Drie scenario’s ter inspiratie van de strategische dialoog over de toekomst van het middenbestuur
31 maart 2013 Scenarioteam Stip
Introductie Voor u liggen de uitkomsten van discussies die hebben plaatsgevonden in een aantal scenarioworkshops tussen mensen vanuit de provincies, het bedrijfsleven, kennisinstellingen en het maatschappelijk middenveld. Centraal bij deze discussies stond de vraag: welke ontwikkelingen komen tussen nu en 2030 af op het openbaar bestuur in Nederland? Deze discussies hebben geresulteerd in drie scenario’s, waarvan u de essentie kunt terugvinden in deze notitie. De scenario’s geven een beeld van het samenspel van de naar voren gebrachte mogelijke veranderingen in de omgeving van het openbaar bestuur in Nederland naar de toekomst toe. De scenario’s staan niet op zich. Ze zijn ontworpen om het debat over ‘de toekomst van het middenbestuur’ te voeden. Het zijn zeker niet de enig mogelijke scenario’s, maar ze geven wel een breed en relevant geacht perspectief op mogelijke economische, bestuurlijke en andere ontwikkelingen in de omgeving van het openbaar bestuur. Ze moeten in dit stadium vooral aan het denken zetten. De stappen die gezet zijn om te komen tot deze beelden zijn beschreven in een aparte notitie (‘terugblik op de toekomstverkenning fase 1 Stip aan de horizon’). Namens het scenarioteam, Frank Puijn, Annemarie Gehrels en Silke de Wilde – IPO, en Nicole Rijkens, Michael van Lieshout, Joris van Egmond – Pantopicon
2
Scenario 1: rizoom coöperatieve samenleving in een europa van regio's In aanloop naar 2030… • is er steeds minder vertrouwen in het economisch systeem en de rol die de overheid kan spelen in het oplossen van prangende vraagstukken; • leiden een toegenomen duurzaamheidsbesef en technologische vernieuwing tot meer regionale productie en consumptie; • ontstaat een toenemende behoefte aan onafhankelijkheid en zelforganisatie; • versterken democratisering van technologie en toegang tot kennis burgerinitiatieven en de vorming van nieuwe collectieven; • zorgt de eerste jaren een aanhoudende financiële crisis voor een verkleining van het overheidsapparaat, minder subsidies en sociale voorzieningen; • ontstaan nieuwe financierings- en verdienmodellen. • worden grondstoffen duurder. Kenmerken toekomstbeeld: • Europa is een federatie van regio’s. • Verduurzaming als levensstijl. • Gediversifieerd economisch schaalniveau: (inter)regionaal en steden. • Coöpitalisme domineert economisch systeem. • Ondernemende burger. • Technologische ontwikkeling is dominant en sturend in netwerken van nieuwe samenwerkingsvormen. • Regionale demografische diversificatie (krimp of groei, vergrijzing, ontgroening).
