisch ziekenhuis Het Kortrijkse fusieziekenhuis AZ Groeninge, dat vroeger in vier aparte gebouwen was ondergebracht, verhuist in drie fases van het Kortrijkse stadscentrum naar een nieuw gebouw in de President Kennedylaan. In 2010 werd een eerste fase – goed voor 381 bedden – in gebruik genomen. Het nieuwe complex is in alle opzichten atypisch in vergelijking met een traditioneel ziekenhuis: de look-and-feel, zowel binnen als buiten, doet op geen enkele manier aan een ziekenhuis denken. De flexibele gebouwstructuur laat toe eenvoudig in te spelen op de snel veranderende ziekenhuisbehoeften en het complex werkt uiterst energiebewust. Een ander belangrijk uitgangspunt voor de ontwerpers was een maximaal patiëntencomfort. De patiëntenkamers hebben een sterk huiselijke sfeer, met eiken lamellenparket op de vloer, en genieten dankzij 3,60 meter hoge raampartijen van een maximale lichtinval. De ramen kijken uit op een groene omgeving of binnentuin.
Vernieuwend in dit project • flexibel concept • atypische ziekenhuisarchitectuur • maximale aandacht voor eigentijds patiëntencomfort
De nieuwbouw van AZ Groeninge doet uiterlijk niet aan een ziekenhuis denken.
De wanden van de middenkernen zijn bekleed met houtfineer.
Het grondplan van AZ Groeninge zal bij voltooiing een verzameling van vier circulair gesloten vleugels rond een centraal blok vormen. Vandaag zijn een deel van het centrale blok en twee vleugels gedeeltelijk gerealiseerd. In het centrale middenblok bevinden zich de toegangszone, het operatiekwartier, de ontwaakruimte, het laboratorium en het verloskwartier. Dankzij de centrale ligging zijn die ruimtes vlot bereikbaar. De verschillende diensten krijgen vervolgens hun plaats in de vleugels. Op het gelijkvloerse niveau bevinden zich de consultatieruimtes. De bijhorende verpleegafdelingen bevinden zich op de twee bovenliggende verdiepingen. De indeling van de afdelingen is dus zowel horizontaal als verticaal op elkaar afgestemd.
IDENTIKIT
AZ Groeninge Bouwheer
AZ Groeninge vzw
Adres
Kennedylaan 4 – 8500 Kortrijk
Functie Ziekenhuis Start bouwwerken 2005 Datum ingebruikname
1 april 2010
Architect
TV Baumschlager & Eberle – Osar Architects
– Antwerpen
Studiebureau
Ingenium – Brugge
technieken & energie Studiebureau stabiliteit
Van Aelst – Antwerpen
Studiebureau omgeving
Topokor – Kortrijk
Energie Het energieconcept vloeit voort uit een studie van de total cost of ownership (TCO) van verschillende technieken. De energiezuinige oplossingen die een realistische terugverdientijd scoorden, werden gecombineerd tot een totaalconcept.
Bouwvolume De sterkte van het concept voor de campus Kennedylaan van AZ Groeninge is de grote flexibiliteit. Iedere vleugel is standaard opgebouwd. De 22 m brede vloerplaten in nagespannen beton dragen alleen op de gevelelementen en een dubbele kolommenrij in de centrale zone. Dat casco vormt de dragende structuur die werd ingevuld met wanden in gipsvezelplaten. De 90 cm brede raampartijen vormen de modulaire basis voor die indeling. Daarbij werden de comfortzones, zoals patiëntenkamers en consultatieruimtes, aan de buitenzijde ingericht. Bergruimtes, liften en andere ondersteunende functies kregen een plaats in de middenzone. Ook de technieken zijn flexibel in dit patroon geïntegreerd. Bijna alle technische uitrustingen lopen naar de lokalen via de wand en niet via een vals plafond. Daardoor krijgen de ruimtes een vrije hoogte van 3,6 m. In het plafond zitten om de 1,80 m voorzieningen voor leidingen van branddetectoren en kanalen voor de luchtbehandeling. De leidingen en kanalen zijn in de betonnen vloerplaat ingewerkt en sluiten via het verlaagd plafond in de gangen aan op de hoofdleidingen. Dankzij de identieke opbouw van de verschillende vleugels kan op iedere plek gelijk welke functie worden ingericht.
42
Het vertrekpunt is een doorgedreven thermische en akoestische isolatie van de gebouwschil. De gevelelementen, met schuine plaatsing van de betonstroken, zorgen voor een goede zonbalans in het ziekenhuis. Voor de koeling opteerde de bouwheer voor twee verschillende systemen. In het middenblok met de kritieke diensten levert een elektromechanische koelgroep de koelte. In de patiëntenvleugels zorgt een grond-luchtwarmtewisselaar voor passieve koeling. Dat ondergrondse kanalennet kan de temperatuur van de aangevoerde lucht met circa 8 °C verlagen bij een buitentemperatuur van 30 °C. In de winter zorgt het systeem voor een voorverwarming van de ventilatielucht. Een warmtewisselaar op de luchtgroepen zorgt er overigens voor dat de warmte uit de afgevoerde lucht wordt gerecupereerd tijdens de koude maanden. Condenserende gasketels zorgen voor aanvullende warmte, zodat er altijd een aangename temperatuur heerst. Uit de TCO-studie begin jaren 2000 bleek dat pv-panelen en windenergie op dat ogenblik economisch niet aangewezen waren. Die visie is intussen herzien in functie van gewijzigde randvoor-
waarden. De bouwheer heeft dan ook beslist om in de tweede bouwfase pv-panelen te plaatsen op het parkeergebouw. Om de elektriciteitsfactuur te drukken wordt het volledige ziekenhuis gestuurd door een gebouwbeheersysteem. De verlichting in de centrale zones werkt op basis van bewegingsmelding en een nachtregime voor bepaalde zones waar ’s nachts minder verlichting nodig is. In de comfortzones langs de buitengevels wordt de sterkte van de kunstverlichting geregeld op basis van daglichtsturing. Ingenieus zijn ook de lichtkokers, verspreid in de centrale zones. De lichtschachten lopen verticaal door het gebouw en brengen via glaspartijen toch nog daglicht in de gangen. ’s Nachts zorgt gekleurde tl-verlichting, afgestemd op de zone, voor een lichtaccent in de gangen. De ontwerpers kozen bewust voor een laagbouw om het zicht op de groene omgeving te vrijwaren.
Welzijn Het patiëntencomfort was een van de belangrijkste uitgangspunten in het ontwerp, en dat merk je in heel het gebouw. De kamers kregen een uitgesproken huiselijke sfeer met onder meer eiken lamellenparket. Transporten door de gangen worden zo veel mogelijk vermeden op de afdelingen. De goederen worden op kelderniveau naar de juiste zone in het ziekenhuis gebracht en pas dan via de lift naar boven gestuurd. De meeste kamers zijn eenpersoonskamers, allemaal uitgerust met een douche. De kamers baden dankzij de hoge ramen in het daglicht en bieden een mooi uitzicht op een groene omgeving of op een van de vijf binnentuinen. Het ziekenhuis ligt pal naast het Groen Lint en het Kennedybos. In de tweepersoonskamers heeft iedere patiënt een eigen sanitaire cel. De bedden staan ook tegenover in plaats van naast elkaar, waardoor beide patiënten naast het raam liggen. Verder beschikt elke patiënt over een eigen tv-toestel en zijn alle kamers voorzien van luchtbehandeling. Vernieuwend is dat de afdelingen met een lokale, gedecentraliseerde keuken werken. Maaltijdhostesses nemen de volledige maaltijdcyclus voor hun rekening. In de loop van de voormiddag kiest de patiënt uit een ruim assortiment warme maaltijden. Voor de broodmaaltijden ’s ochtends en ’s avonds komt de hostess langs met een buffetwagen.
43
Het lamellenparket draagt bij aan de huiselijke uitstraling van de patiëntenkamers.
VIPA wikt en weegt duurzaamheid Als een bouwheer aanspraak wil maken op een investeringssubsidie van het VIPA (Vlaamse Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden), moet het bouwproject aan enkele minimumeisen en voorwaarden voor duurzaamheid voldoen. Die minimumeisen rond gebruikerscomfort, energiebeheersing, duurzaam materiaal- en grondstoffengebruik, geïntegreerde benadering en gebouwbeheer maken deel uit van de bouwtechnische voorwaarden en worden per sector afzonderlijk vastgesteld; zo is de gezondheidszorg opgedeeld in zeven sectoren. Elk nieuwbouwproject moet voldoen aan een minimumaantal van de duurzaamheidscriteria. Dat minimumaantal is opgebouwd uit een vast aantal verplichte criteria en een aanvullend aantal vrije criteria. De verplichte criteria verzekeren het basiscomfort dat gerealiseerd moet worden. Samen vormen ze een samenhangend pakket van maatregelen dat per sector een specifieke invulling aan de eisen geeft. De vrije criteria vormen een pakket maatregelen dat algemeen aanvaard wordt als een meerwaarde voor het comfort, het energieverbruik en de duurzaamheid van het project. Met die vrije criteria wil het VIPA een aantal opties met betrekking tot duurzaamheid onder de aandacht van de bouwheer en de ontwerper brengen.
Klaar voor de tweede bouwstap In 2012 begint AZ Groeninge met de bouwwerken voor de tweede bouwstap. Daarin wordt het centrale middenblok voltooid, wordt een van de bestaande vleugels circulair dichtgebouwd en worden twee volledig nieuwe vleugels gerealiseerd. Dat tweede deelproject zou eind 2016 in gebruik genomen worden. De bouwheer praat bewust over een tweede bouwstap omdat het een bundeling is van verschillende fases. Aanvankelijk vroeg VIPA om een sterkere fasering van het bouwproject. Maar omdat bleek dat een gefaseerde bouw niet werkbaar is voor een nieuwbouwziekenhuis, zijn de verschillende fases uiteindelijk samengevoegd in één grote nieuwe bouwstap gevolgd door een kleine bouwstap in de jaren 2020. Los van die bouwstappen zal AZ Groeninge nog een parkeergebouw voor 2500 wagens, een CLT-gebouw (catering, logistiek en techniek), een eigen congrescentrum (Villa Het Notenhof) en een zorghoeve (Hoeve De Witten Jan) bouwen.
Voor de tweede bouwfase, die in de loop van 2012 zal aanvangen, heeft de bouwheer beslist om flexkamers in te voeren. Dat zijn ruim bemeten eenpersoonskamers die op piekmomenten omgevormd kunnen worden tot tweepersoonskamers. Zo wordt vermeden dat patiënten op de gang moeten liggen of doorverwezen moeten worden. Een publiek gebouw zoals een ziekenhuis moet uiteraard vlot toegankelijk zijn. De omgeving rond de gebouwen is volledig hellingvrij en er werd een ruime gehandicaptenparking voorzien dicht bij de hoofdingang. Binnen in het gebouw zijn er geen drempels en alle gangen werden ruim bemeten.
Omgeving Kenmerkend voor AZ Groeninge is de lage bouwhoogte. Die werd onder meer ingegeven door het streven naar de atypische ziekenhuislook, maar tegelijkertijd wilden de ontwerpers het gebouw afstemmen op zijn omgeving: de kantorenzone enerzijds en de bossen anderzijds. Voor een goede bereikbaarheid kreeg het zogenaamde ‘Ei van Kortrijk’, dat de aansluiting vormt tussen de stad en de omliggende snelwegen, een bypass die het verkeer voor AZ Groeninge direct naar het ziekenhuis leidt. Verder is er openbaar busvervoer naar het stadscentrum en het station. De President Kennedylaan wordt in de nabije toekomst nog heraangelegd tot een boulevard met gescheiden rijwegen, vrijliggende fietspaden en een aparte busstrook. Tijdens die werken wordt er een bushalte voorzien ter hoogte van het plein voor het ziekenhuis. Hier bevindt zich vandaag al een ruime fietsenstalling. Bij de aanleg van de omgeving wordt ook aandacht besteed aan de integratie van kunst: de pergola bij de ingang is een ontwerp van de Amerikaanse conceptuele artiest Dan Graham, de binnentuin van het centraal middenblok werd ontworpen door de Duitse kunstenaar Bernd Lohaus en de goudgele kapel en stille ruimte zijn van de hand van de Brusselse kunstenaar Richard Venlet.
