Gemeente Amsterdam Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties
Wonen in Amsterdam 2013 Eerste resultaten December 2013
Centraal in het onderzoek Wonen in Amsterdam staat de verhouding tussen de woningmarktsegmenten en de inkomensgroepen. Het aandeel koopwoningen neemt toe (31,5% in 2013), terwijl het aandeel goedkope en betaalbare huurwoningen afneemt. Deze ontwikkeling sluit aan bij de voornemens uit de woonvisie en het programakkoord. De huurquoten zijn, ook na verrekening van de huurtoeslag, gestegen. De huren zijn sneller gestegen dan het inkomen en de huurtoeslag compenseert dat verschil niet volledig. Huurders met huurtoeslag betalen in 2013 28% van hun inkomen aan huur. In corporatiewoningen steeg de huur gemiddeld met € 39 (+10%), in de particuliere huursector met € 94 (+16%). Het gemiddelde inkomen stijgt met € 97 in de jaren 2011-2013, een grotere stijging dan in de twee jaar ervoor. De economische cijfers zijn voor Amsterdam iets beter dan de landelijke, tegelijkertijd houdt Amsterdam meer midden- en hogere inkomens vast die traditioneel de stad verlaten. Het aandeel huishoudens met een inkomen tot € 34.229 neemt licht af (47,9% in 2013). De groep met hoge inkomens groeit naar 23,1% in 2013. De verdeling naar inkomensgroepen en woningmarktsegmenten groeit naar elkaar toe. De groei van het middensegment die na 2009 plaatsvond wordt teniet gedaan door economische laagconjunctuur. De betaalbaarheidskwestie leidt tot aanpassing van de grenzen voor middensegment en duur segment. Meer woningen vallen hierdoor in het dure segment. 1
Blijvende groei aandeel koopwoningen Figuur 1 - Woningvoorraad naar eigendom 2001
2003
2005
2007
2009
2011
2013
72.000
80.000
89.800 102.500 112.500 119.100 125.100
Aantallen Koopwoningen Corporatiehuur Particuliere huur Totaal
206.000 206.000 202.500 192.100 192.240 186.500 182.700 93.000
89.000
83.800
84.700
84.740
88.900
89.200
371.000 375.000 376.100 379.300 389.480 394.500 397.000
Percentages Koopwoningen
19,4 %
21,3 %
23,9 %
27,0 %
28,9 %
30,2 %
31,5 %
Corporatiehuur
55,5 %
54,9 %
53,8 %
50,6 %
49,4 %
47,2 %
46,0 %
Particuliere huur
25,1 %
23,7 %
22,3 %
22,3 %
21,8 %
22,6 %
22,5 %
Totaal
100 %
100 %
100 %
100 %
100 %
100 %
100 %
Figuur 2 - Ontwikkeling eigendomssituatie voorraad 400.000 350.000 Koopwoningen 300.000 250.000
Begin 2013 bestond de woningvoorraad uit 397.000 zelfstandige woningen, dat is een toename van 2.500 woningen sinds 2011. Die groei is gering ten opzichte van voorgaande jaren. Dat werd verwacht omdat de economische en woningmarkt crisis het bouwprogramma aanzienlijk deed inkrimpen en het programma voor de stedelijke vernieuwing gericht werd op de focusgebieden. In Amsterdam groeide de koopsector in de jaren 2011-2013 met bijna 6.000 woningen, ofwel 1,3 procentpunt. Inmiddels is 31,5% van de totale woningvoorraad eigen woningbezit. De groei van de koopsector is groter dan de toename van de totale woningvoorraad omdat er huurwoningen worden verkocht. Door onder meer verkoop slonk de corporatiesector met bijna 4.000 woningen. Deze sector omvat nu 46% van de totale voorraad. De particuliere huur sector bleef in omvang gelijk (300 woningen erbij, percentueel stabiel op 22,5%).
