Zwerfjongeren op weg naar werk
Mogelijkheden om (ex- )zwerfjongeren te begeleiden naar en op werk
Branko Hagen Afdeling Participatie en Support/Werk en Handicap Postbus 19152, 3501 DD Utrecht Telefoon: (030) 230 6590590, e-mail:
[email protected] Website: www.nizw.nl/zorg Utrecht, 13-3-2006 Het NIZW heeft deze uitgave geschreven in opdracht van ´Geef opvang de ruimte´ / Federatie Opvang
© 2006 Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn / NIZW Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op enige andere wijze zonder voorafgaande schriftelijke toestemming.
NIZW Zorg / Werk en Handicap
1
Voorwoord Voor u ligt een map met informatie over de mogelijkheden zwerfjongeren aan het werk te helpen. De vraag naar deze informatie is gekomen vanuit het project Geef opvang de ruimte, waar Aedes, de Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting en de Federatie Opvang de dragende partijen van zijn. Het project was eerst gericht op het bevorderen van doorstroom bij het wonen. Inmiddels is de aandacht verbreed naar het werken. Werk en sociale activering is niet helemaal een nieuw terrein voor opvanginstellingen, maar reïntegratie naar werk is zeker nog geen core business. Corporaties zijn over het algemeen ook niet echt thuis op het terrein van reïntegratie van werklozen naar werk, wel ondersteunen zij reïntegratie van eigen zieke werknemers. Daarom is NIZW/Werk en Handicap verzocht te beschrijven welke mogelijkheden voor werk zwerfjongeren hebben. De regionale partijen moeten met die informatie beter de weg leren kennen in de wereld van werk en maximaal gebruik kunnen maken van de (wettelijke) mogelijkheden die er zijn. Dit geldt zowel voor de regionale projecten als voor de zwerfjongere zelf. Deze map beschrijft geen methode(n) om de arbeidsmogelijkheden van zwerfjongeren te bevorderen. In deze map is het realiseren van betaald werk op de vrije arbeidsmarkt de hoofddoelstelling. Mocht dit niet lukken, dan wordt verwezen naar alternatieven. Deze ambitie is weliswaar hoog, maar de zwerfjongeren uit de projecten voldoen al aan een aantal instroomvoorwaarden waardoor werken toch haalbaar geacht wordt. Bovendien weten we uit ervaring dat ogenschijnlijk zeer moeilijk te bemiddelen doelgroepen vaker werk weten te vinden en te behouden. Bij groepen met soms overeenkomstige kenmerken van zwerfjongeren, zoals mensen met licht verstandelijke beperkingen in combinatie met (ernstige) gedragsproblemen, autisten, mensen met een GGZ-achtergrond, zijn bevredigende successen geboekt. Deze publicatie is bedoeld voor de projecttrekkers en ook voor uitvoerders die bij die projecten betrokken zijn. Vanuit zowel de corporaties als de opvanginstellingen. De map biedt hun feitelijke informatie over mogelijkheden, maar ook over- en inzicht in het veld van werk en inkomen. De spelregels in dit veld zijn beduidend anders dan het terrein van sociaal beleid, zorg en welzijn. Om de mogelijkheden optimaal te kunnen benutten moet je de weg weten. De informatie in de map is beperkt tot wat belangrijk is in het kader van mogelijkheden om zwerfjongeren aan het werk te helpen. Daarom is dit geen basisboek sociale zekerheid. Er is besloten geen informatie op te nemen over jongeren met een (potentiële) Wajonguitkering. Vooralsnog is niet duidelijk of deze informatie in de praktijk nodig zal zijn. Wij wijzen erop dat de informatie in de map aan veranderingen onderhevig is. De wereld staat niet stil en zeker de werkwereld niet. Wij hebben besloten om in de tekst te werken met verwijzingen via links. Soms betreffen het links naar informatie die interessant is om te volgen. Ook zijn er verwijzingen naar informatie die te gedetailleerd is voor deze map. Tot slot zijn er verwijzingen naar formulieren voor de aanvraag van vergoedingen.
NIZW Zorg / Werk en Handicap
2
Inhoud
1 Inleiding
2 De arbeidsmarktpositie van zwerfjongeren en wat eraan te doen is 2.1 Arbeidsmarktpositie van zwerfjongeren 2.2 Vraagkant van de arbeidsmarkt 2.3 Oplossingen om zwerfjongeren naar werk te begeleiden
3 Kennis van de wereld van werk en inkomen 3.1 Activerende sociale zekerheid 3.2 Organisatiestructuur van werk en inkomen 3.3 De gemeente en reïntegratie 3.4 Reïntegratieverantwoordelijkheid samengevat 3.5 De WWB 3.6 Welke organisaties kunnen ondersteuning bieden?
4 Instrumenten 4.1 Gemeentelijke instrumenten 4.2 Instrumenten gekoppeld aan overgang van onderwijs naar werk 4.3 Instrumenten voor werkgevers 4.4 Andere wettelijke instrumenten 4.5 Structuursubsidies 4.6 Alternatieven voor werk
5 Andere wegen naar werk
NIZW Zorg / Werk en Handicap
3
I Inleiding
De Federatie Opvang voert samen met Aedes en SEV een project uit om een duurzame bijdrage te leveren aan het verbeteren van de doorstroming in de maatschappelijke opvang. In eerste instantie was deze samenwerking gericht op wonen. Na verloop van tijd zijn de partijen tot de slotsom gekomen dat voor een succesvolle terugkeer in de maatschappij het werken niet mag ontbreken. Werk is een belangrijke basis voor integratie. De woningcorporaties zijn bereid actief bij te dragen om zwerfjongeren1 werkervaringsplaatsen aan te bieden, eventueel gecombineerd met een scholingstraject. Dit kan bij de corporatie zelf zijn, maar ook bij een partner van de corporatie. De opvanginstellingen hebben al ervaring opgedaan met sociale activering en bieden verschillende vormen van werk aan zoals werkprojecten en dagloonwerk. Maar om meer gericht te werken aan doorstroom naar de arbeidsmarkt komen andere vragen naar voren: wat is de juiste weg naar werk en welke wettelijke mogelijkheden zijn er om die weg te plaveien? NIZW is gevraagd ondersteuning te bieden bij het beantwoorden van deze vragen. Voordat NIZW hier een voorstel voor doet, zetten we dit verzoek eerst in een breder kader van werk en zwerfjongeren. Hoe zien de wegen naar werk eruit? De werkloosheid onder jongeren is een grote zorg van velen. Er wordt gesproken over een groep van 35.000 jongeren die de boot dreigt te missen en daarmee voor altijd naast de arbeidsmarkt zal staan. De overheid kent een algemene oplossing voor werkloosheid en het beperkt houden van het beroep op uitkeringen. In aanvulling daarop zijn er vele initiatieven genomen om de jeugdwerkloosheid gerichter aan te pakken. Het meest bekend hiervan is de Taskforce Jeugdwerkloosheid. Deze Taskforce heeft geen aparte organisatiestructuur opgebouwd ten behoeve van jongeren, maar heeft bestaande partijen extra gestimuleerd hun verantwoordelijkheid te nemen om jongeren aan een leerbaan of werk te helpen. Hierover later meer. De opvanginstellingen en corporaties willen ook een bijdrage leveren aan het ontwikkelen van een oplossing voor (ex-)zwerfjongeren. Welke mogelijkheden zijn er om het project Geef opvang de ruimte die extra dimensie te geven via werk? Om die mogelijkheden in beeld te brengen, kunnen we het niet afdoen met een lijst met wettelijke mogelijkheden waarmee de projecten en trajecten georganiseerd kunnen worden. Daar is echt meer voor nodig: Uitstroom naar werk is alleen mogelijk als er een in- en doorstoomfase is geweest. Dit is een proces waarbij individueel wordt toegewerkt naar een zo duurzaam mogelijke inpassing op de arbeidsmarkt waar betrokkene zich zo zelfstandig mogelijk in weet te handhaven. Dit wordt vaak een reïntegratietraject of loopbaanbegeleiding genoemd. De wijze waarop gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden van zwerfjongeren via begeleiding op methodisch niveau is niet onderwerp van deze map. Desondanks gaan we ervan uit dat: - jongeren toegeleid worden naar werk; - werkgevers jongeren aan moeten nemen. In hoofdstuk 2 gaan we in op de arbeidsmarktpositie van zwerfjongeren en wat aandachtspunten zijn voor verbetering. Om die verbeteringen tot stand te brengen is kennis van de wereld van werk en inkomen nodig en kennis van wettelijke instrumenten. Kennis van de wereld van werk en inkomen Bij het begeleiden naar werk begeef je je in de wereld van werk en inkomen. Die is ingewikkeld en het valt doorgaans niet mee om de juiste weg te vinden. Het is heel belangrijk om te weten waar de organisaties nu feitelijk voor zijn en wat ze behoren te bieden. Als je de spelregels en de spelers kent, kun je zorg dragen voor een optimaal gebruik van de mogelijkheden die er zijn. En kun je obstakels vermijden. In hoofdstuk 3 wordt samengevat weergegeven hoe de werkwereld eruitziet en functioneert. In kaders wordt uitgelicht wat hiervan direct relevant is voor de projecten en de trajecten van de zwerfjongeren. 1
In dit document zal voor de eenvoud de term zwerfjongeren worden gehanteerd voor alle jongeren die ingestroomd zijn als zwerfjongere. Tijdens het project zijn ze al (ex-)zwerfjongere en na het project hopen we ze alleen nog maar als jongere te zien.
NIZW Zorg / Werk en Handicap
4
Kennis van welke wettelijk bepaalde mogelijkheden Veel mogelijkheden kennen een wettelijke basis. Soms is dat heel concreet, feitelijk en voor heel Nederland geldend, bijvoorbeeld een bepaald belastingvoordeel. Dan weer is dat afhankelijk van decentraal beleid, bijvoorbeeld loonkostensubsidies door gemeenten. De kennis van wettelijke mogelijkheden moet de kansen op werk voor de zwerfjongeren vergroten. Het gaat daarbij niet alleen om meer geld voor projecten, maar ook om de mogelijkheden werkgevers positief te kunnen beïnvloeden. In hoofdstuk 4 geven we de wettelijke instrumenten weer die van nut kunnen zijn tijdens de ondersteuning aan jongeren en de projecten. Ook hier lichten we de meest relevante punten eruit via kaders.
NIZW Zorg / Werk en Handicap
5
2 De arbeidsmarktpositie van zwerfjongeren en wat eraan te doen is
De weg naar werk is lastig wanneer je niet voldoet aan het profiel van de werknemer dat werkgevers hanteren. Dat geldt zeker voor (ex-)zwerfjongeren. Daarom staan we kort stil bij de arbeidsmarktpositie van deze groep, de wijze waarop werkgevers personeel werven en de oplossingen die de projecten moeten bieden.
2.1 Arbeidsmarktpositie van zwerfjongeren De arbeidsmarktpositie van zwerfjongeren die in aanmerking komen voor Geef opvang de ruimte is ongunstig. Maar kansloos zijn ze zeker niet. De doelgroep van het project kent immers al enkele entree-eisen, waardoor werken niet bij voorbaat een ‘mission impossible’ is (geen ernstige belemmeringen meer, gemotiveerd en begeleidbaar). Toch kenmerkt de groep zich door: - geen (afgeronde) opleiding; - geen goede beheersing van taal (lezen en schrijven, dan wel kent alleen straattaal); - sociale vaardigheden en gedragingen die niet aansluiten bij wat algemeen aanvaard wordt (gevolg van diverse medisch-sociale problemen); - geen (relevante) werkervaring. In de praktijk gaat het natuurlijk om individuen waar maatwerk bij nodig is.