45
Water Het volledige ziekenhuis is voorzien van groendaken. Het regenwater van het groendak vloeit naar een bufferbekken waar het bluswater wordt gestockeerd. Wanneer dat bekken zijn limiet bereikt, loopt het over in een naburige waterloop. Om water te besparen, maakt AZ Groeninge gebruik van waterbesparende douchekoppen en besparingsknoppen op de toiletten.
Materialen Huiselijkheid en onderhoudsvriendelijkheid stonden centraal bij de keuze van de materialen. Dat resulteerde bijvoorbeeld in vloeren van blauwe hardsteen uit Henegouwen voor de hoofdcirculatiezones, en houten wandbekledingen in andere delen. Om dezelfde reden opteerde de bouwheer ervoor te investeren in kopse eiken parket. Die inlandse houtsoort is onderhoudsvriendelijk en draagt sterk bij tot het huiselijke gevoel in de patiëntenkamers.
technische fiche
Het gebouw Oppervlakte bouwterrein ± 15 ha Totale vloeroppervlakte Fase 1 37.846 m² Fase 2 86.298 m² Totale nieuwbouw 124.144 m² Kostprijs ziekenhuis (excl. parkeergebouw, btw en erelonen) Fase 1 120 miljoen euro Fase 2 260 miljoen euro
Energie E-peil niet van toepassing voor ziekenhuizen
isolatie Dakisolatie Vloerisolatie Muurisolatie Beglazing
Groendaken: resolplaten, dikte 90 mm Goten: polyisocyanuraatschuim, dikte 70 mm Steeldeck technische verdieping: resolplaten, dikte 90 mm Boven volle grond, kelderniveau: isolerende mortel (EPS-korrels), dikte 100/150 mm Boven volle grond en kelders, begane grond: isolerende mortel (EPS-korrels), dikte 130 mm Boven verwarmde ruimten en elders: isolerende mortel (EPS-korrels), dikte 30/50 mm Opleg vloerplaten op kelderwanden: cellulair glas, dikte 50 mm Opleg vloerplaten op gevelelementen: polyisocyanuraatschuim, 50 mm Gordijnkasten en gevelplinten: halfharde rotswolplaten, dikte 60 mm 1,1 W/m²K
K-peil niet berekend voor fase 1
De 3,60 m hoge ramen zorgen voor een rijke lichtinval. Door de schuine delen van de gevels wordt oververhitting tegengehouden.
Alle daken van AZ Groeninge zijn afgewerkt als groendak.
project
Het 7,7 ha grote terrein van het Militair Hospitaal wordt een open, groen stadsdeel.
stadsvernieuwing
’t groen kwartier antwerpen
Nieuwe zuurstof voor ’t Stad In Antwerpen groeit vandaag een nieuwe, groene buurt. Op de 7,7 ha grote site van het voormalige Militair Hospitaal, in de buurt van het station van Berchem, moet tegen 2015 een nieuw stadsdeel verrijzen. Net zoals de Zoo en het Stadspark wordt ’t Groen Kwartier een belangrijke open ruimte in de stad. De historische site wordt tot een duurzame wijk geboetseerd. De karaktervolle oude gebouwen worden verzoend met moderne nieuwbouw, om plaats te bieden aan meer dan 400 woningen, appartementen en lofts. Dankzij de evenwichtige mix van woontypologieën moet ’t Groen Kwartier een thuis worden voor zowel senioren als jonge starters, voor alleenstaanden, tweeverdieners en gezinnen met kinderen. Ze zullen wonen in een unieke oase midden in de stad, waar koning auto plaats ruimt voor de zachte weggebruiker. Winkeltjes, kantoren, ateliers en horeca maken de bruisende, levende buurt verder af. De hospitaalsite wordt tijdens het bouw- en restauratieproces omgevormd van een gesloten enclave tot een open stadsdeel. Via voetgangers- en fietsdoorsteken moeten ook de omwonenden hun weg vinden om hier te verpozen, wandelen en spelen. De buurt speelt trouwens een belangrijke rol bij de metamorfose van het hospitaaldomein. Ze was vragende partij voor de herbestemming van de site, en werd van in het begin actief bij het project betrokken.
Vernieuwend in dit project • gesloten historische site wordt autovrije groene long • brede sociale mix en variatie in functies • projectontwikkeling in overleg met buurtbewoners
Een zicht op de restauratiewerken van de centraal gelegen paviljoenen
Het Noordzuidgebouw kreeg een bijkomende verdieping in staalstructuur.
Ook na de toewijzing van de herbestemming aan projectvennootschap Vanhaerents en Wilma Project Development, werd het overleg met de buurt verder gezet. Zo wordt nu nog tweemaal per jaar een infomoment voor de buurt georganiseerd over de activiteiten op de site en de voortgang van de werken. Verder kunnen de buurtbewoners op een projectwebsite via regelmatige foto-updates de werken van nabij blijven volgen. Tot slot organiseren de stad en de projectontwikkelaar op regelmatige tijdstippen formele en informele overlegmomenten met de buurt.
IDENTIKIT
’t Groen Kwartier – Antwerpen Bouwheer
AG Vespa, Vanhaerents
en Wilma Project Development, ARRO +
SHM Woonhaven voor de sociale woningen
Adres
Boomgaardstraat – Antwerpen
Functie
Stedelijk inbreidingsproject met ruimte
voor wonen, handel, kantoor en leisure
Start bouwwerken 2008 Datum ingebruikname
gefaseerd: 1 fase in 2010, voltooiing in 2015
Architect
Masterplan: Beel & Achtergael Architecten,
Deelprojecten: Beel & Achtergael
Architecten, Huiswerk Architecten
en Office 360
Landschapsarchitect
Michel Desvigne (Frankrijk)
Studiebureau
Grontmij
Bouwvolume In juni 2004 werd een groot gedeelte van het Militair Hospitaal – met onder meer de paviljoenen, de kapel, de generale staf, het klooster en de monumentale ingangspoort – beschermd als monument. Bij de omvorming van de bakstenen paviljoenen tot commerciële ruimtes en woningen wordt gestreefd naar een leefbare renovatie. Daarbij worden de niet-oorspronkelijke onderdelen verwijderd en worden originele delen – zoals het authentieke buitenschrijnwerk, de terrasluifels of de staalstructuren – gerestaureerd.
technieken & stabiliteit Studiebureau
Boydens & Etablis
technieken & stabiliteit – deel parkappartementen Hoofdaannemer
ondergrondse parking en
restauratie paviljoenen: Vanhaerents
renovatie noord-zuidgebouw:
Cordeel – zetel Hoeselt
sociale huisvesting en arsenaalwoningen:
Floré
Participatie Uniek in het concept van ’t Groen Kwartier is dat het in samenspraak met de buurtbewoners tot stand kwam. Sterker nog, het waren enkele buurtorganisaties en buurtbewoners van onder meer de wijk Haringrode die de werkgroep MHA+ opzetten met als doel de herbestemming van het Militair Hospitaal onder de aandacht van de beleidmakers te houden. Het Antwerpse stadsbestuur kocht het domein aan en schreef een ontwerpwedstrijd uit. Het zette ook een officieel communicatietraject op – uitgevoerd door het Stedelijk Wijkoverleg – waarin de buurtbewoners op verschillende manieren geïnformeerd werden over de gang van zaken in de herontwikkeling van het Militair Hospitaal.
50
De nieuwbouwvolumes – waaronder de parkappartementen, de Arsenaalwoningen, de Arsenaalappartementen en de sociale woningen – nemen weinig terrein in beslag. In het concept werd veel aandacht besteed aan ruimte, lichtinval en een aangename relatie met de groene omgeving. Het energiebeleid op de site loopt over verschillende sporen gezien de mix van nieuwbouw en bestaande gebouwen. Voor de restauratie van de paviljoenen gelden andere regels inzake energieprestaties dan voor de nieuwbouw. Voor de zuidelijk gerichte woningen kunnen extra inspanningen gedaan worden om oververhitting te vermijden door het gebruik van zonwerend glas en buitenzonwering. Deze woningen worden ook uitgerust met mechanische ventilatie en er kan een zonneboiler geplaatst worden. Voor de geplande parkappartementen onderzoeken de initiatiefnemers of ze met een collectieve verwarming voor alle woongelegenheden kunnen werken.
De kapel krijgt mogelijk een nieuwe toekomst als horecagelegenheid.
Welzijn
De paviljoenen worden in het midden van de oorspronkelijke ziekenzalen in tweeën verdeeld. Elk paviljoen herbergt zo vier woonentiteiten, twee op de benedenverdieping, waarbij de kelder wordt betrokken, en twee op de eerste verdieping, waar een duplex wordt gecreëerd. De getrapte Engelse koer zorgt voor de nodige lichtinval in deze keldervertrekken. Bij de eenheden op de verdieping worden de slaapvertrekken ondergebracht in de duplex onder het dak.
Een aantal woningen in het project is doelbewust zo ontworpen dat ze aanpasbaar zijn voor veranderende noden of om als kangoeroewoning te fungeren. In de appartementen en woningen is de draagstructuur zo opgevat dat het grootste deel van de wanden relatief eenvoudig aan te passen is. Deze manier van flexibel en demontabel bouwen laat toe dat het gebouw gedurende verschillende decennia aanpasbaar is aan veranderende functies en behoeftes in gebruik en bewoning.
Het gebouw van de Generale Staf blijft zijn kantoorfunctie behouden: er komt ruimte voor kantoren, praktijkruimtes en studio’s. Bij de renovatie ervan wordt gestreefd naar een grondige verbetering van de energiehuishouding. De kapel krijgt mogelijk een nieuwe toekomst als horecagelegenheid, voor de stookplaats wordt onderzocht of ze ingericht kan worden als tentoonstellingsruimte.
Een aantal appartementen is ontworpen op maat van personen met een fysieke beperking. Ook in de sociale woningen van sociale huisvestingsmaatschappij Woonhaven zijn rolstoeltoegankelijke woningen geïntegreerd. In de appartementen en woningen is een berging naast het toilet gepland, zodat het door een relatief eenvoudige ingreep toegankelijk gemaakt kan worden voor personen met een fysieke beperking.
Bij de renovatie van het Noordzuidgebouw werden insnijdingen gemaakt om privébuitenruimte te creëren voor de bewoners. Het gebouw kreeg bovendien een nieuwe verdieping die architectonisch in harmonie is met de bestaande gebouwen.
Om overdrachtsgeluiden tussen de wooneenheden te beperken, zijn de scheidingsmuren van de appartementen en woningen ontdubbeld. Ook de funderingen van de woningen zijn om dezelfde reden ontdubbeld.
51
Nieuwe voetgangers- en fietsverbindingen doorheen ‘t Groen Kwartier leggen linken tussen stadsdelen.
Vlaamse overheid ondersteunt metamorfose De stad Antwerpen ontvangt van de Vlaamse overheid twee miljoen euro uit het stadsvernieuwingsfonds. Via dit fonds subsidieert Vlaanderen projecten van de dertien centrumsteden, de 21 provinciale steden en Brussel die een opmerkelijke verandering of dynamiek in een buurt of wijk teweegbrengen. Voor ’t Groen Kwartier benut de stad Antwerpen de fondsen onder meer voor de verankering van het project in de buurt. De restauratiekosten van de zeven paviljoenen worden voor 40% gesubsidieerd: 25% door het Vlaams Gewest via het agentschap Onroerende Erfgoed, 7,5% door de provincie en 7,5% door de stad Antwerpen. Het aandeel van het agentschap Onroerend Erfgoed bedraagt 758.044,44 euro. Voor de buitenkant van de centrale kapel werd recent een restauratiepremie aangevraagd, en ook voor de overige monumenten worden subsidieaanvragen gepland. Ten slotte subsidieert de VMSW de bouw van de sociale huuren koopwoningen op de site. Deze woningen zijn verdeeld over verschillende bouwvolumes en architecturaal geïntegreerd in het geheel van de site.
