2013
Draagvlak binnen duurzame dorpen, houdt de kopgroep aansluiting bij het peloton?
Onderzoeksrapport
J.H. Lugies Junior medewerker 22-10-2013
Versie beheer Versie 0.1 0.2 0.3 1.0
Datum 27-09-2013 15-10-2013 17-10-2013 22-10-2013
Beschrijving Ruwe versie onderzoeksrapport Resultatensectie aangepast Conclusie aangepast Definitieve versie
1
Inhoud Versie beheer .......................................................................................................................................... 1 Managementsamenvatting ..................................................................................................................... 3 1. Inleiding ............................................................................................................................................... 4 2. Literatuur ............................................................................................................................................. 5 3. Methoden .......................................................................................................................................... 11 3.1 Interview...................................................................................................................................... 11 3.1.1 Procedure ............................................................................................................................. 11 3.1.2 Deelnemers .......................................................................................................................... 11 3.1.3 Materiaal en instrumenten .................................................................................................. 12 3.1.4 Meetinstrument ................................................................................................................... 12 3.1.5 Data-analyse ......................................................................................................................... 12 3.1.6 Randvoorwaarden ................................................................................................................ 13 3.1.7 Betrouwbaarheid en validiteit.............................................................................................. 13 3.2 The Social Construction of Technological Systems (SCOT).......................................................... 13 3.2.1 Procedure ............................................................................................................................. 13 3.2.2 Deelnemers .......................................................................................................................... 13 3.2.3 Materialen en instrumenten ................................................................................................ 13 3.2.4 Meetinstrument ................................................................................................................... 14 3.2.5 Data-analyse ......................................................................................................................... 14 3.2.6 Randvoorwaarden ................................................................................................................ 14 3.2.7 Betrouwbaarheid en validiteit.............................................................................................. 14 4. Resultaten.......................................................................................................................................... 15 4.1 Resultaten Oenkerk ..................................................................................................................... 15 4.2 Resultaten Hooghalen ................................................................................................................. 17 4.3 Resultaten Besluitvorming .......................................................................................................... 19 5. Conclusie ........................................................................................................................................... 20 6. Discussie ............................................................................................................................................ 29 7. Referenties ........................................................................................................................................ 30
2
Managementsamenvatting Door de groei van de wereldbevolking is er een toename te verwachten in de vraag naar energie en grondstoffen. De groeiende vraag naar energie zal door de eindige voorraad aan fossiele brandstoffen leiden tot schaarste. De groeiende uitstoot van CO2 bedreigt de biodiversiteit en daarmee indirect ook mogelijkheden voor toekomstige generaties. Op Internationaal niveau bevordert de International Energy Agency de samenwerking en kennisdeling tussen 28 industrielanden op het gebied van energie. Op nationaal niveau speelt de Nederlandse overheid door middel van het topsectorenbeleid een grote rol bij de overgang naar een duurzamere samenleving. Energie is één van de negen topsectoren. Het bovenstaande kan worden aangemerkt als ‘topdownbeleid’. Op lokaal niveau ontstaat er steeds vaker een ‘Bottum-up’ beweging waarbij er maatschappelijke initiatieven ontstaan om als gemeenschap bijvoorbeeld op dorpsniveau duurzaam energie op te wekken. Dit is een sociaal proces waarbij verschillende actoren met elkaar zullen moeten samenwerken. Om de doelstellingen van duurzame energie initiatieven zo efficiënt en effectief mogelijk te bereiken is het belangrijk om te weten welke aspecten bijdragen aan het creëren van draagvlak en welke niet. Daarom is in dit onderzoek de volgende hoofdvraag gesteld: Welke processen en activiteiten bevorderen de acceptatie bij het opstarten, runnen en het uitbreiden van duurzame dorpen en hoe kan deze kennis gebruikt worden om nieuwe duurzame dorpen te ondersteunen? Vanuit de hoofdvraag zijn de volgende deelvragen geformuleerd: 1. Hoe wordt draagvlak gecreëerd in Oenkerk? 2. Hoe wordt draagvlak gecreëerd in Hooghalen? 3. Hoe verloopt de besluitvorming? Deze deelvragen en hoofdvraag zijn beantwoord door middel van kwalitatieve onderzoekmethoden. De toegepaste onderzoekmethoden zijn semigestructureerde interviews waarbij gebruik gemaakt is van een topiclist en The Social Construction of Technological Systems (SCOT) dat ervan uitgaat dat de acceptatie en implementatie van nieuwe technieken een sociaal proces is. Deze onderzoeksmethode geeft inzicht in de positieve en negatieve sociale processen welke van invloed zijn op het draagvlak. Het onderzoek is gebaseerd op een conceptueel model afkomstig uit een recent geschreven review van diverse psychologische studies naar de psychologische factoren die van invloed zijn op het ontstaan van draagvlak voor duurzame energiesystemen. Daarnaast is een model ontwikkeld om het succes van een duurzaam dorp te meten. Het onderzoek in de duurzame dorpen GrOenkerk en Hooghalen Duurzaam laat zien dat het draagvlak wordt bevorderd door in de opstartfase veel aandacht te geven aan het organisatorische proces, dat contacten binnen kennisnetwerken en maatschappelijke organisaties een grote bijdrage leveren aan het draagvlak. Door de kruisbestuiving tussen kennisnetwerken en andere maatschappelijke organisaties motiveert en inspireert men elkaar en ontstaan er nieuwe ideeën en mogelijkheden voor onderzoek. De duurzame dorpen weten tot op heden slechts een beperkte groep mensen te motiveren tot deelname aan duurzame activiteiten. De initiatiefnemers vragen zich in beide dorpen af hoe men een grotere groep mensen kan motiveren tot deelname aan duurzame activiteiten. De belangrijkste draagvlakbevorderende activiteiten zijn voorlichtingsbijeenkomsten, projecten op het gebied van woningisolatie en het collectief aankopen van zonnepanelen. Deze activiteiten dragen het meest bij aan het bewustwordingsproces. Het bewustwordingsproces is een belangrijke stap naar het veranderen van gedrag. Het onderling vertrouwen speelt een grote rol in het sociale proces van draagvlak ontwikkeling. Het onderzoek roept ook nieuwe vragen op voor de toekomst. Een belangrijke vraag is: Wat, uit het oogpunt van continuïteit, de rol is van de vrijwilliger in duurzame dorpen, in een maatschappij waar mensen steeds langer zullen moeten doorwerken. 3
1. Inleiding De groei van de wereldbevolking leidt tot een toename van de wereldwijde ecologische voetafdruk. De ecologische voetafdruk van het “Westen” wordt zo langzamerhand onhoudbaar groot ten opzichte van de rest van de wereld. Ook de opkomende economieën zorgen ervoor dat er een steeds grotere vraag ontstaat naar energie en grondstoffen, waardoor er schaarste zal ontstaan. Ervan uitgaand dat de huidige fossiele energiebronnen eindig zijn, zal er richting de toekomst op een andere manier naar de energie voorziening, energiegebruik, economie en samenleving als geheel moeten worden gekeken. Er is een omslag nodig in denken en handelen. Inmiddels worden er wereldwijd initiatieven gestart om duurzamer en bewuster om te gaan met energie en grondstoffen. Deze verduurzaminginitiatieven ontstaan op diverse schaal; op wijk, dorpen stadsniveau. Ondanks dat deze initiatieven duurzaamheid vanuit verschillende perspectieven benaderen worden zijn zij gezamenlijk onder de noemer sustainable communities samen te brengen. Ook in Nederland zijn dergelijke initiatieven ontstaan. In toenemende mate worden op lokaal niveau (binnen gemeenschappen, wijken en dorpen) initiatieven gestart om een duurzame samenleving op dat lokale niveau te realiseren. Voorbeelden hiervan zijn Transition Towns (een internationaal fenomeen met als doel de transitie van gemeenschappen naar duurzame gemeenschappen) en duurzame dorpen. Vanuit het Kenniscentrum NoorderRuimte houdt het Lectoraat Ruimtelijke Transformaties zich bezig met het bedenken in welke vorm ruimtelijke ingrepen moeten plaatsvinden. Binnen dit kader is het interessant om te weten welke processen en activiteiten er in de duurzame dorpen en Transition Towns plaatsvinden, of in de toekomst zullen moeten plaatsvinden en in welke mate deze activiteiten en processen leerzaam kunnen zijn voor nieuwe duurzame initiatieven. Met activiteiten wordt bedoeld activiteiten met als doel om draagvlak te creëren voor een bepaalde doelstelling op het gebied van energie besparen en/of duurzaam opwekken ervan. Met processen wordt bedoeld het verloop van communicatiestructuren binnen het dorp die leiden tot draagvlak. Dit project is onderdeel van een poging om een richtlijn te ontwikkelen waarmee toekomstige duurzame dorpen draagvlak kunnen ontwikkelen om hun doelstellingen effectief en efficiënt te bereiken. Het uiteindelijke doel is om te komen tot een scenario waarmee gemeenschappen op een effectieve en efficiënte manier kunnen worden geholpen om een duurzaam dorp te worden. Het kan in de praktijk ook zo zijn dat al bestaande duurzame dorpen worden geholpen om op meerdere fronten duurzamer te worden. Om dit te bereiken is de volgende hoofdvraag geformuleerd: Welke processen en activiteiten bevorderen het draagvlak bij het opstarten, runnen en het uitbreiden van duurzame dorpen en hoe kan deze kennis gebruikt worden om nieuwe duurzame dorpen te ondersteunen? Vanuit de hoofdvraag wordt de volgende deelvragen geformuleerd: 1. Hoe wordt draagvlak gecreëerd in Oenkerk? 2. Hoe wordt draagvlak gecreëerd in Hooghalen? 3. Hoe verloopt de besluitvorming? Dit onderzoeksvoorstel bestaat uit een vijftal hoofdstukken. De aanleiding en doelstelling en probleemstelling staan in hoofdstuk 1. In hoofdstuk 2 wordt de literatuur behandeld en een verklaring gegeven voor het gebruikte onderzoeksmodel. In hoofdstuk 3 worden de onderzoeksmethoden uitgelegd. In hoofdstuk 4 worden de resultaten weergeven en in hoofdstuk 5 worden conclusies getrokken. In hoofdstuk 6 vindt de discussie plaats. 4
