ZOMER 2013 – WWW.ZUIDVLEUGEL.NL
NAAR EEN SCHONE ECONOMIE EEN BEREIKBARE ZUIDVLEUGEL STEDENBAANPLUS COMFORTABEL WONEN IN DE STAD LANDSCHAP DICHTERBIJ HUIS
NAAR EEN SCHONE ECONOMIE EEN BEREIKBARE ZUIDVLEUGEL STEDENBAANPLUS COMFORTABEL WONEN IN DE STAD LANDSCHAP DICHTERBIJ HUIS
ZUIDVLEUGEL INNOVATIE IN DENKEN, SAMENWERKEN EN UITVOEREN
3 → AANTREKKELIJKE WOONEN LEEFOMGEVING IN DE ZUIDVLEUGEL
11 → KIEZEN VOOR KWALITEIT BIJ MOBILITEIT VRAAGT OM GOEDE SAMENWERKING
17 → ENERGIETRANSITIE, OOK VOOR ECONOMISCHE DOELSTELLINGEN
THEMA – TITEL
3 → VESTIGINGSPLAATSFACTOREN EN WOONMILIEUS Volgen bewoners bedrijven of bedrijven bewoners? Wat is de invloed van een mooie woon- en leefomgeving om internationale bedrijven en toptalenten zich hier te laten vestigen?
INNOVATIE IN DENKEN EN DOEN IN DE ZUIDELIJKE RANDSTAD
→3
6 → PILOTS Drie voorbeelden van innovatief denken en doen.
De tijden zijn veranderd. Waar we in het verleden als overheden gewend waren programma’s en projecten te realiseren met publieke middelen of gemakkelijk verkrijgbare private financiering, moeten we nu op zoek naar een nieuw perspectief op investerend vermogen.
9 → VIJF GOUDEN TIPS VOOR EEN NIEUWE MANIER VAN WERKEN Om eigen doelen te realiseren, zijn overheden steeds meer afhankelijk van andere partijen.
11 → DE GEMIDDELDE MENS BESTAAT NIET
In de zuidelijke Randstad zijn de gezamenlijke overheden inclusief het Rijk op zoek naar een nieuwe uitvoeringstrategie om de gezamenlijke ambities te kunnen bereiken. Een uitvoeringsstrategie waarin de overheden nieuwe rollen kiezen ten opzichte van elkaar en ten opzichte van het bedrijfsleven, de kennisinstellingen en andere maatschappelijke partners. Het benutten van elkaars mogelijkheden komt centraal te staan, het vinden en faciliteren van maatschappelijke energie om opgaven te realiseren komt steeds meer op de voorgrond te staan.
→ 19
Kwalitatieve mobiliteit, geredeneerd vanuit de gebruiker.
14 → M20 Column van prof. ir. Maurits de Hoog over samenwerking bij metropoolvorming.
15 → EEN OPTELSOM VAN PLUSPUNTEN Prof. dr. Frank van Oort en drs. Leonard Kok geven hun visie op het belang van netwerken voor economische groei.
column zijn visie op de rol van cultuur in de metropolitane ontwikkeling in de zuidelijke Randstad. ‘De Weerbare Regio’ van de provincie Zuid-Holland is een belangrijk onderzoek naar de versterking van de veerkracht van de Zuid-Hollandse economie. In een tweegesprek discussiëren Frank van Oort en Leonard Kok onder andere over de rol die de overheden kunnen spelen in die versterking van onze economie. Versterken van de veerkracht van onze economie betekent ook het inzetten van een energietransitie. Onze afhankelijkheid van fossiele bronnen is groot, en het ontwikkelen van nieuwe energietechnologie is een economische kans. Het artikel ‘Energietransitie als kans voor de Zuidvleugel’ van Rob Weterings, Walter Manshanden en Marco van Steekelenburg werkt dit uit. Een mooi voorbeeld van het nieuwe werken aan stedelijke ontwikkeling zijn kluswoningen. In Den Haag vliegen de kluswoningen die te koop komen de deur uit. De klussers/bewoners Matthias Veen en Martijn Kok uit Rotterdam vertellen waarom zij hebben gekozen voor een klushuis. Als uitsmijter hebben wij Heleen Mees bereid gevonden haar licht te laten schijnen op de zuidelijke Randstad vanuit haar New Yorkse perspectief.
Het Zuidvleugelmagazine is een uitgave van het samenwerkingsverband Zuidvleugel Samenstelling en redactie
In deze wereld van schuivende panelen ontvangt u het voorliggende Zuidvleugelmagazine. In het verlengde van het tweede nummer van 2012 wil het magazine een bron van inspiratie en debat zijn. De redactie hoopt u hiervoor een interessant palet aan artikelen aan te bieden. Vele schrijvers leverden een bijdrage, waarvoor ik hen zeer erkentelijk ben.
Zuidvleugelbureau
17 → ENERGIETRANSITIE ALS KANS VOOR DE ZUIDVLEUGEL
Fotografie
Terwijl de energievraag de komende jaren met ruim 30% stijgt, nemen de kansen voor hernieuwbare energie in de Zuidvleugel toe.
Gemeente Den Haag (Laakhaven,
Siebe Swart, Hollandse Hoogte (omslag) Ronald Tilleman (Lloydpier) wachtrij kluswoningen) René Zoetemelk (Frank van Oort, Leonard Kok) Martijn Kok (De Blauwe Vos)
19 → ZELFBOUW HEEFT DE TOEKOMST Hoe kluswoningen worden omgetoverd tot droomwoningen in de bestaande stad.
Provincie Zuid-Holland Ontwerp en productie Zinnebeeld Drukwerk
22 → NEW YORK AAN DE NOORDZEE Column van Heleen Mees over de vergelijking tussen New York en de Zuidvleugel.
PlatformP Voor meer informatie Zuidvleugelbureau Postbus 90602
Allereerst doet Ineke den Heijer verslag van haar onderzoek naar de rol van het wonen en woonmilieus bij de keuze van internationale bedrijven om zich in een regio te vestigen. Zij gaat op zoek naar integratie van de verstedelijkingsstrategie en de economische agenda om de zuidelijke Randstad een krachtiger positie te geven in de internationale “battle of the brains”. Na enkele voorbeelden van innovatief denken en doen, nodigen wij u uit om mee te denken over vijf gouden regels voor een nieuwe manier van werken die past bij het nieuwe perspectief op investerend vermogen. Nico van Buren, directeur Kennisalliantie en Leo Freriks, City accountmanager bij Siemens reflecteren hierop. Innovatief denken en doen op het gebied van openbaar vervoer betekent analyseren vanuit de mens en niet vanuit de verkeersmodellen. Het artikel ‘De gemiddelde mens bestaat niet’ doet verslag van een onderzoek van bureau SDP hiernaar, met bijdragen van Ingrid de Bondt en Herman Gelissen. Maurits de Hoog geeft vervolgens in zijn
Kortom: een scala aan artikelen waarvan ik hoop dat zij u stimuleren om na te denken over de zuidelijke Randstad en hoe u, op een innovatieve wijze, kan bij dragen aan de versterking van onze mooie regio. Lodewijk Lacroix, Secretaris/programmamanager Zuidvleugelbureau PS: op www.zuidvleugel.nl vindt u sinds kort een Twitterstream (#zuidvleugel) en een agenda. Bij
[email protected] kunt u uw evenement of bijeenkomst aanmelden voor de agenda.
2509 LP Den Haag 070 4418303
[email protected] www.zuidvleugel.nl
1
ZUIDVLEUGELMAGAZINE – ZOMER 2013
ZUIDVLEUGELMAGAZINE – ZOMER 2013
2
DE RELATIE TUSSEN WONEN EN WERKEN – VESTIGINGSPLAATSFACTOREN EN WOONMILIEUS
DE RELATIE TUSSEN WONEN EN WERKEN – VESTIGINGSPLAATSFACTOREN EN WOONMILIEUS
DE RELATIE TUSSEN WONEN EN WERKEN
VESTIGINGSPLAATSFACTOREN EN WOONMILIEUS Op verzoek van Samenwerkingsverband Zuidvleugel heeft Ineke den Heijer (provincie Zuid-Holland) onderzoek gedaan naar de rol van wonen en woonmilieus bij de keuze die internationale bedrijven hebben om zich in een bepaalde regio te vestigen. Als de theorie klopt dat ‘werken wonen volgt’, wat kan de overheid dan doen om de kenniswerkers naar de regio te halen? Dat is de centrale vraag in deze Quick Scan, die gebaseerd is op literatuur en interviews met Agencies en grote internationale bedrijven. Deze analyse sluit af met een handelingsperspectief om een bijdrage te leveren aan het internationaal vestigingsklimaat in het zuidelijke deel van de Randstad. URGENTIE
→→ ‘DE ECONOMISCHE GROEI IN DE ZUIDELIJKE RANDSTAD VOLGT HET NEDERLANDSE GEMIDDELDE. ONDANKS DE AANWEZIGE MASSA IS ER GEEN EXTRA GROEI’ (RANDSTADMONITOR TNO) In het wereldwijde gevecht om internationaal talent doet de Zuidvleugel het in ‘the battle of the brains’ minder goed dan gehoopt. De top drie van leefbare steden in de wereld bestaat alleen maar uit Europese steden (namelijk Wenen, Zürich en Genève), maar Nederland komt niet in de lijst voor.