Omgeving
Water
’t Groen Kwartier wordt een oase van rust in de stad, op maat van voetgangers en fietsers. Het hospitaal nestelt zich in zijn omgeving en zet de poorten naar de buitenwereld wijd open. Zo komt er een voetgangersdoorgang via de wintergang, en parallel daaraan een fietsdoorgang tussen de paviljoenen en het Noordzuidgebouw. Verder komt er nog een oost-westdoorsteek. Hierdoor wordt ’t Groen Kwartier betrokken bij de omliggende wijken en omgekeerd. Al deze wandel- en fietspaden zullen slechts 1,5 m breed zijn. Dankzij de aanleg van grastegels op een verharde fundering is er wel een zone van 4 m breed beschikbaar die benut kan worden door verhuiswagens en de hulpdiensten.
Op het projectterrein is al een nieuw en gescheiden rioleringsstelsel aangelegd. De regenwaterafvoer gebeurt via drainagebuizen waardoor het water al tijdens zijn afvoer in de ondergrond kan infiltreren. Daarbij besteedde de landschapsarchitect in zijn ontwerp aandacht aan een maximale infiltratiemogelijkheid. Dankzij de beplanting en de grasvelden is 80% van de niet-bebouwde terreinen waterdoorlatend. Groendaken vertragen de doorstroming van het regenwater naar de riolering. De toiletten in de woongelegenheden zijn voorzien van waterbesparende toetsen en de kranen hebben een waterbesparend debiet.
De projectontwikkelaars kozen er bewust voor de auto zo veel mogelijk te weren. Dankzij de ligging in het centrum van Antwerpen is er een optimale ontsluiting met het openbaar vervoer. Bus- en tramhaltes bevinden zich in de onmiddellijke omgeving, en het station van Berchem ligt op wandelafstand. De bewoners kunnen hun auto kwijt in vier ondergrondse parkeergarages op minder dan 75 m van hun deur. Bovengronds is een beperkt aantal parkeerplaatsen gepland voor bezoekers. Het 7,7 ha grote terrein is divers ingevuld, met respect voor het aanwezige groen. Landschapsarchitect Michel Desvigne voorziet zelfs in meer groene ruimte dan door de stad Antwerpen gevraagd is. Hij heeft een openbare groene zone ingepland van 1,65 ha. In mensentaal betekent dit 16.500 m² of zo’n 2,5 voetbalvelden. Het projectgebied wordt opgedeeld in verschillende zones: een uitgestrekt tuinpark in het noorden en het westen, sfeervolle tuinkamers in het oosten, een campustuin op het paradeplein, collectieve binnentuinen in het Noordzuidgebouw en private tuinen bij de woningen. Het groene binnenterrein wordt een openbare stadstuin die voor iedereen toegankelijk zal zijn. Jong en oud zullen er kunnen verpozen, wandelen en spelen. In die groene ruimte laten de projectontwikkelaars 320 nieuwe bomen planten. Michel Desvigne kiest daarbij voor (sier)fruitbomen en wintereik als aanvulling op de bestaande paardenkastanjes, beuken en lindes. De verschillende hoogtes van de gekozen bomen zorgen voor een afwisselende beleving van het kwartier.
53
Materialen Het hoofdmateriaal op de site is onmiskenbaar baksteen. De bestaande gebouwen waren in baksteen opgetrokken. Voor de eenvormigheid krijgen ook de nieuwe volumes dezelfde architectuur. De daken zijn in zink, het buitenschrijnwerk in FSC-gelabeld hout. De Arsenaalwoningen – de nieuwbouwzone ten oosten van de monumentenzone – worden bekroond met groendaken met sedumplanten (kleine vetplanten). Een groendak buffert niet alleen regenwater, maar verhoogt ook de levensduur van de dakdichting omdat het substraat- en plantenpakket de uv-straling blokkeert. Daarnaast verhoogt dit type dak de thermische en akoestische prestaties van het dak. Het groen filtert bovendien fijn stof uit de omringende lucht. De stad Antwerpen verplicht sinds 2011 de aanleg van een groendak bij nieuwbouw en bij renovatie met bouwvergunning van een plat dak.
Het Noordzuidgebouw brengt de eerste van 400 woongelegenheden op de site.
technische fiche
Het gebouw
Beperkingen terrein
Oppervlakte bouwterrein 7,7 ha
Op het terrein liggen beschermde monumenten: de paviljoenen, de kapel, het gebouw Generale Staf, het klooster en de stookplaats. De inplanting van deze gebouwen was bepalend voor de ontwikkeling van de site. Bovendien is de ontwerpvrijheid beperkt vanwege het beschermd karakter.
Totale bebouwde oppervlakte 57.000 m²
Energie E-peil Arsenaalwoningen E80 – mogelijk E60 Appartementen E80 K-peil Arsenaalwoningen tussen K32 en K38 Appartementen K45
et terrein ligt ingesloten tussen de achterzijden van bestaande H woningen. De beperkte ontsluitingsmogelijkheden dwingen tot een gefaseerde ontwikkeling.
project
De leefruimtes zijn bijzonder open en licht.
woonzorgcentrum
de vliedberg brugge
Energiezuinige en comfortabele thuis Het Brugse OCMW gaf zijn nieuwste woonzorgcentrum niet zomaar de naam De Vliedberg. Het begrip refereert in het Oud-Nederlands aan een verhoogde plaats in een moerassig gebied, die mens en dier bescherming biedt. Het woonzorgcentrum is namelijk gebouwd op waterziek terrein. De naam sluit ook aan bij de maatschappelijke doelstelling van het OCMW: het welzijn van iedere burger verzekeren. In het kader van het zorgstrategisch plan van het Brugse OCMW biedt de Vliedberg een thuis aan 96 dementerende senioren. Voor die doelgroep waren in Brugge voordien geen specifieke opvangmogelijkheden.
Vernieuwend in dit project • woonzorgcentrum voor dementerende senioren • huiselijke sfeer in een moderne architectuur
Om aan de complexe zorgvragen van dementie tegemoet te komen, ruilt de Vliedberg de klassieke taakgerichte aanpak in voor persoonsgerichte zorg. Die specifieke rol was ook bepalend in het ontwerp van het woonzorgcentrum: de bewoners moeten zich er thuis voelen. Bovendien moest het concept voldoen aan specifieke eisen voor de opvang van dementerende ouderen. Het bouwteam slaagde erin de energiezuinige ambities van de bouwheer waar te maken zonder aan modern wooncomfort in te boeten.
De ontwerpers zochten bij de indeling van het woonzorgcentrum naar een optimale oriëntatie. Geen van de kamers werd noordgericht ingeplant, zodat overal direct zonlicht binnenvalt. Het merendeel van de kamers is oost-westgericht.
IDENTIKIT
De Vliedberg - Brugge Bouwheer
OCMW Brugge
tegen de buitengevels. Ze laten toe de ramen tot op het vloerniveau te brengen en zorgen in de zomerperiode voor een eerste zonnewering. Daarnaast pasten de ontwerpers actieve zonwering toe met geautomatiseerde screens.
Adres Ruddershove 1 – Brugge projectverantwoordelijke Ann Vandycke
Energie
Functie Woonzorgcentrum Start bouwwerken
mei 2008
Datum ingebruikname
maart - april 2011
Architect
Gino Debruyne en Architecten –
Sint-Michiels
Studiebureau technieken
Studiebureau De Klerck – Brugge
Een energiezuinig voorbeeldproject realiseren was een van de ambities van het Brugse OCMW. Het ontwerpteam van De Vliedberg vertrok hiervoor vanuit de Trias Energetica: in eerste instantie het energieverbruik zoveel mogelijk beperken, vervolgens de resterende behoefte zoveel mogelijk invullen met duurzame energie en tot slot efficiënt gebruikmaken van fossiele brandstoffen.
& energie Studiebureau stabiliteit
Ney & Partners – Brussel
Studiebureau
Westkans – Brugge
toegankelijkheid coördinatie
Bopro PM&QS – Gent
Bouwvolume Zorgsite De Vliedberg ligt aan de buitenrand van Brugge in een perifere zone met veel vluchtige passage, zoals het verkeer op de ringweg en de toegangsweg naar het AZ Sint-Jan, en de treinen op de spoorlijn Brugge-Kust. Die architectuur maakt de zorgsite herkenbaar, een gevoel dat nog versterkt wordt door de glazen gevelpanelen met opmerkelijke zeefdrukpatronen. De silhouetten van man, vrouw en kind, een geïntegreerd werk van plaatselijke kunstenares Marijke Deweerdt, weerspiegelen als het ware de levensloop van de bewoners. Het woonzorgcentrum is opgetrokken in geprefabriceerde betonmuren voor de buitengevel en holle gangwanden. De vloerplaten dragen van de buitenwanden naar de gangmuren, waardoor alle kamerscheidende wanden niet-dragend zijn. Dit had het voordeel dat de technieken en een deel van de afwerking in grote open ruimtes geplaatst kon worden. Dat verkort de bouwtermijn en maakt aanpassingen aan de indeling mogelijk zonder grote kapof breekwerken.
58
Het energieverbruik wordt beperkt door een goede isolatie en door koudebruggen te vermijden. Het globale isolatiepeil ligt daardoor op K31. Vervolgens werd gestreefd naar een energiezuinige klimaatregeling. Een warmte-afgiftemedium op lage temperatuur en een koeloplossing op hoge temperatuur werd gevonden in vloerverwarming en -koeling. Iedere bewoner kan de temperatuur in zijn of haar kamer naar wens regelen. Het gebruik van deze lagetemperatuurverwarming en hogetemperatuurkoeling vormt de ideale uitgangssituatie om met warmtepompen te werken. Die halen hun energie uit een netwerk van zeventig verticale bodemwarmtewisselaars ofwel een Boorgatenergieopslagveld (BEO). Een ventilatiesysteem vervolledigt het klimaatcomfort. Een warmtewisselaar recupereert de voelbare warmte uit de afgevoerde lucht en gebruikt die om de verse lucht voor te verwarmen. Een gebouwbeheersysteem stuurt en controleert de verschillende klimaatsystemen. De ingebouwde energiemodule maakt het daarenboven mogelijk het energieverbruik te registreren, te budgetteren en te beheren. Een andere uitdaging was het verzoenen van grote raampartijen met een aangenaam binnenklimaat zonder daarbij energieverslindende oplossingen te gebruiken. Het gevelconcept combineert een optimale lichtinval en een gezonde leefbaarheid dankzij het gebruik van ‘filters’. Die zorgen ervoor dat de zonnewarmte in de winter maximaal benut wordt en tijdens de zomermaanden maximaal geweerd wordt. Een eerste filter zijn de witte betonnen luifels
Ook op de elektrische verbruikers werd gelet, met zo veel mogelijk led- en andere energiezuinige lampen, ontdubbelde verlichtingsschakelingen en tijdsgestuurde verlichting. De sanitaire blokken, trappenhallen en circulatiegangen zijn uitgerust met bewegingsmelders en de buitenverlichting wordt op verschillende lichtniveaus gestuurd. Voor de buitenverlichting is gekozen voor armaturen die volledig door zonne-energie gevoed worden. Een bruggebouw ter hoogte van de inkomzone creëert een overdekt binnenplein dat de toegankelijkheid verbetert.
Welzijn Alle publieke zones in het woonzorgcentrum voldoen aan de principes van integrale toegankelijkheid, zoals voorzien in de stedenbouwkundige verordening: er zijn geen hellingen, er is geen niveauverschil tussen binnen en buiten, en de deuropeningen zijn minimaal 98 cm breed. Verder zijn op alle afdelingen toiletten voor personen met een functiebeperking voorzien en is een op vijf kamers rolstoeltoegankelijk. Vzw Westkans (het West-Vlaams Bureau voor Gelijke Kansen en Toegankelijkheid) toetste al de toegankelijkheidsvoorzieningen in het ontwerp. De kamers zijn groot en luchtig en voorzien van alle comfort. De inrichting roept een sterke huiselijke sfeer op. Ter hoogte van de ingang kreeg het woonzorgcentrum een bruggebouw waar wagens onder kunnen rijden. Zo ontstaat een overdekt binnenplein dat de toegankelijkheid verbetert.