2. Literatuur De groei van de wereldbevolking blijft de komende jaren aanhouden, de teller staat inmiddels op ruim 7,1 miljard inwoners. De verwachting is dat de wereld in 2025, 8 miljard inwoners zal tellen (Worldometers, 2013). Al deze mensen hebben in meer of mindere mate toegang tot grondstoffen en energie. Door de groei van de wereldbevolking is er een toename te verwachten in het energie en grondstoffen gebruik. De uitstoot van CO2 zal dus alleen maar stijgen waardoor er klimaatveranderingen zullen plaatsvinden met alle negatieve gevolgen van dien. Ook de ecologische voetafdruk, ofwel de oppervlakte aarde die nodig is om te voorzien in de levensstijl van een persoon, stad of land zal toenemen. De ecologische voetafdruk van het “Westen” wordt zo langzamerhand onhoudbaar ten opzichte van de rest van de wereld. Ook de groei van opkomende economieën zorgt ervoor dat er een steeds grotere vraag ontstaat naar energie en grondstoffen, waardoor er schaarste zal ontstaan. Coyle (2011) schrijft in zijn boek Sustainable and Resilient Communities: “ iedereen realiseert zich steeds meer dat de gemeenschappen, organisaties en samenlevingen waarin zij leven en werken duurzamer moeten worden om hun sociale, ecologische en economische toekomst veilig te stellen”. Om de aarde waarop we leven, met eenzelfde biodiversiteit, ook voor toekomstige generaties te behouden zal er richting de toekomst op een andere manier moeten worden gedacht en gehandeld als het gaat om de energie voorziening, energiegebruik, economie en samenleving als geheel. Internationale samenwerking Deze andere manier van denken en handelen, wordt onder andere vormgegeven door het International Energy Agency (IEA). Dit is een adviesorgaan op het gebied van betrouwbare, betaalbare en duurzame energie. Het IEA bevordert de samenwerking tussen 28 industrielanden op het gebied van energie. Binnen de zogenoemde 'Implementing Agreements' (IA's) wisselen de landen op internationaal niveau kennis uit over energiebesparing. Ondermeer over eindgebruikers van gebouwde omgeving, elektriciteit, industrie en transport, daarnaast nog andere specifieke energiethema's zoals duurzame energie en fossiele brandstoffen. Het IEA stelt zich ondermeer ten doel om energiesystemen te handhaven en te verbeteren om daardoor haperingen in het olieaanbod op te vangen. Een ander doel van het IEA is de wereldwijde structuur voor energie aanbod en –vraag te verbeteren door alternatieve energiesystemen te ontwikkelen en de energie-efficiency te verbeteren (International Energy Agency, 2012). Alle inspanningen dienen hetzelfde doel namelijk het terugdringen van de CO2 uitstoot en minder afhankelijk worden van de huidige eindige fossiele energievoorraad. Nationaal Op nationaal niveau speelt de overheid een grote rol bij de overgang naar een duurzamere samenleving. Eén van de negen thema’s van het topsectorenbeleid van de Nederlandse regering is namelijk energie. De Topsector Energie ziet energie-innovatie als essentieel om de doelen van groen en groei te halen. Energie-innovaties dragen bij aan het verlagen van de kosten voor het reduceren van de CO2 uitstoot, het ontwikkelen van hernieuwbare energiebronnen en het slimmer benutten ervan. Binnen deze sector worden zeven thema’s uitgewerkt: bio-energie, wind-op-zee, smart grids, zonne-energie, energiebesparing gebouwde omgeving, gas en energiebesparing industrie (Topsector Energie, 2011). Lokaal Bovenstaande ontwikkelingen laten zien dat er ‘top-down’ al veel gedaan wordt aan het verduurzamen van de toekomstige leefomgeving. Het begrip duurzaamheid transformeert zich, voor de burger langzaam maar zeker van een abstract naar een steeds concreter begrip. Er komen steeds meer groepen burgers die het belang en de noodzaak inzien van een duurzamere samenleving. In steeds meer dorpen en gemeenschappen, landelijk en wereldwijd ontstaan er op lokaal niveau verschillende maatschappelijke initiatieven. Op verschillende schaal nemen groepen burgers, niet 5
alleen op individueel vlak maar ook op gemeenschapsniveau, het initiatief om duurzamer te willen gaan leven. Ook in de ons omringende landen zijn er dergelijke initiatieven ontstaan. Voorbeelden hiervan zijn ‘eco-villages’ en ‘TransitionTowns’. De zogenoemde ‘eco-villages’ zijn dorpen waarin de inwoners actief deelnemen aan processen die erop gericht zijn om een sociale en natuurlijke leefomgeving te creëren. Daarbij gaat men uit van vier dimensies van duurzaamheid, namelijk; ecologie, economie, sociaal en cultureel (Global Eco-village Network Europe, z.d). De zogenoemde ‘TransitionTowns’ zijn initiatieven van groepen burgers die in steden, dorpen of buurten de manier van wonen, werken en leven minder olie-afhankelijk, meer duurzaam en meer sociaal willen maken (Transition Towns Nederland, 2008). De zogenaamde ‘Bottum-up’ beweging. Voor het huidige onderzoek wordt een duurzaam dorp omschreven als een leefgemeenschap waarin een groep mensen initiatieven ontplooit om duurzaam energie op te wekken. Sociaal proces Het verduurzamen en meer sociaal maken van leefgemeenschappen kan op verschillende manieren gebeuren. In dit onderzoek wordt met verduurzamen bedoeld het zich richten op het lokaal winnen van energie op een duurzame manier. Dit in tegenstelling tot de conventionele manier van energievoorziening waarbij dit centraal en landelijk geregeld is. Om op lokaal niveau als dorpsgemeenschap energie op te willen wekken, heeft men elkaar nodig. Men zal hiervoor moeten samenwerken met verschillende actoren en disciplines om een project van de grond te krijgen. Het initiatief hiervoor ligt vaak bij enkelingen of een kleine selecte groep mensen. Wil men echter van de hele gemeenschap draagvlak voor de plannen krijgen dan zullen er een aantal stadia moeten worden doorlopen waarbij men rekening zal moeten houden met elkaar. Bijker, Hughes & Pinch (1993) geven aan dat: ‘elke verandering in feite een sociaal proces is’. De sociale groepen die betrokken zijn bij de technologische ontwikkelingen spelen een belangrijke rol. Elke sociale groep zal op een andere manier naar de technologie kijken en van daar uit op een specifieke manier problemen zien en ook oplossingen voorstellen. Sociale groepen geven op hun eigen wijze betekenis aan technologie. Deze benadering geeft aan dat er verschillende manieren zijn om naar technologische ontwikkelingen te kijken. Daar echter, waar de betekenisgeving van verschillende sociale groepen met elkaar overeenkomen, geeft aan dat er mogelijk problemen zijn opgelost en er consensus of draagvlak is ontstaan, wat kan resulteren in besluitvorming. Al deze verschillende actoren hebben hun eigen belangen, zij voorzien problemen en zij zien oplossingen, maar geven ook hun eigen betekenis aan de ophanden zijnde verandering. Daarmee kan de perceptie die mensen van een verandering hebben erg verschillend zijn, wat weer tot spanningen kan leiden. Het is daarom belangrijk om te begrijpen hoe mensen een verandering zien, specifiek vanuit de posities en gezichtpunten van de betrokkenen zelf, zoals zij het beleven en ervaren (Baarda, De Goede & Teunissen, 2005). Het begrip draagvlak wordt veelvuldig gebruikt. Duineveld & Beunen (2006) geven de volgende definitie van het creëren van draagvlak: ‘Het creëren van draagvlak kan dus gezien worden als een ambitie van mensen en organisaties die de eigen politieke doelen en het eigen stelsel van waarden en normen over willen brengen op groepen waarvan wordt verondersteld dat het daarvoor aan draagvlak ontbreekt.’ Draagvlak ontstaat niet vanzelf, mensen veranderen niet zomaar. De keuze om bepaald gedrag te gaan vertonen of een verandering te accepteren wordt niet uitsluitend genomen op basis van rationele afwegingen, het gevoel, de emotie speelt hierbij ook een belangrijke rol. Op basis van de theorie van gepland gedrag, zijn er een aantal belangrijke aspecten die de verandering van gedrag bepalen, namelijk de attitude, sociale norm en de waargenomen zelfcontrole (Wiekens, 2012). Sociale normen zijn belangrijke aspecten om rekening mee te houden bij het creëren van draagvlak. Bij de sociale normen kan onderscheid gemaakt worden tussen injunctieve normen zoals het verbod op stelen, en de descriptieve normen. De descriptieve normen zijn gebaseerd op de perceptie van het gedrag van anderen, bijvoorbeeld door te doen zoals anderen doen. Wanneer de injunctieve en de descriptieve norm met elkaar in conflict zijn, is de descriptieve norm vaak van doorslaggevende 6
betekenis (Tiemeijer, 2011). Voor het creëren van draagvlak is het belangrijk dat er aandacht wordt besteed aan dat wat er in de gemeenschap leeft. Attitude Naast de persoonlijke en sociale norm speelt de attitude (houding) van een individu ten opzichte van een verandering eveneens een grote rol. Wanneer cognitie en gevoel in dezelfde richting wijzen, dragen ze in gelijke mate bij aan de attitude. Wanneer cognitie en gevoel echter in conflict met elkaar zijn, blijkt het gevoel dominant te zijn over cognitie, in het vormen van een attitude ten opzichte van een technologie (Huijts, Molin & Steg, 2012). Het gevoel speelt dus een belangrijke rol in het acceptatieproces. Het is belangrijk om te weten waarom mensen denken zoals ze denken, en wat ze voelen bij de introductie van duurzame vormen van energieopwekking. Weerstand kan de implementatie van duurzame energiesystemen vertragen, wat vervolgens weer een negatieve invloed heeft op de lange termijn doelstellingen. Naast dat het gevoel een belangrijke plaats inneemt in het acceptatieproces, is het ook van belang te beseffen dat de betrokkenen eerder geneigd zullen zijn om duurzame energiesystemen te accepteren, als duidelijk kan worden gemaakt dat de levering van energie daarmee veilig gesteld kan worden richting de toekomst. ‘Mensen willen over het algemeen houden wat ze hebben’, dit wordt ook wel de ‘verliesaversie’ genoemd (Tiemeijer, 2011). De motivatie om samen te werken kan ondermeer voortkomen uit de verliesaversie en status quo wens. Men komt in beweging als men begrijpt dat men iets dreigt te verliezen en als ze zien dat samenwerken een mogelijkheid is om de status quo te handhaven (Messing, 2012). Persoonlijke norm Het besef dat men iets heeft te verliezen moet wel een diep geworteld besef zijn. Met andere woorden een individu moet zich wel bewust zijn van de achterliggende oorzaak van het probleem. Harland, Staats & Wilke, (1999) geven aan dat de persoonlijke norm geactiveerd kan worden door te sturen op bewustwording van de consequenties van het niet uitvoeren van bepaald gedrag en door de persoon aan te spreken op zijn of haar verantwoordelijkheid. Wanneer een persoon zich niet bewust is van de consequenties van bepaald gedrag, zal deze ook geen intrinsieke motivatie aanboren en zich dus niet verantwoordelijk voelen om mee te werken aan een oplossing. In meer recent onderzoek geven De Groot en Steg (2009)aan dat het bevorderen van prosociaal gedrag (draagvlak voor verandering)het meest succesvol is wanneer de aandacht eerst wordt gericht op het vergroten van de bewustwording van het probleem voordat mensen worden gewezen op hun verantwoordelijkheid en op hun normen en waarden, om daarmee de moraal om prosociaal gedrag te vertonen, te verhogen. De persoonlijke norm is daarom ook van invloed op de ontwikkeling van draagvlak voor een verandering van gedrag en daarom relevant om mee te nemen in het onderzoek. Vertrouwen Naast dat iemands houding en persoonlijke norm belangrijke componenten zijn om draagvlak te voorspellen, is men voor samenwerking op elkaar aangewezen. Om draagvlak te creëren met betrekking tot het gezamenlijk opwekken van duurzame energie speelt het vertrouwen een belangrijke rol. Vertrouwen heeft dan niet alleen betrekking op de technologie zelf, maar ook op de gevolgde procedures voor het bereiken van besluitvorming binnen de gemeenschap en organisatie. De meeste onderzoeken geven aan dat vertrouwen van invloed is op de acceptatie (draagvlak) of de intentie daartoe(Huijts, et al, 2012). Naast het feit dat vertrouwen van invloed is bij de gevolgde procedures en in de technologie zelf, speelt vertrouwen ook een rol wanneer het individu weinig tot geen kennis heeft van de technologie waarmee de verandering gepaard gaat. De persoon in kwestie zal hiervoor zijn vertrouwen moeten stellen op de kennis en expertise van anderen.