Particuliere huur
De groei van de koopsector is het sterkst in de stadsdelen waar het aandeel iets lager ligt dan het stedelijk gemiddelde, met als gevolg dat het aandeel koopsector steeds kleinere verschillen vertoont (29% in de stadsdelen West en Noord, 36% in stadsdeel Centrum).
200.000 150.000 Corporatiehuur 100.000 50.000 0 2001
2003
2005
2007
2009
2011
2013
Figuur 3 - Aandeel koopwoningen per stadsdeel
2007
2009
2011
2013
Centrum
34,8 %
35,7 %
33,8 %
35,5 %
West
22,4 %
25,3 %
27,1 %
28,9 %
Nieuw-West
28,7 %
30,7 %
31,6 %
32,4 %
Zuid
28,8 %
29,8 %
31,3 %
32,0 %
Oost
27,2 %
28,6 %
31,7 %
32,4 %
Noord
21,7 %
24,0 %
26,6 %
29,1 %
Zuidoost
25,0 %
27,2 %
28,1 %
30,0 %
Amsterdam
27,0 %
28,8 %
30,2 %
31,5 %
2
Afname aandeel goedkope huurwoningen Figuur 4 - Verdeling huurwoningenvoorraad naar huurklassen Prijspeil 2013
2005
2007
2009
2011
2013
Aantallen Goedkope huur
173.800
157.250
145.450
130.300
111.400
Betaalbare huur 425 t/m 561
78.300
82.000
89.500
89.600
89.500
Betaalbare huur 561 t/m 681
16.300
16.350
18.300
21.950
29.900
Middeldure huur 681 t/m 1077
14.300
16.000
17.350
23.250
26.250
3.700
5.200
6.350
10.300
14.850
Totale huurvoorraad
286.400
276.800
276.950
275.400
271.900
Totale voorraad
376.100
379.300
389.230
394.500
397.000
Dure huur
t/m € 425
vanaf € 1077
Percentages Goedkope huur
46,2 %
41,5 %
37,4 %
33,0 %
28,1 %
Betaalbare huur 425 t/m 561
t/m € 425
20,8 %
21,6 %
23,0 %
22,7 %
22,6 %
Betaalbare huur 561 t/m 681
4,3 %
4,3 %
4,7 %
5,6 %
7,5 %
Middeldure huur 681 t/m 1077
3,8 %
4,2 %
4,5 %
5,9 %
6,6 %
Dure huur
1,0 %
1,4 %
1,6 %
2,6 %
3,7 %
76,1 %
73,0 %
71,2 %
69,8 %
68,5 %
vanaf € 1077
Totale huurvoorraad
Deeltabel met grens voor de dure huursector op € 930
2013
De transformatie van de huurwoningen voorraad naar een geringer aandeel goedkope huurwoningen en naar een toe nemend aandeel betaalbare, middeldure en dure huurwoningen is in 2013 voortgezet. Voor de vergelijking met de inkomensgroepen moeten twee huurprijsgrenzen gevolgd worden: t/m € 561 en t/m € 665. Voor woningen t/m € 665 (rekenhuur € 681) is het mogelijk om huurtoeslag te krijgen, maar alleen voor het huurbedrag t/m € 561 (rekenhuur € 575) wordt huurtoeslag berekend. Voor elke euro boven dat bedrag krijgt de huurder geen toeslag. Het aandeel huurwoningen met een huur t/m € 561 daalde in de periode 20052013 elke twee jaar met ongeveer vier procentpunten: van respectievelijk 67%, 63%, 60%, 56% naar 51%. De laatste twee jaar was deze trend iets sterker.