3
ZUIDVLEUGELMAGAZINE – ZOMER 2013
Verder doet Amsterdam het wat betreft imago en bekendheid beter dan de Zuidvleugel. Tijd om het tij te keren. Hoe kunnen we nu met de de juiste passende leef- en woonmilieus de economie van de zuidelijke Randstad stimuleren? Ideaal is het beeld van een zuidelijke Randstad die bekend staat om de mooie woon- en leefomgeving, waar de internationale toptalenten zich graag willen vestigen. Daardoor worden weer bedrijven en ‘captains of industry’ aangetrokken en stijgt deze regio op de internationale ranglijst. Met als gevolg meer economische groei…
DE RELATIE TUSSEN WONEN EN WERKEN IN HISTORISCH PERSPECTIEF
→→ ‘MENSEN VOLGEN NIET LANGER DE BEDRIJVEN, HET IS JUIST ANDERSOM’ (RICHARD FLORIDA) In 2002 introduceerde Richard Florida met deze theorie een andere kijk op de relatie tussen wonen en werken. Hoewel het samenspel tussen wonen en werken vaak als kip-ei-discussie wordt afgedaan heeft deze theorie invloed gehad op de strategie van bijvoorbeeld de steden. Welke voorzieningen zijn nodig om de kenniswerkers naar je stad te halen? In Rotterdam bijvoorbeeld zijn Schieblock en de Schiecentrale broedplaatsen voor de creatieve sector.
De Lloydpier is nu getransformeerd naar een ontmoetingsplek voor mensen uit de creatieve sector. De schiecentrale kent een combinatie van woningen en kantoren en is ontworpen door Mei Architecten en Stedenbouwers uit Rotterdam. © Ronald Tilleman
Wanneer we ver terug in de tijd gaan, vinden we inspirerende voorbeelden van het samenspel tussen wonen en werken. Grote bedrijven hebben sinds de industriële revolutie eigen wijken of woondorpen gerealiseerd ten behoeve van voldoende en geschoolde arbeidskrachten in de directe nabijheid. Zo werd de Philipswijk in Eindhoven speciaal gebouwd voor de nieuwe werknemers van het platteland. Meneer Philips liet huizen bouwen met genoeg grond erbij om het boerenbedrijf te kunnen continueren. De bedoeling was dat de kinderen van deze boerenfamilies in de fabriek konden gaan werken. Andere voorbeelden zijn Heijplaat Rotterdam of de Agnetahof in Delft. Deze wijken werden door de bedrijven in de buurt van de fabriek en volgens de tuinstadgedachte gebouwd. Niet geheel belangeloos overigens, want hierdoor hadden de werknemers minder reistijd en leefden zij in goede omstandigheden waardoor het ziekteverzuim laag was. Door de komst van de woningcorporaties werd de inbreng van bedrijven bij de bouw van woningen minder. Door de toenemende invloed van de overheid (volkshuisvestingsbeleid en planologie) werd de relatie tussen wonen en werken steeds meer ontmengd. Daarmee verdween ook beetje bij beetje de vraaggerichte benadering van woningbouw.
Lloyd 1909. Vroeger was de Lloydpier, waar nu de Schiecentrale staat, een belangrijke haven voor Rotterdam.
De grootschaligheid kwam op haar hoogtepunt tijdens de Vinex-periode en kwam daarna piepend en schokkend tot stilstand onder andere door de economische crisis. Door kennis van het verleden krijg je grip op het heden. Ligt er nu een deel van de toekomstige aanpak in de meer private en kleinschalige aanpak van vroeger? Nu is de kans een nieuwe strategie te ontwikkelen waar het samenspel tussen wonen en werken in balans is. Waarbij weer de vraag
in beeld komt en de kennis en betrokkenheid van de markt. Ook nu zijn er private ontwikkelingen die delen van de woningmarkt beïnvloeden. Zo huren internationale hoofdkantoren in de nabijheid kwalitatief goede woningen of bevorderen short stay facilities. Ikea bouwt een hotel om eigen mensen – die de opleiding volgen – onder te brengen. Er is nog geen sprake van grote concentratie of herkenbare → woonmilieus.
ZUIDVLEUGELMAGAZINE – ZOMER 2013
4
DE RELATIE TUSSEN WONEN EN WERKEN – VESTIGINGSPLAATSFACTOREN EN WOONMILIEUS
PILOTS – INNOVATIEF DENKEN EN DOEN
PILOTS
Viering van Chinees Nieuwjaar in Rotterdam
Voor een internationaal vestigingsmilieu zijn internationale voorzieningen van groot belang, zoals winkels, cultuur en cafés en restaurants.
→→ ‘DE EXPAT BESTAAT NIET’ (INTERNATIONAL COMMUNITY PLATFORM, DEN HAAG) Nog geen tien jaar geleden werd de expat gezien als de rijke buitenlander die ging wonen in grote huizen, zoals we die bijvoorbeeld kennen in Wassenaar. Er waren twee soorten expats; namelijk met en zonder kinderen. Tegenwoordig is dat beeld complexer. Niet alleen is er diversiteit in culturele achtergrond, ook in levensstijl en besteedbaar inkomen zijn er verschillen. Het meest duidelijk is het verschil tussen de Chinese woonwensen en de Amerikaanse. Zo willen Aziaten bij elkaar in de buurt wonen en dicht bij het werk en de eigen (Chinese) voorzieningen, zoals restaurants en winkels. Zij hebben minder te besteden en hechten minder aan grote woonruimten. Amerikanen daarentegen hebben een voorkeur voor grotere woningen en vormen minder een gemeenschap zoals de Aziaten. OostEuropeanen hebben een beperkt budget en zoeken goedkope woningen. Komt er een Italiaans bedrijf? Dan is een espressobar om de hoek een ‘must’, evenals een exclusieve schoenenwinkel. Om de (internationale) kenniswerkers een aantrekkelijke woonomgeving te bieden is een brede internationale omgeving nodig: golfbaan, cultuur, internationale scholen, ‘social clubs’, horeca (Starbucks voor Amerikanen, espresso voor Italianen, Chinese restaurants, etc). De woning zelf lijkt een minder prominente plaats te krijgen. Een nieuwe woonwijk voor (buitenlandse) kenniswerkers bouw je dus niet aan de rand van een stad, maar dichtbij de eigen cultuurgebonden voorzieningen. Ontwikkelende en
5
ZUIDVLEUGELMAGAZINE – ZOMER 2013
bouwende partijen krijgen steeds meer oog voor deze wensen. Er ligt een taak voor de overheid om hier nu ook haar rol te pakken. KERNBOODSCHAP Hoe zorg je nu voor die passende leef- en woonmilieus, zodat de economie van de zuidelijke Randstad wordt gestimuleerd? Een eerste stap is dat we specifieker moeten
→→ ‘EERST DE MENSEN, DAN DE STENEN’ (INEKE DEN HEIJER) en kunnen zijn bij het bepalen voor wie we ontwikkelen en welke plekken (potentieel) geschikt zijn. De indeling op basis van woonmilieus lijkt dan een ambtelijke werkelijkheid en maar ten dele bruikbaar. Zowel voor de bestaande als de nieuw aan te trekken groep (internationale) kenniswerkers is verdieping van de vraag nodig.
Door slimme coalities te sluiten met alle partijen die betrokken zijn bij het huisvesten van – internationale – kenniswerkers (zoals bedrijven, belangenorganisaties, makelaars, ontwikkelaars) creëer je innovatieve woonconcepten die aansluiten bij de vraag. Daarbij moeten de partijen wel willen samenwerken en informatie uitwisselen. De organisatie van de nieuwe Regionale Ontwikkelingsmaatschappij (ROM) voor de Zuidvleugel zou hierbij een rol kunnen spelen. Op die manier is het in de eigen regio mogelijk bij te dragen aan het vestigingsklimaat voor (internationale) bedrijven. ← De battle of the brains is in volle gang, tijd om ook mee te doen. Ineke den Heijer, planoloog en bestuurskundige bij de provincie Zuid-Holland
Het culturele aspect lijkt daarbij het meest belangrijk. Kijk naar de Chinese groep, de snelst groeiende migrantengroep in Nederland. Waar wonen ze, wat hebben ze te besteden, wat zijn hun woonwensen, hoe lang blijven ze? De kennis hierover is er wel, maar is nog niet geïntegreerd in een verstedelijkingstrategie of economische agenda. Mijn advies is om voor bestaande internationale locaties zoals Chinatown in Den Haag, Rotterdam, Voorschoten, Wassenaar en Noordwijkboulevards een strategie te hanteren die is gebaseerd op het versterken van het imago en uitbouwen van een eigen identiteit en branding. De nieuw te ontwikkelen locaties moeten ontwikkeld worden met een visie en met een bepaalde allure om kenniswerkers aan te trekken of te binden.
INNOVATIEF DENKEN EN DOEN
BIOBASED ECONOMY
Ineke den Heijer
Dat isobutanol een primair alcohol is, zal bij mensen met een chemische achtergrond tot enige herkenning leiden, maar dat het molecuul ook de aanleiding en de (ver)bindende factor is geweest voor de oprichting van het Isobutanol Platform Rotterdam consortium (IBPR) is voor menig buitenstaander een ‘ver-van-mijn-bed-show’. De kiem voor het IBPR is gelegd door bedrijven als de Suiker
Unie, Indorama en Afvalverbranding Rotterdam en kennisinstellingen als de TU Delft en ECN. Gezamenlijk geloven zij in de ontwikkeling om op termijn isobutanol te gebruiken voor de productie van biobrandstoffen en basischemicaliën. De overheid heeft zich verbonden aan het IBPR vanwege de te verwachte economische en maatschappelijke meerwaarde (verduurzaming) en heeft deze
biobased ontwikkeling bekrachtigd door matching van middelen afkomstig uit diverse provinciale, landelijke en Europese fondsen.
