Alsnog op weg naar werk De kracht van allochtone coaches
Uitgave gemeente Hoorn
1
2
Alsnog op weg naar werk De kracht van allochtone coaches
4
Inhoud Op weg naar werk 6 Bircan Kaplan: ‘Alles draait om communicatie en vertrouwen’ 8 Rachida Chakir: ‘Bruggen bouwen met begrip’ 10 Op zoek naar geluk 12 Dit is mijn vak 16 Weg uit de wurggreep 20 Zonder taal gaat het niet 24 Twee durven meer dan één 28 Eerst naar de brommerwinkel 32 Succesvolle re-integratie 36 Cases 38
Op weg naar werk
6
Welke gemeentelijke sociale dienst kent de kaartenbak met ‘moeilijke gevallen’ niet? De groep bijstandsgerechtigden die al jaren in een uitkeringssituatie zit en die daar, op een aantal uitzonderingen na, maar niet uit komt.
Heel langzaam dreigen deze mensen – na tal van vruchteloze pogingen hen aan een baan te helpen - uit het blikveld te verdwijnen. Op zeker moment is het verleidelijk om dan maar gelaten te accepteren dat er nu eenmaal een groep mensen binnen de gemeentegrenzen is die niet geschikt is om wat voor werk dan ook te doen. Maar dat wringt, en bij iedereen die weet dat het leveren van een bijdrage in de vorm van werk stimulerend is, blijft dat wringen. Veel gemeenten kennen dit probleem en het bijbehorende dilemma. Bij de afdeling Werk en Bijstand van de gemeente Hoorn bestond de indruk dat er vooral onder allochtone cliënten meer potentieel was om uit de uitkering te stromen, dan daadwerkelijk het geval was. Om meer inzicht te krijgen in de mogelijkheden van deze groep, is begin 2006 als proef Bircan Kaplan in dienst gekomen. Zij kreeg de uitdaging voorgelegd om als Turkse re-integratiecoach, vooral Turkse cliënten te begeleiden op weg naar werk. Daarbij was en is duurzame uitstroom het uitgangspunt. Bircan is geboren en getogen in Hoorn en dus een echte ‘Horinese’, maar ze spreekt ook de taal van haar cliënten, ze kent hun cultuur en de gemeenschap waarbinnen ze leven, goed. Daardoor kreeg ze al snel inzicht in de belemmeringen van haar cliënten ten aanzien van werk. Maar misschien nog wel belangrijker, ze kreeg ook het vertrouwen van deze mensen. Samen met haar cliënten pakte ze de moeilijkheden op weg naar werk stuk voor stuk aan. Ze hielp meerdere langdurig werklozen aan een baan en zette anderen – in de vorm van scholing of vrijwilligerswerk – op het spoor van een werkzaam leven. Deze prachtige resultaten smaakten naar meer en in augustus 2006 heeft de gemeente een Marokkaanse re-integratiecoach aangesteld in de persoon van Rachida Chakir. Rachida, geboren in Marokko en in de eerste helft van de jaren negentig naar Nederland geëmigreerd, behaalde eveneens verbluffende resultaten bij ondermeer Marokkaanse, Syrische, Afghaanse, Irakese, en Libanese cliënten.
In de interviews vertellen de betrokkenen over de situatie waarin ze verkeerden, over het veranderingsproces, over hun huidige leven en over hun gedachten over de toekomst. De problematiek van de begeleide allochtone cliënten is zeer divers. Hun relaas is soms schokkend, dan weer ontroerend. De ene keer wordt hun verhaal gedomineerd door raadselachtige onwetendheid, dan weer is er hardnekkig misverstand in het spel. Opvallend is dat in veel van de cases het taalprobleem en de daaruit voortvloeiende gebrekkige communicatie de veroorzakers zijn van veel ellende. In dit boekje treft u positieve, succesvolle beschrijvingen aan. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat deze geen volledig beeld van de resultaten geven. Het lukt ook wel eens niet om mensen aan het werk te krijgen. Of zoals Bircan Kaplan zegt: ‘Er blijven uiteindelijk ook mensen over die niet in staat zijn hun leven een nieuwe richting te geven. Die niet durven, niet willen en soms ook gewoon niet kunnen.’ Onze keuze is bepaald door het uitgangspunt in het project dat de re-integratiecoaches hun energie en passie in de allereerste plaats richten op de mensen die open staan voor een leven waarin werk een wezenlijke plaats heeft. Gelukkig nemen de meeste cliënten de uitgestoken hand van onze reintegratiecoaches aan. Sterker, voor veel van de betreffende cliënten blijkt werk, of de weg daar naartoe, niets meer of minder een manier om (weer) zin aan het leven te geven, om treurige tijden te helpen vergeten, om in contact te komen met anderen, en om mee te doen met de maatschappij. Jan de Boer, wethouder Sociale Zaken, gemeente Hoorn
Om ook andere gemeenten en het ministerie van Sociale Zaken enthousiast te maken voor onze succesvolle aanpak, hebben we dit boekje gemaakt. Hierin leest u de persoonlijke verhalen van een aantal allochtone cliënten die jarenlang in de bijstand zat en die nu met hulp van de re-integratiecoach aan het werk zijn of een stap hebben gezet in de richting van werk. Ook de twee coaches zelf komen uitgebreid aan het woord. Tevens treft u korte beschrijvingen aan van een aantal andere succesvolle ‘dossiers’. Op deze manier krijgt u een beeld van de aanpak en de resultaten van de ‘Hoornse’ methode.
7
Bircan Kaplan: ‘Alles draait om communicatie en vertrouwen’ Een gemeente heeft allerlei instrumenten om mensen aan het werk te krijgen. Toch ontbreekt het een groep allochtone burgers aan de juiste hulp zodat ook zij aan de slag raken. Re-integratiecoach Bircan Kaplan denkt dat dat komt, omdat deze groep niet in staat is te verwoorden wat ze wel en niet kan én wat ze graag zou willen qua werk. ‘Je houdt mensen langer aan het werk als ze er plezier in hebben. Werken omdat het moet is vaak niet motiverend.’