2.2 Vraagkant van de arbeidsmarkt Vanuit de vraagkant van de arbeidsmarkt, immers daar zit het werk, definiëren we voor zwerfjongeren de volgende bottlenecks: 1 Ontbreken van gevraagde competenties Werkgevers zoeken werknemers die beschikken over competenties die het bedrijf een toegevoegde waarde opleveren. Zwerfjongeren beschikken veelal niet over basale sociale competenties die een werkgever eist. 2 Toegang naar werk en vooroordelen Werkgevers selecteren in de regel volgens het principe van risicomijding. Dat leidt automatisch tot een voorkeur voor jong, wit, gezond, Nederlands, diploma, werkervaring. Zwerfjongeren beschikken vaak over meerdere kenmerken die hen bij het solliciteren automatisch uitsluiten van werk. Zelfs al zouden de feitelijke competenties wel afdoende zijn. Tegelijkertijd zijn er talloze voorbeelden van werkgevers die op individuele of projectbasis ondersteuning en kansen willen bieden om werkzoekenden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt een kans te bieden via stage of zelfs een baan. De corporaties zijn hier een voorbeeld van. Het lukt, helaas, nooit iedereen aan het werk te krijgen. Vraag en aanbod, zowel in kwalitatief als kwantitatief opzicht, zijn vrijwel nooit in evenwicht. Daardoor zal het ook niet lukken alle zwerfjongeren aan het werk te helpen. De vraag doet zich dan voor: wat zijn alternatieven voor regulier werk?
2.3 Oplossingen om zwerfjongeren naar werk te begeleiden Ontwikkelen van competenties Ervaringen met het begeleiden naar werk van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben geleerd dat ‘learning on-the-job’ het grootste rendement oplevert. Het feit dat de woningcorporaties werkervaringsplaatsen met (beroepsgerichte) begeleiding aanbieden in een echte werkomgeving, is een zeer gunstige uitgangssituatie. Om de weg naar werk mogelijk te maken is echter meer nodig. Ook moet worden nagegaan: over welke competenties beschikt een persoon, welk werk past bij hem/haar en hoe kun je competenties ontwikkelen waardoor de concurrentiekracht van betrokkene wordt vergroot? Het gaat hierbij zowel om sociale werknemersvaardigheden als beroepsvaardigheden. Het is noodzakelijk een vorm van loopbaancoaching op te starten. Anders gezegd, de werkervaringsplaats is een stap in een arbeidsintegratieproces, waarbij de verschillende activiteiten een samenhangend geheel moeten vormen.
NIZW Zorg / Werk en Handicap
6
-
ervoor (intake/plan), tijdens de werkervaringsplek (trainen/scholing/vervolgplan) en na de werkplek (doorplaatsen bij werkervaringsplaats of een andere werkgever met nazorg of jobcoaching) Zonder duidelijk plan en uitstroomgerichte activiteiten komt plaatsing op de arbeidsmarkt onvoldoende tot stand. De begeleider van de jongere moet daarom ook over de nodige competenties beschikken (beroepenkunde, arbeidsmarktkennis, kennis van arbeidsmarktinstrumenten, train- en coachvaardigheden om een klant te leren werken, scholingsaanbod, wet- en regelgeving). In hoofdstuk 3 zal verder worden ingegaan op de reïntegratieverantwoordelijkheid en welke organisaties daarbij betrokken zijn. Ook zal worden ingegaan op de wijze waarop reïntegratiediensten aangeboden kunnen worden. In hoofdstuk 4 worden enkele ondersteunende wettelijke instrumenten behandeld.
Toegang naar werk: aanbodgerichte benadering en wegnemen van vooroordelen Werkgevers blijken in de praktijk wel degelijk bereid om af te wijken van hun normale selectiegedrag. Dat vergt: - een gerichte werkgeversbenadering (individueel, aanbodgericht, maar ook welke werkgever heeft welk werk en acquisitievaardigheid), met de nadruk op wat iemand kan; - maximaal wegnemen van risico´s en belemmeringen werkgevers en ondersteuning daarbij (aanpassen van werk, risico op ziekte, begeleiding bij de specifieke problematiek van de jongere enzovoort). Soms zijn werkgevers bereid meerdere plaatsen te bieden, maar dan is het de vraag of de zwerfjongeren daar wel bij die vraag aansluiten. Uiteindelijk is het plaatsen (van zwerfjongeren) een proces van goede matching. Een werkgever ziet het zitten met een werkzoekende en tegelijkertijd moet de werkzoekende het zien zitten om het beschikbare werk bij een bepaalde werkgever te gaan verrichten. Voor een werkgever geldt primair dat hij een betrouwbare arbeidskracht zoekt die hem economisch rendement oplevert. En niet iemand waar alleen maar problemen van komen. Desondanks zijn veel werkgevers er ook wel gevoelig voor bij te dragen aan projecten voor specifieke achterstandsgroepen. Zij willen die wel, onder voorwaarden, een kans geven. Vaak gaat het om het bieden van werkervaring en de nodige specifieke begeleiding moet dan door derden met het nodige verstand worden uitgevoerd. Uiteraard zit hier ook een bepaald wel te begrijpen eigen belang bij: bijvoorbeeld een rustige buurt of een goedkope manier van werven van nieuw ingewerkt personeel. In hoofdstuk 3 wordt nader ingegaan op de risico´s die werkgevers lopen en in hoofdstuk 4 op de wettelijke mogelijkheden die risico´s te vermijden. Alternatieven voor regulier werk Wanneer regulier werk niet lukt, zijn er alternatieven zoals: - WSW-arbeid - participatiebanen - vrijwilligerswerk - beschutte dagbesteding - andere initiatieven Hierop wordt in hoofdstuk 4 teruggekomen. Het maken van trajecten In het proces van het verbeteren van de arbeidsmarktpositie van zwerfjongeren bestaan geen standaardoplossingen. Veel is afhankelijk van de motivatie van de werkzoekende, de arbeidscompetenties en het aansluiting zoeken bij een werkgever die de jongere wil aannemen, ook al vergt dat wat extra aandacht of aanpassingen. In de praktijk van de reïntegratie van moeilijke doelgroepen zien we grofweg twee scholen om tot werk te komen. Individuele trajectbegeleiding en begeleid werken. 1. Individuele trajectbegeleiding gaat uit van geleidelijke stapjes om dichter bij de arbeidsmarkt te komen. Er worden interventies gepleegd als oriëntatie, assessment, scholing, het vinden van werkervaring en vervolgens werk. Er wordt kortom toegegroeid naar werk. 2. Een andere school baseert zich op begeleid werken. Hierbij geldt als uitgangspunt van een traject dat het kwalificeren van competenties pas effectief is als die worden aangeleerd op een daadwerkelijke werkplek. Het gaat er dus om zo snel mogelijk werk te vinden en dat werk juist als middel te gebruiken om langdurig aan het werk te blijven.
NIZW Zorg / Werk en Handicap
7
Zowel in de individuele trajectbegeleiding als het begeleid werken kunnen de werkervaringsplekken van de corporaties een belangrijke rol spelen. Het is dan wel goed stil te staan bij het doel van die werkervaring in het gehele proces van reïntegratie: - assessment (wat is de potentie van iemand, waar liggen competenties en dergelijke); - een eerste kennismaking met werken (op tijd komen, opdrachten uitvoeren, dienstverlenend opstellen, samenwerken); - training (leren van beroepsgerichte vaardigheden inclusief de sociale rollen die daarbij horen). In hoofdstuk 3 en 4 komt aan de orde hoe je trajecten of onderdelen hiervan gefinancierd kan krijgen en welke wettelijke instrumenten of bepalingen er zijn om die trajecten te faciliteren.
NIZW Zorg / Werk en Handicap
8
3 Kennis van de wereld van werk en inkomen
Belang kennis wereld werk en inkomen Waarom is kennis van de wereld van werk en inkomen belangrijk om zwerfjongeren aan het werk te krijgen en te houden? Omdat het realiseren van werk afhankelijk is van de organisaties die verantwoordelijk zijn voor het bevorderen van reïntegratie. Als je weet wat zij kunnen bieden kun je ervan gebruikmaken. Maar ook kun je obstakels omzeilen. Of je nu zwerfjongeren ondersteunt of werkgevers: om te weten wat mogelijk is moet je de wereld van werk kennen. Om de wereld van werk en inkomen weer te geven, starten wij met het beschrijven van: - activerende sociale zekerheid - de organisatiestructuur
3.1 Activerende sociale zekerheid De bedoeling van ons stelsel van sociale zekerheid is dat mensen die tot de beroepsbevolking worden gerekend (18-65 jaar), zelf voorzien in hun inkomen. Alleen als dat echt niet anders kan, bestaat er de mogelijkheid terug te vallen op een uitkering. Om het beroep op de uitkering te beperken, zijn er verschillende maatregelen ingebouwd: 1. Scherpe toelatingscriteria bij een claim op uitkering (voorwaarden voor uitkering, poortwachter). 2. De plicht tot inspanningen om een beroep op uitkering te voorkomen of in duur te beperken, maar ook om ondersteuning te bieden aan hen die niet op eigen kracht de arbeidsmarkt kunnen betreden (reïntegratie en sancties). 3. Controle op de noodzaak van uitkering en het tegengaan van misbruik of oneigenlijk gebruik (handhaving). De belangrijkste uitkeringswetten In Nederland kennen we een aantal uitkeringen. Sociale verzekeringen: - in geval van werkloosheid: WW (Werkloosheidswet); - in geval van ziekte, en geen arbeidsovereenkomst: Ziektewet; - in geval van arbeidsongeschiktheid: Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering WAO) en de WIA (Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen) die bestaat uit twee regelingen: de WGA ( Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten) en de IVA (Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten). Inkomensvoorzieningen: - in geval van werkloosheid en geen inkomsten tot sociaal minimum: WWB (Wet Werk en Bijstand); - in geval van arbeidsongeschiktheid, voordat verzekering hiertegen mogelijk was: Wajong (Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten). Al deze wetten hebben bepalingen gericht op beperking van de instroom en bevordering van de uitstroom. Sociale zekerheidsuitkeringen zijn voorliggend op voorzieningen, dat wil zeggen dat eerst moet worden nagegaan of er recht bestaat op een sociale verzekering voordat een voorziening als WWB mag worden toegekend.. De WWB is het ultieme vangnet en daarom is de Wajong ook voorliggend op de WWB. Wajonguitkering in plaats van WWB Zwerfjongeren werken niet en zijn dan ook niet verzekerd voor een sociale verzekering. Met het project kunnen ze op termijn die rechten gaan opbouwen als het lukt om werk te realiseren. Wel kan het voorkomen dat een zwerfjongere al voor zijn 17e jaar als gevolg van ziekte of gebrek niet in staat was gangbare arbeid te verrichten. In dat geval zou een Wajonguitkering van toepassing kunnen zijn. Dit recht wordt niet altijd onderkend, noch de belemmeringen als gevolg van ´ziekte of gebrek´. Een Wajonguitkering is over het algemeen gesproken ´gunstiger´ dan een WWB-uitkering. Dit geldt voor de uitkering en voor de instrumenten om werk te kunnen vinden en houden.
NIZW Zorg / Werk en Handicap
9
3.2 Organisatiestructuur van werk en inkomen Meer dan alleen de gemeente Omdat zwerfjongeren over het algemeen niet werken en een WWB-uitkering ontvangen, lijkt het voldoende om alleen de gemeentelijke organisatie te bespreken. Toch komen we in de praktijk ook andere organisaties tegen en om te weten of je daar ook iets kunt halen is het belangrijk een beeld te geven van de Nederlandse organisatie van werk en inkomen. Er is namelijk een samenhang beoogd en die is vastgelegd in een wet: Structuur Uitvoering Werk en Inkomen (SUWI). Structuur Uitvoering Werk en Inkomen Om de uitkeringen te kunnen verstrekken, inclusief de preventie en reïntegratie hierbij, is een organisatiestructuur ontwikkeld die is vastgelegd in de SUWI. Deze wet bepaalt ten eerste welke publieke organisaties verantwoordelijk zijn voor het verstrekken van de uitkering en wat zij moeten doen om het beroep op de uitkering te voorkomen of terug te dringen. Daarmee is ook duidelijk dat er een relatie ligt tussen het uitbetalen van de uitkering en de reïntegratieverantwoordelijkheid. Stelregel is binnen ons bestel is daarom: wie verantwoordelijk is voor iemands inkomen is ook verantwoordelijk voor de reïntegratie. In onderstaand overzicht kun je dat terugvinden. Je gaat na wie het inkomen betaalt. Dan is gelijk duidelijk wie verantwoordelijk is voor reïntegratie. De reïntegratie wordt meestal uitgevoerd door derden, private partijen.
