Wet stimulering arbeidsparticipatie Op 1 januari 2009 is de Wet stimulering arbeidsparticipatie (STAP) in werking getreden (Stb. 2008, 590 en 591). In deze wet wordt een aantal wijzigingen met betrekking tot de participatieplaatsen[1] geregeld. Wijzigingen die ervoor moeten zorgen dat uitkeringsgerechtigden nog beter worden toegerust voor de arbeidsmarkt en die regelen dat het UWV voor zijn uitkeringsgerechtigden ook over de participatieplaatsen kan beschikken. Zo wordt in deze wet geregeld dat uitkeringgerechtigden zonder startkwalificatie na 6 maanden op een participatieplaats scholing of opleiding aangeboden krijgen tenzij dit naar het oordeel van B&W niet bijdraagt aan de arbeidsmarktkansen. Het is aan het oordeel van gemeenten of scholing bijdraagt aan de arbeidsmarktkansen, gemeenten mogen zelf bepalen welke scholing zij aanbieden. De uitkeringsgerechtigde op een participatieplaats heeft na zes maanden en vervolgens iedere zes maanden recht op een premie[2], tenzij hij onvoldoende meewerkt aan de arbeidsinschakeling. Met de Wet STAP is het mogelijk gemaakt om de premie tweemaal per jaar te verstrekken. De gemeenteraad legt de regels over de premie vast in een verordering. In deze verordening moet in ieder geval rekening worden gehouden met de hoogte van de premie die bij de participatieplaats wordt toegekend, in relatie tot de armoedeval. Ook de regels met betrekking tot scholing moeten in een verordening worden vastgelegd. U heeft tot 1 april 2009 de tijd om deze verordeningen op te stellen of de bestaande re-integratieverordening aan te passen aan deze wijzigingen. In de Wet STAP wordt geregeld dat ook UWV de participatieplaats in kan zetten voor zijn uitkeringsgerechtigden. De uitvoering hiervan ligt in de handen van gemeenten.
-------------------------------------------------------------------------------[1] Stb. 284 en 285. [2] Het gaat hier om de premie zoals bedoeld in artikel 31, tweede lid onderdeel j van de WWB.
Participatieplaatsen Waarom is er gekozen voor een wettelijke basis voor de participatieplaatsen? Gemeenten willen ook het moeilijkste deel van hun bijstandsgerechtigden perspectief bieden. Uit gesprekken met gemeenten blijkt dat gemeenten onvoldoende houvast hebben om deze mensen optimaal te kunnen helpen. Gemeenten zijn terughoudend om uitkeringsgerechtigden een langere periode te laten werken met behoud van uitkering omdat zij huiverig zijn voor het risico van een arbeidsovereenkomst. In het per 18 juli jl. in werking getreden artikel 10a van de WWB worden de kaders van de participatieplaatsen (werken met behoud van uitkering) beschreven waaraan moet worden voldaan wil er geen sprake zijn van een arbeidsovereenkomst. Deze kaders hebben onder meer betrekking op de duur van de activiteiten en het begrip addionaliteit. Het is aan de gemeente om invulling te geven aan de participatieplaatsen.
Voor wie zijn de participatieplaatsen bedoeld? Participatieplaatsen zijn bedoeld voor mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt die wel het perspectief hebben dat zij met langere begeleiding weer inzetbaar zijn in reguliere arbeid. Omdat participatieplaatsen zijn bedoeld voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt ligt het voor de hand dat wordt gezocht naar werkzaamheden die passen bij de vaardigheden van deze mensen. Deze werkzaamheden kunnen van velerlei aard zijn en dienen nuttig te zijn voor de ontwikkeling van betrokkene richting de reguliere arbeidsmarkt. Daarbij kunnen deze activiteiten tevens van nut zijn voor de samenleving.
