DSB COMMISSIE BIJZONDERE OMSTANDIGHEDEN BESLISSING van 11 november 2014 inzake het verzoek met referentie 'CBO017 ' van woonachtig te hierna: "Verzoeker" tegen Mr. R.J. Schimmelpenninck en mr. B.F.M. Knüppe qq, curatoren in het faillissement van DSB Bank N.V. gevestigd te Wognum hierna: "Curatoren" 1. Akkoord op Hoofdlijnen 1.1 Op 19 september 2011 is tussen Stichting Steunfonds Probleemhypotheken, Stichting Platform Aandelen Lease, Stichting Achmea Rechtsbijstand, Stichting Univé Rechtshulp, Algemene Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij N.V., Stichting Schaderegelingskantoor voor Rechtsbijstandverzekering, DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij, vertegenwoordigende consumenten ("Klanten") van DSB Bank, (hierna gezamenlijk: "Belangenorganisaties") en Curatoren het Akkoord op Hoofdlijnen overeengekomen (hierna: "Akkoord"). Het Akkoord is ter inzage op www.dsbcompensatie.nl. Voor alle hierna niet nader in deze beslissing gedefinieerde begrippen wordt verwezen naar de definitie die daaraan is toegekend in het Akkoord. 1.2 Volgens de doelstelling van zowel Curatoren als de Belangenorganisaties is in het Akkoord een regeling vastgesteld ter beslechting en voorkoming van geschillen over alle Claims ter zake van Zorgplichtschendingen die verband houden met in dit Akkoord nader gedefinieerde Koopsompolissen, Beleggingsverzekeringen en alle (andere) aspecten van de dienstverlening door DSB Bank. Deze regeling is op alle Klanten van toepassing. 1.3 Een op grond van het Akkoord vastgestelde compensatie wordt uitsluitend aan Klanten aangeboden onder de voorwaarde van algehele en finale kwijting zoals geformuleerd in het Akkoord. 2. Wet Collectieve Afwikkeling Massaschade 2.1 De in het Akkoord opgenomen regeling is na te zijn voorzien van een aantal aanpassingen bij beschikking van het Gerechtshof te Amsterdam d.d. 4 november 2014 op basis van de Wet Collectieve Afwikkeling Massaschade algemeen verbindend verklaard (hierna: "WCAMbeschikking"). Vanaf het moment van aankondiging van de WCAM-beschikking die op 8 november 2014 heeft plaatsgevonden door publicatie in de door het Gerechtshof bepaalde media, staat het een Klant gedurende een periode van zes maanden vrij om zich aan de verbindendverklaring te onttrekken (de opt-outtermijn).
2.2 Aanmeldingen in het kader van het Akkoord (aldus van vóór de verbindenverklaring) worden ingevolge het bepaalde in artikel 14.1 (overgangsregeling) van de Overeenkomst ter Collectieve Afwikkeling van Massaschade (hierna "WCAM-overeenkomst") die ten grondslag ligt aan de WCAM-beschikking, conform de in het Akkoord opgenomen regeling afgehandeld. 2.3 Indien als gevolg van toepassing van de WCAM-overeenkomst sprake is van een verbeterde rechtspositie van Verzoeker ten opzichte van diens rechtspositie in gevolge het Akkoord, zal Verzoeker van Curatoren een aangepast compensatievoorstel ontvangen zoals kan worden opgemaakt uit de WCAM-beschikking (overweging 5.2). 3. Commissie Bijzondere Omstandigheden; omvang bevoegdheid 3.1 In artikel 2.2.7 en artikel 2.7.12 voorziet het Akkoord in de mogelijkheid voor een Klant om bepaalde kwesties aan de Geschillencommissie (hierna "GC") en de Commissie Bijzondere Omstandigheden (hierna: "CBO") voor te leggen. Zowel de GC als de CBO bestaan uit drie door Curatoren en de Belangenorganisaties gezamenlijk benoemde onafhankelijke personen. 3.2 Zowel de GC als de CBO nemen bij de uitoefening van hun werkzaamheden het Reglement Geschillencommissie en het Reglement Commissie Bijzondere Omstandigheden in acht dat ter inzage is op www.dsbcompensatie.nl (hierna: "Reglement” of “Reglementen"). 