WWB-uitkering Sociale verzekering Wajong Loon
Wie betaalt het inkomen? Gemeente UWV UWV werkgever
Reïntegratieverantwoordelijk gemeente UWV UWV werkgever
Uitvoering privaat Reïntegratiebedrijven Reïntegratiebedrijven Reïntegratiebedrijven Arbodienst / reïntegratiebedrijf
De publieke keten bestaat uit UWV, CWI, gemeente. In zekere zin hoort de belastingdienst hier ook bij. Per organisatie worden de belangrijkste taken weergegeven: 1 UWV − Uitvoering van de sociale verzekeringen (WAO, ZW, WW, WGA, IVA) − Uitvoering van een voorziening: de Wajong − Reïntegratie voor uitkeringsgerechtigden − Werkgeversgerichte taken: berekening van premies, Wet verbetering poortwachter − Verstrekt vergoedingen voor aanpassingen op het werk van gehandicapten 2 CWI − Inschrijving werklozen en andere werkzoekenden − Algemene informatie over werk − Vacatures aanbieden − Indicatiestelling WSW − Ontslagtoets 3 Gemeente − WWB − Reïntegratie en sociale activering, ook voor niet-uitkeringsgerechtigden − WSW 4 Belastingdienst - Int sociale verzekeringspremies - Geeft belastingvoordelen en premiekortingen ter bevordering van reïntegratie
NIZW Zorg / Werk en Handicap
10
De drie belangrijkste publieke organisaties worden geacht samen te werken in een keten van diensten aan de klant (werkzoekende). UWV, CWI en gemeenten zetelen voor hun taken in de frontoffice vaak in een bedrijfsverzamelgebouw, meestel op het adres van het CWI. Proces in de publiek keten De belangrijkste keten is die voor werkenden die werkloos worden. Een met werkloosheid bedreigde persoon moet zich inschrijven bij het CWI. Daar wordt bepaald of er sprake is van eigenlijk ontslag, een WW-recht en dan loopt de aanvraag door naar UWV. Als de WW eindigt kan WWB volgen en dan gaat de uitkeringsgerechtigde van UWV naar gemeente (afhankelijk van inkomen, het vermogen van betrokkene en zijn gezin). De reden om de aanvraag voor een uitkering bij het CWI te starten is gekoppeld aan het idee dat de met werkloosheid bedreigde pas een uitkering krijgt als er op dat moment geen werk voorhanden is. Die informatie heeft het CWI, omdat het CWI ook vacatures verzamelt. Het CWI doet in de keten niet alleen de inschrijving, maar geeft ook aan wat de afstand is tot de arbeidsmarkt. Dat gaat via een fasering van 1 tot en met 4. Fase 1 houdt in dat die afstand gering is en dat verwacht mag worden dat de werkzoekende binnen een half jaar zelf werk vindt, al dan niet gebruikmakend van het vacatureaanbod van het CWI. Verwacht het CWI langdurige werkloosheid, bijvoorbeeld vanwege slechte kwalificaties of hoge leeftijd, dan geeft CWI een fase 3 af. Daarmee adviseren ze UWV of gemeente reïntegratie in te kopen. Het CWI kan ook fase 4 afgeven, wat inhoudt dat het CWI de kans op het vinden van werk binnen twee jaar niet waarschijnlijk acht. Het is aan het UWV en de gemeente hier een passende oplossing bij te zoeken. Dat kan ook in de sfeer van zorg en welzijn liggen. Soms worden uitkeringsgerechtigde fase 4 klanten na twee jaar geherindiceerd door het CWI. Op dit moment speelt het voornemen om voortaan te spreken over een A- en een B-indeling. Indeling in de A-groep houdt, net als fase 1, in dat snel hervat kan worden. Indeling in de B-groep komt vanwege diverse omstandigheden spelen, maar er speelt een risico van uitstroom die langer duurt Positie zwerfjongeren op de arbeidsmarkt en gevolg hiervan Zwerfjongeren zullen over het algemeen bestempeld worden als fase 4. Vervolgens bepaalt de gemeente wat er nodig is, waarbij vaak regulier werk niet haalbaar wordt geacht. De scheidslijn tussen fase 3 en 4 is niet erg helder, maar ook bij fase 3 maakt de gemeente uit wat eventuele vervolgacties zullen zijn. Het zal ook wel eens voorkomen dat een zwerfjongere (afhankelijk van hoe hij zich presenteert) als fase 1 klant wordt ingedeeld. Onder het motto: hij kan best werken. De kans is groot dat men zich na verloop van tijd bedenkt en alsnog de fasering bijstelt. De gemeente loopt immers het risico de uitkering langdurig te moeten uitkeren. Publiek en privaat domein in de sociale zekerheid Om de doelstellingen van onze sociale zekerheid te realiseren is er in de SUWI-wetgeving ook bepaald wat andere partijen in het private domein moeten ondernemen. In bepaalde gevallen betreft dit ook de verantwoordelijkheid voor het bieden van sociale zekerheid. Voorheen was die verantwoordelijkheid belegd bij publieke organisaties. Inmiddels is veel verantwoordelijkheid voor de sociale zekerheid in handen gekomen van werkgevers (bijvoorbeeld de loondoorbetaling bij ziekte, voorheen Ziektewet). De privatisering gaat gepaard met wettelijke bescherming, bijvoorbeeld via ontslagbescherming. Private verantwoordelijkheid voor de sociale zekerheid De privatisering geldt vooral voor werkgevers die te maken krijgen met een zieke werknemer. Werkgevers zijn verantwoordelijk voor de loondoorbetaling bij ziekte, tegenwoordig zelfs voor twee jaar. Mensen met een dienstverband komen normaal gesproken niet meer in de Ziektewet terecht (al noemen ze dat wel zo). Er is ontslagbescherming, dus zo gemakkelijk komt de werkgever niet van zijn werknemer af. Komt een werknemer na twee jaar in een arbeidsongeschiktheidsregeling, dan zal de werkgever daar extra voor moeten betalen (´Pemba-boete´ genoemd). Werkgevers kunnen beslissen zelf de WAO of WGA te betalen voor een periode van vier jaar, totaal is dat dan zes jaar. Vaak springen private inkomensverzekeraars hierop in, zoals regelmatig is te merken in de reclame via diverse media. Al deze, meestal financiële, prikkels zijn zeer groot en moeten ertoe leiden dat werkgevers er zeer veel aan doen om ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid te voorkomen en te beperken. Tevens zijn er spelregels vastgelegd in de Wet verbetering poortwachter waar werkgever, maar ook werknemer, zich aan dienen te houden bij het voorkomen van langdurige arbeidsongeschiktheid. UWV toetst die
NIZW Zorg / Werk en Handicap
11
inspanningen en kan bepalen tot maximaal een jaar extra loondoorbetaling zolang de benodigde inspanningen niet zijn verricht. Omdat de werkgever geen aanstellingskeuringen mag doen (op een klein aantal uitzonderingsituaties na) kan ook langs deze weg het risico niet worden onderzocht. Daarom is een gat in een cv al verdacht. Ook bij de werkloosheid zien we een vorm van privatisering. De overheidswerkgever is eigen risicodrager in geval van werkloosheid. Zij betalen dus zelf de werkloze werknemers en niet het UWV. Deze werkgevers hebben er dus ook zelf financieel belang bij om hun overtollige medewerkers snel ander werk aan te bieden of te (laten) bemiddelen naar een andere werkgever. Zwerfjongeren in een geprivatiseerde sociale zekerheid De privatisering van verantwoordelijkheden in de sociale zekerheid is van belang voor de zwerfjongeren omdat werkgevers zeer risicomijdend zijn geworden bij het aannemen van personeel. Een zwerfjongere kan worden gezien als een risicofactor. Dit is veelal gebaseerd op een vooroordeel, maar vaak is er ook sprake van een verleden met verslaving of psychiatrie en zijn de gevolgen daarvan merkbaar. Naast arbeidsrechtelijke verplichtingen die gelden bij een arbeidsovereenkomst, kan er ook sprake zijn van risico door uitval bij ziekte. Neem je iemand aan die ziek wordt, dan kost dat een werkgever in de ongunstige situaties wel meer dan anderhalve ton. Daarom bestaat er ook een no-riskpolis wanneer de werkgever iemand aanneemt met bijvoorbeeld een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Er wordt op dit moment ook geëxperimenteerd met een dergelijke no-riskpolis voor jongeren. Hier komen we op terug bij de instrumenten. Private uitvoering van sociale zekerheid Ook het kabinetsbeleid heeft ingezet op marktwerking in de uitvoering van de sociale zekerheid. Daarom zijn er de afgelopen jaren Arbodiensten en reïntegratiebedrijven gekomen. Zij voeren activiteiten uit die voorheen door publieke instanties werden uitgevoerd. Er zijn wel eisen gesteld aan die private bedrijven, en als het gaat om het contracteren van deze bedrijven door publieke financiers ook wettelijke spelregels. We brengen in herinnering dat ons stelsel zich richt op werk. Wanneer het private domein verantwoordelijk is voor reïntegratie, kunnen zij zich daarin laten bijstaan door private bedrijven. Meestal zijn dat Arbodiensten of reïntegratiebedrijven die een werknemer helpen het werk te hervatten. Het UWV mag deze diensten niet verrichten, omdat zij ook moeten toetsen of de reïntegratieinspanning wel afdoende is geweest. UWV is de poortwachter en beperkt hiermee instroom, of afwenteling, naar de collectieve uitkeringen. Wanneer iemand op enig moment onder de verantwoordelijkheid valt van het publieke domein, dan zal vanuit die verantwoordelijkheid ondersteuning gegeven moeten worden om tot reïntegratie te komen. Dit geldt dan vooral voor UWV en de gemeente. Het CWI kent slechte een beperkte algemene functie van voorlichting en eenvoudige matching van werkzoekenden met vacatures. UWV en gemeenten hanteren een verschillende benadering van reïntegratie. Gemeenten hanteren zeer verschillende uitgangspunten bij hun reïntegratiebeleid. Zwerfjongeren en private en publieke ondersteuning naar werk In de uitvoering van het vinden van werk voor zwerfjongeren is er sprake van een private markt, ook wel de reïntegratiemarkt genoemd. Hierbij is de gemeente over het algemeen de publieke opdrachtgever. Het CWI heeft als het gaat om de formele taken betrekkelijk weinig te bieden omdat zwerfjongeren wel achterstand hebben op de arbeidsmarkt. Inschrijven moet en vacatures inzien is een mogelijkheid, maar zwerfjongeren hebben meer baat bij een individuele aanbodgerichte benadering van werkgevers.
3.3 De gemeente en reïntegratie De gemeente heeft er belang bij wanneer het beroep op de WWB afneemt. Hierop zal verder worden ingegaan bij de bespreking van de WWB. Omdat het hier gaat over ´wie doet wat en hoe moeten ze dat doen´, staan we stil bij een aantal onderwerpen dat van belang kan zijn bij de uitvoering van de projecten voor zwerfjongeren en de jongeren zelf. Uit- en aanbesteding en inkoop
NIZW Zorg / Werk en Handicap
12
Gemeenten hoeven de reïntegratie niet uit te besteden (sinds kort). Dat wil zeggen dat zij ook kunnen besluiten de uitvoering zelf ter hand te nemen. De verwachting is toch dat veel werkgevers werk blijven aanbesteden. Gemeenten dienen bij aanbesteding wel regels in acht te nemen: - EU-regels met betrekking tot aanbesteding Reïntegratiediensten vallen onder diensten die aanbesteed moeten worden. Het voert te ver om hier uitgebreid in te gaan op de aanbestedingsregels. Die zijn vooral het belangrijkste voor degene die aanbesteedt. Via deze link is een volledig zicht te krijgen op de EU-richtlijnen zoals die nu gelden http://www.ez.nl/content.jsp?objectid=36556 . Het is vooral zaak dat gemeenten zich aan deze regels houden, anders kunnen zij hun uitgaven niet goed verantwoorden en lopen zij risico´s op procedures. Voor partijen die meedoen aan een aanbesteding geldt dat zij geen prijsafspraken mogen maken en dergelijke. - SUWI-regels De volgende verplichtingen zijn wettelijk vastgelegd in het Besluit SUWI (4.1): http://www.stab.nl/wetsuwiorbs.htm . In het kort samengevat en in eigen woorden, zijn de eisen dat er sprake moet zijn van een schriftelijke overeenkomst met reïntegratiebedrijf, deskundige persoon of een Arbodienst, waarin geregeld is dat zij verplicht zijn: o alle gegevens en inlichtingen over werkzaamheden op verzoek aan het UWV te verstrekken, voorzover dit noodzakelijk is voor de uitkering; o een privacyreglement te hebben en te overleggen; o over een klachten- en geschillenregeling te beschikken; o toegang tot en inzage te geven in alle gegevens die een accountant nodig heeft in verband met verantwoording aan het Rijk; o op verzoek van de opdrachtgever een accountantverklaring te overleggen; o bij inschakeling van een onderaannemer er als opdrachtnemer voor zorg te dragen dat eerder genoemde verplichtingen tevens van toepassing zijn voor die onderaannemer.