→
ZUIDVLEUGELMAGAZINE – ZOMER 2013
6
PILOTS – INNOVATIEF DENKEN EN DOEN
PILOTS – INNOVATIEF DENKEN EN DOEN
STATIONSGEBIED GOUDA Het stationsgebied van Gouda is volop in ontwikkeling, zowel het OV-knooppunt als het stedelijk centrum. Voor een hoogwaardig en multifunctioneel stationsgebied werkt de gemeente Gouda samen met StedenbaanPlus aan het oprichten van een brede alliantie met meer dan tien partijen die als geheel verantwoordelijk is voor de opgave. De alliantievorming heeft geholpen om de agenda’s van afzonderlijke partijen bij elkaar te krijgen en een dialoog over urgenties te voeren. Om de kloof tussen de traditionele partijen en de informele wereld van lokale gebruikers te overbruggen zijn naast gemeente, regio, provincie en vervoerders namelijk ook ondernemers en georganiseerde particulieren uitgenodigd om hun visie te geven op wat er speelt en wat er nodig is. Het resultaat van deze uitwisseling
is een breed gedragen beeld van kwesties en urgenties. Het gedeelde belang leidt tot meer mogelijkheden. Er wordt gesproken over sponsoring en educatieve projecten. Dat is dus echt meer dan iedereen zijn eigen kavel en business as usual. De gecombineerde investering van circa € 300 miljoen is een fraai voorbeeld van een integrale gebiedsontwikkeling nieuwe stijl, die binnen afzienbare tijd zal leiden tot een hoogwaardige OV-ingerichte zone tegen het historische centrum van Gouda aan. De gemeente heeft lef getoond door het nieuwe ‘Huis van de Stad’ naast het station te realiseren. En dat blijkt weer het vertrouwen te geven in nog meer ontwikkelingen: een nieuwe bioscoop, een hotel, kantoren, woningen, winkels, nieuwe fietsstallingen en een nieuw stationsgebouw. Stationsgebied Gouda
LAAKHAVEN – DEN HAAG De gebiedsontwikkeling van Laakhaven, met de gemeente in een traditioneel sturende rol, strandde in Laakhaven West. De beoogde PPS (Publiek-Private Samenwerking) werd ontmanteld en zowel plan als aanpak werd grondig herzien.
Perspectief Laakhaven West Vogelvlucht
7
ZUIDVLEUGELMAGAZINE – ZOMER 2013
Er is gekozen voor een nieuwe aanpak die past bij deze tijd. Er is geen eindbeeld, er zijn kaders. De kern van deze nieuwe aanpak is een meer kleinschalige en vraaggerichte aanpak, waardoor gronden snel verkocht kunnen worden zonder rekening te hoeven houden met voorverkoop. Het bestemmingsplan is zeer ruim opgesteld zodat initiatiefnemers zeggenschap en keuzevrijheid krijgen. In Laakhaven-West komt ruimte voor een veelvoud van kleinschalige initiatieven van particulieren, bouwers, ontwikkelaars en ondernemers. Iedereen kan hier aan de slag. De gemeente maakt dit onder andere mogelijk door een groot deel van haar grond dit jaar en komende jaren als kavels in de verkoop te zetten voor ´Kleinschalig Opdrachtgeverschap’. De gemeente geeft in een kavelpaspoort de vaste grondprijs en kaders aan, kleinschaligheid en keuzevrijheid staan hierin centraal. Koperscoaches worden ingezet om kopers te ondersteunen bij hun aankoop. Het is nu al een succes.
Een gevolg van deze nieuwe manier van ontwikkeling is, dat de verschillende delen van Laakhaven-West zich op verschillende manieren en in een wisselend tempo kunnen gaan ontwikkelen. Zodoende ontstaat een levendig en contrastrijk stadsbeeld, met bewoners en ondernemers die binding hebben met de wijk die zij zelf hebben opgebouwd. Maar er gebeurt nog veel meer in Laakhaven West. Industrieel erfgoed (RAC hallen) is ingepast. Er wordt een kantoorpand verbouwd tot studentenflat, het grootste Mandir complex (Hindoestaans geloofshuis) van het Europese vasteland wordt hier gebouwd. Kleine bedrijfsunits gaan zorgen voor afscherming tussen het spoor en het gebied en aan het water komen een aantal hoogbouw locaties. Ook tijdelijke functies zoals huisvesting van arbeidsmigranten en een stadswijngaard hebben een plek in deze wijk gekregen. Het kan er allemaal. Er ontstaat in Laakhaven, dankzij alle initiatieven, een steeds aantrekkelijkere voedingsbodem voor ideeën. Het gebied is in beweging en dat is weer een verleiding voor nieuwe initiatiefnemers, een spannende stadswijk is in de maak. Het ‘vliegwiel’ is in werking, de voltooiing van Laakhaven is begonnen; niet ondanks, maar dankzij de crisis. ←
ZUIDVLEUGELMAGAZINE – ZOMER 2013
8
THEMA – VIJF GOUDEN REGELS VOOR EEN NIEUWE MANIER VAN WERKEN
THEMA – VIJF GOUDEN REGELS VOOR EEN NIEUWE MANIER VAN WERKEN
ZOEKEN NAAR EEN NIEUWE ROL VOOR DE OVERHEDEN
VIJF GOUDEN TIPS VOOR EEN NIEUWE MANIER VAN WERKEN Ruimtelijke planning heeft zich op alle schaalniveaus lange tijd gericht op eindbeeldplanning. Hoe moet een bepaald gebied er over een x aantal jaar uit zien. De overheden stonden aan het roer: door publieke investeringen in woningbouw en bereikbaarheid werd toegewerkt naar het eindbeeld, waarbij onwelgevallige ontwikkelingen werden tegen gehouden. Een nieuwe werkwijzelijke context en de veranderende rol van de overheid in het ruimtelijke domein.
REACTIES VANUIT HET BEDRIJFSLEVEN Nico van Buren, directeur Kennisalliantie
Leo Freriks, City accountmanager bij Siemens Nederland
Vijf duidelijke tips, en ook dan zal gebiedsontwikkeling voor zowel markt als overheid een ingewikkelde zaak blijven. Vooral in het economische domein zijn er nog weinig marktpartijen die vanuit een beleggingsvisie een geheel of groot deel van een bedrijventerrein (her)ontwikkelen en beheren, zoals dat wel in Groot Brittannië gebeurt. Binnen marktpartijen wordt ook gezocht naar nieuwe procesvaardigheden om in nieuwe deelnamemodellen meerdere partijen mee te nemen in een gezamenlijke ontwikkeling. Het is een open deur, maar het organiserend vermogen van onze samenleving dient ook hier op een hoger plan te worden gebracht. Deze vijf tips kunnen daaraan bijdragen.
In hun artikel ‘vijf gouden tips voor een nieuwe manier van werken’ geven Lodewijk Lacroix en Zjèf Budé tips voor een nieuwe werkwijze voor overheden voor wat betreft de ruimtelijke planning. Daarbij twee kanttekeningen. De eerste kanttekening betreft de schaalgrootte waarop gepland wordt. Wij zien in toenemende mate de concurrentie tussen steden en stedelijke gebieden wereldwijd voor bijvoorbeeld de vestiging van economische bedrijvigheid. Het is van belang dat de overheden in Nederland ervoor zorgen dat wij op het juiste schaalniveau deze strijd aangaan op thema’s als ruimtelijke planning, energie en mobiliteit. Deze vraagstukken overstijgen het niveau van de individuele stad of gemeente en vragen om oplossingen op een hoger aggregatie niveau. De tweede kanttekening betreft de business case. Alleen als een maatschappelijke business case omgezet kan worden in een economische business case, kan de markt in staat zijn om een duurzame rol te spelen. Anders blijft het bij tijdelijke investeringen in pilots en proeftuinen, die eindigen zodra ‘het geld op is’. Samengevat: voor de markt is het interessant samen te werken als er voldoende schaalgrootte en business case aanwezig is.
De overheden zijn niet meer in de ‘lead’, zij zijn steeds meer afhankelijk van initiatieven van andere partijen om de eigen doelen te realiseren. Het tegenhouden van onwelgevallige ontwikkelingen is niet de kwestie: de vraag is hoe de overheden initiatieven kunnen faciliteren opdat welgevallige ontwikkelingen tot stand komen. Daarom is een andere manier van (samen)werken nodig; samenwerken met een adaptieve agenda als leidraad. Voor die adaptieve wijze van samenwerken zijn er wel een paar ‘gouden tips’. Die beschrijven we hier.
TIP 1
TIP 2
TIP 3
TIP 4
TIP 5
Zorg voor heldere ambities op de lange termijn, als duurzaam publiek kader en om de publieke investeringen effectief te richten. Ambities maken de doelen die de overheid nastreeft helder en geven de richting aan waarin het land of gebied zich zou moeten ontwikkelen. Een betrouwbare overheid is een overheid die niet voortdurend zijn koers verlegt, maar voor de langere termijn duidelijkheid geeft aan burgers en bedrijven. Duidelijkheid die burgers en bedrijven nodig hebben om hun eigen plannen te kunnen maken. Door het bieden van een perspectief kunnen initiatieven in de samenleving en de markt ontstaan, die bijdragen aan het realiseren van de gestelde ambities.