Aantallen Middeldure huur 681 t/m 930
19.300
Dure huur
vanaf € 930
21.800
Middeldure huur 681 t/m 930
4,9 %
Dure huur
5,5 %
Percentages vanaf € 930
De goedkope plus betaalbare huur woningenvoorraad (t/m € 665) daalde in deze jaren van 71%, 67%, 65%, 61% naar 58%. Het middeldure en dure huursegment bij elkaar opgeteld is in de jaren 2005-2013 geleidelijk gegroeid van 4,8% naar 10,4%. De grootste groei doet zich voor in de koopsector. De bovengrens van de middeldure huur sector is bepaald op € 1.077. Dat bedrag is vanuit 2005 doorgeïndexeerd. Momenteel wordt een bedrag van € 930 als bovengrens van de middeldure huursector realistisch gevonden. Van de woningvoorraad valt 4,9% in de huurklasse € 665- 930 (6,6% als de grens bij € 1.077 ligt). Het middeldure huursegment is hiermee ruim 7.000 woningen kleiner (1,7 procentpunt). Het dure segment groeit hierdoor met deze getallen.
Figuur 5 - Verdeling huurwoningenvoorraad per stadsdeel T/m € 425 425 t/m 561 561 t/m 665 2011 2013
2011 2013
2011 2013
Centrum
33
29
17
18
3
West
45
39
19
19
Nieuw-West
29
24
24
24
Zuid
32
27
18
Oost
31
27
Noord
31
Zuidoost
24
Amsterdam
33
> € 665
Koop
2011 2013
2011 2013
5
12
13
34
36
4
5
7
10
6
8
27
29
8
10
32
19
6
32
7
13
15
31
24
24
5
32
7
8
11
32
32
27
31
28
18
33
32
8
9
4
6
27
29
9
13
6
8
28
28
23
23
30
6
8
9
11
30
32
De stedelijke trend, een afnemend aandeel goedkope en betaalbare huurwoningen, doet zich in alle stadsdelen voor. De groot ste afname van het aandeel goedkope huurwoningen (t/m € 425) vindt plaats in stadsdeel West, een daling van 5 procent punten in de afgelopen twee jaar. West blijft echter wel koploper met 39% goedkope huurwoningen. Het laagste aandeel goedkope huurwoningen is te vinden in Zuidoost (18% in 2013).
3
Maar hier is juist de betaalbare huursector (de twee categorieën tussen € 425 en € 665) de grootste ten opzichte van de andere stadsdelen (31%+13% =44%). In alle stadsdelen behalve Noord is dit betaalbare segment licht gegroeid, in Amsterdam als geheel van 28% naar 30%.
Figuur 6 - Gemiddelde kale huurprijs naar huursector, 1997-2013 € 700 € 650 € 600
Het aandeel huurwoningen boven € 665, is in alle stadsdelen gegroeid. Zuid (15%) en Centrum (13%) hebben het hoogste aandeel huur boven € 665 en inmiddels ligt dat percentage in Oost op het stedelijk gemiddelde van 11%.
€ 550 € 500 € 450 € 400 € 350 € 300 € 250 1997
1999
2001
2003
Corporatiehuur
2005
2007
2009
Particuliere huur
2011
2013
Alle huurwoningen
Figuur 7 - Aandeel vrije huursector in de particuliere huur en corporatiehuur
2007
2009
2011
2013
Particuliere huur
21,5%
22,9%
31,4%
36,7%
Corporatie huur
1,6%
2,2%
3,0%
4,9%
Totale huur
7,7%
8,5%
12,2%
15,3%
De gemiddelde kale huur van corporatie woningen en particuliere huurwoningen is verder uit elkaar gaan lopen. In 2013 ligt de gemiddelde kale huur van zelfstandige huurwoningen op € 523. Dit is € 55 hoger dan in 2011. De gemiddelde huur van corporatiewoningen bedroeg € 453, die van particuliere huurwoningen € 690. In 2013 liggen de huren van corporatiewoningen € 39 (+10%) hoger dan in 2011, de huren van particuliere huurwoningen liggen € 94 (+16%) hoger dan in 2011. In de jaren 2007-2013 is het percentage vrije sector huur gestegen van 7,7% van de totale huursector naar 15,1%. In de corporatiesector ging het aandeel vrije huursector van 1,6% naar 4,9% en in de particuliere huursector van 21,5% naar 36,0%.
