ZIJ DOEN MEE.. II EEN VERSLAG VAN DE ERVARINGEN VAN DEELNEEMSTERS & CASEMANAGERS IN HET TRAJECT
'IK DOE MEE' FEBRUARI ‐ APRIL 2008
MEI 2008
DR MARC P.H.D. CLEIREN
| ESSENTIËLE PSYCHOLOGIE, RESEARCH & EDUCATIE
Evaluatie van het traject IK DOE MEE februari‐ april 2008 ZIJ DOEN MEE II
INHOUDSOPGAVE Ten geleide .......................................................................................................................................................... 4 1.
IK DOE MEE: Werkwijze en opbouw traject ............................................................................................ 5
2.
Opzet van het evaluatieonderzoek van IK DOE MEE .............................................................................. 7
3.
2.1.
Respons .............................................................................................................................................. 7
2.2.
Achtergrondgegevens van de deelnemers ....................................................................................... 8
Leerzaamheid van het traject ................................................................................................................... 9 3.1.
Leerzaamheid van de inspiratiedagen ............................................................................................ 9
Leerzaamheid talent, droom en thema in eigen woorden ..................................................................... 10 3.2.
Leerzaamheid van verschillende typen oefeningen ....................................................................... 11
deelneemsters In eigen woorden over de oefeningen .............................................................................12 3.3.
Werkgerelateerde programmaonderdelen ..................................................................................... 13
In eigen woorden over de werkgerelateerde onderdelen........................................................................ 13 3.4.
Vergelijking van de typen bijeenkomsten ..................................................................................... 14
In eigen woorden over de soorten bijeenkomsten .................................................................................. 15 4. Zelfbeeld & welbevinden deelneemsters ................................................................................................. 16 4.1.
Beeld van zichzelf ............................................................................................................................ 16
Vergelijking zelfbeeld‐verandering met de 2007 groep ..........................................................................17 In eigen woorden over de vergelijking voor‐na de training ....................................................................17 4.2. 5.
Levenstevredenheid ........................................................................................................................ 18
GGZ‐thermometer: Beoordeling van de begeleiding ............................................................................. 19 5.1.
Waardering van de informatie ....................................................................................................... 19
deelneemsters In eigen woorden over de informatie ............................................................................. 19 5.2.
Waardering van de begeleiders ...................................................................................................... 20
2
Evaluatie van het traject IK DOE MEE februari‐ april 2008 ZIJ DOEN MEE II
deelneemsters In eigen woorden over de begeleiders ............................................................................21 5.3.
Waardering van het resultaat van de begeleiding ..........................................................................21
5.4.
Rapportcijfer voor IK DOE MEE ..................................................................................................... 22
5.5.
Waardering van de eigen case‐manager ........................................................................................ 23
5.6.
‘Ik doe mee’ in vergelijking met andere trajecten ......................................................................... 23
5.7.
Slotopmerkingen over IK DOE MEE door de deelneemsters ....................................................... 23
6. De case‐managers over IK DOE MEE ...................................................................................................... 24 7.
Conclusie & discussie ............................................................................................................................... 26 7.1.
Kanttekeningen ............................................................................................................................... 27
7.2.
Toekomstig onderzoek ................................................................................................................... 28
8. Literatuur .................................................................................................................................................. 29 Over de auteur .................................................................................................................................................. 30
3
Evaluatie van het traject IK DOE MEE februari‐ april 2008 ZIJ DOEN MEE II
TEN GELEIDE Waarde lezer, Dit rapport is een beknopt verslag van de ervaringen van 6 deelneemsters en 4 case managers die in de periode februari tot en met april 2008 deelnamen aan het traject IK DOE MEE. Dit onafhankelijke onderzoek is tot stand gekomen in opdracht van Tom Ribbens, die samen met Gebi Rodenburg de leiding van dit traject in handen had. Klanten van project DOEN in Tilburg werden tevoren door hun begeleidende case‐managers geselecteerd. Bedoeling was dat zij de stap zouden zetten om gesubsidieerd werk of vrijwilligerswerk te gaan doen. Begeleiding en vormgeving van het 10 weken durende traject IK DOE MEE was in handen van WerkWaardig, in samenwerking met casemanagers van project DOEN die klanten aanleverden. Gezien de kleine omvang van de deelnemersgroep (uiteindelijk gaat het voor deze meting om 5 deelnemers en 4 case‐managers) is een getalsmatige, statistische onderbouwing op een dergelijke kleine groep niet mogelijk noch verantwoord: te snel kunnen verbanden worden verondersteld waar het om toevalligheden gaat. Als alternatief is er hier voor gekozen zo dicht mogelijk bij het ruwe materiaal van verbatim responsen van de deelnemers te blijven. Daarbij zijn waar mogelijk overeenkomsten in de mening of ervaring van deelnemers uitgelicht. Dit rapport dient dus eerder als een kwalitatief dan kwantitatief onderzoek beschouwd te worden. Dankzij het feit dat er deels gebruik gemaakt werd van eerder binnen de doelgroep toegepaste vragenlijsten, werd het mogelijk het beeld te vergelijken met het voorgaande onderzoek (Cleiren, 2007), waarbij 10 deelnemers betrokken waren. Tenslotte is van belang dat ditmaal een voormeting onder de deelnemers werd verricht. Een klein deel van de gegevens die dit opleverde wordt in dit rapport gepresenteerd. Ook hier geldt dat het kleine aantal deelnemers een onderbouwde voor‐na vergelijking onmogelijk maakt. De verworven gegevens zullen echter zeker bruikbaar zijn wanneer dit type monitoring wordt doorgevoerd in vervolgonderzoek. Het bestand van deelnemers in de trajecten Ik Doe Mee is groeiende, waardoor er op termijn een grondiger statistische onderbouwing mogelijk zal zijn met de nu verzamelde data. Veel leesplezier. Leiden, 22 mei 2008 Marc Cleiren Onderzoeker
Authentis | Essentiële Psychologie, Research & Educatie Dr Marc P.H.D. Cleiren E:
[email protected] W: www.authentis.nl
4
Evaluatie van het traject IK DOE MEE februari‐ april 2008 ZIJ DOEN MEE II
1. IK DOE MEE: WERKWIJZE EN OPBOUW TRAJECT Het idee achter het traject IK DOE MEE is dat iedereen, coaches van WerkWaardig, case‐managers van aangeleverde klanten en deelneemsters aan dit traject meedoen en samenwerken. Ieders unieke inbreng doet er toe. Coaches van WerkWaardig geven leiding aan het traject en de verschillende bijeenkomsten die worden gehouden. Casemanagers participeren in het traject vanuit hun eigen deskundigheid. Deelneemsters worden in het traject expliciet uitgenodigd om het werk dat ze gaan doen onderdeel te maken van wie ze zijn als mens. Deelneemsters coachen elkaar en helpen elkaar het doel te bereiken: het zetten van de stap naar gesubsidieerd of vrijwilligerswerk. In het traject IK DOE MEE wordt een methode gehanteerd1, waarbij de deelneemsters worden aangesproken op alle 4 niveaus van hun menszijn. Hierbij worden verschillende aspecten van hun bewustzijn benoemd. (zie Tabel 1) De droom is het beeld dat iemand heeft over zijn ‘ideale’ leven in de toekomst. In dit droombeeld maakt iemand contact met zijn of haar potentie wie iemand kan worden (blauwdruk). Vanuit deze laag vindt de deelnemer de motivatie en inspiratie (bron) om de eerste stap te zetten en te veranderen.
Tabel 1 Overzicht van de bewustzijnsniveaus 1e niveau
Hoger bewustzijn
DROOM
Beeld/woord
2e niveau
Zelf bewustzijn
TALENT
Naam
3e niveau
Mechanisch bewustzijn
FUNCTIE
Gesubsidieerd of vrijwilligers werk
4e niveau
Onderbewustzijn
DRAAK
Naam
Het talent is de eigen kwaliteit die iemand heeft als basis voor het werk dat de deelnemer gaat vorm geven. Het talent is die kwaliteit die je van nature hebt meegekregen en waarmee jij jouw bijdrage levert. Door je je eigen talent te blijven herinneren, ben je minder afhankelijk van de vorm of de druk die hiervan uitgaat.