7
Participatie Daar waar samengewerkt moet worden met verschillende actoren om beleid te ontwikkelen is het gewenst dat er een zekere mate van interactie plaatsvindt tussen de actoren. Het bestuur van een duurzaam dorp zal een bepaalde mate van interactiviteit moeten hebben. Eenrichtingsverkeer draagt niet echt bij aan het creëren van draagvlak. Mate van interactiviteit bepaalt in zekere mate het draagvlak. Algemeen wordt aangenomen dat participatie het draagvlak vergroot. Participatie wordt gezien als één van de noodzakelijke pijlers van duurzame ontwikkeling (Develtere, 2009). Hoe dit moet worden vormgegeven is afhankelijk van de context. Prӧpper (2009) geeft aan dat er volgens hem geen normatief concept is voor interactief beleid maar dat de deelnemers aan een interactief proces zelf moeten aangeven wat de juiste handelswijze is. Succes Het draagvlak is een belangrijk onderdeel van succes. Om te kunnen bepalen of het dorp succesvol is, is het belangrijk om naast het draagvlak ook overige aspecten van succes te kunnen meten. Harkes (2006) geeft in haar proefschrift aan dat projectresultaten objectief maar vooral ook subjectief kunnen worden gemeten. Subjectief wil dan zeggen dat er naar veranderingen van mensen wordt gekeken. In het bovengenoemde proefschrift worden de afhankelijke variabelen van twee comanagement casussen in de Filippijnen geanalyseerd en vergeleken. Bepalend voor het succes van die projecten voor respondenten waren: het idee erbij te horen, toegenomen onafhankelijkheid, toegenomen kennis en een hoge mate van betrokkenheid in de projectplanning. Projectresultaten geven de mate van succes weer. In het hierboven genoemde proefschrift wordt eveneens aangegeven dat participatieve onderzoeksmethoden zeer bruikbaar zijn om projectresultaten te meten. Op dorpsniveau gaan de metingen over een toe- of afname in communicatie en samenwerking (Harkes, 2006). Naast deze indicatoren kan succes bepaald worden door de sfeer in het dorp en de mate van continuïteit van het proces binnen het duurzame dorp te meten. Hesse, (2012) laat zien dat samenwerking onder andere ook gemeten kan worden door gebruik te maken van de items: bereidheid om betrokken te worden bij problemen, bereidheid om informatie te delen, mate van overleg en mate van initiatief.
8
Om de aspecten van draagvlak in beeld te brengen is onderstaand conceptueel model (figuur 1) opgesteld. Ervaring
Kennis
Positief gevoel Negatief gevoel Vertrouwen
inspanningen Sociale norm risico Waargenomen gedragscontrole
voordeel
Intentie tot acceptatie
Acceptatie
Eerlijkheid proces Attitude Verdelingvoordeel Resultaat efficiency Persoonlijke norm Probleem perceptie
Figuur 1 Conceptueel model Acceptatie Overgenomen van: Huijts, et al “Psychological Factors Influencing energy technology acceptance”, (2012). Eigen vertaling. In bovenstaand conceptueel model is de opzet van het onderzoek schematisch weergegeven. Als basis is het model van de theorie van gepland gedrag gebruikt. Het draagvlak (acceptatie) is afhankelijk van de sociale norm, waargenomen gedragscontrole, attitude en de persoonlijke norm. De attitude wordt beïnvloed door het vertrouwen, vertrouwen is weer opgedeeld in positief en negatief gevoel, inspanning, risico en voordeel. Verder wordt de attitude beïnvloedt door de verdeling van het voordeel en door de eerlijkheid van het proces. De persoonlijke norm wordt beïnvloedt door de probleemperceptie en door de mate van efficiëntie van het resultaat van een verandering. Om naast de aspecten van acceptatie ook de aspecten van succes in beeld te brengen is onderstaand model opgesteld.
Acceptatie Communicatie Dorp
Sfeer
Succes
Samenwerking Continuïteit
Figuur 2 Conceptueel model voor succes
9
Toekomst Zoals hiervoor al is omschreven is het belangrijk dat er sprake is van participatie. De uitdaging is echter dat wanneer er sprake is van een enthousiaste groep initiatiefnemers, dat deze aansluiting houden met de rest van de gemeenschap. Met andere woorden het is interessant om te weten te komen hoe men ervoor zorgt dat kopgroep en peloton elkaar niet uit het oog verliezen. Het onderzoek naar de ‘best practices’ moet ertoe leiden dat toekomstige duurzame burgerinitiatieven op wijk, dorp of stadsniveau kunnen starten volgens vastomlijnde scenario’s. Het doel hiervan is dat de processen, om de verschillende activiteiten te realiseren, zo effectief en efficiënt mogelijk kunnen worden vormgegeven.
10
3. Methoden Om de deelvragen, en daarmee ook de hoofdvraag te kunnen beantwoorden werden een tweetal on derzoeksmethoden toegepast. Deze twee methoden hebben informatie gegeven op verschillend vlak op een zodanige manier dat deze methoden elkaar aanvulden waardoor de betrouwbaarheid van het onderzoek is toegenomen. De gebruikte methoden zijn hieronder verder uitgewerkt.
3.1 Interview Om het onderzoek uit te voeren is gebruik gemaakt van het gedeeltelijk gestructureerde interview. Bi j deze methode lagen de belangrijkste vragen in principe vast. Het interview had als voordeel dat de onderzoeker op elk gewenst moment de respondent om verduidelijking kon vragen, wanneer een an twoord volgens de onderzoeker niet duidelijk genoeg was. De onderzoeker kon ook doorvragen. Daar naast kon de onderzoeker, afhankelijk van het verloop van het interview eventueel nog nieuwe onde rwerpen inbrengen. 3.1.1 Procedure Het onderzoek heeft plaatsgevonden in twee duurzame dorpen. Per onderzoekseenheid (zie bijlage 4 ) zijn er elf respondenten geïnterviewd. In totaal zijn er dus 22 interviews afgenomen. De gedeeltelijk gestructureerde interviews zijn afgenomen aan de hand van een interviewschema (zie bijlage 1) waar in de topics en belangrijkste vragen al stonden aangegeven. Bij sommige respondenten waren niet all e topics relevant, in dergelijke gevallen heeft de onderzoeker besloten deze topics over te slaan. Veer tien interview zijn afgenomen in de vertrouwde omgeving van de respondent. Vijf interviews zijn afg enomen op het bedrijf of instelling waar de respondent werkzaam was. Twee interviews zijn telefonis ch afgenomen. Bij één respondent is de vragenlijst per email verzonden. Eén van de interviews heeft plaatsgevonden met twee initiatiefnemers tegelijk, de resultaten uit dit gesprek zijn verwerkt als één interview. Voor aanvang van het interview heeft de onderzoeker de respondent geïnformeerd over h et doel van het interview en uitgelegd dat de informatie alleen gebruikt zou worden voor dit onderzo ek. Vervolgens heeft de onderzoeker gevraagd of de respondent anoniem wilde blijven. Daarna heeft de onderzoeker de respondent om toestemming gevraagd om het interview te mogen opnemen. Wa nneer de respondent toestemming gaf heeft de onderzoeker aangeven hoelang de opname bewaard zou worden en voor welke personen deze toegankelijk zou zijn. Vervolgens werd de opname apparat uur ingeschakeld en op een onopvallende plaats op de tafel neergelegd. Tijdens de interviews is de to piclist als leidraad gebruikt. De onderzoeker was vrij om zo nodig ‘door te vragen’. Na afloop van ied er interview heeft de onderzoeker aan de respondent gevraagd of deze nog iets had toe te voegen aa n het interview. De onderzoeker heeft ook gevraagd wie er volgens de respondent nog meer geïnterv iewd konden worden, om het beeld zo compleet mogelijk te krijgen. Na afloop van het interview heef t de onderzoeker de respondent bedankt voor de inzet en de beschikbaar gestelde tijd. 3.1.2 Deelnemers Zes respondenten vervulden de rol van initiatiefnemer bij de opstart van de duurzame dorpen. Eén v an deze initiatiefnemers uit GrOenkerk, dhr. Van der Linden zegt over het creëren van draagvlak tijde ns informatiebijeenkomsten het volgende: “Niet verificatie maar falsificatie, niet iedere keer er van al les bij halen om mijn betoog te ondersteunen maar het complete verhaal vertellen” en “ alle zwanen zijn wit totdat je een zwarte kunt vinden, je moet mensen de kans geven, haal me maar onderuit!” Tie n respondenten waren inwoners van duurzame dorpen die actief en niet actief bij het initiatief betro kken waren. Een niet betrokken jongere inwoner van 28 jaar uit GrOenkerk verwoorde de communic atie vanuit het initiatief als volgt: “ik vind de informatie vanuit het initiatief nihil” en over de berichtg eving in het dorpskrantje de ‘Koeketromp’: ”Ik ben er nog niet iets in tegengekomen waarin ik metee n GrOenkerk herken”. De activiteiten van duurzame dorpen leidden er toe dat mensen opener over h un ervaringen durfden te praten en meer durfden te delen. Een inwoner van Hooghalen vertelde in h 11
et kader van die grotere openheid tijdens het interview het voorbeeld van een oude vrouw die bij het initiatief aanklopte, ze verbruikte 20.000 kWh per jaar, toen zei ze ook nog “die nul die klopt, die kom ma staat niet verkeerd!”, bij nader onderzoek bleek dat daar de jacuzzi altijd aan stond. De overige ze ven respondenten bestonden uit actoren van buiten het dorp. De deelnemers aan deze methode war en allemaal inwoners uit de provincie Groningen, Drenthe of Friesland. Onder de deelnemers bevond en zich twintig mannen en drie vrouwen. De werving van deelnemers aan het onderzoek heeft voor een klein deel plaats gevonden via bestaan de contacten van de onderzoeksgroep ‘Energie+dorp’. De eerste respondent was een initiatiefnemer , deze contactgegevens waren afkomstig van de onderzoeksgroep ‘Energie+dorp’. Alle contactgegevens van volgende respondenten waren voor een deel afkomstig van aanwijzingen v an respondenten en deels op basis van eigen onderzoek. Met de gekozen respondenten is geprobeer d om een reële afspiegeling van het dorp te creëren. Daarbij is gekeken of het mogelijk was om de rel evante sociale groepen van de dorpen erbij te betrekken. Er is gesproken met ouderen van 45 jaar en ouder, waaronder ook gepensioneerden. Daarnaast is er gesproken met jongeren in de leeftijdscateg orie van 25-45 jaar. De respondenten bestonden uit huiseigenaren en mensen met een bedrijf of war en werkzaam bij de gemeente of andere instelling. 3.1.3 Materiaal en instrumenten Bij het afnemen van de mondelinge interviews is gebruik gemaakt van pen en papier om aantekening en te maken tijdens de interviews. Deze aantekeningen dienden als geheugensteun tijdens het interv iew en daarna bij de uitwerking ervan. Daarnaast zijn de interviews, bij toestemming, opgenomen me t een digitale voicerecorder. Bij de afname van het interview is gebruik gemaakt van een interviewsc hema waarin de belangrijkste vragen waren opgenomen, zie bijlage 1. 3.1.4 Meetinstrument Het interviewschema (zie bijlage 1) dat bij het interview is gebruikt is opgesteld met behulp van het operationalisatieschema (zie bijlage 2). Vanuit de psychologische factoren zijn topics geformuleerd. Om de ‘eerlijkheid van het proces’ te kunnen meten, is onder andere gebruik gemaakt van de volgende indicatoren; Openheid, Transparantie en Gelijkheid deze worden genoemd als goede indicatoren om de mate van interactief bestuur aan te geven (Boedeltje, 2007). Om de invloed van de ‘sociale norm’ te kunnen meten, is gebruik gemaakt van de indicator ‘Gedrag van anderen’ hiermee wordt in feite de invloed van de descriptieve norm (Tiemeijer, 2011) gemeten. Het succes van het duurzaam dorp werd bepaald door de volgende items; Acceptatie, Communicatie, Samenwerking, Sfeer en Continuïteit. Hierbij worden de items ‘Communicatie’ en ‘Samenwerking’ genoemd door Harkes (2006). Volgens Hesse (2012) kan ‘samenwerking’ ook gemeten worden door de items: bereidheid om betrokken te worden bij problemen, bereidheid om informatie te delen, mate van overleg en mate van initiatief. De volgorde van de topics week af van de volgorde zoals deze in het operationalisatieschema stonden. Deze volgorde is bewust gewijzigd om zoveel mogelijk tot een logische volgorde te komen. Daarnaast werd hiermee de kans dat de antwoorden beïnvloedt zouden worden door voorgaande vragen zoveel mogelijk voorkomen. Nadat de eerste twee interviews waren afgenomen is het begin van de topiclist uitgebreid met drie vragen. Deze drie vragen hadden als functie om het gesprek op een ontspannen manier wat sneller op gang te brengen. Daarnaast om ervoor te zorgen dat het contact met de onderzoeker sneller werd opgebouwd om daardoor meer informatie te krijgen bij de topics die wat meer denkwerk vereisten. 3.1.5 Data-analyse De data van de interviews is als volgt geanalyseerd. Na afloop van het interview zijn de aantekeningen en de geluidsopname met behulp van Dragonspeech software uitgeschreven. Vervolgens zijn de resultaten ingedikt waarbij per topic verkort is weergegeven wat de respondent 12
erover gezegd heeft. Nadat de eerste vier interviews van een onderzoekseenheid op deze manier waren verwerkt, zijn er voorlopige conclusies getrokken. Bij elk volgend interview dat verwerkt werd, is gekeken of de voorlopige conclusie klopte of dat deze moest worden bijgesteld. Nadat alle interviews per onderzoekseenheid waren verwerkt zijn de resultaten opgenomen in een tabel met in de kolommen de topics, in de rijen zijn de respondenten en interviewnummers vermeld zie daarvoor de bijlagen 5 en 9. In de cellen is het resultaat per topic kort weergegeven. 3.1.6 Randvoorwaarden Het interview mocht voor de respondent geen nadelige gevolgen hebben, de gegevens zijn dan ook v ertrouwelijk behandeld. Het interview is pas opgenomen nadat de respondent hiervoor expliciet toes temming had gegeven. 3.1.7 Betrouwbaarheid en validiteit Om de betrouwbaarheid van het onderzoek te vergroten is er gebruik gemaakt van een topiclist. Met het gebruik van een topiclist is een mate van standaardisatie van dataverzameling gegarandeerd. Aan elke respondent werden daardoor dezelfde onderwerpen voorgelegd. Om te voorkomen dat de onderzoeker tijdens het interview onvoldoende aantekeningen zou maken en daardoor verlies van data zou kunnen optreden, is er gebruik gemaakt van opname apparatuur. Het transparant weergeven van de genomen stappen in onder andere dit methodenhoofdstuk heeft bijgedragen aan de betrouwbaarheid. Het onderzoek is daarmee toegankelijk voor andere onderzoekers en kan hierdoor herhaald worden. Literatuurstudie heeft bijgedragen aan het opstellen van de topiclist, en heeft daarmee de validiteit vergroot.