Stimuleer en speel in op kansen van markt en samenleving; het nieuwe perspectief op investerend vermogen komt niet van de overheden maar van de creativiteit en energie van maatschappelijke partners. Een overheid kan het niet meer alleen. Overheden moeten de initiatieven van markt en samenleving benutten en ruimte geven om te ondernemen. Met steeds meer afnemende overheidsmiddelen, zijn het de markt en private initiatieven die de ruimtelijke problemen kunnen ‘aanpakken’ met hun investeringen.
Bepaal de onmogelijkheden en wees hierin consistent en betrouwbaar. Het is daarnaast ook de overheid die haar burgers moet beschermen tegen ongewenste ontwikkelingen. Maak als overheid dus alleen die zaken onmogelijk die de leefbaarheid of gezondheid van burgers raken. En wees hierin voor iedereen ook een baken van vertrouwen en consistentie.
Wissel maakbaarheid in voor flexibiliteit: beperk regels tot het noodzakelijke, kies als overheden (ook onderling) een faciliterende rol en wees bereid je eigen overheidsidee in te leveren voor een beter idee vanuit de samenleving. Hoewel het schetsen van langetermijnambities noodzakelijk is, is een voorbehoud nodig. Het gaat om het bieden van helderheid over de ambities op de lange termijn, maar niet over het schetsen van een gedetailleerd eindbeeld. In het vinden van de juiste balans zit de crux. De langetermijnkoers moet tenslotte initiatieven uit de markt en samenleving losmaken, flexibel kunnen inspelen op ontwikkelingen die zich gaandeweg voordoen en anderen uitnodigen bij te dragen aan de realisatie van de ambities.
Wacht af en neem besluiten op het juiste moment. Wees je bewust van zekerheden en onzekerheden. Beslis nu over de zekerheden en kies voor de onzekerheden een no-regret strategie. Zekerheden komen steeds minder voor. Speel daar als overheid op in en zorg dat je op het juiste moment de beslissing neemt. Dat juiste moment weet je door ontwikkelingen te monitoren en trends in de gaten te houden. Want alleen zo weet je of de ongewenste ontwikkeling gaat ontstaan waar je op moet ingrijpen of dat de markt / samenleving het zelf corrigeert.
9
ZUIDVLEUGELMAGAZINE – ZOMER 2013
ook dat het tevens ruimte biedt om gebruik te maken van de kracht van de samenleving en de markt. Waarbij de juiste balans moet worden gezocht tussen het bieden van helderheid over de ambities op de lange termijn, de daaruit volgende kaderstelling en flexibiliteit om maatschappelijke initiatieven maximaal te kunnen faciliteren. ← Zjèf Budé, gebiedsteamtrekker Zuidvleugel bij het Ministerie van Infrastructuur en Milieu Lodewijk Lacroix, Secretaris/programmamanager Zuidvleugelbureau
Daarmee is de meerwaarde van adaptief samenwerken dat het niet alleen helderheid geeft over de langetermijnambities, maar
ZUIDVLEUGELMAGAZINE – ZOMER 2013 10
INNOVATIEF DENKEN – DE GEMIDDELDE MENS BESTAAT NIET
INNOVATIEF DENKEN – DE GEMIDDELDE MENS BESTAAT NIET
1. VOOR- EN NATRANSPORT DUIDELIJK VERSCHILLEND — MET IMPLICATIES VOOR DE INRICHTING VAN STATIONS, EN WENS VOOR NIEUWE STATIONS Modaliteit van en naar treinstations op een werkdag — excl. ander OV (Bus, Tram, Metro) (%) HUIS → TREINSTATION
29%
INNOVATIEF DENKEN
Een andere observatie is dat mensen die het OV gebruiken vaak vanaf huis fietsen naar hun vertrekhalte, en lopen vanaf hun bestemmingshalte (schema 1). Fijnmazigheid in aanbod is dus vooral van belang bij de bestemmingshalte. De bestemmingen blijken vooral kantoren en hoger onderwijs te zijn. Plaatsen waar de concentratie heel hoog is en er (daarom) te weinig parkeerplaatsen zijn.
HET GEMIDDELDE BESTAAT NIET Zeker voor het gebruik van OV blijkt het gemiddelde niet te bestaan. Mensen gebruiken de trein vooral om naar hoger onderwijs en werk te gaan. Van de langere afstand forensen naar kantorencentra reist maar liefst 50 tot 70% met het OV (schema 2). Gemiddeld gebruikt maar 10 tot 15% van de forensen het OV. Naar kantorencentra met parkeerbeleid, echter, is dat wel 50 tot 70%. Het ‘gemiddelde’ van 5% blijkt dus niet relevant. Ondanks het goede OV-aanbod met de metro zien we bijvoorbeeld dat van de mensen die reizen naar kantoren en hoger onderwijs tussen station Rotterdam Alexander en Kralingse Zoom, waar onder andere de Hogeschool is gevestigd, ‘slechts’ 25% hiervoor het OV gebruikt, voor Rotterdam Centrum ligt dit ruim boven de 50%. Mensen bepalen hun keuze kennelijk niet alleen op de kwaliteit van het OV-aanbod. Naar nog minder geconcentreerde gebieden reist vrijwel niemand met het OV (schema 3). Hier speelt uiteraard een rol dat het niet rendabel is naar dergelijke gebieden hoogwaardig OV aan te bieden.
AANPAK TOEGEPAST OP OV IN DE RANDSTAD Met de aanpak ‘vanuit-de-mens’ is in opdracht van het OV-bureau Randstad het rapport ‘Kiezen voor Kwaliteit – Beter benutten
→→ ‘HELDERE PRIORITEITEN BINNEN BESTAAND CONCEPT’
95% van de inwoners van randstad woont binnen 5 km van een treinstation
57%
11%
14%
3%
2. ZONDER FIETS EN OV ZOUDEN DE ECHTE CONCENTRATIES ONBEREIKBAAR ZIJN Aandeel woon-werkreizen op werkdag naar postcode (voorbeelden)
Amsterdam
1017
76%
1018
Utrecht
Rotterdam
17%
24%
56%
1011 Den haag
2511
54%
2595
54%
Au to
Ov er
OV 56%
56%
17%
15%
3521
66%
20%
14%
38%
43%
48%
51%
27%
70%
8%
OV-bestemmingen kenmerken zich door sterke concentratie en flankerend P-beleid.
3. RO BEÏNVLOEDT TREINGEBRUIK — MET NAME CONCENTRATIE AAN DE WERKZIJDE LIJKT DRIJVER VOOR HET OV
Spitsreizen > 10 km op werkdag in NL — naar woon- en werkconcentratie* (% trein)
Gemiddeld aandeel trein 13%
36% 31% 26% 19% 15% 19%
18%
15% 11%
8%
5%
zeer sterk 8%
5%
12%
10% 12%
6%
3%
Werkconcentratie
8% 10%
5%
6%
niet niet
zeer sterk
Woonconcentratie
Herman Gelissen * Beide concentraties zo dat iedere categorie ca. 20% van het totaal inwoners cq. spitsbanen bevat
→
Bronnen: Mobiliteit vanuit-de-mens; Strategy Development Partners
1 Uit ‘Het belang van OV’ van het CPB en het KiM
11 ZUIDVLEUGELMAGAZINE – ZOMER 2013
16%
44%
22%
72%
68%
48%
43%
20%
30%
33%
52%
19%
26%
24%
60%
3511
3012
69%
7%
20%
13%
68%
ig
> 10 KM interlokaal
Au to
< 10 KM lokaal postcode
OV
‘Per dag legt een inwoner van Nederland gemiddeld 3,0 verplaatsingen af over een totale afstand van gemiddeld 33 kilometer. Slechts een fractie (5 procent) van die verplaatsingen wordt met het openbaar vervoer gemaakt.’1 Strategy Development Partners (SDP) vroeg zich af of dergelijke data relevant zijn. In het bedrijfsleven blijkt het gemiddelde vaak niet te bestaan. Hoe zit dat bij mobiliteit?
86%
Fi et s
DE GEMIDDELDE MENS BESTAAT NIET
SYSTEMATISCH DENKEN VANUIT-DE-MENS SDP stapte af van de gebruikelijke vervoersmodellen die vaak van gemiddelden uit gaan en dacht opnieuw na over mobiliteit – vanuit de mens. Eén van de observaties was dat losse verplaatsingen voor mensen weinig betekenis hebben. Mensen bepalen thuis of ze met de fiets, auto of OV gaan reizen. En pas als ze weer thuis zijn kunnen ze opnieuw kiezen. Om het gedrag van mensen te begrijpen moet je individuele verplaatsingen dus verbinden tot reizen – van huis via bestemming(en) weer naar huis. Een monnikenwerk met als resultaat een krachtige database van hoe, wanneer en waarnaar toe mensen vanaf huis reizen – met alle modaliteiten, motieven, etc.