1
Het grootste deel van de informatie in deze paragraaf is afkomstig uit de brochure van het traject, Ribbens (2007), en werd gerapporteerd in het voorafgaande rapport (Cleiren, 2007). 5
Evaluatie van het traject IK DOE MEE februari‐ april 2008 ZIJ DOEN MEE II
De functie is de eerste stap die iemand gaat zetten, deze is de gesubsidieerde baan of het vrijwilligerswerk dat wordt aangeboden vanuit project Doen. De draak is de naam voor dat stuk in ieder mens dat niet wil veranderen, de blokkade, de weerstand, de saboteur. Wezenlijk is het om deze draak te benoemen, om hem niet de baas te laten zijn en onderweg af te haken. Oorsprong van deze benadering ligt in de zogenoemde Pulsar® methodiek, zoals ontwikkeld door Derkse (2000) en de Dreu (2003). Idee van IK DOE MEE is dat iedereen, coaches van WerkWaardig, casemanagers van aangeleverde klanten en deelneemsters aan dit traject mee doen en werkt samen. Ieders inbreng doet ertoe. Coaches van WerkWaardig geven leiding aan het traject en de bijeenkomsten die worden gehouden. Casemanagers participeren in het traject vanuit hun eigen deskundigheid. Deelneemsters worden in het traject expliciet uitgenodigd om het werk dat ze gaan doen onderdeel te maken van wie ze zijn als mens. Deelneemsters coachen elkaar en helpen elkaar het doel te bereiken: het zetten van de stap naar gesubsidieerd of vrijwilligerswerk. Het traject wordt nauwkeurig in een afgebakende tijdsperiode uitgevoerd. Gedurende deze periode krijgen de deelneemsters vragen over hun leervraag, welke de voortgang van het traject ondersteunt. Deze vragen komen terug gedurende de wekelijkse bijeenkomsten. Gedurende het traject wordt de deelneemsters gevraagd opdrachten uit te voeren vanuit de eerder genoemde 4 niveaus. Er wordt van iedereen een commitment gevraagd, omdat ieders inbreng wezenlijk is. De aanwezigheid van deelneemsters bij elke bijeenkomst is daarom belangrijk. M.a.w.: iemand moet dringende redenen hebben om niet te komen tijdens een bijeenkomst. Deze werkwijze doorbreekt het werken vanuit enkel de functionele, mechanische laag, waarbij de klant alleen doet wat door de coach of casemanager wordt gezegd (moeten en geen willen) en er geen sprake zal zijn van een duurzame stap of verandering richting vrijwilligerswerk of gesubsidieerd werk.
6
Evaluatie van het traject IK DOE MEE februari‐ april 2008 ZIJ DOEN MEE II
2. OPZET VAN HET EVALUATIEONDERZOEK VAN IK DOE MEE De vragen voor de voorliggende evaluatie kwamen tot stand in overleg tussen de onderzoeker en beide coaches van IK DOE MEE. Een deel ervan is gebaseerd op het in 2007 uitgevoerde onderzoek onder 10 deelnemers van het eerdere traject. Evenals destijds werden vragenlijsten afgenomen na afloop van het traject. In dit geval werd echter ook besloten voorafgaand aan ik doe Mee een inventarisatie te maken van de stand van zaken in het leven van de deelneemsters, zodat enig zicht gekregen kon worden op de ontwikkeling. De vragenlijst bestond uit meerkeuze vragen die van achter een computerscherm konden worden beantwoord door middel van aanklikken van het gekozen alternatief. Bij vrijwel alle vragen was er daarnaast de mogelijkheid voor de respondent om eigen woorden en opmerkingen toe te voegen. Het evaluatieonderzoek werd uitgevoerd met behulp van een zogenaamde online web‐survey via het Internet. Hierbij krijgt de respondent via Email een persoonlijk gerichte uitnodiging, met een eigen weblink. Deze vragenlijst kan met behulp van deze link vanaf elke computer met een verbinding naar Internet worden ingevuld. De gegevens worden direct in een beschermde (volgens EU normen voor privacy gecertificeerde‐) database opgeslagen. Als de link op het scherm wordt aangeklikt, of ingevuld in een web‐browser, krijgt de respondent een vragenlijst te zien met instructies rond invullen daarvan. Bij elke keer doorklikken naar een volgende pagina met vragen, worden de gegevens automatisch bewaard. De online vragenlijst voor de deelneemsters werd voorafgaand aan het traject aangekondigd door de coaches, waarna toezending van een E‐mail link volgde. De slot‐ evaluatielijst werd aangekondigd tijdens de laatste bijeenkomst van het traject. Een persoonlijke uitnodiging per E‐mail aan alle ex‐deelneemsters gebeurde in de week die volgde op afronding van het traject. Voor twee deelneemsters gold dat zij de vragenlijst via een aparte weblink invulden (dus niet via een herkenbare Email link).
2.1. RESPONS Aan het onderzoek namen bij de voormeting 7 deelneemsters deel. Eén van de deelneemsters vulde de vragenlijst twee maal in, de tweede respons werd daarop verwijderd voor dit onderzoek. Bij aanvang van het traject viel één van de beoogde deelneemsters uit. Voor de follow‐up meting werden de resterende zes deelneemsters opnieuw aangeschreven. Van de zes deelneemsters reageerden er vijf. De laatste ontbrekende deelnemer reageerde ook niet na een herhaald verzoek tot invullen. Hierna werd besloten deze deelnemer buiten beschouwing te laten in dit onderzoek. Na afloop van het traject kregen ook de casemanagers een vragenlijst toegezonden. Ook deze werd via de computer ingevuld. Alle vier casemanagers vulden deze volledig in in de maand mei (ca. 3 weken na afloop van het traject).
7
Evaluatie van het traject IK DOE MEE februari‐ april 2008 ZIJ DOEN MEE II
In volgende paragrafen gaat het alleerst over de leerzaamheid van de verschillende onderdelen van het traject IK DOE MEE van werkwaardig, zoals ervaren door de deelneemsters aan de cursus in de periode februari tot april 2008. Waar mogelijk wordt een kwalitatieve vergelijking gemaakt met het eerdere onderzoek (Cleiren, 2007).
2.2. ACHTERGRONDGEGEVENS VAN DE DEELNEMERS Alle deelneemsters waren vrouwen. Zij varieerden in leeftijd van 32 tot 55 jaar. Het netto besteedbare inkomen lag, volgens eigen aangeven, tussen de € 218 en € 800 per maand en bestond voor alle deelneemsters geheel uit een uitkering, zonder extra inkomsten uit betaald werk of andere bronnen. Eén deelneemster kon de hoogte van haar inkomen niet inschatten. In vergelijking met de voorgaande groep rapporteren de coaches dat de aard van de beperkingen ernstiger zijn dan bij de eerste groep, zowel op lichamelijk als psychisch gebied (Rodenburg & Ribbens, 2008).
8
Evaluatie van het traject IK DOE MEE februari‐ april 2008 ZIJ DOEN MEE II
3. LEERZAAMHEID VAN HET TRAJECT De deelneemsters werd om te beginnen een serie vragen voorgelegd over de verschillende onderdelen van het traject in termen van de gehanteerde instrumenten, werkvormen en locaties. De achtergrond van het vragen naar leerzaamheid in plaats van tevredenheid is, dat verwacht kan worden dat het werken met de genoemde aspecten niet altijd als prettig ervaren hoeft te worden, en dat dit ook geen criterium is. Leerzaamheid als criterium impliceert dat ongeacht de worsteling, hoe leuk het was (of niet) de deelnemer het nut ervan beoordeelt voor de eigen ontwikkeling.