Wanneer mag ik een participatieplaats inzetten? In het per 18 juli jl. in werking getreden artikel 10a van de WWB worden de kaders van de participatieplaatsen (werken met behoud van uitkering) beschreven waaraan moet worden voldaan wil er geen sprake zijn van een arbeidsovereenkomst Er moet sprake zijn van re-integratie. De toenadering tot de arbeidsmarkt staat voorop; de uitkeringsgerechtigde moet baat hebben bij het opdoen van werkervaring of tijd nodig hebben om te wennen aan werkgerelateerde aspecten, zoals regelmaat. Het moet gaan om een additionele functie. Dat wil zeggen een speciaal gecreëerde functie of een al bestaande functie die een uitkeringsgerechtigde alleen met speciale begeleiding kan verrichten. Wat is eigenlijk een additionele functie? Een functie is niet per definitie regulier of additioneel. Het gaat om de wijze waarop activiteiten worden verricht binnen een bepaalde functie. Een functie
die binnen een organisatie niet regulier voorkomt, kan met ondersteuning vanuit de organisatie en de gemeente als additioneel worden gecreëerd voor inzet als participatieplaats. Van een functie die binnen een organisatie regulier voorkomt, kan een additionele functie voor inzet als participatieplaats worden gemaakt, mits bovenformatief en alleen met speciale begeleiding te verrichten. Het is in de eerste plaats aan het college om te bewaken dat het gaat om additionele in plaats van formele arbeidsplaatsen. Aan de gemeenteraad is het om dit te bewaken vanuit de verhouding tot het college en als verantwoordelijke voor de gemeentelijke re-integratieverordening. Ook de organisatie die de participatieplaats beschikbaar stelt en de belanghebbende, alsmede de betrokken werkgevers- en werknemersvertegenwoordigers hebben hierin een rol.
Scholing Waarom moet ik scholing of opleiding inzetten bij een participatieplaats? Het is bekend dat mensen met een startkwalificatie een veel betere positie hebben en houden op de arbeidsmarkt. Daarom krijgen uitkeringgerechtigden zonder startkwalificatie nadat zij 6 maanden werken op een participatieplaats scholing of opleiding aangeboden tenzij dit naar het oordeel van B&W niet bijdraagt aan de arbeidsmarktkansen. Wanneer moet ik scholing of opleiding inzetten bij een participatieplaats? Uitkeringgerechtigden zonder startkwalificatie moeten na 6 maanden werken op een participatieplaats scholing of opleiding worden aangeboden tenzij dit naar het oordeel van B&W niet bijdraagt aan de arbeidsmarktkansen. Het wetsvoorstel stelt geen eisen aan de inhoud, de duur of de hoogte van de scholing of opleiding. De gemeenteraad stelt bij verordening regels met betrekking tot de scholing of opleiding. Deze regels kunnen onder meer betrekking hebben op het type scholing of opleiding dat wordt ingezet in relatie tot de afstand tot de arbeidsmarkt. Het is aan het oordeel van gemeenten of scholing bijdraagt aan de arbeidsmarktkansen en gemeenten mogen zelf bepalen welke scholing zij aanbieden. Waarom geldt de verplichting om scholing of opleiding in te zetten pas vanaf 6 maanden? Gemeenten zetten ook andere vormen van werken met behoud van uitkering in. Een veelgebruikte variant is de zogenaamde ‘work first’ waarbij het werken met behoud van uitkering wordt ingezet als diagnose-instrument. Daarbij wordt met behulp van het instrument bekeken welke vervolgactiviteiten moeten worden ingezet. Het is niet wenselijk dat
gemeenten als onderdeel van de diagnose scholing of opleiding in moeten zetten. Waarom krijgen de gemeenten niet de verplichting om voor alle uitkeringsgerechtigden scholing of opleiding in te zetten? Documentindex Dit is geen effectieve inzet van re-integratiemiddelen Gemeenten moeten maatwerk toepassen om goed te kunnen inspelen op de situatie op de lokale en regionale arbeidsmarkt. Het staat gemeenten natuurlijk vrij om alle uitkeringsgerechtigden scholing of opleiding aan te bieden.