TREINSTATION → BESTEMMING
ZUIDVLEUGELMAGAZINE – ZOMER 2013 12
INNOVATIEF DENKEN – DE GEMIDDELDE MENS BESTAAT NIET
COLUMN – M20
4. VOOR HET OV IS DE RANDSTAD BELANGRIJK ÉN DUIDELIJK ANDERS DAN DE REST VAN NEDERLAND
Treinreizigers actief op werkdag in NL (’000) (voorbeeld trein) BESTEMMING BUITEN RANDSTAD — 35% VAN ALLE TREINREIZEN
BESTEMMING RANDSTAD — 65% VAN DE TREIN
90%
90%
80%
80%
70%
70%
80%
80%
50%
50%
40%
40%
30%
30%
20%
20%
10%
10%
6:00 Werk / Zakelijk
9:00
12:00
15:00
Onderwijs
18:00
21:00
HERMAN GELISSEN ‘De principes hebben mij niet verrast. Het concept StedenbaanPlus is ontstaan vanuit het inzicht dat concentratie van ruimtelijke ontwikkelingen en een goed benut OV hand in hand gaan. De nieuwe inzichten helpen om prioriteiten te bepalen. Welke knooppunten zijn essentieel om frequent te bedienen met trein en onderliggend OV? Op welke plekken heeft verdichting de meeste waarde? Hoe verleiden we ondernemers en ontwikkelaars om juist daar te investeren?’ INGRID DE BONDT ‘Kiezen voor kwaliteit laat zien dat het OV essentieel is voor de bereikbaarheid van de stedelijke centra. Dat speelt juist voor forensen in de Randstad (schema 4). Een kwalitatief goede OV is daarom noodzakelijk voor onze economie. Versterking van het OV in de Randstad is nodig – vooral in de spits. Samenwerking is daarbij cruciaal – de
13 ZUIDVLEUGELMAGAZINE – ZOMER 2013
M20 6:00
9:00
12:00
15:00
18:00
21:00
‘Nice’
Schema 4
OV in de Randstad’ uitgebracht. Het resultaat van een intensieve samenwerking van (de) centrale overheden en de vervoerders NS, RET en GVB, ondersteund door Strategy Development Partners. We vroegen Ingrid de Bondt – gedeputeerde van de provincie Zuid-Holland, en Herman Gelissen – programmadirecteur StedenbaanPlus wat de aanpak in hun ogen bijdraagt.
COLUMN
Bron: MON; Mob. vanuit-de-Mens; SDP analyse
reiziger gaat van deur tot deur en heeft geen boodschap aan landelijke en regionale concessies. De keten als geheel moet werken, liefst hoogfrequent. Tegelijkertijd laat het rapport zien dat het OV niet van overal naar overal hoeft te gaan. Dat roept belangrijke vragen op. Bijvoorbeeld over de balans tussen snelheid en korte halteafstanden. En over de invulling van de sociale functie van het OV. Waar en voor wie is die van belang? Alleen in de daluren of ook in de spits? Ik denk dat er nog veel winst te behalen valt in het beter richten van het OVnetwerk op de behoeften van reizigers.’ ← ‘Kiezen voor Kwaliteit’ is te downloaden op www.ov-bureaurandstad.nl/documenten. Neem voor informatie contact op met Niels Janssen (06-27452602,
[email protected]).
Ingrid de Bondt
→→ ‘OV IS ESSENTIEEL OM FORENSEN IN DE SPITS NAAR STEDELIJKE CENTRA TE BRENGEN. DE OV-CONCESSIES KUNNEN DAAR BETER OP INGERICHT WORDEN, OOK VOOR DE TREIN.’
Het kan raar gaan in Nederland; bijvoorbeeld met metropolen. Zo heb je er jaren geen, dan een tijdje één en nu opeens vijf. We hielden er lang niet van, maar lijken er nu niet genoeg van te kunnen krijgen. De Metropoolregio Rotterdam-Den Haag (MRDH) is de jongste loot. In de crisis waar maar geen einde aan lijkt te komen wordt koortsachtig gezocht naar concepten, die houvast kunnen bieden voor economisch herstel. Informele bestuurlijke samenwerking onder de vlag van een Metropoolregio is zo’n nieuw concept. De informaliteit biedt ruimte aan creativiteit en leiderschap om doorbraken te maken in de complexe dossiers van concurrentiekracht, duurzaamheid, bereikbaarheid en attractiviteit. Randstadrail en Stedenbaan waren in de afgelopen jaren succesvolle concepten op weg naar een samenhangend regionaal OV-netwerk in de Zuidvleugel. Topinfrastructuur is een belangrijke conditie voor metropoolvorming. Minstens zo belangrijk is het programma van de metropool. Daaraan sleutelen kan de overheid niet alleen. Om echte doorbraken te bereiken is samenwerking nodig met maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen en bedrijven – de beroemde triple helix. In het Amsterdamse metropoolregio loopt wat dit betreft een succesvol experiment met een Economic Board, waarin bedrijfsleven, universiteiten en overheden gericht sleutelen aan de zeven meest kansrijke economische clusters. De belangrijkste opgave én test voor metropoolvorming in de Zuidvleugel is dan ook verbreding van de samenwerking. Daarin draait het allereerst om het vinden van effectieve oplossingen voor de afwikkeling van het goederenvervoer naar het achterland. Koersen we op een volgende verdubbeling van de A15 en de Van Brienenoordbrug of kunnen we in samenwerking met Flora Holland, de Greenery, de Haven en de TU-Delft duurzame alternatieven uitwerken? De recent uitgegeven Atlas MRDH laat zien dat er meer terreinen zijn waarop grote stappen gemaakt kunnen worden.1 Op basis van Duits onderzoek naar de aanwezigheid en kracht van metropoolfuncties op vijf belangrijke terreinen – economie, politiek, transport, wetenschap en cultuur – staat de Metropoolregio op plaats 13 in Europa. Op de terreinen politiek, transport en wetenschap scoort MRDH relatief goed, maar wat betreft cultuur veel minder – plaats 28! Misschien moeten we ons bij de ontwikkeling van deze sector minder laten leiden door kluiven die anderen ons voorhouden, zoals Olympische Spelen of Europese Culturele Hoofdstad, en meer vertrouwen op eigen kracht. In de naoorlogse jaren maakte Rotterdam van de nood een deugd door iedere vijf jaar een groot zomerfestival te houden – AHOY’ in 1950, de Energiemanifestatie E55 en de Floriade in 1960. De vooralsnog laatste manifestatie was C70 in de weer opgebouwde binnenstad: heringerichte pleinen en boulevards, een monorail, een
→→ ‘DE BELANGRIJKSTE OPGAVE ÉN TEST VOOR METROPOOLVORMING IN DE ZUIDVLEUGEL IS DAN OOK VERBREDING VAN DE SAMENWERKING.’ reuzenmaquette van de haven en een verhoogde Euromast. In het Kralingse Bos vond het vermaarde popconcert plaats en bij het Zuidplein opende het Ahoy-complex. Onderdeel van C70 was ook de eerste editie van Poetry International, waarmee de basis werd gelegd voor Film International en het latere AIR. 50 jaar later is M20 een uitgelezen kans om de vernieuwde metropool internationaal te presenteren – van de Nieuwe Pier tot het Zuidplein en van de Maasvlakte tot Bleiswijk. ← prof. Ir. Maurits de Hoog, stedenbouwkundige bij Dienst Ruimtelijke Ordening Amsterdam 1 Atlas Metropoolregio Rotterdam Den Haag, Den Haag, maart 2013.
ZUIDVLEUGELMAGAZINE – ZOMER 2013 14
DE DIALOOG – EEN OPTELSOM VAN PLUSPUNTEN
DE DIALOOG – EEN OPTELSOM VAN PLUSPUNTEN
DE DIALOOG
EEN OPTELSOM VAN PLUSPUNTEN Netwerken van middelgrote steden zoals de Zuidvleugel bieden de beste kansen voor economische groei. Dat staat in het rapport De Weerbare Regio. Welk ruimtelijk en economisch instrumentarium kan ZuidHolland daarvoor inzetten? Auteur Frank van Oort van de Universiteit Utrecht en Leonard Kok, lid van de directieraad Zuidvleugel, reageren op vijf stellingen. OVERHEDEN HEBBEN GEEN VERSTAND VAN ECONOMISCHE SECTOREN EN MOETEN ZICH DAAROM ALLEEN RICHTEN OP RUIMTELIJKE RANDVOORWAARDEN Kok:’Dat zou te bescheiden zijn. Het is niet aan de overheid om groeisectoren te bepalen: wie zijn de winnaars van morgen? Maar we kunnen wel degelijk meer doen om sectoren te versterken en bedrijven te helpen internationaal te concurreren. Denk aan financiële arrangementen, of het aantrekken van buitenlandse investeringen. In de securitydelta is de gemeente facilitator: we leggen de verbinding tussen marktpartijen en kennisinstellingen. Zonder ons zou dat niet tot stand komen.’ Van Oort: ‘Regionale beleidsmakers kunnen inderdaad zo’n regiefunctie vervullen. Ik denk zelfs dat economisch beleid noodzakelijker is dan ruimtelijk beleid. Vooral arbeidsmarktbeleid, het human capital. En dan niet zozeer voor de ‘kaartenbak’ van laagopgeleiden, zoals operators voor de Maasvlakte, hoewel daar ook een mismatch is tussen vraag en aanbod. Maar vooral voor het topsegment. Dat is essentieel voor de weerbaarheid op lange termijn. Dat beleid is nog niet in het regionaal bestuur verankerd momenteel.’