8
Bircan Kaplan werd geboren in Hoorn. Ze behoort tot de derde generatie Turken in Nederland. In 2006 werd ze re-integratiecoach voor allochtonen. Nog wel in haar geboorteplaats, waar de hele Turkse gemeenschap haar kent. ‘Communicatie tussen mensen en instanties is heel erg belangrijk’, zegt ze. ‘Het eerste jaar van dit project heb ik bijna alleen Turks gesproken met mijn cliënten. Dat is niet ideaal, ik vind het niet prettig om voortdurend Turks te spreken, maar ik kan daardoor wél met hen communiceren.’ Keer op keer benadrukt ze dat alles draait om communicatie. Een voorbeeld van miscommunicatie: ‘Eind 2006 kreeg een groep werkloze Turkse en Marokkaanse vrouwen per brief een uitnodiging voor een gesprek met mij. In de brief werden man en vrouw gezamenlijk uitgenodigd. Alle eerste afspraken werden afgebeld. Daarop ben ik de mensen gaan bellen of ik ging bij hen thuis langs. Ik heb ze uitgelegd dat ze een maatregel zouden kunnen krijgen die betrekking had op hun uitkering. Al mijn cliënten wisten niet wat ‘maatregel’ eigenlijk betekent. Als mensen de inhoud van je dreigement niet begrijpen, dan schiet je natuurlijk niets op. Werken begint toch met de taal spreken.’ Gat in haar leven Het is paradoxaal: mensen kunnen pas mee in de samenleving als ze Nederlands spreken. Toch is er gekozen om mensen in hun eigen taal op weg te helpen. Bircan: ‘Ja, dat is waar, maar je hebt nu eenmaal te maken met een groep mensen die heel slecht Nederlands spreekt en daardoor niet meekomt. Neem die jonge Turkse vrouw die vanwege een huwelijk hierheen is gekomen. De man werkte, zij zat thuis met de kinderen. Dan kan de man plots niet meer werken en komt het op haar aan. Ze is nooit echt in contact geweest met de samenleving. Daardoor is er een gat in haar leven ontstaan, waarvan ze zelf geen weet had. Een stappenplan
voor vrouwen als deze begint doorgaans met aandacht voor hun problematiek. Daarna moet je ze overtuigen dat ze best iets kunnen. Dit kan alleen als je hun taal spreekt. De volgende stap is dan de Nederlandse taal.’ Wil ik dit wel? Iedereen in de Turkse gemeenschap kent Bircan. Overigens mede dankzij haar opa, want hij was een van de eerste Turken die in Hoorn kwamen. ‘Het heeft voordelen en nadelen’, zegt ze. ‘Toen ik werd gevraagd om aan het project mee te doen, vroeg ik een lijst op van de Turken die zonder werk waren. Ik kende iedereen. “Wil ik dit wel?” vroeg ik me af. Ik had nog niet echt een idee hoe de gemeenschap op mijn nieuwe functie zou reageren. Door vanaf het begin duidelijk te zijn over mijn opdracht, dat ik er was voor de mensen die graag aan de slag wilden, heb ik snel het vertrouwen gewonnen. En vertrouwen is heel belangrijk. Dat is alles eigenlijk. Als vrouwen naar mij toekomen, gaan ze er vanuit dat wat ze vertellen niet bij anderen terechtkomt.’ Verder is het van belang dat je als reintegratiecoach toegankelijk bent voor de verschillende ontwikkelingsniveaus van je cliënten. Bircan: ‘Ik heb er geen enkele moeite mee om me aan ieder niveau aan te passen, geschoold of ongeschoold. Iedereen sta ik op dezelfde manier te woord. Doe je dat niet, dan stel je jezelf boven een ander op. Dit gebeurt doorgaans bij de Turkse overheid. Je verliest dan uiteindelijk een groep mensen, omdat ze er geen vertrouwen in hebben dat je er ook voor hen bent.’ Aandacht Begrijpen wat mensen beweegt. Dat is het uitgangspunt in het werk van de re-integratiecoach. Luisteren zonder vooroordeel, dat heeft ze gedaan. Urenlang. Bircan: ‘In het project is het doel: duurzame uitstroom. Wil je langdurig werklozen aan de slag helpen, dan is het van belang dat ze zich goed
voelen. Dat ze klaar zijn voor een nieuwe start. Anders presteren ze niet en vallen ze waarschijnlijk terug. Tevoren had ik een studie gemaakt van hun dossier en hun arbeidsverleden. Terwijl die mensen mij hun verhaal vertelden, keek ik hoe dat verhaal in het dossier stond. Daardoor kwam soms miscommunicatie aan het licht. Maar het belangrijkste is toch het persoonlijke contact en de aandacht die je aan mensen schenkt. Re-integratiebureaus hebben daar minder tijd voor dan wij en wij kennen onze cliënten beter dan een ander. Voor sommige vrouwen was ik de eerste die hen kon uitleggen hoe het zat met de regels rond werk en inkomen. Er was ook een vrouw die eindelijk haar ellendige verhaal kwijt kon over een man die voortdurend schulden maakte. Ik sprak een vrouw die gescheiden is, maar waarvan de man nog thuiskwam. Vrouwen die zich schaamden voor de situatie waarin ze terecht waren gekomen. Doordat ik vertrouwen wist te winnen, hebben ze uiteindelijk hulp durven vragen. Bijvoorbeeld over kinderopvang, schuldhulp of over opleidingen. Ze voelden zich serieus genomen en dat is juist essentieel voor het opbouwen van arbeidsmotivatie. Veel van de vrouwen die ik help, moeten eerst mentaal sterker worden. In de tussentijd ga ik dan voor hen op zoek naar een passende baan.’ Een succesverhaal, maar niet zonder teleurstellingen. Bircan: ‘Er zijn dossiers die ik uiteindelijk moet teruggeven aan de casemanager. Dat zijn zeer gecompliceerde gevallen, mensen die niet in staat zijn hun leven een nieuwe richting te geven. Die niet durven, niet willen en soms ook gewoon niet kunnen. Heel erg jammer, maar ik weet altijd dat ik alles heb gegeven. Waar ik van overtuigd ben, is dat we mensen niet in hokjes moeten stoppen, maar dat we persoonlijke aandacht en (na)zorg moeten geven aan ieder individu. Dat is dé sleutel tot integratie.’
9
Rachida Chakir: ‘Bruggen bouwen met begrip’ In 2006 kwam voor Rachida Chakir een droom uit. Als re-integratiecoach voor allochtonen kon ze doen wat ze altijd heeft gewild: bruggen bouwen tussen allochtonen en autochtonen. ‘Begrip kweken voor elkaar, daar draait het om’.
10
Het sleutelwoord voor het succes van het project in Hoorn is wat Rachida Chakir betreft ‘begrip’. ‘Je moet de mensen serieus nemen. De problematiek van de groep allochtonen die wij begeleiden is heel verschillend. Maar wat de mensen gemeen hebben, is dat ze veel hebben meegemaakt. In veel gevallen waren hun omstandigheden lastig. Vooral allochtone vrouwen hebben het moeilijk. Vaak hebben ze geïsoleerd geleefd in een piepklein wereldje. Meestal binnenshuis. Je kunt dan wel een cursus Nederlands volgen als je hier aankomt, maar als je vervolgens nooit in aanraking komt met autochtonen, dan verwatert die kennis snel. Ik herken de problematiek van die vrouwen. Dertien jaar geleden ben ik zelf vanuit Marokko naar Nederland gekomen. In het begin was het voor mij ook zwaar. Gelukkig heb ik me weten los te maken van een aantal knellende banden en heb ik de stap gezet naar een volwaardig maatschappelijk leven. Maar ik weet daardoor heel goed in wat voor situatie veel allochtone vrouwen verkeren. Door mijn eigen geschiedenis is mijn aandacht extra gericht op de vrouwen. Ze moeten beslist bij de maatschappij betrokken worden.’ Gesloten Haar motivatie gaat verder dan begrip alleen. Rachida Chakir: ‘Ik wil niet alleen een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van allochtone mensen, maar aan de gehele maatschappij. Al toen ik werkzaam was voor de Stichting Netwerk in Hoorn kwam ik erachter dat veel allochtonen buiten de maatschappij staan. Ze leven geïsoleerd, waardoor ze vaak niet alleen contact met de buitenwereld missen, maar ook de aansluiting met hun kinderen verliezen. Anderzijds hebben Nederlanders weinig idee wat in allochtonen omgaat. Dat komt onder meer omdat de allochtone gemeenschappen erg gesloten zijn. Dat zorgt voor onwetendheid en vooroordelen.’