3.1. LEERZAAMHEID VAN DE INSPIRATIEDAGEN De deelneemsters beoordeelden de aspecten die aan de orde kwamen tijdens de inspiratiedagen in het klooster Nieuwkerk in Goirle, waarmee het traject startte. Deze gingen vooraf aan de wekelijkse bijeenkomsten, als leerzaam ervaren. Het hoogst scoorden het benoemen van je thema en leervraag (zie Tabel 2). Het benoemen van talent en droom werd gemiddeld tussen ‘redelijk leerzaam’ tot ‘leerzaam’ beoordeeld. Dit bleek ook uit de eigen woorden van de deelneemsters (zie onder de tabel). Opvallend is dat in vergelijking met de vorige groep, de scores op leerzamheid van deze aspecten over de hele linie circa lager zijn: daar werden alle aspecten tussen leerzaam en zeer leerzaam in geëvalueerd (Cleiren, 2007). Uit de toelichting van deelneemsters spreekt minder een gevoel van ‘ontdekking’ dan het geval was in het voorgaande onderzoek.
Tabel 2 Leerzaamheid van werken met talent, droom en leervraag
helemaal niet
weinig
redelijk
leerzaam
erg leerzaam
heel erg leerzaam
het benoemen van je talent
0
0
1
4
0
0
het benoemen van je droom
0
0
2
3
0
0
het benoemen van je thema/leervraag
0
0
0
3
1
1
9
Evaluatie van het traject IK DOE MEE februari‐ april 2008 ZIJ DOEN MEE II
LEERZAAMHEID TALENT, DROOM EN THEMA IN EIGEN WOORDEN Toelichtingen over dit deel van het traject in de eigen woorden van de deelneemsters:
“Ik ben met deze thema's al een aantal jaar bezig, dus het was niet nieuw voor mij. Toch vond ik het leerzaam het opnieuw in woorden uit te drukken en het weer up to date te maken. Met de dromen creatief bezig zijn was leuk en gaf energie.” “Kan hierop niet veel toelichten, dan alleen dat ik t al wist...” “Mijn leervraag heb ik als een doel in mij eigen leven gezet en al ben ik er nog niet helemaal ik weet dat ik het wel zal bereiken met veel moeite maar de begin is gemaakt en ik ga door om het te bereiken” “Dromen en talenten zeggen mij niet zoveel, ik vind het maar gewoontjes. de thema/leervraag ja daar ging het bij mij om. daar knelde het bij mij.” Klooster Nieuwkerk in Goirle, waar de inspiratiedagen plaatsvonden
10
Evaluatie van het traject IK DOE MEE februari‐ april 2008 ZIJ DOEN MEE II
3.2. LEERZAAMHEID VAN VERSCHILLENDE TYPEN OEFENINGEN Het oordeel over de onderdelen die vooral in de periode na de inspiratiedagen werden aangeboden was niet onverdeeld positief, er was sprake van enige profilering (zie Tabel 3). Het hoogst gewaardeerd werden het benoemen van je belemmering/draak en ‘iets veranderen in je huis’. Niet alle overige onderdelen werkten voor elke deelnemer. Wat de één aangenaam vond, was voor de ander iets waar ze niet of moeilijk in mee kon. Wel gewaardeerd qua leerzaamheid, maar met 3 deelnemers afwezig, was het bezoek aan het museum. Bij bezoek aan de voedselbank en MST was 1 deelnemer afwezig. Relatief wat lager gewaardeerd werden voedseltips. Aandacht voor de structuur in de week werd wisselend beoordeeld, maar door één deelnemer erg leerzaam. Bij het bezoek aan de voedselbank en Mogelijk is inderdaad de kwalificering ‘leerzaam’ niet helemaal passend bij een aantal van de activiteiten, maar eerder ‘leuk’ of ‘ontspannend’. Vergeleken met het onderzoek uit 2007, valt opnieuw op dat de scores over de hele linie licht lager uitvallen (vgl. Cleiren, 2007).
Tabel 3 Leerzaamheid van de oefeningen tijdens het traject
helemaal weinig redelijk niet leerzaam leerzaam leerzaam
leerzaam
erg heel erg leerzaam leerzaam
de latifa-meditatie (door Tom)
1
1
1
1
1
0
het benoemen van je belemmering/draak
0
0
0
3
2
0
de aandacht voor je structuur in de dag en week
1
1
2
0
1
0
iets veranderen in je huis
0
0
4
1
0
0
voedseltips
1
2
1
1
0
0
bezoek Pontmuseum
-
0
1
1
0
0
werkbezoek MST en voedselbank
-
0
1
3
0
0
11
Evaluatie van het traject IK DOE MEE februari‐ april 2008 ZIJ DOEN MEE II
DEELNEEMSTERS IN EIGEN WOORDEN OVER DE OEFENINGEN Toelichtingen over dit deel van het traject in de eigen woorden van de deelneemsters:
Ik vind het woord leerzaam niet passend, behalve voor de draak. De meditatie was fijn om aan deel te nemen. De voedseltips en structuur daar heb ik niks nieuws gehoord; ik ben daar zelf ook al zo lang mee bezig. De verandering in huis vond ik inspirerend om daadwerkelijk weer meer op te gaan ruimen. De Pont en het werkbezoek waren leuk. Er zijn enkele onderwerpen die niet van toepassing waren, maar zou ze gedaan hebben als ik mij beter gevoeld en ontspannen gevoeld had... De meeste dingen die hier benoemd was ik niet bij alles bij dus ja dan kan ik ook op dit moment geen verhaal schrijven Sorry maar; meditatie is niet aan mij besteed. ik ben niet iemand die er eens ff lekker voor kan gaan zitten.het voedsel vond ik vreselijk in het klooster en dus alweer sorry. ik ben tevreden met mijn huis, mijn eigen stekje dus......waarom veranderen. structuur in de dag is erg belangrijk, dus wel leerzaam daar hapert het bij mij ook nog. de draak prima was ook leerzaam. de bezoeken aan MST, voedselbank en het museum was ik niet bij. museum bezoekjes doen mij niet veel, wel MST en voedselbank, maar omdat ik ziek was, en het overlijden van iemand heb ik dit gemist.
De Verdieping in Tilburg, waar de wekelijkse 2‐uur bijeenkomsten plaatsvonden
12
Evaluatie van het traject IK DOE MEE februari‐ april 2008 ZIJ DOEN MEE II
3.3. WERKGERELATEERDE PROGRAMMAONDERDELEN In het vervolg werd ingegaan op programmaonderdelen ervaren die direct met werk te maken hadden. Opnieuw in termen van de ervaren leerzaamheid (zie Tabel 4). In vergelijking met voorgaande aspecten waren de deelneemsters hier duidelijk positiever. Van de werkgerelateerde onderdelen werd het gesprek met de case‐manager als relatief het hoogst gewaardeerd, terwijl ook beide andere aspecten hoog gewaardeerd werden. Kijkend naar de ervaringen in de voorgaande groep (Cleiren, 2007), ligt de ervaren leerzaamheid van deze onderdelen op vergelijkbaar hoog niveau.
Tabel 4 Leerzaamheid van de werkgerelateerde onderdelen van het programma
helemaal niet leerzaam
weinig leerzaam
redelijk leerzaam
leerzaam
erg leerzaam
heel erg leerzaam
het onderzoeken van wat je concreet wil & kan qua werk
0
0
0
3
1
1
het gesprek dat je met de casemanager voerde
0
0
1
1
1
2
de concrete stap die je gezet hebt qua werk
0
0
0
4
0
1
IN EIGEN WOORDEN OVER DE WERKGERELATEERDE ONDERDELEN Toelichtingen over dit deel van het traject in de eigen woorden van de deelneemsters:
Ook hier geldt dat ik er al langer mee bezig was, maar het was leerzaam om alles op een rijtje te zetten wat ik wil en kan. Het gesprek vond ik erg leerzaam omdat ik heb kunnen oefenen om me gelijkwaardig te voelen en mezelf neer te zetten. De concrete stap begon goed maar is een beetje gestrand. Moet ik weer op gaan pakken. Ben gevorderd merkte ik en daarom ook die stap naar een betaalde baan mogelijk werdt... 13
Evaluatie van het traject IK DOE MEE februari‐ april 2008 ZIJ DOEN MEE II
Ik weet wat ik wil en waar ik wil gaan staan daarom die leerzaam . Wat wil ik en wat kan ik, erg leerzaam voor mij qua werk. het gesprek met mijn casemanager [..] zeer positief ervaren, het deed mij ook goed om eens met haar te spreken. Ik vond [..] aan het begin van de cursus een klein draakje, maar het is een zeer lieve [..]. Ik heb dus besloten om eerst eens ff rust te nemen en dan voor eind juni naar [..] te gaan voor vrijwilligerswerk op maat. erover praten [..] en kijken wat het beste bij mij past, en dan bedoel ik echt goed kijken zodat ik de ladder niet te hoog leg voor mijzelf. na de vakantie per 1 sept. wil ik op mijn nieuwe plaats zitten.