15 ZUIDVLEUGELMAGAZINE – ZOMER 2013
ECONOMISCHE DIVERSITEIT IS BELANGRIJKER DAN SPECIALISATIE OM GROEI TE STIMULEREN Van Oort: ‘Specialisatie geeft voordelen van minder transportkosten bijvoorbeeld. En diversiteit is nodig om van elkaar te leren. Het gaat om een mix: gerelateerde variëteit.’ Kok: ‘Wij zien het ook niet als ‘of/of’. De economie in de Zuidvleugel is niet in één slogan te vatten. We zijn niet de Silicon Valley van Europa bijvoorbeeld. We hebben de greenport, clean tech, de haven, het biosciencepark… Daar zit een grote verscheidenheid in. We proberen bijvoorbeeld olie- en gasbedrijven te stimuleren, telecombedrijven, maar ook instellingen rondom Vrede en Recht. In de breedte gaan we de diepte in. Dat is ook goed om de risico’s te spreiden.’ Van Oort: ‘Je kunt heel goed werken vanuit die topsectoren, want die hebben een bewezen kritische massa. Maar het topsectorenbeleid is nu vooral gericht op de belangen van de gevestigde orde. Terwijl beleid zich meer mag richten op nieuwe marktkansen: vanuit die regionale specialisaties zoeken naar gerelateerde segmenten die potentie hebben voor diversificering. Vanuit de tuinbouw kun je denken aan koeltechniek waarmee overlap is.’ Kok: ‘Ander voorbeeld: als je excelleert in veiligheid, dan kun je daarmee de kosten in
de logistiek drukken. Crossovers zijn een bron van innovaties ja.’ HET IS NIET DE OVERHEID DIE BIJDRAAGT AAN AGGLOMERATIEVOORDELEN Kok: ‘Geen agglomeratievoordelen zonder positieve vestigingsfactoren. Bij uitstek onze rol! Neem het Beatrixkwartier, Den Haag Nieuw Centrum, inmiddels de tweede kantorenlocatie van Nederland. Goed multimodaal ontsloten, hotels en appartementencomplexen op loopafstand, culturele voorzieningen. Dat trekt hoofdkantoren aan zoals Q8 en onlangs Damco. En daar ontstaat een interactiemilieu: waar mensen elkaar ontmoeten, liggen kansen voor kennisdeling, kruisbestuiving, vernieuwing. Een tijd terug dachten we geography doesn’t matter anymore met de opkomst van de ICT, maar juist als functies elkaar echt treffen, is er spin-off. Onze financiële instellingen bleken elkaar vooral te zien bij het IMF in Washington! Waarom niet hier? Dat contact willen we bevorderen, zodat er nieuwe verbanden ontstaan. Dit is het regionaal economisch beleid waarvan het Rijk zegt dat het niet meer bestaat.’ Van Oort: ‘Denk ook aan de Weena als goed woon- en werkmilieu. Zuid-Holland kan wel degelijk agglomeratiekracht ontwikkelen. Je kunt de omvang van een grote buur ‘lenen’
→→ VAN OORT: ‘ARBEIDSMOBILITEIT IS DE GRAADMETER VAN KRUISBESTUIVING’ Prof. dr. Frank van Oort, auteur van De Weerbare Regio, doceert Stedelijke Economie aan de Universiteit van Utrecht. Hij promoveerde in 2002 aan de Erasmus Universiteit op een proefschrift over ruimtelijke economische groei en regionale innovatie in Nederland. Daarnaast is hij directeur ruimtelijke economie bij het Planbureau voor de Leefomgeving.
Drs. Leonard Kok is algemeen directeur van de Dienst Stedelijke Ontwikkeling van Den Haag. Vanuit de gemeente is hij lid van de directieraad Zuidvleugel met portefeuille economie. Hiervoor was hij onder meer plv. secretaris-generaal bij het ministerie van Justitie, en directeur Begrotingszaken bij het ministerie van Financiën.
→→ KOK: ‘DE NOORDVLEUGEL IS VEEL BETER IN DE MARKETING’
om agglomeratievoordelen te behalen: borrowed size heet dit. Voor Zuid-Holland een interessante optie omdat enkele middelgrote steden bij elkaar liggen. Die kunnen dan elkaars functies benutten: winkelvoorzieningen, specialisaties, woonmilieus. Een typisch regionale overheidstaak om dat af te stemmen.’
lemaal in werkgelegenheid. Terwijl sectoren als de creatieve industrie, uitgeverijen, biotechnologie en ICT – meer vertegenwoordigd in Noord – harder groeien. Uit het onderzoek blijkt dat ook Zuid groeimogelijkheden heeft: aan de randen van de bestaande clusters zoals gezegd. De verbinding via human capital is daarbij cruciaal. Skills van de ene bedrijfstak zijn inzetbaar in een andere bedrijfstak. Kennis over chemische processen uit de greenport bijvoorbeeld is ook relevant in de clean tech. Arbeidsmobiliteit is de belangrijkste graadmeter van die uitwisseling.’
nu te veel een optelsom van losse pluspunten. Waar staan we voor? Dat verhaal moet compacter, gestroomlijnder. Maar ik zie dat als een marketingopgave. De Noordvleugel is veel beter in marketing. In de Zuidvleugel heerst meer intrinsieke bescheidenheid.’ ←
DAT DE ZUIDVLEUGEL ZWAKKER SCOORT DAN DE NOORDVLEUGEL, KOMT DOOR DE BESTUURLIJKE COMPLEXITEIT Kok: ‘Er is hier veel bestuurlijke drukte, meldt ook de OESO. En dat helpt niet, nee. Het is bijvoorbeeld lastig om een vervoersautoriteit te vormen, waar beslissingen over vervoer in het hele gebied genomen kunnen worden. Maar dat is in de Noordvleugel niet anders.’ Van Oort: ‘Dat klopt. De bestuurlijke complexiteit in Zuid is niet veel groter dan in Noord. Het zou wel goed zijn als afgestemd is wie waarvoor verantwoordelijkheid neemt: de provincie, de metropoolregio, de steden.’ Kok: ‘Maar of we dáárdoor nu economisch achterblijven, waag ik te betwijfelen.’ Van Oort: ‘Nee, dat ligt aan de sectorstructuur. Dat is de belangrijkste reden dat de Zuidvleugel minder economische dynamiek kent. Tuinbouw, overheid, haven-industrieel complex en watercluster: ze krimpen al-
DE VEELHEID AAN TOPSECTOREN IN DE ZUIDELIJKE RANDSTAD IS GEEN GEBREK AAN FOCUS, MAAR EEN STEVIGE ECONOMISCHE BASIS Kok: ‘Daar ben ik het dus zeer mee eens! Overigens: ook de Noordvleugel wil zich profileren met de haven (van Amsterdam), dus of daar nou echt focus is? De diversificatie in de Zuidvleugel is volgens mij geen rem op de economische ontwikkeling. Logistiek en maritiem zijn al van oudsher een bron van ontwikkeling. Die wil ik niet laten liggen omdat we moeten focussen.’ Van Oort: ‘Zuid-Holland kent veel brandpunten en heeft daarmee ook veel potentie.’ Kok: ‘Zeker. Wel is de vraag hoe we ons internationaal positioneren. Ons verhaal is
Het rapport ‘De Weerbare Regio; ruimtelijkeconomisch beleid in de Zuid-Hollandse kenniseconomie’ is in december 2012 verschenen. Zie de publicatie op www.zuidvleugel.nl Karel Willems, programmaleider Economie, Zuidvleugel Jeanine Mies, zelfstandig tekstschrijver
ZUIDVLEUGELMAGAZINE – ZOMER 2013 16
DUURZAME ENERGIE – ENERGIETRANSITIE ALS KANS VOOR DE ZUIDVLEUGEL
DUURZAME ENERGIE – ENERGIETRANSITIE ALS KANS VOOR DE ZUIDVLEUGEL
DUURZAME ENERGIE
ENERGIETRANSITIE ALS KANS VOOR DE ZUIDVLEUGEL Op de mondiale en Europese energiemarkt voltrekken zich grote veranderingen, van de Energiewende in Duitsland tot de schaliegasrevolutie in de Verenigde Staten. De recente World Energy Outlook van het International Energy Agency (IEA) maakt de belangrijkste trends zichtbaar. Tot 2035 groeit de mondiale energievraag met ruim 30%, met name door de hoge groei in opkomende economieën. Deze landen industrialiseren in hoog tempo en het consumptiepatroon wordt energie-intensiever. Mondiaal groeit het aandeel hernieuwbare energie (m.n. zon en wind), maar olie, gas en kolen blijven nog decennia dominant in de energiemix. IEA verwacht dat de VS onder invloed van de sterke productiegroei van (schalie)olie en -gas in 2015 de plaats van Rusland als de grootste producent van gas zal innemen en rond 2020 de grootste olieproducent ter wereld wordt. Het is goed om te realiseren dat de mondiale energiemarkt geen vrije markt is, maar een markt die wordt bepaald door nationale belangen en handelspolitiek. In dat geopolitieke spel is een open economie, als die van Nederland, relatief kwetsbaar. Zo heeft de opkomst van schaliegas in de VS geleid tot een prijsdaling van kolen en staat de concurrentiepositie van onze chemische industrie onder druk. Bovendien steunt de Nederlandse economie relatief zwaar op de productie, handel en verbruik van fossiele brandstoffen. De recente TNO-studie ‘Naar een toekomstbestendig energiesysteem voor Nederland’ laat zien hoe sterk de economische structuur
17 ZUIDVLEUGELMAGAZINE – ZOMER 2013
en het energiesysteem van Nederland zijn gespecialiseerd op aardgas en aardolie. Dat is niet alleen vanwege de beschikbaarheid van aardgas, leidend tot een chemische industrie en een agrosector die op de beschikbaarheid van goedkoop en genoeg aardgas steunt. In het verleden was er de kolonie Indonesië, het wingewest van Koninklijke Olie – later samengegaan met het Britse Shell. Tevens had Nederland de winning van steenkool uit eigen bodem, waar DSM en de chemische industrie uit voortkwam. Tenslotte heeft Nederland met Rotterdam voorop na de oorlog een industrialisatie politiek gevoerd, gericht op het ontwikkelen van een intermediaire positie in de internationale handel en raffinage van olie. Het Duitse achterland is hierbij de afzetmarkt. Met deze specialisatie is een lock in-situatie ontstaan. Bij elke nieuwe energie-investering neigen we naar verdere optimalisatie van de fossiele status quo omdat investeren in een meer duurzame route in eerste instantie grotere economische risico’s en een lager rendement oplevert. Een strategie die is gericht op optimalisatie van de status quo biedt echter geen antwoord op het klimaatvraagstuk, noch op de veranderingen die op ons afkomen. Wanneer de gaswinning uit eigen voorraden rond 2023 terugloopt verandert Nederland van gasexporteur in netto importeur. Als dit gepaard gaat met relatief hoge energieprijzen in Europa, komen de energie-intensieve sectoren in ons land en de Nederlandse exportpositie verder onder druk te staan.