Rachida noemt zichzelf een bruggenbouwer: ‘Dat is wat ik altijd heb willen doen: begrip kweken voor anderen, maar ook: mensen wegwijs maken. Taal is een heel belangrijke barrière. Ik spreek Arabisch en Berber, waardoor ik mensen uit verschillende culturen kan vertellen hoe het hier in Nederland werkt: wat de regels zijn, wat er hier van je wordt verwacht. Ik kan ze ook duidelijk maken dat ze niet met smoesjes hoeven aan te komen over regeltjes in de Koran. Ik ken de Koran namelijk ook. Maar ik kan ze wijzen waar hun kansen liggen.’ Enorm onzeker Door de gebrekkige communicatie in het contact met een (overheids)instelling of re-integratiebureau ontbreekt bij allochtonen vaak het vertrouwen dat het vinden van een geschikte baan tot de mogelijkheden behoort. Rachida: ‘Als je de helft niet begrijpt van wat mensen tegen je zeggen, dan ga je zelf interpretaties maken. Dit vergroot de kans op misverstanden. Mensen voelen zich onbegrepen en soms ook misleid. Daardoor ontstaat wantrouwen. Het is niet eenvoudig dat vertrouwen te herwinnen. Voor mij ook niet. Bij iedere cliënt moet ik opnieuw bewijzen dat ik het vertrouwen waard ben. Maar als dat is gelukt, dan raak ik het niet meer kwijt.’ ‘De begeleiding naar werk richt zich in veel gevallen meer op aandacht voor de achterliggende problematiek van de cliënt, dan op het daadwerkelijk vinden van een geschikte baan’, zegt Rachida. ‘Veel mensen zijn niet direct in staat om aan de slag te gaan. Sommigen zijn enorm onzeker, denken dat ze niets kunnen. Sommigen hebben geestelijke bijstand nodig omdat ze heel veel voor hun kiezen hebben gekregen. Anderen moeten eerst nog leren fietsen, zodat ze op het werk kunnen komen en ga zo maar door. Mensen in deze groep helpen, gaat verder dan een opleiding en kennis van de regels.’ Ze somt op wat een re-integratiecoach
nodig heeft om te kunnen slagen: ‘Je moet mensen met begrip benaderen, voelen waar hun probleem ligt. Zonder empathie gaat het niet. Daarnaast moet je doorzettingsvermogen hebben, want je hebt wel te maken met een probleemgroep. Ze zijn niet voor niets zo lang zonder werk. Werkgevers moet ik vaak hartstochtelijk overtuigen van de kwaliteiten van mijn cliënt. Nee, ik geef niet gauw op. Ze zeggen wel eens dat het lijkt dat ik die baan zelf nodig heb. Maar het leuke is dat mijn enthousiasme de werkgevers zelf ook motiveert. Verder is het is niet goed om voor de snelle winst te gaan. Het gaat in het project immers om duurzame uitstroom. Een onzekere vrouw in een mondige groep mannen plaatsen is vragen om problemen. Eerst er voor zorgen dat je cliënt in zijn of haar hoofd klaar is om aan het werk te gaan. Dat kan betekenen dat iemand door ons wordt doorgestuurd en eerst mentale begeleiding krijgt. Door het project krijgt de GGZ in Hoorn nu meer aanvragen van allochtonen dan voorheen.’ Ze is trots én dol op haar baan. Rachida: ‘Toen ik in 2006 re-integratiecoach werd voor dit project, is een droom uitgekomen. Dit is dé manier om mensen aan het werk te krijgen, zodat ze bij de maatschappij betrokken raken. Ik besef dat ik een rolmodel ben, zowel voor de Nederlanders die zien hoe een allochtoon in Nederland slaagt, als voor de allochtone gemeenschap die ik help. Zij zien me als iemand die weet wat er in hen omgaat, en de obstakels kent die ze kunnen tegenkomen in hun gemeenschap. Iemand die ze kunnen vertrouwen.’
11
Meneer Eskandari (57)
Op zoek naar geluk
12
13
14
Meneer Eskandari (57)
‘Ik ben tussen 1999 en 2007 in heel veel arbeidstrajecten geweest, maar kwam nooit in aanraking met echt werk. Heel kort heb ik een baan gehad als machinewerker, maar ik bleek allergisch voor smeermiddelen. Misschien was het mijn leeftijd, het taalprobleem, of omdat ik Iraniër ben. Het is moeilijk te zeggen. Re-integratiebureaus zijn zo druk dat ze nooit echt de tijd nemen om uit te zoeken wat je echt wilt en kunt. Ik had weinig hoop om ooit nog aan de slag te raken. Tot ik werd gebeld door mevrouw Kaplan, de re-integratiecoach van de gemeente Hoorn. Ze vertelde dat ze mijn hele geschiedenis kende, maar dat ze toch nog eens met me wilde praten. “Wilt u graag werken?” vroeg ze. Wil ik graag werken? Natuurlijk wil ik graag werken. Ik ben er voor mijn gezin, heb in Iran altijd met plezier gewerkt. Werken houdt je gezond. Het is eervoller om een klein baantje te hebben dan je hand op te houden. Ik ben mijn werkzame leven eervol begonnen en zo wil ik het ook afronden. In Iran had ik een militaire functie. Ik was 25 jaar marineofficier, met alle opleidingen en verantwoordelijkheden die daarbij horen. Ik vond het een prachtbaan. Hier was ik niemand. Ik heb me geschaamd. Mevrouw Kaplan zag het in mij zitten. Ze nam de tijd voor me. Ze zei dat ik kon kiezen: of meteen aan de slag als productiewerker, of nog een keer praten bij een re-integratiebureau om te zien of er misschien meer mogelijk was voor mij. Ze stelde toen voor dat ik een week zou nadenken over wat ik dan zou willen
doen. Ik zou graag in de beveiliging gaan werken. In Iran zou ik me schamen voor zo’n functie, maar hier niet. In Iran kan iedereen beveiliger worden. In Nederland moet je daarvoor een opleiding volgen. Een week later zijn we samen gaan praten met mensen van een re-integratiebureau. Daar kregen ze een goede indruk van mij. Ze spraken hun vertrouwen uit dat ik een opleiding ook zou afmaken. Zo ben ik begonnen met mijn eerste echte, op werk gerichte opleiding. Nu, zes maanden later, heb ik alle theoretische onderdelen afgewerkt. Ik hoef alleen nog het praktijkexamen af te leggen. Bij het re-integratiebureau waren ze verbaasd dat ik zulke goede cijfers haalde, bijna alleen maar negens. Het was
voor het zeggen had in Nederland, dan verplichtte ik iedereen die het land in komt om meteen Nederlands te leren. Toen ik in Andijk kwam wonen, ben ik begonnen met cursussen Nederlands. Soms studeerde ik wel tien uur per dag. Ik vond het leuk. Nee, Nederlands is niet zo heel erg moeilijk, al ben ik nog niet tevreden. In Nederland hebben we 26 letters in het alfabet, in Iran hebben we 32 letters die weer op drie verschillende manieren kunnen worden uitgesproken. Ik lees nu redelijk goed Nederlands, spreken is ietsje minder. Ha, en luisteren nog ietsje minder, zeggen ze thuis! Al tijdens de opleiding heb ik gesolliciteerd. Ik kan straks zo aan de slag als beveiliger. Beter laat dan nooit, zeg ik maar.
‘Bij het re-integratiebureau waren ze verbaasd dat ik zulke goede cijfers haalde, bijna alleen maar negens’ allemaal niet zo heel erg moeilijk. Je moet alleen doorzetten. Wat ik doe wil ik goed doen. Je moet niet blij zijn met een zesje, als je een negen kunt halen. Dat heb ik mijn kinderen ook altijd gezegd. Het gaat niet om een voldoende, het gaat erom dat je je hersens zo goed mogelijk gebruikt. Ja, ik ben eerzuchtig. Weet u wat het belangrijkste is voor het succes van een allochtoon? Taal. Taal is alles, het is de weg naar werk. Als ik het
Misschien is dit niet het eind en kan ik nog doorgroeien. Toen ik niets te doen had heb ik een boek geschreven: “Op zoek naar geluk” heet het. Misschien wordt het nog eens uitgegeven. Of ik gelukkig ben nu? Ja, ik ben behoorlijk gelukkig, dankuwel.’