Huurquoten Figuur 8 - Netto huurquoten van huurders met en zonder huurtoeslag 2009
2011
2013
Met huurtoeslag
25,0%
26,7%
28,0%
Zonder huurtoeslag All huurders
23,0% 24,0%
24,5% 25,2%
26,4% 26,9%
4
In 2011 steeg de netto huurquote voor het eerst sinds jaren van 24% naar 25%. Die trend heeft zich naar 2013 sterk doorgetrokken. Het rijksbeleid ten aanzien van huren heeft in 2013 duidelijke contouren gekregen. Doordat de huren sneller stegen dan de inkomens is de netto huurquote gestegen naar 27%. Huurders die huurtoeslag ontvangen zouden 41% van hun inkomen aan huur betalen als de huur toeslag niet bestond. Met verrekening van de huurtoeslag betalen deze huishoudens 28% van hun inkomen aan huur. De huurquoten van huurders die geen huurtoeslag ontvangen liggen een fractie lager (26%) omdat hun inkomens hoger zijn.
Vasthouden van huishoudens met een stijgend inkomen Figuur 9 - Gestandaardiseerd besteedbaar huishoudensinkomen in Nederland en netto maandinkomen in Amsterdam volgens WiA
Jaarinkomen Nederland
€ 23.000
22.800
€ 2.500 2.489
€ 2.400
2.392
€ 22.000
2.356
21.400
€ 21.000
20.600
€ 20.000 € 19.000
€ 2.600
23.400 23.300 23.200 23.300
19.700
€ 2.300 € 2.200
2.198
20.200 19.800
€ 2.100 2.059
19.100
€ 2.000 € 1.900
1.931
€ 18.000
Maandinkomen Amsterdam
€ 24.000
€ 1.800
17.500
€ 17.000
1.736
2001
€ 1.700 2003
2005
2007
2009
Nederland
2011
2013
Amsterdam (WiA)
Bij het gestandaardiseerd besteedbaar inkomen wordt het inkomen van huis houdens van verschillende grootte en samenstelling vergelijkbaar gemaakt. Voor de eeuwwisseling lag het Amsterdamse gestandaardiseerde besteedbare huishoudinkomen op ca. 93% van het Nederlandse niveau, na de eeuwwisseling op ongeveer 98% (98,3% in 2010). Voor Nederland (in de grafiek) is een recenter cijfer beschikbaar dan voor Amsterdam.
Figuur 10 - Verdeling naar zes inkomensgroepen in Amsterdam
31,8
Het gemiddelde inkomen van Amsterdammers trekt weer aan. In de jaren 2001-2009 werd elke twee jaar van een WiA-meting ca. € 150 inkomensvooruitgang geboekt, maar in 2011 was dit tot € 36 gereduceerd. Tussen 2011 en 2013 is het inkomen met € 97 gegroeid. Iets meer inkomensgroei ten opzichte van 2009-2011 lijkt vreemd omdat de werkloosheid in de tussentijd verder is opgelopen. Maar de economische cijfers van Amsterdam tekenen zich ook tijdens de recessie positief af ten opzichte van de landelijke. Een andere trend is dat de huishoudens die zich in de fase van gezins opbouw en inkomenscarrière bevinden in geringere mate de stad verlaten. De recessie speelt hierin een rol, maar ook de toegenomen voorkeur voor stedelijk wonen. Amsterdam houdt hierdoor (al dan niet tijdelijk) meer huishoudens vast met een groeiend inkomen. De trend in het gemiddelde inkomen is zichtbaar in de vulling van de inkomensklassen. De groep lage inkomens is tussen 2009 en 2011 een procentpunt gegroeid, maar is in 2013 weer bijna een procentpunt kleiner geworden. De sterke dalingstendens van het begin van de eeuw keert hiermee echter niet terug. De inkomensgroep die daarboven ligt, (tot de EU-grens van € 34.229) is ook een procentpunt kleiner geworden. De gezamenlijke inkomensgroep tot aan de EU-grens omvat in 2013 48% van alle huishoudens, in 2009 en 2011 lag dit nog rond 50%.