Premie Waarom moet een gemeente een premie geven aan een uitkeringsgerechtigde op een participatieplaats? Van uitkeringsgerechtigden op een participatieplaats wordt een langer durende inspanning gevraagd. Het kabinet vindt het daarom belangrijk dat een uitkeringsgerechtigde na zes maanden werken op een participatieplaats en vervolgens iedere zes maanden een premie ontvangt. Dit hoeft niet als iemand naar het oordeel van het college onvoldoende heeft meegewerkt. Wanneer moet ik een premie geven aan een uitkeringsgerechtigde op een participatieplaats? De gemeente moet uitkeringsgerechtigden na 6 maanden werken op een participatieplaats en vervolgens iedere 6 maanden een premie geven tenzij de uitkeringsgerechtigde naar het oordeel van het college onvoldoende heeft meegewerkt. De gemeenteraad stelt bij verordening regels over de premie aan uitkeringsgerechtigden op een participatieplaats. Tijdens de behandeling in de TK is een amendement aangenomen dat regelt dat de gemeenteraad in de verordening rekening houdt met de armoedeval. Daarnaast is het de bedoeling dat degene voor wie de werkzaamheden worden verricht (werkgever) na het eerste jaar een vergoeding betaalt aan het college die overeen komt met de hoogte van de premie. Hoe hoog is de premie? Voor de hoogte van de premie is aangesloten bij het bestaande premieinstrument binnen de WWB en dit is maximaal € 2.229,00 per jaar (bedrag per 1 januari 2010) [1]. Tijdens de behandeling in de TK is een amendement aangenomen dat regelt dat de gemeenteraad in de verordening met betrekking tot de premie rekening houdt met de armoedeval.
-------------------------------------------------------------------------------[1] Het gaat hier om de premie zoals bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel j van de WWB.
Waarom geldt de verplichting om premie in te zetten pas vanaf 6 maanden? Gemeenten zetten ook andere vormen van werken met behoud van uitkering in. Een veelgebruikte variant is de zogenaamde ‘work first’ waarbij het werken met behoud van uitkering wordt ingezet als diagnose-instrument. Daarbij wordt met behulp van het instrument bekeken welke vervolgactiviteiten moeten worden ingezet. Het is niet wenselijk dat gemeenten als onderdeel van de diagnose premie in moeten zetten.
Verordening Om wat voor werk gaat het? Het kan om allerlei soorten werk gaan. Omdat participatieplaatsen zijn bedoeld voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt ligt het voor de hand dat wordt gezocht naar werkzaamheden die passen bij de vaardigheden van deze mensen. Deze werkzaamheden kunnen van velerlei aard zijn en dienen nuttig te zijn voor de ontwikkeling van betrokkene richting de reguliere arbeidsmarkt. Daarbij kunnen deze activiteiten tevens van nut zijn voor de samenleving. Een functie is niet per definitie regulier of additioneel. Het gaat om de wijze waarop activiteiten worden verricht binnen een bepaalde functie. Een functie die binnen een organisatie niet regulier voorkomt, kan met ondersteuning vanuit de organisatie en de gemeente als additioneel worden gecreëerd voor inzet als participatieplaats. Van een functie die binnen een organisatie regulier voorkomt, kan een additionele functie voor inzet als participatieplaats worden gemaakt, mits bovenformatief en alleen met speciale begeleiding te verrichten.
Wat is de rol van de werkgever? Begeleiding van de mensen is een belangrijk aspect van de participatieplaatsen. De invulling hiervan is een gemeentelijke verantwoordelijkheid. Het ligt in de rede dat regelmatig wordt gekeken naar het functioneren van de betrokkene en bezien wordt of de desbetreffende participatieplaaats nog steeds de juiste weg naar werk is. Daarnaast is het belangrijk dat er goede begeleiding plaatsvindt bij het uitvoeren van de werkzaamheden. Dit is de verantwoordelijkheid van de werkgever. Het maken van afspraken tussen gemeente en uitkeringsgerechtigde over de uitwerking van de participatieplaats zorgt ervoor dat alle partijen optimaal worden betrokken. Het trajectplan dat bij gemeentelijke re-integratieactiviteiten doorgaans wordt opgesteld, kan hier goede diensten bewijzen.
Verlenging Hoe zitten de regels met betrekking tot verlenging in elkaar? Het is van belang dat regelmatig wordt gekeken naar het functioneren van de betrokkene en wordt bezien of de participatieplaats nog steeds de juiste weg naar werk is. Daarom zijn in de wet beoordelingsmomenten ingebouwd. Negen maanden na aanvang van de werkzaamheden op de participatieplaats moet het college beoordelen of de werkzaamheden de kans op werk van betrokkene hebben vergroot. Als dat niet het geval is, wordt de participatieplaats na 12 maanden beëindigd. De participatieplaats kan na twee jaar nog twee maal met een jaar worden verlengd. Hiervoor gelden strengere beoordelingscriteria. Verlenging mag alleen plaatsvinden indien daardoor de kans op inschakeling in het arbeidsproces van betrokkene aanmerkelijk verbetert. Het moet daarbij gaan om in de persoon gelegen factoren, zoals een gebrek aan kwalificaties of vaardigheden, en het mag niet gaan om externe factoren, zoals een tekort aan vacatures of de wens van een gemeente of een werkgever om personen in te zetten in sectoren met veel vacatures.