3.4. VERGELIJKING VAN DE TYPEN BIJEENKOMSTEN In vier vragen (zie Tabel 5) werd nagegaan hoe de waardering was van de verschillende typen bijeenkomsten (in het klooster, de avondbijeenkomsten bij de Verdieping, de kook & eetbijeenkomst, en de afsluitende bijeenkomst).
Tabel 5 Leerzaamheid van de verschillende typen bijeenkomsten
helemaal niet leerzaam
weinig leerzaam
redelijk leerzaam
leerzaam
erg leerzaam
heel erg leerzaam
de inspiratiedagen in het klooster
1
0
0
2
1
1
de bijeenkomsten bij de Verdieping (iedere dinsdag)
0
0
0
4
0
1
de kook & eetbijeenkomst
-
1
1
2
0
0
de afsluitende bijeenkomst in het klooster
0
1
0
2
1
1
Voor de meeste deelnemers waren de bijeenkomsten leerzaam tot heel erg leerzaam. De kook en eetbijeenkomst werd minder leerzaam gewaardeerd. Eén deelnemer gaf aan niet aanwezig te zijn geweest bij deze (streepje in de tabel). Wat opvalt is dat 1 deelneemster aangeeft door te weinig voorbereiding minder meegekregen te hebben van de inspiratiedagen (zie ook de toelichting). In vergelijking met het voorgaande onderzoek, scoren de deelnemers globaal gezien in dezelfde range, met dezelfde relatief iets lagere score voor de kook & eetbijeenkomst. 14
Evaluatie van het traject IK DOE MEE februari‐ april 2008 ZIJ DOEN MEE II
IN EIGEN WOORDEN OVER DE SOORTEN BIJEENKOMSTEN Toelichtingen over dit deel van het traject in de eigen woorden van de deelneemsters:
Inspiratiedagen waren erg leerzaam, omdat ik kon oefenen mezelf staande te houden in een groep mensen waarmee ik niet helemaal op 1 lijn zat. De bijeenkomsten ware fijn omdat die 1 ker in de week waren en me in beweging hield om met werk bezig te zijn. De Inspiratie dagen in het klooster was zeer prettig en aangenaam, en de ontmoetingen die ik had ook zeer leerzaam en de afsluiting ga ik vandaag doen , maar geeft nog toelichting aan mijn Casemaneger... Met één woord ik de afgelopen tijd hebt ik veel geleerd en veel bereikt dus daarom blij dat ik mee hebt gedaan. Nou daar gaan we dan; het begin van de cursus; het klooster een hel. ik snapte er totaal niets van, had ook een heel verkeerd beeld wat ik daar ging doen. Was doodmoe vond het programma te druk, [...] De dinsdagen zal ik zeker missen, de gesprekken met gebi en tom maar ook de andere die de cursus volgde. Bij het koken&eten was ik niet bij, ik was ziek. De afsluiting in het klooster daar heb ik een apart gevoel bij, ik dacht als ik beter op de hoogte was geweest waarom het draaide dat ik daar was in het begin, had daar ook leerzaam kunnen staan, jammer eigenlijk toen ik het allemaal een beetje doorkreeg, was de cursus ten einde.
15
Evaluatie van het traject IK DOE MEE februari‐ april 2008 ZIJ DOEN MEE II
4. ZELFBEELD & WELBEVINDEN DEELNEEMSTERS Het tweede deel van de vragenlijst betrof de veranderingen in beeld van zichzelf en werk van de deelneemsters en hun mate van welbevinden.
4.1. BEELD VAN ZICHZELF De deelneemsters werd na afloop van het traject gevraagd in hoeverre zij een verandering ervoeren in de manier waarop ze naar zichzelf keken. De manier waarop de deelneemsters nu met zichzelf en met hun werk omgaan, ervaren zij zelf doorgaans als hetzelfde of beter. Opvallend is dat alle deelnemers het evengoed of beter vindt gaan dan voor het traject waar het gaat om probleemoplossing en zelfbeeld. Wel geldt dat een deel zich ‘hetzelfde’ waarneemt als daarvoor. Door 3 van de 5 deelneemsters wordt een verslechtering gemeld van hun lichamelijk welbevinden. Gezien de eerder gerapporteerde lichamelijke en geestelijke problematiek en het feit dat dit traject niet rechtstreeks gericht is op dat type klachten, is deze bevinding te plaatsen.
Tabel 6 Hoe de deelneemsters zichzelf beschouwen na de interventie, in vergelijking met daarvoor
veel slechter
slechter
hetzelfde
beter
veel beter
Hoe ik nu over mezelf denk is..
0
0
2
3
0
Hoe ik me nu lichamelijk voel is..
1
2
1
1
0
Hoe ik nu over werken denk is..
0
0
4
1
0
Hoe ik me nu in mijn vel voel zitten is..
1
2
1
1
0
Hoe ik nu omga met problemen met anderen is..
0
0
1
2
2
Hoe ik nu omga met mijn eigen problemen vind ik..
0
0
3
1
1
16
Evaluatie van het traject IK DOE MEE februari‐ april 2008 ZIJ DOEN MEE II
In onderstaande grafiek zijn de gemiddelde scores van de 5 deelneemsters in 2008 afgebeeld (groene balk) naast de gemiddelde score van de 10 deelneemsters in 2007 (blauwe balk). Hier is te zien dat de gemiddelde deelnemer aangeeft positiever over zichzelf te zijn gaan denken in termen van omgaan met problemen. Opvallend dat er door een paar deelnemers juist een teruggang gerapporteerd wordt in hoe ze zich voelen, lichamelijk en geestelijk.
VERGELIJKING ZELFBEELD‐VERANDERING MET DE 2007 GROEP
2007 2008 Hoe ik nu omga met mijn eigen problemen vind ik..
Hoe ik nu omga met problemen met anderen is..
Hoe ik me nu in mijn vel voel zitten is..
Hoe ik nu over werken denk is..
Hoe ik me nu lichamelijk voel is..
Hoe ik nu over mezelf denk is..
1
2
3
4
5
veel slechter slechter hetzelfde beter veel beter
Figuur 1 Gemiddelde scores met op ervaren verbetering/verslechtering (2007 groep (n=10) en 2008 groep (n=5) aan het traject IK DOE MEE IN EIGEN WOORDEN OVER DE VERGELIJKING VOOR‐NA DE TRAINING Toelichtingen over dit deel van het traject in de eigen woorden van de deelneemsters:
Op dit moment sta ik meer open voor andere idee en voor de hulp die andere willen geven . Ook kan ik zeggen nu is genoeg en trek ik ik me terug van iedereen, maar met mij problemen zijn het zelfde alleen ik hebt de laatste tijd veel huilbuien, maar met de tijd zal het over gaan . De tijd zal het leren
17
Evaluatie van het traject IK DOE MEE februari‐ april 2008 ZIJ DOEN MEE II
Ik voel me wat slechter omdat het werk dichterbij komt. Ik heb daar de afgelopen periode concrete stappen in gezet en daar ben ik nu mee gestopt omdat ik ga twijfelen over van alles, waarschijnlijk uit angst. Ik ga dat wel weer oppakken. Ik kan het wel blijven herhalen, maar er liep een zwarte draad door de cursus heen [red.: persoonlijke omstandigheden van cliënte]. heel erg jammer, maar ook dat hoort bij het leven; geboorte en sterven.