Omgeving Ook al ligt zorgsite De Vliedberg aan de periferie van Brugge, toch is er een goede ontsluiting. De site ligt op zo’n 400 m wandelen van het treinstation Brugge-Sint-Pieters en op ongeveer 100 m bevindt zich een bushalte. De wandelpaden op het terrein zijn geënt op de routes van en naar de bushalte en het station. Ook voor fietsers zijn er vlotte verbindingen naar het stadscentrum, en er is een ruime overdekte fietsenparking op de site.
59
De raampartijen van vloer tot plafond bieden een rijke lichtinval en een goede kijk op de omgeving. De omgevingsfactoren inspireerden de architecten tot een gebouw in een S-vorm.
De omgevingsaanleg is deels bepaald door de stedenbouwkundige vergunning. Die schrijft voor dat langs de Waggelwaterstraat schietwilgen aangeplant moeten worden. Zo vervolledigen de bomen het beeld van de bestaande rij schietwilgen langs Ruddershove, de toegangsweg naar AZ Sint-Jan. Daarnaast voorzagen de ontwerpers moeraseiken op de site, een boomsoort die het goed doet op waterzieke grond. Het binnenplein kreeg enkele fruitbomen en in de patio’s staan cipressen.
Water Het regenwater wordt opgevangen in opslagtanks en gebruikt als spoelwater voor de toiletten. De toiletten zijn bovendien uitgerust met een dubbele spoelknop voor een klein en groot debiet.
Financiële steun Het basissubsidiebedrag voor de bouw van De Vliedberg werd bepaald op circa zes miljoen. De subsidie wordt gedurende twintig jaar in jaarlijkse schijven door het VIPA uitbetaald in de vorm van gebruikstoelagen.
De verhardingen van de omgeving zijn tot een minimum beperkt om het neerslaande regenwater ter plekke te laten infiltreren op de onverharde delen.
Naast de ondersteuning van de Vlaamse overheid kan het project ook op provinciale inbreng rekenen. De provincie West-Vlaanderen brengt jaarlijks 30.000 euro in en dit twintig jaar lang. 61
Materialen Bij de materiaalkeuze ging het bouwteam uit van natuurproducten en recycleerbare materialen. De daken waarop de bewoners uitkijken, zijn voorzien van een groendak met sedumplanten. Aangezien de Vliedberg is gebouwd op waterziek terrein, was vooral het waterbufferende aspect van deze dakafdekking doorslaggevend. De vertraagde afvoer van het regenwater helpt de waterhuishouding in goede banen te leiden. Ook op energetisch vlak was een groendak een bewuste keuze voor de bouwheer. Groenbedekking is een erg efficiënte buffer tegen het buitenklimaat. Doordat de temperatuurpieken op het dak lager liggen dan gemiddeld, moet het gebouw minder gekoeld worden.
technische fiche
Het gebouw Oppervlakte bouwterrein
14.800 m²
Totale vloeroppervlakte
10.970 m²
Isolatie Dakisolatie Vloerisolatie Muurisolatie Beglazing
Kostprijs (excl. btw en erelonen) 19,4 miljoen euro
Energie E-PEIL Serviceflats E67-E75 K-peil 31 Raming bruto primair energieverbruik 246 kWh/m²/jaar - zonder rekening te houden met productie door fotovoltaïsche panelen.
De technische installatie van de verwarming werd ondergebracht in een bijgebouw.
62
10 cm PIR of 10 cm PUR 7 cm PIR + 8 cm PUR 8 cm minerale wol 1,1 W/m²K
Hernieuwbare energie Pv-panelen geïnstalleerd vermogen jaarlijkse opbrengstraming Warmtepomp verwarmingsvermogen koelvermogen BEO-veld 68 boringen van 100 m diep
76 kWp 64,6 MwH 325 kW 100 kW
De waterpomp met buffervaten
De silhouetten van man, vrouw en kind op de glazen gevelpanelen weerspiegelen de levensloop van de bewoners.
project
toeristisch jeugdverblijf
bivakhuis Hoge duin oostduinkerke
De slaapkamers zijn geïnspireerd op kajuiten.
Energiebewust op vakantie Bivakhuis Hoge Duin is een schoolvoorbeeld van een succesvolle duurzame renovatie. Het bivakhuis van de Neutrale Ziekenfondsen was een zorgenkind voor de eigenaar. De energie- en onderhoudskosten liepen hoog op en de eigenaar wilde daar schoon schip mee maken. Omdat een vervangingsnieuwbouw door de strenge voorschriften in het duinendecreet geen optie was, kreeg AIBG - Studiebureau Goedgebeur de opdracht het gebouw grondig te renoveren en daarbij te streven naar een energiezuinig en onderhoudsvriendelijk complex. De ontwerpers en ingenieurs gingen ver om een zo duurzaam mogelijk gebouw te creëren. Maar de inspanningen van bouwheer en ontwerpers loonden. Vandaag mag het bivakhuis uitpakken met tal van prestigieuze erkenningen. Zo draagt Hoge Duin het duurzaamheidslabel Groene Sleutel en het A+ toegankelijkheidslabel, en kreeg het van zijn gebruikers een erkenning voor de kwalitatieve dienstverlening in de vorm van het Q-label.
Vernieuwend in dit project • energieverslinder omgevormd tot voorbeeldgebouw • informatie en spel maken bezoekers warm voor duurzaamheid
Het bestaande gebouw werd tot op het betonskelet gestript en opnieuw opgebouwd.
Energie
Bivakhuis Hoge Duin
Een drastisch lagere energiefactuur was een van de uitgangspunten van de verbouwing. De bouwheer raamde dat de energiekost na de renovatiewerken maximaal 30.000 euro mocht bedragen. De werkelijke besparing is veel groter, met een energiefactuur die vandaag onder de 6000 euro blijft. Hoe het bouwteam daarin slaagde? Alles begon bij een grondige isolatie van het gebouw. De wanden kregen een isolatiekleed van 8 cm EPS, het dak een pakket van 8 cm PIR. Tijdens de isolatiewerken werd ernaar gestreefd alle koudebruggen maximaal weg te werken. Zo kregen de betonnen terrassen die in het gebouw verankerd waren, ook een isolatielaag aan boven- en onderzijde. Verder werd het nieuwe buitenschrijnwerk afgetapet voor een goede luchtdichtheid.
IDENTIKIT
(3 units: De Ark - 85 bedden, De Sloep - 60 bedden, De Kajuit - 60 bedden) Bouwheer
Broederlijkheid vzw –
Landsbond van Neutrale Ziekenfondsen
Adres
Kinderlaan 45 – 8670 Oostduinkerke
Functie Bivakhuis Start bouwwerken
januari 2008
Datum ingebruikname
juli 2009
Architect
AIBG - Studiebureau Goedgebeur
Studiebureau stabiliteit,
AIBG - Studiebureau Goedgebeur
technieken & energie
Bouwvolume Het bivakhuis dateert uit de jaren ’60 van de vorige eeuw. De betonnen gebouwstructuur was nauwelijks of niet geïsoleerd en was een aaneenschakeling van koudebruggen. De interne indeling voldeed ook niet om de nieuwe doelstelling te bereiken: het inrichten van drie jeugdverblijfcentra van het type C. Dit is het hoogste comfortniveau voor de inrichting van jeugdverblijven. Het bouwteam besloot dan ook tabula rasa te maken en het gebouw tot op het betonskelet te strippen. Alleen de luifels aan de zuidzijde overleefden de sloopwerken. Ze bewijzen nu nog hun dienst door de hoogstaande zomerzon uit het gebouw te weren. De herinrichting van het gebouw gebeurde volgens een uiterst flexibel concept, waardoor later vrij eenvoudig wijzigingen doorgevoerd kunnen worden. In eerste instantie werd de vloer volledig afgewerkt met doorlopende keramische tegel. Hierop werden metalen wanden voor de kamerindelingen geplaatst, afgewerkt met houten panelen. Dat is niet alleen een snelle en goedkope manier van werken; het maakt het ook eenvoudiger achteraf de indeling aan te passen. De technische leidingen lopen door de wanden en het verlaagde plafond. Zo zijn ze vlot bereikbaar voor aanpassingen of onderhoud.
66
Dankzij deze maatregelen blijft de warmtevraag in het bivakhuis beperkt. Bovendien worden enkel de gebruiksruimten zoals de refter, keuken en sanitaire ruimtes verwarmd door lucht-luchtwarmtepompen. Een balansventilatiesysteem met warmteterugwinning (90%) brengt de slaapkamers op comforttemperatuur (20 °C). 170 fotovoltaïsche panelen op het platte dak leveren de elektriciteit die de warmtepompen nodig hebben om warmte of koeling te leveren. De zonne-installatie is goed voor een jaaropbrengst van 24.500 kWh, wat meer dan voldoende is voor het bivakhuis. Met de overtollige elektriciteit vult de eigenaar zelfs een deel van de energiebehoefte van het aanpalende gebouw in. Een hoogrendementgasketel staat in voor de warmwaterproductie. Drie vaten bufferen een watervoorraad van 2000 liter om een zo hoog mogelijk gebruikscomfort te bieden. Om legionellabesmetting te vermijden, zorgt een speciale module op geregelde tijdstippen voor een temperatuurpiek in de buffervaten. Al deze technieken kregen een plaats in een stookruimte die centraal in het gebouw ligt. Op die manier blijft de leidingafstand beperkt. Ook de leidingisolatie zorgt ervoor dat warmteverliezen tot een minimum beperkt worden. De warmte uit de stookruimte zelf wordt gerecupereerd. De stookruimte heeft bovendien een educatief karakter. Groepen die in het bivakhuis verblijven, kunnen er via infopanelen nader kennis maken met de verschillende technieken en hun werking.
De sensibilisering van de gebruikers gaat zelfs nog verder. In iedere unit is een controlepaneel aanwezig waarop de gasten het verbruik van elektriciteit, gas, koud en warm water in real time kunnen opvolgen en vergelijken met dat van andere groepen. Die aanpak speelt in op de competitiegeest, want iedere groep zal zuiniger willen zijn dan de voorgangers. De gebruikers beslissen zelf welke elektrische toestellen ze wel of niet gebruiken. De verlichting bestaat sowieso al uit spaarlampen en wordt in de sanitaire ruimtes aangestuurd door bewegingsmelders. Intelligente stopcontacten vermijden sluipverbruik. Iedere groep heeft een eigen speeltuin annex ontmoetingsruimte.
Welzijn Sinds de renovatie scoort het bivakhuis het A+ label voor toegankelijkheid, dankzij de nieuwe externe lift voor rolstoelgebruikers. Bezoekers kunnen met de wagen over het hellende terrein tot aan de lift rijden. Verder hebben de meeste kamerdeuren een vrije doorgang van minimaal een meter. In het volledige bivakhuis is overigens nergens een niveauverschil terug te vinden. De terrassen werden door het isoleren verhoogd. Om het ontstane hoogteverschil weg te werken, liet het bouwteam het niveau van de binnenvloer mee stijgen. De kameraanduiding is voorzien in gekleurde symbolen in reliëf. De kleurcode maakt kamers makkelijker vindbaar voor kinderen en gasten met een geestelijke beperking, en het reliëf is een tactiel hulpmiddel voor mensen met een visuele beperking. Iedere unit kreeg overigens een eigen basiskleur mee: geel voor de Ark, rood voor de Sloep en oranje voor de Kajuit.
De drie delen van het bivakhuis kregen elk een eigen basiskleur: geel voor de Ark, rood voor de Sloep en oranje voor de Kajuit.
Ook aan het akoestisch comfort is veel aandacht besteed. In het bivakhuis kunnen immers drie vrij grote groepen naast elkaar verblijven, en die leven niet altijd op hetzelfde ritme. Om te vermijden dat ze elkaar storen, zijn de wanden afgewerkt met houten panelen met een vulling in rotswol, om zo het massa-veer-massaprincipe te creëren. Hierbij zwakt de zachte isolatielaag tussen de twee harde materialen de geluidstrillingen af. De geluidsinstallaties in de leefruimtes en refter zijn overigens begrensd, zodat ze een bepaalde decibelgrens niet overschrijden. Het geluidsniveau van de audiosystemen is beperkt tot de wettelijke norm van 92 dB.
