Zeeuws Erfgoed blad voor erfgoedliefhebbers
01 | jaargang 15, maart 2016
Inhoud 2 SCEZpresse 3 Wim Hofman Ik werk als een strandjutter 7 Uitreiking Four Freedoms Awards 9 50 jaar Zeelandbrug 12 De weervisserij in de Oosterschelde 14 Rika Ghijsen, dialectwoordenboekenschrijfster 15 Het Jaar van het Boek straks ook het Jaar van de Streektaal? 16 Online project over Eerste Wereldoorlog 18 ‘Internationaal’ scheepshout uit middeleeuws Hulst 20 Stadhuismuseum Zierikzee gaat verzelfstandigd verder 22 Zeeuwse restauratieleerling tweede bij Skills Heroes 23 Archeologisch nieuws 24 Uit Zeeuwse bodem 27 ERFGOEDallerlei 31 - Colofon - MOnuMENTaal Bij de omslag Schilderij door Wim Hofman, gebruikt als omslag voor de herdruk van het boek Wim (foto De Vier Gemeten).
SCEZpresse Zeeuws erfgoed werkt op je gevoel. Ik merkte dat zelf weer eens tijdens de herdenking van 50 jaar Zeelandbrug en tijdens een bezoek aan de tentoonstelling Van Bosch tot Bruegel in Museum Boijmans Van Beuningen. Tijdens de feestelijke herdenking van 50 jaar Zeelandbrug op 15 december was er veel te zien en te horen. Afgaande op de verhalen die ik die dag hoorde is de Zeelandbrug duidelijk meer dan een brug van voorgespannen beton op 52 overspanningen en 54 pijlers van in totaal 5.022 meter die twee voormalige eilanden met elkaar verbindt. De brug is vanwege de bijzondere bouwtechniek aangewezen als rijksmonument. Maar meer nog dan dat is de Zeelandbrug een gevoel. Gedeputeerde Harry van der Maas en Susan Lammers van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed maakten er in hun toespraken tijdens het officiële herdenkingsprogramma op persoonlijke wijze melding van. Eerder op de dag, tijdens de rondrit in een touringcar, hoorde ik er ook bouwers en andere betrokkenen (Zeeuwen en niet-Zeeuwen) over. De Zeelandbrug zien en eroverheen rijden wekt vertrouwde gevoelens op: herkenning en thuiskomen. De Zeelandbrug, dat ís Zeeland. De tentoonstelling in Boijmans Van Beuningen was van de categorie klein maar fijn. Het was er op 15 januari erg druk, te druk eigenlijk. Rondleiders met groepen in hun kielzog doorkruisten de tentoonstellingsruimte en posteerden zich ‘sans gêne’ voor de relatief kleine kunstwerken. Individuele bezoekers verdrongen zich voor toppers als het ‘Hooiwagen-triptiek’ en de ‘Marskramer’. Zonder ellebogenwerk was het nauwelijks mogelijk om iets van de fascinerende details op deze schilderijen te zien. Minder druk was het voor de schilderijen van Marinus van Reymerswale. Hier was nog wel gelegenheid om in betrekkelijke rust de vroege zestiende eeuw in te kijken en vervolgens te bedenken: deze wat onbekende maar grootse schilder was een Zeeuw, werkzaam in Reimerswaal. Je bekijkt zijn werk dan toch met andere ogen. Zeeuws erfgoed dacht ik. Zoiets maakt mij blij. Erfgoed is verrassend veelzijdig en altijd valt er weer wat nieuws te ontdekken. Als ik naar mezelf kijk; ik ging er tot voor kort van uit dat weervisserij iets met het weer te maken had. Nou, nee dus. Een weer is een soort haag met twee vleuken die samen een V vormen en uitmonden in een weerkamer. Nieuwsgierig geworden? In deze uitgave van Zeeuws Erfgoed leest u er meer over. Wim Scholten, directeur
Volg de SCEZ op Twitter @erfgoedzeeland Er staan in april weer excursies gepland naar #verdronken #Tolsende en Nieuwlande. Hou @zeeuwseankers in de gaten @2016JaarvhBoek: ook #Zeeland viert kracht van het boek http://bit.ly/1mKclrF. In Zeeuws #Erfgoed mrt #interview met Zeeuws schrijver #Zeelandbrug: op 15 december 1965 innovatief bouwwerk; vanaf 15 december 2015 #rijksmonument
Achter mij, sluimerend in slik, ligt Reimerswaal. Ooit was het de derde stad van Zeeland, een machtige handelsstad, gunstig gelegen aan het water. Het water zorgde ook voor de ondergang. De Sint Felixvloed van 5 november 1530 kon het nog weerstaan, maar met de latere watersnoden was er geen houden meer aan. In 1572 plunderden de Geuzen de stad, twee jaar later werd de boel in brand gestoken en in de loop van de zeventiende eeuw verlieten de laatste inwoners de stad. Reimerswaal en het omliggende land verdronk. Het vijftiende-eeuwse kannetje in mijn hand is afkomstig van dat verdronken land. Reimerswaal wordt binnenkort een archeologisch rijksmonument. Zeeuws Erfgoed
2 maart 2016 | 01
zeeuwse
ankers
Ik werk als een strandjutter 2016 is uitgeroepen tot het Jaar van het Boek. Voor de redactie van Zeeuws Erfgoed een mooie aanleiding om dit jaar vier schrijvers met een bijzondere band met Zeeland voor het voetlicht te brengen. In dit eerste nummer van 2016 gaan we in gesprek met Wim Hofman, gevierd jeugdboekenschrijver en beeldend kunstenaar in Vlissingen. Hij is net 75 jaar geworden.
We zitten in zijn woonkamer aan de Koudekerkseweg in Vlissingen. Wim gooit nog een blok in de houtkachel. Hij heeft zijn donkerblauwe kabeltrui aan. Winter, Nederlandse winter, Zeeuwse winter. Met weinig of geen sneeuw en vorst, wel veel regen en wind. Lekker grijs, zegt hij in een onbewaakt ogenblik. Hij reist nogal eens. Ja, ook naar de andere kant van de wereld, Australië. Heeft hij het daar een paar weken te warm gehad, dan geniet hij van de seizoenen in Zeeland. Ook van de winter die nauwelijks naam mag hebben. De afwisseling, de veelbelovende overgang naar weer een nieuw jaargetijde, daar is hij heel blij mee. Jaar van het boek Het moet maar gebeuren. Natuurlijk vindt hij het leuk dat er ruimhartig op zijn 75ste verjaardag wordt getoast. Op 2 februari was het zover. Alles en iedereen om hem heen doet zijn best om er een gedenkwaardig jaar van te maken. Net als toen hij 50 jaar werd, net als toen hij 65 werd. Toen werden er exposities ingericht en verschenen er boeken over hem. Nu is het niet anders. Er is net een brievenboek gepresenteerd - Golfslag - met fragmenten uit de correspondentie met dichter Ed Leeflang (1929-2008). Er staan tentoonstellingen op stapel, en vrijwel zeker wordt zijn Stoorworm later dit jaar op een gevel in de Vlissingse binnenstad geschilderd. Nu we ook nog eens in het Jaar van het Boek zijn beland, is er een extra reden om bij Wim Hofman te gaan buurten.
Wim Hofman (foto Mechteld Jansen).
En hem naar zijn Zeeuwse inspiratie te vragen. Want dat wordt duidelijk als je de vele boeken van en over Wim leest: hij werd geboren in Oostkapelle - dat kwam door de oorlog -
groeide op in Vlissingen, scharrelde veel langs de kust en in de verwoeste wijken, en ontwikkelde zo een taal in beeld en geschrift die voor altijd nauw verbonden is met de stad die de Schelde Noordzee ziet worden.
Wim Hofman Oostkapelle, 2 februari 1941 Woont en werkt in Vlissingen Is dichter, schrijver en beeldend kunstenaar Publiceert wekelijks een geïllustreerde column in de PZC Won wimpels en griffels voor zijn jeugdboeken, ontving in 1991 de Theo Thijssen-prijs voor zijn gehele oeuvre, in 1998 de Woutertje Pieterse-prijs, in 2002 de Zeeuwse Prijs voor Kunsten en Wetenschappen, in 2013 de Max Velthuijs-prijs
Zeeuws Erfgoed
In september 2013 kreeg Wim in het Letterkundig Museum in Den Haag de prestigieuze Max Velthuijs-prijs. Bij die gelegenheid vertelde hij: “Ieder mens heeft wel van die momenten die hem of haar haarfijn bijblijven. Wat er voor mij uitsprong, als van groot belang, was het flesje Oost-Indische inkt dat ik op mijn tiende verjaardag kreeg. Een vierkant potje, en een tekenboek. (…) Ik ging ervoor zitten. Het begon met een tekening van een boom, het schip de Mecklenburg van de Maatschappij Zeeland, twee vlinders, waar ik een prijs mee won: een jaarkalender van de Dierenbescherming. Ja, zo begon het. Watervaste zwarte inkt werd mijn trouwe metgezel en de inkt was 4
3 maart 2016 | 01
Wims ‘museum’ in de hal van zijn woning.
In het atelier van Wim (foto De Vier Gemeten).
een tovermiddel, ontelbare dingetjes kwamen uit het potje. En, dat was het mooie van inkt: je kon er een eigen wereld mee scheppen. Zwart als de oernacht was de inkt, maar je kon er zelfs een zon mee tekenen. Ik ben de uitvinder van de Oost-Indische inkt dan ook uiterst dankbaar.”
met al te veel plezier terugdenkt: “Het boek werd bij wijze van spreken in twee dagen in elkaar gezet en de musea stelden toen niks voor. Ik heb vervolgens een themadag over de musea georganiseerd. Daar kwam onder andere het voorstel aan bod om een provinciaal museumconsulent aan te stellen. Ik was daar erg voor. Daarna kwam er wel een beetje schot in de zaak. Er werd een Werkgroep Industriële Archeologie opgericht. Wat ik ook wel mooi vond: de paalhoofden werden gezien als cultuurhistorisch erfgoed. En de Muraltmuurtjes, en de basaltblokken. Dat was wel goed. Natuurlijk waren er wel ontwikkelingen waar ik op tegen was. Zoals de vestiging van de Reptielenzoo in Vlissingen. Dat had niets met erfgoed of kunst te maken.” De illustraties, tekeningen en schilderijen van Wim zijn herinneringen. Bijvoorbeeld: de vele illustraties met tafel en stoelen verwijzen naar de oorlogsjaren, toen hij voor geallieerde bombardementen onder tafel een veilig heenkomen moest zoeken. In de monografie Wim zonder titel zegt hij daarover: “Sinds die bombardementen is een tafel natuurlijk belangrijk. Daar kun je onder schuilen. Dat deden wij dus. Dat onthoud je heel goed, die tafel. Mijn vader heeft een stuk van de poten afgezaagd. Ik durf hem niet weg te gooien. Het is de tafel waaronder wij hebben gezeten. Ik teken tafels waaronder je kunt schuilen. Maar het zijn natuurlijk ook dieren, hè, met poten.”
Wim heeft hoe dan ook een link met Zeeuws erfgoed. Al was het alleen al omdat hij namens de Stichting Zeeland vanaf 1971 zo’n 25 jaar de portefeuille cultuurbehoud heeft behartigd. In die hoedanigheid publiceerde hij in 1980 het Museumboek voor Zeeland - een uitgave waaraan hij niet
Bezielen Zeeuws erfgoed kan hem inspireren. “Maar”, zegt hij, “het is niet zo dat ik voorwerpen of mensen naschilder. Ik schilder uit mijn hoofd. Als ik een bos heb gezien, dan kan ik hier thuis een bos schilderen dat er in het echt niet is.” Wel is het zo dat elk gevonden voorwerp kan dienen om er iets van te maken of om erop te schilderen. In Wim zonder titel, het boek dat verscheen ter gelegenheid van zijn 65ste verjaardag, zegt hij het zo: “Ik zal nooit eerst een stuk linnen van vier bij vier gaan halen. Zo werkt het niet. Ik krijg gewoon een idee en dan wil ik gaan schilderen. Dan kijk ik wat ik heb liggen. Heb ik niets, dan scheur ik ergens wat van af. Of ik werk op de achterkant van iets wat mislukt is. Ik gebruik wat ik vind, als een strandjutter.”
Schrijftafel, acryl op karton, 2004 (foto De Vier Gemeten).
Zeeuws Erfgoed
Het Centrum Beeldende Kunst Zeeland (CBK) werkt aan een expositie met door Wim verzamelde objecten, die hem inspireerden. Dat belooft een kleurrijk geheel te worden. Doosjes, steentjes, stukjes hout, schelpen, scherven, 4
4 maart 2016 | 01
Muraltmuur bij Wolphaartsdijkse Veer (foto Marinus van Dintel).
Zeeuws Erfgoed
5 maart 2016 | 01
oude pijpenkoppen. “Op het strand vind ik een baksteen. Die is door de beweging van eb en vloed oneindig veel keren over het zand heen en weer gerold. Daardoor heeft hij een mooie, afgeronde vorm gekregen. Hij voelt ook zacht aan. Ik zet hem vast in een houten kistje dat ik ook heb gevonden. Twee oogjes en een neus, zo kun je een voorwerp bezielen. Het gaat me bij dat soort dingen niet om de vraag of ze iets over onze geschiedenis vertellen. Ik vind ze interessant omdat ze zelf een geschiedenis hebben. Ik ging vaak naar de schroothoop bij de Binnenhaven. Daar zag je verroeste kettingen, kapotte rubberen ringen, prachtig allemaal. Het zijn voorwerpen die iets hebben meegemaakt. Die spreken me aan.” Wim is eind vorig jaar op vakantie geweest in Portugal. Daar kocht hij op een rommelmarkt een oud schrift met een harde kaft. ‘Actas’, staat erop. “Ik was toen net Pessoa aan het lezen, de beroemde Portugese dichter. Misschien heeft hij wel een gedicht in dat schrift geschreven. Dat soort bijgedachten heb ik dan meteen. Ik kan geen Portugees. Maar kijk eens in het schrift. Ik denk dat het van een schapenhandelaar is geweest. Met grafieken en lijsten hield hij zijn aan- en verkopen bij. Ja, mooi is dat.” Hoe laat je je inspireren door gevonden objecten? Gewoon, door ze mee te nemen en te isoleren. Dat is in feite de werkwijze van Wim Hofman. Een verwrongen, door roest aangetaste paperclip. Op het strand loop je er - als je het gebogen stukje ijzer al ziet - gedachteloos aan voorbij. Zie je datzelfde paperclipje bij Wim thuis, bewaard in een oude la, dan oogt het object opeens heel anders. Alsof het betekenisloze opeens betekenis heeft gekregen. Spulletjes Wim: “Je kunt tegenwoordig steeds minder vinden op het strand. Die grote containerschepen, daar valt heus niks vanaf. Jazeker, er wordt nog wel vuilnis in het water gegooid. Alleen doen ze dat nu veel verder op zee. Het is de tijdgeest. Wat ik positief vind: de jeugd van tegenwoordig wil weer vintage spulletjes kopen. Van die rare jaren-vijftig-tafeltjes. Dat is volgens mij een goed teken. De antiekhandel is dan wel ingestort, het gevoel voor kwaliteit is grotendeels weg. Maar dat vintage weer in is, dat is iets positiefs.”