3.2 The Social Construction of Technological Systems (SCOT) Naast interviews is ook bovenstaande methode toegepast. The Social Construction of Technological Systems is een methode waarbij er in essentie van wordt uitgegaan dat de introductie van een nieuwe technologie in feite een sociaal proces is. Dat wil zeggen dat de betekenissen die actoren aan de technologie geven van cruciaal belang zijn. Deze betekenisgeving houdt rechtstreeks verband met de mate van aan- of afwezigheid van draagvlak. 3.2.1 Procedure Per onderzoekseenheid (dorp) is een zogenaamde actorentabel (zie bijlage 3) gebruikt met daarin op de horizontale as een aantal standaard items. Deze items komen terug in het interviewschema (zie bijlage 1) en in het operationalisatieschema(zie bijlage 2). Tijdens het interview zijn deze items behandeld met de diverse respondenten welke representatief waren voor de betrokken sociale groepen, ook wel actoren genoemd. Deze items waren van belang om inzichtelijk te maken hoe de betekenis, die de afzonderlijke actoren aan de technologie gaven, tot stand kwam. In de verticale kolom is er ruimte om de verschillende actoren te beschrijven die invloed hadden op het verloop van het proces tot meer of minder draagvlak. 3.2.2 Deelnemers Bij deze methode is gebruik gemaakt van dezelfde deelnemers als bij het interview uit paragraaf 3.1.2. 3.2.3 Materialen en instrumenten Bij het uitvoeren van deze methode is gebruik gemaakt van pen, papier en een voicerecorder. Na het afnemen van de interviews zijn deze items verder uitgewerkt op een computer. 13
3.2.4 Meetinstrument De hierboven omschreven methode is een bestaande methode welke bekend is uit de literatuur (Bijker, et al. 1993). De relevantie van de methode bestaat hierin dat het instrument, de actorentabel, gebruikt wordt bij de analyse van zowel successen als mislukkingen. De kracht van de methode is dat hiervoor het zelfde conceptuele kader wordt gebruikt, namelijk dat er naar sociale, economische en politieke aspecten wordt gevraagd. De onderwerpen welke in de actorentabel voorkomen, komen terug in de topiclijst (zie bijlage 1). De methode brengt alle relevante ontwikkelingen in beeld, zodat achteraf niet alleen die ontwikkelingen zichtbaar zijn die hebben bijgedragen aan het succes van het gebruik van een nieuwe technologie, maar ook die welke daar niet aan hebben bijgedragen. Bij de SCOT methode is gebruik gemaakt van een actorentabel (zie bijlage 3). 3.2.5 Data-analyse De data van de voor deze methode gestelde vragen is op dezelfde manier geanalyseerd als die van het interview. De verkregen data is vervolgens samengebracht in de actorentabel (zie bijlagen 7 en 11). De resultaten vanuit de actorentabel zijn vervolgens gereduceerd tot denkkaders, zie daarvoor de bijlagen 8 en 12. 3.2.6 Randvoorwaarden De randvoorwaarden zijn hetzelfde als in paragraaf 3.1.6. 3.2.7 Betrouwbaarheid en validiteit Voor de betrouwbaarheid en validiteit verwijs ik u naar paragraaf 3.1.7.
14
4. Resultaten In dit hoofdstuk worden de resultaten weergegeven welke zijn verkregen door middel van de beschreven onderzoeksmethoden uit het vorige hoofdstuk. De resultaten worden weergegeven per deelvraag. Om de link te leggen naar de ruwe resultaten zijn in de tekst verwijzingen opgenomen naar achtereenvolgens bijlagen, topics en interviewnummers. Bijvoorbeeld, (Bijlage nr…, topic, interviewnummer…….).
4.1 Resultaten Oenkerk De ruwe resultaten van Oenkerk staan vermeld in de overzichtsmatrix (Bijlage 5). Meer uitgebreide ruwe resultaten zijn te vinden in Interviews Oenkerk, (Bijlage 6). In onderstaande resultaten is verwezen naar de topics en interviewnummers uit de overzichtmatrix in bijlage 5. Deze bijlage is daarom niet steeds opnieuw in de tekstverwijzingen genoemd. Overige verwijzingen zijn volledig vermeld. Hieronder volgen de resultaten naar aanleiding van deelvraag 1: Hoe wordt draagvlak gecreëerd in Oenkerk? Het duurzaam initiatief GrOenkerk is ontstaan vanuit de dorpsvisie ontwikkeling voor Oenkerk. Om in opdracht van dorpsbelangen de beleidsdoelstellingen voor het dorp in te kunnen vullen werd het dorp geraadpleegd. Een klein deel van het dorp had het toen over duurzaamheid. Vervolgens werden er een aantal speerpunten richting de gemeente gedefinieerd, toen werd de titel Oenkerk is GrOenkerk genoemd. GrOenkerk werd opgezet vanuit het dorpsbelang (Overig, 13). De gemeente ondersteunde het initiatief, het betekende voor de gemeente een succesfactor voor haar duurzame imago (zie actorentabel Bijlage 7, Betekenis, Gemeente). Het beleid van GrOenkerk komt van het bestuur. De vergaderingen van het bestuur waren in principe open voor iedereen, tot nu toe vergaderde het bestuur alleen (Openheid,5). Tijdens de vergaderingen mocht alles besproken worden. Na afloop van vergaderingen was er duidelijkheid en consensus (Transparantie, 5,13). Tijdens de vergaderingen van de werkgroep hadden alle leden gelijke kansen om zaken in te brengen voor bespreking, de vergaderingen werden als prettig ervaren (Gelijkheid, 5,13). Het bestuur organiseerde informatiebijeenkomsten voor de inwoners uit het dorp, hiervoor werden alle inwoners van het dorp uitgenodigd. Tijdens bijeenkomsten kregen mensen alle gelegenheid om vragen te stellen, deze bijeenkomsten werden dan ook als heel positief ervaren (Gelijkheid, 3,4). Tijdens informatiebijeenkomsten werden de bezoekers geïnformeerd over de doelstellingen en plannen van de initiatiefgroep. GrOenkerk heeft als doelstelling om in 2050 energieneutraal te zijn, dit laat ruimte voor een ontwikkelproces (Doelstelling, 4). Acht van de 11 respondenten gaven aan dat deze doelstelling haalbaar is. GrOenkerk opereerde niet alleen, zij maakte gebruik van de diensten van ondermeer het Netwerk Duurzame dorpen en de Friese Milieu Federatie. De initiatiefgroep heeft samen met de Friese Milieu Federatie een cursus georganiseerd over rekenen met energie (Samenwerking, 17). Tijdens de informatiebijeenkomsten werden begrijpelijke verhalen verteld. De initiatiefgroep moedigde mensen aan om kritisch te zijn richting de initiatiefgroep. De voorzitter van GrOenkerk verwoordde het als volgt: “Niet verificatie maar falsificatie, niet iedere keer er van alles bij halen om mijn betoog te ondersteunen maar het complete verhaal vertellen” en “ alle zwanen zijn wit totdat je een zwarte kunt vinden, je moet mensen de kans geven, haal me maar onderuit!” (Overig, 1). Doelstellingen en plannen werden met de inwoners gecommuniceerd via (jaar)vergadering, via het dorpskrantje ‘de Koeketromp’, via de website www.groenkerk.nl en via persberichten of door te flyeren (Communicatie, 5,13). Binnen GrOenkerk werd draagvlak gecreëerd door activiteiten als een duurzame burendag, hierbij stelden een aantal gezinnen hun woningen open voor de overige inwoners van Oenkerk, zij konden daardoor op een objectieve manier kennismaken met duurzame 15
energiesystemen. GrOenkerk heeft verder activiteiten uitgevoerd zoals een zonnepanelenactie waarbij de zonnepanelen collectief zijn ingekocht. Daarnaast een isolatieproject in samenwerking met de Hanzehogeschool Groningen (Overig, 1,5,13). Er werd in beperkte mate deelgenomen aan de activiteiten. Het waren echter voornamelijk mensen met een eigen woning van boven de vijftig die eraan meededen. De provincie bood mensen de mogelijkheid om geld te lenen tegen een lage rente om duurzame investeringen te doen (Overig, 1). De motivatie om mee te doen kwam voornamelijk doordat de mensen op informatiebijeenkomsten werden voorgelicht over de financiële voordelen ervan, en door het beeld van stijgende energieprijzen, daarnaast dat men met zonnepanelen een deel van energievoorziening in eigen hand houdt (Overig, 1). Negen van de elf respondenten is zich er ook van bewust dat de fossiele energievoorraden eindig zijn. Daarentegen maakt men zich echter geen zorgen, men denkt dat er nog voldoende voorraden zijn. Een 28 jarige respondent verwoordde het als volgt: “Zolang de klok geen vijf voor twaalf heeft geslagen is er niets aan de hand, laat ze maar lekker praten, we zien wel hoe het komt” (Sociale norm, 9). Respondenten gaven aan dat men meedeed omdat men de aarde leefbaar wilde houden voor volgende generaties (Bijlage 7, Actorentabel, inwoners), (Bijlage 8, Leefbaarheid denkkader, Doelen). Het dorpsucces wordt afgemeten aan de mate van deelname aan de activiteiten en de mate van zelfvoorzienendheid. De mensen waren ook trots op hun dorp. Vanuit het bestuur zijn er echter geen concrete parameters vastgesteld om het succes te kunnen meten (Dorpsvisie succes, 1,5). Door de deelname aan de activiteiten werd de betrokkenheid als goed ervaren. De bereidheid om betrokken te worden nam toe wanneer het bestuur afgebakende taken aanbood. Er bestond een grote bereidheid tot het delen van kennis, door netwerken ontstond een positieve drive (Samenwerking, 1,5). Het duurzaamheidinitiatief versterkte de eenheid, er heerste een sfeer van bereidwilligheid om zich in te zetten voor het dorp (Sfeer, 1,8). Binnen Oenkerk wordt nog heel verschillend omgegaan met energie, de activiteiten van GrOenkerk leiden echter wel tot meer bewustzijn (Sociale norm, 5). Groenkerk probeert de dynamiek in het dorp vast te houden door verspreid over het jaar activiteiten te plannen en projecten aan te bieden die alle doelgroepen aanspreken, maar vooral door zichtbaar te zijn (Continuïteit, 1,5,13,17). Met het opzetten van een energiecoöperatie hoopt het initiatief vertrouwen te wekken door inspraak en financiële voordelen (Overig, 1). De Friese Milieu Federatie vroeg zich af hoe de continuïteit van duurzame dorpen, door de inzet van vrijwilligers kan worden gewaarborgd in een samenleving waarin mensen steeds langer moeten doorwerken (Continuïteit, 17). Draagvlak ondermijnende aspecten Negen van de elf respondenten is zich er ook van bewust dat de fossiele energievoorraden eindig zijn, maar maakt zich echter geen zorgen, men denkt dat er nog voldoende voorraden zijn (Wereldbeeld).