15
Mevrouw Bulbaai (41)
Dit is mijn vak
16
17
18
Mevrouw Bulbaai (41)
‘Op mijn vierentwintigste kwam ik vanuit Curaçao naar Nederland om een opleiding voor Activiteitenbegeleiding te gaan doen. Ik kreeg werk in een verzorgingshuis in Den Haag, daar waar Maxima later haar huiskamerproject had. Na een jaar ging ik terug naar Curaçao. Ik trouwde er, kreeg kinderen, maar na een tijdje bleek de liefde te ontbreken. Op Curaçao kwam ik niet verder. Ik had twee kleine kinderen, woonde bij mijn ouders in en werkte voor zeer weinig geld hele dagen op het kinderdagverblijf. Toen heb ik opnieuw bewust de stap genomen om naar Nederland te gaan. Bij een vriendin in Hoorn hebben mijn kinderen en ik anderhalf jaar ingewoond. Daarna kreeg ik een eigen huisje. Ik had een uitkering en omdat ik twee kleine kinderen had, werd ik vrijgesteld van de arbeidsverplichting. Maar ik wilde graag onderwijsassistente worden, weer met kinderen werken. Daar had ik een ander diploma voor nodig. In 2003 startte ik de volwassenenopleiding mbo Sociaal Pedagogisch Werk; in 2006 was ik daarmee klaar. Mijn stage bij de kinderopvangorganisatie Villa Dibbes was heel leuk. Daar zag ik de voordelen van Nederland. Op Curaçao word je gewoon voor de groep gezet. Hier wordt gekeken naar kwaliteit, er zijn protocollen en goede opleidingen. Toen de opleiding afgerond was, ging ik solliciteren. Ik heb geschreven op alle vacatures in de kinderopvang hier
in de regio maar ik werd niet eens uitgenodigd voor een gesprek. De reintegratiecoach van de gemeente Hoorn, Bircan Kaplan, maakte toen een afspraak met me. Ze vroeg me al mijn brieven plus de afwijzingen mee te nemen. Ook de afwijzing met: “U woont te ver weg”, terwijl ik bijna in de straat van het kinderdagverblijf woonde! Zij gaf aan dat het niet aan mijn brieven lag. Ik weet niet of het met mijn Antilliaanse afkomst te maken had. Ik denk zelf dat ik te weinig ervaring had. Bircan is voor me gaan bellen, nadat ik gesolliciteerd had. Om ervoor te zorgen dat ze me een kans zouden geven, dat ik in ieder
uitgenodigd. Na opnieuw overleg met Bircan boden ze me een baan aan als invalskracht. Na een maand had ik al een vaste functie. Nu werk ik voor 23,5 uur; een combinatie van zowel de naschoolse opvang als de tussenschoolse opvang en het kinderdagverblijf. Bircan blijft ondertussen contact houden, blijft bellen om te vragen hoe het met me gaat. Het klikt met haar. Het is fijn, iemand van de gemeente die je serieus neemt. Die weet wat er speelt. Ik ben blij dat ik niet in een productiebedrijf ben beland. Dít is mijn vak. Het werken met kinderen, het knuffelen, hen warmte geven en hun verhalen aanhoren; dat
‘Bircan blijft ondertussen contact houden, blijft bellen om te vragen hoe het met me gaat’ geval uitgenodigd zou worden voor een persoonlijk gesprek. Ik hield vertrouwen - God weet de weg wel - maar ik was wel blij met de ondersteuning. Anderhalf jaar geleden zat ik in de trein op weg naar mijn zus. Normaal lees ik altijd de Spits, nu was er alleen de Metro. En nét daarin stond een mooie vacature - in de Watergraafsmeer. Dan maar elke dag reizen, dacht ik. Ik schreef, Bircan belde, en toen werd ik
hoort bij mij. En dat reizen – dat vind ik geen probleem. Ik ga met plezier naar mijn werk, ondanks het feit dat het ver is voor mij. Mijn eigen kinderen zijn nu acht en twaalf. Die worden zelf goed opgevangen. Ik heb leuke collega's om me heen en ik werk in een hele goede organisatie. Bovendien heb ik een half jaar geleden mijn vriend leren kennen in de trein. Nu reizen we elke dag met elkaar.’
19
Mevrouw Sadiki* (23)
Weg uit de wurggreep
20
21
22
Mevrouw Sadiki* (23)
‘Ik groeide op in Marokko. Op mijn dertiende kwam ik erachter dat mijn moeder niet mijn moeder was, maar mijn tante. Mijn biologische moeder woonde in Nederland. Er kwam een moment, ik was vijftien, dat ik het niet meer uithield in Marokko. Ik droomde voortdurend van een nieuw leven in Nederland, bij mijn echte moeder. In 2001 was het zover dat dat lukte. Ik ging bij mijn moeder in Hoorn wonen. Van al die mooie dromen, een moeder die van me hield, vrolijkheid in huis, leuke vrienden en vriendinnen, zijn er jammer genoeg maar weinig uitgekomen. Mijn moeder bleek een ouderwetse, eigenwijze vrouw. Heel onzeker en daardoor erg beïnvloedbaar. De Marokkaanse gemeenschap in Hoorn is heel hecht. Iedereen bemoeit zich met elkaar, dat gaat soms heel ver. Buitenstaanders vertellen jou hoe je moet leven, hoe je je moet gedragen. Het respect voor vrouwen is niet erg groot, dat merkte ik snel. Thuis mocht ik helemaal niets. Mijn moeder was doodsbang dat ik te veel met jongens omging, dat ik me niet netjes zou gedragen en dat dat zou afstralen op haar. Er werd heel veel geroddeld en mijn moeder geloofde alles. Toen ik in Nederland kwam ben ik een administratieve opleiding gaan doen. Best zwaar, want ik moest tegelijkertijd Nederlands leren. Maar het lukte me. Ondanks mijn moeder die me voortdurend controleerde. Ik werd wel heel onzeker en schuw. Op den duur voelde het alsof iemand me in een wurggreep had. Vaak stond ze me bij de school op te wachten en moest ik direct mee naar huis. In 2004 kon ik er niet meer tegen en ben ik weggelopen. De Marokkaanse
gemeenschap sprak daar natuurlijk schande van en ik werd uitgestoten. Mijn Marokkaanse vriendinnen mochten en wilden niet meer met me omgaan. Ik werd nagewezen, uitgescholden. Gelukkig ben ik goed opgevangen door een paar Nederlandse vriendinnen waar ik kon logeren. Omdat mijn moeder al mijn papieren had, kwam ik eerst niet aan een baan. Hierdoor raakte ik steeds meer in de put. Uiteindelijk had ik een kleine uitkering en deed ik op afroepbasis wat inpakwerk in een snoepfabriek in de buurt. In Hoorn was ik niet veilig. Uitgaan deed ik in een andere stad. Ik voelde me erg ongelukkig. Vorig jaar werd ik opgebeld door reintegratiecoach Rachida Chakir, die me uitnodigde voor een gesprek over mijn werksituatie. Ik schrok toen ze zei dat ze mijn opleiding te hoog vond voor het inpakwerk dat ik soms deed. Het
Samen zijn we naar de opleiding geweest in Amsterdam. Dat was maar goed ook, want ik was bloednerveus. Ik werd aangenomen en kreeg langzaam het gevoel dat mijn leven eindelijk de goede kant op ging. De opleiding bestaat uit drie maanden theorie en drie maanden stage en verliep heel voorspoedig. Maar net toen ik aan het praktijkgedeelte zou beginnen, bleek dat een van mijn nieren moest worden verwijderd. Daardoor mocht ik de opleiding niet afmaken. Rachida is, nadat ik uit het ziekenhuis was ontslagen, meteen weer voor mij op zoek gegaan. Nu werk ik in de bediening in een hotel. Weer in Amsterdam, zodat ik uit de buurt ben van de Marokkaanse gemeenschap in Hoorn. Het werk is leuk, al heb ik in het begin vaak gedacht dat ik het niet zou volhouden. Als ik Rachida dan belde, dan praatte ze steeds weer op me in en zei ze dat ik het wél kon en dat ik moest volhouden. Het werk gaat goed
‘Vanaf de eerste dag dat ik haar ontmoette heb ik Rachida vertrouwd’ was schrik in positieve zin, want het was misschien wel voor het eerst in mijn leven dat iemand iets positiefs over me zei. Vanaf de eerste dag dat ik haar ontmoette heb ik Rachida vertrouwd. Deels omdat ze ook Marokkaanse is en deels omdat ze begrijpt wat ik heb meegemaakt. Ze kent de Marokkaanse gemeenschap. Ik heb verschillende keren mijn hart bij haar kunnen luchten. Bij Rachida voel ik me op mijn gemak. Het lijkt alsof ze me beter kent dan ik. Toen ze me na een paar gesprekken zei dat ze een opleiding in beveiliging wel iets voor mij vond, was ik verbaasd. Dat was precies wat ik zou willen!
nu. Er zijn doorgroeimogelijkheden en de collega’s zijn heel aardig. Ik klink zelfs een beetje Amsterdams. Misschien dat ik op den duur naar Amsterdam verhuis. Rachida is nu aan het bekijken of ze geestelijke hulp voor me kan regelen, want ik zit nog best met mijn verleden. Ik heb het allemaal nog niet verwerkt. Maar het begin is er, eindelijk.’
* Om redenen van privacy en veiligheid zijn de naam en foto gefingeerd.