Voor de expositie in het CBK heeft Wim een aantal spulletjes klaarliggen. Een langwerpig stukje hout met afgeronde hoeken en twee oogjes. Een rechthoekiger stukje hout, waarop verweerde blauwe verf is te zien; er lopen twee witte strepen doorheen. In de hal van zijn huis staat een glazen kast vol met verzamelde voorwerpen. “Dat is mijn museum”, zegt Wim. Plankjes vol Afrikaanse beeldjes, schelpen, ringetjes, munten, keien. En familiefoto’s. “Natuurlijk bepaalt de plek waar ik woon de kunst die ik maak. Hier in Vlissingen is niet zo veel meer te vinden. Maar ik reis. Dus vind ik nog wel eens wat in Australië of Portugal. Als ik elders zou wonen, zou ik andere kunst maken. Dat spreekt voor zich. Voor mijn schrijven ligt dat anders. Daarvoor put ik vaak uit mijn herinneringen. Dat zal dus niet meer veranderen. Als ik fouten maak, dan ligt dat aan mijn geheugen. Dat kan ik in elk geval altijd als een goede verontschuldiging gebruiken.” Jan van Damme, verslaggever van de PZC
Zeelandgeboekt Wie in het Jaar van het Boek op de hoogte wil blijven van nieuwe Zeeuwse boeken en verse Zeeuwse tijdschriften kan terecht op het PZC-weblog Zeelandgeboekt. Daar houdt PZC-verslaggever Jan van Damme de vinger aan de pols van het Zeeuwse literaire leven. Vrijwel dagelijks worden er berichten over Zeeuwse schrijvers en hun werk geplaatst. Geïnteresseerd in Zeeuwse uitgaven? U kunt zich gratis abonneren op het weblog: De krekel ZAZA, acryl op karton, PZC-column 2015 (foto De Vier Gemeten).
Zeeuws Erfgoed
www.pzc.nl/zeelandgeboekt
6 maart 2016 | 01
(foto Roosevelt Foundation)
Uitreiking Four Freedoms Awards Op 21 april worden in Middelburg de Four Freedoms Awards uitgereikt. De Duitse bondskanselier Angela Merkel ontvangt dan de International Four Freedoms Award. De overige Four Freedoms Awards worden uitgereikt aan Mazen Darwish uit Syrië, aartsbisschop Dieudonné Nzapalainga, imam Omar Kobine Layama en dominee Nicolas Guérékoyame-Gbangou uit de Centraal Afrikaanse Republiek, Denis Mukwege uit Kongo en de organisatie Human Rights Watch. De Four Freedoms Awards worden ieder jaar toegekend aan personen en organisaties die met hun inzet en prestaties een grote toewijding hebben laten zien aan de Vier Vrijheden van president Franklin Delano Roosevelt. In zijn historische Four Freedoms-speech tot het Amerikaanse Congres in 1941 riep hij de Amerikanen op niet afzijdig te blijven van de oorlog en verbond hij de democratie met de Four Freedoms: de Vrijheid van Meningsuiting, de Vrijheid van Godsdienst, de Vrijwaring van Gebrek en de Vrijwaring van Vrees. Hij stelde dat het voor het voortbestaan van een duurzame democratie noodzakelijk is dat iedereen, overal in de wereld, recht heeft op deze vier fundamentele mensenrechten. De rede zou uiteindelijk de basis vormen voor de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens uit 1948. Jaarlijkse prijs Toen in 1982 de herdenking van 200 jaar betrekkingen tussen de Verenigde Staten en Nederland samenviel met het 100ste geboortejaar van Franklin Delano Roosevelt, werd op initiatief van de Roosevelt Foundation in Middelburg en het Franklin and Eleanor Roosevelt Institute in New York een onderscheiding in het leven geroepen: de Four Freedoms Awards. De jaarlijkse prijs bestaat uit een award voor elk van de Vier Vrijheden en daarnaast de International Four Freedoms Award (een algemene vrijheidsprijs). De eerste ceremonie waarbij de Awards werden uitgereikt, vond in 1982 plaats in de Nieuwe Kerk in Middelburg. Sinds die tijd brachten de Awards om het jaar vooraanstaande personen en mensenrechtenstrijders naar Middelburg. In de even jaren worden de prijzen in Middelburg uitgereikt, in de oneven jaren in de plaats Hyde Park, New York. De Four Freedoms Awards werden in het verleden uitgereikt aan enkele van de meest vooraanstaande wereldburgers van onze tijd, zoals prinses Juliana in 1982, Helmut Schmidt in 1988, de Dalai Lama in
Zeeuws Erfgoed
1994, Nelson Mandela in 2002, Kofi Annan in 2004 en Malala Yousafzai in 2014. Angela Merkel De uitreiking van de Four Freedoms Awards zal dit jaar in Middelburg plaatsvinden, op 21 april. De Duitse bondskanselier Angela Merkel krijgt dan in bijzijn van leden van het Koninklijk Huis en nazaten van de Roosevelts de internationale Four Freedoms Award overhandigd. De organisatie, waaronder de Roosevelt Foundation in Middelburg, roemt Merkel voor haar vele verdiensten de afgelopen jaren. Ze krijgt de prijs onder meer voor haar rol in de aanpak van de financiële crisis in Europa, haar inzet voor een diplomatieke oplossing en de-escalatie van het conflict in Oekraïne. Ook roemt het juryrapport haar morele leiderschap als bondskanselier van alle Duitsers, tegen de achtergrond van de opkomst van de anti-islambeweging Pegida. Daarnaast prijst de internationale organisatie Merkel voor haar ‘toewijding aan de humanitaire plicht van Europa om diegenen op te vangen die op de vlucht zijn voor oorlog en conflict in het Midden-Oosten, Afrika en Azië’ en voor de aanpak van de oorzaken. Overige laureaten De prijs voor de Vrijheid van Meningsuiting gaat naar de Syrische journalist Mazen Darwish, vanwege zijn inzet voor de promotie van mensenrechten en de vrijheid van meningsuiting in Syrië. De prijs voor de Vrijheid van Godsdienst is toegekend aan de drie geestelijken Dieudonné Nzapalainga, Omar Kobine Layama en Nicolas Guérékoyame-Gbangou voor hun inzet voor vrede in hun land, de Centraal Afrikaanse Republiek. De prijs voor de Vrijwaring van Gebrek gaat naar Denis Mukwege voor zijn niet-aflatende inzet voor de bescherming van overlevenden van seksueel geweld in de Democratische Republiek 4
7 maart 2016 | 01
In 2014 reikte Paskal Jakobsen (rechts) van Bløf de award voor de Vrijwaring van Vrees uit aan Malala Yousafzai (foto Ton Stanowicki voor Provincie Zeeland).
Congo (DRC). En ten slotte gaat de prijs voor de Vrijwaring van Vrees naar Human Rights Watch, vanwege de inzet voor mensenrechten wereldwijd. Roosevelt Four Freedoms Movement Dat de vier vrijheden ook nu nog actueel zijn in Zeeland blijkt uit het feit dat op 27 januari in Middelburg de Roosevelt Four Freedoms Movement werd gepresenteerd. De nieuwe beweging bestaat onder andere uit medewerkers van bedrijven, leden van clubs en verenigingen, maar ook particulieren die zich inzetten voor de vrijheden.
Voorbeelden hiervan zijn de mensen achter het jaarlijkse Bevrijdingsfestival in Vlissingen en van het Bevrijdingsmuseum in Nieuwdorp. Door bundeling van de diverse activiteiten wordt het duidelijker hoe actueel de rede van Roosevelt nog steeds is. Want ook in onze moderne maatschappij staan de vier vrijheden onder druk, zoals alleen al de vluchtelingenproblematiek ons laat zien. Kijk voor meer informatie over de Four Freedoms Awards en de Roosevelt Four Freedoms Movement op www.zeeuwseankers.nl en www.fourfreedoms.nl.
Nieuw informatiecentrum benadrukt hechte band tussen Roosevelts en Oud-Vossemeer Zeeland en vooral Oud-Vossemeer hebben een hechte band met de Roosevelts. Beide voormalige Amerikaanse presidenten met deze naam, zowel Theodore Roosevelt (1901-1909) als Franklin Delano Roosevelt (1933-1945), waren nazaten van Claes
Maartenszen van Rosenvelt. Deze verre voorvader van de Roosevelts zette rond 1649 voet aan wal in Nieuw-Amsterdam, het huidige New York City. Aangenomen wordt dat Claes Maartenszen uit Oud-Vossemeer afkomstig was. Binnenkort wordt de band van de Roosevelts met het Thoolse dorp ‘beleefbaar’ met de opening van een permanent informatiecentrum over de familie en het ontstaan van de Vier Vrijheden, die Franklin Delano Roosevelt in 1941 formuleerde. Dit informatiecentrum wordt gehuisvest in het monumentale Ambachtsherenhuis in de Raadhuisstraat. De officiële opening is op woensdag 20 april. De exploitatie zal in handen zijn van de onlangs opgerichte stichting Roosevelt Oud-Vossemeer. Naast een bezoek aan het informatiecentrum kunnen geïnteresseerden ook een kijkje nemen in en rond de Nederlands hervormde kerk van het dorp: in de kerk komt de naam (Van) Rosevelt voor op een door de familie geschonken doopvont en kroonluchter, bij de kerk bevindt zich het Four Freedoms Monument van beeldend kunstenaar Nico van den Boezem. Het Four Freedoms Monument bij de NH-kerk van Oud-Vossemeer.
Zeeuws Erfgoed
8 maart 2016 | 01
Luchtfoto van de Zeelandbrug, hét symbool van Zeeland (foto Photographics vooor DNA Beeldbank op www.laatzeelandzien.nl).
50 jaar Zeelandbrug Symbool van de provincie nu rijksmonument Een monumentale brug in een land van overkanten, zo kan de Zeelandbrug wel genoemd worden. Dit is zeker van toepassing sinds cultuurminister Jet Bussemaker de brug op 15 december 2015 officieel heeft aangewezen als rijksmonument. Een mooi verjaardagscadeau voor hét symbool van Zeeland, dat tevens ooit de langste brug van Europa was. De Zeelandbrug stond al enige tijd op een selectielijst van 89 potentiële nieuwe rijksmonumenten: waardevolle en kenmerkende bouwwerken en locaties uit de wederopbouwperiode 1959-1965 die op korte termijn voor een rijksmonumentale status in aanmerking zouden komen. Deze selectielijst werd op 18 maart 2013 openbaar, toen minister Bussemaker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de lijst voor advies overhandigde aan de Raad voor Cultuur. Na instemming van de Raad zette de minister vervolgens de aanwijzingsprocedure in de herfst van 2013 in gang. En op 15 december was het zover: de jarige Zeelandbrug kreeg tijdens een feestelijke bijeenkomst in de Nieuwe Kerk in Zierikzee de rijksmonumentale status officieel toebedeeld.
vorm van de overspanning en de bijzondere bouwtechniek: 52 zich herhalende gebogen brugelementen van elk 95 meter, rustend op pijlers die met behulp van drie holle betonnen palen in de zeebodem zijn verankerd. Om de doorgang van de scheepvaart niet te belemmeren, is tevens een 40 meter lang beweegbaar gedeelte in de brug opgenomen. De Zeelandbrug is volgens de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed een uitzonderlijk voorbeeld van prefabricage, aangezien zowel de fundering, de pijlers als het brugdek uit geprefabriceerde elementen bestaat. Tevens is ze vanwege haar hoge ligging en getoogde bouwvorm zichtbepalend op de Oosterschelde. Bij de oplevering was de Zeelandbrug met 5.022 meter de langste brug van Europa.
Bijzonder en zichtbepalend De Zeelandbrug, die - zoals nogal eens wordt verondersteld - geen deel uitmaakt van de Deltawerken, wordt vanuit de overheid als bijzonder gekenmerkt vanwege de innovatieve
Provinciaal initiatief Begin 1963 werd een begin gemaakt met de bouw van de Zeelandbrug, die tot april 1967 Oosterscheldebrug zou heten. Deze eerste verbinding over open zeewater moest 4
Zeeuws Erfgoed
9 maart 2016 | 01
Een oldtimer rijdt tijdens de feestelijkheden over de Zeelandbrug (foto Provincie Zeeland).
Zeeland beter ontsluiten naar de rest van Nederland. Want hoewel de kort daarvoor aangelegde wegen over de deltadammen Zeeland open hadden gelegd voor het verkeer, bleef de Oosterschelde een obstakel. Dit kwam vooral doordat de bestaande veerverbinding tussen Zierikzee op Schouwen-Duiveland en Kats op Noord-Beveland de groeiende verkeersdruk niet aankon. Wachten op een door de Rijksoverheid in 1978 te bouwen Oosterscheldedam was voor de Provincie geen optie. Om zowel de handel als het toerisme op korte termijn te bevorderen, besloot de Provincie Zeeland om in eigen beheer een brug tussen Zierikzee en Colijnsplaat te bouwen. Tol Voor de financiering van de bouw (77 miljoen gulden) moest de Provincie Zeeland een lening afsluiten. Om deze lening te kunnen afbetalen, besloot de Provincie om tolgeld te innen voor motorvoertuigen. In eerste instantie was het de bedoeling om de brug na twaalf jaar tolvrij te maken: de beoogde (tolvrije) Oosterscheldedam zou dan immers gereed zijn. De bouw van deze dam werd echter uitgesteld en de de inkomsten uit de tol vielen veel lager uit dan gedacht. De tolkaartjes werden duurder en de Provinciale Zeeuwse Brug Maatschappij moest zelfs lenen bij de Provincie. Ook toen de weg over de stormvloedkering in 1987 was geopend, handhaafde het provinciebestuur de tol voor de Zeelandbrug om daarmee een onderhoudsfonds te vullen. Ondertussen was het aantal auto’s dat per dag de brug passeerde gedaald van 7.700 in 1970 tot onder de 6.000 in 1987. Pas na de, door de gemeentebesturen afgedwongen, afschaffing van de tol op 31 december 1992 nam het aantal passerende auto’s weer toe. Koninklijke opening In de middag van 15 december 1965 opende toenmalig koningin Juliana de Zeelandbrug door het openstellen van de verkeersbrug voor het wegverkeer. Ze deed dit door in het brugwachtershuisje op enkele knoppen te drukken, waarmee de basculebrug werd neergelaten en de slagbomen werden opgehaald. Kort voor deze openingshandeling vond er nog een pijnlijk incident plaats, waarbij een van de genodigden een neerdalende slagboom op zijn hoofd kreeg. Tot grote opluchting van de organisatie liep het voorval met een sisser af. Na de opening liep koningin Juliana onder luid gejuich en scheepshoorngetoeter over de gesloten basculebrug naar de Schouwse kant, terwijl de Koninklijke Harmonie ‘Kunst en Eer’ het Zeeuwse volkslied de frisse, maar droge winterlucht inblies. Bij veerhaven ‘de Val’ nam de koningin een defilé af van de Zeeuwse vervoersverenigingen, waaraan 237 voertuigen deelnamen. Vervolgens reisde ze door naar Zierikzee, waar in restaurant Mondragon ter afsluiting van de feestelijkheden enkele toespraken werden gehouden. ANWB-wegenwachtstation Voorafgaand aan de officiële openingshandeling had koningin Juliana aan de Noord-Bevelandse kant van de brug het nieuwe ANWB-wegenwachtstation geopend. De medewerkers ervan zouden niet alleen het wegverkeer op de zojuist geopende brug onder hun hoede nemen, maar zouden tevens fungeren als hulpverleners voor het traject Zierikzee-Grevelingendam. De nabijheid van het
Zeeuws Erfgoed
ANWB-wegenwachtstation was geen overbodige luxe, aangezien op de Zeelandbrug geen vluchtstroken waren aangebracht. Gestrande weggebruikers moesten daarom met behulp van een van de achttien praatpalen, door hun specifieke ronde vorm in de volksmond ‘kletskoeken’ genoemd, zo snel mogelijk contact opnemen met het nabijgelegen wegenwachtstation, om verkeersopstoppingen zoveel mogelijk te voorkomen. Overigens leidden niet alleen pechgevallen tot files, ook pieken in het aantal passages waren soms de oorzaak van (lange) wachttijden bij de tolpoorten. Zo ook op in het eerste weekend na de opening van de brug, toen - ondanks de hoge tolgelden van 5 gulden voor een retour - circa 6.500 auto’s de tolpoorten passeerden. Feestelijk programma Precies 50 jaar na de opening van de Zeelandbrug door toenmalig koning Juliana reed op 15 december 2015 opnieuw een feestelijke stoet vanuit Zierikzee over de Zeelandbrug. Deze keer bestond de stoet uit een tiental oldtimers en een touringcar met genodigden voor de feestelijkheden, waaronder enkele brugbouwers van weleer. Het officiële gedeelte vond plaats in de Nieuwe Kerk in Zierikzee, waar Susan Lammers als directeur Kennis en Advies van de Rijksdienst het besluit tot aanwijzing als rijksmonument overhandigde aan Zeeuws gedeputeerde Harry van der Maas. Gedurende het feestelijke middagprogramma werd een infopunt van de gemeente Schouwen-Duiveland bij parkeerterrein ‘de Val’ onthuld.