Exploratief Onder dit kopje staan resultaten welke niet direct afkomstig zijn uit de data van respondenten maar uit het leggen van verbanden tussen de verkregen data. Een 28 jarige respondent gaf aan dat er veel energieverspilling plaatsvindt (wereldbeeld energie, 9). Deze energieverspilling houdt mogelijk verband met de volgende uitspraak van deze respondent :“Zolang de klok geen vijf voor twaalf heeft geslagen is er niets aan de hand, laat ze maar lekker praten, we zien wel hoe het komt” (Sociale norm, 9). Deze uitspraak laat zien dat deze respondent zich niet zo druk maakt om het schaarser worden van energie zolang er nog zoveel energieverspilling plaatsvindt in de samenleving.
16
4.2 Resultaten Hooghalen De ruwe resultaten van Hooghalen staan vermeld in de overzichtsmatrix (Bijlage 9). Meer uitgebreide ruwe resultaten zijn te vinden in Interviews Hooghalen, (Bijlage 10). In onderstaande resultaten zal voornamelijk verwezen worden naar de topics en interviewnummers uit de overzichtmatrix in bijlage 9. Deze bijlage zal daarom niet steeds opnieuw in de tekstverwijzingen genoemd worden. Overige verwijzingen zullen volledig worden vermeld. Hieronder volgen de resultaten naar aanleiding van deelvraag 2: Hoe wordt draagvlak gecreëerd in Hooghalen? Hooghalen Duurzaam heeft in de beginfase bij de start van het initiatief een enquête gehouden om erachter te komen wat er bij de inwoners leefde op het gebied van duurzaamheid. Op basis van de uitkomsten is een projectplan geschreven met als speerpunt energie. In de beginfase zijn duidelijke doelstellingen en kaders vastgelegd. De stichting Hooghalen Duurzaam heeft als doelstelling neergelegd om in 2020 energie en CO2 neutraal te zijn. De gemeente Midden Drenthe heeft het duurzame initiatief gesteund met een bedrag van € 1.000, -. De gemeente heeft belang bij duurzaamheid en het terugdringen van het energieverbruik, daarnaast vindt de gemeente sociale duurzaamheid belangrijk omdat daarmee het voortbestaansrecht wordt verzekerd (Bijlage 11, actorentabel, Gemeente). Het beleid van Hooghalen Duurzaam werd gevormd door het bestuur. Het bestuur zorgde er voor dat aandachtspunten uit de vergaderingen werden bekend gemaakt op de website of rechtstreeks naar de mensen werden gecommuniceerd (Transparantie, 7). Het bestuur communiceerde verder over plannen en andere doelstellingen via het dorpskrantje ‘de Boerhoorn’, via de website, via de pers en via informatiebijeenkomsten (Communicatie, 7,11,12). De door het bestuur georganiseerde informatiebijeenkomsten hadden een open karakter, alles was daar bespreekbaar en er werd ruimte gegeven voor inspraak (Openheid, 12,14). Het bestuur ging respectvol om met de inbreng van bezoekers (Transparantie, 14). Vanuit het perspectief van het bestuur voelden bezoekers zich tijdens informatiebijeenkomsten gelijkwaardig (Gelijkheid, 18). Volgens een voormalig initiatiefnemer werd echter niet altijd duidelijk gemaakt wat er met de inbreng van deelnemers gebeurde (Transparantie, 18). Volgens een ondernemer hield het bestuur niet echt rekening met bepaalde groepen, maar vormde het bestuur voor zichzelf een mening (Gelijkheid, 20). Dat deze ondernemer de besluitvorming niet erg transparant vond blijkt uit de volgende uitspraak: “Ik heb nog nooit notulen gezien” (Transparantie, 20). De informatiebijeenkomsten werden als zeer informatief ervaren (Gelijkheid, 14). Tijdens informatiebijeenkomsten werden de bezoekers voorgelicht over de doelstelling van het initiatief en hoe die bereikt kunnen worden. De bezoekers werden voorgelicht over de financiële voordelen van isolatie en zonnepanelen. Mensen stonden positief tegenover mensen met specialistische kennis op dit gebied, zij werden als een meerwaarde gezien voor het dorp (Vertrouwen, 11,18). In het begin is er een energiemarkt georganiseerd. Op de energiemarkt gaven bewoners met eigen zonnepanelen voorlichting aan plaatsgenoten. In samenwerking met de gemeente is er een isolatieplan opgezet, het verbeteren van het energielabel leverde een subsidiebijdrage op van ± € 1.750, - . Naast het isolatieproject is er ook een project gestart waarin de inwoners collectief zonnepanelen hebben ingekocht. Om de bewustwording van de inwoners van Hooghalen te vergroten, neemt Hooghalen Duurzaam deel aan het I-Balance project, dit gebeurt in samenwerking met de Hanzehogeschool Groningen en de Gasunie, hierbij zijn er bij 50 huishoudens slimme energiemeters geplaatst die constant het energieverbruik registreren (Overig, 7). De deelname aan de activiteiten en projecten beperkt zich tot een beperkte groep mensen. Onvoldoende financiële middelen, het aanhouden van de economische crisis en te weinig subsidiemogelijkheden werden genoemd als redenen om niet mee te doen aan de activiteiten (Risico’s doelstelling, 14,21,22). Bij slechts vier van de elf respondenten was de doelstelling van Hooghalen Duurzaam bekend. Zeven van de elf respondenten vinden de doelstelling niet haalbaar (Doelstelling). De respondenten maakten zich geen zorgen over
de beschikbaarheid van energie (Wereldbeeld). Het voordeel van deelname lag voor de respondenten vooral in het financiële voordeel en een beter milieu (Voordeel doelstelling, 7,11,12,18,20). Een andere reden om mee te doen lag in het feit dat men betaalbare energie wilde en een betere leefwereld voor de kinderen (Bijlage 11, actorentabel, Belang), (Bijlage 12, Denkkaders, doelen). Het dorpssucces werd volgens de initiatiefnemers weergegeven door de mate van zelfvoorzienendheid, de mate van deelname aan acties en de opkomst bij informatiebijeenkomsten (Dorpsvisie succes, 7,18). Naast het spontaan uitwisselen van ervaringen op feestjes, werd er op informatiebijeenkomsten speciaal aandacht besteed aan het uitwisselen van ervaringen, hierdoor ontstonden er nieuwe netwerken en als gevolg daarvan meer sociale cohesie (Communicatie dorp, 11,18). De bereidheid van inwoners om betrokken te worden bij de activiteiten steeg bij acties en zwakte dan weer af. De mensen moesten een drempel over, ze wilden gevraagd worden (Samenwerking, 7,11). Het energie-initiatief heeft er inmiddels toe geleid dat de inwoners van het dorp bewuster met energie omgaan dan vijf jaar geleden, de initiatiefnemers probeerden het goede voorbeeld te geven (Sociale norm, 11,18,22). De initiatiefnemers probeerden de werkdruk te verminderen door taken en nieuwe activiteiten te delegeren aan aparte werkgroepen, zo probeerde men steeds weer nieuwe mensen erbij te betrekken en de dynamiek te continueren. Het opzetten van een energiecoöperatie droeg bij aan de motivatie en betrokkenheid van de mensen (Continuïteit, 7,20). Draagvlak ondermijnende aspecten Het draagvlak werd ondermijnd doordat de respondenten zich geen zorgen maakten over de beschikbaarheid van energie (Wereldbeeld). Het aanhouden van de economische crisis, het tekort aan subsidiemogelijkheden en te weinig duurzaamheidstimulerende maatregelen ondermijnden het draagvlak. Een gepensioneerde inwoner verwoordde het als volgt: “De overheid zou de subsidiemogelijkheden kunnen verruimen zodat het minder een loterij wordt” (Risico’s doelstelling, 14,21 en 22), (Bijlage 12, Denkkaders, problemen, politiek en economisch denkkader). Het gevoel van een ondernemer dat het bestuur weinig rekening hield met bepaalde mensen en voor zichzelf een mening vormde (Gelijkheid, 20). Verder bestond er wantrouwen bij de inwoners richting één van de leden van de initiatiefgroep vanwege belangenverstrengeling (Vertrouwen,20). Door dit wantrouwen bestond er ook weerstand bij de ondernemersvereniging om samen te werken met de stichting Duurzaam Hooghalen (Samenwerking, 20).
Exploratief Onder dit kopje staan resultaten welke niet direct afkomstig zijn uit de data van respondenten maar uit het leggen van verbanden tussen de verkregen data. De voorzitter van Hooghalen Duurzaam gaf aan dat de betrokkenheid van inwoners toenam als er acties werden georganiseerd en dat de betrokkenheid daarna weer afnam (Samenwerking, 7). De afname van de betrokkenheid na acties, hield mogelijk verband met het niet delen van de notulen van vergaderingen van de initiatiefgroep met de inwoners van het dorp (Transparantie, 20). De voorzitter van Hooghalen Duurzaam gaf aan dat mensen wel bereid waren om betrokken te worden maar dat ze een ‘drempel’ over moesten (Samenwerking, 7). Een gepensioneerde inwoner gaf aan dat de mensen wel bereid waren om betrokken te worden, maar dat ze gevraagd wilden worden (Samenwerking, 14). Een andere inwoner en aannemer heeft in het interview aangegeven niet naar de informatiebijeenkomsten te zijn geweest omdat hij niet persoonlijke was uitgenodigd, deze inwoner verwoordde het als volgt: “Als ik wel persoonlijk was uitgenodigd dan vind ik dat er een goede reden moet zijn om niet te gaan” en “als mensen je niet vragen kun je gewoon zeggen: nou daar heb ik gewoon geen zin aan” (Bijlage 10, Openheid, 15). De betrokkenheid van inwoners zou daarom wel eens verband kunnen houden met de manier van benaderen en uitnodigen. 18
4.3 Resultaten Besluitvorming De ruwe resultaten zijn te vinden in de Matrix besluitvorming Oenkerk (Bijlage 13) en interviews Oenkerk (Bijlage 6). De ruwe resultaten van Hooghalen zijn te vinden in de Matrix besluitvorming Hooghalen (Bijlage 14) en interviews Hooghalen (Bijlage 10).