Werk, sociale activering, welzijn en dagbesteding Voor fase 4 klanten kan ook sociale activering worden ingezet. Op dit terrein heeft de opvangsector al meer ervaring opgedaan. Daarnaast kennen gemeenten het welzijnswerk en bestaat er ook nog de AWBZ, waarmee dagbesteding kan worden ingevuld voor gehandicapten. Over het algemeen kun je zeggen dat gemeenten welzijn loskoppelen van de vraag over doorstroom van niet-werken naar meer kans op de arbeidsmarkt. Sociale activering vanuit de dienst SZW 2 stelt werk centraler. Of gericht op doorstroom of als alternatief voor betaald werk. De AWBZ, de activerende en ondersteunende begeleiding betreft soms dagbesteding met een arbeidsmatig karakter.
3.4 Reïntegratieverantwoordelijkheid samengevat De weg naar werk en reintegratieverantwoordelijkheid 1 Zwerfjongeren met een WWB-uitkering moeten voor hun reïntegratie-ondersteuning bij de gemeente zijn. 2 Jongeren met een eventuele andere uitkering moeten bij het UWV zijn. 3 Een jongere met een zwerversachtergrond wordt door werkgevers als risico gezien. Dit is zowel van belang voor de corporaties als voor de werkgever waar de zwerfjongere gaat werken. 4 Wanneer de projecten gebruik willen maken van reïntegratiemiddelen, krijgen ze te maken met voorwaarden die wettelijk zijn bepaald. We herhalen hier nogmaals de stelregel is binnen ons bestel: wie verantwoordelijk is voor iemands inkomen is ook verantwoordelijk voor de reïntegratie. In onderstaand overzicht kun je dat terugvinden. Je gaat na wie het inkomen betaalt. Dan is gelijk duidelijk wie verantwoordelijk is voor reïntegratie. De reïntegratie wordt meestal uitgevoerd door derden, private partijen. 2
SZW is de afkorting van sociale zaken en werkgelegenheid. Voor dergelijke diensten zijn vele namen en afkortingen in omloop, zoals dienst werk en inkomen en ook gemeentelijke sociale dienst wordt nog wel gebruikt. Wij hanteren hier SZW.
NIZW Zorg / Werk en Handicap
13
WWB-uitkering Sociale verzekering Wajong Loon
Wie betaalt het inkomen? Gemeente UWV UWV werkgever
Reïntegratieverantwoordelijk gemeente UWV UWV werkgever
Uitvoering privaat Reïntegratiebedrijven Reïntegratiebedrijven Reïntegratiebedrijven Arbodienst / reïntegratiebedrijf
Voor mensen met een dubbele inkomenssituatie geldt meestal dat loon gaat boven sociale verzekering en sociale verzekering gaat boven voorziening. Bijvoorbeeld iemand met een kleine WAO-uitkering ontvangt ook WWB. In eerste instantie is UWV aan zet. Er zijn ook een paar uitzonderingen op de regel: - Jongeren onder de 18 jaar met een structurele en functionele beperking (ziekte/gebrek) hebben geen uitkering, maar vallen wel onder de verantwoordelijkheid van UWV. - Uitkeringsgerechtigden (herintreders) en mensen met een Algemene nabestaanden uitkering vallen niet onder de gemeente. - Geïndiceerden voor de WSW, ongeacht uitkering, vallen onder de verantwoordelijkheid van de gemeente.
Zwerfjongere niet altijd gemeente-klant voor werk en inkomen Het kan gebeuren dat er een UWV-klant (met handicap, onder de 18 jaar, met Wajong- of andere arbeidsongeschiktheidsuitkering) het project instroomt. Op dat moment is afstemming met UWV aan de orde.
3.5 De WWB De WWB garandeert dat eenieder, dan wel zijn leefeenheid, kan terugvallen op een sociaal minimum. De gemeente is verantwoordelijk voor de WWB en daarmede tevens verantwoordelijk voor de reïntegratie van mensen die WWB ontvangen. De werking van de WWB De WWB heeft in zijn systematiek een stevige financiële prikkel voor de gemeente om daadwerkelijk de instroom te beperken en de uitstroom te bevorderen. Met de WWB krijgt de gemeente jaarlijks een vast bedrag om alle bijstandsuitkeringen te betalen. Dit wordt het i-deel genoemd, met de i van inkomen. Indien een gemeente in een jaar een tekort heeft, zal zij dat elders op de gemeentebegroting moeten zien te compenseren. Houdt zij geld over op het i-deel, dan mag zij dat naar eigen inzicht besteden. De norm voor de hoogte van de bijstandsuitkeringen is wettelijk verankerd en een zaak van de centrale overheid. Naast het i-deel heeft de gemeente een jaarlijks budget om kosten te maken die de instroom beperken en de uitstroom bevorderen. Dit wordt het w-deel genoemd, met de w voor werk. Houdt de gemeente hier geld over, dan dient zij dit terug te storten aan het rijk. Overigens bestaat er ruimte om met dit budget te schuiven. Een deel van het budget van een jaar kan verschoven worden naar het volgende jaar. Ook kan een deel van het budget van een volgend jaar naar een eerder jaar worden verschoven. Enkele wezenlijke elementen uit de WWB Decentralisatie van beleid gericht op reïntegratie In de WWB staat decentralisatie van beleid centraal. Gemeenten mogen voor een zeer belangrijk deel zelf uitmaken hoe ze het werkdeel besteden. Zij moeten het budget wel besteden aan de doelstellingen van de WWB en mogen het geld ook niet steken in de uitvoeringskosten van de WWB (het gemeentefonds). Ook moeten gemeenten zich houden aan de EU-richtlijnen over aanbesteding. Het gaat met de huidige WWB-systematiek ook niet aan de gemeenten voor te schrijven waar ze hun geld aan moeten besteden. Zij dragen zelf de consequenties als er overschrijdingen zijn, maar kunnen ook zelf profiteren bij het realiseren van onderbesteding.
NIZW Zorg / Werk en Handicap
14
Afspraken tussen gemeente en klant Een heel belangrijk principe van de activerende WWB is dat de uitkeringsgerechtigde een individuele afspraak moet hebben met de gemeente. In ruil voor de uitkering moet de betrokkene een tegenprestatie leveren. Deze prestatie staat in beginsel in het teken van uitstroom uit de bijstand. Van de gemeente mag worden verwacht dat ze betrokkene ook de noodzakelijke ondersteuning biedt. Uiteraard binnen grenzen omdat het budget van het werkdeel uitputbaar is. In de WWB wordt expliciet sociale activering genoemd. Hieronder wordt verstaan: het verrichten van onbeloonde maatschappelijk zinvolle activiteiten gericht op arbeidsinschakeling of, als arbeidsinschakeling nog niet mogelijk is, op zelfstandige maatschappelijke participatie. Sociale activering kan daarom ook deel uitmaken van de afspraken die de gemeente met een klant maakt. Voor alle duidelijkheid: een recht op reïntegratie bestaat niet in Nederland. Wel moet de gemeente altijd enige vorm van minimale ondersteuning bieden. Om budgettaire en efficiencyoverwegingen zal niet iedereen krijgen wat hij wil of wat nodig is. Reïntegratiebeleid De gemeente moet haar beleid vastleggen en per verordening bepalen welke voorzieningen zij ter beschikking stelt om klanten te ondersteunen. Hiermee is ook gewaarborgd dat de gemeenteraad democratische controle uit kan oefenen op het beleid van de gemeente. Cliëntenparticipatie Gemeenten zijn verplicht cliëntenparticipatie te organiseren. Zij dienen dit per verordening vast te leggen. Het komt er meestal op neer dat er enige vorm van advies of overleg is met betrekking tot het vaststellen van beleid dat de gemeente wil voeren. Algemeen geaccepteerde arbeid De norm van arbeid is algemeen geaccepteerde arbeid. Passend in de zin van opleidingsniveau en dergelijke bestaat niet. Al het werk op het wettelijk minimumniveau moet worden aanvaard. Vrijstelling van zoeken naar werk Vrijstelling van het zoeken naar werk is op het niveau van groepen niet (meer) mogelijk. Slechts op basis van individuele omstandigheden kan dit worden toegestaan. Ouderen en zieken hebben niet meer een automatische reden om vrijgesteld te worden van het zoeken naar werk. Overigens kent de WWB een bepaling waarbij de behandeling van een ziekte kan worden afgedwongen. Belang WWB en uitvoering gemeente voor zwerfjongeren Voor zwerfjongeren uit het project geldt dat zij over het algemeen een WWB-uitkering zullen hebben en de gemeente verantwoordelijk is voor hun reïntegratie. Daarmee zou de gemeente bereid moeten zijn om te investeren in de reïntegratie van de jongeren. Of zij dat doen, hangt echter af van de volgende zaken: - Een beleidskeuze: men wil een project daartoe steunen en is ook bereid afgesproken steun te geven. - Een keuze van de casemanager die voor de betreffende jongere het gedane aanbod als zinvol en passend inschat. - Mocht een gemeente het niet zien zitten om een project van Geef opvang de ruimte te steunen, dan is er politieke invloed mogelijk en kan de cliëntenraad mogelijk invloed uitoefenen.