67
De pv-installatie van 28,9 kWp drukt de energiekosten van het bivakhuis aanzienlijk.
In de sanitaire ruimtes helpen debietbegrenzers en zelfsluitende systemen het drinkwaterverbruik aan de kranen te beperken. In de douches dragen spaarkoppen daar nog extra toe bij.
Materialen Het bouwteam koos voor stevige materialen met het oog op het intensieve gebruik. Dat resulteert onder meer in de houten binnenwanden. De hoeken zijn verstevigd met roestvast stalen profielen. De keukenuitrusting is uit hetzelfde materiaal vervaardigd. De tabletten in de sanitaire ruimtes zijn van blauwe hardsteen. Het materiaal komt ook terug in de buitengevel op plaatsen die gevoelig zijn voor contact. De gevelpleister die het isolatiepakket afschermt, heeft immers een minder hoge mechanische weerstand.
Omgeving
Vlaams toegankelijkheidslabel Sinds begin 2008 bestaat er in Vlaanderen een toegankelijkheidslabel voor hotels, vakantiecentra, jeugdverblijven, vakantiewoningen, campings en gastenkamers. De toekenning van dit label gebeurt door Toerisme Vlaanderen, na een grondige controle ter plaatse volgens de principes van integrale toegankelijkheid. Het label kent drie niveaus. Het A+ comfortlabel geeft aan dat de accommodatie voor de belangrijkste onderdelen voldoet aan strenge toegankelijkheidsnormen, en zelfstandig en comfortabel toegankelijk is. Accommodaties met het label A zijn basistoegankelijk. Hier en daar is een extra inspanning of assistentie nodig. Het derde, informatieve label geeft aan dat de infrastructuur objectief onderzocht werd en de resultaten hiervoor zijn na te lezen op de databank Toegankelijk Vlaanderen (www.toevla.be).
Het bivakhuis moedigt zijn gasten aan om de wagen zo veel mogelijk te laten staan. Op korte wandelafstand ligt een halte van de kusttram, die ook de treinstations van De Panne en Oostende vlot bereikbaar maakt. Daarnaast voorziet de uitbater per unit een drietal fietsen met aanhangwagentje waarmee de gasten boodschappen kunnen doen. Om duinmigratie te voorkomen, is beplanting een must. Het bouwteam koos voor streekeigen soorten. Die zijn beter bestand tegen ziektes, uitzonderlijke vorstperiodes en interactie met andere organismen, en gedijen dus beter zonder dat extra bemesting of pesticiden nodig zijn.
Water Het bouwteam besliste bewust om zo weinig mogelijk terrein te verharden. Zo kan regenwater rechtstreeks infiltreren in de ondergrond. Het regenwater dat op het dak neerslaat, vindt zijn weg naar vier opslagtanks van 10.000 liter. Die gezamenlijke capaciteit van 40.000 liter volstaat om de toiletten te spoelen en de buitenkranen te bedienen.
69
Milieuvriendelijk toerisme Een van de labels die het bivakhuis Hoge Duin kreeg toegekend is de Groene Sleutel. Dit internationaal keurmerk voor milieuvriendelijke toeristische bedrijven wordt in ons land beheerd door Bond Beter Leefmilieu en Toerisme Vlaanderen. Onder meer campings, jeugdlogies, attracties, hotels en gastenkamers kunnen het label aanvragen. Daartoe moeten ze een ambitieus milieubeleid voeren en duidelijke actieplannen opstellen. Een bedrijf met een Groene Sleutel engageert zich om zorgvuldig om te springen met water, energie en afval, zonder daarbij in te boeten op het vlak van comfort. Gasten worden geïnformeerd en gestimuleerd om hun steentje bij te dragen. Toeristische bedrijven krijgen de Groene Sleutel voor één jaar uitgereikt. De uitbaters moeten met andere woorden jaar na jaar bewijzen dat ze zich inspannen voor het milieu. Een onafhankelijke jury beslist over de toekenning van het keurmerk.
De stookruimte is didactisch opgevat en geïnteresseerde groepen krijgen de nodige toelichting over energiezuinigheid.
technische fiche
Het gebouw
Energie
Oppervlakte bouwterrein
2500 m² (zone bivakgebouw)
E-peil nvt
Totale vloeroppervlakte
1919 m²
K-peil 45
Kostprijs (excl. btw en erelonen) 1.947.708,12 euro
Isolatie Dakisolatie Vloerisolatie Muurisolatie Beglazing
8 cm PIR 4 cm PUR 8 cm EPS 1,1 W/m²K
Hernieuwbare energie Pv-installatie totaal vermogen 28.900 kWp jaaropbrengst 24.500 kWh
Afval wordt in verschillende fracties gesorteerd.
Toerisme Vlaanderen ondersteunt Hoge Duin Voor de renovatie van de drie verblijven kon de Landsbond van Neutrale Ziekenfondsen rekenen op een financiële ondersteuning voor erkende verblijven ‘Toerisme voor Allen’. Deze subsidie, die maximaal 40% van de totale kosten bedraagt, wordt sinds 2004 toegekend door Toerisme Vlaanderen, een intern verzelfstandigd agentschap van de Vlaamse Gemeenschap.
Het bivakhuis ligt letterlijk in een duin. Vandaar dat een nieuwbouw niet mogelijk was volgens het duinendecreet.
De groepen kunnen hun energiegebruik in real time opvolgen en vergelijken met dat van de zuinigste groep.
Een externe lift maakt het gebouw toegankelijk voor rolstoelgebruikers.
project
Een totaalbeeld van de site met rechts de passiefwoningen en links de lage-energiewoningen.
sociale woningen
passiefwOningen lanklaar
Passiefbouw op sociale leest geschoeid Onder de kerktoren van Lanklaar ontwikkelt de sociale huisvestingsmaatschappij Maaslands Huis cvba een energiezuinige verkaveling. Vijf passiefwoningen vormen het eerste luik van dit project, dat momenteel in uitvoering is. De woningen worden gebouwd in het kader van het pilootproject ‘Sociale Passiefwoningen’ van de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen, of kortweg de VMSW. Binnen afzienbare tijd worden op deze site ook zeventien lage-energiewoningen gebouwd, waarvan vijf seniorenwoningen. De passiefwoningen worden opgetrokken in een houtskeletstructuur, die wordt afgewerkt met een grijze gevelsteen met bruine kleurnuances. Zo krijgen de sobere volumes een robuuste uitstraling en een zekere speelsheid. Pionieren is niet altijd eenvoudig. Dat bleek ook in het aanlooptraject. Bouwheer en ontwerpers moesten immers voortdurend zoeken naar een gezond evenwicht tussen de eigenheid van de doelgroep en het gebruiksgedrag dat een passiefhuis vereist.
Vernieuwend in dit project • pilootproject ‘Sociale Passiefwoningen’ van de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen
Een visualisatie van de vijf passiefwoningen aan het groene plein.
pen volgens een open plan. De enige dragende wand op de verdieping doet dienst als scheidingswand voor de grootste slaapkamer. De wanden van de overige slaapkamers en de badkamer zijn opgetrokken in lichte materialen.
IDENTIKIT
Passiefwoningen Maaslands Huis Bouwheer
Maaslands Huis cvba
Adres
Oude Baan – Dilsen-Stokkem
Functie
5 passiefwoningen
Start bouwwerken
oktober 2010
Datum ingebruikname
voorjaar 2012
Architect
Equilibrium Architecten
Studiebureau technieken
Factor 4
Energie Opmerkelijk in het energieconcept van de vijf woningen is de centrale technische ruimte onder het hellend dak van de kopwoning. In dit volume zijn alle gemeenschappelijke technieken ondergebracht, zoals de omvormers voor de fotovoltaïsche panelen en twee buffervaten van 500 liter. Die laatste slaan de energie van de thermische zonnepanelen op en zorgen samen met een condenserende gasketel voor het sanitair warm water.
en passiefhuisconcept Studiebureau stabiliteit BDA-engineering Studiebureau
Buro Landschapsplanning,
omgevingsaanleg stedenbouw en techniek Hoofdaannemer
Hooyberghs, dochterbedrijf Arkana
De opgewekte elektriciteit is bestemd voor de pomp van de gemeenschappelijke regenwaterput, de individuele mechanische ventilatiesystemen en de mechanisch gestuurde zonneweringen.
Bouwvolume Bouwheer cvba Maaslands Huis en ontwerper Equilibrium Architecten kregen de vrijheid om voor dit proefproject zelf een bouwterrein te selecteren. Met het oog op een energievriendelijk ontwerp werd gezocht naar een terrein waar de woningen op het zuiden konden worden georiënteerd. Zo kunnen ze maximaal profiteren van passieve zonnewinst. Daarnaast moesten de stedenbouwkundige voorschriften toelaten om compacte bouwvolumes te realiseren. In nauw overleg met de stad Dilsen-Stokkem werd gekozen voor een terrein langs de Oude Baan in deelgemeente Lanklaar. Equilibrium Architecten ontwierp vijf compacte rijwoningen van telkens acht meter breed. De garage en tuinberging werden bewust buiten het bouwvolume gehouden. Die werden haaks op de kop van de woningrij geplaatst, waardoor ze ook de nodige privacy bieden voor de achterliggende tuinen. De garages liggen dicht bij de hoofdweg om het autoverkeer op de site zoveel mogelijk te beperken. De woningen werden niet alleen compact, maar ook flexibel ontworpen. Op de benedenverdieping zijn enkel wanden te vinden rond het toilet en de berging. Verder werden de woningen ontwor-
74
Om geluidsoverdracht van de ene woning naar de andere te vermijden, krijgt iedere woning een eigen ventilatiesysteem. Er werd gekozen voor een balansventilatiesysteem met warmterecuperatie. Dit systeem zorgt niet alleen voor een gezond binnenklimaat, het houdt de woning ook op een gemiddelde basistemperatuur van 18 °C. Om de goede werking van het ventilatiesysteem te waarborgen, kunnen de bewoners het zelf nauwelijks sturen. Indien nodig kan wel elektrisch bijverwarmd worden in de woonkamer en de badkamer. Elektrisch verwarmen is de meest economische vorm van bijverwarming in een passiefhuis. Maaslands Huis zal het gebruik van de verschillende technieken tijdens de eerste bewoonde jaren van nabij opvolgen. Passiefwoningen vragen een gedragsverandering van de bewoners, en een goede kennis van het gebruikersgedrag van de doelgroep is cruciaal voor toekomstige passiefprojecten van sociale huisvestingsmaatschappijen. Om een goede luchtdichtheid te garanderen, kregen de binnengevels een wandbekleding van houten spaanderplaten met een extra coating. De eerste test van de conceptwoning was alvast positief: voor zowel over- als onderdruk scoort de woning een n50-waarde van 0,24 luchtwisselingen per uur. Vanaf een n50-waarde van 0,6 luchtwisselingen per uur spreken we van een passiefwoning.
Om oververhitting van de woningen te vermijden, zijn verschillende maatregelen genomen. De terrassen van de verdieping weren de hoogstaande zomerzon. Een weersafhankelijke, mechanisch gestuurde zonwering op de zuidgerichte ramen moet het binnenklimaat in de leefruimten op peil houden. Schermen ter hoogte van de westelijke perceelsgrens houden de avondzon buiten wanneer nodig.
Welzijn De gekozen bouwmethode is ook een troef op akoestisch vlak. Houtbouw garandeert immers een korte nagalmtijd. Om geluidsoverdracht tussen de woningen te beperken, zijn er ontdubbelde wanden. Iedere woningscheidende wand van 15 cm met dubbele gipsvezelplaat aan de spouwzijde is opgevuld met papiervlokken en tussen deze wanden is nog eens isolatie voorzien om zo het massa-veermassaprincipe te creëren. Hierbij zwakt de zachte isolatielaag tussen de twee harde materialen de geluidstrillingen af.
Op de platte daken komen zonnepanelen gericht naar het zuiden.