Hieronder volgen de resultaten naar aanleiding van deelvraag 3: Hoe verloopt de besluitvorming? Oenkerk In de resultaten voor Oenkerk zal voornamelijk verwezen worden naar de interviewnummers uit de Matrix besluitvorming Oenkerk in bijlage 13. Het beleid werd gevormd door het bestuur van GrOenkerk. Besluitvorming over hoofdzaken vond plaats binnen het bestuur, de groep van initiatiefnemers. Vergaderingen werden gehouden bij de initiatiefnemers thuis. Tijdens de vergaderingen werd er uitvoerig gediscussieerd over de agendapunten, het gevolg is dan ook dat vergaderingen lang konden duren. Waar het aankwam op het nemen van een besluit kon dit door gebrek aan kennis en onzekerheid vrij lang op zich laten wachten (13). Bij duidelijk gemotiveerde bezwaren was de kans groot dat een besluit niet door ging. De voorzitter van GrOenkerk gaf aan dat er bij de besluitvorming een hoge mate van consensus nodig was. De voorzitter van GrOenkerk verwoordde het als volgt: “Het is geen democratie, dan krijg je de tirannie van de meerderheid over de minderheid, zo werkt het bij ons niet”. Bij nieuwe informatie bestaat de mogelijkheid om een genomen besluit te heroverwegen (1).
Hooghalen In de resultaten voor Hooghalen zal voornamelijk verwezen worden naar de interviewnummers uit de Matrix besluitvorming Hooghalen in bijlage 14. Het beleid werd gevormd door het bestuur van Hooghalen Duurzaam. Besluitvorming over hoofdzaken vond plaats binnen het bestuur, de groep van initiatiefnemers. Tijdens de vergaderingen werden pas besluiten genomen na uitvoerige discussie (18). Plannen werden eerst goed uitgewerkt, daarna ging men over tot besluitvorming. Besluiten werden genomen op basis van de meerderheid. Volgens de voorzitter van Hooghalen Duurzaam was er een hoge mate van consensus nodig. Eventueel kan een stemming plaatsvinden, maar dat is nog niet voorgekomen. Achteraf werden besluiten geëvalueerd (7).
5. Conclusie Op basis van de resultaten uit hoofdstuk 4 worden in dit hoofdstuk conclusies getrokken. Allereerst zullen de conclusies met betrekking tot de deelvragen worden besproken. Deze zijn te vinden onder de koppen Oenkerk, Hooghalen en besluitvorming. Vervolgens zullen deze conclusies gezamenlijk antwoord geven op de hoofdvraag.
5.1 Conclusie Oenkerk Hieronder volgt de conclusie op deelvraag 1. Deze deelvraag luidt: Hoe wordt draagvlak gecreëerd in Oenkerk? Het feit dat Groenkerk is ontstaan uit de dorpsvisie ontwikkeling laat zien dat het initiatief een stevige basis heeft om op verder te bouwen. Door de bevolking te raadplegen kreeg het initiatief mandaat om een duurzaam initiatief op te zetten. In de opstartfase werd in het organisatorische proces, bij de samenstelling van de initiatiefgroep, gestuurd op een zo breed mogelijk kennisspectrum, waardoor men toegang kreeg tot veel kennis en kennisnetwerken. Daarmee werd ook gezorgd voor legitimiteit richting de inwoners van het dorp. Het feit dat acht van de elf respondenten de doelstelling haalbaar vinden laat zien dat men dit ook een realistische doelstelling vindt. De eensgezindheid waarmee de geïnterviewde inwoners van Oenkerk aangaven de wereld leefbaar te willen houden voor de volgende generaties geeft ook een stevige basis voor draagvlak. Door het organiseren van een duurzame burendag bood het bestuur van Groenkerk de inwoners de mogelijkheid om laagdrempelig kennis te maken met duurzame energiesystemen. Het voordeel van een dergelijke actie was dat mensen rechtstreeks informatie kregen van dorpsgenoten. Dit gaf vertrouwen omdat de mensen nu niet alleen hoefden af te gaan op het verhaal van de initiatiefnemers of van bedrijven met een commercieel belang. In de opstartfase is er door het bestuur, in samenwerking met de Friese Milieu Federatie een cursus georganiseerd over rekenen met energie. Door de informatie uit de cursus en de opgedane kennis tijdens de duurzame burendag worden mensen beter voorbereid op informatiebijeenkomsten. Tijdens informatiebijeenkomsten wordt er met de mensen doorgesproken over de financiële voordelen van deelname aan de duurzame activiteiten. Van belang is ook dat er geen sprake is van hiërarchie. Er wordt gecommuniceerd op basis van gelijkwaardigheid, dat maakt het voor inwoners ook makkelijker om de initiatiefnemers te benaderen met vragen. Het creëert een open en ontspannen situatie. Door de brede voorlichting zijn de mensen beter in staat om weloverwogen beslissingen te nemen over deelname aan de duurzame activiteiten zoals het collectief aanschaffen van zonnepanelen of het deelnemen aan isolatieprojecten. Mensen worden niet alleen voorgelicht, ze worden als het ware ook aangemoedigd om het ‘verhaal’ van de initiatiefnemers onderuit te halen. Daarmee durven de initiatiefnemers zich kwetsbaar op te stellen, om daarmee het vertrouwen te winnen. Door zich kwetsbaar op te stellen laat men de mensen ook voelen dat men alleen maar goede voorlichting wil geven. Door bovenstaande houding van de initiatiefgroep wordt draagvlak gecreëerd. Om de mensen ook de mogelijkheid te bieden om te investeren, verstrekt de provincie leningen tot € 15.000 tegen een rente van 2,3%. Door deelname aan de activiteiten neemt het draagvlak langzaam maar zeker toe, onder andere doordat er steeds meer ervaringen worden uitgewisseld. Er ontstaat meer dialoog tussen progressieve en conservatieve mensen waardoor de bewustwording groeit. Dit bewustwordingsproces zorgt ervoor dat de kans op gedragsverandering groter wordt. Hierdoor kan de sociale norm langzaam maar zeker opschuiven richting een algemeen niveau van duurzaam handelen waarbij de persoonlijke norm ondergeschikt raakt aan de descriptieve norm, en de mensen er op een gegeven moment bij willen horen, zich willen identificeren met het succes van het duurzame dorp. Door de informatieverstrekking via de ‘Koeketromp’, de website, persberichten, vergadering, bijeenkomsten of door te flyeren wordt er geprobeerd een constante informatiestroom te leveren om zichtbaar te blijven en de dynamiek vast te houden. De bereidheid van inwoners om betrokken te worden bij het werk van Groenkerk wordt gestimuleerd door het creëren van 20
afgebakende taken wat betreft werk en tijd. De komende tijd zal een aparte werkgroep gaan werken aan een communicatieplan, met het doel om een grotere doelgroep te bereiken. Het opzetten van een energiecoöperatie zal ook bijdragen aan het bereiken van een grotere doelgroep. Draagvlak ondermijnende aspecten Draagvlak wordt ondermijnd door de perceptie van de mensen dat er nog voldoende energievoorraden zijn. Men maakt zich niet druk, men ziet de noodzaak niet. Uit de resultaten blijkt dat er ook veel energie verspild wordt. Verspilgedrag kan dan opgevat worden als de descriptieve norm. Het verspilgedrag beïnvloedt direct de houding van de mensen, ook al is men intrinsiek gemotiveerd om zelf zuinig om te gaan met energie (persoonlijke, injunctieve norm). De descriptieve normen zijn gebaseerd op de perceptie van het gedrag van anderen, bijvoorbeeld door te doen zoals anderen doen. Wanneer de injunctieve en de descriptieve norm met elkaar in conflict zijn, is de descriptieve norm vaak van doorslaggevende betekenis (Tiemeijer, 2011). In recent onderzoek geven De Groot en Steg (2009) aan dat het bevorderen van prosociaal gedrag (draagvlak voor verandering) het meest succesvol is wanneer de aandacht eerst wordt gericht op het vergroten van de bewustwording van het probleem voordat mensen worden gewezen op hun verantwoordelijkheid en op hun normen en waarden, om daarmee de moraal om prosociaal gedrag te vertonen, te verhogen. Daarnaast zijn er naast de hoofddoelstelling geen concrete deeldoelstellingen met concrete termijnen opgesteld. Er bestaat dus alleen een hoofddoelstelling met een zodanig lange termijn dat de mogelijkheid bestaat dat het de mensen weinig meer zegt.
21
5.2 Conclusie Hooghalen Hieronder volgt de conclusie op deelvraag 2. Deze deelvraag luidt: Hoe wordt draagvlak gecreëerd in Hooghalen? In Hooghalen wordt draagvlak gecreëerd doordat er voor Hooghalen Duurzaam een projectplan is geschreven met als speerpunt energie. De nadruk ligt hierbij op het besparen van energie en het duurzaam opwekken ervan. Omdat duurzaamheid een breed begrip is, was het in de beginfase erg belangrijk om de doelstelling en kaders duidelijk vast te leggen. De stichting Hooghalen Duurzaam heeft als doelstelling neergelegd om energie en CO2 neutraal te zijn in 2020. Uit de resultaten blijkt dat slechts vier van de elf respondenten de doelstelling kent, daaruit blijkt dat de doelstelling nog niet echt leeft onder de inwoners. Zeven van de elf respondenten vinden de doelstelling niet realistisch en niet haalbaar. Bevorderend voor het draagvlak is dat bewoners wel een belang hebben bij een betere leefwereld voor de kinderen en een gezond leefmilieu. Sinds de start van het initiatief willen meer mensen – los van het financiële voordeel - een bijdrage leveren voor een beter milieu. Daaruit blijkt dat men sinds de start van het initiatief zich meer bewust is van de gevolgen van het eigen handelen voor het milieu. Hooghalen Duurzaam heeft door het organiseren van een energiemarkt een belangrijke stap gezet in de bewustwording van, en kennisoverdracht aan de inwoners. Tijdens deze energiemarkt konden de bezoekers zich niet alleen laten informeren door bedrijven, maar ook door plaatsgenoten die al enige tijd ervaring hadden met eigen zonnepanelen. Informatie en kennisoverdracht zonder dat daarbij een commercieel belang meespeelt is veel krachtiger dan wanneer mensen worden voorgelicht door bedrijven die ook een commercieel belang hebben. Het vertrouwen speelt daarbij een belangrijke rol. Hooghalen Duurzaam probeert met het organiseren van informatiebijeenkomsten het kennisniveau van de bezoekers te verhogen. De bezoekers worden voorgelicht over de financiële voordelen van isolatie en het gebruik van zonnepanelen. Daar waar de initiatiefnemers zelf bepaalde kennis niet bezitten worden er mensen uitgenodigd met specifieke kennisgebieden. Er bestaat een groot vertrouwen omdat men vindt dat deze specialisten het dorp verder helpen. Het bestuur stimuleert mensen om mee te denken en mee te praten, wat het bestuur er vervolgens mee doet wordt niet altijd duidelijk gemaakt. Dit creëert bij de inwoners het beeld dat het bestuur toch zijn eigen gang gaat waardoor de kans groot is dat de betrokkenheid afneemt. Vanuit de perceptie van het bestuur wordt er open en transparant gecommuniceerd door op de website de aandachtspunten uit vergaderingen te delen. Vanuit de perceptie van bewoners kan een ander beeld ontstaan. Uit de resultaten blijkt bijvoorbeeld dat er geen notulen worden gedeeld met de inwoners waardoor de betrokkenheid en het draagvlak afnemen. Het feit dat er een isolatieproject en een collectieve zonnepanelenactie is geweest laat zien dat er wel draagvlak is ontstaan. Het gaat echter voornamelijk om de financiële voordelen ervan. Er wordt nog geen echte noodzaak gevoeld om over te stappen op duurzame energie, men vertrouwt erop dat er wel voldoende voorraden zullen blijven. Dat blijkt ook uit de resultaten, negen van de elf respondenten zeggen zich geen zorgen te maken over de energievoorraden. Hier ligt dus nog wel een taak voor de initiatiefgroep om meer aandacht te besteden aan de bewustwording en noodzaak tot energietransitie. Het succes van het dorp wordt rechtstreeks beïnvloed door de mate van samenwerking en in onderling in elkaar gesteld vertrouwen, dat bepaald voor een groot deel ook de sfeer in het dorp. Binnen Hooghalen nemen het draagvlak en de betrokkenheid waarschijnlijk toe wanneer men overgaat tot het opzetten van een energiecoöperatie, hierdoor wordt de mogelijkheid gecreëerd om op een betaalbare manier duurzame energie in te kopen. Door het energie-initiatief wordt er opener met elkaar gecommuniceerd. In een gesprek kwam eens naar voren dat een oudere inwoner aangaf een jaarverbruik van 20.000 kWh te hebben, bij nader onderzoek bleek dat de jacuzzi altijd stond ingeschakeld.