23
Meneer Berhe (36)
Zonder taal gaat het niet
24
25
26
Meneer Berhe (36)
‘Vier jaar geleden kwam ik van Eritrea via Sudan naar Nederland. Weet u waar Eritrea ligt? Tussen Sudan en Ethiopië. Vlak bij de evenaar. Dus u begrijpt, ik vond het wel koud in Grootebroek. Aan de kou kun je wennen. Wat niet vanzelf gaat is Nederlands leren. Die taal is echt verschrikkelijk lastig en dat heeft voor veel problemen gezorgd. Waar ik ook aan moest wennen waren de regels hier. Je krijgt zoveel papieren, ik wist niet wat ik er mee aan moest. Al die brieven en formulieren zijn bijna altijd in het Nederlands opgesteld. Hierdoor is het moeilijk te begrijpen hoe het in Nederland werkt, en wat de rechten en plichten van de burger zijn. In 2006 kwam mijn familie over uit Afrika en kregen we een wat groter huis in Hoorn aangeboden. Via een uitzendbureau kreeg ik een baan in een wasserij. Dat ging heel goed. Tot ik een kleine maand later, op de fiets op weg naar de wasserij, werd aangereden door een auto. Ik kwam op de grond terecht en had veel pijn aan mijn rug. De man in de auto hielp me overeind en bracht me in zijn auto naar het ziekenhuis. Gelukkig was het niet heel ernstig, maar werken zat er even niet meer in. In het ziekenhuis had ik gebeld met het uitzendbureau dat ik die dag niet kon komen werken. Wat ik niet wist, is dat ik toen ook de wasserij had moeten bellen en zeggen dat ik ziek was. Daar hoorden ze niets van mij en later bleek dat ze dachten dat ik gewoon niet meer kwam. De gevolgen waren niet leuk; ik kreeg een maand salaris en daarna helemaal niets meer. Toen ben ik naar de gemeente
gegaan om een uitkering te regelen, maar door allerlei rare misverstanden duurde het maar. Ik had afspraak na afspraak, werd van het kastje naar de muur gestuurd. Ik kon maar niet duidelijk maken hoe het in elkaar zat. Zelf begreep ik de mensen ook niet. Soms werd ik enorm boos over al dat onbegrip. Ik voelde me zo machteloos. Uiteindelijk heb ik een advocaat in de arm genomen. Die heeft contact gezocht met de verzekeraar en heeft uitgelegd wat mijn situatie was. Vier maanden heeft het geduurd, toen had ik eindelijk een uitkering. Ik dacht toen: “ik ga niet meer werken, straks gebeurt er nog een keer iets en dan heb ik wéér geen geld.” Ik ben dan liever tevreden met een uitkering. Ja, ik was heel erg wantrouwend geworden, over alles en over iedereen.
Als je samen één taal spreekt, dan sta je dichter bij elkaar. Ik vertelde haar dat ik niet meer wilde werken. Maar zij wist me ervan te overtuigen dat ik een doorstart moest maken, dat de mensen niet zo slecht waren als ik dacht. Ze overtuigde me er ook van dat ik nog jong en sterk ben. Veel te sterk om in een hoekje te blijven zitten. En ik zou met werk ook meer geld kunnen verdienen, dat was ook belangrijk. Dankzij haar dacht ik na verloop van tijd: “ik probeer het nog een keer.” Mevrouw Rachida vond het na alle misverstanden beter dat ik niet via het uitzendbureau aan de slag ging. Daarom zijn we samen op zoek gegaan naar een werkgever. Zij zat naast me tijdens de sollicitatiegesprekken, vertaalde als het nodig was en deed een goed woordje voor me. Ze gaf me vertrouwen. Uiteindelijk
‘Eindelijk kon ik uitleggen wat ik had meegemaakt en hoe ik me voelde over alle misverstanden en moeilijkheden’ Een paar maanden geleden kwam ik in contact met een re-integratiecoach van de gemeente. Ik was met grote tegenzin naar de afspraak gegaan. Ik wilde niet werken. Toen bleek die coach zomaar een taal te spreken –Soedanees Arabisch- die ik kon verstaan! Dat was ongelofelijk. Mijn taal! Eindelijk kon ik uitleggen wat ik had meegemaakt en hoe ik me voelde over alle misverstanden en moeilijkheden. Mevrouw Rachida vertrouwde ik meteen.
ben ik aan de slag geraakt bij een productiebedrijf in Wognum, hier in de buurt. Ik werk fulltime en word iedere dag opgehaald en thuisgebracht. Dat dit werk tijdelijk is, staat voor mij vast. Ik wil meer bereiken in het leven, ik ben immers nog jong en sterk. Ik bel iedere dag naar het CWI of er al iets beters voor me is. Ondertussen oefen ik Nederlands, want de taal spreken, dat weet ik nu wel, is echt heel belangrijk.’
27
28
Mevrouw Çetin (31) en mevrouw Tutar (43)
Twee durven meer dan één
29
30
Mevrouw Çetin (31) en mevrouw Tutar (43)
Mevrouw Çetin: ‘Veertien jaar geleden kwam ik naar Nederland. Het verschil met Noord-Turkije is groot, zó groot. De natuur, de leefstijl. Het is zo anders, dat ik het niet kan uitleggen.’ Mevrouw Tutar: ‘Ik kwam elf jaar geleden naar Holland. Een jaar later ben ik getrouwd. Ik heb lang gewerkt in een naaiatelier in Amsterdam. In Nederland is een aantal dingen veel beter geregeld dan in Turkije. Als je ziek bent en niet kunt werken, dan krijg je toch geld.’ Mevrouw Çetin: ‘Ik heb vooral voor mijn drie kinderen gezorgd. Af en toe deed ik wat seizoenswerk, maar ik was toch vooral binnenshuis bezig. Drie jaar geleden heb ik meegedaan aan een oudkomerstraject. Ik volgde onder andere een taalcursus die ongeveer vijftien maanden duurde. Die cursus was best goed, maar het nadeel is dat je een taal in de praktijk moet leren. En ik kwam toen nog niet verder dan mijn tuinhek, dus ik leerde maar weinig en bleef hangen in mijn Turkse taal. Onze coach Bircan heeft mij geadviseerd veel met mijn kinderen te praten, “van kinderen kun je veel leren”, zei ze.’ Mevrouw Tutar: ‘Weet u wat onhandig is? Dat de mensen die je Nederlands leren, geen Turks spreken. Hoe kan ik dan duidelijk maken dat ik iets niet begrijp?’ Mevrouw Çetin: ‘Twee jaar geleden zag ik Bircan voor het eerst. Mijn man had ons gezin verlaten. Wat hij achterliet waren torenhoge schulden, waar ik verantwoordelijk voor werd. Ik moest gaan werken en kwam bij het CWI terecht. Tijdens het gesprek met de casemanager werd ze erbij geroepen: “Ik kan mevrouw Çetin niet verstaan”, zei hij. Tegen Bircan kon ik eindelijk vertellen wat ik dacht en wat ik wilde. Een baan, ja. Maar hoe moest ik op mijn werk komen? Ik heb geen rijbewijs, ik spreek slecht
Nederlands en kon niet fietsen. Bircan zei: “mevrouw Çetin, we gaan bij het begin beginnen; eerst gaat u leren fietsen.” Zo is het gegaan, ik leerde fietsen. Het was helemaal niet moeilijk. Bircan zorgde er ook voor dat tijdens mijn fietslessen er opvang was voor mijn kinderen.’ Mevrouw Tutar: ‘Een paar jaar terug werd het atelier in Amsterdam plotseling gesloten. Ik kreeg een uitkering, maar die liep uiteindelijk ook af. Mijn man was weg. Ook hij had grote schulden gemaakt. Ik durfde niet eens meer bij de bank naar binnen te gaan. Schuldhulp wilde ik niet, daarvoor schaamde ik me te veel. Ik wilde ook geen uitkering, ik wilde gewoon een baantje zodat ik de schuld kon aflossen. Eerlijk gezegd was ik toen op het punt van instorten. Mijn dochter kon vanwege haar psychische problemen op dat moment niet naar de kinderopvang. Bircan zorgde ervoor dat ik met mijn dochter een paar weken eerst naar Turkije kon. Ondertussen ging zij op zoek naar werk.’
met de fiets gaan. In 2005 vond Bircan werk voor ons allebei, bij een bedrijf in Oosterblokker.’ Mevrouw Çetin: ‘Bircan heeft mij ook geholpen met de WSNP-verklaring, die te maken heeft met de schuldregeling. Iedere maand wordt er automatisch een bedrag afgeschreven waardoor de schuld minder wordt. Als ik drie jaar netjes aflos, dan wordt de restschuld kwijtgescholden.’ Mevrouw Tutar ‘Het bedrijf is heel tevreden over ons. Ze noemen ons “het pauzeteam”. Als er ergens mensen met pauze gaan, dan nemen wij hun plaats in. “We zijn snel en makkelijk inzetbaar”, zeggen ze. En we werken hard hoor. Ik ben al gevraagd om chef te worden, maar dat weet ik niet hoor. Nu nog niet.’ Mevrouw Çetin: ‘Ik werk vier dagen per week. Bircan wilde ook tussenschoolse opvang regelen, maar dat wil ik liever niet. Ik moet ook nog een beetje geld overhouden. Ik heb de opvang voor de kinderen zelf geregeld. Dat gaat best goed.