3
Nederland in 2030 In een notendop: Verduurzaming en regionalisering als levensstijl In 2030 is verduurzaming een natuurlijk gegeven in het maatschappelijk denken en handelen. We zijn in staat meerdere kringlopen van materialen, grondstoffen en energie ook daadwerkelijk te sluiten. De transitie van een verbruiks- naar een gebruikseconomie staat voorop. Dit betekent dat we (op verschillende schaalniveaus) meer zelfvoorzienend opereren en het bezitten van producten, zoals bijvoorbeeld auto’s, ondergeschikt is aan het kunnen gebruiken. Lokaal of (eu)regionaal zaken doen zit in de lift, mede dank zij een slimmere verknoping van lokale kringlopen. De sterker lokaal en/of regionaal georiënteerde en georganiseerde economie uit zich o.m. ook in de invoering van lokale munten en alternatieve waarderings- en betaalsystemen. Daarnaast bestaan er nieuwe vormen van financiering die het realiseren van lokale/regionale initiatieven met geld rechtstreeks afkomstig uit de ‘gemeenschap der geïnteresseerden’ vergemakkelijken. Europa: Federatie van regio’s Europa is een federatie van regio’s. Onder het motto ‘small is beautiful’ wordt het bestuur in de ‘deelstaten’ efficiënt ingericht. De diversiteit tussen regio’s is in sommige gevallen groot, waardoor de behoeften van netwerken op bovenlokaal/-regionaal niveau kunnen uiteenlopen. De nadruk op het ‘regiodenken’ maakt dat nationale grenzen met buurlanden aan belang hebben ingeboet en steeds vaker grensoverschrijdende initiatieven worden opgestart. Daar waar behoefte aan afstemming of sprake van conflicterende ruimteclaims is wordt naar de overheid gekeken. Economie en private sector: Pull-economie en -ecologie Massaproductie maakt voor een deel plaats voor productie op maat in netwerken van kleinere productie-eenheden gerund door lokale en regionale coöperatieven. Coöperatieve structuren die zich bijvoorbeeld bezighouden met de productie en distributie van energie zijn eerder regel dan uitzondering. We zijn aanbeland in het tijdperk van het coöpitalisme. Ook grote groepen burgers verenigen zich om samen projecten op te zetten. Lokale productiefaciliteiten bestaan grotendeels uit relatief kleine werkplaatsen. De democratisering van (opvolgers van) technologieën zoals 3Dprinting, het internet der dingen1 , etc. stellen bedrijven en consumenten in staat om in toenemende mate eigen producten en materialen te produceren. Maar ook stadslandbouw en volkstuinen kleuren het landschap. Consumenten worden zodoende steeds vaker producenten, en vandaar ook ‘prosumenten’ genoemd. De burger: De zelfredzame en ondernemende burger In de samenleving anno 2030 zijn reputatie, zelforganisatie en zelfbestuur van (burger) collectieven leidend. Burgers zijn er zelfredzaam, vaak zeer ondernemend en ze werken en leven in uiteenlopende sociale netwerken die regelmatig internationaal van karakter zijn. De samenleving is niet-hiërarchisch, horizontaal georganiseerd zonder centrale leiding, met organisch groeiende en krimpende sociale verbanden al naargelang behoefte. Hierin zijn virtuele sociale netwerken uitermate belangrijk. Ze vormen mee het cement en de smeerolie van onze samenleving. De informatie- en communicatietechnologieën waarop ze zich baseren, biedt de mens gemak, maar vooral ook een toenemende kracht van het individu en gemeenschappen en het comfort van autonomie. 1
Internet der dingen in brede zin is de mogelijkheid om alle voorwerpen, machines, plaatsen, ... met elkaar te verbinden om er - zonder verdere menselijke tussenkomst - informatie-uitwisseling mee te bewerkstelligen. Het biedt ook de mogelijkheid om gebruikers eenvoudige technologie te bieden om een brug te slagen tussen de wereld om hen heen én het internet
4