Janty Arends-Koevoets en burgemeester Gerard Rabelink van de gemeente Schouwen-Duiveland onthullen een nieuw informatiepunt bij parkeerterrein ‘de Val’.
Ook de tentoonstelling VASTEiland in het Stadhuismuseum in Zierikzee werd die dag geopend door commissaris van de Koning Han Polman. Intussen konden internetbezoekers persoonlijke herinneringen aan de Zeelandbrug lezen, die zowel Zeeuwen als niet-Zeeuwen na een oproep van de Provincie hadden toegezonden (zie de website www.zeeland.nl/zeelandbrug).
11 maart 2016 | 01
De weervisserij in de Oosterschelde
Weer 3 op de Hooge Kraaijer (foto Don van Rooy).
Het oostelijk deel van de Oosterschelde is al eeuwenlang het terrein voor een bijzondere vorm van visserij: de weervisserij. Daarbij zwemt de vis tussen een soort hagen (‘weren’) die in het water zijn geplaatst een fuik binnen en kan zo worden gevangen. Op de plek waar door stormvloeden in de zestiende eeuw hele dorpen en landerijen wegspoelden, bevinden zich nu de wateren waarin met name ansjovis goed gedijt. Deze wateren liggen op Zeeuws grondgebied. Ze werden bevist door vissers uit Bergen op Zoom en lange tijd ook door vissers uit Tholen. De afbakening van de visgronden was in het verleden vaak een bron van hooglopende conflicten. Verdronken land als kraamkamer Door de verwoestende stormvloeden in de zestiende eeuw ontstonden in de Oosterschelde ondiepe plekken: verdronken land en zandplaten. De temperatuur van het water was op deze plaatsen hoger, waardoor ze een geschikte paaiplaats en kraamkamer voor ansjovis vormden. Dit kleine visje werd als een delicatesse beschouwd en de ansjovis uit Bergen op Zoom was begin negentiende eeuw wereldberoemd. Ansjovis werd in weren gevangen, evenals makreel, geep, haring (een andere soort dan de Noordzeeharing) en andere vissoorten die als bijvangst (‘omvis’) werden beschouwd. Bliek (jonge haring) en sprot werden tot voor enkele jaren geleden geleverd aan een vismeelfabriekje in Tholen. Als enige vissoort werd ansjovis niet meteen verkocht, maar door de vissers thuis verwerkt. Ze werd schoongemaakt, in pekel ingelegd en
Zeeuws Erfgoed
soms pas een paar jaar later - als de smaak op z’n best was - op de markt gebracht. Het ansjovisseizoen duurde kort (mei-juni). Vanwege de seizoensgebondenheid, maar ook vanwege de vaak geringe verdiensten, hoge kosten en wisselende vangsten combineerden de weervissers hun beroep vaak met andere vormen van visserij. Vissen met een weer Een weer bestaat uit twee vleuken (vleugels) die samen een V vormen en uitmonden in een fuik (ook wel weerkamer genoemd). Een vleuk is een rij eiken-, beuken- of berkenhouten staken over een lengte van zo’n 800 tot 1.000 meter. De vissers plaatsten de staken vroeger elk jaar aan het begin van het seizoen. De fuik, waarin de vleuken uitkomen, is afgezet met gaas of netten en het fuikgat aan het eind wordt afgesloten met twee horren. Ansjovis zoekt in het voorjaar het warme water in het oostelijke deel van de Oosterschelde op om zich voort te planten. Als het water opkomt, zwemt de vis daar instinctief naar toe. Bij afgaand tij zoekt de vis dieper water op en zwemt zo tussen de vleuken de weer binnen.
12 maart 2016 | 01
Hendricus Adrianus (Hendrik) Landa (1882-?) maakt een gat met een grondboor. Zijn zoon Marcelus (Celes) Landa (1915-?) draagt een bos hout (foto uit 1926 door L.H. van der Aa; collectie Markiezenhof Historisch Centrum).
De staken staan door de stroming flink te trillen, hetgeen de vis ervan weerhoudt om er tussendoor te zwemmen. Als vervolgens het grootste deel van de zandplaat droogvalt, wordt de vis gedwongen de fuik in te zwemmen. De weervissers varen twee keer per etmaal uit. Drie uur nadat het eb is geworden, varen ze naar de weer. Daar wachten ze tot het water voldoende is gezakt, waarna eerst de bovenste hor wordt verwijderd en vervolgens - als er nog een meter water in de fuik staat - de onderste hor. Meteen daarna plaatsen ze een zogeheten fuiknet in het fuikgat. Twee mannen gaan in waadpakken de fuik in en drijven de vis met een zegen (een net van ongeveer 25 meter lang en aan de onderkant verzwaard met drijvers) naar het fuiknet. Daarop wordt het fuiknet gelicht, de hor teruggeplaatst en de vis met een schepnet aan boord gehaald. Dit wordt zo nodig herhaald, net zolang tot zich in de fuik geen vis meer bevindt. Dan wordt de fuik gesloten door de twee horren terug te plaatsen. Van vader op zoon Het vak van weervisser ging over van vader op zoon. Er kwam veel bij kijken. Een visser moest onder meer kennis hebben van stromingen, vissoorten, weersomstandigheden en het tij en hij moest over vaardigheden beschikken om een goede weer te steken, zijn schip te onderhouden en netten te boeten. Dat laatste werd ook wel door vrouwen gedaan, die zich daarnaast bezighielden met het verwerken van de ansjovis en het verkopen van de andere vis.
Zeeuws Erfgoed
Visgronden en conflicten De oudste vermelding van weervisserij in de Oosterschelde dateert uit 1673. Met name vissers uit Tholen en Bergen op Zoom hielden zich ermee bezig. Dat leidde bij tijd en wijle tot stevige conflicten over wie op welke gronden mocht vissen. Een overeenkomst uit 1781 loste dit op; op een kaart van drie jaar later zijn de grenzen van de verschillende gebieden ingetekend. Sinds 1825 worden de visgronden aan de vissers verpacht, vanaf 1877 ook die voor de ansjovisvisserij. De problemen waren toen nog niet voorbij. Nadat in 1877 de verpachting bij opbod was ingevoerd, stegen de pachtprijzen tot absurde hoogten. Kort voor de Tweede Wereldoorlog werd dit systeem afgeschaft en werden de weren uitgegeven in een soort erfpacht. Ooit stonden er 25 tot 30 visweren in de kom van de Oosterschelde. Op dit moment zijn dat er nog drie: twee weren op de Speelmansplaten (gemeente Tholen) en één op de Hooge Kraaijer of Tarweplaat (gemeente Reimerswaal). In alle drie de gevallen vist daar tegenwoordig de firma Van Dort uit Bergen op Zoom.
Dit artikel is gebaseerd op het eind vorig jaar verschenen boek van Johanna Jacobs, Adriaan van Roode en Marc van der Steen (red.), De weervissers van Bergen op Zoom. Over een eeuwenoude vangstmethode, mensen, vis en smaak!, een uitgave van de Stichting Behoud Weervisserij.
13 maart 2016 | 01
Promovendus Rika Ghijsen met paranimfen Bea Immink (links) en (rechts) Lien de Josselin de Jong-Van den Hoek (fotograaf onbekend; bron: ZB| Planbureau en Bibliotheek van Zeeland, Beeldbank Zeeland).
Rika Ghijsen, dialectwoordenboekenschrijfster Zeeland heeft een mooi Woordenboek der Zeeuwse dialecten, dat ondertussen vijftig jaar oud is. De samensteller ervan was een vrouw: Hendrika Catharina Maria Ghijsen (22 november 1884 - 25 maart 1976). In die tijd was dat heel opmerkelijk. Ze was in het Nederlandse taalgebied de eerste vrouw die een dialectwoordenboek schreef en na haar duurde het nog lang voor een andere vrouw zich hieraan heeft gewaagd. Als we alle dialectwoordenboeken van de laatste honderd jaar bekijken, dan zien we pas heel recent vrouwen opduiken. Ze vormen nog altijd een heel kleine minderheid. Voor haar vele werk aan dat Woordenboek der Zeeuwse dialecten kreeg Rika in 2015 een borstbeeld in Domburg. Rika Ghijsen was de dochter van Matthieu Ghijsen. Hij woonde na zijn overplaatsing naar Zeeland eerst in het huis ‘Baron Chassé’ in de Gortstraat K 19 te Middelburg (tegenwoordig Sociëteit de Vergenoeging). Rika groeide op in een verdraagzaam en vooruitstrevend gezin. Ze had twee broers. In 1900 kocht het gezin ‘De Lijsterhof’ aan de Weststraat 11 in Domburg, dat tot 1920 als zomerresidentie dienstdeed. Daar zou ze de rest van haar leven blijven wonen, na haar studies in Leiden. Ze deed haar kandidaatsexamen in 1909 en koos daarna voor een geschiedenisstudie. In 1913 deed zij haar doctoraal in Nederlands en Geschiedenis. Op 8 juli 1919 promoveerde zij cum laude op de dissertatie: Betje Wolff, jeugd en huwelijksjaren. Tijdens de oorlogsjaren hielp ze mee in vluchtelingencomités, vooral toen heel wat Belgen als oorlogsvluchtelingen naar Zeeland kwamen.
Zeeuws Erfgoed
Rika was dus in eerste instantie historica en letterkundige. Pas later kunnen we haar ook taalkundige noemen. Rond 1926 contacteerde Van Ginneken haar om een deel over de Zeeuwse dialecten te schrijven voor zijn boek De Nederlandsche dialecten in den loop der eeuwen. Filologie - nu heet dat taalkunde - was niet haar echte vak, maar toch ontdekte ze al snel een zwak element in het plan van Van Ginneken, namelijk dat men zelf goed onderlegd moest zijn in het spreken van het dialect. Dit plan ging uiteindelijk niet door, maar enkele jongemannen besloten rond die tijd - 1928/1929 - een Zeeuwsche Vereeniging voor Dialectonderzoek op te richten. Zij benaderden Rika omdat ze met het idee speelden een Zeeuws woordenboek te maken. Rika Ghijsen werd al spoedig tot secretaresse van de vereniging aangesteld. Met de hulp van allerlei contactpersonen in heel Zeeland (boeren, onderwijzers, dominees, burgemeesters, echte dialectsprekers et cetera) werden woordenlijsten ingevuld. Na de dood van haar moeder in 1935 zou Rika zich jarenlang op dialectonderzoek richten. Het werk aan het prachtige Woordenboek der Zeeuwse dialecten liep niet van een leien dakje. De lemma’s - een
14 maart 2016 | 01
en Aagje Deken. Ze had deze woorden ook op haar eigen levensloop kunnen plakken. Ook zij is immers een dappere vrouw geweest. Het woordenboek werd tussen 1959 en 1964 in drie delen gepubliceerd. Zoals nu ook vaak gebeurt met dialectwoordenboeken, was het vrijwel onmiddellijk uitverkocht. 23 november 1964 werd een grote dag voor haar: de dag na haar 80ste verjaardag werd het derde en laatste deel van het woordenboek uitgegeven. Dit werd op 22 november 2014 - 50 jaar later - herdacht in de Zeeuwse Bibliotheek te Middelburg. Op die dag werd ook de digitale online versie aan het publiek gepresenteerd. Op www.zeeuwsewoordenbank.nl kan het woordenboek aan de hand van zoekfuncties gemakkelijk worden doorzocht.
Het borstbeeld van Rika in Domburg.
moeilijke naam voor een woordenboekartikel - werden op steekkaarten geschreven. Toen het oorlog werd, werden de kaartenbakken in de bomvrije kelders van de Middelburgse bibliotheek geplaatst, maar door het bombardement in mei 1940 ging al het werk aan de eerste letters - de A tot de F waren drukklaar - verloren. Rika moest het werk opnieuw doen. Tussen 1943 en 1947 lag het werk aan het woordenboek stil. Rika werd geëvacueerd naar Utrecht. Daar ontmoette zij onder andere professor De Vooys die haar overhaalde om ook weer haar letterkundig werk op te nemen, wat ze ook deed. In 1954 publiceerde ze Dapper vrouwenleven. Karakter en levensbeeld van Betje Wolff
Na haar overlijden verscheen de biografie Hendrika Catharina Maria Ghijsen “Herinneringen”. M.P. de Bruin, op dat ogenblik hoofd van het Zeeuws Documentatiecentrum, schreef in 1976 een in memoriam over haar in Taal en tongval, het tijdschrift voor dialectologie, waarin zij zelf diverse artikelen schreef gedurende haar leven. Ghijsen ligt begraven op de begraafplaats van Domburg, waar ze behalve het borstbeeld dat in het najaar van 2015 werd onthuld ook een straatnaam (de Doctor H.C.M. Ghijsenstraat) heeft gekregen. Hendrika Catharina Maria Ghijsen was een opmerkelijke en hardwerkende vrouw, die voor de Zeeuwen een geweldige schat heeft achtergelaten. We kunnen haar hier alleen maar dankbaar voor zijn.
Het Jaar van het Boek straks ook het Jaar van de Streektaal? Bijna drie jaar geleden opende het Museum Het Belfort in Sluis. Op de tweede verdieping krijgen bezoekers de kans Johan Hendrik van Dale, de bekende woordenboekschrijver, te leren kennen. Wie dus in het kader van 2016 Jaar van het Boek naar een museum wil, is hier aan het goede adres. In Museum Het Belfort is dankzij de beroemde Sluizenaar Johan Hendrik van Dale heel veel aandacht voor woordenboeken. En woordenboeken hebben met taal te maken. Er is zodoende ook aandacht voor streektaal, zowel voor dialectwoordenboeken als voor de taal zelf. Streektaal is immers vooral spreektaal, maar mensen zijn al decennia lang geïnteresseerd in hun eigen moederstaal en schrijven er dan ook over. De combinatie van boeken en streektaal is in dit museum aanwezig. Hier is ook de SCEZ-tentoonstelling De Zeeuwse Klapbank met audiofragmenten uit heel Zeeland te beluisteren in een permanente installatie. Het Belfort is blijkbaar niet het enige museum dat in streektaal geïnteresseerd was en is. 2016 lijkt duidelijk het jaar te worden waarin op diverse plaatsen aandacht is voor de Zeeuwse streektaal. Het Warenhuis, Museum Land van Axel wil in de loop van 2016 een kamer inrichten, waarin aandacht wordt besteed aan de taal van ZeeuwsVlaanderen. Het project wordt in de loop van 2016 uitgewerkt. Maar ook buiten Zeeuws-Vlaanderen komt er meer en meer aandacht voor taal. Het VVV-Inspiratiepunt Domburg heeft
Zeeuws Erfgoed
de SCEZ gevraagd om te helpen met een kleine bijdrage over de streektaal. Uit de verhalen van De Zeeuwse Klapbank heeft het inspiratiepunt vier korte fragmenten gekozen die daar te beluisteren zijn. Een echte streektalententoonstelling komt er vanaf eind maart in Goemanszorg in Dreischor. De wisseltentoonstelling van dit jaar toont de Nieuwe Cronyk van Zeeland van Mattheus Smallegange - alweer een boek in het Jaar van het Boek - en er is aandacht voor Zeeuwse streekdrachten en Zeeuwse streektaal, dit onder andere naar aanleiding van de onlangs gevierde 50ste verjaardag van het Woordenboek der Zeeuwse Dialecten. De Zeeuwse Klapbank zal er met alle fragmenten te zien en te beluisteren zijn, en ook de bioscoopstoelen met verhalen uit de reizende tentoonstelling van toen krijgen er een plaats. Wie dus iets over streektaal in Zeeland wil horen, kan in 2016 zowel in Sluis, Domburg, Dreischor en later ook nog in Axel terecht. Dat ons Zeeuwse immaterieel cultureel erfgoed op deze manier in de kijker wordt geplaatst, kan de SCEZ alleen maar toejuichen.