35% 30%
23,1
25% 20%
16,2 14,2
14,8
15% 10% 5% 0% Lage
Laag -
EU-grens -
€ 43.785 -
> 2x
inkomens
EU-grens
€ 43.785
2 x modaal
modaal
2005
2007
2009
2011
2013
De inkomensgroep tussen € 34.229 (de EU-grens) en € 43.785 groeit met twee procentpunten naar 14%. Deze voor de woningmarkt belangrijke groep (geen aanspraak op een sociale huurwoning en een te laag inkomen voor de koopsector), telt momenteel 55.400 huishoudens. De groep van € 43.785 tot 2x modaal werd iets kleiner dan in voorgaande jaren (van 17% naar 15%), maar dat komt ook doordat de grens van het modale inkomen iets lager kwam te liggen dan in voorgaande jaren. De hoogste inkomensgroep, boven 2x modaal, groeit tussen 2011 en 2013 met bijna twee procentpunten en ligt in 2013 op 23%. Ook hier speelt de verlaging van het modale inkomen en dus ook van 2x modaal een rol.
5
Woningvoorraad en inkomensgroepen met elkaar vergeleken Na de inkomensontwikkeling en de trend in de woningvoorraad naar prijssegmenten kunnen beide naast elkaar gelegd worden. De eerste manier is om het aandeel huishoudens met lage inkomens te vergelijken met de voorraad huurwoningen met een huur t/m € 561 (rekenhuur € 575). Dit percentage subsidiabele woningen slonk in de periode 2005-2013 van 67% naar 50%. Het aandeel lage inkomens is in deze jaren geslonken van 35% naar 32%. Het verschil tussen beide percentages werd geleidelijk kleiner, maar is in 2013 nog altijd bijna 19 procentpunten. Door het besluit van de Europese Unie in 2011 worden in 2013 corporatiehuur woningen t/m € 665 (rekenhuur € 681) voor 90% gereserveerd voor huishoudens met een inkomen t/m € 34.229. Dat levert de tweede vergelijking van woningvoorraad en
Figuur 11 - Vergelijking inkomensgroepen en woningmarktsegmenten+ Inkomensgroepen
2005
2007
2009
2011
2013
Lage inkomens
35,2
33,2
31,5
32,5
31,8
Laag tot EU-grens
19,7
19,9
18,7
17,1
16,2
EU-grens tot € 43.785
12,0
12,6
11,9
12,2
14,2
€ 43.785 - 2x modaal
16,8
15,7
16,9
16,8
14,8
> 2x modaal
Woningmarktsegmenten
16,4
18,6
21,0
21,4
23,1
100%
100%
100%
100%
100%
2005
2007
2009
2011
2013
Oude grenzen voor middeldure en dure segment Huur t/m € 425
46,2
41,5
37,4
33,0
28,1
Huur t/m € 561
20,8
21,6
23,0
22,7
22,6
Huur t/m € 665 en koop t/m € 151.400
6,3
7,7
6,2
7,5
10,4
Huur t/m € 1.077 en koop t/m € 261.000
16,0
16,2
15,4
19,3
20,6
Huur > € 1.077 en koop > € 261.000
10,7
13,0
18,0
17,5
18,5
100%
100%
100%
100%
100%
Nieuwe grenzen voor middeldure en dure segment Huur t/m € 425
28,1
Huur t/m € 561
22,6
Huur t/m € 665 en koop t/m € 147.000
9,9
Huur t/m € 930 en koop t/m € 226.000
15,5
Huur > € 930 en koop > € 226.000
24,0 100%
6