Participatieplaatsen UWV Hoe gaan de participatieplaatsen voor UWV-cliënten precies in zijn werk? Documentindex Ook UWV-cliënten kunnen een dusdanig grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben, dat het inzetten van andere, bestaande re-integratie-instrumenten loonkostensubsidie bijvoorbeeld - niet effectief is vanuit het oogpunt van doorstroom naar regulier werk. Het UWV is verantwoordelijk voor de re-integratie van zijn cliënten en UWV indiceert de potentiële cliënten die in aanmerking komen voor een participatieplaats. De uitvoering van de participatieplaats draagt het UWV vervolgens over aan gemeenten. Over deze overdracht van uitvoeringstaken maken het UWV en gemeenten op lokaal niveau praktische afspraken. De reintegratievisie van de cliënt wordt aan de gemeente ter beschikking gesteld. UWV-cliënten vallen onder de regels van de gemeente (dus ook de regels met betrekking tot de scholing en de premie) die de participatieplaats uitvoert. Hiertoe baseren gemeenten zich op het in de gemeentelijke verordening neergelegde beleid. Voordeel van deze overdracht is dat gemeenten al ervaring hebben met participatieplaatsen. Ook zal met de totstandkoming van de LWI’s de komende tijd steeds meer sprake zijn van samenwerking tussen het UWV en gemeenten. Gemeenten zijn vervolgens verantwoordelijk voor de matching op concrete participatieplaatsen. Dit kunnen ook plaatsen zijn op de private arbeidsmarkt.
Gedurende de periode dat de UWV-cliënt op een participatieplaats zit, zal het UWV regelmatig met de desbetreffende gemeente overleg voeren over de voortgang op de participatieplaats. Op deze wijze houdt het UWV inzicht in de inhoud van de participatieplaats, waaronder de scholing en begeleiding, hetgeen ook van belang is vanwege de financiële verantwoordelijkheid van het UWV. Waarom is voor deze werkwijze gekozen? Allereerst hebben gemeenten ervaring met het begrip additionele werkplekken, beschikken zij over deze werkplekken in het eigen domein en hebben zij contacten over dergelijke banen in de private sector. Door ook UWV-cliënten onder de gemeentelijke verordening over scholing en premie te brengen, wordt voorts bevorderd dat de doelgroep van de participatieplaats lokaal vanuit dezelfde visie wordt benaderd. Ook staat in de nieuwe locatie werk en inkomen de integrale ondersteuning van de klant voorop en het is belangrijk dat gemeenten en UWV zoveel mogelijk over hetzelfde instrumentarium beschikken. Wat gebeurt er als de participatieplaats voor de UWV-cliënt is afgelopen? Na afloop van de participatieplaats wordt de cliënt weer naar het UWV teruggeleid en beziet het UWV welke vervolgstappen in het reintegratietraject van betrokken cliënt noodzakelijk zijn op weg naar werk. Het UWV blijft immers de re-integratie verantwoordelijkheid voor zijn cliënten dragen. Hoe is de uitvoering van participatieplaatsen voor UWV-cliënten juridisch geregeld? Voor de uitvoering van participatieplaatsen voor UWV-cliënten door gemeenten wordt aangesloten bij art 7, derde lid, van de WWB. In dit artikel is geregeld dat het UWV en gemeenten op lokaal niveau afspraken kunnen maken over de uitvoering van een re-integratievoorziening door de gemeente voor uitkeringsgerechtigden van het UWV. Gemeenten en het UWV kunnen binnen de kaders van de wettelijke bepalingen terzake en de desbetreffende gemeentelijke verordening op decentraal niveau afspraken maken over de uitvoering van het instrument participatieplaatsen voor UWV-cliënten.