15 maart 2016 | 01
Online project over Eerste Wereldoorlog Honderd jaar na de ‘Groote Oorlog’ wordt op landelijk en internationaal niveau de Eerste Wereldoorlog herdacht. Het was een oorlog op het Europese continent, waarbij alle grootmachten betrokken waren. Ook Zeeland kreeg ermee te maken. Wie meer wil weten over de gevolgen van deze oorlog voor Zeeland en haar inwoners, kan terecht op de website www.zeeuwseankers.nl. In de vorm van een nieuw onderwijsproject worden daar de belangrijkste Zeeuwse thema’s ontsloten.
Een van de Prezi-presentaties.
Reconstructie van de ‘doodendraad’ in het Nederlands Openluchtmuseum.
Het project ‘Zeeland tijdens de Eerste Wereldoorlog’ is in eerste instantie ontwikkeld voor het onderwijs. De grote hoeveelheid aan bronnen en doorverwijzingen maakt het project echter ook aantrekkelijk voor andere geïnteresseerden in WO I. De provincie Zeeland grensde vier jaar lang aan deze grenzeloze oorlog; een oorlog die niet aan haar voorbijging. Er vielen slachtoffers in Zeeuws-Vlaanderen door de aanleg van de elektrische ‘doodendraad’ en in Sluis, Cadzand, Goes en Zierikzee door vergissingsbombardementen. En toen België als ‘compensatievergoeding’ Zeeuws-Vlaanderen opeiste, werden anti-annexatiecommités opgericht. Het opvlammend nationalisme van de Zeeuws-Vlamingen beïnvloedde de internationale onderhandelingen sterk.
draad’, smokkel en spionage, vliegtuigen, bommen en zeemijnen, op rantsoen en anti-annexatie. Thema’s als vluchtelingen en ‘doodendraad’ haken direct aan bij de actualiteit. Aan het begin van de oorlog kwam een stroom van naar schatting een miljoen Belgische vluchtelingen naar Nederland, dat toen 6 miljoen inwoners had. De bronnen geven aan hoe destijds de opvang van vluchtelingen geregeld werd. Het opwerpen van muren rondom landen of steden om mensen buiten te sluiten, zoals ook tijdens WO I werd gedaan door het aanleggen van de elektrische ‘doodendraad’, is afgelopen jaar in een televisiereeks door de VARA uitgezonden. In de lesideeën van dit project worden bij deze thema’s opdrachten voorgesteld om ‘toen’ en ‘nu’ te verbinden.
In de provincie zijn nog veel sporen van de oorlog te vinden: in het landschap, in de steden en ook in musea en archieven. De gemeentearchieven van Goes en Schouwen-Duiveland en het Zeeuws Archief hebben via de digitale weg, of door middel van tentoonstellingen, veel bronnen over de oorlog laten zien. De Provinciale Zeeuwse Courant heeft een blog gemaakt met informatie over Belgische vluchtelingen en hun toevluchtsoorden in Zeeland. Er zijn video’s en documentaires gemaakt, bijvoorbeeld door Rieks Soepenberg over de ‘doodendraad’.
Prezi-presentaties Om het project in de klas in te leiden, is voor ieder thema een Prezi-presentatie* gemaakt. Op een aantrekkelijke manier worden de kijkers via de presentatie door de bronnen heen geloodst. Onderwerpen die op heel Zeeland van toepassing zijn worden getoond op de kaart van Zeeland. Via een tijdlijn wordt duidelijk wat wanneer gebeurde tijdens de oorlog.
Ontwikkeling educatieproject De Eerste Wereldoorlog wordt ook in Zeeland van 2014 tot en met 2018 herdacht met allerlei activiteiten en projecten. Om alle losse activiteiten te verbinden, is het educatieve project ‘Zeeland tijdens de Eerste Wereldoorlog’ ontwikkeld. Vanuit de verhaallijn zijn zeven deelthema’s gekozen: algemene inleiding en mobilisatie, vluchtelingen, ‘dooden-
Zeeuws Erfgoed
Zeeuwse Ankers Het educatieve project ‘Zeeland tijdens de Eerste Wereldoorlog’ is geplaatst op het digitale platform www.zeeuwseankers.nl. Via de startpagina kan er doorgeklikt worden naar de zeven deelthema’s. * Een Prezi-presentatie is een digitale presentatiemanier, waardoor het onderwerp door de leerkrachten op een aansprekende manier ingeleid kan worden.
16 maart 2016 | 01
zeeuwse
ankers
Kaart van Zeeland met vluchtelingenstromen uit België (bron: gemeentearchief Tholen).
Bij ieder deelthema hoort een pdf met lesideeën en een docentenhandleiding met achtergrondinformatie. Zowel op de internetpagina’s als in de pdf’s met lesideeën is een schat aan bronnenmateriaal te vinden: foto’s, krantenartikelen, video’s, liedteksten. De bronnen kunnen, op een enkele uitzondering na, voor alle lesniveaus worden ingezet. De lesideeën bij de bronnen zijn op drie niveaus gemaakt: de groepen 7 en 8 van de basisschool, de onderbouw en de bovenbouw van het voortgezet onderwijs. De geschiedenismethodes bieden dit onderwerp ook voor die niveaus aan. Informatie over fysieke sporen van de Eerste Wereldoorlog zijn opgenomen in de bijlage van de docentenhandleiding. De Stichting Studiecentrum Eerste Wereldoorlog (SSEW) biedt voor het onderwijs diverse gastlessen aan. De gastlessen kunnen in overleg met de docent en op onderwerp worden aangevraagd. Uittesten lesmateriaal Het project is bekeken en beoordeeld door een aantal docenten. Aanbevelingen van deze docenten zijn verwerkt in het project. Er is enthousiast gereageerd over het
Zeeuws Erfgoed
gebruik van de website en de gemakkelijke ontsluiting van zoveel bronnen. De docenten hebben aangegeven het project ook zeker in te gaan zetten zodra WO I in de geschiedenislessen aan de orde komt. Samenwerking Het project is door de SCEZ en projectbureau Villakulla uit Aardenburg ontwikkeld en gefinancierd door de Provincie Zeeland. Er is hierbij samengewerkt met het Zeeuws Archief, de gemeente-archieven van Goes, Kapelle, Schouwen-Duiveland, Sluis, Tholen en Vlissingen, de ZB| Planbureau en Bibliotheek van Zeeland en de Heemkundige Kring West-Zeeuws-Vlaanderen. Ook is gebruik gemaakt van de expertise van de Stichting De Oorlog Was Overal en van de Stichting Studiecentrum Eerste Wereldoorlog. Omroep Zeeland maakt dit jaar een achtdelige televisieserie rond Zeeland en WO I. De uitzendingen staan vanaf 10 mei wekelijks op dinsdag geprogrammeerd, vanaf 17.20 uur. Na uitzending in mei en juni worden de filmpjes toegevoegd aan het digitale educatieproject en zijn dan te bekijken via zeeuwseankers.nl.
17 maart 2016 | 01
Provinciale Onderzoeksagenda Archeologie Zeeland
‘Internationaal’ scheepshout uit middeleeuws Hulst In 2011 zijn bij het project Hulst-Nieuwe Bierkaai in kades en beschoeiingen van de laatmiddeleeuwse haven waardevolle scheepsdelen aangetroffen: de eerste substantiële en goed onderzochte Zeeuwse vondst van deze categorie. De vondsten wijzen op handelsconnecties van laatmiddeleeuws Hulst met steden in het Oostzeegebied.
Gangplanken van een deel van de achtersteven van de ‘Hulst 2’. Op de voorgrond zijn de stevenlassen, de schuine verbindingen met de steven, goed zichtbaar.
Het opgraven en bestuderen van de laatmiddeleeuwse scheepsresten was de grootste investering in actueel onderzoek vanuit de Provinciale Onderzoeksagenda Archeologie Zeeland (POAZ). Bij gebrek aan (financiële) middelen van de gemeente Hulst (opdrachtgever) en Arcadis (hoofdaannemer archeologie) konden de vondsten helaas niet de juiste scheepsarcheologische aandacht krijgen. Uiteindelijk is in opdracht en op kosten van de Provincie Zeeland dat onderzoek wel uitgevoerd. Onderzoek en uitwerking door de auteurs zijn afgerond met veel inzet van de SCEZ, medewerking van de Rijksuniversiteit Groningen en vele vrijwilligers.
Zeeuws Erfgoed
Beschoeiingen De hergebruikte resten van ontmantelde schepen zijn aangetroffen op twee plaatsen in het (zuid)oostelijk deel van de havenkom, aan de zijde van de Bierkaaistraat. Op de meest zuidelijke locatie waren samenhangende en losse delen van een of meer schepen verwerkt in een houten beschoeiing over een lengte van tien meter en een hoogte van twee meter. Daarnaast en daarachter bevond zich nog een beschoeiing met hergebruikt ander hout, van onder andere een houten bank. Even ten noorden daarvan bevond zich een samenhangend bakboorddeel van een schip, waarvan de stevens waren afgezaagd en gekapt als een grondkering onder een bakstenen kademuur. Het gaat om delen van vier verschillende schepen. Van drie vaartuigen zijn meerdere samenhangende delen
18 maart 2016 | 01
Gangplank GA van de ‘Hulst 3’. De klinkplaatjes zijn zichtbaar op de bovenrand van de binnenzijde van de plank (links); de ronde spijkerkoppen op de bovenrand aan de buitenzijde (rechts). Breeuwsel is met arcering aangeduid (tekening Y. van Popta/L.C.J. Goldschmitz-Wielinga).
bewaard gebleven. De resten bestaan vrijwel uitsluitend uit planken van de scheepshuid. Door het ontbreken van andere kenmerkende onderdelen blijven de scheepstypen onbekend. Het belang van de onderzoeksresultaten ligt vooral in de dateringen en de herkomst van de schepen en de daarmee samenhangende informatie over Hulst als middeleeuwse havenstad. Dateringen In de zuidelijke beschoeiing waren resten van drie verschillende scheepsconstructies verwerkt. Ze stammen allemaal uit de eerste helft van de dertiende eeuw; de schepen hebben ook in deze periode in Zeeland gevaren. Van het schip ‘Hulst 2’ is het meeste scheepshout afkomstig: meer dan 38 huidplanken waaronder planken van bij de achtersteven. Uit het dendrochronologische onderzoek (van jaarringen in het hout) blijkt dat dit schip het oudste is. Het meeste scheepshout ervan is gekapt rond 1223. Van de ‘Hulst 1’ zijn vijf plankdelen en een spantfragment gevonden. Het hout voor dit schip is gekapt rond 1229. Een enkele plank, waarvan geen exacte datering is, vertegenwoordigt de ‘Hulst 4’. Het overige scheepsdeel, ‘Hulst 3’ uit de noordelijke beschoeiing, is een bakboordfragment van de scheepsromp. Dit is bijna een eeuw jonger: het hout is gekapt tussen 1302 en 1315. Herkomst van de schepen Het dendrochronologische onderzoek en onderzoek van de gebruikte breeuwsels (om naden te dichten) wierp ook licht op de plaatsen waar de schepen vermoedelijk gebouwd zijn. ‘Hulst 1’ komt vermoedelijk uit het Rijn-Maasgebied, maar het mosbreeuwsel is afkomstig uit Noordoost-Denemarken. ‘Hulst 2’ heeft een duidelijke link met de Oostzeehavenstad Lübeck en is gebreeuwd met schapen- of eerder geitenhaar, een Scandinavisch kenmerk. Het hout en het mosbreeuwsel van de ‘Hulst 3’ wijzen op een Poolse herkomst, vermoedelijk de omgeving van de havenstad Gdansk. De kenmerken van de ‘Hulst 4’ zijn dubbel geslagen spijkers, mosbreeuwsel en een behandeling van het hout met harpuis (een mengsel van hars, lijnolie en vet of zwavel). Deze wijzen op een West-Europese herkomst. ‘Hulst 2’ heeft als enig schip duidelijke sporen van reparaties, waarvan één nog is uitgevoerd tijdens de bouw van het schip en de overige waarschijnlijk op een of meer andere plaatsen in Zuid-Scandinavië.
Zeeuws Erfgoed
Aandacht voor Zeeuwse scheepsresten De huidige onderzoeksresultaten bevestigen het in 2011 uitgebrachte deskundig advies dat ‘de resten uniek zijn voor maritieme infrastructuur, bijna van nationaal belang en uiteraard daarvan voor de provincie Zeeland van eminente waarde’. De inzet vanuit de POAZ voor dit onderzoek leverde een belangrijke bijdrage aan de maritieme geschiedenis van de stad Hulst en van Zeeland. Scheepsvondsten zijn in Zeeuwse plaatsen met een haven of maritieme geschiedenis geen incidenteel geval. Men moet ervan uitgaan dat dergelijke scheepsvondsten niet alleen bij onderzoek van havengebieden, maar ook van nederzettingen kunnen voorkomen. Ze verdienen onze voortgezette aandacht!
Contacten met de Oostzee Tot aan de vondsten in Hulst beperkten goed gedocumenteerde en gedateerde laatmiddeleeuwse (1050-1500) scheepsresten zich tot enkele ijzeren klinknagels uit een boerennederzetting bij Serooskerke. Het belang van de nu onderzochte scheepsvondsten is dan ook groot. Er zijn voor de eerste keer duidelijke aanwijzingen voor handelsconnecties van laatmiddeleeuws Hulst met steden in het Oostzeegebied (Gdansk, Lübeck). De laatmiddeleeuwse handel vanuit Hulst was voornamelijk gericht op Frankrijk (wijn) en Engeland (wol). Gegevens voor maritieme handelscontacten met het Oostzeegebied waren tot nog toe onbekend. Restanten van schepen met Scandinavische scheepsbouwkenmerken zijn in Nederland wél bekend. Ze dateren voornamelijk uit de vroege middeleeuwen, al zijn er ook enkele uit latere perioden. De jongste daarvan (circa 1470-1650) komt uit een oude Scheldearm ten noorden van Antwerpen, ook in de regio rond Hulst. Robert van Dierendonck en Jeroen Vermeersch Literatuur J. Vermeersch & R.M. van Dierendonck (in druk [2016]): De laatmiddeleeuwse scheepsresten van Hulst-Nieuwe Bierkaai (Bierkaaistraat). In: S. Depuydt (red.), 2016: Nieuwe Bierkaai (deelgebieden 2 en 3) (Bierkaaistraat, Dubbele Poort, Vismarkt, Overdamstraat) te Hulst, gemeente Hulst. Archeologische Begeleiding, protocol Opgraven, Zaamslag (Artefact! Rapport 228).
19 maart 2016 | 01
Stadhuismuseum Zierikzee gaat verzelfstandigd verder Het Stadhuismuseum Zierikzee is per 1 januari 2016 verzelfstandigd. Het gemeentemuseum van Schouwen-Duiveland maakt niet langer onderdeel uit van de gemeente, maar zet als stichting de exploitatie zelfstandig voort. De collectie en het gebouw blijven wel eigendom van de gemeente. De museummedewerkers hebben een arbeidscontract bij de Stichting Stadhuismuseum Zierikzee. zich te nemen. Peter de Regt, Kees van Tilburg en Albert Scheffers werkten eerst een keuzedocument uit voor de gemeenteraad. Op basis van de keuze van de raad werd een bedrijfsplan voor het zelfstandig maken van het Stadhuismuseum Zierikzee opgesteld. Dit bedrijfsplan geldt voor de termijn 2016-2019 en werd op 25 juni 2015 goedgekeurd. De voorbereidingen voor de verzelfstandiging konden toen pas echt beginnen. Alle lopende contracten van het museum werden tegen het licht gehouden en waar nodig beëindigd of tegen gunstigere voorwaarden afgesloten. Enkele contracten worden ‘uitgezeten’ en te zijner tijd tegen gunstigere voorwaarden opnieuw afgesloten.