De maatschappij: Oog voor zachte waarden Er is meer oog voor de ‘zachtere’ waarden in de maatschappij. Gezondheid en leefbaarheid zijn prioritair voor mensen net als hoogwaardig onderwijs en goede culturele en zorgvoorzieningen, die steeds vaker collectief worden georganiseerd. Geld en energie worden in toenemende mate gericht op collectieve waarden. Wederkerigheid voert de maatschappelijke boventoon: hoe meer je deelt, hoe meer je ontvangt. Tegelijkertijd steken nieuwe vormen van sociale ongelijkheid de kop op. Mensen met beperkte sociale en ondernemingsvaardigheden, vallen her en der buiten de boot. Demografie: regionale differentiatie en specialisatie De vergrijzing zet door. Ouderen blijven zo lang mogelijk een actieve bijdrage leveren aan de maatschappij. Een groeiende groep, vooral jonge, mensen die het avontuur en de verse mogelijkheden verkiezen in nieuwe groeilanden, zoals bijvoorbeeld de BRICS landen, verlaten Nederland. Steden spelen een belangrijke rol in Nederland. Ze zijn zich in toenemende mate zelfstandig gaan organiseren, zoeken daarbij de samenwerking met andere steden op en vormen zo robuuste, lokaal verankerde maar soms ook internationaal georiënteerde netwerken. Tegelijkertijd ontstaat ook meer interactie en wederzijds besef van mogelijkheden tot een organische kruisbestuiving tussen stad en platteland in de kringloopeconomie. Vanwege de hang naar zelfvoorziening - bijvoorbeeld op het vlak van voedsel en energie - worden steden steeds meer afhankelijk van hun spreekwoordelijke achtertuin, hetgeen nieuwe mogelijkheden doet verkennen. Ecologie: Rentmeesterschap leidend De maatschappij is doordrongen van duurzaamheid en de kringlooplogica is alomtegenwoordig of het nu bijvoorbeeld om energie, transport of voeding gaat. Een meerderheid beschouwt zich rentmeester van natuur en milieu en is zich vanuit collectief waardenbesef sterk bewust van zijn/ haar rol in de uitbouw van een waarde(n)volle samenleving. Het beheer van natuur en landschap is in handen van coöperaties. Het streven naar steeds duurzamere oplossingen - zowel ecologisch als maatschappelijk gezien - wordt steevast als een kans eerder dan als een bedreiging gezien. Eerste denkrichtingen ‘regio en bestuur’ Door de toegenomen globalisering is de overheid de controle op de organisatie van produktieketens en diensten verloren. Na tal van incidenten is het vertrouwen van de samenleving in het waarborgen van veiligheid en gezondheid verdwenen. De behoefte aan nabijheid, korte overzichtelijke ketens, verbondenheid met de eigen omgeving en waardering voor vakmanschap zijn sterk toegenomen. Lokale collectieven zorgen zelf voor een ruim scala aan productieactiviteiten en diensten, zoals bijv. voeding, huisvesting, cultuur, algemene zorg en onderwijs, etc. Hun dichte ‘peer-to-peer’ netwerken - ondersteund door goed uitgeruste informatie en communicatiemedia - zorgen voor korte actielijnen waarbij nabijheid vaker een kwestie is van tijd en toegang, dan alleen de ruimtelijk-geografische afstand. De aard van de netwerk-werking is “van onderaf”. Lokale issues, activiteiten, talenten, etc. worden bij succes omhooggestuwd tot op het regionale en zelfs bovenregionale niveau, maar de energie (middelen, reputatie, ...) komt van onderaf. De provincie werkt aan onderwerpen die de eigen provinciale grenzen overstijgen en investeert veel energie in netwerkvorming. Ze neemt hoofdzakelijk een faciliterende rol in naar de collectieven die zelf tal van initiatieven nemen en oplossingen realiseren. Hierbij treedt het
5
middenbestuur niet enkel op als ‘netwerkmakelaar’ voor collectieven, maar ook als ‘obstakelruimer’ om belemmeringen weg te nemen en ‘scheidsrechter’ om conflicten tussen collectieven en hogere schaalniveaus op te lossen, bijv. daar waar netwerkgedreven zelfregulering onvoldoende werkt. Zij vervult die taak met een beperkt maar professioneel georganiseerd overheidsapparaat. De faciliterende taakuitoefening van de provincie is gericht op het verbinden, vooral op (inter)regionaal niveau, van stromen en plekken van mobiliteit, energiesystemen, watersystemen en natuur. Door deze kwaliteitgestuurde focus op de duurzame ruimtelijk-economische ontwikkeling door verbinding en verweving van functies ontstaan krachtige, meer polycentrische regio’s. Niet de beleidsgrenzen zijn uitgangspunt maar het scheppen van randvoorwaarden voor de omgevingskwaliteit en vestigingsklimaat voor de burger- en ondernemerscollectieven. Als contramal is de betekenis van het nationale beleidsniveau met zijn op bundeling en compacte steden gerichte ontwikkeling teruggedrongen tot grotendeels de uitoefening van internationale verplichtingen. Ook het lokale beleidsniveau is beperkt in termen van ‘controle’ en ‘sturing’ omdat burger- en ondernemerscollectieven dat zelf invullen, over traditionele grenzen van provincie of land heen. Hun dichte, directe netwerken maken dit mogelijk.