Reïntegratie in de praktijk Omdat de gemeente verantwoordelijk is voor uitkering en reïntegratie, moeten de regionale projecten hun werkzaamheden afstemmen op het beleid van de gemeente en op de casemanager van de zwerfjongere. De gemeente kan veel steun geven aan het project, maar ook obstakels opwerpen. Het is over het algemeen verstandig afspraken met SZW te maken over instroom in het project, eventuele in- of uitsluitingscriteria die hierbij van toepassing zijn en de facilitering door de gemeente. Wanneer dat voor het project is vastgelegd kunnen de zwerfjongeren veel sneller en eenvoudiger de support krijgen die het project nodig zal hebben. Zonder afspraken vooraf bestaat het risico dat bijvoorbeeld een SZW-casemanager een andere keus wil maken. Of geen mogelijkheden heeft om een jongere de
NIZW Zorg / Werk en Handicap
15
mogelijkheden te bieden die het project wil realiseren. Nog beter is het om een aanspreekpunt te hebben dat vanuit SZW verantwoordelijk is voor de support van het project. Tegelijkertijd wijzen we erop dat de gemeente voor het maken van afspraken over instroom in de projecten ook voorwaarden kan stellen. Zeker wanneer het ook de bedoeling is dat er moet worden meebetaald aan de projecten. Naast de wettelijk vastgelegde eisen die gelden bij inschakeling van een reïntegratiebedrijf (zie hiervoor: ‘Uit- en aanbesteding en inkoop´) zullen gemeenten als publieke inkoper eisen stellen aan producten en diensten, tarieven, individuele en groepsrapportages voordat zij diensten inkopen of vergoeden vanuit het project. Inkoop in de praktijk Ondanks alle verschillen die er zijn, stellen gemeenten over het algemeen een reeks van eisen aan bedrijven aan wie zij reïntegratie willen gunnen. Vooral de grotere gemeenten hebben de neiging vast te houden aan een inkoopbeleid via aanbestedingen. Zij werken met spelregels die dan ook voor de projecten gelden of besteden ook trajecten voor dak- en thuislozen uit. Die gemeenten achten het wenselijk aan te besteden omdat zij hierdoor uiteindelijk een hogere effectiviteit denken te kunnen realiseren. Maar ook wanneer gemeenten buiten aanbestedingen om opdrachten gunnen, zullen zij standaarden hanteren die horen bij een professionelere manier van dienstverlening inkopen. Wanneer je als project probeert afspraken te maken, zullen er waarschijnlijk een aantal eisen worden gesteld die nogal wat vragen van de projecten. Bekijk eens een bestek vat jouw gemeente. In ieder geval verzoekt men vaak om gegevens die ook zwaar worden gewogen bij de gunning. Meestal gaat het om ervaringsgegevens met het plaatsen in werk van een vergelijkbare doelgroep, bij voorkeur gekoppeld aan een uitgevoerd contract. Het gaat dan vaak over: o plaatsingspercentages (verschillende definities komen voor); o uitvalpercentages (na intake of tijdens het traject); o bedrijfsgegevens (men wil alleen met gezonde bedrijven in zee en vraagt om diverse verklaringen); o kwalitatieve informatie zoals. kennis van de doelgroep kennis van de arbeidsmarkt methodiek van werken kwaliteit van het personeel (opleidingen, scholingsbeleid). Tot slot kent het bestek (of daarbijgevoegd contract) voorwaarden, zoals de wijze waarop wordt gefinancierd. Gemeenten hanteren over het algemeen een of andere vorm van outputfinanciering om de opdrachtnemer maximaal te stimuleren tot een resultaat. Over het algemeen hanteren gemeenten geen no-cure-no-paycontracten, maar wel less pay of een bonus- of malussystematiek. Vaak wordt ook gevraagd of de aanbieder een kwaliteitssysteem heeft en wordt ook gevraagd om het Borea-keurmerk. Borea is de brancheorganisatie van reïntegratiebedrijven, zie www.borea.nl Afwegingen bij het betreden van de reïntegratiemarkt Dat zwerfjongeren niet zonder extra ondersteuning aan het werk komen (en dan voor enige tijd) is aannemelijk. De vraag is welke bijdrage je daarin als instelling of corporatie op je wilt nemen. Het totaal aan reïntegratiedienstverlening vergt het nodige aan kennis en kunde en de vraag is of je zwerfjongeren helpt door het ‘erbij te doen´. Voor de opvanginstellingen zijn er de volgende alternatieven: Alternatief A Ontwikkeling van een reïntegratiebedrijf Wie kent de doelgroep beter dan de opvanginstelling zelf? En hoe kun je er beter voor zorgen dat (begeleiding rond) wonen en werken in één plan samenvallen dan dit door je eigen instelling op te laten pakken? Deze afwegingen zijn zeker waar en wegen ook zeker mee voor de gemeente. Toch zijn er ook redenen juist af te zien van het ontwikkelen van reïntegratiedienstverlening: - Het uitvoeren van reïntegratie is een activiteit waar meer bij komt kijken dan kennis van de doelgroep. Kennis van beroepen, zicht op de arbeidsmarkt, identificeren van competenties en hoe die ontwikkeld kunnen worden, een goede benadering van en begeleiding aan werkgevers en dergelijke vergen een bepaalde mate van specialisatie. Die moet worden opgebouwd en ontwikkeld. - De reïntegratiemarkt is een aparte markt en bovendien erg grillig. De zekerheid van opdrachten is betrekkelijk, er moet altijd ruimte zijn voor een nieuwkomer. Investeringen in de kwaliteit van diensten zijn daarom onzeker. - Er zijn financiële risico´s aan verbonden die een forse impact kunnen hebben op je organisatie.
NIZW Zorg / Werk en Handicap
16
-
Het is de vraag of gemeenten een opvanginstelling wel zien als een geschikt reïntegratiebedrijf. Een opvanginstelling is uiteindelijk toch een hulpverleningsorganisatie en bij werk komen andere dingen kijken.
Alternatief B Samenwerking met een reïntegratiebedrijf Een ander alternatief is samenwerking met een reïntegratiebedrijf. Het reïntegratiebedrijf kan samen met een opvanginstelling een geloofwaardig aanbod doen en ook voldoen aan bepaalde lastige voorwaarden. Het komt regelmatig voor dat gemeenten expliciet de voorkeur uitspreken voor een combinatie. Zij dwingen de reïntegratiebedrijven in zekere zin om met een ´zorginstantie’ te gaan samenwerken. In de rollen zoals de gemeente die dan ziet gaat men uit van de schoenmaker-hou-je-bij-je-leest-formule. Er bestaat een zekere vrees dat de zorginstantie onvoldoende tot uitstroom naar werk zal komen (hulpverlening laat niet los). Ook geldt bij gemeenten dat zij zorginstellingen voor basale ondersteuning willen houden en in een veilige zone willen houden. Een reïntegratiebedrijf mag het loodje leggen, maar de structuur in de opvang mag niet worden geschaad door avonturen met reïntegratie. De projecten kunnen er ook voor kiezen zelf een reïntegratiebedrijf te zoeken dat bereid is samen te werken op een manier die aansluit op wat de instelling (en corporatie) wil. Er zijn reïntegratiebedrijven met ervaring in (zeer) moeilijke doelgroepen (zie bijvooreeld www.Borea.nl of RWI: www.reintegratiemonitor.nl ). De meeste van die bedrijven kunnen voldoen aan de eisen die opdrachtgevers in de publieke markt stellen en hebben hiervoor mogelijk relevante en enigszins vergelijkbare ervaringsgegevens tot hun beschikking. Nadeel van samenwerking met een reïntegratiebedrijf is dat dit investeringen vergt zonder dat zeker is dat dit leidt tot opdrachten van de gemeente. De markt is grillig. Alternatief C Gezamenlijke casemanager met gemeente De opvanginstellingen kunnen er ook voor kiezen samen met de gemeente het casemanagerschap vorm te geven. Is er werk nodig, dan wordt samen bekeken welke mogelijkheid het beste past bij de jongere en de vinger aan de pols gehouden. Als sterk punt voor de opvanginstelling geldt dat deze de jongere veel beter kent en ook begeleidt op andere levensgebieden (bijvoorbeeld wonen). Om er voor te zorgen dat diensten door anderen goed passen bij de jongere en de begeleiding ook aansluit bij andere begeleidingstrajecten, is een voor deze doelgroep kundige casemanager hard nodig. Het is overigens ook denkbaar dat de gemeente het casemanagerschap voor het grootste deel uitbesteedt aan de opvanginstelling. Voordeel van alternatief C is dat de begeleiding van de jongere meer continuïteit en kwaliteitsborgen kent. Theoretische kan deze aanpak ertoe leiden dat jongeren ondersteuning van experts op andere terreinen kunnen krijgen, waar de casemanager van de opvanginstelling op kan toezien. Deze positionering staat op gespannen voet met het zelf aanbieden van trajectbegeleiding en aanbieden van werkbegeleiding georganiseerd doro de instellingen zelf. Inspelen op wensen van de gemeente Of je nu een reïntegratiebedrijf wilt worden of juist niet, voor elk alternatief geldt dat er goed gecommuniceerd moet worden met de gemeente. Goede afspraken om draagvlak te krijgen voor trajecten van de zwerfjongeren naar werk. Hoe aannemelijker de kans op uitstroom is, des te groter de kans dat de gemeente mee gaat denken. Op dit moment is het klimaat ook gunstiger aan het worden om aandacht te geven voor klanten met een moeilijke positie op de arbeidsmarkt. Gemeenten krijgen steeds meer te maken met het ‘granieten bestand’ (moeilijke groepen) en zijn bereid daarin te investeren als dat ook tot oplossingen leidt. Uiteraard helpt het wanneer projecten worden ondersteund vanuit de gemeentelijke afdelingen of directies waar sociaal beleid onder valt. Nog mooier is het als de wethouder zich achter de plannen schaart, mede gesteund door de wethouder die over het wonen gaat. Op dat terrein kunnen de corporaties met hun bijdrage ook vertrouwen winnen. Aan dergelijke collegiale belangstelling kan een wethouder van SZW niet voorbij. Duidelijk is dat er tussen gemeenten grote verschillen bestaan in hoe zij zich organiseren, hoe zij beleid maken en uitvoeren. Toch noemen we nog een aantal zaken die van belang zijn om te weten en kunnen helpen bij het bewandelen van de juiste weg.
NIZW Zorg / Werk en Handicap
17
−
−
−
Veel grote gemeenten hebben werk en inkomen apart georganiseerd bij de afdeling SZW. Middelgrote en kleine gemeenten hebben ook wel eens zorg en welzijn aan toegevoegd. Sociaal beleid staat vaak los van SZW. Het fenomeen van centrumgemeenten uit de opvang kent men in WWB-land niet. Gemeenten krijgen een eigen budget en gaan geen kosten voor anderen dragen. Wel werken gemeenten soms samen op het terrein van de uitvoering. Kleinere gemeenten besteden dan het werk uit aan een SZW-organisatie of stemmen hun beleid af. Dit bespaart kosten. Bij gemeenten kun je een aantal terreinen onderscheiden: beleid, inkoop en uitvoering. Soms vallen deze onder één directie, maar niet altijd. Dit is belangrijk bij het verkrijgen van commitment. Wanneer een onderdeel van de gemeente het project niet steunt kun je daar last van hebben.
3.6 Organisaties die ondersteuning kunnen bieden Welke organisaties kunnen ondersteuning bieden? Het CWI Het CWI zal over het algemeen weinig ondersteuning bieden aan zwerfjongeren. Het heeft vacatures, maar of die echt toegankelijk zijn voor zwerfjongeren is twijfelachtig en ondersteuning aan moeilijk bemiddelbare doelgroepen ligt niet bij het CWI. Natuurlijk kun je het CWI bezoeken voor de volgende zaken: - vacatures, bijvoorbeeld als onderdeel van de oriëntatie op werk of tegen het einde van het traject wanneer de zwerfjongere al een concurrentiepositie heeft op de arbeidsmarkt; - inschrijving is verplicht, niet alleen voor de uitkering maar ook voor reïntegratieondersteuning; - indicatiestelling WSW; - indicatiestelling premiekorting en no-riskpolis (zie hoofdstuk 4). Het UWV Wanneer UWV reïntegratieverantwoordelijkheid is, kan UWV van belang zijn voor de toeleiding naar werk. Dat is hier buiten beschouwing gelaten. Maar UWV is ook van belang voor de bemiddeling van zwerfjongeren omdat het met alle werkgevers en werknemers contact heeft. - UWV kan voor mensen met een functiebeperking, ook als zij voorafgaand aan het dienstverband een WWB-uitkering ontvingen, diverse kosten vergoeden (zie hoofdstuk 4). - UWV is poortwachter van de arbeidsongeschiktheid, waar werkgevers primair verantwoordelijk zijn voor reïntegratie.
NIZW Zorg / Werk en Handicap
18
4 Instrumenten die kunnen bijdragen aan werk
Er zijn in Nederland heel wat wettelijke instrumenten en mogelijkheden die zijn gericht op het verbeteren van arbeidsmarktproblemen. Hieruit is een selectie gemaakt van voor de projecten meest relevante instrumenten. Dat wil zeggen: welke instrumenten kunnen bijdragen aan werk voor zwerfjongeren? Over het algemeen zijn de hier genoemde wettelijke instrumenten bedoeld om de werkzoekenden een meer concurrerende positie op de arbeidsmarkt te geven en de werkgever te beïnvloeden om werkzoekenden aan te nemen. In veel situaties zijn de instrumenten financiële prikkels: vergoedingen van kosten of zelfs een extra beloning. Maar ook bescherming tegen financiële nadelen. Uiteraard bestaan er ook bepalingen gericht op werkzoekenden die weigeren mee te werken aan reïntegratie. Voor hen gelden sancties die hun recht op een (volledige) uitkering beïnvloeden, maar daar gaan we hier niet op in.