Het Stadhuismuseum dankt haar naam aan het gebouw waarin het is gehuisvest, namelijk het voormalige stadhuis van Zierikzee, een monumentaal pand van ruim 450 jaar oud.
Voorgeschiedenis Het Stadhuismuseum Zierikzee heeft een geschiedenis die teruggaat tot 1911. In dat jaar werd een begin gemaakt met de inrichting van de museale opstelling op de zolder van het toenmalige stadhuis. In 2007 werd besloten om het oude stadhuis van Zierikzee geheel te renoveren en op termijn in te richten als Stadhuismuseum. De collectie van het Maritiem Museum Zierikzee, in die tijd gevestigd in het eveneens in Zierikzee gelegen Gravensteen, werd samengevoegd met die van het Stadhuismuseum. Beide collecties werden in april 2012 weer openbaar en voor publiek toegankelijk gemaakt. Gekozen werd voor een sfeervolle permanente opstelling van een aantal topstukken uit de collecties in het Zierikzeese Stadhuismuseum. De gevangeniscellen van het Gravensteen zijn tegenwoordig alleen onder begeleiding van een gids van het Stadhuismuseum te bezichtigen. Voorbereidingen De gemeente Schouwen-Duiveland bracht eind 2013 een rapport uit over een onderzoek naar de randvoorwaarden voor verzelfstandiging van (de exploitatie van) het Stadhuismuseum. De gemeenteraad reageerde op dit onderzoek onder meer met de eis dat de verzelfstandiging niet vanuit de gemeente zelf zou moeten worden geregeld, maar dat hiervoor een externe deskundige moest worden aangetrokken. Twynstra Gudde Interim Management uit Amersfoort kreeg de opdracht om per direct de directie en het kwartiermakerschap van de verzelfstandiging op
Zeeuws Erfgoed
In het Gravensteen uit 1524 bevindt zich de oudste gevangenis van Zeeland, waarvan de sporen nog duidelijk zichtbaar zijn.
20 maart 2016 | 01
Rijdende trein Ondertussen moest het Stadhuismuseum Zierikzee als organisatie gewoon doorgaan. De trein moest blijven rijden en wel zo succesvol mogelijk binnen het door de gemeente beschikbaar gestelde budget. Er werd afscheid genomen van waardevol personeel: conservator Peter Priester vertrok uit eigen beweging naar Het Markiezenhof in Bergen op Zoom, secretaresse Pia Krijger en museummedewerkers Cobie Stouten en Lydia Mol gingen met (vervroegd) pensioen. Algemeen museummedewerker Bianca van ’t Slot greep de kans aan om zich te ontwikkelen tot coördinator vrijwilligers en eventmanager. Medewerker Eric Bontekoe heeft nu een taakomschrijving waarin zijn functie als medewerker beveiliging en techniek tot uitdrukking komt. Minke van Meerten zet haar functie als beheerder van de collectie van de gemeente SchouwenDuiveland voort. Carlijn Coumans (presentatie en educatie), Karin Straver (office manager), Laura van Zeijl (PR en communicatie / secretariaat) en Veronica Frenks (conservator) zijn als nieuwe medewerkers van buiten de gemeenteorganisatie aangetrokken. Samen met het actieve team van vrijwilligers hebben zij 2015 tot een succesjaar gemaakt met op 30 december de feestelijke verwelkoming van de 20.000ste bezoeker van het jaar. Een absoluut hoogterecord voor het Stadhuismuseum Zierikzee sinds de opening op woensdag 4 april 2012!
en kreeg vervolgens de twee bekers in bruikleen. De bekers zijn de komende drie jaar te bezichtigen. De drie museale kerntaken onderzoek, publicatie en presentatie komen zo fraai bij elkaar. Andere mooie voorbeelden van samenwerken zijn: het vooruitgeschoven kassapunt van het Stadhuismuseum in de Dikke Toren, het verwerven van vitrines die flexibel ingezet kunnen worden bij de acht musea binnen de eigen gemeente en de tentoonstelling VASTEiland. Deze tentoonstelling gaat over de ontsluiting van Schouwen-Duiveland door het gereedkomen van de Grevelingendam en de Zeelandbrug in 1965 en is tot eind januari 2016 te zien geweest op de zolderverdieping van het Stadhuismuseum. De kosten voor de expositie zijn volledig gedragen door het Stadhuismuseum. Dat moet in de toekomst vanzelfsprekend anders.
Huis de Haene dateert uit de eerste helft van de veertiende eeuw en heeft daarmee de oudste gevel van Schouwen-Duiveland (foto’s Stadhuismuseum).
Twee zilveren Avondmaalsbekers van de kerk van het verdronken dorp Bommenede zijn de komende drie jaar in het Stadhuismuseum te bezichtigen.
Samenwerking De gemeente Schouwen-Duiveland is er veel aan gelegen om de samenwerking tussen de musea binnen de gemeente Schouwen-Duiveland te versterken. Uit de plannen voor verzelfstandiging van het Stadhuismuseum Zierikzee is te concluderen dat samenwerking op twee niveaus mogelijk is: binnen Zierikzee en op het gehele eiland. Het Stadhuismuseum kan en wil in eerste instantie de ‘motor’ zijn van Museaal en Monumentaal Zierikzee. Een mooi voorbeeld van spontane samenwerking tussen het Stadhuismuseum en andere organisaties betreft de Avondmaalsbekers van Bommenede. Een particulier onderzoeker meldde zich bij het Stadhuismuseum met een prachtig verhaal over twee zilveren bekers die hebben toebehoord aan de kerk van het verdronken dorp Bommenede op Schouwen-Duiveland. Het verhaal werd gepubliceerd in het orgaan van de lokale historische vereniging ‘Stad en Lande’. Het Stadhuismuseum verzocht
Zeeuws Erfgoed
Ambities Het Stadhuismuseum Zierikzee wil de komende jaren de Zierikzeese monumenten het Gravensteen (Mol 6) en Huis de Haene (Meelstraat 1 / Poststraat 4) verder helpen ontwikkelen in hun museale functie. Het Gravensteen biedt daartoe de meeste mogelijkheden. Het gebouw diende voorheen als bestuurlijk en financieel centrum en was de strafgevangenis van het graafschap Holland en Zeeland en het gewest Zeeland. Dat is goed uit te beelden in presentaties. Berekend is dat het Gravensteen de stad Zierikzee en daarmee de gemeente Schouwen-Duiveland op jaarbasis 20.000-25.000 extra museumbezoekers kan opleveren. Huis de Haene, het pand met de oudste gevel van Schouwen-Duiveland, biedt het Stadhuismuseum Zierikzee vooral de ruimte die het nu mist. Deze locatie biedt perspectief op: een goede vergaderfaciliteit, een ruimte voor erfgoededucatie voor leerlingen en meerdere ruimten om medewerkers van buiten het Stadhuismuseum een goede werkplek te bieden. Albert A.J. Scheffers, directeur a.i. Stadhuismuseum Zierikzee
21 maart 2016 | 01
Bart van Harn uit Kattendijke werkt in volle concentratie aan het kerkraamkozijn waarmee hij tweede zou worden (foto Stichting RIBO).
Zeeuwse restauratieleerling tweede bij Skills Heroes Restauratietimmerleerling Bart van Harn uit Kattendijke mag zich een van de drie beste jonge restauratietimmerlieden noemen. Hij eindigde eind december op de tweede plaats tijdens de vakwedstrijd restauratietimmeren van Skills Heroes in Hengelo. De ROP-coördinator van Zeeland sprak met hem over zijn passie voor oude gebouwen en over het wedstrijdverloop. De landelijke Skills Heroes zijn bedoeld voor mbo’ers. Studenten uit tientallen vakrichtingen, niveaus en leerjaren krijgen de kans om hun talenten te laten zien aan de hand van door Skills Netherlands ontwikkelde opdrachten. De wedstrijd voor de restauratiebranche op 15 en 16 december 2015 in Hengelo vond plaats bij Stichting RIBO, het ROP-Oost. Restauratietimmerman Bart van Harn, leerling bij Bouwmensen Zuid-West in Goes, vertelt erover. “Ik ben pas later aan de opleiding timmeren begonnen. Ik heb eerst een administratieve opleiding gevolgd. Doordat ik wel eens wat klusjes deed voor vrienden en familie kwam ik tot de ontdekking dat ik timmeren veel leuker vond dan administratief werk. Ik ben daarom een opleiding gaan volgen bij Bouwmensen Zuid-West. De eerste anderhalf jaar van het mbo 2 (leren en werken) heb ik in de nieuwbouw gewerkt bij Bouwgroep Peters. Later kon ik aan de slag op een restauratiebouwplaats van het ROP. Het werk vond ik daar vanaf het begin af aan heel leuk en boeiend. Het is bijna nooit hetzelfde en je mag vaak zelf een oplossing bedenken hoe je iets gaat herstellen. Na mijn slagen voor het mbo 2 ben ik met de vervolgopleiding mbo 3 met uitstroom richting restauratie gestart. Nu werk ik bijna het hele jaar door aan historische gebouwen zoals kerken, herenhuizen en landgoederen.” De kwaliteit van Barts werk was ook ROP-coördinator John Akkermans niet onopgemerkt gebleven en hij droeg Bart voor de vakwedstrijd in Hengelo voor. Daar gaan de beste
Zeeuws Erfgoed
restauratieleerlingen vanuit heel Nederland de strijd aan om kampioen te worden. Er namen in totaal zeven restauratietalenten aan de landelijke restauratiewedstrijd deel. Bart wist hier de tweede plaats te bemachtigen. “Bij aanvang van deze tweedaagse wedstrijd wordt er eerst geloot om de werkstukken. De opdrachten waren zeer uiteenlopend, bijvoorbeeld het namaken van een kozijn met schuifraam, het vervangen van een stijl, dorpels en roedes van een authentieke deur, het opknappen van een lambrisering bestaande uit paneelwerk of het vervangen van een dorpel en een ronde stijl van een kerkraamkozijn. Juist waar de meeste deelnemers voor terugdeinzen, lootte ik het kerkraamkozijn. Ik liet me hierdoor echter niet van de wijs brengen en begon, na de uitleg, vol goede moed aan mijn opdracht. Pas aan het einde van de eerste inspannende dag hadden wij onderling oog voor elkaars werkstukken. Dat gaf mij het vertrouwen dat ik nodig had om de tweede wedstrijddag met gezonde competitie in te gaan. Na veel passen en meten zette ik aan het einde van de dag het werkstuk in elkaar en viel alles op zijn plaats.” De voorzitter van de MBO Raad, Jan van Zijl, maakte de eerste drie namen bekend. Met een zeer klein puntenverschil werd Bart tweede op winnaar René Sol uit Westzaan. Stan Veldkamp uit Lichtenvoorde mocht de derde beker in ontvangst nemen. Ook in 2016 zal er weer een restauratiewedstrijd in Hengelo plaatsvinden.
22 maart 2016 | 01
Archeologisch nieuws
Robert van Dierendonck wijst met een prikstok naar details van funderingsresten.
Excursie Zeeuwse Ankers Tolsende Verdronken dorpen spreken tot de verbeelding. Op 18 november 2015 organiseerde de SCEZ vanuit Zeeuwse Ankers (www.zeeuwseankers.nl) een excursie naar Tolsende, ter herinnering aan de stormvloed Sint-Felix Quade Saterdach op 5 november 1530. Tolsende was een van de zwaar getroffen dorpen bij deze stormvloed. Het dorp lag ten noordoosten van Yerseke in het huidige Verdronken Land van Zuid-Beveland, dat na volgende stormvloeden in 1532 en 1552 volledig aan de zee is prijsgegeven. Het is een beschermd natuurgebied, dat niet zomaar mag worden betreden. De Provincie Zeeland verleende speciaal voor deze excursie een vergunning. Het evenement werd medegeorganiseerd door het OosterscheldeMuseum in Yerseke.
vermoedelijk de kerktoren werden bekeken onder leiding van SCEZ-archeoloog Robert van Dierendonck en amateurarcheoloog Christ van Terheijden.
Een groep van meer dan tachtig belangstellenden, van jong tot oud, trok in een colonne auto’s vanuit Yerseke naar de dijk achter de locatie van Tolsende. Gelukkig bleek de invloed van getij en wind mee te vallen en konden enkele uren in het slik worden doorgebracht. De nog zichtbare fundamentresten van grote en kleine huizen en
Aan de deelnemers werd verzocht een bijdrage te leveren aan het onderzoek van dit nog vrij onbekende dorp. Dit gebeurde door het uitvoeren van een veldkartering, waarbij alle zichtbare losse archeologische vondsten zijn verzameld. Zo kan een globale indruk worden verkregen van de datering van de archeologische resten in het dorp. De vondsten werden na afloop overgedragen aan de SCEZ voor onderzoek en opname in het Zeeuws Archeologisch Depot. Ook is een duidelijk zichtbare huisrest met een dubbele bakstenen vloer ingemeten. Na afloop werden de deelnemers gastvrij ontvangen in het OosterscheldeMuseum, waar men zich ook kon laven aan meer informatie over de verdronken stad Reimerswaal en het verdronken land. Vanwege de grote belangstelling moesten nogal wat mensen op een wachtlijst worden geplaatst. Nieuwe excursies in samenwerking met het OosterscheldeMuseum staan gepland voor 12 en 13 april. Kijk voor meer informatie op www.zeeuwseankers.nl.
Inventarisatie vondsten Ramsburg Hilde van Heul (student University College Roosevelt in Middelburg) werkte in het najaar van 2015 een tweetal maanden aan inventarisatie van de vondsten van Hof Ramsburg (Middelburg) volgens het Deventer-systeem. Zij deed dit in het Zeeuws Archeologisch Depot van de SCEZ, in samenwerking met archeoloog Bernard Meijlink van de Walcherse Archeologische Dienst (WAD). Het stageproject van Hilde resulteerde in de gezamenlijke UCR/WAD-catalogus Archaeological Finds from Hof Ramsburg: Seventeenth- and Eighteenth-Century Rural Zeeland. Ook van vondsten van kasteel Zandenburg (Veere) verscheen op basis van werk in het Zeeuws Archeologisch Depot een UCR-catalogus (door Merlijn Veltman en H. Hochscheid): Status in Zeeland: The castle of Sandenburg. Beide zijn te raadplegen in de mediatheek van de SCEZ.
Hilde van Heul (UCR) en Bernard Meijlink (WAD) aan het werk in het Zeeuws Archeologisch Depot.
Zeeuws Erfgoed
23 maart 2016 | 01
zeeuwse
ankers
Archeologie als passie voor iedereen Nieuwe vrijwilligers gezocht
Zonder geschiedenis geen toekomst. Het is dus zaak om goed om te gaan met het nationale archeologische erfgoed. Met 24 regionale afdelingen zijn de leden van de AWN de ambassadeurs en belangenbehartigers van de Nederlandse archeologie. De vrijwilligers van de vereniging zetten zich in om maatschappelijk draagvlak voor archeologie te creëren. Dit doen zij bijvoorbeeld door mee te werken aan archeologisch veldonderzoek en educatieve projecten op scholen, te assisteren in een archeologisch depot of door het organiseren van excursies, workshops, lezingen en tentoonstellingen. De AWN-leden dragen op hun eigen manier bij aan kennisvermeerdering en begrip bij inwoners en betrokkenen. Ze ontvangen elke twee maanden het archeologisch tijdschrift Westerheem. Het blad staat uitvoerig stil bij resultaten van recent archeologisch onderzoek, interessante publicaties en nieuwtjes. De afdeling Zeeland geeft daarnaast het eigen informatiebulletin Zuidwesterheem uit, met archeologisch nieuws uit Zeeland en informatie over lezingen, excursies en eigen veldactiviteiten. Ook is er een eigen website (www.awnzeeland.nl) met informatie over activiteiten, verslagen van projecten en meer. Mede door toedoen van de afdeling Zeeland zijn de verdronken dorpen op de archeologische kaart van
Zeeuwse AWN’ers werken aan een uitgegraven bruggenhoofd in Hulst (2011).