Binnen Nederland kent met name de zuidelijke Randstad een industriële structuur die energie-intensief is. In deze regio is de energie-intensieve industrie geconcentreerd met de doorvoer en raffinage van aardolie, petrochemie en chemie. Daarnaast is er een omvangrijk energie-intensief tuinbouwcluster in de provincie Zuid-Holland. Juist voor de zuidelijke Randstad is de transitie naar een energiesysteem gebaseerd op duurzame energie een noodzaak en een kans. De energietransitie dient niet alleen milieuen klimaatdoelstellingen, maar zeker ook economische doelstellingen: spreiding van energiebronnen, voorzieningszekerheid van grondstoffen, opkomst van nieuwe sectoren en werkgelegenheid. We lichten de drie voorbeelden kort uit.
→→ ‘JUIST VOOR DE ZUIDELIJKE RANDSTAD IS DE TRANSITIE NAAR EEN ENERGIESYSTEEM GEBASEERD OP DUURZAME ENERGIE EEN NOODZAAK EN EEN KANS.’
VOORZIENINGSZEKERHEID VAN GRONDSTOFFEN Allereerst is de benutting van biomassa als grondstof voor chemie en energievoorziening in de zuidelijke Randstad zeer kansrijk. Onder andere vanwege de rol van Rotterdam als biomassahub voor handel, transport, overslag en verwerking van biomassa, zoals houtpellets en organische reststromen uit de landbouw of de voedingssector. De ontwikkeling van een krachtig innovatiesysteem rond biomassa biedt een nieuw toekomstperspectief voor de aanwezige petrochemie en bijbehorende infrastructuur. Terugwinning van mineralen hoort daarbij – dat levert grondstof voor de kunstmest industrie – evenals de benutting van laagwaardige reststromen als energiebron. OPKOMST VAN NIEUWE SECTOREN EN WERKGELEGENHEID De overgang van fossiele naar hernieuwbare energie levert grote kansen op voor nieuwe bedrijvigheid in de zuidelijke Randstad. Te denken valt aan de kennisontwikkeling op het gebied van energie uit zon en wind, zoals daar bij de TU Delft aan gewerkt wordt. Maar ook voor de maakindustrie bieden bijvoorbeeld de grote ambities voor offshore windenergie in het Noordzeegebied en de verduurzaming van het bestaand stedelijk gebied grote kansen. Vele duizenden arbeidskrachten zijn de komende jaren nodig voor de bouw, maar ook voor onderhoud en beheer van deze windparken. Dit biedt kansen voor havenontwikkeling, en daarmee voor Nederlandse bedrijven in het maritie-
me cluster. Ook het investeren in kennisontwikkeling wat betreft CO2-afvang, -opslag én -hergebruik, bijvoorbeeld in de glastuinbouw, is noodzaak en kans voor de regio. Immers: fossiel zal nog jaren dominant zal blijft in de economie van de zuidelijke Randstad en de CO2 uitstoot-normen blijven jaarlijks strakker worden. SPREIDING VAN ENERGIEBRONNEN Last but not least is de opschaling van het gebruik van duurzame warmte in de zuidelijke Randstad zeer kansrijk vanwege het grote regionale warmteaanbod in combinatie met nabij gelegen bebouwingsdichtheid (bedrijven, woningen, tuinbouwkassen). Dit warmteaanbod ligt niet alleen in de kansen voor benutten van restwarmte vanuit de mainport, maar ook in de grote potentie onder onze voeten. Onder de zuidelijke Randstad ligt, op 2 en 4 kilometer diepte, voldoende geothermische potentie om tot in een derde van onze totale regionale energiebehoefte te kunnen voorzien. Een aantal vooruitstrevende tuinders in de regio, maar ook de bijvoorbeeld de gemeente Den Haag, heeft al putten geslagen, en velen zijn actief om hen te volgen. De volledige potentie is pas te realiseren door enerzijds lokale warmteprojecten te stimuleren, maar anderzijds goede voorwaarden te scheppen voor, en actief te sturen op, een koppeling van lokale warmteprojecten tot een sluitend regionaal warmtenet.
pelijke beweging te creëren. Juist omdat er in de zuidelijke Randstad al zoveel initiatieven rond duurzame energie en chemie op gang zijn gekomen en bovendien forse bezuinigingen in de publieke uitgaven onvermijdelijk zijn, kunnen én moeten Rijk, provincie en gemeenten een andere koers kiezen. Een koers waarin meer gebruik wordt gemaakt van al aanwezige maatschappelijke energie. Er liggen reële kansen om de marktintroductie van innovaties te bevorderen door als vliegwiel te opereren. Bijvoorbeeld door slim in te spelen op Europese stimuleringsprogramma’s, zoals in het geval van biobased economy. En door barrières in beleid of regelgeving weg te nemen, zoals in het geval van warmtebenutting. Of door aantrekkelijke vestigingsvoorwaarden te creëren voor een snel opkomende sector rond windenergie op zee.Zo is met slim opereren en een beperkte inzet van publieke middelen een vliegwiel in gang te zetten, dat de kansen realiseert die de energietransitie voor de economie en het vestigingsklimaat van de zuidelijke Randstad biedt. ← Walter Manshanden, Rob Weterings , Research groep Strategy and Policy TNO Marco van Steekelenburg, Provincie Zuid-Holland, onderzoeksagenda Energie en Ruimte
Traditioneel is de overheid sterk geneigd veel werk zelf te verzetten om maatschap-
ZUIDVLEUGELMAGAZINE – ZOMER 2013 18
KLUSWONINGEN – ZELFBOUW HEEFT DE TOEKOMST
KLUSWONINGEN – ZELFBOUW HEEFT DE TOEKOMST
KLUSWONINGEN
ZELFBOUW HEEFT DE TOEKOMST Zelf invloed kunnen hebben op hoe je woning wordt gebouwd of verbouwd, met als resultaat een eigen uniek droomhuis in de bestaande stad. Dat is het idee van zelfbouw. Rotterdam en Den Haag steken hun nek uit als het gaat om het begeleiden van zelfbouw. De klushuizenaanpak in Rotterdam is inmiddels een bekend fenomeen. In Den Haag ligt het accent meer bij het begeleiden van zelfbouw op vrije kavels in de stad. Terwijl projectontwikkelaars het moeilijk hebben, zit zelfbouw in de lift. En de groei lijkt er voorlopig nog niet uit. KLUSHUIS ROTTERDAM-WEST Klushuizen zijn meestal karakteristieke panden in slechte staat, die je koopt voor een aantrekkelijke prijs met een aantal spelregels, zoals goede renovatie en zelfbewoning (vaak 2 à 3 jaar). Jij bent opdrachtgever en stuurt zowel het ontwerp als de renovatie van je eigen woning aan. In Rotterdam zijn in 8 jaar meer dan 500 oude woningen verkocht aan zo’n 220 klushuiskopers. Ongeveer de helft van de klushuizen in Rotterdam wordt individueel aangeboden. Koper/klusser Matthias Veen aan het woord: ‘Ik was al enkele jaren op zoek naar een geschikte woon/werkruimte in Rotterdam. Huizen op de reguliere markt waren of te klein of te duur of allebei. In 2009 werd ik eindelijk ingeloot en wel bij een heel pand aan de 2e Middellandstraat, vier verdiepingen en ruim 200 m2 oppervlak. Een krot, maar wel met een nieuwe fundering die de gemeente voor de overdracht heeft laten uitvoeren. Omdat de vraagprijs relatief laag is, heb je voldoende budget over om zo een pand helemaal opnieuw op te bouwen en in te delen. Voor mij als architect natuurlijk een uitgelezen kans om een huis helemaal naar eigen inzicht vorm te geven.
19 ZUIDVLEUGELMAGAZINE – ZOMER 2013
Door het gegeven dat het een klushuis is, word je gestimuleerd om erover na te denken wat je zelf kunt doen en wat je beter kunt uitbesteden. Doordat we nog even op de oplevering van de fundering moesten wachten hebben mijn vriendin en ik een aantal cursussen gevolgd bij de DoeHetZelf school. Uiteindelijk hebben we ongeveer 70% van al het werk zelf uitgevoerd. Dat was goedkoop, maar daardoor konden we ook inzetten op hoge kwaliteit en duurzaamheid. Door toepassing van een grote zonneboiler, ventilatie met warmteterugwinning en hoogwaardige isolatie hebben we een huis met een A-energielabel, zuinig én comfortabel! Doordat je zoveel in en om je huis aan het werk bent, groeit er een band met de buurt waar je gaat wonen. Iedereen is nieuwsgierig naar wat er met die rotte plek dan eindelijk gaat gebeuren. Na ruim een jaar klussen, konden we in ons nieuwe huis gaan wonen en het verder afbouwen. We wonen er nu bijna een jaar, het is nog steeds niet klaar maar we wonen heel erg naar onze zin. Jammer dat je maar één keer mag deelnemen aan het klushuizenproject in Rotterdam.’