inkomensgroepen op. Het aandeel huurwoningen t/m € 661 aangevuld met betaalbare koopwoningen (tot € 151.400) is in de periode 2005-2013 eveneens geslonken, van 74% naar 61%. Het verschil tussen beide is geleidelijk kleiner geworden en in 2013 op 13 procentpunten uitgekomen. Het middeldure segment met huurwoningen tussen € 665 en € 1.077 en koopwoningen tussen € 151.400 en € 261.000 groeit met 1,4 procentpunt naar 20,6% en ook het dure segment groeit één procentpunt (naar 18,5%). De economische laagconjunctuur die inmiddels vijf jaar duurt, maakt het echter nodig om op een andere manier naar de woningmarktsegmenten te kijken. De grens tussen het middeldure en dure huursegment werd in het traject van de gemeentelijke woonvisie voor het jaar 2005 vastgesteld op € 932 en de jaren daarna geïndexeerd tot € 1.077 in 2013. In 2011 werd met de afspraken voor Bouwen aan de Stad II de grens weer teruggezet op € 930 en die grens lijkt ook voor 2013 een realistische scheidslijn tussen middelduur en duur. Ook in de koopsector is er alle aanleiding om de grenzen tussen de segmenten te verlagen. Hypotheekmogelijkheden en leencapaciteit zijn door de banken verschraald, veel huishoudens hebben een breuk in hun inkomensontwikkeling of baanzekerheid. Met de huidige normen voor de Nationale Hypotheekgarantie liggen de grenzen in 2013 voor het middeldure en dure koopsegment bij € 147.000 en € 226.000 in plaats van € 151.400 en € 261.000 in vorige jaren. Het onderste deel van figuur 11 bevat de percentages voor de woningmarktsegmenten volgens deze verlaagde grenswaarden. Een aanzienlijke verandering is er in het middensegment. Met 15,5% is het aandeel van dit segment met deze nieuwe definitie weer terug op dat in de jaren 2005-2009. Daarnaast maakt het dure segment een duidelijke sprong, het omvat volgens deze grenzen 24% van de totale woningvoorraad.
Definities huur- en koopprijssegmenten Tot 2007 werd er nog gesproken van ‘kernvoorraad’ en ‘kernvoorraadplus’. In de jaren daarna werden in de afspraken tussen de gemeente Amsterdam en woningcorporaties (Bouwen aan de Stad) ‘aanbiedingsafspraken’ geïntroduceerd. In deze aanbiedingsafspraken worden huurwoningen met een kale huur € 561 (prijspeil eerste helft 2013, komt overeen met rekenhuur € 575) als uitgangspunt genomen. Dit bedrag staat voor de vergunningplichtige huurwoningen. De voormalige kernvoorraad wordt tegenwoordig ‘goedkope huur’ genoemd (< € 425). De grootte van de woning speelt daarbij geen rol meer. ‘Betaalbare huur’ is het segment tussen € 425 en € 665. Dat is de maximale huur waarvoor Individuele huursubsidie mogelijk is. Binnen de betaalbare huur wordt op € 561 een subcategorie gevormd. Boven de € 665 begint de vrije sector huur, huren boven de € 1.077 worden aangeduid met ‘dure huur’. In 2013 wordt de grens tussen middeldure en dure huur weer teruggeplaatst naar € 930, dat is het bedrag dat zowel voor 2005 als 2011 in beleidsdocumenten genoemd werd. De eurobedragen voor koopwoningen in de drie betreffende woningmarktsegmenten zijn in 2013 verlaagd. Dalende prijzen op de koopwoningenmarkt en strengere inkomenseisen bij hypotheekverstrekking zorgen voor een trendbreuk. Voor de nieuwe grenzen is informatie gebruikt van de hypotheeklastencalculator.nl bij bepaling van een hypotheek met Nationale Hypotheekgarantie. De grens van de goedkope koopsector is in 2013 bepaald op € 147.000 (in 2009 en 2013 op € 151.400). De grens tussen middeldure en dure koopwoningen ligt in 2013 op € 226.000 (in 2009 en 2011 op € 261.000).