Zeeland gezet. De vrijwilligers van de afdeling Zeeland hebben in de afgelopen twintig jaar uitgebreid archeologisch onderzoek uitgevoerd naar de verdronken dorpen Oud-Valkenisse en Oud-Rilland in de slikken van de Westerschelde. De onderzoeksresultaten van beide projecten zijn in publieksvriendelijke monografieën samengevat, die in boekvorm zijn uitgegeven (Valkenisse in samenwerking met de SCEZ). Daarnaast heeft de afdeling in de afgelopen jaren onder andere bij vele onderzoeken en opgravingen geassisteerd en bijdragen geleverd aan de vondstverwerking. Archeologie is voor iedereen, dat is de doelstelling van de AWN. Aan de slag in het veld, of in de werkruimte van de AWN in het Zeeuws Archeologisch Depot bij de SCEZ in Middelburg. Of, als je minder actief bent, gewoon met je neus in de boeken. Bij de AWN kan het allemaal! Aanmelden kan via de website www.awn-archeologie.nl, per e-mail bij
[email protected] of door een kaartje te sturen naar Secretariaat AWN, Postbus 714, 3170 AA Poortugaal.
Uit Zeeuwse bodem Walcheren Oude funderingen Serooskerke Op 21 december 2015 verrichtte de SCEZ een archeologische waarneming in de voortuin van Noordweg 58 in Serooskerke, na een vondstmelding door de bewoner, de heer J. Zachariasse. Hij had in een door hem gegraven rioleringssleuf enkele baksteenconcentraties waargenomen op een diepte van 45 centimeter onder het maaiveld. Waarschijnlijk betreft het funderingsresten, want op één plaats waren enkele stenen nog in verband te zien.
Zuid- en Noord-Beveland Onderzoek Berg van Troje In opdracht van de gemeente Borsele verrichtte de SCEZ in oktober en november 2015 archeologische boringen en sonderingen met een prikstok op een perceel grasland met bomen langs de Monsterweg in Borssele. In het perceel
Zeeuws Erfgoed
In de concentraties waren zowel rode als gele bakstenen aanwezig. Eén baksteenfragment had de afmetingen ? x 12 x 6 centimeter (lengte x breedte x diepte), wat op een datering in de zestiende eeuw wijst. Het kan dus gaan om de restanten van een woning uit het begin van de nieuwe tijd (na 1500), maar het baksteenmateriaal kan ook later zijn hergebruikt. Op één plaats was nog een kleine muurrest van gele ijsselstenen aanwezig; dit zal een restant zijn geweest van een regenbak uit de zeventiende of achttiende eeuw.
verrijst de bekende middeleeuwse kasteelberg of motte ‘Berg van Troje’. Direct ten westen hiervan is nog een verhoogd deel in het weiland zichtbaar, dat de voorburcht bij de berg (hoofdburcht) zal zijn geweest. Doel van de boringen was het vaststellen van de breedte van de gracht tussen voor- en hoofdburcht. De sonderingen dienden ter opsporing van eventuele funderingen in het terrein.
24 maart 2016 | 01
De Berg van Troje in Borssele.
De resultaten van beide onderzoeken worden door Buro Ruimte & Groen uit Borssele gebruikt voor de herinrichting van het terrein. Uit een proefsleuf die door archeoloog W.C. Braat in 1946 is gegraven, was gebleken dat de gracht 16 meter breed was, maar dat strookte niet met de resultaten van weerstandsmetingen door archeologisch adviesbureau RAAP uit Weesp in 2015. Tussen de voor- en hoofdburcht bevond zich namelijk een zone met een vrij hoge weerstand, wat niet te verwachten valt op de plek van een gracht. De resultaten van de boringen lieten zien dat op de overgang van de motte naar de voorburcht een dik pakket puin aanwezig is - waarschijnlijk zijn dat de resten van een bruggenhoofd en dat er inderdaad een vrij brede gracht lag tussen voor- en hoofdburcht. De exacte breedte ervan kon met de boringen niet worden bepaald; een voorzichtige schatting van de minimale breedte ter hoogte van het vermeende bruggenhoofd komt uit op 4 tot 6 meter. De huidige voet van de berg was niet de oorspronkelijke. Dat bleek uit de ligging van een ondersteunende bakstenen ringmuur rond de berg, die zich nu in het westelijke talud bevindt. Restanten van de ringmuur zijn door Braat in het
Overstromingssporen in Goes De SCEZ deed op 25 november 2015 archeologische waarnemingen op de Grote Markt in Goes, bij het graven van een rechthoekige put voor een grote kerstboom. De put werd in opdracht van de gemeente Goes gegraven tot een diepte van 2,25 meter beneden maaiveld. Dit was een uitgelezen mogelijkheid om de bodemopbouw in het Goese centrum te bestuderen. De bovenste 0,70 meter van het profiel bestond direct onder het straatniveau uit recent ophogings- en verhardingsmateriaal, met eronder een verrommelde laag met baksteenfragmenten. Daaronder bevonden zich achtereenvolgens een homogene klei- en een zandlaag, die op een overstromingsfase wijzen. Of deze lagen in verband kunnen worden gebracht met de beruchte vloeden van 1530 en 1532 is niet bekend. C. Dekker vermeldt in Een schamele landstede (2006), zijn boek over de geschiedenis van Goes tot 1577, weliswaar inundaties door genoemde vloeden, maar hij gaat ervan uit dat ze de stad ongemoeid hebben gelaten. De onderste meter in de put bestond uit een dik, homogeen en donker ophogingspakket uit de late
Zeeuws Erfgoed
zuidwestelijke kwadrant van de berg aangetroffen. Uit de sonderingen met de prikstok bleek dat ook in het noordwestelijke kwadrant van de berg deze muur aanwezig is. Voor het oostelijke deel van de berg kan dit niet meer worden aangetoond, omdat de Duitsers daar in de Tweede Wereldoorlog twee bunkers hebben aangelegd. Met de prikstok is in het noordwestelijke deel van het weiland een west-oost georiënteerde funderingsrest waargenomen met een lengte van ongeveer 18 meter. Niet duidelijk was of de fundering over die lengte geheel doorliep. Mogelijk zijn er een of meer onderbrekingen, zoals ook door Braat is waargenomen in een proefsleuf. De muur maakt aan het westelijke uiteinde waarschijnlijk nog een hoek in zuidelijke richting. Ook aan de zuid- en oostzijde van het voorburchtterrein zijn funderingsresten aangetoond. In de boorprofielen was verder te zien dat na de middeleeuwse bewoningsfasen natuurlijke zandige kleilagen zijn afgezet. Deze hebben misschien te maken met de stormvloeden van 1530 en 1532, toen het gebied van het huidige Borssele overstroomde.
middeleeuwen en misschien nog deels uit de nieuwe tijd (na 1500). Er bevond zich - afgezien van twee fragmenten roodbakkend aardewerk uit de late middeleeuwen - vrijwel geen vondstmateriaal in deze laag.
De put voor de kerstboom op de Grote Markt, Goes.
25 maart 2016 | 01
Vondstmeldingen Tolsende en Nieuwlande De excursie naar Tolsende in november 2015 (zie bij ‘Archeologisch nieuws’ hierboven) leverde goede contacten op met mensen die de locatie vroeger al bezochten. Een afspraak met oudamateur-archeoloog Norbert van den Berg uit Lewedorp leverde interessante nieuwe gegevens op. Hij vertelde dat al in 1967 of 1968 een groep uit België, volgens hun zeggen van de Universiteit Gent, zowel in Tolsende als in Nieuwlande heeft opgegraven. Daarbij gebruikten ze toen al metaaldetectoren. Ook zou in die periode een groep studenten van de Universiteit Leiden in hetzelfde gebied drie weken onderzoek hebben uitgevoerd. Beide gegevens moeten worden geverifieerd, omdat hiervan in de archeologische archieven van Zeeland geen melding is terug te vinden. Beeldje van Christus als redder van de wereld, met in de linkerhand de rijksappel met kruis. Datering vijftiende eeuw.
Van Tolsende heeft Van den Berg ook de locatie van de voormalige molen gemeld, die hem weer door een ander was aangeduid. Zelf was Van den Berg, alleen of in AWNverband, vooral actief in Nieuwlande. De vondsten van die activiteiten heeft hij allemaal bewaard en zullen door de medewerkers van de SCEZ op korte termijn geïnventariseerd en beschreven worden. Daaronder bevinden zich aardewerkfragmenten en complete vormen, leren schoenzolen, bronzen kandelaarfragmenten en een profaan loodtinnen insigne van een zwaan op een tekstbanderol. Heel bijzonder is het bovendeel van een vijftiende-eeuws heiligenbeeldje van roodbakkend aardewerk, voorstellende Christus als Salvator Mundi, dat vermoedelijk oorspronkelijk van een witte sliblaag was voorzien. Van sommige vondsten kan nog de vindplaats bepaald worden. De collectie zal op termijn aan het Zeeuws Archeologisch Depot worden overgedragen. Dit is een waardevolle schenking, want het depot beschikt maar over weinig vondsten uit Nieuwlande, en geen waarvan de juiste vindplaats bekend is. Wij hopen dat vele zoekers in het Verdronken Land van Zuid-Beveland dit voorbeeld willen volgen. De SCEZ is van plan het archeologisch onderzoek naar Tolsende, onder andere met de hulp van Van den Berg, de komende jaren te intensiveren.
Zeeuws-Vlaanderen Raadselachtige kist in Saeftinghe Op 2 november 2015 deed de SCEZ een archeologische waarneming op de slikken in het Verdronken Land van Saeftinghe. De heer M. Zwartelé had de vondst gemeld van een raadselachtige houten kist. Volgens mededeling van de gidsen van stichting Het Zeeuwse Landschap vindt ter plekke een sterke erosie plaats; men verwachtte dat de archeologische resten spoedig zouden wegspoelen. De kist is daarom direct opgegraven. Hij bleek ingegraven in de klei, en was langwerpig en iets trapeziumvormig. De lengte bedroeg 1,75 meter; de grootste breedte 0,34 meter en de kleinste 0,24 meter. De planken waren 1,5 à 2 centimeter dik en verkeerden in slechte staat. Langs een van de lange wanden bevond zich een strook met stukken verkoold hout.
Nieuwe steentijdvondsten uit Koewacht Leden van de Werkgroep Archeologie Hulst (WAH) en de AWN | Vereniging van vrijwilligers in de archeologie voerden met medewerking van de SCEZ op 26 november 2015 een archeologische veldkartering uit op een akker langs de Emmabaan in Koewacht. In de periode 2010-2013 was dat al vier keer eerder gebeurd. De veldkarteringen waren het gevolg van eerder uitgevoerd regulier archeologisch onderzoek, waarbij vuurstenen voorwerpen uit vooral de middensteentijd (8000-4000 voor Christus) waren aangetroffen. Het veldwerk, dat met medewerking van de gemeente Terneuzen is uitgevoerd, was bedoeld om informatie te verzamelen over de datering van de voorwerpen en over de begrenzing van de zones van de activiteiten. Er was na de eerdere archeologische onderzoeken en veldkarteringen al een beeld ontstaan,
Zeeuws Erfgoed
Resten van de ‘raadselachtige’ kist in het Verdronken Land van Saeftinghe.
De kist had geen bodem meer; de maximale diepte was 18 centimeter. Er zijn geen archeologische resten, zoals botmateriaal of aardewerk, in de kist aangetroffen. Naar de functie en de datering blijft het dus gissen.
dat in het zuidoostelijke gedeelte van het terrein de grootste concentratie van vuurstenen voorwerpen aanwezig was. De resultaten van 2015 bevestigen dat beeld. Er werden 35 door de prehistorische mens vervaardigde stuks vuursteen gevonden, waarvan de meeste fragmenten uit het zuidoostelijke deel van de akker komen. Onder het vondstmateriaal bevonden zich veel resten van de vuursteenbewerking uit de middensteentijd, maar er waren ook enkele stukken bij uit de nieuwe steentijd (4000-2000 voor Christus), waaronder een fraaie geretoucheerde pijlpunt, die aan de basis overigens was gebroken. Pijlpunt uit Koewacht. Nieuwe steentijd; 4000-2000 voor Christus, lengte 3,9 centimeter.
26 maart 2016 | 01
ERFGOEDallerlei De SCEZ kan geen aanvullende informatie verstrekken over de verkoop van verschenen publicaties.
• Boeken en eenmalige uitgaven Kees de Baar, De Zeeuwse brievenposterij. Postvoorzieningen voor de koopman (Arnhem: Nederlandse Vereniging van Poststukken- en Poststempelverzamelaars, 2015) 360 pag.; ill., foto’s, grav., tab., krt., tek.; ISBN 97890-71650-39-0. Dit boek is in vijf delen (en dertien hoofdstukken opgesplitst): Het Zeeuwse handelsgewest; Handel, handelsvoorzieningen en handelscorrespondentie; Stedelijke postvoorzieningen; de Middelburgse postroutes; Een gewestelijke postorganisatie. De auteur gaat onder meer in op kooplieden, beurtveren en schippers, bodeschappen en postkantoren, de diverse poststromen zoals die van de VOC, WIC en MCC en die naar Afrika en Noord- en Zuid-Amerika en de postroutes binnen de Republiek. Bevat eindnoten per hoofdstuk, een verklarende woordenlijst, literatuur- en bronnenlijst en bijlagen. Cees van den Bovenkamp, Uitgebeeld verleden van Kamperland (Waarde: C. van den Bovenkamp, 2015) 144 pag.; foto’s, ISBN 978-90-70697-45-7. Uitgave in de reeks ‘Uitgebeeld verleden’. In dit dubbeldikke boek circa 250 foto’s en beschrijvingen van onder meer de ontsluiting van Noord-Beveland middels de Veerse Gatdam in aanwezigheid van koningin Juliana, oorlogsslachtoffers, de landbouw, het plaatselijke middenstandsleven, grote gezinnen en het verenigingsleven. Het hele dorpsleven van de laatste 75 jaar passeert de revue. Vrijwel iedereen die in dat tijdperk in Kamperland heeft gewoond, kan zichzelf of eigen familieleden in het fotoboek aantreffen.
Johanna Jacobs, Adriaan van Roode, Marc van der Steen (red.), De weervissers van Bergen op Zoom. Over een eeuwenoude vangstmethode, mensen, vis en smaak! (Stichting Behoud Weervisserij, 2014) 288 pag., ill., foto’s, dvd; ISBN 97890-9029415-5. Al eeuwenlang wordt
vanuit Bergen op Zoom en Tholen in de Oosterschelde de weervisserij bedreven. Dit boek gaat over de ontstaansgeschiedenis van het visgebied en de vangstmethode. Veel aandacht is er ook voor familieverhalen van Bergse weervissers. Het boek bevat bovendien recepten voor gerechten met ansjovis en andere vissoorten en sluit af met een greep uit het werk van door de weervisserij geïnspireerde bezoekers, historici en kunstenaars. Met dvd, lijst met noten, literatuurlijst, register op persoonsnamen en bedrijfsnamen, register op plaatsnamen en plaatsaanduidingen en dankbetuigingen.
Johan Francke en Perry Moree, Zee(uw)post. Gekaapte Zeeuwse brieven uit de tijd van de Republiek. Speciale uitgave voor de vrienden van de Zeeuwse Bibliotheek (Middelburg: Zeeuwse Bibliotheek, 2015) 24 pag; ill., foto’s. Uitgave voor de Vrienden van de ZB over het project Zee(uw)post waarin gekaapte brieven uit de zeventiende en achttiende eeuw centraal staan. In dit boekje worden vier brieven getranscribeerd en van historische context voorzien: een brief uit Berbice uit 1780 bestemd voor C. Maale aan de Kousteensedijk in Middelburg, twee brieven bestemd voor de Turfkaai in Middelburg uit 1781 en een gedicht voor een bruiloft getiteld ‘de klacht van een getrouwd man.’