4.2. LEVENSTEVREDENHEID De huidige tevredenheid met het eigen leven is een belangrijke indicator van welbevinden, en wordt doorgaans nog van meer belang geacht dan het vrij zijn van klachten. De SWLS (Satisfaction With Life Scale) is een korte vragenlijst van 5 vragen waarop deelneemsters kunnen aangeven hoe zij aankijken tegen hun huidige situatie. Deze 5 vragen (zie Tabel ) geven een goede indruk van de manier waarop individuen hun eigen leven ervaren en waarderen. Dit kan gelezen worden als een indicatie zijn voor hun welzijn. De vragenlijst is een internationaal vaak gehanteerd instrument. De score wordt gevormd door de optelling van de scores van de 5 items: (zie Tabel 6), en kan vergeleken worden met verschillende populaties.
Tabel 6 De score op de items van de levenstevredenheid schaal (SWLS)
Uitspraak:
sterk niet eens, mee enigszins mee niet oneens oneens oneens oneens
enigs‐ zins eens
mee eens
sterk mee eens
In de meeste opzichten is mijn leven dicht bij mijn ideaal.
0
0
0
1
3
1
0
Mijn levensomstandigheden zijn uitstekend.
0
0
0
1
2
2
0
Ik ben tevreden met mijn leven.
0
0
0
1
3
0
1
Tot nu toe heb ik de belangrijke dingen die ik wil uit het leven.
0
0
1
1
0
3
0
Als ik mijn leven over zou kunnen doen, zou ik bijna niets veranderen.
1
0
1
1
1
1
0
18
Evaluatie van het traject IK DOE MEE februari‐ april 2008 ZIJ DOEN MEE II
De gemiddelde score op de SWLS voorafgaand aan het traject2 was 21,4 (sd=5,8). Na afloop van de cursus was deze 24,2 (sd=3.0). Beide scores zijn vrij hoog (iets boven ‘enigszins mee eens’ per item). Gemiddeld is deze score ongeveer evenhoog als we in normale populaties aantreffen. Als we de scores duiden in termen van de interpretatie van de auteur Diener (2007) dan zijn de respondenten zowel vooraf als na afloop van de interventie gemiddeld ‘redelijk tevreden’ met het leven. De gemiddelde score van de vorige groep (Cleiren, 2007) was 19.7 (SD=8.3). We kunnen stellen dat er een trend is naar een hogere score in de huidige groep.
5. GGZ‐THERMOMETER: BEOORDELING VAN DE BEGELEIDING De GGZ thermometer (Kertzman et al., 2003) is een korte vragenlijst, bestaand uit een aantal simpele ja‐ nee vragen en een vraag om rapportcijfers voor de kwaliteit. Deze lijst, die geeft een indicatie van de tevredenheid van cliënten met de hen geboden begeleiding. Een aantal van deze vragen is opgenomen in de huidige evaluatie. Het gaat dan vooral om vragen naar de tevredenheid over de deskundigheid van de begeleiding, de waardering van het gehele traject, met een onderscheid naar de case‐manager en de begeleiding door de coaches van IK DOE MEE. Omdat de GGZ Thermometer (opgesteld en geadviseerd door het Trimbos instituut) door veel instellingen gebruikt wordt, is een goede gestandaardiseerde vergelijking mogelijk met andere zorgaanbieders. De meeste vragen van de thermometer voor volwassenen (Kertzman et al., 2003) werden opgenomen in het huidige onderzoek, behalve die gingen over het behandelplan. Aangezien het in het huidige traject om een afgebakend cursustraject ging, zonder differentiële diagnostiek en aanpak, waren deze vragen hier niet aan de orde.
5.1. WAARDERING VAN DE INFORMATIE De gemiddelde waardering van hoe volledig men was geïnformeerd was unaniem positief (zie Tabel 7), zeker ten opzichte van wat op andere plaatsen in de (reguliere) hulpverlening wordt aangetroffen (bijvoorbeeld GGZe, 2006).
DEELNEEMSTERS IN EIGEN WOORDEN OVER DE INFORMATIE Toelichtingen over dit deel van het traject in de eigen woorden van de deelneemsters:
Ik heb voldoende info gekregen,omdat ik zowel binnen en buiten het projekt een persoon ben die als ze iets niet weet, dan info gaat vragen en inzien... Het is goed geregeld en de mensen waren vriendelijk en rechtstreeks; daar hou ik van. Wat in de rapportage hier opvalt is dat in de waardering van de begeleiding door deelneemsters nauwelijks gedifferentieerd wordt tussen informatie, aanpak, behandelplan.
2
Dit heeft betrekking op de 5 deelneemsters die de evaluatie zowel vooraf als achteraf invulden 19
Evaluatie van het traject IK DOE MEE februari‐ april 2008 ZIJ DOEN MEE II
Tabel 7 Waardering informatie over het geheel van begeleiding en zorg binnen het traject IK DOE MEE.
Vraag:
nee
ja
1 Heb je voldoende informatie gekregen over de begeleidingsmogelijkheden binnen het traject IK DOE MEE?
0
5
2 Heb je voldoende informatie gekregen over de aanpak van je begeleiding?
0
5
3 Heb je voldoende informatie gekregen over het te verwachten resultaat van je begeleiding?
0
5
5.2. WAARDERING VAN DE BEGELEIDERS De waardering van de begeleiders van IK DOE MEE was vrijwel unaniem positief ( Tabel 8). Alle deelneemsters oordeelden gunstig over de aandachtsgebieden: allen beoordeelden de begeleider(s) als voldoende deskundig, handelend met respect en geïnteresseerd in de persoon van de deelnemer. Eén deelnemer kon niet in alles de coaches vertrouwen. Dit lijkt echter weinig met de coaches zelf te maken te hebben (zie ook de toelichting).
Tabel 8 Waardering informatie over het geheel van begeleiding en zorg binnen het traject IK DOE MEE. Vraag:
nee
ja
7 Vond je de begeleider voldoende deskundig (goed in zijn/haar vak)?
0
5
8 Kon je de begeleider voldoende vertrouwen?
1
4
9 Toonde de begeleider voldoende respect voor je?
0
5
10 Vond je de begeleider voldoende geïnteresseerd in jou en je mening?
0
5
20
Evaluatie van het traject IK DOE MEE februari‐ april 2008 ZIJ DOEN MEE II
DEELNEEMSTERS IN EIGEN WOORDEN OVER DE BEGELEIDERS Toelichtingen over dit deel van het traject in de eigen woorden van de deelneemsters:
Ik werd door beiden geinspireerd en gemotiveerd en kreeg genoeg antwoorden en informatie op mijn vragen... Ook heb ik veel geleerd en ook hele warme mensen. Ik had geen verwachting naar andere dus ja daarom kan ik geen oordeel over geven . Want hier is voor een korte tijd en daardoor is het voldoende veel te kort om iets over hier over te zeggen . ik vond het lieve en warme mensen . met vertrouwen op sommige dingen kom ik goed op hun vertrouwen op andere dingen hield ik mij mond dicht dus daarom die toelichting hierboven . In 1 woord het zijn 2 fantastische mensen, laat de cursus vooral doorgaan want zij kunnen veel mensen helpen. Niet iedereen kan grote sprongen maken, maar ze kunnen je zeker helpen met een begin te maken. Twee deskundige mensen, met een helpende hand die iedereen nodig heeft. je mocht bij hun zijn wie je was. Je zelf. De begeleiding vond ik goed. Zeker voor respect krijgen ze een 10plus hebben zij beiden goed gedaan. Ja zeker,want ik kom voor mij mening altijd uit Dus dat is zeker goed aangepakt.