‘Ik wilde geen uitkering, ik wilde gewoon een baantje zodat ik de schuld kon aflossen.’ Mevrouw Çetin: ‘Ik had nog nooit gewerkt en was ook best bang of ik het wel zou kunnen. Bircan bracht mevrouw Tutar en mij in contact. “Twee durven meer dan één”, dacht ze en dat is ook zo. Dus ze ging zoeken naar een werkgever voor ons allebei.’ Mevrouw Tutar: ‘Ik heb een rijbewijs, zodat we samen naar het werk zouden kunnen rijden. Als ik een keer ziek zou zijn, dan kan mevrouw Çetin altijd nog
Het werk is zwaar, maar ik heb straks wel iets dat ik kan laten zien als ik misschien een andere baan zoek. Ik ben trots op mijn kinderen. Nu er regelmaat in ons leven is, gaat het op school heel goed met ze. Mevrouw Tutar: ‘Mijn leven raakt langzaam weer op het goede spoor.’
31
Mevrouw Chahat (56)
Eerst naar de brommerwinkel
32
33
34
Mevrouw Chahat (56)
‘Mijn eerste huwelijk was slecht. Ik was uitgehuwelijkt aan een man met losse handjes. Er werd geslagen als iets hem niet beviel. Op een gegeven moment had ik genoeg van de stelselmatige mishandelingen en de vernederingen. In 1984 ben ik van die vreselijke man afgegaan en naar Hoorn verhuisd. Achttien jaar geleden kreeg ik nog een zoontje. Van mijn vriend die ik in Hoorn had leren kennen, hield ik veel. Al wilde ik geen vent meer in mijn huis; eentje was genoeg geweest. Wij hadden een heel fijne LAT-relatie. Eigenlijk liep alles op rolletjes. Op de dag dat de politie voor de deur stond om te vertellen dat mijn geliefde was omgekomen bij een verkeersongeluk, kwam de hemel naar beneden. Tien jaar ben ik ziek geweest. Ziek van verdriet en ziek van wat mij in mijn eerdere huwelijk was aangedaan. Ik kreeg allerlei klachten, van astma en hyperventilatie tot zware rugpijn en angstaanvallen. Ik kon niets. Ik bestond eigenlijk niet meer. Drie jaar geleden ging het niet verder en ben ik hulp gaan zoeken. Bij een gezondheidscentrum in de buurt vond ik iemand aan wie ik eindelijk durfde te vertellen wat er in mijn leven was gebeurd. Ik heb zoveel gehuild. Het was een verdrietige tijd, maar het luchtte me ook op. Door al die lichamelijke klachten was ik in de bijstand terecht gekomen. Dat was geen vetpot . En toen mijn jongste zoon achttien werd, ging ik er nog verder
op achteruit. Ik wilde graag een baan, maar tegelijk was ik er als de dood voor. Wat kon ik nu helemaal? Ik had nergens ervaring in en mijn dossier stond bol van de medische klachten. Wie zat er nou op Rita Chahat te wachten? Op een dag kwam ik via mijn casemanager in contact met Rachida Chakir. Met mijn dossier in de hand zei ze: “Mevrouw Chahat, waar een wil is, is een weg.” Ik heb haar mijn hele verhaal verteld. Dat ik wel wilde maar niet durfde. Dat ik bang was om na een week werk te worden weggestuurd. Ik verzon wel honderd vragen om haar duidelijk te maken dat ik waarschijnlijk niet geschikt
reden we samen op de brommer van mijn zoon naar een brommerwinkel voor een tweedehands scooter. Deze werd door de gemeente betaald. Sinds half juli scooter ik nu dagelijks naar Avenhorn. Kijk, hij staat hier beneden geparkeerd. Na 25 jaar bijstand heb ik dan toch een baan. Langzaam voel ik me weer een beetje mens worden. De mensen bij de bakkerij zijn aardig en mijn chef Ron let een beetje extra op mij. Hij zorgt ervoor dat de werknemers netjes en vriendelijk met elkaar om gaan. Het werk is behoorlijk zwaar. Zeker voor iemand die nooit in een bedrijf heeft gewerkt. Ik heb Rachida dan ook nog heel vaak gebeld.
‘Werk leidt je weg van het verdriet en de pijn’ was voor een baantje. Maar ze hield vol dat ik aan de slag kon komen. Ik moest het gewoon proberen. In een touringcar met achttien andere werkzoekenden reed ik een paar dagen later naar Bakkerij Pater in Avenhorn. Daar werd een speeddate gehouden. Tot mijn grote verbazing werd ik op proef aangenomen. Rachida had enorm haar best gedaan om de personeelsmanager ervan te overtuigen dat ik een kans verdiende. Alles goed en wel, maar meteen doemde het volgende probleem op: ik had geen vervoer. “Kunt u brommer rijden?” vroeg Rachida. Voor ik het wist
Meestal om te vertellen dat ik zo bang was niet goed te presteren. Ze stelde me altijd op mijn gemak: mocht het mis gaan, dan zou ze iets anders voor me vinden. Zonder haar had ik het nooit gered. Het werk mag dan zwaar zijn, werken is ook goed voor je gemoed. Werk leidt je weg van het verdriet en de pijn. Je praat met andere mensen, soms heb je plezier. ’s Avonds rijd ik zonder angst op mijn blauwe scooter van de bakkerij in Avenhorn naar Hoorn, naar mijn huisje. En dan ben ik trots.’
35
Succesvolle re-integratie
Wat zijn de kritische succesfactoren in een aanpak waarbij allochtone coaches allochtone werkloze mensen intensief begeleiden op de weg naar werk?
36
zijn ze zeer vasthoudend tijdens de onderhandelingen. Soms zelfs zozeer, dat een werkgever eens verzuchtte: ‘Het lijkt wel of die baan voor jezelf is bestemd!’
Ten eerste moeten de re-integratiecoaches de taal van hun cliënten spreken. Het is zoals Bircan Kaplan in het interview in dit boekje zegt: ‘Ik vind ook dat ik eigenlijk Nederlands moet spreken met mijn cliënten, maar in hun taal kan ik ze wél bereiken’. En daar gaat het om: wil je te weten komen welke problematiek er schuil gaat achter een chronisch uitkeringsgerechtigde, dan moet je goed met elkaar kunnen praten en elkaar goed kunnen begrijpen. Verder is het van belang dat de coaches kennis hebben van de cultuur van hun cliënten. Rachida Chakir is zelf van Marokkaanse afkomst. Ze kent de traditionele mentaliteit en de macht die er van allochtone gemeenschappen kan uitgaan. Juist daardoor heeft zij mevrouw Sadiki (dit is een schuilnaam) kunnen helpen bij het vinden van een veilige (werk)plek, uit de buurt van een zeer knellende gemeenschap. Daarnaast is het van belang dat de re-integratiecoaches de tijd nemen én ook krijgen om hun cliënten intensief te begeleiden. De geschiedenis van de meeste uitkeringsgerechtigden is lang en vaak complex. Veel cliënten zijn onzeker, voelen zich minderwaardig. Vaak hebben ze het idee dat er op hun niveau überhaupt geen werk te vinden is. Het vraagt tijd deze mensen ervan te overtuigen dat op vrijwel ieder potje een deksel past. Ook gedurende het werk- of opleidingstraject blijven Bircan en Rachida bereikbaar voor hun cliënten. Om ze te ondersteunen en op het goede spoor te houden. Wie duurzame uitstroom nastreeft en dat doen wij, moet bereid zijn om te investeren. Daarom is het van belang dat er een structurele aanpak is die de belemmeringen in het vinden van werk opheffen. Dat kan door opleidingen te faciliteren, of een vervoermiddel te bekostigen, zodat een cliënt zelfstandig op het werk kan komen. Maar bijvoorbeeld ook door een cliënt in contact te brengen met een allochtone psycholoog, als de situatie daar om vraagt.