Ada van Benthem Jutting, Mies. Een uit de hand gelopen reportage. Over het (on)gewone leven van een Middelburgse boekverkoopster (1876-1928), een vrouw die klaarstond voor de vluchtelingen in de Eerste Wereldoorlog (A.G. van Ree-van Benthem Jutting, 2015) 205 pag.; ill., foto’s; ISBN 978-90-824776-0-3. Mies was de tante van de schrijfster en een fervent brievenschrijfster. Haar brieven vormen samen met krantenartikelen de ruggengraat van dit boek. Mies was zeer actief in de hulpverlening aan de Belgische vluchtelingen in 1914 en daarna en bouwde de bekende boekwinkel Van Benthem & Jutting in de stad uit. Na een inleiding en een verantwoording volgen vier delen waarbij voorgeschiedenis, oorlog en ook naoorlogse jaren van Mies aan bod komen. Met dankwoord, stamboom en voetnoten. Phons Bakx, Stichting Antropodium, (opmaak en tekst) Jan Haak, heugenissen aan een watergeest: volksmythische personificatie van de verdrinkingsdood in de Lage Landen en elders (Middelburg: Stichting Antropodium/Maskertheatergroep Pandæmonium, 2015) 32 pag.; ill., foto’s, krt. Overzicht en herinneringen aan de mythologische figuur Jan Haak, die zich in (binnen)wateren in Zeeland ophield en kinderen met zijn haak de diepte in zou trekken. Het personage werd voor het eerst door de maskertheatergroep ingezet tijdens de ‘N8 van de N8’ in Middelburg in 2015, ter gelegenheid waarvan dit boekje verscheen.
Wim Phaff, Mensen kijken. Korte verhalen, gedichten en aforismen met als thema ‘Mensen kijken’ (Middelburg: de Drvkkery | Schrijverspodium, 2015) 200 pag.; foto’s; ISBN 978-94-92170-09-5. Korte verhalen, gedichten en uitspraken, afwisselend in het Nederlands en het Engels, van Middelburger Wim Phaff. Phaff is een observator van menselijke gewoonten, ook die van hemzelf. Elke ochtend is hij te vinden in de plaatselijke koffie- en theeschenkerij, waar hij met zijn maten koffie drinkt en mensen observeert. Het plezier dat hij hieruit haalt, heeft hij in Mensen kijken omgezet in taal.
Ad Courtin e.a., Van buitenplaats tot Heilige Blasiuskerk in Heinkenszand. 200 jaar R.K. Parochie (1815-2015) & 150 jaar Parochiekerk (1865-2015) (Utrecht: Digitalis, 2015) 128 pag.; ill., krt., tek., foto’s; ISBN 978-94-6228706-8. Voorwoord door H. Buijssen. Bevat tien hoofdstukken over onder meer de geschiedenis van Heinkenszand zelf, de katholieken van het dorp, de pastors, gebouwen, kerkhof en omliggende tuin, missionarissen uit de parochie, kerkschatten, kerkfinanciering, armbestuur en caritas, kerkelijke gebruiken, zuilgebonden verenigingen en de vele vrijwilligersgroepen. Met gebruikte bronnen, calendarium, lijst van pastors en colofon.
Eric de Roo, De Gouden Poorte. Kroniek van een Middelburgse patriciërswoning (Middelburg: de Drvkkery |Schrijverspodium, 2015) 2016 pag.; ill., foto’s, tek.; ISBN 978-94-92170-08-8. De auteur is zelf bewoner van het statige monumentenpand dat hij beschrijft. Hij verdiepte zich in de geschiedenis en maakte een kroniek over de eigenaars en bewoners van het pand die teruggaat tot het laatste kwart van de zestiende eeuw. Het boek telt dertien hoofdstukken over onder meer de Wagenaarstraat, huizen met de naam ‘De Gouden Poorte’, de bouw en verbouw van de woning, negentiendeen twintigste-eeuwse gebruikers, van woonhuis tot volksgebouw, de brand van
Zeeuws Erfgoed
27 maart 2016 | 01
1989 en een nieuw begin. Voorzien van een bijlage met eigenaren, inleiding, lijst van geraadpleegde literatuur en illustratiebronvermelding. Rob Ruggenberg, Haaieneiland (Amsterdam: Querido, 2015) 271 pag.; ill., krt.; ISBN 978-90-451-1875-8. Historisch jeugdboek. Samen met zijn oudere broer Pieter monstert de Walcherse Roemer in 1722 aan op een van de schepen die koers zetten naar het vermeende Zuidland in de Stille Oceaan. Scheurbuik zorgt voor veel dodelijke slachtoffers, waaronder Pieter die sterft na stranding op een koraaleiland. In het besef dat hun overlevingskansen klein zijn, besluit een vijftal schepelingen te deserteren en achter te blijven. Een van hen is Roemer. Het eiland Takapoto lijkt louter paradijselijk te zijn, maar al snel worden de mannen geconfronteerd met de duistere kanten ervan. Dit boek is inmiddels de zesde, deels op feiten gebaseerde, historische avonturenroman van deze voormalige journalist, die zich opnieuw nauwkeurig gedocumenteerd heeft.
• Tijdschriften Archief. Mededelingen van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (2014) 125 pag.; ill., krt., tek., grav.; ISSN 0166-594X. Naast de jaarverslagen staan er in dit jaarboek twee artikelen. De eerste is van P.A. Henderikx over ‘De graven en grafmonumenten van graaf/rooms-koning Willem II en Floris de Voogd in het koor van de Abdijkerk te Middelburg’. Willem II zou in 1282 in de Middelburgse abdij zijn bijgezet. Om wiens graf het eigenlijk gaat, is nog steeds onduidelijk, al lijkt het sinds de laatste onderzoeken toch om Willems broer Floris de Voogd te gaan. Het tweede artikel is van de hand van L. van Driel, ‘De waarde van het verleden, over Adriaan Kluit, een geleerde rector van de Middelburgse Illustre Schole’. Kluit schreef en vertaalde poëzie, deed filologisch werk, legde woordenlijsten aan en zette zich in voor standaardtaal. Kluit hield zich bezig met wetenschappelijk onderzoek en werd na de Latijnse school hoogleraar aan de Universiteit van Leiden.
Paul J. van Sluijs, Gedwongen vriendschap (Amsterdam, 2015) 432 pag.; ill., foto’s, krt.; ISBN 978-90-824255-0-5. In dit boek beschrijft de auteur het verblijf van zijn vader Ad van Sluijs en diens lotgenoten in Leipzig in de periode maart 1943 tot mei 1945. Zij werden gedwongen voor de Arbeitseinsatz te werken bij Rudolf Sack, een fabrikant van landbouwwerktuigen, waar in de oorlog ook oorlogsmaterieel werd vervaardigd. Bij terugkeer konden de tewerkgestelden niet op begrip rekenen. Van Sluijs beschrijft in twintig hoofdstukken de tewerkstelling van vertrek tot terugkeer waarbij werkomstandigheden, werktijden, loon, onderkomen, bombardementen, voeding, ziekte, post en bevrijding aan bod komen. Bevat veel fotomateriaal van zowel toen als heden. Met literatuurverantwoording en afbeeldingen. Huib Uil, De scholen syn planthoven van de gemeente. Het onderwijs in Zeeland en Staats-Vlaanderen, 1578-1801 (Bergschenhoek: Marberg Media, 2015) 860 pag.; ill., foto’s, krt., tek; ISBN 978-90820494-7-3. Handelsuitgave van een op 3 december 2015 aan de VU verdedigd proefschrift. Vuistdikke pil die het onderwijs in Zeeland voor de Franse tijd bespreekt. Na een inleiding wordt in zes hoofdstukken ingegaan op het onderwijs en de reformatie, de overheid en de kerk (en daarmee alle gezindten binnen het onderwijs), lesgevers, het onderwijs, de leerlingen en de resultaten van het onderwijs, en een conclusie. Met samenvatting en Engelstalige summary, lijst van gebruikte afkortingen, literatuuropgave, index op persoons- en geografische namen en bijlagen met schoolregels, lesgevers en tarieven.
Tijdschrift voor Zeegeschiedenis 34/2 (2015) 77-95 behandelt in ‘Vissen onder Oostenrijkse vlag. Middelharnis tijdens de Vierde Engelse Oorlog (1780-1784)’ van Marlies Jongejan hoe de omvangrijke visserijsector van Middelharnis (GoereeOverflakkee) wist te ontsnappen aan de omstandigheden die deze broodwinning teniet dreigden te doen. Middelharnis had een belangrijke visveiling. Ook was er een belangrijke tarbothandel op Engeland, waarmee alle handel nu verboden was. In 1782 verkochten de eigenaars uit Middelharnis hun dertig vissersschepen aan onderdanen van de Oostenrijkse (Zuidelijke) Nederlanden; de vissers zelf werden geregistreerd als burgers van Gent. De schepen bleven gewoon in Middelharnis gestationeerd. Niet alleen de visserij, ook de tarbothandel op Londen werd hervat. Na de totstandkoming van de wapenstilstand kochten de oorspronkelijke eigenaars onmiddellijk hun schepen terug.
Zeeuws Erfgoed
28 maart 2016 | 01
Zeeland. Tijdschrift van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen 24/4 (2015) 129-174, bevat één lang en een drie kortere artikelen. Lo van Driel schrijft over de jonge Reimond Kimpe als letterkundige in Lier. Hij zou tijdens de Eerste Wereldoorlog naar Middelburg vluchten (zie ook De Wete 2016/1). Gerard Heerebout duikt een oude sententie op uit Middelburg waarbij een stier vanwege de aanval op zijn bazin (die daarbij dodelijk getroffen werd) tot de doodstraf werd veroordeeld. In de verzamelingen van het Genootschap stoft Ronald Rijkse twee zeldzame kapitaalvoorletterboeken, schrijfboeken voor het onderwijs, af. Conservator Paul Aarssen schrijft over de psalmen in vertaling van Marnix van Sint Aldegonde. Verder zijn er onder de titel ‘Stop ik dit uur in de zak van mijn jas’ nog enkele gedichten van de hand van Karel Leeftink, foto’s van Johan Geerse en vormgegeven door Ramon de Nennie.
Zeeuws Tijdschrift 65 7 (2015) 1-62. Deze editie van het Zeeuws Tijdschrift werd geschreven door kunstcriticus Frits de Coninck en is de catalogus bij de tentoonstelling Van Zeeuwse bodem die bij het CBK in Zeeland te zien was tot 13 januari 2016. Deze expo bevat werk van tien jaar Zeeuwse Lichting: werk van jonge aan kunstacademies afgestudeerde Zeeuwen. Aan bod komen onder meer Maarten Korstanje (beeldende kunst), Johan Nieuwenhuize (fotografie), Rens de Waal (mode), Christian van der Kooy (fotografie/beeldende kunst), Pepijn Bakker (architectuur), Dennis Wisse (fotografie), Martijn de Wilde (grafische vormgeving), Charlotte Apers (illustratie en animatiefilm), Sjoerd Vroonland (productdesign) en Gino Anthonisse (mode).
Wij van Zeeland, van de Nederlandse genealogische Vereniging afdeling Zeeland (2015, 4), begint met de beschrijving van de nagelaten boedel van de notaris van Nieuwerkerk in het eerste kwart van de achttiende eeuw, Hendrik Smith. Daarna wordt verteld over de huizen van de familie Vader in Wissenkerke in de negentiende eeuw en hun bewoners (auteurs P.C. Voorst Vader en A.M. Kramer). In de rubriek ‘Voorouders komen tot leven’ gaat het over de afstamming van Pieter Janse Finson, die door een gelukkig toeval kon worden ontrafeld. In een volgend artikel komen de bewoners van de hofstede Botjeszee bij Veere voor het voetlicht.
Schouen-Duiveland
Het eerste artikel in de Kroniek 2015 van het Land van de Zeemeermin van de Vereniging Stad en Lande van SchouwenDuiveland is van H. Uil: ‘de roeckelooste van ’t gansche eylant’ en handelt over de predikant Willem Teellinck, in zijn eerste gemeente Haamstede en Burgh, 1606-1613. Teellinck maakte zich sterk voor het handhaven van de zondagsrust en veroordeelde volksspelen als het trekken van koppen van ganzen, het lopen met zotskappen en de toneelspelen van de rederijkerskamers. Hij wenste een algemeen verbod op toneelspelen, loterijen en dobbelen. De laatste jaren van het kartelschip Vrouwe Geertruida zijn gereconstrueerd door H. Landheer. De laatste reis begon 9 december 1796 en eindigde april 1797 op een zandbank voor de Zeeuwse kust. Het schip werd naar Hellevoetsluis versleept, waarna in 1802 het spoor doodliep. O.W. Hoogerhuis vertelt over de diensttijd van een militair te velde tijdens de Eerste Wereldoorlog en
In Stad en Lande van dezelfde vereniging (oktober 2015) maar liefst twee verhalen uit Nieuwerkerk: A. Flikweert schrijft ‘Het Kolenfonds te Nieuwerkerk - een bijzondere uitwerking van de coöperatieve gedachte’ en W. Kesteloo vraagt zich af of Nieuwerkerk ooit een echt kasteeltje heeft gehad. Ondanks veel gegevens en vondsten is het pleit nog niet beslist. R. van Langeraad KAzn haalt herinneringen op aan het Zierikzees Lyceum uit de jaren vijftig van de vorige eeuw en B. Blikman vertelt over de menslievende bedrijven van Jan van Meerendonk, die zelf wel erg te spreken was over zijn eigen daden. J. Padmos transcribeerde een brief uit 1785 van Jacobus de Fouw, die veel nieuws uit Haamstede bevat en dus een mooie bron is voor degenen met belangstelling voor het dorp. Van M. Verweij een nieuw stuk over de studenten uit SchouwenDuiveland die in Leuven gingen studeren. Tholen
Nehalennia, Archeologie, cultuurhistorie, streektaal en volkscultuur van Zeeland en Goeree-Overflakkee (winter 2015) opent met een stuk over de parlevinkers die hun brood verdienden op het Kanaal door Zuid-Beveland, dat in 2016 150 jaar bestaat. De geschiedenis van die parlevinkers wordt door een lokaal project in kaart gebracht en is te volgen op www.parlevinkers.info. K. Beaart beschrijft leven en werk van Johannes Goedaert (1617-1668), de ontdekker van de metamorfose. Hij was de grondlegger van de entomologie en legde zijn onderzoeken vast in de driedelige serie Metamorphosis Naturalis, waarvan het eerste deel in 1660 verscheen. In een artikel van J. Simons staat het buitenverblijf het Huys ten Duyne centraal, rond 1650 door de broers Jacob en Johan Resen gebouwd. Het huis was in de loop van de tijd in handen van verschillende families, tot het vanaf 1849 in verval begon te raken. In 1916 kwam er definitief een einde aan de status van buitenplaats en bleef alleen het bijbehorende boerenbedrijf gehandhaafd, onder leiding van de familie Maljaars. Verder is het tijdschrift gevuld met de gebruikelijke rubrieken.