Voor de akoestiek binnenshuis worden de binnenwanden geïsoleerd met glaswol. Op de verdieping wordt een betonnen dekvloer boven op een houtwolplaat van 2 cm geplaatst. Zo worden contact- en luchtgeluiden beperkt. Door het compacte bouwvolume moet een deel van het bouwprogramma op de verdieping worden gerealiseerd die enkel bereikbaar is via een trap. Het compacte passiefconcept valt in dit geval moeilijk te verzoenen met de principes van integrale toegankelijkheid.
Omgeving De woningen zijn rond twee pleinen ingeplant. De passiefwoningen kijken uit op een groen plein, de toekomstige lage-energiewoningen op een verhard plein. Door de garages en parkeerplaatsen aan de rand van de site te situeren, wordt dit een autoluwe verkaveling, die bovendien vlot bereikbaar wordt via diverse fietsverbindingen. Op amper driehonderd meter van de site bevindt zich een bushalte.
75
De aansluitingen tussen de verschillende gebouwdelen zijn luchtdicht afgetapet. De woningen zijn opgetrokken in een houtskelet met een open grondplan.
Materialen Bij de selectie van de materialen werd sterk geopteerd voor hout: naast het houtskelet werd gekozen voor houtplaten met lignine en natuurlatex als buitenschil van de houtskeletwand, en thermisch verduurzaamd hout voor gevelbekleding. Als isolatie werd geopteerd voor papiervlokken. De daken werden afgewerkt met een grijze roofing, die de zonnereflectie vergroot ten opzichte van een zwarte dakbedekking, en dus resulteert in een lagere oppervlaktetemperatuur op de daken.
De passiefwoningen worden opgetrokken in geprefabriceerde houtskeletwanden.
Pilootproject passiefbouwen in de sociale woningbouw Het project van de vijf passiefwoningen van Maaslands Huis is een van de drie projecten die de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) selecteerde in het kader van het pilootproject ‘Sociale Passiefwoningen’. Met dit project wil de VMSW de nodige praktijkervaring opdoen om de haalbaarheid, financiële rentabiliteit, technische aanpak en invloed op bewoningsgedrag van zeer energiezuinige sociale woonprojecten in Vlaanderen te evalueren. De twee andere pilootprojecten zijn gelegen in Booischot (SHM Zonnige Kempen) en in Wachtebeke (SHM Volkshaard). Zie ook pagina 81-82. De Vlaamse overheid maakte een budget vrij om de meerkosten van de proefprojecten te bekostigen. Hierbij ging men aanvankelijk uit van een meerkost van 25% bovenop de gemiddelde bouwkost van een sociale woning. Gaandeweg is echter gebleken dat de werkelijke meerkost beduidend hoger ligt en gemiddeld 50% bedraagt. Dit maakt passiefbouw vandaag duur om standaard toe te passen bij sociale woningbouw.
De passiefwoningen krijgen aan de voorzijde kleine houten muren met een zitelement. Die afscheidingen zorgen voor een zachte overgang tussen de woningen en het gemeenschappelijke plein.
Water De vijf woningen hebben een gemeenschappelijke regenwaterput, wat in principe in strijd is met de wettelijke voorschriften. Na overleg met rioolbeheerder INFRAX werd voor dit pilootproject een uitzondering voorzien. De keuze voor de gemeenschappelijke regenwaterput werd ingegeven door het beperkte dakoppervlak. Een individuele put zou niet renderen. Het water uit de gemeenschappelijke put voedt per woning een kraan in de berging en een buitendienstkraan. Op de regenwaterput is geen navulling voorzien om discussies over de kostenverdeling te vermijden. De regenwaterputten lopen over in een wadi langs de Vrietselbeek. Deze wadi staat met een kiezelzuil in verbinding met de ondergrondse kiezellagen om zo een vlotte infiltratie te garanderen.
77
Aangezien de VMSW nog geen standaardteksten had voor houtskeletbouw, vroeg de bouwmethode extra inspanningen van het bouwteam. Het kostte heel wat voorbereiding om goed uitgewerkte bestekteksten te schrijven. Daarnaast werkte het bouwteam vooraf ook alle productietekeningen gedetailleerd uit, om de doeltreffendheid van het passiefconcept te vrijwaren.
technische fiche
Het gebouw
Energie
Oppervlakte totale bouwterrein 89 a 11 ca
E- & K-peil woning
bebouwde oppervlakte/woning gemiddeld 85 m² – inclusief tuinberging en carport gemiddeld 58 m² – exclusief tuinberging en carport Kostprijs (excl. btw en erelonen) 1.036.500 euro
Beperkingen terrein De draagkracht van de ondergrond bleek onvoldoende te zijn om met een volle vloerplaat te werken. Dit probleem werd opgelost door de bouw van kruipkelders. Het terrein ligt op een helling van de Boslaan naar de achterliggende Vrietselbeek. Het niveauverschil wordt opgevangen met taluds achteraan op het terrein.
1 2 3 4 5
EPB K-peil 15 13 13 13 13 E-peil 31 26 26 26 30 Risico op 15.700 14.544 14.544 14.544 10.369 Kh oververhitting Primair energie- 61 47 47 47 56 kWh/m² verbruik per m² PHPP Netto energie- 13 9 9 9 15 kWh/m² behoefte verwarming per m²
isolatie Dakisolatie Vloerisolatie Muurisolatie Beglazing
45 tot 62 cm papiervlokken 25 cm XPS 30 cm papiervlokken + 5 tot 8 cm rotswol in de spouw 0,6 W/m²K
VMSW onderzoekt duurzame en energievriendelijke woonoplossingen De Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) zoekt heel gericht naar systemen en technieken om duurzamere en energievriendelijkere sociale woningen te bouwen. In tal van projecten bestudeert de VMSW samen met de huisvestingsmaatschappijen verschillende oplossingen. We selecteerden vier recente projecten voor nadere toelichting: Pijpelheide van Sociale Huisvestingsmaatschappij (SHM) Zonnige Kempen in Booischot, het project passiefhuizen Wachtebeke van SHM Volkshaard/Het Volk en het Ecolife-project van SHM Goedkope woning in Kortrijk.
C2008: Leidraad van de VMSW voor bouwheer en ontwerpers De gids C2008 van de VMSW is een leidraad voor ontwerpers en bouwers om duurzame en energiezuinige sociale woningen te realiseren, aangepast aan de huidige comfortwensen. In de gids komen onderwerpen zoals geïntegreerd ontwerpen, duurzaam bouwen, lokaal overleg, energieprestatie en binnenklimaat, akoestiek, grondverzet en onderhoud en renovatie ruim aan bod. De VMSW zet vooral hoog in op energiezuinig en aanpasbaar bouwen. Voor mensen met een bescheiden inkomen is elke besparing op hun gas- en elektriciteitsfactuur meer dan welkom. De C2008 bevat dan ook tal van aanbevelingen voor een goede isolatie en ventilatie. Met deze leidraad – die een grondige herwerking is van de C2001 – ondersteunt en begeleidt de VMSW de Vlaamse lokale huisvestingsmaatschappijen en andere sociale woonactoren zoals gemeenten en OCMW’s.
pijpelheide booischot
SHM Zonnige Kempen pionierde in het verleden al vaker op vlak van duurzaam bouwen. Momenteel verdiept de maatschappij zich met het project ‘Pijpelheide’ in Booischot specifiek in het energieverbruik van sociale woningen. Dit gebeurt in het kader van het pilootproject ‘Sociale Passiefwoningen’ van de Vlaamse overheid. Zonnige Kempen bouwt in Booischot drie quasi identieke blokken met dezelfde oriëntatie, maar met verschillende isolatienormen. De bedoeling van dit project is om het reële energieverbruik in de drie woonblokken te meten en er conclusies uit te trekken voor de praktijk in de sociale woningbouw. Het eerste woonblok is ontworpen volgens de huidige eisen binnen sociale woningbouw (K40/E85). Het tweede blok streeft naar een lage energie met een K25/E60-peil en het laatste blok wordt uitgevoerd volgens de passiefhuisnorm. De maatschappij bouwt de passiefhuizen in massiefbouw met gevelsteen en een houten beplanking als buitenafwerking. Het blok met passiefhuizen omvat zeven aaneengesloten rijwoningen en twee studio’s. De woningen delen een gemeenschappelijke technische ruimte met daarin een zonneboiler en een condensatieketel. Dit systeem zorgt voor de productie van het sanitair warm water, aangevuld
met een satellietboiler in de woningen. Verder zijn de woningen uitgerust met mechanische ventilatie met warmteterugwinning. Een gemeenschappelijke regenwaterput buffert het nodige water voor de toiletspoeling, een buitendienstkraan en de wasmachine.
Technische specificaties passiefwoningen • • • • • • • •
E-peil: 33 K-peil: 16 Netto energiebehoefte voor verwarming: Energiekengetal 15.3 kWh/(m2a) (voor de kritische woningen) Verwarmingsvermogen: 13 W/m2 Start bouwwerken: mei 2010 Datum ingebruikname: voorjaar 2012 Kostprijs (excl. btw en erelonen): 1.351.500 euro Ontwerper: Huiswerk Architecten Aannemer: Bouwbedrijf Dethier
passiefhuizen wachtebeke
Renovatie tot passiefhuisstandaard In het kader van het pilootproject ‘Sociale Passiefwoningen’ renoveert SHM Volkshaard/Het Volk in Wachtebeke vijf aaneengesloten woningen tot passiefwoningen. Om tot goede isolatiewaarden te komen, vervangt de bouwheer de gevelsteen door buitengevelisolatie die vervolgens een afwerking in pleisterwerk krijgt. Koudebruggen die niet door de isolatiewerken verholpen zijn, worden weggewerkt. Denk daarbij bijvoorbeeld aan het wegslijpen van betonnen dakranden. Om de luchtdichtheid te bevorderen, worden binnen voorzetwanden met nieuwe elektrische leidingen geplaatst. Tijdens de renovatiewerken worden de woningen ook aangepast aan de huidige oppervlaktenorm. Toiletten, wasmachine en dienstkranen worden gevoed met regenwater.
ECO-Lifeproject Venning - kortrijk
Technische specificaties • • • • • • • •
E-peil: niet van toepassing, renovatie K-peil: niet van toepassing, renovatie Netto energiebehoefte voor verwarming: <15 kWh/m²/jaar Start bouwwerken: voorjaar 2011 Datum ingebruikname: voorjaar 2012 Kostprijs (excl. btw en erelonen): 1.351.500 euro Ontwerper: Bressers Aannemer: Alpas
De Sociale Huisvestingsmaatschappij Goedkope Woning uit Kortrijk kiest resoluut voor een nieuwe aanpak: leefbare wijken, gezondere woningen, minder energieverbruik en beperkte onderhoudskosten. Met een ambitieus renovatieproject diende Goedkope Woning met succes een dossier in bij CONCERTO, een subsidieprogramma gelanceerd door de Europese Commissie. CONCERTO ondersteunt projecten die concrete strategieën en acties ontwikkelen op vlak van duurzaamheid en energie-efficiëntie.
wordt vervangen door een gescheiden stelsel. Er komt ook een gemeenschappelijke groene buitenruimte.
Het ECO-Lifeproject Venning omvat het pilootproject ‘Pottenbakkershoek’, een CO2-neutraal appartementsgebouw van 24 sociale woongelegenheden, en de opwaardering van de bestaande sociale woonwijk ‘Venning’ tot een CO2-neutrale wijk met 196 woongelegenheden.
Technische specificaties
Het project heeft een looptijd van zes jaar. Het eerste werkingsjaar (2010) was met de uitwerking van het wijkconcept en de bouw- en uitvoeringsplannen vooral een voorbereidend jaar. Het laatste projectjaar is voorzien voor monitoring (nameten of wat nagestreefd werd ook daadwerkelijk gerealiseerd werd). De overige vier jaar worden in drie bouwfasen ingedeeld. In de Venningwijk worden in een eerste fase zeventig passieve appartementen en twaalf woningen gebouwd. In een tweede fase in 2012 komen daar 64 passieve woningen met tuin bij. In een derde fase, die aanvangt in 2013, worden nog eens vijftig bestaande woningen grondig gerenoveerd tot lage-energiewoningen. Eenmaal afgewerkt zal de wijk gegroeid zijn van 163 naar 194 woningen, waarvan achttien woningen specifiek zijn ingericht voor bewoners met een functiebeperking. De ontwerpers zorgen in het wijkconcept voor een goede vermenging van woontypologieën, om zo tot een mix van leeftijden en gezinssamenstellingen te komen. De ruime weginfrastructuur uit de jaren ’60 wordt gereduceerd en de verouderde riolering
In het woningontwerp werd doorgedreven aandacht geschonken aan energiebesparing en allerlei leefbaarheidsfactoren. De passiefappartementen zijn aangesloten op een collectief ventilatiesysteem.