5.3. WAARDERING VAN HET RESULTAAT VAN DE BEGELEIDING De volgende vragen (zie Tabel 9) betroffen de beoordeling van het resultaat van de begeleiding op verschillende vlakken. Ook hier geeft de meerderheid een positief oordeel. Unaniem zijn de deelnemers van mening dat het traject naar wens werd uitgevoerd, en dat ze erdoor vooruit gegaan zijn. Op één na zijn alle deelneemsters ook van mening dat ze beter greep hebben gekregen op hun klachten, beter in staat zijn de dingen te doen die ze belangrijk vinden, en dat dit type begeleiding de juiste aanpak voor hen is. Een deelneemster die dit niet als de juiste aanpak voor haar klachten ziet en niet beter met haar problemen om zegt te kunnen gaan is ovedrigens wel positief : Hier heb ik veel geleerd maar voor mijn
problemen en mij klachten zijn andere mensen nodig dan dit project dus daarom ben ik een stuk dichter bij mij doel: nog niet helemaal bereikt maar wel een eind verder dan eerst.
Het traject werd meer dan naar wens uitgevoerd maar mijn problemen aanpakken deed ik toch al wel, en de dingen die je belangrijk vindt , moet je dan op dat moment toch zelf overwegen... Daarmee kom je je jezelf tegen... Ik ben al jaren bezig met het hele proces en deze begeleiding heeft dit ondersteund en gestimuleerd, maar geen hele grote veranderingen veroorzaakt in mij.
Tabel 9 Waardering resultaat van de begeleiding van IK DOE MEE
21
Evaluatie van het traject IK DOE MEE februari‐ april 2008 ZIJ DOEN MEE II
Vraag:
nee
ja
11 Werd het traject naar wens uitgevoerd?
0
5
12 Vind je deze begeleiding de juiste aanpak voor je problemen of klachten?
1
4
13 Heb je door de begeleiding meer greep op je problemen of klachten gekregen?
1
4
14 Ben je door de begeleiding voldoende vooruit gegaan?
0
5
15 Ben je door de begeleiding beter in staat om dingen te doen die je belangrijk vindt?
1
4
16 Kun je door de begeleiding beter omgaan met mensen en situaties waar je eerder problemen mee had?
3
2
5.4. RAPPORTCIJFER VOOR IK DOE MEE Het GGZ thermometer rapportcijfer dat gegeven wordt voor de het gehele IK DOE MEE traject zoals verzorgd door de coaches is gemiddeld 8.0 (sd=1.0). Twee maal een 7, 1 maal een acht en 2 maal een negen. Dit cijfer is hoog te noemen. In vergelijking met de meting in het vorige traject valt het iets lager uit, toen gemiddeld 8,9 toegekend (m=8.9, SD=0.7; Cleiren, 2007). De deelneemsters werd gevraagd aan te geven wat er moest gebeuren om dat cijfer nog te verhogen. Opmerkingen die daarbij aan de orde kwamen:
Meer kijken naar ieder mens en de tijd verdelen om zo iedereen te leren kennen en niet met de ene meer contact en met de andere niet veel contact . Iedereen even goed behandelen Meer Creativiteit en niet zo lange gesprekken voeren... Van mij hadden mensen er meer op mogen worden aan gesproken als ze hun afspraken niet nakwamen of niet afbelden als ze niet konden komen.
22
Evaluatie van het traject IK DOE MEE februari‐ april 2008 ZIJ DOEN MEE II
Eén ding moet er duidelijk worden voordat de cursus begint: Gebi en Tom staan niet te spioneren voor de soos. En verder is dit eigenlijk nog eens een taak voor de soos.
5.5. WAARDERING VAN DE EIGEN CASE‐MANAGER Op dezelfde wijze als hiervoor nagevraagd voor de coaches van WerkWaardig, werd een rapportcijfer gevraagd voor de begeleiding door de case‐manager. Hun rapportcijfer kwam uit op een gemiddelde van 7,0 (SD 0,7), waarbij de scores uiteenliepen van 6 tot 8. In de toelichting hierop gaven de meeste deelneemsters aan te spreken te zijn over de ruimte die geboden werd door de case‐manager, waarbij soms de wens werd geuit dat deze aktiever had geïnformeerd naar vorderingen. De waardering was met gemiddeld een 8.0 in het voorgaande traject wat hoger (Cleiren, 2007). Hierbij werd ook gevraagd aan te geven wat er moest gebeuren om het rapportcijfer voor de case‐ manager te verhogen. Meer aanwezigheid en contact, was het redelijk eensgezinde geluid van 4 van de deelnemers.
5.6. ‘IK DOE MEE’ IN VERGELIJKING MET ANDERE TRAJECTEN Desgevraagd vinden twee deelneemsters dat het traject gemiddeld op ongeveer hetzelfde kwaliteitsniveau ligt als de andere hulp die ze eerder ontvingen. Eén deelneemster geeft aan het ‘iets slechter’ te vinden, een ander ‘beter’ dan wat ze tot nu toe hebben gehad aan professionele begeleiding. In vergelijking met vorig jaar wordt de hulpverlening in Ik Doe Mee eerder als ‘gelijkwaardig’ dan als ‘beter’ beoordeeld ten opzichte van het overige hulpaanbod. Wel is duidelijk dat de absolute tevredenheid groot genoemd kan worden: op de vraag “Zou je een ander aanraden om het traject IK DOE MEE te volgen?” gaven alle vijf deelneemsters als antwoord: “Ja, zeker wel”.
5.7. SLOTOPMERKINGEN OVER IK DOE MEE DOOR DE DEELNEEMSTERS Als laatste werd de deelneemsters gevraagd of ze nog iets toe te voegen hadden aan hun beoordeling van het traject. Hiervan maakten 2 deelneemsters gebruik. Eén deelneemster gaf aan dat een extra voordeel was dat je er sociale contacten aan overhoud en krijgt... Een ander sprak de wens uit “...dat jullie nog lang door mogen gaan met dit traject. en nogmaals dank aan gebi en tom voor hun goede begeleiding”.
23
Evaluatie van het traject IK DOE MEE februari‐ april 2008 ZIJ DOEN MEE II
6. DE CASE‐MANAGERS OVER IK DOE MEE Er werkten vier case‐managers van de vestiging Tilburg mee aan dit traject. Allen vulden via een Email uitnodiging ook een korte online‐vragenlijst in over hun ervaringen met het traject. Alle case‐managers waren, zoals in Tabel 10 te zien is, positief over de effecten van het volgen van het traject op hun cliënt(en). Eén manager gaf wel aan dat de tijd moest uitwijzen of de effecten blijvend zouden zijn (moment van afname was hier ca. een maand na het einde van het traject). Daarnaast meldde een case‐manager dat het moeilijk is de effecten toe te wijzen aan het onderhavige traject, omdat cliënten meerdere ontwikkelings‐trajecten volgden. Ook werd in één geval geen stap richting arbeidsmarkt gemaakt, maar wel een persoonlijke stap.
Tabel 10 Indruk van het functioneren van de cliënt als resultaat van het volgen van het Ik Doe Mee traject
Geef aan in hoeverre u het eens of oneens bent met onderstaande uitspraken over het effect van het IK DOE MEE traject.
sterk mee oneens
mee oneens
mee eens
sterk mee eens
Mijn cliënt(en) heeft (hebben) echt een stap gemaakt in dit traject.
0
0
2
2
Ik zie dat mijn cliënt(en) echt in beweging kwamen door deelname in dit traject.
0
0
2
2
Ik zie dat mijn cliënt(en) uit het isolement is (zijn)gekomen door dit traject.
0
0
3
1
Ik schat in dat dit traject een blijvende positieve invloed heeft op het functioneren van mijn cliënt(en).