Die onvermoeibare dadendrang in ogenschouw nemend, lijkt het alsof Bircan en Rachida willen bewijzen dat allochtone vrouwen hier net zo goed vooruit kunnen komen als iedereen. Dat is deels ook het geval. Rachida Chakir ziet zichzelf als rolmodel voor allochtone vrouwen. Maar wat beide jonge vrouwen vooral drijft is dit: ieder individu in onze maatschappij verdient aandacht en zorg. Dát is de ultieme voorwaarde om mensen te laten deelnemen aan het leven om hun heen. Wie weet haalt dit boekje andere gemeenten ertoe over om net zulke ambitieuze re-integratiecoaches aan te stellen als in Hoorn. Wij bevelen het u in ieder geval van harte aan. Werner Krijgsman, Hoofd Werk en Bijstand, gemeente Hoorn
Voor meer informatie over de Hoornse methode kunt u contact opnemen met het hoofd van de afdeling Werk en Bijstand, de heer Werner Krijgsman telefoonnummer 0229 750851 e-mail:
[email protected] Vanaf juni 2008 kunt u contact opnemen met zijn opvolger: mevrouw Danielle Gelinck telefoonnummer 0229 750862 e-mail:
[email protected]
Maar wat er ook aan tijd en financiële middelen beschikbaar wordt gesteld; de belangrijkste voorwaarde voor succes is de inzet en de passie waarmee de allochtone re-integratiecoaches hun werk doen. Rachida en Bircan zijn wat dit betreft een sierraad voor het project. Onvermoeibaar en met een schier tomeloze ambitie zetten zij zich in voor hun cliënten. Ze bijten zich vast in ieder dossier. Hebben ze ook maar het geringste gevoel dat hun cliënt graag aan de slag wil, dan is niets hun te veel om dat voor elkaar te krijgen. Ontroerend en vrolijk tegelijk is de anekdote waarbij Rachida op een geleende brommer, achterop bij cliënt mevrouw Chahat, de stad doorrijdt, op zoek naar een rijwielhandel om voor haar een tweedehands scooter te kopen. Zijn de coaches eenmaal, samen met een cliënt, bij een potentiële werkgever aan tafel beland, dan is hun betoog gepassioneerd en
37
Cases
38
38
In deze uitgave is slechts ruimte om zeven cliënten uitgebreid hun verhaal te laten doen. Iedere cliënt is uniek, en heeft zijn of haar eigen problemen en mogelijkheden. Dat vraagt om maatwerk. Om een vollediger beeld te geven van de diverse obstakels naar werk, en de mogelijkheden voor re-integratie, volgt een aantal korte beschrijvingen van cliënten en hun trajecten.
De cliënt: vrouw 40 jaar uit Marokko Burgerlijke staat: gescheiden Gezinssamenstelling: vier kinderen De problematiek Tevergeefs probeert de casemanager mevrouw op het spoor van werk te zetten. Hij krijgt geen vat op haar. De re-integratiecoach spreekt de vrouw in haar eigen taal en er ontstaat vertrouwen. Dan pas blijkt dat haar ex-man handelt in drugs en daarbij zijn oudste zoon inschakelt. Deze zoon terroriseert zijn moeder omdat ze van zijn vader gescheiden is. De tweede zoon, die volgens het GBA naar het buitenland vertrokken is, zit in de gevangenis. De derde zoon zit op school en terroriseert medeleerlingen. De jongste, een dochter, zit op een andere school en heeft concentratieproblemen. Het blijkt dat allerlei instanties met het gezin bezig zijn, terwijl ze dat niet van elkaar weten. Het ingezette traject De re-integratiecoach brengt het gezin in bij het overleg Netwerk 12+, een gestructureerde vorm van samenwerking tussen beroepskrachten die werken met jongeren van 12 tot 23 jaar en hun ouders. De hulpverlening wordt gecoördineerd. Stichting Mee doet nu de directe begeleiding van mevrouw. Het (voorlopige) resultaat Mevrouw is één dag per week actief in een leerwerktraject. De begeleiding aan het gezin wordt gecoördineerd.
De cliënt: man 54 jaar uit Marokko Burgerlijke staat: getrouwd Gezinssamenstelling: vrouw en vier kinderen De problematiek Deze man heeft 32 jaar een bijstandsuitkering en geen enkele werkervaring. Hij toont agressief gedrag, ook spreekt hij slecht Nederlands. De casemanager heeft wel het idee dat betrokkene zou kunnen werken, maar krijgt geen grip op de man. Het ingezette traject De re-integratiecoach raakt met hem aan de praat in zijn eigen taal en weet zijn vertrouwen te winnen. Tijdens de gesprekken krijgt de man verschillende huilbuien. Later blijkt dat de man verstandelijke beperkingen heeft. Het (voorlopige) resultaat De man wordt er tenslotte van overtuigd om via het project Werk Direct aan de slag te gaan bij de sociale werkvoorziening Op/ maat. Hij werkt daar nu zes maanden en doet het zeer goed. De leiding van Op/ maat is enthousiast net als zijn collega’s. Hij blijkt zeer collegiaal te zijn. De betrokkene zelf is ook gelukkig met de nieuwe situatie. WSW-indicatie is aangevraagd.
De cliënt: vrouw 32 jaar uit Irak Burgerlijke staat: gescheiden Gezinssamenstelling: drie kinderen
De problematiek De vrouw woont al acht jaar in Nederland, ze is analfabeet en spreekt slecht Nederlands. Van haar ex-man mocht ze niet werken. Haar kinderen zijn in behandeling bij het Boddaertcentrum, een centrum voor dagbehandeling voor schoolgaande jeugd. Vanwege het taalprobleem is het lastig om afspraken te maken. Er is tevens sprake van schulden. Het ingezette traject De re-integratiecoach start een traject voor vijf maanden, bestaand uit een wekelijks gesprek. Zij is ook aanwezig als tolk bij de afspraken met het Boddaertcentrum, ze regelt schuldhulpverlening en meldt mevrouw aan voor een fietscursus. Het (voorlopige) resultaat Na vijf maanden heeft mevrouw een positieve ontwikkeling doorgemaakt en is ze klaar voor (productie)werk.
De cliënt: man 56 jaar uit Libanon Burgerlijke staat: getrouwd Gezinssamenstelling: vier kinderen De problematiek De man woont ruim tien jaar in Nederland en heeft inmiddels drie jaar een uitkering. Door een bedrijfsongeval heeft hij last van zijn pols, en heeft daardoor een kleine WIA-uitkering. Zijn ervaring met werk in Nederland is gering. In Libanon
39
was hij een kok met een eigen restaurant. Hij spreekt slecht Nederlands. Zijn vrouw, depressief door een oorlogstrauma, loopt bij de GGZ. Ze kan geen huishoudelijke taken verrichten. Die worden daarom door de man verzorgd. Sociale contacten hebben ze niet. Het ingezette traject De aanpak verloopt langs twee sporen. De man wordt aangemeld bij de BBZ, zodat hij op den duur wellicht met steun een restaurant kan opzetten. Daarnaast wordt voor hem actief naar werk gezocht. Het bedrijfsplan voor een eigen restaurant wordt helaas afgekeurd, omdat men onvoldoende overlevingskansen ziet. Het (voorlopige) resultaat Na bemiddeling kan hij direct als kok in loondienst aan de slag bij een Libanees restaurant in Amsterdam. Daarmee is hij uit de uitkering.