• • • • • • •
E-peil: 28 – dankzij een fotovoltaïsche installatie zal E-peil 0 bereikt worden. K-peil: 15 Start bouwwerken: voorjaar 2011 Datum ingebruikname: zomer 2013 Kostprijs (excl. btw en erelonen): 33 miljoen euro Ontwerper: BURO II & ARCHI+I + evr-Architecten Aannemer: THV Depret - Roegiers
project
kantoorgebouw
Hoofdkantoor infrax West
Het bedrijfsrestaurant kan na de diensturen ook door derden gebruikt worden.
Grasgroen kantoorgebouw Wie Torhout binnenrijdt via de Noordlaan, kan niet naast het groene kantoorgebouw van Infrax kijken. Met een beetje verbeelding zie je in de verschijning van het gebouw een bos: het glazen sokkelvolume vormt de stammen, de twee bovenliggende, groen beklede kantoorverdiepingen vormen de kruinen. Daarmee visualiseert de architectuur de visie van de bouwheer en de ontwerpers. Het nieuwe kantoorgebouw is immers CO2-arm. Een bewuste keuze, want als netbeheerder voor elektriciteit, aardgas, kabeltelevisie en riolering heeft Infrax een voorbeeldfunctie op het vlak van duurzaam en energiezuinig bouwen. Vernieuwend in dit project • sterk demonstratief karakter door combinatie van energie efficiënte maatregelen • CO2-arm kantoorgebouw
Naast het kantoorgebouw werd een nieuw logistiek centrum gebouwd, bestaande uit een functionele loods, kantoorruimte en buitenopslag. Daarin wordt de architecturale kwaliteit van het kantoorgebouw doorgetrokken. Het glazen sokkelvolume en de groene gevel wekken de illusie van een bos.
bestaande aan te passen. Hierdoor kan Infrax de kantoorindeling in de toekomst vrij eenvoudig bijsturen.
IDENTIKIT
Hoofdkantoor Infrax West – Torhout Bouwheer Infrax Adres
Energie
Noordlaan 9 – 8820 Torhout
Functie Regionaal kantoorgebouw
en magazijn voor Infrax,
regio West-Vlaanderen.
Start bouwwerken
februari 2008
Datum ingebruikname
mei 2009
Architect
Crepain Binst Architecture – Antwerpen
Studiebureau technieken
VK Engineering – Merelbeke
Het uitgangspunt voor het ontwerp van het gebouw was de Trias Energetica: eerst werden de warmtevraag en de koellasten beperkt, vervolgens zochten de ontwerpers naar mogelijkheden om hernieuwbare energie te benutten. Tot slot werd de resterende energievraag zo efficiënt mogelijk ingevuld met fossiele brandstoffen. De sleutelrol in deze zoektocht naar een energiezuinig concept ligt in de groene dubbele gevel, bestaande uit een geïsoleerde binnenschil en een glazen buitenschil. De gevel werkt als actieve en passieve energiebron: actief door de geïntegreerde fotovoltaïsche zonnepanelen, passief omdat de lucht in de ventilatiespouwen in de tussenseizoenen wordt voorverwarmd.
& energie Studiebureau stabiliteit
VK Engineering – Brugge
Studiebureau akoestiek
Avitech Acoustics – Brugge
Hoofdaannemer
Van Laere – Zwijndrecht
Gevels
Groven+ – Puurs
Bouwvolume Het kantoorgebouw loopt parallel met de Noordlaan. De twee hoofdgevels krijgen zo een noordelijke en een zuidelijke oriëntatie. Om het gebruikscomfort zo hoog mogelijk te houden, kregen vooral de vergaderzalen, dienstruimtes en enkele individuele kantoren een plaats aan de zuidzijde. Het merendeel van de kantoorfuncties bevindt zich aan de noordzijde, waar ze van beter daglicht en een uitzicht op de Infrax-terreinen genieten. Het kantoorgebouw mag dan indrukwekkend en imposant overkomen, toch is het een compact volume. De balk meet 96 bij 16 m en heeft enkel een 540 m² grote uitbouw voor de lunchruimte. Deze compactheid helpt de warmteverliezen te beperken. Het gebouw kreeg een flexibele structuur. Intern zijn er enkel twee kernen die de trappenhal, liften en sociale functies zoals toiletten en kitchenette herbergen. De rest van de vloeroppervlakte is vrij van dragende structuren, waardoor ze vrij in te delen is. De technieken zijn verder modulair opgevat en stuurbaar. Een verhoogde vloer laat toe eenvoudig bijkomende bekabeling te plaatsen of de
86
De doorgedreven thermische isolatie (K44) is het vertrekpunt voor het beperken van de warmtevraag en het terugdringen van de koellasten. Een aanvullende zonwerende maatregel zijn de diepe raampartijen. Dankzij de 1 m dikke gevel kan de zomerzon niet direct in het kantoorgebouw schijnen. In de intelligente gevel zijn vier raamtypes verwerkt: kijk-, lucht-, licht- en energieramen. Twee warmtepompen halen de nodige energie uit een boorgatenenergieopslagveld (BEO) om het gebouw te verwarmen en te koelen. Een leidingennet in de betonnen verdiepingsvloeren verspreidt deze warmte of koelte. Het water in de leidingen draagt zijn temperatuur over op de massa van het beton, en die straalt de warmte of koelte in de ruimte uit. Dit zorgt voor een comfortabele temperatuurregeling. Het principe staat bekend als betonkernactivering. Vloerverwarming op het gelijkvloerse niveau en vloerconvectoren op de verdiepingen zorgen voor aanvullende verwarming. Ook de ventilatie van het gebouw gebeurt op twee verschillende manieren: op de benedenverdieping zorgt een mechanische balansventilatie voor de gezonde lucht. De andere verdiepingen hebben een hybride systeem: mechanische ventilatie in de zomer- en wintermaanden, en natuurlijke ventilatie in de tussenseizoenen.
Ondanks het feit dat de gevel maar voor 44% beglaasd is, biedt hij toch een rijke daglichtinval. Daglichtsturing zorgt voor bijkomende kunstverlichting op momenten dat dit nodig is. Ieder verlichtingsarmatuur is daarbij apart aanstuurbaar in functie van de actuele lichtsterkte, gemeten door een centrale heliometer op het dak. Gecombineerd met aanwezigheidssensoren en tijdsturingen op enkele verlichtingscircuits zorgt deze daglichtsturing voor een besparing op het elektriciteitsverbruik voor de verlichting. Door een aantal elektrische kringen te sturen via het gebouwbeheersysteem kan Infrax bijkomend besparen op de elektriciteitsfactuur. Het beheersysteem zorgt ervoor dat de elektrische spanning op deze kringen na een bepaald tijdstip wegvalt, of dat de verlichting wordt uitschakeld.
In de intelligente gevel zijn vier raamtypes verwerkt: kijk-, lucht-, licht- en energieramen.
Uit ecologische overwegingen zijn in het hele kantoorgebouw niet meer dan zeven centrale printers voorzien. Iedere medewerker moet maximaal 30 m wandelen tot aan een printer. Op die manier wil Infrax zijn medewerkers stimuleren bewuster te printen. Tegelijkertijd zorgt de verplaatsing naar de printer voor de nodige variatie in de werkhouding.
Welzijn In het ontwerp is veel aandacht besteed aan de akoestische prestaties van het gebouw. De buitengevel dempt het verkeerslawaai op de druk bereden Noordlaan. Ook binnen nam het studiebureau geluiddempende maatregelen. In traditionele kantoren bieden de verlaagde plafonds doorgaans mogelijkheden voor die absorptie. Door de betonkernactivering waren dergelijke systemen hier niet mogelijk, dus kozen de architecten op aangeven van de ingenieurs onder meer voor perforaties in de kastenwanden en zacht tapijt. Ook geluidsoverdracht tussen verschillende kantoren werd vermeden. Het volledige gebouw is rolstoeltoegankelijk.
87
Een ingenieus grachtennet zorgt voor een vlotte infiltratie van regenwater.
De imposante inkomhal van het hoofdkantoor.
Water Het gebouwconcept voorziet in verschillende maatregelen om duurzaam om te gaan met water. Waterzuinige toestellen en kranen moeten in eerste instantie het drinkwaterverbruik beperken. Daarnaast hergebruikt Infrax maximaal het regenwater dat op de daken neerslaat. De spoeling van toiletten en urinoirs, het onderhoud van de gebouwen, van de groenaanleg en van de bedrijfswagens gebeurt allemaal met regenwater. Enkele tanks vangen hiertoe een deel van het regenwater op dat op de bedrijfsgebouwen en -terreinen neerslaat.
Het dak van het restaurant kreeg een 540 m² groot groendak.
Omgeving Voor de bouw van het hoofdkantoor moest de voormalige Samsonite-fabriek gesloopt worden. Vandaag neemt Infrax maar een beperkt deel van het vrijgekomen terrein in met het kantoorgebouw en het logistiek centrum. De resterende oppervlakte is ingevuld met parkings met een hoge mate van waterdoorlatendheid en infiltratiegrachten. Naast het hoofdkantoor is een creatieve fietsenstalling gebouwd. De constructie bestaat uit palen met zeilen en zal in de toekomst extra beschutting krijgen van de bomen die zijn aangeplant. De ontsluiting van de parking gebeurt via een zijweg van de Noordlaan. Het station van Torhout ligt op amper 2,2 km van het hoofdkantoor.
Het regionale hoofdkantoor werd opgetrokken met 300.000 euro steun uit het EFRO-fonds. Daarnaast kreeg Infrax een cofinanciering van 112.000 euro van het Vlaams Energieagentschap en het departement LNE van de Vlaamse overheid. Hierin is ook de steun voor promotie en kennisverspreiding begrepen.
89
De neerslag die niet wordt hergebruikt, vindt via een ingenieus grachtennet zijn weg naar de ondergrond. De ontwerper van de omgevingsaanleg verwerkte dit kanalennet in een deel van de parking rondom het kantoorgebouw. De wanden van de grachten zijn opgetrokken in schanskorven gevuld met Ardeense rotssteen. Dankzij hun hoge doorlaatbaarheid kan het gebufferde water langzaam in de ondergrond dringen. Het net van vier evenwijdige grachten doorsnijdt het bedrijfsterrein van oost naar west. De verschillende grachten staan met elkaar in verbinding via het principe van communicerende vaten. Een andere regenwaterbuffer is het 540 m² grote groendak op het bedrijfsrestaurant, dat de medewerkers bovendien een fraaier uitzicht biedt. De waterdoorlatende verharding van de parking laat het regenwater snel in de ondergrond infiltreren.
Materialen De dragende structuur van zowel het kantoorgebouw als het logistiek centrum is opgetrokken in een betonskelet. Het kantoorgebouw kreeg een afwerking in een glazen schil met zeefdruk, de wanden van het logistiek centrum zijn in cellenbetonpanelen. Dit zijn stuk voor stuk materialen met een lange levensduur die bovendien volledig recycleerbaar zijn. De gevelisolatie van het kantoorgebouw is voor een belangrijk deel in minerale wol uitgevoerd.
Demonstratieprojecten van het Vlaams Energieagentschap en EFRO
technische fiche
Het Vlaams Energieagentschap (VEA) geeft als verzelfstandigd agentschap van het Vlaams ministerie van Leefmilieu, Natuur en Energie uitvoering aan een duurzaam energiebeleid. Eén van de pistes daarin is het financieel ondersteunen van projecten met een sterk demonstratief karakter, die hernieuwbare energie toepassen. Hieronder volgt een selectie van projecten die steun ontvingen van het VEA en het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO).