0
0
3
1
24
Evaluatie van het traject IK DOE MEE februari‐ april 2008 ZIJ DOEN MEE II
Alle managers waren van mening dat hun cliënt(en) door dit traject een stap hebben gemaakt, hoewel dit voor de één duidelijker was dan voor de ander; Men zag dat de cliënt in beweging kwam door de deelname. Ook schatten de case‐managers in dat de invloed duurzaam positief is, met daarbij de aantekening dat het wel vroeg is om hier een duidelijke uitspraak over te kunnen doen. Ook vonden alle case‐managers dat de cliënt, voor zover deze als geïsoleerd gezien werd, uit het isolement gekomen was (3 x). In één geval was isolement niet aan de orde. Door de casemanagers wordt gemiddeld het rapportcijfer 8 aan het traject IK DOE MEE toegekend, door één persoon een 7, door één ander een 9. Als toelichting werd gegeven dat de coaches voor alles open staan en dat zij een goed team vormen. Eén case‐maneager stelde dat hij deze Ik Doe Mee niet zo van dichtbij gevolgd had, en merkte dat het niet deelnemen aan de startbijeenkomst de betrokkenheid vermindert. Gevraagd naar manieren om het rapportcijfer te verhogen, geven twee managers een respons. Eén manager geeft als tip nog vaker met elkaar om de tafel te gaan zitten om dingen die niet lopen te verbeteren, een ander om een sterkere link naar het vervolg te maken.. Drie van de vier managers vinden het niet echt nodig om voor deze cliënten een vervolg aan het traject te geven vanuit Werkwaardig. Reden daarvan is in twee gevallen dat het traject de basis vormt voor een volgende stap, en dat juist daar nu nadruk op zou mogen liggen (een gesubsidieerde baan, meer op eigen benen staan) . “Begeleiding moet ook eindig kunnen zijn” aldus één van hen. Eén manager ziet wel iets in een voortzetting, om het energieniveau op peil te houden. De managers waren te spreken over de eigen betrokkenheid bij het traject: zij oordeelden dat ze door de coaches precies genoeg betrokken waren, en beoordeelden ook hun eigen inspanningen en betrokkenheid als niet te veel en niet te weinig. Eén case‐manager becommentarieerde dit als volgt: “Het is de kunst om de juiste begeleiding te accepteren, en dát proces het eigen verloop te laten hebben. Mijn bemoeienis was op geplande tijden, op momenten dat het te pas kwam. Er was wel een hele goede terugkoppeling in de vorm van rapporten, over elke deelneemster. Dat was prima.” Desgevraagd willen alle vier managers in de toekomst zeker weer met cliënten deelnemen aan trajecten van DOE MEE, mits zij de juiste mensen vinden. In de woorden van één van hen: “Dit is een ontwikkeltraject waar cliënten onverwachte ontwikkelingen in door kunnen maken, en achter verborgen wensen en vaardigheden kunnen komen, of de vaardigheden leren erkennen voor waardevol.”
25
Evaluatie van het traject IK DOE MEE februari‐ april 2008 ZIJ DOEN MEE II
7. CONCLUSIE & DISCUSSIE Uit dit onderzoek van het project IK DOE MEE, zoals dat ditmaal werd uitgevoerd onder de 4 case‐ managers en uiteindelijk 5 deelneemsters, blijkt dat de interventie als positief kan worden beoordeeld. Bij de beoordeling is het belangrijk in aanmerking te nemen dat deze deelnemers, ten opzichte van de voorgaande groep in 2007, waarschijnlijk aan relatief zwaardere psychische en lichamelijke klachten lijdt. Opvallend daarin is overigens dat de algehele levenstevredenheid van de deelnemers redelijk is voorafgaand aan het traject, en mogelijk toegenomen is na afloop (zie paragraaf 4.2). Deskundigheid van de begeleiding wordt hoog geoordeeld. Opvallend is verder dat de deskundigheid van de hulpverleners in het traject Ik Doe Mee zowel in het onderhavige als het voorgaande onderzoek uit 2007 substantieel als beter gewaardeerd wordt dan in het Bouman GGz onderzoek. Hierbij moet wel worden aangetekend dat het daar veelal om een mogelijk nog zwaarder getroffen en niet vergelijkbare cliëntpopulatie kan gaan die niet op vrijwillige basis in behandeling is. Dit kan het beeld flatteren. Zowel case‐managers als deelneemsters aan IK DOE MEE zijn van mening dat er een stap gemaakt is in het traject. Het oorspronkelijke doel van het traject ervan is dus, evenals in het voorgaande onderzoek (Cleiren, 2007) volgens vrijwel iedereen behaald. Ook uit de rapportage van Rodenburg en Ribbens (2008) blijkt dat de 5 van de 6 deelneemsters vaste voornemens hebben en deels daadwerkelijk aan de slag gaan in een vrijwilligers‐ of gesubsidieerde baan. De leerzaamheid van de oefeningen wordt relatief iets lager gewaardeerd dan in het voorgaande onderzoek Deze bevinding zou kunnen duiden op ongunstige ontwikkelingen in het programma, maar ook op een minder goede match tussen cliënten en programma. Uit contact met de coaches bleek al in een vroeg stadium (voorafgaand aan de nameting, bevestigd door Rodenburg & Ribbens, 2008) dat het hier volgens hen ging om een geheel andere groep deelnemers, met complexere problematiek dan de voorgaande groep. Dit zou kunnen vragen om aangepaste, mogelijk nog iets minder cognitief gerichte oefeningen. De werkgerelateerde onderdelen worden juist als redelijk tot zeer leerzaam gewaardeerd. Aspecten als het onderzoeken van wat men wil met werk, het gesprek met de case‐manager, en de conrte stap die men gezet heeft blijken vooral in deze cliëntengroep (heel) leerzaam te zijn. De waardering van de begeleiding door de cliënten is als hoog te kwalificeren, zeker in vergelijking me andere trajecten in de reguliere hulpverlening. Bij de voorgaande groep cliënten in 2007 was het gemiddelde rapportcijfer op de GGZ thermometer nog hoger: 8.9 (Cleiren, 2007). In onderzoek binnen de (algemene) reguliere hulpverlening in de Brabantse regio (Eindhoven en Kempen) is dit cijfer bijvoorbeeld 7.13 (GGZeK, 2006), en in onderzoek onder 722 cliënten van Bouman GGZ (Cliëntenraad, 2006) was dit 7.0. De begeleiders worden gekwalificeerd als warm, betrokken, respectvol en dit wordt bijzonder gewaardeerd door alle deelneemsters.
26
Evaluatie van het traject IK DOE MEE februari‐ april 2008 ZIJ DOEN MEE II
Levenstevredenheid van de deelnemers is voor aanvang van het traject matig tot redelijk en lijkt toe te nemen. Ten opzichte van de vorige groep ervaren de deelnemers een hoger niveau van welbevinden na afloop van de training. Ook zou er sprake kunnen zijn van een toename sinds de tijd voorafgaand aan het traject. Dit wordt bevestigd door de opmerkingen in de open vragen. Er is een toename van de gemiddelde score met enige punten op de levenstevredenheidslijst (de SWLS). Harde conclusies kunnen hierover niet worden getrokken: het erg kleine aantal cliënten, en het ontbreken van een vergelijkingsgroep maken toetsing hiervan niet mogelijk. Veel deelneemsters geven aan meer greep te hebben gekregen op de eigen problemen en geven aan deze beter kunnen hanteren. Dit is in lijn met het voorgaande. In vergelijking met de vorige groep (Cleiren, 2007) is hier juist sprake van een relatief hogere waardering als het gaat om de ervaren toename van autonomie op dit vlak. Deelnemers zijn tevreden over hun case‐manager, maar zouden grotere betrokkenheid van deze op prijs stellen. De vier case‐managers laten zich zeer positief uit over het traject. Zij geven zonder uitzondering aan dat alle doelen van het traject bereikt zijn (cliënt maakt een stap; komt echt in beweging; komt uit het isolement; en inschatting van een blijvend positief effect). Ook zijn de case‐managers positief over toekomstige verwijzingen, en actief bereid te zoeken naar mogelijkheden om cliënten te verwijzen naar ‘Ik Doe Mee’. Evenals eerder in Cleiren (2007) aangegeven is het niet waarschijnlijk dat hetzelfde gunstige resultaat bereikt wordt wanneer cliënten zonder selectie vooraf in een dergelijk traject zouden deelnemen. Dit is een verdienste, maar ook een waarschuwing dat niet alle cliënten niet zonder meer deel kunnen nemen. Dit gezegd hebbende, kunnen we echter opnieuw concluderen dat het traject voor deze groep daadwerkelijk gewerkt heeft als een eerste stap. Voor een aantal is de definitieve beweging ‘de werkwereld’ in nog wel moeizaam. Men wil men soms nog op adem komen voordat men daadwerkelijk werk maakt van werk, en het vooruitzicht brengt soms ook stress met zich mee. Voor de meerderheid van de deelnemers is het werk echter nu daadwerkelijk (weer) begonnen.