6
Scenario 2: vadertje staat sturende staten in een gescheiden europa In aanloop naar 2030… • bevordert de onzekere internationale situatie de eerste jaren het streven naar meer zelfvoorziening op nationaal niveau; • wordt de economie steeds meer door de overheid geleid; • voert de overheid investeringen in (water)veiligheid op om rampen te voorkomen. • ontstaat er meer regulering, o.m. op het vlak van (sociale) media om bijvoorbeeld excessen te voorkomen; • valt door de schuldencrisis Europa uiteen in noord en zuid en wordt de Euro de Neuro; • komen immigranten uit Zuid-Europa in toenemende mate naar Nederland; Kenmerken van toekomstbeeld: • Burger gelooft in sterke staat en maakbaarheid. • Economie wordt door de staat gestuurd. • Regulering, hoge belastingen, ’slow politics’, nivellering. • Grondstoffen zijn schaars en duur. • Sociale media aan banden gelegd. • Verduurzamen wordt algemeen beschouwd als een ‘must’. • Verzorgingsstaat is belangrijk en groot. • Grensvervagende relatie tussen mens en machine. • Europa is uiteengevallen. Noord-Europa werkt samen. • Effecten vergrijzing worden verzacht door immigratie jongeren uit Zuid-Europa.
7
Nederland in 2030 In een notendop: Een maakbare samenleving Het Nederland van 2030 kent een samenleving met een sterk geloof in maakbaarheid. Men is drukdoende met het oplossen van maatschappelijke vraagstukken omtrent energie, voeding, ruimte, klimaat en water maar ook rond meer sociale thema’s zoals migratie, integratie en sociale cohesie. Nederland wapent zich via technologische doorbraken bijvoorbeeld tegen een steeds grilliger klimaat met meer extreme weersomstandigheden en aanverwante rampen. Europa: Noord-Europese samenwerking Europa is ondanks verwoede pogingen toch uit elkaar gevallen. Heel Europa heeft te maken gekregen met een terugval in de welvaart. In Noord-Europa is het model van de sterke, sturende staat terug van weg geweest en is een min of meer geformaliseerde vorm van Noord-Europese samenwerking ontstaan. In het uiteengevallen Europa is het van belang om bilaterale (handels)diplomatie verder vorm te geven. De Noord-Europese bestuurlijke en politieke elite beoefenen een nieuw soort politiek, het zogenaamde ‘slow politics’, waarbinnen politici en met name bestuurders bedachtzaam, argumenterend maar ook ‘verlicht’ leiding geven en nemen. De staat weet wat goed is voor haar volk op langere termijn en handelt vanuit dit principe. De rijksoverheid is de belangrijkste aanjager en vormgever van een gemengde markteconomie. Ze groeit uit tot een alleskunner, met een grote verzorgingsstaat. Om de grote natiestaat en de omvangrijke verzorgingsstaat te kunnen financieren zijn de belastingen hoog. Economie en private sector: Geleide bedrijvigheid en protectionisme Het bedrijfsleven ontwikkelt - geleid, gestuurd en beschermd door de overheid - oplossingen voor de ‘uitdagingen van nationaal belang’ en zoekt hierbij grotendeels haar toevlucht tot (hoog)technologische innovatie. Het triple helix model, waarbij de overheid, kennisinstellingen en bedrijfsleven samenwerken, speelt een dominante en sturende rol in de maatschappij. Op tal van fronten is Nederland op zichzelf aangewezen. Mede ingegeven door de schaarste-problematiek en de daarmee samenhangende internationale spanningen wil het meer zelfvoorzienend kunnen functioneren ten aanzien van de basisbehoeften. Zo wordt bijvoorbeeld de landbouwsector sterk beschermd tegen invloeden van ‘buitenaf’ en gaat er specifieke aandacht uit naar meer kwetsbare (plattelands)gebieden. Bilaterale, grensoverschrijdende diplomatieke samenwerking komt vanuit dit perspectief op thematische (voedsel, energie, ...) basis en ad hoc tot stand en bij voorkeur met andere Noord-Europese landen. Door de sterke sturing van het bedrijfsleven door de staat, krijgt dit eerste een ‘natiegedreven’ karakter. Men ervaart deze benadering als noodzakelijk om Nederland economisch concurrerend te houden/maken alsook om de zware kost van de grote verzorgingsstaat te kunnen dragen. De hoogwaardige technologische ontwikkelingen waarop men zich vanuit het bedrijfsleven richt, zijn meestal gefocust op specifieke niches, zoals bijvoorbeeld water- en kennisgerichte technologie alsook producten uit de maakindustrie. Ondanks de mogelijkheden die deze benadering schept vooral inzake export - voor Nederlandse bedrijven, blijven vele multinationals anno 2030 weg uit Nederland. Er is voor hen immers geen vrij vestigings- en ondernemingsklimaat in een land waar de staat zo dominant is.