4.1 Gemeentelijke instrumenten om zwerfjongeren aan het werk te helpen Instrumenten voor bijstandsgerechtigden Specifieke instrumenten om werk te zoeken zijn in de WWB niet beschreven. De gemeente heeft de volledige vrijheid om zelf de toeleiding naar werk vorm te geven. Een gemeente kan dergelijke instrumenten wel in een verordering vastleggen, maar dit moet je in je eigen gemeente achterhalen. Ook scholing is, ondanks het grote belang dat iedereen daaraan hecht, een instrument waar geen beroep op kan worden gedaan. Dit betekent dat de gemeente de inzet van dergelijke instrumenten vaak koppelt aan contracten die zij afsluit met reïntegratiebedrijven. We zien dat de kosten van scholing onderdeel zijn van de trajectprijs. Ook zien we dat er aparte contracten bestaan voor mensen met een scholingsnoodzaak. Conclusie is dat gemeenten zelf beleid en instrumenten kunnen bepalen voor haar inwoners. Of er nu wel of geen instrumenten aan zijn te vragen, de gemeente is verantwoordelijk voor de reïntegratie en zal in haar eigen belang ook instrumenten willen inzetten als dat bijdraagt tot uitstroom. Loonkostensubsidie / gesubsidieerde arbeid Buiten de WSW bestaat er in Nederland geen wettelijke regeling voor gesubsidieerd werk. Soms werken mensen nog in dergelijke banen, maar nieuw gesubsidieerd werk is een zaak geworden van de gemeente. Inmiddels zijn sommige gemeenten wel weer begonnen met loonkostensubsidie te introduceren. Vaak beperkt men zich tot een bepaalde groep en is de subsidie tijdelijk. De subsidie moet de definitieve uitstroom naar werk ondersteunen. In de periode dat met subsidie wordt gewerkt zal de arbeidsproductiviteit van de werknemer op een voor de werkgever acceptabel peil gebracht moeten zijn. Gemeenten kennen verschillende normen voor toekenning van loonkostensubsidie. Ook is de hoogte en duur verschillend. Werken met behoud van uitkering Werken met behoud van uitkering kan zeer nuttig zijn om een werkzoekende de tijd te geven te leren wennen aan werk en een aantal vaardigheden aan te leren op een echte werkplek. Maar ook de werkgever kan in die periode een potentiële werknemer volgen en als die bevalt aannemen. Aannemen van nieuwe mensen die je nog niet eerder hebt zien functioneren brengt risico´s met zicht mee. Daarmee is werken met behoud van uitkering vooral bedoeld als een opstap naar een reguliere baan. Werken met behoud van uitkering is niet wettelijk geregeld en is toegestaan. Maar werken met behoud van uitkering kent wel grenzen. 1 Het moet in het teken staan van doorstroom naar werk. Onbetaald werken alleen, terwijl er wel sprake is van substantiële productiviteit mag daarom een WWB’er niet worden opgelegd. 2 Het mag niet leiden tot concurrentievervalsing. Als het werk is en de ´werknemer´ verricht dat werk afdoende, zal de werkgever moeten betalen. 3 Arbeidsrechtelijk loopt de werkgever risico wanneer een persoon langer dan twee jaar bij een werkgever werkt met behoud van uitkering. De kans is groot dat de persoon bij de rechter een dienstverband kan opeisen.
NIZW Zorg / Werk en Handicap
19
Over het algemeen wordt een termijn van een half jaar gehanteerd, maar twee jaar wordt wel gezien als een uiterste. Overigens is het belangrijk werken met behoud van uitkering te melden bij de uitkeringsinstantie. Het UWV heeft wel een helder beleid over werken met behoud van uitkering, dat zij overigens proefplaatsing noemt. Er is een voorwaarde van het UWV die ik hier noem omdat die ook relevant is voor de projecten voor zwerfjongeren. UWV hanteert de voorwaarde dat de werkgever verplicht is een aansprakelijkheids- en een ongevallenverzekering af te sluiten. De meeste werkgevers hebben een dergelijke verzekering met inbegrip van stagiaire en dergelijke. Het kan geen kwaad hierop te letten. Je loopt anders het risico dat de jongere of de projectpartners verantwoordelijk worden gesteld voor eventuele schade. Overigens geldt bij UWV een maximale periode van drie maanden en voor jongeren 6 maanden. Inkomsten en vergoedingen naast de WWB-uitkering Er zijn ook enkele stimulerende instrumenten in de vorm van financiële beloningen wanneer de betrokkene zich goed inspant. - De gemeente kan een jaarlijkse eenmalige stimuleringspremie geven van maximaal € 2054,per kalenderjaar (onbelast) om de inspanningen van betrokkene om te reïntegreren te belonen. - Vrijlating van verdiensten voor maximaal 6 maanden van 25% van de inkomsten uit arbeid met een maximum van € 172,- per maand - Toekenning van een onbelaste kostenvergoeding voor het verrichten van vrijwilligerswerk van € 150,- per maand met een maximum van € 1500,- per jaar is mogelijk, mits dit volgens de gemeente bijdraagt aan de arbeidsinschakeling. - Een onbelaste kostenvergoeding voor het verrichten van vrijwilligerswerk van € 95,- per maand met een maximum van € 764,- per jaar is toegestaan - Het zou juridisch mogelijk zijn eerst een half jaar gebruik te maken van de vrijlatingsregeling en vervolgens de premieregeling in te zetten. Na 18 maanden zou dan wederom met de vrijlatingregeling begonnen kunnen worden enzovoort. We hebben geen informatie of dit in de praktijk is uitgeprobeerd. NB De informatie over inkomsten en vergoedingen in het Plan van aanpak Maatschappelijke Opvang van het rijk en de vier grote gemeenten komt niet helemaal overeen met deze informatie. De hier genoemde informatie is gebaseerd op de meest recente wetsteksten. JOP-stages In een Jongeren Ontwikkelings- en ervaringsPlaats (JOP) neemt de werkgever voor een periode van drie maanden een werkzoekende in dienst als extra kracht. Zo kan de jongere zijn kennis en vaardigheden op peil houden en ervaring opdoen. Voor de werkgever is een JOP-stage een goede manier om kennis te maken met de jongere en zijn of haar capaciteiten. Het is niet verplicht de jongere na afloop van de stage in dienst te nemen, maar veel JOP’ers krijgen op deze wijze een (vaste) baan. Tijdens de stage behoudt de jongere een eventuele uitkering. De werkgever zorgt voor een vergoeding van de gemaakte kosten, zoals reiskosten. Als de jongere de stage succesvol afrondt, ontvangt hij of zij een bonus van € 450,- van de werkgever. JOP is een initiatief van werkgeversorganisatie VNO-NCW. Een voorbeeldcontract voor een JOP-stage is via deze link terug te vinden.
4.2 Instrumenten gekoppeld aan overgang van onderwijs naar werk De jeugdwerkloosheid wordt op twee manieren bestreden. We hebben het al over een aantal mogelijkheden gehad die ingezet worden wanneer er al sprake is van werkloosheid. Maar er is ook veel aandacht voor het voorkomen van werkloosheid. De jongere krijgt twee keuzes: of weer naar school (zeker de vroegtijdige schoolverlaters) of aan het werk. Kwalificering voor werk en zwerfjongeren Het is moeilijk om te beoordelen of onderwijs nog een optie is voor zwerfjongeren. Maar een afgeronde (beroeps)opleiding is een belangrijke startkwalificatie. Dit is een keuze dit ligt op
NIZW Zorg / Werk en Handicap
20
trajectniveau en valt buiten het bestek van deze map. Of het nu zal voorkomen dat en zwerfjongere weer naar school gaat of niet, we hebben toch enige informatie op een rijtje gezet. In plaats van school kan ook scholing nog een mogelijkheid zijn om geschoold de arbeidsmarkt te betreden. De financiering hiervan ligt op het bordje van de gemeente. Leerbanen Een leerbaan geeft jongeren de gelegenheid een vakdiploma (vmbo en/of mbo) te behalen, door werken in een bedrijf te combineren met een opleiding. Ook banen voor jongeren waarbij het bedrijf voor een eigen, interne opleiding zorgt, vallen hieronder. Een voorbeeldcontract voor een Praktijkovereenkomst ziet er zo uit. Leer-werktraject In een vmbo – leer-werktraject gaat de leerling naar school, terwijl het praktijkgedeelte wordt ingevuld door middel van werken in een bedrijf. Vanaf augustus 2005 moet dat bedrijf erkend zijn als leerbedrijf door het kenniscentrum uit de bedrijfstak of beroepscategorie. Beroepsbegeleidende leerweg In de Beroepsbegeleidende leerweg (BBL) van het mbo werkt de leerling vier dagen in een bedrijf en gaat een dag per week naar school. Het vak wordt dus in de praktijk geleerd. Het gaat hier vaak om een Beroepspraktijkvormingsplaats (BPV). Het bedrijf moet hiervoor een erkenning hebben als leerbedrijf door het kenniscentrum uit de bedrijfstak of beroepscategorie. Er is sprake van een leerarbeidsovereenkomst voor de duur van de opleiding. De leerling ontvangt een salaris. Beroepsopleidende leerweg Bij een BOL-stage (Beroepsopleidende leerweg) tijdens een mbo-opleiding brengt de leerling tussen de 20 en 60% van de opleiding door in de praktijk. Bedrijven bieden hiervoor vaak een Beroepspraktijkvormingsplaats (BPV). Het bedrijf heeft een erkenning nodig als leerbedrijf door het kenniscentrum uit de bedrijfstak of beroepscategorie. De leerling ontvangt geen salaris. Een stagevergoeding is niet verplicht, maar een dergelijke vergoeding of een onkostenvergoeding is wel mogelijk en maakt in een aantal gevallen ook deel uit van de CAO van de bedrijfstak. MKB-Leerbaan Een MKB-Leerbaan is een leerbaan voor vmbo-leerlingen die tijdens de laatste twee jaar van hun opleiding een leer-werktraject volgen of een BPV-plaats voor mbo-leerlingen die een BBL of BOLtraject volgen. Het kan ook een werkervaringsplaats of stage zijn voor voortijdige schoolverlaters of jonge werklozen. Zoals blijkt, zijn leerbedrijven erg belangrijk en dragen werkgevers een grote verantwoordelijkheid. Een leerbedrijf is officieel verantwoordelijk voor de uitvoering van de beroepspraktijkvorming van een opleiding. Daar doet de leerling kennis en vaardigheden op waarmee hij een kwalificatie of deelkwalificatie met goede resultaten kan afsluiten. Het leerbedrijf maakt daarvoor tijd, ruimte en middelen vrij. Op de website van Colo kan iedereen meer informatie vinden over de criteria om een ‘erkend leerbedrijf’ te worden.