7.1. KANTTEKENINGEN Het huidig onderzoek lijdt evenals het voorgaande aan een aantal methodologische beperkingen. De huidige onderzoeksgroep is nog kleiner dan in het voorgaande (N=5), en het dient opnieuw in aanmerking genomen te worden dat de case‐managers specifiek cliënten gekozen hadden die klaar waren voor een volgende stap. Hierbij is het waarschijnlijk en logisch dat zij op voorhand de meer kansrijke kandidaten uit hun cliëntbestand selecteerden. In die zin kunnen we ervan uitgaan dat er sprake was van een juiste timing voor de meesten van hen. Hoewel dit onderzoek een kijk geeft op de ervaringen, kunnen we niet spreken van een effectonderzoek, en mogen de resultaten ook niet zonder meer gezien worden als gevolg van de interventie. Er was hier geen sprake van een onderzoeksdesign met een gematchte controle‐, of
27
Evaluatie van het traject IK DOE MEE februari‐ april 2008 ZIJ DOEN MEE II
wachtlijstgroep. Een stap in de goede richting is dat we in het huidige onerzoek een voormeting konden doen. Het ontbreken van een controlegroep en follow‐up maakt echter elke uitspraak over duurzaamheid vooralsnog hypothetisch. Een algemeen en eerder gesignaleerd probleem bij het huidige type onderzoek is dat er gewerkt is met self‐report van de deelneemsters en niet met een systematisch diagnostische /observationele aanpak. Een voordeel van de aanpak hier is dat in elk geval zowel de case‐managers, als de deelneemsters zelf geraadpleegd werden. Er is daarbij sprake van convergentie in het beeld: de case‐ managers en deelneemsters wijken niet sterk van elkaar af in de beoordeling van (de effectiviteit van‐) het traject. De meting van de verandering, ten slotte, bestond in tegenstelling tot het voorgaande onderzoek niet alleen uit een eigen, post‐hoc inschatting daarvan door de cliënt en casemanager, maar werd ook geobjectiveerd doordat er een voormeting plaatsvond. Door het extreem lage aantal deelnemers kon de vergelijing echter niet meer dan schetsmatig zijn. Het berekenen van scores en voor‐na verschillen is daardoor niet mogelijk. Wel zijn in dit onderzoek nu gegevens verzameld die op langere termijn samengevoegd kunnen worden tot een bestand dat dergelijke analyses wel toe laat.
7.2. TOEKOMSTIG ONDERZOEK Zoals ook in 2007 gesignaleerd, is monitoring met het type gestandaardiseerde instrumenten zoals in dit onderzoek zijn gebruikt aan te bevelen in een dergelijk pre‐posttest‐follow up design. Hoewel dit relatief duurder en van lange adem is, kan dit veel meer‐, en meer valide informatie geven over de duurzaamheid van de effecten van dit type interventie in vergelijking met andere. In elk geval stemmen de uitkomsten van het huidige onderzoek hoopvol. Toekomstig onderzoek zou concreet gezien baat hebben bij een uitbreiding van de cliëntpopulatie, het handhaven van de voormeting onder de deelnemers, en toevoegen van een follow‐up na ca. een half jaar of een jaar. Verder zou meting onder een vergelijkingsgroep zonder interventie, en met een ander type interventie eigenlijk pas een robuust beeld geven van de effectiviteit van het Ik Doe Mee traject. Ook zou bekeken dienen worden wat de rol van de persoon van de coaches hier is. Het beeld doet vermoeden dat de warme, oprechte en respectvolle houding van beiden een minstens zo grote rol speelt als de geboden interventie. Leiden, 22 mei 2008 28
Evaluatie van het traject IK DOE MEE februari‐ april 2008 ZIJ DOEN MEE II
8. LITERATUUR Cleiren (2007) Zij doen mee Een verslag van de ervaringen van deelnemers & casemanagers in het traject 'Ik doe mee' van WerkWaardig 26 april – 26 juni 2007 Leiden: Authentis. Cliëntenraad BoumanGGZ (2006) Cliënttevredenheidsonderzoek 2006 Webrapportage: www.boumanhuis.nl/library/downloads/Clienttevredenheidsonderzoek%20BoumanGGZ%2020 06.pdf Cloninger, C.R. (2004). Feeling good: The Science of Well Being. New York: Oxford University Press. Deci, E.L., & Ryan, R.M. (1985). Intrinsic motivation and self‐determination in human behavior. New York: Plenum Press. Derkse, M. (2000). Uit vrije wil, oude wegen voor nieuw leven. Deventer: Ankh‐Hermes. Dreu, J. de (2003). Leef, 8 opwekkende aanwijzingen. Laag Zuthem: Roozemond Diener,E., Robert A. Emmons, Randy J. Larsen, and Sharon Griffin (1985) The Satisfaction With Life Scale Journal of Personality Assessment Vol.49 No.1 1985 Diener (2006) Understanding Scores on the Satisfaction with Life Scale http://www.psych.uiuc.edu/~ediener/Understanding%20SWLS%20Scores.pdf GGzE (2006) Stichting Geïntegreerde Geestelijke Gezondheidszorg Eindhoven en de Kempen Jaardocument Maatschappelijke Verantwoording Zorg 2005 http://www.ggze.nl/Actueel/Publicaties%20GGzE/pdf/jaardocument2005.pdf Kertzman T, Kok I, Wijngaarden B van. (2003) De GGZ Thermometer nader onderzocht: de evaluatie van een vragenlijst voor cliëntwaardering in de volwassenenzorg. Utrecht: Trimbos-instituut. Rodenburg, G. & Ribbens, T. (2008) Ik doe mee. Eindverslag traject februari – april 2008 . pp.11. Ribbens, T. (2007) Traject IK DOE MEE Brochure. Snyder, C. R., & Lopez, S. J. (Eds, 2005). Handbook of positive psychology. Oxford: Oxford University Press.
29
Evaluatie van het traject IK DOE MEE februari‐ april 2008 ZIJ DOEN MEE II
OVER DE AUTEUR Dr. Marc Cleiren (1961) is als psycholoog gespecialiseerd op het gebied van zingeving, verliesverwerking en verliesverwerking. Hij is Universitair Docent aan de sectie Klinische & Gezondheids Psychologie van de Universiteit Leiden, waar hij wetenschappelijk onderzoek doet naar het verband tussen zingeving, levenshouding, aandachtstraining en psychische gezondheid. Hij is daarnaast directeur van Authentis, waarmee hij onder andere wetenschappelijke monitoring doet van vernieuwende trajecten in de geestelijke gezondheidszorg (een voorbeeld is het huidige rapport).
Hij ontwikkelde voor het Departement Psychologie het onderwijs in Interpersoonlijke Beroepsvaardigheden voor alle psychologen in de Bachelor opleiding Psychologie en verzorgt er train‐de‐trainer opleidingen in de Masters opleiding Psychologie aan de Leidse universiteit. Daar verzorgt hij vanaf 2009 ook een coaching opleiding (Psychological Coaching in Life and Lifestyle Issues). Marc is daarnaast als gastdocent verbonden aan de Leergang Strategisch Management van de Universiteit Utrecht. In de afgelopen decennia publiceerde hij internationaal wetenschappelijke artikelen en een aantal boeken rond verliesverwerking, zingeving en gezondheid. Marc Cleiren is verbonden aan het Gilde van de Pulsar School voor Mystiek en Professie.
30