Het gebouw Oppervlakte bouwterrein
41.350 m²
Totale vloeroppervlakte Kantoren Magazijn
9439 m² 5252 m² 4187 m²
Kostprijs (excl. btw en erelonen)
16,5 miljoen euro
Hernieuwbare energie Integratie pv-cellen in de gevel geïnstalleerd vermogen 7,7 kWp opbrengst ± 4 500 kWh/jaar BEO-veld 24 verticale sondes op ± 130 m diepte Warmtepompen verwarmingsvermogen 80 kW/warmtepomp koelvermogen 90 kW/warmtepomp cv en koelmachine vangen piekvragen op
Energie
Energiegerelateerde investeringen Groene gevel 521.000 euro BEO-veld 69.000 euro Betonkernactivering 47.500 euro Lichtsturing 39.000 euro Groendak 5500 euro Totaal 682.000 euro
E-peil Kantoor 60 K-peil Kantoor 44 Raming totaal primair bruto-energieverbruik (gebouwgebonden + niet-gebouwgebonden) Kantoor 238 kWh/m²/jaar Besparing totaal energieverbruik tov standaardontwerp 35% of 30.100 euro/jaar Isolatie Dakisolatie Vloerisolatie Muurisolatie Beglazing
12 cm PIR 12 cm PS sandwichpanelen met minerale wol 1,1 W/m²K
90
Subsidies Reële meerinvestering
375.000 euro 307.000 euro
Terugverdientijd
10 jaar
Meos Maldegem sporthal
Energiezuinig sporten De gemeente Maldegem heeft sinds oktober 2010 een opmerkelijk nieuw multifunctioneel sportcomplex, Meos, in gebruik genomen. Behalve de sportieve mogelijkheden vallen ook de duurzame kwaliteiten van het complex op. De gebruikte materialen (beton, betonsteen, hout, staal) zijn bijvoorbeeld allemaal recycleerbaar in hun oorspronkelijke vorm of als grondstof voor nieuwe producten. Nog opmerkelijker is het energieconcept, dat start bij een uitgekiende noord-zuidoriëntatie. De noordgevel is volledig opgetrokken in een diffuus materiaal. Aangevuld met de noordelijk georiënteerde lichtstraten in het dak levert deze wand 60% van de dag een verlichtingsniveau van 500 lux. Dankzij deze oriëntatie blijft de warmtetoetreding beperkt. De zuidgevel werd dan weer opgevat als concave dakvorm, het ideale uitgangspunt voor energieproductie. Fotovoltaïsche folies die in de fabriek in de aluminium dakbedekking werden geïntegreerd, leveren elektriciteit, en een zonneboilersysteem verwarmt het sanitair water.
Technische specificaties • • • •
Doorgedreven isolatie (K29) Warmteterugwinning uit de ventilatielucht Energiezuinige lichtsturing en armaturen Gebruik van een gebouwbeheersysteem
Wetenschapspark Arenberg
Sint-Vincentius antwerpen
kantoor
ziekenhuis
Maximaal energiezuinig
Omvangrijk BEO-veld in stedelijk gebied
De K.U. Leuven en de dienstverlenende intergemeentelijke vereniging Interleuven ontwikkelden langs de Koning Boudewijnlaan in Leuven het Wetenschapspark Arenberg. De meest recente gebouwen in het park (B3 en B4) moeten een toonbeeld worden van energiezuinigheid. De gebouwen zijn samen goed voor 9000 m² kantoorruimte en 6000 m² parkings en technische ruimten. Voor de technische installaties streefde ingenieursbureau Ingenium naar een maximale integratie van energiezuinige technologieën in een innovatief concept. Voor het klimatiseren van de kantoren kozen de ingenieurs voor betonkernactivering, een warmtepomp aangesloten op een BEO-veld en grond-luchtwarmtewisselaars. Al deze technieken zijn geïntegreerd in een totaaloplossing die uiteindelijk zal leiden tot een drastische energiebesparing ten opzichte van de hedendaagse marktstandaarden voor kantoorgebouwen.
Technische specificaties • • • • •
Betonkernactivering Warmtepomp BEO-veld met 130 boorputten van ± 50 m diep Grond-luchtwarmtewisselaars voor het koelen of voorverwarmen van de verse ventilatielucht Warmtewiel op de luchtgroepen voor energieen vochtrecuperatie
In het hartje van Antwerpen leggen aannemers de laatste hand aan omvangrijke bouwwerken voor het Sint-Vincentiusziekenhuis. De werken omvatten enerzijds een grondige verbouwing – van onder meer beschermde monumenten – en anderzijds een nieuwbouw die zorgt voor een capaciteitsuitbreiding van het ziekenhuis. Voor het ziekenhuis komt ook een nieuw plein dat verwijst naar een historisch voorplein. Zo wordt de oorspronkelijke symmetrie in de architectuur hersteld. Achter de gerenoveerde geklasseerde gevel komen het onthaal, de bezoekersruimte, de consultaties en bureaus. De nieuwbouw biedt onder meer plaats aan een ondergrondse parking van twee verdiepingen, consultaties, verpleegafdelingen, bezoekersruimten en kantoren. Onder de parkeergarage liet de bouwheer een BEO-veld installeren. Nooit eerder werd in verstedelijkt gebied een BEO-veld van een dergelijke omvang geplaatst.
Op deze boorpijpen wordt een collectorleiding aangesloten om het water van en naar de warmtepomp en de ondergrond te sturen.
Technische specificaties • • • • •
84 verticale warmtewisselaars 12.000 m warmtewisselaar 43% minder energie- en exploitatiekosten* 45% minder primair energieverbruik* 38% minder CO2-uitstoot*
*t.o.v. vergelijkbare klassieke installatie
K7 - UZ gent
de basis westerlo
ziekenhuis
bedrijvencentrum
Energiezuinig revalidatiecentrum Het UZ Gent vernieuwt momenteel zijn revalidatiecentrum K7. Het Centrum voor Locomotorische en Neurologische Revalidatie is in gebruik sinds 1970, maar door de veranderende patiëntenpopulatie en revalidatiemethoden groeide de nood aan een vernieuwd gebouw. Het nieuwe revalidatiecentrum – dat naar verwachting eind 2011 in gebruik wordt genomen – zal over ruime en rolstoelvriendelijke afdelingen beschikken. De nieuwbouw krijgt drie niveaus en biedt naast kamers ruimte aan een sporthal, een zwembad en technische ateliers. Het gebouw zal zo’n 11.500 m² beslaan. Voor het technische aspect kiest UZ Gent resoluut voor een energiebewuste aanpak, een voornemen dat het UZ voor al zijn bouwprojecten heeft. Om voor een energiezuinige verwarming en koeling te zorgen, liet het UZ Gent een BEO-veld installeren.
Duurzaam bedrijvencentrum Technische specificaties • 34 boorgaten • 150 m diep
Kamp C, een voormalig militair domein in Westerlo dat nu in handen is van de provincie, speelt een voortrekkersrol op het gebied van duurzame ontwikkeling. Het werkt specifiek rond duurzaam wonen en bouwen en fungeert tevens als steunpunt Duwobo voor de provincie Antwerpen. Kamp C heeft ook een uitgebreide tentoonstelling rond duurzaam wonen en bouwen, die mee tot stand is gekomen met de steun van EFRO en de Vlaamse overheid. Naast dit infogedeelte omvat het domein een bedrijvenzone. Op deze 4 ha grote eco-bedrijvenzone realiseerde Kamp C het bedrijvencentrum De Basis, dat bestaat uit twee kantoorgebouwen en een conferentiecentrum. De drie gebouwen – van elk drie verdiepingen – zijn gebouwd volgens de fundamentele principes van duurzaam bouwen. De zuidgevel van een van de kantoorgebouwen is bekleed met geïntegreerde pv-panelen. Hiermee wordt de elektrische behoefte van dat blok grotendeels gecompenseerd.
Technische specificaties • • • • • •
Waterzuivering met biorotor Een klimaatgevel zorgt voor een aangenaam binnenklimaat Warmtepomp met betonkernactivering Gebruik van FSC-hout, eco-verven, natuurleien Ontwerper: TV Stramien - IRS Aannemer: Reynders B&I
colofon
Vlaamse overheid Departement Diensten Algemeen Regeringsbeleid Afdeling Stafdienst van de Vlaamse Regering Team Duurzame Ontwikkeling Boudewijnlaan 30 bus 20 1000 BRUSSEL Het Team Duurzame ontwikkeling staat binnen de Vlaamse overheid in voor de coördinatie van het beleid duurzame ontwikkeling (inclusief het coördinerend beleid duurzaam wonen en bouwen), een beleidsondersteunende werking voor de ministerpresident en het opvolgen van de Vlaamse Strategie voor Duurzame Ontwikkeling. www.vlaanderen.be/do
[email protected]
www.lannoo.com Registreer u op onze website en we sturen u regelmatig een nieuwsbrief met informatie over nieuwe boeken en met interessante, exclusieve aanbiedingen.
tekst fotografie layout
Tim Vanhove - Habitos.be Marc Soubron pagina 6: C.V. Zonnige Kempen pagina’s 16, 19 boven en onder, 20 en 22: © Klaas Verdru pagina’s 26 en 30 midden en onder: evr-Architecten pagina 54: Frederik Vercruysse pagina 63: Gino Debruyne & Architecten pagina’s 67 midden, 69, 70 en 71 linksboven: Bivakhuis Hoge Duin pagina’s 75 midden en onder, 76 en 79: Equilibrium-Architecten pagina 92: Interleuven Keppie & Keppie
ViA ViA (Vlaanderen in Actie) is het toekomstproject van Vlaanderen. Vlaanderen wil tegen 2020 uitmunten als een economisch innovatieve, duurzame en sociaal warme samenleving. http://vlaandereninactie.be/
Duwobo Transitie duurzaam wonen en bouwen www.duwobo.be
Dit boek werd gedrukt met 100 % vegetale inkten op FSC gerecycleerd papier. Het papier in dit product komt uit verantwoord beheerde bossen, onafhankelijk gecertificeerd volgens de regels van de Forest Stewardship Council.
Met dank aan
Als u opmerkingen of vragen heeft, dan kunt u contact nemen met onze redactie:
[email protected]
Alle betrokken entiteiten van de Vlaamse overheid, bouwheren en architecten voor hun medewerking bij het tot stand komen van dit boek.
© Uitgeverij Lannoo nv, Tielt, 2011 D/2011/45/587 – NUR 450
De Vlaamse maatstaf duurzaam wonen en bouwen is vrij beschikbaar via www.vlaanderen.be/do Het instrument voor duurzame scholenbouw is te verkrijgen via www.politeia.be
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch of op enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Vlaanderen staat voor een belangrijke uitdaging: hoe willen we in de toekomst samen leven, wonen en werken? De gebouwen waarin we wonen en werken zijn vaak slecht voorzien op toekomstige veranderingen en dragen weinig bij tot het sociale weefsel of het creëren van levende kernen. De manier waarop we bouwen heeft ook een belangrijke invloed op onze mobiliteit en de alsmaar schaarser wordende ruimte. Bovendien is het systeem van wonen en bouwen te weinig afgestemd op de draagkracht van het milieu. Vlaanderen beschikt over een aantal beleidsinstrumenten om een antwoord te bieden op deze nieuwe uitdaging. Maar het engagement van de Vlaamse overheid beperkt zich niet tot het ontwikkelen van dergelijke instrumenten. Ze wil ook het goede voorbeeld geven met haar eigen gebouwen. Dit boek wil aan de hand van tien reportages een staalkaart presenteren van vooruitstrevende realisaties die tot stand zijn gekomen door toedoen van de Vlaamse overheid, met de bedoeling inspiratie te bieden en een constructieve discussie te voeden over hoe we vandaag en in de toekomst in Vlaanderen zullen wonen en bouwen.
www.lannoo.com
Duurzaam bouwen in vlaanderen
Duurzaam bouwen in Vlaanderen
Duurzaam bouwen in vlaanderen Momentopname in 10 projecten