22
Draagvlakondermijnende aspecten Een kritisch aspect op het gebied van draagvlak is het onderlinge vertrouwen. Binnen Hooghalen Duurzaam spelen een aantal aspecten die betrekking hebben op het onderlinge vertrouwen. Deze aspecten doen afbreuk aan het draagvlak. Het gaat daarbij om de onderstaande aspecten. Belangenverstrengeling Het eerste aspect speelt op het gebied van belangenverstrengeling. Eén van de initiatiefnemers is tevens ondernemer en heeft een eigen bedrijf. Het bedrijf verkoopt onder andere slimme energiemeters. Deze slimme energiemeters worden ingezet bij het I-Balance project. Er bestaat wantrouwen binnen het dorp omdat men vindt dat deze ondernemer/initiatiefnemer er een persoonlijk belang bij heeft dat er een Hooghalen Duurzaam bestaat. Deze ondernemer heeft ervoor gezorgd dat de slimme energiemeters aan het I-Balance project ter beschikking werden gesteld. De bewoners van het dorp weten dat en vinden dat deze ondernemer inkomsten genereert uit subsidiegelden. Daar wordt echter niet over gepraat (zie bijlage 6, topic vertrouwen, interview nr. 20). Men vindt dat deze initiatiefnemer openheid moet geven over het verdienmodel. Deze initiatiefnemer is daar tot op heden erg gesloten over en dat steekt de inwoners van het dorp. Deze houding zorgt voor weerstand bij de inwoners van Hooghalen en beïnvloedt direct de attitude van de mensen. Samenwerking Het tweede aspect heeft te maken met gebrek aan samenwerking tussen de stichting Hooghalen Duurzaam en de plaatselijke ondernemersvereniging. Ook hier draait het om onvrede. Dezelfde ondernemer/initiatiefnemer houdt al geruime tijd de boot af om lid te worden van de plaatselijke ondernemersvereniging. Dit zorgt ervoor dat er binnen de ondernemersvereniging weerstand bestaat om deel te nemen aan de activiteiten van Hooghalen Duurzaam. “Laat hem eerst maar eens lid worden” wordt er gezegd. Bovenstaande aspecten van weerstand zijn hier terug te voeren op een gebrek aan openheid waardoor het vertrouwen geschaad wordt. Verdeeldheid bestuur Een derde aspect heeft te maken met verschil van inzicht binnen de kerngroep over het te voeren beleid, vooral daar waar het gaat om energie besparen, de meerderheid stuurt op het plaatsen van zonnepanelen en het isoleren, terwijl één van de initiatiefnemers meer wilde sturen op het besparen door bewustwording en gedragsverandering. Dit heeft er onder andere toe geleid dat deze initiatiefneemster in het voorjaar van 2013 uit de kerngroep is gestapt. Het feit dat er mensen uit het bestuur stappen gaat vaak een eigen leven leiden binnen het dorp, waardoor er een bepaald beeld ontstaat van de sfeer binnen het bestuur bij de mensen in het dorp.
23
5.3 Conclusie besluitvorming Hieronder volgt de conclusie op deelvraag 3. Deze deelvraag luidt: Hoe verloopt de besluitvorming? Uit de resultaten blijkt dat het beleid wordt gevormd door het bestuur van de duurzame dorpen. De besturen nemen dan ook de besluiten over de hoofdzaken. Er bestaat geen hiërarchie binnen de besturen, het zijn allemaal vrijwilligers. In beide dorpen komen de besluiten op een zodanige manier tot stand dat men zich maximaal inzet om elkaar in elkaars waarde te laten. Men probeert de plannen zo vorm te geven dat een besluit zo mogelijk door alle deelnemers gedragen kan worden. Wanneer achteraf blijkt dat een besluit minder goed uitpakt is men altijd bereid om dat besluit te heroverwegen en eventueel bij te stellen. Door dit ‘polderen’ probeert men de onderlinge verstandhouding goed te houden omdat men wel beseft dat men ook met elkaar verder wil. Uit de resultaten blijkt dat er kleine nuance verschillen bestaan tussen beide dorpen. Het lijkt erop dat men binnen Groenkerk iets meer aan lijkt te sturen op consensus. Binnen Hooghalen Duurzaam is de wens voor consensus er ook maar wil men eventueel ook de meerderheid laten beslissen.
Conclusie hoofdvraag De conclusies op de bovenstaande deelvragen geven samen antwoord op de hoofdvraag in dit onderzoek. De hoofdvraag luidde: Welke processen en activiteiten bevorderen de acceptatie bij het opstarten, runnen en het uitbreiden van duurzame dorpen en hoe kan deze kennis gebruikt worden om nieuwe duurzame dorpen te ondersteunen? Opstartfase Bij het opstarten van een duurzaam dorp zijn de volgende processen van invloed op het draagvlak: organisatie-, informatie-, communicatie-, bewustwording-, vertrouwens-, en juridische processen. In de opstartfase is het belangrijk dat de inwoners van het dorp worden geraadpleegd over wat er onder de mensen leeft. Van hieruit kan er dan een visiedocument worden opgesteld waaruit blijkt dat het opzetten van het duurzaam initiatief een logisch gevolg is van wat er bij de dorpsbewoners leeft zodat het legitimiteit en draagvlak heeft richting het dorp en de desbetreffende gemeente. Tijdens dit proces is het belangrijk om het duurzame dorp als initiatief om te vormen tot een rechtspersoon zodat het initiatief als geheel naar buiten kan treden. In de organisatorische fase is het belangrijk om te netwerken, om mensen voor het bestuur te zoeken welke werkzaam zijn in spilfuncties om zo toegang te krijgen tot organisaties en kennisnetwerken. Dit geldt zowel naar de gemeente toe als ook provinciebreed. Contacten leggen met het plaatselijke bedrijfsleven en ondernemersvereniging zijn ook van groot belang. Wanneer de kerngroep van het duurzame initiatief is samengesteld is het van belang om een heldere doelstelling en kaders op te stellen zodat het voor buitenstaanders duidelijk is wat het duurzame dorp wil bereiken en wanneer de doelstelling bereikt moet zijn. Naast een hoofddoelstelling is het van belang om ook op inhoudelijk vlak deeldoelstellingen op te stellen. Zolang het bestuur uit vrijwilligers bestaat is het verstandig om geen termijnen vast te stellen waarop de deeldoelstellingen moeten zijn afgerond. Dit zou kunnen leiden tot extra belasting van de vrijwilligers en er mogelijk toe leiden dat mensen niet bereid zijn om zich in te zetten voor projecten. Om de informatievoorziening en communicatie goed te laten verlopen is het belangrijk om een website op te zetten. In de opstartfase is bewustwordingsproces eveneens van groot belang. Het is belangrijk om de mensen bewust te maken van het huidige energieverbruik 24
en/of bepaald gedrag. Om dit in kaart te brengen is het belangrijk om een nulmeting uit te voeren. Dit geeft ook de mogelijkheid om op een later tijdstip objectieve resultaten te kunnen bepalen. Om het bewustwordingsproces te ondersteunen is een cursus rekenen met energie een belangrijke activiteit, het geeft de mensen meer inzicht in energie. Het organiseren van informatiebijeenkomsten draagt ook bij aan het bewustwordingsproces, door mensen te informeren over de mogelijkheden tot energiebesparing of het duurzaam opwekken ervan. Tabel 1 geeft het bovenstaande chronologisch weer. Tabel 1: Stappenplan opstartfase duurzaam dorp Stappen Activiteiten 1. Onderzoek houden onder de inwoners van het dorp om te weten te komen in welke mate de verschillende aspecten van duurzaamheid bij de bevolking leven 2. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek een visie document opstellen (legitimiteit) 3. Werkgroep samenstellen, mensen zoeken in spilfuncties waardoor toegang wordt verkregen tot organisaties en kennisnetwerken. Bijvoorbeeld communicatie professionals 4. Duurzaam dorp aanmelden bij Netwerk Duurzame Dorpen 5. Voor elk relevant duurzaamheidaspect een heldere doelstelling en deeldoelstellingen formuleren en opnemen in Visiedocument 6. Berichtgeving activiteiten in lokale media 7. Website bouwen en voorzien van relevante informatie 8. Contactleggen met de gemeente om het Visie document voor te leggen 9. Duurzaam Initiatief omzetten in een rechtspersoon om legitiem naar buiten te kunnen treden 10. Objectieve en subjectieve nulmeting uitvoeren voor elk duurzaamheidaspect waar doelen voor zijn vastgesteld
Processen Organisatie / communicatie / informatie / bewustwording
Informatie / Communicatie / Vertrouwen
Organisatie / Communicatie
Communicatie / Organisatie Communicatie
Communicatie / informatie Organisatie / Communicatie / Informatie Communicatie / Vertrouwen Juridisch / vertrouwen
Communicatie / informatie/ bewustwording
Operationele fase De opstartfase gaat geleidelijk over in de operationele fase. In deze fase blijven dezelfde processen een rol spelen bij de bevordering van het draagvlak. In de operationele fase spelen communicatieprocessen een grote rol. Om de mensen steeds op de hoogte te houden is het belangrijk dat het bestuur openheid en transparantie nastreeft, door vanaf het begin notulen van vergaderingen en verslagen van informatiebijeenkomsten te communiceren naar de inwoners van het dorp. Om de legitimiteit van het initiatief te ondersteunen is het belangrijk dat ook externe organisaties zoals het Netwerk Duurzame Dorpen en de provinciale Milieu federaties zichtbaar aanwezig zijn om het duurzame dorp met specifieke kennis te ondersteunen. 25
Om betrokkenheid van de inwoners te stimuleren is het van belang om de mensen op te roepen om mee te denken met het bestuur en nieuwe ideeën aan te dragen om daarmee een actieve participatie op gang te brengen. Het bewustwordingsproces wordt ook gestimuleerd door het organiseren van een duurzame burendag. Op een dergelijke dag stellen mensen met duurzame energiesystemen hun huis open voor belangstellenden. Op deze manier kunnen mensen zich laten voorlichten door bekenden uit hun eigen dorp. Het voordeel er van is dat er dan geen commercieel belang meespeelt en dit ondersteunt het vertrouwensproces. Om het draagvlak te verhogen kunnen plaatselijke bedrijven gestimuleerd worden om te komen met acties. Het organiseren van een energiemarkt maakt het mogelijk voor plaatselijke bedrijven om zich te presenteren en te laten zien wat men op het vlak van duurzaamheid aan het dorp heeft te bieden. De mensen worden daarmee ook gestimuleerd om aankopen te doen bij de plaatselijke bedrijven. Wanneer de eerste informatieavonden hebben plaatsgevonden en een deel van de mensen uit het dorp op de hoogte zijn van het doel en de plannen van het duurzame initiatief, blijft het belangrijk om de mensen met regelmaat te informeren. Dit kan door mensen voor te lichten over hoe men energie kan besparen. Omdat met het isoleren van woningen de grootste besparing kan worden bereikt is het van belang om de mogelijkheden daartoe goed in kaart te brengen. Hiervoor kan een bebouwingsscan worden uitgevoerd om de verschillende typen woningen binnen een dorp in kaart te brengen. Vervolgens kan dan van elk woningtype een volledig uitgewerkt isolatie voorstel gemaakt worden waarin wordt aangegeven wat de isolatiekosten zijn en wat deze investering aan energiebesparing op kan leveren. Dit draagt bij aan de bewustwording en kennisniveau van de mensen in het dorp. Om dit ook ingang te kunnen zetten is het van belang dat men ook wordt voorgelicht hoe men eventueel aan een voordelige lening komt. Ook de voorlichting over de toekomst van energieprijzen kunnen het draagvlak voor de duurzame activiteiten vergroten. Het collectief inkopen van zonnepanelen draagt bij aan het draagvlak omdat men daardoor goedkoper kan inkopen en de terugverdientijd verkort. Het opzetten van een energiecoöperatie kan een grote bijdrage leveren aan het draagvlak omdat mensen het gevoel krijgen dat men meer grip krijgt op de eigen situatie en er bovendien financieel voordeel bij heeft. Hierdoor wordt het bewustwordings- en vertrouwensproces ook gestimuleerd. Organisatorische processen blijven van belang. Om het bestuur te ontlasten en de betrokkenheid van mensen in het dorp te vergroten is het van belang dat inwoners bereid gevonden worden om mee te werken aan de realisatie van activiteiten binnen een project. Hiervoor is het nodig om taken zo in te richten dat deze projectmatig kunnen worden uitgevoerd waarbij de investering zowel in tijd als in hoeveelheid werk afgebakend is. In de operationele fase is het van belang om een communicatieplan op te stellen met daarin aangegeven hoe, wie, wanneer en met welke middelen de verschillende doelgroepen binnen het dorp benaderd zullen worden om hen te motiveren tot deelname aan de duurzame activiteiten. Ook contacten met (basis)scholen zijn van belang. Door het ontwikkelen van projectjes voor scholen raken kinderen ook betrokken bij duurzaamheid. Op die manier worden ouders ook door hun kinderen beïnvloed en daardoor gestimuleerd om duurzamer te gaan leven. Tabel 2 geeft de activiteiten voor de continuering van een duurzaam dorp weer. Deze activiteiten hoeven niet noodzakelijkerwijs in onderstaande volgorde te worden uitgevoerd.