4.3 Instrumenten om werkgevers te stimuleren jongeren aan te nemens Om het aannemen van bepaalde groepen te bevorderen, bestaan er subsidies en vergoedingen om werkgevers te belonen of tegemoet te komen tegen eventuele kosten. Ook zijn er instrumenten die ertoe leiden dat de werkgever minder risico´s heeft bij het aannemen van mensen met een ziekteverleden. Belastingvoordelen via afdrachtvermindering Naast subsidieregelingen zijn er belastingvoordelen. Die maken het voor werkgevers ook aantrekkelijk om banen of stageplaatsen voor jongeren te scheppen. Wij melden hier enkele van de meest
NIZW Zorg / Werk en Handicap
21
gebruikte belastingvoordelen. Werkgevers kunnen gebruikmaken van de afdrachtvermindering onderwijs als zij een jongere in dienst nemen die een van de volgende onderwijsvormen volgt: •
Vmbo-leer-werktraject
De leerling volgt een leer-werktraject in het derde of vierde jaar van de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo. Een dienstbetrekking is geen voorwaarde. Het is voldoende dat de jongere werkzaamheden verricht in het kader van een leer-werkovereenkomst. •
Mbo-BBL-traject
De leerling volgt een BBL-traject op het mbo (Beroepsbegeleidende leerweg). Het BBL-traject moet worden gevolgd op grond van een leer-werkovereenkomst tussen de werkgever, de werknemer en de onderwijsinstelling. Een verklaring van het ROC waaruit blijkt dat de werknemer de beroepsbegeleidende leerweg volgt, voldoet ook. •
Startkwalificatieniveau
De werkloze jongere volgt scholing gericht op het behalen van een startkwalificatie. De werkgever moet een verklaring hebben van het CWI dat de jongere voor indiensttreding werkloos was. Per werknemer bedraagt de afdrachtvermindering over 2005 € 2500,- Voor een voormalig werkloze jongere die scholing volgt voor een startkwalificatie, is de afdrachtvermindering € 1500,-. In het geval van een combinatie komt de werkgever in aanmerking voor een afdrachtvermindering van € 4000,- per jaar. De afdrachtvermindering is een korting op de af te dragen loonheffing. Meer informatie is verkrijgbaar bij de Belastingdienst. (Bron: www.jeugdwerkloosheid.nl )
4.4 Andere wettelijke instrumenten om werkgevers te stimuleren (zwerfjongeren aan te nemen) Zwerfjongeren met handicap en compenserende mogelijkheden voor werkgevers Veel zwerfjongeren hebben inpassingsproblemen en die komen niet zelden voort uit ziekten of gebreken. Er zullen jongeren zijn met aanwijsbare psychische en/of verstandelijke handicaps. Voor mensen die met een handicap werken gelden compenserende maatregelen die een grote bijdrage leveren aan het geschikt maken van werk bij een werkgever. De instrumenten helpen de werkgever over te halen iemand met handicaps aan te nemen. Hieronder een aantal instrumenten die ook gelden voor iemand voordat hij begon met werken een WWB-uitkering ontving. Voor werknemers die in verband met ziekte of gebrek structurele en functionele beperkingen hebben bij het kunnen verrichten van werk, geldt dat er sprake kan zijn van meerkosten bij de inpassing of een noodzaak van specifieke aanpassingen. Ook kan de werkgever bescherming krijgen tegen de kosten van loondoorbetaling bij ziekte en de Pemba-boete in het geval dat de werknemer een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt na zijn ziekte. De meeste van deze wettelijke regelingen worden vergoed via het UWV, een enkele via de belastingdienst. Werknemersvoorzieningen Er zijn diverse voorzieningen die aan werknemers verstrekt kunnen worden om hen in staat te stellen hun functie uit te oefenen. Ik noem hier enkele voorbeelden: een vervoersvoorziening om op het werk te kunnen komen, een doventolk voor auditief gehandicapten, voorleeshulp en een aangepaste pcwerkomgeving met brailleprinter voor visueel gehandicapten en dergelijke. De voorzieningen gelden voor alle werknemers die door ziekte of gebrek zonder die voorziening niet kunnen werken. De voorziening is bij UWV aan te vragen met een formulier: http://www.uwv.nl/Werknemer/weer_aan_het_werk/ondersteuning_op_weg_naar_werk/op_weg_naar_ werk_wajong.asp Vergoeding voor jobcoaching Zwerfjongeren en begeleiding op het betaalde werk Er is een interessante werkvoorziening die wellicht ook in te zetten is voor zwerfjongeren, namelijk de jobcoachregeling, ook wel Regeling Persoonlijke Ondersteuning gehandicapte werknemers of
NIZW Zorg / Werk en Handicap
22
jobcoachregeling genoemd. Met deze voorziening vergoedt UWV het inwerken en begeleiden van een werknemer die niet zelfstandig kan werken. Wanneer een zwerfjongere moeilijk zelfstandig functioneert en hier gezondheidsproblemen aan ten grondslag liggen, is deze mogelijkheid zeer van belang. Door de inzet van gespecialiseerde begeleiding door een jobcoach, lukt het in de praktijk vaak wel de werknemer goed te laten functioneren. De begeleiding richt zich zowel op de werknemer als de werkgever (inclusief collega´s). De begeleidingsuren variëren van persoon tot persoon en nemen af in de tijd. Soms eindigt de begeleiding, soms blijft begeleiding geïndiceerd tot 65 jaar. Voor de begeleiding geldt een maximum van 15% van de werktijd in het eerste jaar, 3% is de ondergrens. De vergoeding bedraagt € 74,- per uur. Uitgebreide informatie hierover is terug te vinden op: http://www.uwv.nl/overuwv/organisatie/over_de_organisatie/persoonlijke_ondersteuning_jobcoach.asp Om jobcoaching vergoed te krijgen moet een aanvraag voor deze voorziening door of namens een werknemer worden gedaan bij het UWV. Het UWV hanteert de volgende criteria: - Er moet sprake zijn van structurele en functionele beperkingen en de noodzaak van specifieke begeleiding moet hierbij vaststaan. - Er moet sprake zijn van een dienstverband en een loonwaarde van in beginsel 35% of meer. - De door de werknemer ingeschakelde jobcoachorganisatie moet erkend zijn door het UWV. - Er is een begeleidingsplan aan de hand waarvan toekenning en vervolgtoekenning wordt beoordeeld - De werkgever wordt betrokken bij de beoordeling van de noodzaak en kwaliteit van de jobcoachdiensten UWV kent een protocol jobcoaching. Een aanvraagformulier is via uwv.nl te verkrijgen http://www.uwv.nl/Werknemer/weer_aan_het_werk/ondersteuning_op_weg_naar_werk/op_weg_naar_ werk_wajong.asp (en dan formulieren: Aanvraag voorzieningen..) Informatie over erkenningsvoorwaarden en het aanvragen van een erkenning: http://www.borea.nl/web/show/id=166211 Het vinden van jobcoachorganisaties voor zwerfjongeren Er is geen publieke lijst van erkende jobcoachorganisaties beschikbaar. Om niet alleen een overzicht te krijgen van erkende organisaties, maar ook welke van die organisaties mogelijkerwijs aansluiten bij de doelgroep zwerfjongeren, kun je het beste contact leggen met UWV in je regio. Zoek dan specifiek contact met de medewerkers van de Wajongteams. Vergoeding van de meerkosten aan de werkgever Zodra een werkgever substantiële meerkosten heeft bij het aanpassen van de werkplek kunnen die meerkosten vergoed worden. Dit moet wel aangetoond worden en UWV vergoedt niet zonder meer alle kosten. No-riskpolis Een no-riskpolis beschermt de werkgever tegen het risico van loondoorbetaling bij ziekte en instroom in de arbeidsongeschiktheid (Pemba-boete). Bij de beschrijving van ons socialezekerheidsstelsel hebben we al aangegeven dat er prikkels zijn om mensen aan het werk te houden. Dat is bijvoorbeeld de loondoorbetalingsplicht bij ziekte en een boete wanneer een werknemer uitstroomt naar de WAO of WIA. Snelle en adequate reïntegratie beperkt de kosten. Deze prikkels werken goed voor werknemers die ziek worden. Het nadeel van deze prikkels is dat een werkgever extra voorzichtig is om iemand aan te nemen, zeker wanneer risico´s van ziekte worden vermoed. Daarom heeft de overheid besloten het aannemen van een nieuwe werknemer met een handicap te bevorderen via een no-riskpolis. De werkgever kan de loondoorbetaling verhalen bij UWV, in ieder geval voor vijf jaar, en loopt geen risico bij instroom in de WIA. UWV berekent de premie van de arbeidsongeschiktheidsverzekering. De no-riskpolis is een zeer effectief instrument om te bevorderen dat iemand met mogelijke gezondheidsproblemen in dienst kan treden. Hieronder tref je een overzicht aan van groepen waarvoor de werkgever een no-riskpolis krijgt. - Voor mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering (WAO, WGA of IVA, voor Wajongers een onbeperkte no-riskpolis). - Voor mensen die via de WSW begeleid gaan werken (onbeperkt). - Voor jongeren onder de 18 jaar met een structurele en functionele beperking (maximaal vijf jaar).
NIZW Zorg / Werk en Handicap
23
-
-
Voor jongeren zonder Wajonguitkering die speciaal of aangepast onderwijs hebben gevolgd. Het starten van werk moet binnen vijf jaar na het verlaten van de school plaatsvinden en de no-riskpolis geldt voor vijf jaar. Voor mensen met een WWB-uitkering geldt: o Het CWI neemt de beslissing. o De gemeente of de klant moet aantonen dat iemand: al twee jaar lang vrijgesteld is van werken vanwege ziekte/arbeidsongeschiktheid of een urenbeperking heeft van 65% of minder twee jaar lang is ingeschreven bij het CWI. Voor de gemeentelijke populatie geldt ook een periode van vijf jaar no-riskpolis en moet de werkhervatting plaatshebben binnen vijf jaar na de beschikking van CWI.
Een effectief instrument voor zwerfjongeren met een handicap Omdat de no-riskpolis zo’n effectief instrument is om werkgevers over te halen een dienstverband aan te gaan, hebben politieke partijen aangedrongen op een no-riskpolis voor jongeren. Ongeacht of zij een handicap hebben. Op dit moment wordt een proef gehouden waarvan de resultaten eind 2006 beschikbaar komen. Het is nu al raadzaam bedacht te zijn op de mogelijkheden van de no-riskpolis. Zeker wanneer de noriskpolis in combinatie met jobcoaching kan worden ingezet. Hierdoor is het verkrijgen van een dienstverband aanzienlijk gemakkelijker. De werkgever loopt geen risico en krijgt er gratis gespecialiseerde begeleiding bij. Indien deze mogelijkheden niet geboden kunnen worden, zijn werkgevers veel terughoudender. Een gemeente zal de kosten voor begeleiding en de no-riskpolis niet vergoeden omdat dit hen te kostbaar is. Het is niet duidelijk hoeveel zwerfjongeren in aanmerking kunnen komen voor de no-riskpolis en jobcoaching
Premiekorting Indien de werkgever bij het aannemen van een jongere met handicap recht heeft op de no-riskpolis, heeft hij ook recht op premiekorting. Alle werkgevers betalen premies voor de sociale verzekeringen. Neemt de werkgever iemand aan dan bedraagt de totale premiekorting € 2042,- op jaarbasis (mits meer dan 50% van het wettelijk minimumloon, anders € 454.-). Deze korting geldt voor drie jaar (uiteraard als de betreffende werknemer al die tijd werkt). De belastingdienst int de premies voor de sociale verzekeringen. Relevantie van samenwerking met de casemanager van de gemeente De zwerfjongere en zijn casemanager moeten het ook hebben over het project. Wanneer de casemanager dat een goede weg vindt, zal hij binnen zijn mogelijkheden de klant steunen. Die steun op individueel niveau is nodig om de volgende redenen: - verantwoording dat jongere actief is om aan het werk te komen, hoe en met welk gevolg; - toestemming om te werken met behoud van uitkering; - maximaal profiteren van bijverdienmogelijkheden. Uiteraard is het van belang dat de casemanager betrokken is bij het traject wanneer er ook toetselementen in zitten die bepalend zijn voor het verkrijgen van budget.
4.5 Structuursubsidies Op dit moment liggen de subsidies van Europees Sociaal Fonds, ESF, stil vanwege uitputting van het budget. Ontwikkelingen over ESF-subsidies zijn te volgen via http://agentschap.szw.nl/ Het agentschap is het subsidieloket van ESF (ministerie van SZW). ESF kent meerdere subsidies. De belangrijke is ESF-3. De gemeente is een van de wettelijk bepaalde aanvragers. Heel eenvoudig geformuleerd komt het erop neer dat de gemeente de helft van haar uitgaven voor reïntegratie weer kan terug krijgen via Brussel. Ook O&O-fondsen kunnen aanvrager zijn, maar dan moet dat geld besteed worden aan employability-doelstellingen.
NIZW Zorg / Werk en Handicap
24
Het is in theorie denkbaar dat een werkgever kosten maakt om werknemers met een zwerfachtergrond verder te kwalificeren zodat ze blijvend beter inzetbaar zijn. De werkgever kan de helft van deze kosten weer geretourneerd krijgen. Er loopt een ESF-programma dat EQUAL heet, maar de aanvraagtermijn is al lang verlopen. Wellicht dat hier nog een vervolg op komt en het is niet ondenkbaar dat doelgroepen van sociaal beleid hierbij opgenomen zullen worden. Het gaat er bij het EQUAL-programma om achterstandsgroepen te ondersteunen.