3.3 Artikel 4.2 van de Reglementen bepaalt dat iedere commissie bevoegd is (een deel van) een klacht/verzoek naar de andere commissie te verwijzen, terwijl de commissie waarnaar een klacht/verzoek is verwezen aan die verwijzing is gebonden. Bij beslissing van 29 april 2014 inzake de klacht met referentie 'GC037 ' heeft de GC van die bevoegdheid gebruik gemaakt en een deel van de klacht verwezen naar de CBO op grond van de onder 2.4 te noemen bevoegdheid van de CBO. 3.4 De CBO is onder meer bevoegd om kennis te nemen van en te beslissen over de kwesties die zijn gespecificeerd in artikel 2.7.14 en Annex G van het Akkoord. 4. Verzoek, herberekening Curatoren en reactie Verzoeker 4.1 De CBO heeft op 5 mei 2014 de gedeeltelijke verwijzing door de GC van de klacht van Verzoeker als Verzoek in gevolge het bepaalde in artikel 2.7.14 (Annex G) ontvangen en in behandeling genomen. Voorts heeft de CBO ontvangen de beslissing van de GC van 29 april 2014 met inbegrip van het bijbehorende klachtdossier. Op 25 februari 2014 is de ingevolge artikel 3.7 van beide Reglementen verschuldigde eigen bijdrage voldaan. 4.2 De CBO leest het Verzoek aldus dat Verzoeker vanwege de aard van de aan hem verstrekte kredieten van oordeel is dat de hem op grond van artikel 2.5 van het Akkoord aangeboden compensatie geen passende compensatie biedt. 4.3 Desgevraagd hebben Curatoren bij mail van 5 september 2014 een 'Uitwerking compensatieberekening inclusief Box III correctie' ingediend (hierna: "Herberekening Curatoren"), waarop Verzoeker bij mail van 30 september 2014 heeft gereageerd.
5. Ontvankelijkheid De CBO stelt vast dat Verzoeker een hypothecair genormeerd krediet heeft afgesloten met een aanmerkelijke consumptieve component en voorts voldoet aan de voorwaarden als genoemd in artikel 2 van Annex G. De CBO verklaart Verzoeker ontvankelijk in zijn Verzoek. 6. Herberekening overkreditering met Box III correctie (artikel 2.7.14 en Annex G) 6.1 De volgens het Akkoord op hypothecaire kredieten van toepassing zijnde GHF (Gedragscode Hypothecaire Financieringen)-normen schrijven geen Box III correctie voor. Aangezien bij de totstandkoming van het Akkoord verschil van inzicht bestond over de vraag of bij de berekening van overkreditering in redelijkheid niet toch rekening moest worden gehouden met het consumptieve deel van een hypothecaire lening (van welk leningdeel de rente niet fiscaal aftrekbaar is), is de regeling van Annex G tot stand gekomen. Volgens die regeling stelt de CBO na berekening de overkreditering inclusief Box III correctie vast waarbij zij gebonden is aan de uitgangspunten zoals opgenomen in artikel 3 (i t/m xv) van Annex G. 6.2 Het ter beoordeling voorliggende krediet van Verzoeker betreft een in 2007 bij DSB afgesloten Combihypotheek van in totaal EUR 308.216 waarvan een consumptief deel van EUR 90.216 (hierna: "Krediet"). 6.3 De CBO stelt ten aanzien van de Herberekening Curatoren vast dat de maximale leencapaciteit van Verzoeker in overeenstemming met Annex G is uitgevoerd, met uitzondering van het navolgende. Conform de uitgangspunten van Annex G hebben Curatoren hun berekening gebaseerd op de formule opgenomen in norm 12.1 van de NHG (Nationale Hypotheek Garantie)-normen 2007. Echter, de door Curatoren in die formule gehanteerde toetsrente is gebaseerd op de GHF-normen. Naar het oordeel van de CBO dient deze toetsrente te worden bepaald op basis van de NHG-normen 2007 (norm 12.3). Beide normen geven een verschillende toetsrente waardoor ook de door Curatoren berekende annuïteitenfactor dient te worden aangepast als de NHG-normen worden gevolgd. Dit resulteert in de navolgende berekening:
Niet aftrekbaar deel van de lening Annuïteit bij gegeven toetsrente Normlast niet aftrekbaar deel*
jaar 2007 € 90.216,00 € 491,15 € 663,95
jaar 2010 € 90.216,00 € 491,15 € 663,95
*) Volgens de formule in norm 12.1: ((Ann * K) * F) ---------------------------(F – (R + 3,0%-punt)) waarbij geldt: Ann = annuïteitenfactor (= 1: an¬p) met een betaling maandelijks achteraf en de volgens NHG norm 12.3 en 12.4 berekende toetsrente en looptijd K = de hoofdsom van het leningdeel waarvan de rente niet fiscaal aftrekbaar is
F = financieringslastpercentage R = toetsrente volgens norm 12.3, waarbij de rente wordt gewogen op basis van de hoofdsom en de (resterende) looptijd van elk leningdeel Het Krediet bestaat uit lening(del)en met contractuele rentes van 5,049% en 5,5%. Conform norm 12.3 is de gewogen toetsrente 5,12%. De maandlast van een annuïteitenlening, af te lossen in 30 jaar bij een gehanteerde toetsrente van 5,12% bedraagt € 0,005444168 voor elke geleende Euro. De factor “Ann” bedraagt hierdoor 0,005444168. De formule ingevuld met betrekking tot het Krediet: ((0,005444168 * 90216) * 31,2% ---------------------------------------(31,2% - (5,12% + 3%)
+ -/= : = + =
=
491,15 * 0,312 -------------------(0,312 – 0,0812)
Maximale maandelijkse hypotheeklast Normlast niet aftrekbaar deel Beschikbaar voor eigenwoningschuld Benodigd inkomen voor 1 geleende Euro Maximaal aftrekbaar deel* Niet aftrekbaar deel Maximale totale hypotheek
=
jaar 2007 € 1.702,45 € 663,95 € 1.038,50 € 0,005444168 € 190.754,59 € 90.216 € 280.970,59
663,95
jaar 2010 € 1.621,39 € 663,95 € 957,44 € 0,005444168 € 175.865,26 € 90.216 € 266.081,26
*) 2007: 1.038,52/0,005444168=1.038,52*(1/0,005444168)=1.038,50*183,6828=190.754,59 2010: 957,44/0,005444168=957,44*(1/0,005444168)=957,44*183,6828=175.865,26
Verstrekte hypotheek Maximale hypotheek Overkreditering (indien verstrekte hypotheek > maximale hypotheek)
jaar 2007 € 308.216,00 € 280.970,59 € 27.245,41
jaar 2010 € 308.216,00 € 266.081,26 € 42.134,74
6.4 De taak van de CBO beperkt zich volgens Annex G tot de vaststelling van het bedrag van overkreditering inclusief Box III correctie. De hoogte van de compensatie dient door Curatoren aan de hand van de in 5.3 vastgestelde bedragen van overkreditering opnieuw te worden vastgesteld volgens de "gewone", niet ter beoordeling van de CBO voorliggende berekeningsmethodiek. Ten overvloede merkt de CBO in dit kader op dat de methode die in de Herberekening Curatoren voor de vaststelling van de compensatie is toegepast, haar niet onjuist voorkomt. Daarbij geldt, mede naar aanleiding van de reactie van Verzoeker van 30 september 2014, dat compensatie voor de toekomst volgens artikel 2.5.2 onder d van het Akkoord vanaf 1 januari 2011 wordt berekend over de resterende theoretische looptijd van een krediet met een maximum van vijf jaar, derhalve tot uiterlijk 31 december 2015.
6. Beslissing De CBO stelt ten aanzien van het Krediet de volgende bedragen aan overkreditering inclusief Box III correctie vast: - EUR 27.245,41 over 2007 - EUR 42.134,74 over 2010 Tegen deze beslissing kan geen beroep worden ingesteld. Deze beslissing is gegeven door mr. H.J. Bunjes, mr. S.M.A.J. den Ouden-Huijgen en drs. J.H. Mersmann, in aanwezigheid van mr. O.R. van Brunschot te Amsterdam op 11 november 2014 en ondertekend door mr. Bunjes als voorzitter en mr. van Brunschot als secretaris.