Definities Inkomensklassen De inkomensklassen zijn in 2013 licht aangepast ten opzichte van voorgaande jaren. De door de Europese Unie en de rijksoverheid sinds 2011 gehanteerde inkomensgrens waarbinnen 90% van de huishoudens in aanmerking komt voor een sociale huurwoning ligt in 2013 op € 34.229. De in dat jaar geïntroduceerde inkomensgrens € 43.000 voor het opleggen van boven trendmatige huurverhoging ligt inmiddels op € 43.785. De grens van het lage inkomen is ten opzichte van voorgaande jaren licht aangepast. Voor het modale inkomen wordt het CBS gevolgd, de grens van het modale inkomen (en dus ook 1,5 x modaal en 2x modaal) ligt in 2013 iets lager dan in 2011. Lage inkomens 1 persoonshuishoudens Lage inkomens meerpersoonshuishoudens Lage inkomens tot EU-grens (€ 34.229) EU-grens tot € 43.785 € 43.785 tot 1,5 x modaal 1,5 - 2x modaal Hoge inkomens
Netto per maand Tot en met € 1.330 Tot en met € 1.680 Tot en met € 1.980 € 1.980 t/m € 2.480 € 2.480 t/m € 2.710 € 2.710 t/m € 3.360 Hoger dan € 3.360
7
Achtergrond Het tweejaarlijkse onderzoek Wonen in Amsterdam (WiA) is een belangrijke graadmeter voor het Amsterdamse Woonbeleid: hoe ontwikkelt de voorraad zich naar prijsniveau, hoeveel hebben bewoners te besteden, hoe oordelen zij over hun woning en woonomgeving en wat zijn hun woon- en verhuiswensen? In het voorjaar 2013 werd dit onderzoek voor de tiende keer gehouden. In 2013 werd het onderzoek voor het eerst ook uitgevoerd in de gemeenten van de Stadsregio Amsterdam en enkele gemeenten daarbuiten (Metropoolregio Amsterdam). Voor het Amsterdamse gedeelte zijn dienst WZS, de gezamenlijke corporaties en de Amsterdamse stadsdelen de opdrachtgever. Bureau Onderzoek en Statistiek (O+S) voert de dataverzameling uit. Dat heeft geresulteerd in 18.920 ingevulde vragenlijsten. Dienst WZS heeft vervolgens de gegevens in het door O+S geleverde onderzoeksbestand gecontroleerd en waar nodig gecorrigeerd. In het rapport ‘Stand van zaken’ worden de inkomens-, huur- en koopgrenzen toegelicht. In het onderzoek Wonen in Amsterdam rapporteren we over de zelfstandige woningvoorraad. Naast zelfstandige woningen zijn er onzelfstandige eenheden waar mensen wonen, woonboten, verpleeg- en verzorgingstehuizen waar mensen verblijven, gevangenissen, en overige woonruimten. Bewoners van deze woonruimtes zijn niet geënquêteerd. Colofon Gemeente Amsterdam Dienst Wonen, Zorg en Samenleven Postbus 1900, 1000 BX Amsterdam
Er is een discrepantie tussen de uitkomst van WiA en de officiële statistiek, vooral wat betreft de omvang van het aantal koopwoningen en het aantal particuliere huurwoningen. Deze discrepantie heeft te maken met definities.
www.amsterdam.nl/wonen Auteur: Kees Dignum Vormgeving: Arie de Zeeuw
8
De dienst WZS en de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties rapporteren in verschillende rapporten en factsheets over de uitkomsten. In dit factsheet presenteert dienst WZS de eerste resultaten op het thema inkomensgroepen en woningmarktsegmenten.