8
De burger: De vertrouwende burger Burgers zijn over het algemeen volgzaam. Schaarste en een stijgende belastingdruk hebben het leven merkbaar duurder gemaakt, waardoor men bewuster is gaan leven. Ze hebben een sterk vertrouwen in de overheid en hechten door de verschillende crises die zij (hebben) ervaren extra belang aan immateriële elementen die bijdragen tot hun levenskwaliteit. Op individueel niveau is men bereid om persoonlijke welvaart en autonomie in te leveren als deze investeringen in de samenleving als geheel voor vooruitgang of behoud van levenskwaliteit kunnen zorgen en men samen de grote gezamenlijke uitdagingen het hoofd kan bieden. De vrijheid van meningsuiting komt onder druk te staan doordat de overheid de sociale media besluit te reguleren, mede op aandringen van de bevolking. Omwille van eerder ervaren verstorende effecten van traditionele en nieuwe media op de maatschappij, zijn deze anno 2030 door regulering sterk aan banden gelegd. De maatschappij: Waardering voor rust en stabiliteit Burgers geloven in de maakbaarheid van hun samenleving. Ze hechten veel waarde aan rust en stabiliteit, in hun ogen vormgegeven en gewaarborgd door de rol van de overheid. Eerder dan Europeaan of wereldburger, voelt men zich Nederlander. Vanuit het vertrouwen van de burger in de staat en de dominante positie van deze verkleint het maatschappelijk middenveld. Het middenveld vertegenwoordigt met name die groep mensen die ervoor kiezen niet alleen te willen behoren of bewegen binnen de kaders of begrenzingen uitgezet door de overheid. Ondanks het vertrouwen van een grote groep burgers is er sprake van een permanente maatschappelijke onrust. Demografie: Europese migratiestromen op gang Vanuit het verarmde Zuid-Europa is in de loop der jaren een aanzienlijke migrantenstroom richting Nederland op gang gekomen. Zij hebben vooral een plek gevonden in de zorgsector en dragen zo bij tot het beheersen van de vergrijzingsproblematiek. De roep om bekwame werkkrachten met name in sectoren waar empathie, of andere eigenschappen die niet door robots kunnen worden opgevangen, een belangrijke rol spelen is groot. Tegelijkertijd raakt Nederland op haar beurt de eigen knappe koppen kwijt aan economieën elders, waar meer individuele vrijheid en ontplooiingsmogelijkheden zijn. Toch blijft Nederland scoren in bepaalde niche-sectoren, bijvoorbeeld op het vlak van duurzaamheid, energie, water en voedsel. Naast de eigen talenten slagen deze sectoren er wel nog in om specialistische jonge kenniswerkers uit het buitenland aan te trekken (zoals bijvoorbeeld Azië, Latijns-Amerika en Afrika) die kennis op het vlak van deze niches wensen te vergaren. Door een tweedeling in de samenleving tussen de Nederlandse bevolking en nieuwkomers staan de sociale cohesie en onderlinge solidariteit onder toenemende druk. Daarnaast dreigt er een sociaal-economische tweedeling te ontstaan tussen jonge, lager opgeleide nieuwkomers die meer rechten eisen en de verouder(en)de Nederlandse bevolking. Ecologie: dreiging van ecologische risico’s sturend Ecologische vraagstukken worden vooral als bedreigingen gezien die enkel door een sterk planmatige aanpak bedwongen kunnen worden. Hierbij leeft ook de overtuiging dat een duurzame ontwikkeling van de maatschappij nodig is om de talrijke risico’s zo beheersbaar mogelijk te maken.