CPO DE BLAUWE VOS ROTTERDAM Een mooi voorbeeld van collectief particulier opdrachtgeverschap (CPO) is De Blauwe Vos in Rotterdam. Martijn Kok, voorzitter van de kopersvereniging, vertelt: ‘In de zomer van 2006 bood de gemeente Rotterdam 39 oude woningen te koop aan in een collectief klushuizenproject. Je kon je inschrijven voor een aantal etages, zonder dat je wist waar je precies terecht kwam. Het was de eerste serie klushuizen die te koop werd aangeboden, na de ‘pilot’ van het Wallisblok. De belangstelling was groot, er meldden zich driemaal zoveel belangstellenden aan dan er plaats was. Met in totaal zo’n 30 uitverkorenen – stellen, singles, gezinnen uit allerlei windstreken – gingen we aan de slag om 18 ‘nieuwe’ woningen te ontwikkelen. Van klussen was de eerste twee jaar nog nauwelijks sprake, wel van vergaderen. Over het ontwerp, de aanpak, de indeling, het materiaalgebruik (kunststof of houten kozijnen), het verdelen van de kosten en het toekomstig beheer. Voor de renovatie van het casco was de kopersvereniging verantwoordelijk, het binnenwerk deed iedereen zelf.
De Blauwe Vos Rotterdam voor de renovatie
→→ 'MET IN TOTAAL ZO'N 30 UITVERKORENEN GINGEN WE AAN DE SLAG OM 18 'NIEUWE' WONINGEN TE ONTWIKKELEN. EEN KLUS VAN RUIM 1,3 MILJOEN EURO WAARVOOR WIJ ZELF OPDRACHTGEVER WAREN.' De Blauwe Vos Rotterdam na de renovatie
In februari 2008 begon de aannemer eindelijk aan de buitenkant. In een jaartje tijd is het hele blok gestript, zijn de daken vernieuwd, de kozijnen vervangen, de gevels hersteld en schoongemaakt, en is er nog veel meer werk verricht. Een klus van ruim 1,3 miljoen euro waarvoor de vereniging zelf opdrachtgever was. We kregen hulp van een architectenbureau (Maaswerk Architecten) en procesbegeleider (Urbannerdam). We leidden zelf de bouwvergadering met de aannemer, onderhandelden met de gemeente over de aanschafprijs en probeer-
den iedereen bij de les te houden: het waren tenslotte onze huizen en ons geld waar het over ging!
jaar later naar onze nieuwe huizen. En wat een genot is dat: in je zelf ontworpen en afgebouwde huis wonen.
In het voorjaar van 2009 konden we eindelijk zelf aan de slag met het binnenwerk: de aanleg van alle leidingen, plaatsen van voorzetwanden, isolatie, gipsplaten, verwarming, keukens, badkamers, etc.
Inmiddels zijn we al weer bijna 4 jaar verder. De tuin is ingericht, bijna alle plintjes zijn gelegd, er is nogal wat jong kroost bijgekomen en we bezoeken weer meer winkels dan alleen de Gamma, Praxis en de Karwei. Bovendien is Spangen nu een keurige woonwijk waar het prima wonen is. En wellicht hebben we daar zelf een klein → steentje aan bijgedragen.’
Afhankelijk van ieders budget, perfectionisme, handigheid en doorzettingsvermogen verhuisden we drie maanden tot een
ZUIDVLEUGELMAGAZINE – ZOMER 2013 20
KLUSWONINGEN – ZELFBOUW HEEFT DE TOEKOMST
COLUMN – NEW YORK AANTHEMA DE NOORDZEE – TITEL
COLUMN
NEW YORK AAN DE NOORDZEE Doorgaans wordt Amsterdam met New York vergeleken. Ik ben er zelf ook schuldig aan. Maar de vergelijking tussen Rotterdam en New York ligt veel meer voor de hand. Niet alleen omdat Rotterdam een van de grootste havens ter wereld heeft en de poort tot Europa is zoals New York dat is tot de Verenigde Staten, maar natuurlijk ook vanwege de hoogbouw en de no-nonsense mentaliteit. Samen met de kustlijn die zich uitstrekt van Hoek van Holland tot Scheveningen, is er weinig fantasie voor nodig om in de Zuidvleugel de stad New York, de Far Rockaways en een stukje Long Island in te zien.
Wachtrij voor de verkoop van kavels en klushuizen in Den Haag
SUCCESVOLLE VERKOOP HAAGSE KAVELS EN KLUSHUIZEN In Den Haag zijn sinds 2012 volgens ‘wie het eerst komt, wie het eerst maalt’-principe, twee lichtingen kavels en klushuizen in de verkoop gegaan. Bij de verkoop ontstond beide keren al dagen van te voren een wachtrij. Bij de laatste verkoop van 30 maart dit jaar bivakkeerden zelfs zo’n 30 belangstellenden al ruim twee weken voor het stadhuis. Binnen enkele uren waren alle 10 klushuizen van het kluscomplex Duinstraat verkocht en zo’n 60% van de ruim 200 bouwkavels.
De gemeente zet in op aantrekkelijke (grond)prijzen met weinig bouwregels en veel mogelijkheden. Alleen de maximale bouwhoogte en de rooilijn is bindend, wel standsregels zijn er niet. Iedere koper krijgt een gratis koperscoach en een inspiratieboek met een scala aan inspirerende woningontwerpen. In de zomer wordt de eerste start van de bouw op een kavel verwacht en de eerste oplevering van een opgeknapt klushuis. ← Meer informatie op www.rotterdam.nl/zelfbouwinrotterdam en www.ikbouwindenhaag.nl
→→ ‘BINNEN ENKELE UREN WAREN ALLE 10 KLUSHUIZEN VAN HET KLUSCOMPLEX DUINSTRAAT VERKOCHT EN ZO’N 60% VAN DE RUIM 200 BOUWKAVELS.’
het punt van etnische diversiteit. De hele middag heb ik welgeteld één iemand met een andere culturele achtergrond gezien, terwijl in Rotterdam-Zuid vele tientallen verschillende etnische groepen samenleven.
→→ ‘SAMEN MET DE KUSTLIJN DIE ZICH UITSTREKT VAN HOEK VAN HOLLAND TOT SCHEVENINGEN, IS ER WEINIG FANTASIE VOOR NODIG OM IN DE ZUIDVLEUGEL DE STAD NEW YORK, DE FAR ROCKAWAYS EN EEN STUKJE LONG ISLAND IN TE ZIEN.’
De verschillen met New York springen ook meteen in het oog. De Zuidvleugel heeft in de afgelopen tien jaar een enorme transformatie doorgemaakt op het gebied van infrastructuur. Waar de rit van JFK Airport naar de City je doet vermoeden in een ontwikkelingsland te zijn beland, doet de A4 die Schiphol met Den Haag en Rotterdam verbindt futuristisch aan. Een ramp als orkaan Sandy, die 72 slachtoffers in de Verenigde Staten eiste, is in Nederland moeilijk voorstelbaar.
De hoge loonkosten aan de onderkant van de arbeidsmarkt, zo’n € 20 per uur als je alle werkgeverslasten meerekent, zorgen ervoor dat er in Nederland geen markt voor persoonlijke dienstverlening is. Het gaat om het type banen waarin migranten in New York zo goed gedijen. Ze spreken de taal vaak niet maar dat staat er niet aan in de weg dat ze werk vinden en economisch zelfstandig zijn. Ook voelen werkgevers in Nederland geen maatschappelijke verantwoordelijkheid om voor een divers personeelsbestand te zorgen, ook al zou dat vanuit een oogpunt van winstgevendheid beter zijn. Dat is een gemiste kans. Uiteindelijk maken mensen de Zuidvleugel, niet andersom. ←
New York is niet hypermodern of van de nieuwste snufjes voorzien. De stad wordt veeleer met garen en plakband bijeen gehouden. Waar Nederland het product is van planologen, die met harde structuren het land en de mens hebben onderworpen, is New York het werk van mensenhanden. Waar in Nederland mensen over keurige kavels zijn verdeeld, is New York een mensenkluwen waar geen enkele groep domineert. Zelfs het stratenplan van Manhattan, dat het eiland opdeelt in 2028 blokken die min of meer even groot zijn, draagt hieraan bij. Misschien is het wel de menselijke maat.
Heleen Mees, adjunct associate professor aan New York University en doceert ‘Managing Global Economic Crises’
Het zijn niet alleen harde structuren die groepen mensen in Nederland gescheiden houden. Een paar weken geleden was ik in de fraaie Maastoren bij een bijeenkomst over innovatie. De Kop van Zuid verenigt het beste wat Nederland te bieden heeft op het gebied van kunst, cultuur en architectuur. Jammer genoeg is het ook een goed voorbeeld van waar het in Nederland hopeloos misgaat, namelijk op
21 ZUIDVLEUGELMAGAZINE – ZOMER 2013
ZUIDVLEUGELMAGAZINE – ZOMER 2013 22