26
Tabel 2: Stappenplan continuering duurzaam dorp Activiteiten Processen Organiseren van informatiebijeenkomsten Informatie / Communicatie / Organisatie/ bewustwording Duurzame burendag organiseren Vertrouwen / informatie / communicatie/ bewustwording Berichtgeving activiteiten in lokale media Communicatie / informatie Energiemarkt organiseren Informatie / communicatie / organisatie Duurzaamheidprojecten ontwikkelen op Bewustwording / Informatie / communicatie basisscholen en voortgezet onderwijs. Experts uitnodigen voor relevante Vertrouwen / communicatie / informatie duurzaamheidaspecten Inwoners een cursus aanbieden over rekenen Informatie / communicatie / organisatie/ met energie bewustwording Aansluiting zoeken bij bestaande evenementen Communicatie om verschillende doel groepen te bereiken Bebouwingsscan uitvoeren ten behoeve van Organisatie / bewustwording / informatie / isolatie projecten communicatie Collectief inkopen zonnepanelen Organisatie / communicatie / informatie Vieren van successen Organisatie / communicatie / bewustwording Communicatieplan schrijven Communicatie / organisatie Energiecoöperatie opzetten Juridisch / organisatie / communicatie / vertrouwen
Uitbreidingsfase Bij het uitbreiden van duurzame dorpen naar andere aspecten van duurzaamheid spelen communicatie, organisatorische en bewustwordingprocessen de belangrijkste rol. Belangrijk is dat het dorp wordt geraadpleegd om te weten te komen welk duurzaamheidaspect het meest leeft binnen het dorp. Opnieuw zullen dan ook de visie en de beleidsdoelstellingen van het dorp moeten worden aangepast. Daarnaast zullen deze visie en doelstelling ook richting de gemeente gecommuniceerd moeten worden. Voor het nieuwe duurzaamheidaspect zal een heldere hoofddoelstelling moeten worden geformuleerd. Naast de hoofddoelstelling moeten er ook deeldoelstellingen geformuleerd worden om te voorkomen dat het een ‘ver van het bed show ‘ wordt en het dorp doelen heeft om naar toe te werken en om successen te kunnen vieren. Voor elk nieuw duurzaamheidaspect zal een nulmeting moeten plaatsvinden om de bewustwording te vergroten en later in het proces te kunnen evalueren of en hoe succesvol het dorp op dat specifieke aspect is geweest. De activiteiten voor het uitbreiden van een duurzaam dorp worden chronologisch weergegeven in tabel 3.
27
Tabel 3: Stappenplan uitbreiding duurzaam dorp Stappen Activiteiten 1. Eventueel nieuw onderzoek uitvoeren welk duurzaamheidaspect naast energie het meest leeft bij de inwoners 2. Visie document wijzigen 3. Voor elk relevant duurzaamheidaspect een heldere doelstelling en deeldoelstellingen formuleren en opnemen in Visiedocument 4. Objectieve en subjectieve nulmeting uitvoeren voor het nieuwe duurzaamheidaspect 5. Website aanvullen met nieuwe relevante informatie 6. Berichtgeving activiteiten in lokale media 7. Informatiebijeenkomsten organiseren 8. 9
Experts uitnodigen met betrekking tot het nieuwe duurzaamheidaspect Samenwerking zoeken met andere omliggende dorpen
Processen Communicatie / informatie / bewustwording Communicatie Communicatie / bewustwording
Organisatie / informatie
Informatie / communicatie Communicatie / informatie Informatie / Communicatie / Organisatie/ bewustwording Vertrouwen / communicatie / informatie Organisatie / communicatie
28
6. Discussie De bereidheid van jongere mensen om aan het onderzoek mee te werken was laag. Hierdoor is de verhouding tussen respondenten jonger en ouder dan 45 jaar wat scheef. Ouderen vertoonden een grotere bereidheid om mee te werken aan het onderzoek. Het gevolg is dan ook dat deze leeftijdsgroep beter vertegenwoordigd is binnen het onderzoek. Mogelijk dat dit de onderzoeksresultaten zodanig heeft beïnvloed dat er een eenzijdig beeld is ontstaan. De topics uit het interviewschema over samenwerking en sfeer in het dorp hebben naar de mening van de onderzoeker relatief vaak geleid tot het geven van sociaal gewenste antwoorden. Hierdoor geven de resultaten mogelijk een te rooskleurig beeld van de werkelijkheid. Er bestaat een groot verschil in de gepercipieerde haalbaarheid van de doelstelling tussen GrOenkerk en Hooghalen Duurzaam. Dat maakt het interessant om nader te onderzoeken wat de invloed is van de omschreven doelstelling op het creëren van draagvlak onder de inwoners van duurzame dorpen. In de huidige samenleving wordt er steeds meer van mensen gevraagd waardoor de belasting steeds hoger wordt. Kijkend naar de toekomst zullen de mensen ook steeds langer moeten doorwerken. Men kan zich afvragen hoe het vrijwilligerswerk in de toekomst zal moeten worden vormgegeven om de continuïteit van duurzame dorpen te waarborgen. Binnen deze context zou het interessant zijn om nader onderzoek te doen wat het effect zou zijn van het betalen van vrijwilligers op de drive en motivatie van die vrijwilligers. Het huidige onderzoek heeft laten zien welke processen en activiteiten het draagvlak binnen duurzame dorpen bevorderen. Daarnaast is duidelijker geworden hoe het sociale proces verloopt bij het ontstaan van draagvlak. Met dit onderzoek kunnen nieuwe dorpen hun processen en activiteiten zodanig inrichten dat het draagvlak een solide basis vormt. Ondermijnende processen en of activiteiten van binnenuit of buitenaf zullen daardoor minder kans krijgen om de positieve drive af te remmen. Een grote mate van draagvlak kan eraan bijdragen dat er een signaal vanuit gaat naar de rest van de samenleving. Steeds meer mensen zullen zich daardoor met het succes willen identificeren. Dat kan de sleutel vormen om de mogelijke weerstand om te buigen in veranderbereidheid en daardoor te komen tot een duurzamere samenleving.
29
7. Referenties Baarda, D.B., de Goede, M.P.M., Teunissen, J. (2005). Basisboek Kwalitatief Onderzoek Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek. Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff bv. Boedeltje, M. (2007). Percepties van- en draagvlak voor het proces van interactief bestuur. Geraadpleegd op 28-4-2013 van: http://doc.utwente.nl/61142/1/Boedeltje07percepties.pdf Boedeltje, M. (2009). Draagvlak door interactief bestuur: fictie of feit? Geraadpleegd op 18-5-2013 van: http://doc.utwente.nl/61079/1/thesis_M_Boedeltje.pdf Bijker, W.E., Hughes, T.P., Pinch, T.J. (1993). The Social Construction of Technological Systems. Cambridge Masschusetts: The MIT Press. Coyle, S.J. (2011). Sustainable and Resilient communities: A Comprehensive Action Plan for Towns, Cities and Regions. Uitgever Wiley. De Groot, J., Steg, L. (2009). Morality and Prosocial Behavior: The Role of Awareness, Responsibility, and Norms in the Norm Activation Model. Journal of Psychology, 149(4), 425-449. Develtere, P. (2003). Het draagvlak voor duurzame ontwikkeling: Wat het is en zou kunnen zijn. Uitgever: De Boeck, Antwerpen. Duineveld, M., Beunen, R. (2006). DRAAGVLAK: 1.130.000 hits. Een kritische beschouwing van een populair begrip. Wageningen Studies in planning, analyse en ontwerp, nr. 8. Wageningen Universiteit, Wageningen. Global Eco-village Network Europe (n.b.). What is an Eco-village? Geraadpleegd op 16-3-2013 van: http://gen-europe.org/ecovillages/about-ecovillages/index.htm Harkes, I.H.T. (2006). Fisheries co-management, the role of local institutions and decentralisation in Southeast Asia. Proefschrift. Geraadpleegd op 14-6-2013 van: https://openaccess.leidenuniv.nl/bitstream/handle/1887/4385/Thesis.pdf?... Harland, P., Staats, H. and Wilke, H. A. M. (1999). Explaining Pro-environmental Intention and Behavior by Personal Norms and the Theory of Planned Behavior. Journal of Applied Social Psychology, 29: 2505–2528. doi: 10.1111/j.1559-1816.1999.tb00123.x Hesse, F., Buder, J., Care, E., Griffin, P., Sassenberg, K. (2012). Collaborative Problem Solving. A Framework for Teachable Collaborative Problem Solving Skills. DRAFT. Geraadpleegd op 21-6-2013 van: http://atc21s.org/wp-content/uploads/2012/12/white-paper7-Framework-for-TeachableCollaborative-Problem-Solving-Skills_DRAFT.pdf Huijts, N.M.A., Molin, E.J.E., Steg L. (2012). Psychological factors influencing sustainable energy technology acceptance: A review-based comprehensive framework. Elsevier: University of Groningen International Energy Agency, (2012). International Energy Agency Nederland. Geraadpleegd op 1503-2013 van: http://www.agentschapnl.nl/programmas-regelingen/international-energy-agency-iea-nederland Messing, M. (2012). Op naar een Weconomy. Stichting energietransitie NL Geraadpleegd op 1 mei 2013 van: http://setnl.nl/wp-content/uploads/De-verandering-komt-van-onderop-8-juni-2012-1.pdf 30
Prӧpper, I. (2009). De aanpak van interactief beleid: Elke situatie is anders. Bussum: Coutinho. Tiemeijer, W.L. (2011). Hoe mensen keuzes maken De psychologie van het beslissen. Amsterdam: University Press. Topsector Energie, (2011). Energie. Geraadpleegd op 15-03-2013 van: http://www.top-sectoren.nl/energie/ Transition Towns Nederland, (2008). Welkom bij Transition Towns Nederland. Geraadpleegd op 16-32013 van: http://transitiontowns.nl/ Wiekens, C.J. (2012). Beïnvloeden en veranderen van gedrag. Amsterdam: Pearson Benelux bv Worldometers, (2013). Current World population. Geraadpleegd op 18-03-2013 van: http://www.worldometers.info/
31