9
Eerste denkrichtingen ‘regio en bestuur’ De meer op de nationale markt georiënteerde economische politiek wordt gekenmerkt door een sterke planning en facilitering van ruimtelijk economische ontwikkelingen in groeigebieden en beheersing van krimpgebieden. De overheid als kaderstellende marktmeester. Het regionale en lokale bestuur staat centraal in de uitvoering. Op economisch vlak dient de differentiatiestrategie van de staat - iedere provincie zijn/haar identiteit gebaseerd op lokale sterktes - door het middenbestuur te worden doorvertaald. Daar waar de ‘naden’ van de voorzieningen onder druk staan - bijv. op de grens tussen stad en platteland - wordt van hen versterking verwacht. Samen met de lokale overheden stappen de middenbesturen in een ondernemende rol om dit te realiseren. Hierbij zijn nieuwe verdienmodellen en nieuwe economische dragers - lokaal, regionaal maar ook internationaal (bijv. Noord-Europese staten en bedrijfsleven als partners) - leidend. Het middenbestuur voert op het regionale schaalniveau de regie op de uitvoering van de door de nationale overheid ontwikkelde beleidskaders. De dominante nationale sturing ontmoet draagvlak bij de burger, de taakuitoefening van het middenbestuur is immers duidelijk en functioneel afgebakend op voor de samenleving herkenbare opgaven als het beschermen van kwetsbare waarden van natuur en landschap, waterbeheer (incl. zoetwatervoorziening), de borging van basisveiligheden t.b.v. de voedselvoorziening (landbouw), gezondheid en zorg, etc. De centralistische planning met de differentiatiestrategie naar gebieden heeft zijn impact op de ontwikkeling van vervoersnetwerken en ruimtelijke inrichting van Nederland en zorgt voor sterke groei in stedelijke gebieden, vooral in netwerken van nationaal belang. De afwegingsruimte op lokaal en regionaal niveau is beperkt. Het aantal bewegingen van mensen en goederen neemt toe en noopt tot extra maatregelen op het gebied van openbaar vervoer en het wegennet. Het toenemend ‘bevoegdheidsnationalisme’ versterkt weliswaar de steden, maar verzwakt de belangen van de van oudsher internationaal georiënteerde ‘grensregio’s. De grensoverstijgende samenwerking staat onder druk. De spreekwoordelijke afstand tussen “Den-Haag” en deze regio’s is groot. De nationale overheid poogt in Noord-Europees verband en via bilaterale verdragen de economie van de grensregio’s gezond te houden.
10
Scenario 3: euronomie efficiënt en effectief in een sterk europa In aanloop naar 2030… • wordt er steeds meer waarde gehecht aan Europa als hoeder van het financiële systeem; • klinkt de roep om een kleinere overheid; • wordt meer en meer ruimte aan ondernemerszin gegeven; • neemt het sociale vangnet af en nemen de sociale onrust en verharding toe; • worden nieuwe flexibele en originele marktoplossingen gevonden. • zorgt de crisis voor minder vertrouwen; • neemt de grondstofschaarste toe; Kenmerken toekomstbeeld: • Tweedeling tussen actieve en passieve burgers. • Sturing door private sector. • Geld wordt in het buitenland verdiend. • Technologie ondersteunt het internationale bedrijfsleven. • Publieke goederen/diensten worden vermarkt. • Wie betaalt bepaalt. • Grondstoffen zijn schaars en duurder. • Sociale media zijn dominant en sturend in sociale verbanden en informatie-uitwisseling. • Europa richt zich op die systemen die voor de private sector opererend op het internationale forum van belang zijn (zoals een gezonde Euro). • Verduurzaming speelt zich af in de marge.