De cliënt: man 52 jaar uit Eritrea Burgerlijke staat: gehuwd Gezinssamenstelling: twee kinderen De problematiek De man spreekt matig Nederlands, maar is wel geschikt voor laaggeschoolde arbeid. In Eritrea was hij elektromonteur/ klusjesman. Hij heeft een WSW-indicatie. Het vooruitzicht van werk maakt hem niet blij: hij ziet alleen maar problemen en beren op de weg. Het ingezette traject De coach betrekt de vrouw nadrukkelijk
40
bij de gesprekken over werk en deelt mee dat het voor beiden goed is om aan de slag te gaan. De vrouw laat zich als eerste overtuigen. Het (voorlopige) resultaat Mevrouw vindt een baan bij een supermarktketen. Het gevolg is dat de man zich - alleen thuis - eenzaam voelt, en niet voor zijn vrouw wil onderdoen: ‘als zij kan werken, dan kan ik het ook’. De man wordt daarop bemiddeld. Hij heeft nu een halfjaar contract als full-time controleur bij een elektronicafabriek.
bij een dropfabriek. Haar cliënt is keurig op tijd en netjes verzorgd. Hij maakt een goede indruk bij het uitzendbureau. Helaas kan hij niet worden geplaatst bij de dropfabriek, maar niet veel later wordt hij wel uitgenodigd voor andere functie. Het (voorlopige) resultaat De man werkt alweer een tijd bij een machinefabriek.
De cliënt: vrouw 35 jaar uit Marokko Burgerlijke staat: gescheiden Gezinssamenstelling: alleenstaand De cliënt: man 54 jaar van de Antillen Burgerlijke staat: alleenstaand De problematiek Het gaat hier om een slecht verzorgde man met een laag IQ en een drankprobleem. Hij spreekt Nederlands, maar niet erg netjes (straattaal) en het schrijven is een probleem. De casemanager twijfelt of hij niet overgedragen moet worden aan het zorgteam. Maar omdat hij niet afwijzend staat tegenover werk, gaat de reintegratiecoach met hem aan de slag. Het ingezette traject De coach helpt hem met zijn CV en geeft de man allerlei tips, bijvoorbeeld hoe hij zich moet presenteren bij een werkgever. Ze maakt hem duidelijk dat een verzorgd uiterlijk, nette haren, een schoon overhemd, voorwaarden zijn om een baan te vinden. De re-integratiecoach gaat met de klant mee op sollicitatiegesprek bij een uitzendbureau. Het betreft een vacature
De problematiek De vrouw woont zes jaar in Nederland, en heeft vier jaar een uitkering. Ze woont bij haar broer en is volledig van hem afhankelijk. Verder is de vrouw analfabeet, heeft ze geen werkervaring, en onderhoudt ze geen sociale contacten. Ze is een niet ge-integreerde traditionele moslima met hoofddoek, die geen mannen wil verzorgen. Het ingezette traject De re-integratiecoach voert meerdere gesprekken met haar. De vrouw blijkt een zeer laag zelfbeeld te hebben waardoor ze moeilijk bemiddelbaar is voor scholing of werk. Een aanknopingspunt is wel dat ze voor haar oma heeft gezorgd. Afgesproken wordt dat ze de opleiding Zorgtaal in Alkmaar gaat volgen. Dan blijkt dat ze nog nooit met de trein is geweest en daarom de opleiding niet aandurft. De coach gaat de eerste keer met de vrouw mee naar
Alkmaar en legt haar alles uit. Ze weet haar onzekerheid te overwinnen en heeft inmiddels het eerste jaar van de opleiding, inclusief stage in het verpleeghuis in Hoorn, achter de rug. Ze is een van de besten van de klas en is zeer serieus. Het (voorlopige) resultaat De vrouw leest nu bewoners van het verpleeghuis voor. De mensen daar lopen met haar weg. Ze helpt zowel mannen als vrouwen en hanteert daarbij het motto: ‘Het is werk en dat heeft niets met het geloof te maken’. Verder doet ze nog vakantiewerk en volgt ze een verdiepingscursus zorg.
De cliënt: vrouw 34 jaar uit Nederland Burgerlijke staat: gescheiden Gezinssamenstelling: twee kinderen De problematiek Doordat ze in haar jeugd veelvuldig is mishandeld heeft deze vrouw een trauma. Ze heeft veel psychische en lichamelijke klachten, waardoor ze al zeven jaar een uitkering heeft. Vanwege haar kleine kinderen is zij niet verplicht te werken, maar de re-integratiecoach adviseert haar wel een baan te nemen. Daarmee komt ze het huis uit en doet ze sociale contacten op. Coach en cliënt spreken af dat het een rustige, niet te ingewikkelde baan wordt. Het ingezette traject Er volgt een proefplaatsing van vier weken bij een supermarktketen voor 20 uur per week, met een aanvullende uitkering.
Deze wordt vervolgens uitgebreid naar 24 uur. De vrouw krijgt wel het advies zowel kinderopvang als haar belastingzaken te regelen en haar sociale netwerk te vergroten. Het (voorlopige) resultaat Volgens de planning krijgt de vrouw over zes maanden verdere uitbreiding van haar werkuren, waardoor ze geheel uit de uitkering zal zijn.
De cliënt: man 40 jaar uit Marokko Burgerlijke staat: gescheiden Gezinssamenstelling: alleenstaand De problematiek De man woont vijftien jaar in Nederland en heeft al tien jaar een uitkering. Hij is boos op Nederland en teleurgesteld. Daarbij voelt hij zich door zijn laatste werkgever in de steek gelaten. De man is verslaafd aan drugs en ziet geesten. GGZ kan hem niet helpen. Het ingezette traject De re-integratiecoach neemt contact op met de familie, die blij is dat er eindelijk aandacht aan hem wordt besteed. De man wordt geplaatst in een traject bij Roads, een organisatie die mensen met psychische problemen helpt richting werk. Hij is bezig af te kicken.
De cliënt: man 40 jaar uit Syrië Burgerlijke staat: getrouwd Gezinssamenstelling: twee kinderen De problematiek Deze man heeft gedurende de zes jaar dat hij hier woont een uitkering. Zowel hij als zijn vrouw hebben een oorlogstrauma. Beiden slapen slecht. De man lijdt tevens aan een darmaandoening, waardoor hij voortdurend kampt met lichamelijke klachten. Het ingezette traject De re-integratiecoach voert een tiental intensieve gesprekken met deze man. Daarbij komen allerlei zaken aan bod die in het verleden door taalproblemen nooit zijn begrepen. De man komt in contact met de GGZ. Daarna wordt aangekaart dat hij ondanks zijn beperkingen toch aan het werk zal moeten. Als dit niet lukt, zal zijn echtgenote op het spoor van werk worden gezet. Het (voorlopige) resultaat De man gaat aan de slag bij een vervoersbedrijf in Amsterdam, waar hij drie maanden met behoud van uitkering werkt. Het betreft wel aangepast werk vanwege zijn darmproblemen. Ondanks zijn onzekerheid verloopt alles vrij goed. De man heeft inmiddels een contract en is uit de uitkering. Zijn echtgenote volgt een computercursus.
Het (voorlopige) resultaat De man ziet de toekomst weer wat zonniger en is op zoek naar licht werk in de buitenlucht, bijvoorbeeld bij de plantsoenendienst.
41
Colofon Alsnog op weg naar werk is een uitgave van gemeente Hoorn naar aanleiding van het succes van de Hoornse re-integratiecoaches. Met deze uitgave wil gemeente Hoorn collegabeleidsmakers inspireren. April 2008 Redactie en samenstelling Bureau Communicatie gemeente Hoorn Tekst Willem van Leeuwen, De Schrijverij, Hilversum Vormgeving en boekverzorging Communications 2020, Hoorn Drukwerk Communications 2020, Hoorn Fotografie Marc Dorleijn, Hoorn
C2020/2071477
44