Het jaarboek 2015 van de Heemkundekring Stad en Lande van Tholen heeft als titel Droogleggers en Rederijkers. P. Lindhoud beschrijft leven en werk van de in Sint Maartensdijk geboren waterbouwkundige Cornelius Vermuyden (1590-1677). Vermuyden kreeg zijn eerste opdrachten in Engeland van koning Jacobus I: het bedijken en ontwateren van de koninklijke tuinen bij Windsor Castle, het droogleggen van veengebieden bij de rivier de Nen en als grotere uitdaging de drooglegging van Hatfield Chase. Vooral die laatste opdracht was een zwaar karwei. Het werk duurde lang door technische fouten en financiële moeilijkheden. De meningen over Vermuyden zijn nogal tegengesteld; men vond hem een groot waterbouwkundige maar een slechte ondernemer. Namen van instellingen in Engeland herinneren nog aan hem, in Tholen is weinig dat nog aan de naam Vermuyden herinnert. K. de Koning duikt in de geschiedenis van de rederijkerskamers op het eiland. De meeste kamers ontstonden in de zestiende eeuw, de leden luisterden
Zeeuws Erfgoed
29 maart 2016 | 01
belangrijke evenementen op en spuiden hun kritiek op religieuze en politieke zaken. Een late rederijkerskamer heet De Eendracht, is in 1870 in Oud-Vossemeer opgericht en bestaat nog steeds, nu als toneelvereniging. Als laatste in dit jaarboek een artikel van K. Fase over het ‘vergeten’ bombardement op Rotterdam op 31 maart 1943. Fase kreeg zijn gegevens van Wim Overbeeke uit Sint-Annaland, die als kind dit bombardement meemaakte. Walcheren
A. Flikweert bespreekt de vertegenwoordigers van Schouwen-Duiveland in de Staten van Zeeland in de afgelopen twee eeuwen. Er zijn ook artikelen over de ‘Insulaire Hypotheekbank, 1905-1943’ (J.G. Steenhof de Jong) en over de ‘avondmaalsbekers van Bommenee’ (J.P. Verseput). A.H. Stolk en H. Uil schrijven ‘215 jaar vrijmetselarij in Zierikzee’. De vrijmetselaarsloge ‘De Ster in ’t Oosten’ is een van de oudste verenigingen van Schouwen-Duiveland. Vrijmetselaars streven naar een broederschap der mensen; hen wordt geleerd zichzelf symbolisch te zien als een ruwe steen die moet worden bewerkt om ingepast te worden bij de bouw van de zinnebeeldige tempel der mensheid. Veel gezindten vonden de weg naar loge De Ster in ’t Oosten: humanisten, aanhangers van verschillende godsdiensten, hoog- en minder hoogopgeleiden.
• Heem- en oudheidkundige bladen
In De Wete (2015, 4) laat J. Zwemer zien dat de gezondheid in Vrouwenpolder in het tweede kwart van de negentiende eeuw niet veel afweek van die in de andere delen van het land. De effecten van de aardappelcrisis - die een niet onbelangrijke rol speelden wat betreft onze gezondheid - komen in Vrouwenpolder overeen met die in de rest van het land. Uit zijn onderzoek blijkt dat de gezondheid van mensen in de regio’s die minder marktgericht produceerden minder achteruitging dan die van gebieden die zich op de markt oriënteerden. H. Barentsen vertelt hoe de ambachtsheer Bartholomeüs Andrieszoon van Biggekerke, die in 1421 als burgemeester van Middelburg bekend was, in 1433 aan zijn eind kwam. A. de Klerk laat aan de hand van een gedetailleerde hoogtekaart van Walcheren zien hoe hoog en laag zich verhielden op het eiland en hoe de Walcherse boeren de landbouwkundige mogelijkheden en beperkingen zoveel mogelijk benutten. Door de herverkaveling en sinds 1982 een ruilverkaveling zijn veel vroegere hoogteverschillen vervaagd. J. Simons laat de sporen zien van het Nederlandse koloniale verleden op Sri Lanka en F. Rutgers van der Loeff-Mielziner probeert de Westkappelaars te doorgronden. De Wete (2016, 1) heeft een uitgebreid artikel van J. Braat over de Winterhulp in de Tweede Wereldoorlog. De Stichting Winterhulp Nederland is in 1940 in het leven geroepen door dr. Seyss-Inquart
en was bedoeld om in bezet Nederland behoeftige burgers ondersteuning te verlenen. De Zeeuwse bevolking had goed door dat het een verkapte Duitse instelling was en reageerde dan ook lauw. Een Vlissings spelletje uit de jaren vijftig was ‘blikken stempelen’. K. de Jonge legt uit hoe het in zijn werk ging. Door een brief van de Vlaamse schilder Reimond Kimpe (1885-1970) weten we dat er tussen de muur van de Penninghoeksingel en de Noordstraat een prachtige grote tuin lag. L. van Driel doet onderzoek en brengt verslag uit over zijn bevindingen. A.J. Puijpe schrijft het verhaal van Jan Abke, dichter van de Veerse rederijkerskamer en uitbater van de Campveerse Toren. Tot slot gaat J. Simons vertellen over het Surinaamse dorp Domburg, waarvan de naam voor het eerst verscheen in 1719 op een kaart van Jacob Hengevelt. We lezen over de opeenvolgende eigenaren van de Domburgse plantage en over het feit dat Desi Bouterse in dit Domburg geboren werd.
In het Polderhuisblad, Wasschappels Magazine (oktober 2015) veel nieuwtjes over de activiteiten in het Polderhuis, waarvan er steeds meer komen. Westkapelle is onstuitbaar! A. Provoost doet verslag over de vuurtoren en hoe die, mede door de vele vrijwilligers, een grote trekpleister wordt voor toeristen. J. Kaland geeft informatie over een bijzondere inwoner van Westkapelle, Stefanus Gabriëlse, een wat vreemde flierefluiter die ook nog de communistische krant De Waarheid leest.
Zeeuws-Vlaanderen
P. Feij verzorgt het eerste artikel in Arneklanken, het bulletin van de Historische Vereniging Arnemuiden (2015, 4), over Johan Hendrik Schorer, burgemeester van Arnemuiden van 18251831. Schorer hield in 1813-1814 een dagboek bij, toen hij als Garde d’Honneur in het Franse leger diende. Het burgemeesterswerk werd vooral verzet door de secretaris van Arnemuiden, C.D. Baars. We lezen over het tegengaan van bedelarij en andere misdrijven, rampen en ziekten in de stad en hoe daarmee omgegaan werd. L. Schouls vertelt wat een bodebus is en waarom de Arnemuidse busse een bijzondere bus was, een van de weinige gemeentelijke objecten die nog echt gebruikt wordt, al is het alleen bij feestelijke gebeurtenissen. J. Adriaanse behandelt Arnemuiden in de jaren 1567 tot en met 1570: de toestand in Arnemuiden bij het begin van de Tachtigjarige Oorlog, de achteruitgang van de Arnemuidse handel, de penibele geldmiddelen, de aanslag op kasteel Zeeburg en Arnemuiden, en de verhouding tussen Middelburg en Arnemuiden. J. Lindenbergh-Beunk schrijft nostalgisch over de winters van vroeger en P. Baaijens over de moed die Cornelis Boone toonde tijdens het bombardement op Middelburg in 1940. R. Rijkse richt zijn aandacht op Abraham van Overbeke, een Arnemuidse schrijfmeester uit de zeventiende eeuw. Hij is vrij onbekend gebleven maar heeft wel een prachtig schrijfboek nagelaten.
Den Spiegel, tijdschrift van de Vereniging Vrienden van het muZEEum en het Gemeentearchief Vlissingen (2016,1), brengt een lang artikel van J. Francke: ‘Pechelingue(s) of de slechte naam van Vlissingers buiten de grenzen’. In vroeger tijden boezemden de Vlissingers de maritieme naties om ons heen zoveel angst in, dat het woord Vlissinger - in het Spaans en Portugees Pechelingue en Pichillinge - synoniem werd voor piraat. Hoe dit alles ontstaan en verlopen is wordt uit de doeken gedaan aan de hand van bestaande literatuur en onderzoek door Francke. J. Simons vertelt het verhaal van toparchitect Adriaen Dortsman (1635-1682), afkomstig uit Vlissingen, maar veel bekender geworden buiten de stad, vooral in Amsterdam. Behalve over leven en werk van deze architect horen we dat een oud straatje in Vlissingen, vroeger vermeld als Dortsmanslop, later veranderd in Dortsmansstraat, niet naar de architect genoemd kan zijn, omdat het al in 1604 bestond. Hoe de zaak in elkaar zit, wordt de lezer in dit stuk duidelijk gemaakt. R. van Maanen schrijft over het belang van ingenieur Jacob Janszen (1851-1918) voor de Kon. Mij. De Schelde. Janszen is weinig bekend, hoewel hij 43 jaar leiding gaf aan de scheepsbouw en verantwoordelijk was voor elk schip dat de scheepshelling verliet. In het ‘muZEEumnieuws’ wordt de bijzondere tentoonstelling besproken die tot en met 24 april 2016 is te zien over werken van vader en zoon Schütz.
In het jaarboek Kroniek 2015 van de Stichting Heemkundige Kring Sas van Gent geeft J. van Hecke een overzicht van alle bijnamen die bekend zijn uit Sas van Gent, en dat zijn er veel. Hij deed dit met toestemming van de auteurs van het boek Het Dikke Bijnamen Boek ZeeuwsVlaanderen (F. Deij en J. Naughton). Ook van Van Hecke is het artikel ‘De geschiedenis van het katholiek begraven in Sas van Gent’. In de oude suikerloodsen aan de rand van Sas van Gent is in 2015 een prachtig industrieel museum geopend, mogelijk gemaakt door de inzet van veel vrijwilligers. Het bedrijfsleven draagt financieel bij aan het museum, stelt collectiestukken beschikbaar en zet medewerkers in. Het bezoekersaantal
Zeeuws Erfgoed
30 maart 2016 | 01
overtreft nu al de verwachtingen. Diederic van Assenede, de auteur van het bekende liefdesverhaal Floris ende Blancefloer was een bekende figuur in de streek van de Vier Ambachten. D. de Smet geeft bijzonderheden over de schrijver, de geschiedenis en de inhoud van het verhaal aan de hand van een nieuw Davidsfondsboek, geschreven door professor Jozef Janssens. Ook in het jaarboek 2015 verhalen over de De Oostdam, de weg tussen Sas van Gent en Westdorpe, over twijfel tussen God en Prins Carnaval en nieuws over de bunkers in de Kleine Sint-Albertdijk. Kunstenaar Frans Kegels vertelt zelf over zijn leven en werk. Een historisch overzicht van de jaren 1919 tot 1929 uit het jubileumboek uitgegeven ter gelegenheid van het 10jarig bestaan van de R.K. Coöperatieve Verbruikersvereniging ‘De Volharding’, geschreven door M.C. Geerts, is overgenomen in de Kroniek 2015.
In het Bulletin van de Oudheidkundige Kring ‘De Vier Ambachten’ (2015, 3) een artikel van R.J.H. Lensen: ‘Van kerkgezang en het gebroken brood naar vogelgezang en gebakken brood’. Een veelbelovende titel voor de behandeling van de bouwhistorie van het voormalige kerkgebouw der afgescheidenen. De historische gegevens komen aan bod, de kapconstructie, de preekstoel en de rest van het interieur, de aanbouw en aanwijzingen voor herbestemming en gebruik. G. Sponselee beschrijft ‘Die drie parochië in Hulsterambacht, te wetene Hontenesse, Hossenesse ende Heijnsdijck’. Tot slot doet W. Verschraegen verslag over de herdenking 100 jaar ‘doodendraad’ in Koewacht. Meldpunt voor Bodemvondsten Stel, u doet een archeologische vondst in uw tuin, op het strand, in een bouwput of op een aardappelveld. De Monumentenwet schrijft voor dat u dit moet melden. In Zeeland doet u dat bij de SCEZ. De SCEZ registreert uw ontdekking en slaat de informatie op in het Zeeuws Archeologisch Archief. De vondst blijft uw eigendom, tenzij u deze wilt afstaan. Meer informatie op:
www.scez.nl/vondstmelden
Colofon
Zeeuws Erfgoed jaargang 15 nr. 1 • maart 2016
Zeeuws Erfgoed - blad voor erfgoedliefhebbers is een uitgave van Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland en verschijnt vier keer per jaar. Dit blad informeert over het materieel en immaterieel erfgoed in Zeeland. De activiteiten van de SCEZ worden mede mogelijk gemaakt door de Provincie Zeeland. Redactie Saskia Buitenkamp, Marinus van Dintel, Jan Kuipers, Veronique De Tier en Janneke de Wit Eindredactie Saskia Buitenkamp, Marinus van Dintel, Jan Kuipers en Veronique De Tier Foto’s SCEZ, tenzij anders vermeld Auteursrecht Het auteursrecht van Zeeuws Erfgoed (gehele uitgave) berust bij de SCEZ; van externe bijdragen bij de auteurs. Gehele of gedeeltelijke overname of publicatie van artikelen is uitsluitend toegestaan met bronvermelding na toestemming van de SCEZ en de rechthebbende(n). De SCEZ streeft er met de uiterste zorgvuldigheid naar om voorafgaand aan het moment van publicatie contact op te nemen met de rechthebbende(n). Mochten personen of instanties als rechthebbende(n) alsnog niet benaderd zijn, dan kunnen zij hiervoor contact opnemen met de redactie. De SCEZ kan op geen enkele wijze aansprakelijk worden gesteld voor door derden aangeleverd beeldmateriaal waarop auteursrecht berust. De SCEZ staat voor behoud en beleving van erfgoed in een veranderende samenleving. Samen met de vele andere erfgoedorganisaties in Zeeland houden wij het erfgoed levend en in beweging.
Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland Postbus 49 4330 AA Middelburg Bezoekadres Het Schuitvlot, Looierssingel 2 T +31 (0)118-670870 | E
[email protected] Twitter SCEZ @erfgoedzeeland | www.scez.nl Contact redactie en administratie Reacties en adreswijzigingen bij voorkeur digitaal via
[email protected] of via postbus 49, 4330 AA Middelburg o.v.v. Zeeuws Erfgoed. Opmaak decreet, Ramon de Nennie, Middelburg Druk Meulenberg, Middelburg Aan dit nummer droegen bij John Akkermans, Jan van Damme, Jeanine Dekker, Robert van Dierendonck, Marinus van Dintel, Johan Francke, Henk Hendrikse, Hans Jongepier, Jan Kuipers, Josien Pootjes, Albert Scheffers, Wim Scholten, Veronique De Tier, Truus Trimpe Burger-Mekking, Jeroen Vermeersch en Janneke de Wit
ISSN 2352-4766 Losse verkoopprijs € 4,50 (alleen aan balie SCEZ) Donateurs van de SCEZ ondersteunen het erfgoed in Zeeland. Dat kan al voor 14 euro per jaar. Meer weten? Kijk op www.scez.nl/donateur
MOnuMENTaal Nationale Museumweek 16-24 april 2016 Ons echte /goud\ Dichterbij dan je denkt! In april staan de Nederlandse musea een hele week lang in de schijnwerpers tijdens de Nationale Museumweek. Ze tonen hun (gouden) pronkstukken en hun nieuwe aanwinsten en willen zo veel mogelijk mensen laten kennismaken met hun prachtige museumcollecties. In Zeeland concentreren de activiteiten zich in het weekend van 16 en 17 april. Op de website www.zeeuwseankers.nl zijn de Zeeuwse activiteiten te raadplegen. Elk museum, elke collectie toont ons een deel van een geweldige rijkdom, ons echte goud! Een enorm cultureel kapitaal, dat van ons allemaal is. Een voorbeeld van een indrukwekkend gouden pronkstuk is het vergulde beeld van Karel V in Historisch Museum De Bevelanden in Goes. In veel overheidsgebouwen is tegenwoordig een portret van koning Willem-Alexander te vinden. Hoewel dit niet verplicht is, stelt men prijs op zijn beeltenis als symbool van goed bestuur. Ook het met bladgoud vergulde beeldje van Karel V was zo’n symbool. Het werd rond 1550 gemaakt en stond boven de ingang van het stadhuis van Goes: “Boven de deur van het stadthuis staet het
Zeeuws Erfgoed
Restaurator Arnold Truyen van SRAL (Stichting Restauratie Atelier Limburg) restaureerde in 2007 het beeld voor het project Zeeuws Behout van de Stichting Steunfonds voor de Zeeuwse Musea.
beelt van keizer Karel voerende den rijksappel of werelt-kloot en het zwaert.” Bij een renovatie in 1771 werd het verwijderd. Inmiddels zijn rijksappel en zwaard verdwenen en is een deel van het beeld beschadigd. Omdat bij de restauratie in 2007 niet voldoende duidelijk is geworden hoe het - in het verleden - afgebroken handje oorspronkelijk aan de romp vastzat, is besloten de ‘aanheling’ alleen middels een verbindingspen tot stand te brengen. Het beeld met een afmeting van 59 x 26,5 x 18 centimeter is te bezichtigen in het Historisch Museum De Bevelanden in Goes (expositieruimte Stad Goes). Meer over het beeld op zeeuwseankers.nl.
31 maart 2016 | 01
MOnuMENTaal
(foto Historisch Museum De Bevelanden)