11
Nederland in 2030 In een notendop: De ondernemende en zelfredzame samenleving Anno 2030 is men tot het besef gekomen dat vindingrijkheid inzake oplossingen om maatschappelijke uitdagingen het hoofd te bieden groeit waar sturing afneemt. Dit betekent echter ook dat tal van voorzieningen van weleer, nu uitdagingen qua zelfredzaamheid zijn geworden. De samenleving als geheel wordt geacht veel meer te voorzien in haar eigen behoeften. Het individu gaat in deze setting boven het collectief. Een duidelijke uiting hiervan vindt men bijvoorbeeld in de manier waarop sociale media deze trend ondersteunen: ze vormen platforms voor de zelfredzame en ondernemende burger. Europa: Krachtige voorvechter van private belangen in een internationale context In een wereld waarin crisis en conflicten de dagorde bepaalden, was ‘meer Europa’ de enige zinvolle optie. Het dominante bedrijfsleven kreeg hierin waarom het vroeg: een level playing field, een sterke interne markt met een stabiele munt en een Europa dat in staat is om grondstoffen veilig te stellen. De private sector is sterk internationaal gericht. Ze is meer bekommerd om - en heeft tegelijkertijd meer invloed op - een level playing field op Europese en mondiale schaal dan een nationale overheid. Deze laatste is in de loop der jaren vooral teruggeworpen op haar kerntaken in enge zin, nl. het bewaken van veiligheid en rechtsorde: veilig wonen, werken en produceren. Economie en private sector: Bedrijfsleven is leidend Het bedrijfsleven domineert. Men gaat ervan uit dat economische drijfveren nog steeds het best werken om mensen te motiveren om de nodige oplossingen te realiseren voor heersende en nakende problemen. Productie-activiteiten hebben de wereld als speelterrein en kiezen hun plek daar waar de kosten-batenanalyses het gunstigst zijn. Gemeengoed van weleer, zoals bijvoorbeeld open ruimte, natuur, drinkwater, het hoofdwegennet etc., zijn ondertussen onderwerp van vermarkting geworden en in private handen beland. Product- en dienstenontwikkeling gebeuren op basis van voorspellingsmarkten om de meest effectieve keuzes te maken in functie van de welvaart: ‘futarchy’. De burger: zelfredzaam en ondernemend De ondernemende en vaak hoogopgeleide burger heeft alle ruimte voor zelfontplooiing. Hij/zij wordt hierin ondersteund door tal van breed toegankelijke technologieën. De technologische vooruitgang heeft er tevens voor gezorgd dat veel taken - voorheen enkel weggelegd voor menselijke arbeid - nu door technologie worden overgenomen. De ‘steel collar worker’ heeft zijn intrede gedaan. Op vlak van uitwisseling en verwerking van informatie, is een steeds slimmer wordend internet dat mens en omgeving steeds dichter met elkaar verweeft, alomtegenwoordig. Sociale media vormen het platform waarlangs burgers oplossingen uitwerken, zaken regelen en hun macht laten gelden. Kennis vloeit langs talrijke formele en informele netwerken. Zij die zich zelfs de ‘low-cost’ versie van de maatschappelijke voorzieningen niet kunnen veroorloven, worden doorverwezen naar door het maatschappelijk middenveld opgerichte coöperaties. De maatschappij: (Markt)optimisme De samenleving gelooft rotsvast in de werking van de markt. Vanuit die optiek accepteert men dan ook ongelijkheid. Verder kijken mensen optimistisch de toekomst tegemoet en koesteren veel vertrouwen in technologische oplossingen.