ESF-3 aanvragen Mogelijkheid van fondsen van werk en inkomen voor zwerfjongeren Het belang van ESF is dat ´Brussel meebetaalt´. ESF-3 kan niet door opvanginstellingen worden aangevraagd, noch door corporaties. Gemeenten kunnen ESF-3 aanvragen, de projectpartners niet. Wel kan het O&O-fonds (of een andere, die van de groothandel is zeer actief) waar de corporaties onder vallen aanvragen. Aedes zou hier zelf eens nadere informatie over kunnen inwinnen. EQUAL mag wel worden aangevraagd door instellingen en organisaties. EQUAL vergt weliswaar ook dat de helft van de kosten uiteindelijk opgebracht moet worden, maar je kunt ook kosten opvoeren voor extra activiteiten, bijvoorbeeld methodiekontwikkeling. In ieder geval geldt als voorwaarde dat het project iets nieuws doet en dat evalueert. Alle EU-subsidies vergen een zeer nauwgezette registratie. Je loopt daarmee risico´s. Het is aan te bevelen je te laten begeleiden door een ESF-adviesbureau. De kosten hiervan zijn ook subsidiabel. Naast de bevoegdheid om ESF-subsidie aan te vragen, beschikken O&O-fondsen ook zelf over geld. Deze fondsen worden door werkgevers en werknemers gevuld en beheerd. De fondsen zijn bedoeld de arbeidsmarkt te bevorderen in de sector. Vaak liggen hier CAO-afspraken aan ten grondslag. In de praktijk blijkt het koppelen van reïntegratieactiviteiten aan de O&O-fondsen weinig voor te komen. Ondanks vele oproepen daartoe. Het is wellicht een mogelijkheid om vanuit Aedes met de besturen van de O&O-fondsen te bespreken of de fondsen bij kunnen dragen aan de arbeidsmarktpositie van zwerfjongeren.
4.6 Alternatieven voor werk Wanneer werk op de reguliere arbeidsmarkt niet lukt, welke alternatieven zijn er dan? Participatiebanen Het gesubsidieerde werk is min of meer afgeschaft (WIW- en ID-banen). In de tussentijd is de roep om toch weer gesubsidieerd werk te creëren weer aan het toenemen. Er is een groep in de bijstand die vermoedelijk nooit meer aan het werk komt. Heel snel heeft dit de naam van participatiebanen gekregen. Op dit moment heeft het kabinet het standpunt ingenomen dat het geen reden ziet participatiebanen wettelijk vast te leggen. Een participatiebaan is bedoeld als doorstoominstrument naar werk of een reïntegratietraject en kent een maximale periode van twee jaar. Participatiebanen kunnen door de gemeente zelf georganiseerd worden vanuit het werkdeel en daarom ziet de centrale overheid geen rol voor zichzelf weggelegd. Het enige dat Van Hoof wil regelen heeft betrekking op werken met behoud van uitkering tot twee jaar. Het risico bestaat namelijk dat mensen met een participatiebaan na verloop van tijd een baan kunnen opeisen en dat kan het instrument ontkrachten. Een voorstel hiertoe is nog niet ingediend. Vrijwilligerswerk De mogelijkheid van vrijwilligerswerk wordt hier voor de volledigheid genoemd en niet nader toegelicht. In het kader van sociale activering heeft de Federatie Opvang al eerder informatie verstrekt over de mogelijkheden hiertoe. Er wordt bij vrijwilligerswerk voor werklozen uitgegaan van de situatie dat werken niet tot de realistische mogelijkheden behoort. AWBZ
NIZW Zorg / Werk en Handicap
25
De AWBZ biedt de mogelijkheid van dagbesteding. Sommige vormen van dagbesteding zijn meer arbeidsmatig van karakter. Wij nemen aan dat de opvanginstellingen inmiddels bekend zijn met de AWBZ, ook de activerende en ondersteunende begeleiding. Wanneer iemand is geïndiceerd voor deze functies kan hij of zij zelf (via PGB) of via de naturavariant deelnemen aan de samenleving. De indicatiestelling brengt met zich mee dat werken op dat moment onhaalbaar is. WSW Wie komt in aanmerking voor de WSW (Wet sociale werkvoorziening)? Personen tot 65 jaar die door lichamelijke, verstandelijke of psychische beperkingen uitsluitend onder aangepaste omstandigheden tot regelmatige arbeid in staat zijn en daardoor een WSWindicatie hebben. De WSW biedt mensen een beschutte werkomgeving aan. Er zijn aanpassingen die de belemmeringen van de handicap compenseren. De WSW biedt drie mogelijkheden: 1. Werk in een SW-bedrijf, in dienst van het SW-bedrijf. 2. Werk ´buiten´ het SW-bedrijf via een detachering naar een reguliere werkgever, het dienstverband is met het SW-bedrijf. 3. SW-begeleid werken, in dienst van een reguliere werkgever, maar aanpassingen en aanvullende loonkosten voor rekening van de gemeente (meestal via het SW-bedrijf). Onder aanpassingen wordt ook verstaan een vorm van persoonlijke ondersteuning aan de werknemer en de werkgever om de belemmeringen van de handicap zo goed mogelijk hanteerbaar te maken. Daarmee is begeleid werken (vrijwel) identiek aan werken met een jobcoach. Het loon in de SW-sector is redelijk goed, in ieder geval beter dan het gesubsidieerd werk zoals voorheen bestond. In het geval van Begeleid Werken geldt het loon dat gebruikelijk is voor die functie in dat bedrijf. Overigens geldt voor de eerste twee jaar het wettelijk minimumloon. Bij de indicatiestelling beoordeelt het CWI voor de gemeente of een aanmelder tot de WSWdoelgroep gerekend kan worden. Het CWI beoordeelt of betrokkene: - een ziekte of gebrek heeft; - of als gevolg daarvan werken onder normale omstandigheden niet mogelijk is; - is aangewezen op een arbeidsplek die niet zo maar kan worden aangepast. Naast de beoordeling of iemand niet ´te goed´ is voor de WSW, wordt bezien of iemand niet ´te slecht´ is. Hiervoor gelden vier criteria die vragenderwijs worden getoetst. − Kan betrokkene een bepaalde minimumprestatie leveren? − Kan betrokkene een bepaalde tijd aaneengesloten werken? − Kan betrokkene met beperkte begeleidingstijd uit de voeten? − Is betrokkene geschikt voor meer dan één functie. Er vinden herindicatiestellingen plaats. Uitkomsten van de indicatiestelling zijn: 1. Is te weinig gehandicapt om tot de WSW-doelgroep te mogen behoren. 2. Is te veel gehandicapt om tot de WSW-doelgroep gerekend te kunnen worden. Bij deze uitkomst ligt AWBZ-ondersteuning voor dagbesteding voor de hand. 3. Behoort tot de doelgroep WSW en wel in de categorie matig. 4. Behoort tot de doelgroep WSW en wel tot de categorie zwaar. Zij die tot de WSW-doelgroep behoren worden in beginsel geïndiceerd voor Begeleid Werken, tenzij uit het onderzoek blijkt dat dit niet mogelijk is. Zodra de indicatiestelling positief is afgerond, is formeel de gemeente aan zet. De gemeente is verantwoordelijk voor de uitvoering van de WSW. In de praktijk wordt zeer veel door het SW-bedrijf uitgevoerd of hebben de gemeenten dat belegd bij een werkvoorzieningsschap. Per 2007 zal de WSW worden gemoderniseerd, vooral om meer mensen de mogelijkheid te geven begeleid te werken, in de maatschappij. Bovendien moeten de moderniseringsmaatregelen bijdragen aan een betere beheersbaarheid van de wachtlijsten (die zijn over het algemeen erg lang).
NIZW Zorg / Werk en Handicap
26
Komen zwerfjongeren in aanmerking voor WSW (Begeleid Werken)? Het kan zijn dat de zwerfjongere in aanmerking komen voor de WSW. Zij hebben verstandelijke of gedragsproblemen die regulier werken onmogelijk maken. Het is noodzakelijk dat de redenen een medisch aantoonbare oorzaak hebben. Uitgangspunt is verder dat de functionele beperkingen zo ernstig zijn dat een normale werkplek niet haalbaar is zonder substantiële aanpassingen.
NIZW Zorg / Werk en Handicap
27
5 Andere wegen naar werk Taskforce jeugdwerkloosheid Via de krant horen we regelmatig over de taskforce jeugdwerkloosheid. Het lijkt een logische gedachte dat de projecten daar aansluiting bij zoeken. De Taskforce doet veel, maar in feite is het vooral een aanjager. Het werk en de jongeren zitten in de regio. Veel CWI´s en/of gemeenten zijn actief en de taskforce ondersteunt hierbij. Een aantal gemeenten heeft een jongerenloket georganiseerd waar alle activiteiten voor jongeren en werk samen komen. Of dat loket bestaat of niet, over het algemeen zijn er lokaal twee belangrijke speerpunten: 1 Iedereen naar school 2 Of anders iedereen aan het werk Voor het eerste wordt samengewerkt met het onderwijs en zijn de inspanningen erop gericht dat iedere jongere met startkwalificaties de school verlaat. En dan bij voorkeur direct aan het werk via de stage. Hiervoor wordt in toenemende mate gewerkt met regionale meldpunten, waar uitvallers worden gemeld. Voor de tweede doelgroep, zij die zonder werk zitten, wordt ondersteuning gegeven om werk te gaan zoeken, bijvoorbeeld via reïnteratietrajecten. Gemeenten proberen in toenemende mate werkgevers ertoe over te halen jongeren een baan of stage te geven. Wat kan de taskforce betekenen voor zwerfjongeren? Op dit moment richt de taskforce zich nog het meest op de doelgroep waar snel winst mee is te behalen. Moeilijke doelgroepen komen soms wel in beeld, maar dan zetten gemeenten vaak reïntegratietrajecten in. Het is raadzaam om na te gaan of zwerfjongeren kunnen profiteren van de activiteiten van de jongerenloketten in de regio. In feite is de gemeente daarvoor het aanspreekpunt. Via de site kun je de taskforce volgen. Er zijn veel regionale activiteiten die worden georganiseerd, maar die kunnen zeer verschillen. www.jeugdwerkloosheid.nl Advies van de arbeidsadviseur Bij alle CWI-kantoren kan bij een arbeidsadviseur onafhankelijk advies worden ingewonnen over werk. Juist omdat het zo ingewikkeld is om voor vragen over werk een goed advies te krijgen, hebben cliëntenorganisaties aangedrongen op een onafhankelijke adviseur hiervoor. Het advies is kosteloos. De arbeidsadviseur en zwerfjongeren De arbeidsadviseurs kunnen ondersteuning geven aan jongeren zelf wanneer zij zich bijvoorbeeld oriënteren op werk en naar wegen zoeken om dat in te vullen. Van de problematiek van zwerfjongeren weten zij niet iets specifiek. Work-first Over work-first wordt veel geschreven. Workfirst is een containerbegrip en verdient daarom enige toelichting. Work-first wil eigenlijk zeggen werk niet als resultaat van reïntegratie, maar als middel om duurzame reïntegratie tot stand te brengen. Voor mensen met een kleine afstand betekent dat snel werk aanbieden of het bevorderen van snel zoeken van werk. Voorheen werden wel eens trajecten opgestart voor mensen die eigenlijk snel aan het werk kunnen. Voor mensen met een grotere afstand tot de arbeidsma Op de eerste plaats is werk als middel om snel weer aan het werk te gaan niets mis mee. Wanneer iemand snel betaald werk krijgt, is dat altijd beter: sneller uit de uitkering en weinig reïntegratiekosten. Echter, deze redenering gaat vooral op voor mensen met een korte afstand tot de arbeidsmarkt. Workfirst is daarom in veel gemeenten een drukmiddel geworden om mensen sneller te laten kiezen regulier werk op de arbeidsmarkt aan te nemen. Het werk dat wordt aangeboden is meestal weinig aantrekkelijk, in feite leer je er weinig van. Werklozen die wel arbeidsmarktkansen hebben proberen het aangeboden werk van work-firstprogramma´s te ontlopen. Voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt ligt dat anders. Zij krijgen ook weinig uitdagend en aantrekkelijk werk aangeboden en stromen dan niet uit. Work-first zou een goed oplossing zijn wanneer er vroeg in het traject geschikt werk wordt aangeboden waar iemand zijn competenties ook kan ontwikkelen, Daar is dan ook goede begeleiding bij nodig en werk, liefst het werk dat ook normaal als baan bestaat. Op deze manier lijkt work-first erg op begeleid werken. De meeste gemeenten zijn nog niet zover en zoeken het bijvoorbeeld in werk dat
NIZW Zorg / Werk en Handicap
28
SW-bedrijven bieden. Ook stimuleren gemeenten werkgevers via tijdelijke loonsubsidies om werklozen een baan te geven. Het op een andere manier organiseren van werken met goede begeleiding is kostbaar en er is nog altijd een tekort aan werkgevers die op deze basis werk aanbieden.
NIZW Zorg / Werk en Handicap
29