12
Demografie: Sterke vergrijzing en kloof hoog- en laagopgeleiden Onder meer door de technologische vooruitgang stijgt de levensverwachting en neemt de vergrijzing nog sterker toe dan aanvankelijk verwacht. Ouderen die het zich kunnen veroorloven, wonen in afgeschermde wijken, buurten of dorpen op het platteland of in de steden (al naargelang hun persoonlijke voorkeur). Door het grote belang van en aandacht voor technologie groeit echter ook de kloof tussen hoogen laagopgeleiden. De eerste groep heeft het goed in deze samenleving die economisch drijft op het bezit van grondstoffen (bijvoorbeeld water), waar het vergaren, analyseren, delen en visualiseren van ‘big data’ big business is. Ook hoogwaardige kennistoepassingen voor de ontwikkeling en productie van complexe systemen scheren hoge toppen. De concurrentie op deze arbeidsmarkt is echter hard, mede door de toestroom van talentvolle jongeren uit de nieuwe economische groeizones. Stilstaan is achteruit gaan. Wiens aandacht verslapt, redt het niet in deze competitieve maatschappij en loopt de kans te verarmen. Het zijn harde tijden voor lager opgeleiden of weinig ondernemende mensen. Voor sommigen onder hen ligt de oplossing in vormen van ‘zelfvoorziening‘ die gestoeld zijn op een soort autarkische eenheden. Ecologie: Natuur en milieu dienen mens en economie Natuur en milieu zijn primair gebruiksgoederen, instrumenten en brandstof in dienst van mens en economie. Waar technologishce oplossingen tekort schieten, leidt dit gebrek aan aandacht voor duurzaam handelen tot een negatieve afwenteling, waardoor bodem-, lucht-, en waterkwaliteiten, alsook de biodiversiteit onder druk komen. Eerste denkrichtingen ‘regio en bestuur’ De marktwerking op Europees niveau bepaalt, de nationale overheid vertaalt en de tot regiokantoren omgevormde middenbesturen voeren uit. Deze laatsten worden feitelijk gerund als een bedrijf. Ze zijn resultaatsgericht en dragen kosten-baten, efficiëntie en effectiviteit hoog in het vaandel. De bedrijfsmatig operende overheid beperkt zich vooral tot die doelen waarvoor op het schaalniveau van de (inter)nationale markt overheidsregulering en het scheppen van randvoorwaarden noodzakelijk zijn om ongewenste concurrentie-efefcten te voorkomen, zoals de kwaliteitsborging van energiesystemen, drinkwatervoorziening, informatiediensten, gezondheidszorg en voedselvoorziening. De nadruk op economische relevantie en performance betekent dat de prioriteit van doelen per regio verschilt. Waterbeheer krijgt bijvoorbeeld alleen daar extra aandacht waar het economische kansen of bedreigingen met zich meebrengt, in de meest vitale regio’s (bijvoorbeeld kustgebieden). Eenzelfde “econologica” gaat op voor ruimtelijke ordening. Ruimtelijk gezien spelen, qua aantrekkelijkheid, bereikbaarheid, toegankelijkheid, flexibiliteit en kwaliteit van vervoerssystemen en -infrastructuur een belangrijke rol. De regiokantoren worden geacht hier permanent de vinger aan de pols te houden, te anticiperen en actie te ondernemen. Ook de culturele activiteiten ervaren de invloed van de econologica en volgen een zekere marktwerking. Op dit vlak spelen tevens filantropische instellingen van kapitaalkrachtigen een sleutelrol. Economisch gezien is er één level playing field. Dit brengt enerzijds rust, maar zorgt er ook voor dat regio’s gaan zoeken naar andere manieren om zich te onderscheiden, bijv. op vlak van het opleidingsniveau van de beroepsbevolking. Hierbij is de aandacht internationaal gericht. Daar
13
waar gedeelde of gelinkte internationaal-economische realiteiten een rol spelen trachten de regiokantoren in te zetten op hun onderlinge regionale contacten. Van de regiokantoren wordt verwacht dat zij Nederland en de eigen regio zo aantrekkelijk mogelijk maken voor economische activiteiten.
14