WERKPROGRAMMA 2005 Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken 20 september 2004
Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken –Werkprogramma 2005
INHOUD 1.
Algemene uitgangspunten
3
2.
Overzicht adviesonderwerpen 2005
5
BIJLAGEN Bijlage 1. Taken en werkwijze van de ACVZ
8
Bijlage 2. Samenstelling van de ACVZ per 1 september 2004
12
Bijlage 3. Samenstelling Secretariaat ACVZ per 1 september 2004
13
2
Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken –Werkprogramma 2005
1. Algemene uitgangspunten Voor u ligt het werkprogramma 2005 van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ). Het werkprogramma is de richtsnoer voor de taakvervulling voor de ACVZ voor de komende periode. Dit werkprogramma is het vierde van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken. De ACVZ is in november 2001 geïnstalleerd door de (toenmalige) Staatssecretaris van Justitie. In dit werkprogramma worden de adviesonderwerpen beschreven die de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ) in 2005 ‘gevraagd’ door de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie1 ter hand zal nemen. De ACVZ adviseert op verzoek van de Minister. Daarnaast kan de ACVZ zelf naar eigen inzicht thema’s aandragen en daarover uitspraken doen. Zij kan ook op verzoek van een van de Kamers der Staten Generaal adviseren. Actuele omstandigheden kunnen leiden tot wijzigingen in het werkprogramma. Voor haar planning houdt de ACVZ als in beginsel verdeelsleutel aan: 60% gevraagde adviezen, 20% ongevraagde adviezen en 20% onvoorziene adviesverzoeken. Dit betekent dat er 20% vrije capaciteit moet zijn om aan niet voorziene adviesaanvragen te voldoen. Als deze behoefte aan incidentele adviezen onverhoopt minder zou zijn, kunnen werkzaamheden die na 2005 zijn gepland eventueel naar voren worden gehaald. Als deze behoefte groter blijkt, zal bezien moeten worden of een van de andere onderwerpen wat naar achter geschoven moet worden. De in dit Werkprogramma genoemde ‘gevraagde’ adviesthema’s zullen in een afzonderlijke adviesaanvraag door de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie worden gepreciseerd. De ACVZ geeft als beleidsadviescollege zowel beleidsreactieve als beleidsproactieve adviezen. Dit betekent dat enerzijds adviezen worden uit gebracht met een analyse van effecten en neveneffecten van bestaande wet- en regelgeving. Zo nodig worden aanbevelingen tot verbetering gedaan. Anderzijds wordt geadviseerd over toekomstige ontwikkelingen en mogelijk te verwachten problemen en worden (alternatieve) richtingen voor beleid en de bijbehorende wetgeving aangegeven. Tenslotte worden verkenningen uitgevoerd waarbij een beleidsveld of een feitelijke gang van zaken dan wel ontwikkelingen in beeld worden gebracht met beschrijving van de daarin eventueel aangetroffen problemen. De advisering dient praktisch en oplossingsgericht te zijn. De werkwijze van de Commissie is beschreven in bijlage 1 van dit werkprogramma.
1
In strikt formele zin adviseert de ACVZ, zoals vastgelegd in de Vreemdelingenwet 2000, de Minister van Justitie. In het Kabinet dat in juli 2002 aantrad is voorzien in de nieuwe ministerspost voor Vreemdelingenzaken en Integratie, welke is gehandhaafd in het Kabinet dat aantrad in juni 2003, een term die ook in dit Werkprogramma wordt gehanteerd.
3
Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken –Werkprogramma 2005
De ACVZ adviseert voorts over voorgenomen wijzigingen van de Vreemdelingenwet. Tenslotte adviseert de ACVZ in een beperkt aantal individuele zaken, namelijk die zaken waarin de Minister voornemens is een beslissing te nemen op bezwaar of administratief beroep ingediend door een gemeenschapsonderdaan indien de toegang tot Nederland aan hem is geweigerd dan wel indien wordt vastgesteld dat hem geen rechtmatig verblijf op deze gronden (meer) toekomt op grond van gevaar voor de openbare orde, de openbare veiligheid en de volksgezondheid (zie verder Bijlage 1). De ACVZ wil met haar advisering streven naar een balans tussen strategische en praktische adviezen. Een deel van de adviezen is gericht op actuele beleidsvraagstukken, een ander deel op het aangeven van algemene ontwikkelingsrichtingen die van belang zijn voor de ontwikkeling van beleid op middellange termijn. De ACVZ zoekt - ook voor haar werkprogramma 2005 - afstemming en waar mogelijk samenwerking met andere adviescolleges. De voorzitter en de secretaris participeren in het overleg van de zogenaamde ‘kaderwet adviescolleges’. De conclusies en aanbevelingen uit het eerste verslag van de Minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijkrelaties over de doeltreffendheid en de effecten van de kaderwet adviescolleges in de praktijk (1997-2000) zijn belangrijke uitgangspunten voor de ACVZ bij de opzet en de uitvoering van haar advieswerkzaamheden. De ACVZ zal zelf in 2005, het laatste jaar van haar zittingsperiode, worden geëvalueerd. In Bijlage 1 wordt aandacht geschonken aan de taken en de werkwijze van de ACVZ. Tevens wordt in deze bijlage ingegaan op het door de ACVZ bij haar advisering gebruikte referentiekader. In de Bijlagen 2 en 3 is een overzicht van de samenstelling van de ACVZ en van het Secretariaat van de ACVZ toegevoegd.
4
Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken –Werkprogramma 2005
2.
Overzicht adviesonderwerpen 2005 Zoals hierboven besproken besteedt de ACVZ in beginsel 60% van haar capaciteit aan ‘gevraagde’ adviezen. De onderwerpen die hier zijn genoemd vallen in deze categorie. Planning en oplevering van deze adviezen zal geschieden in nauw overleg met de Minister voor Veemdelingenzaken en Integratie, opdat de adviezen steeds “tijdig” zijn. Daarnaast besteedt de ACVZ 20% van haar capaciteit aan ‘vrije ruimte’ waarin zij ‘ongevraagde’ adviezen uitbrengt; hiervoor zijn nog geen onderwerpen vastgesteld. Tenslotte reserveert de ACVZ 20% van haar capaciteit voor ad hoc adviezen (gevraagd dan wel ongevraagd). Verder zullen enkele adviezen uit het Werkprogramma 2004 worden opgeleverd in de loop van 2005, in twee gevallen door herpriotering in het werkprogramma in overleg met de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, in een ander geval doordat een conceptwet, waarover dient te worden geadviseerd, nog niet gereed is. Het betreft hier de volgende adviezen: • Gezinshereniging en Probleemrelaties. De ACVZ heeft op 2 augustus 2004 een concrete adviesaanvraag ontvangen. Het advies zal zich toespitsen op het fenomeen van de gedwongen huwelijken. • Toelating voor religieuze doeleinden. • De Visumwet. Het gereed komen van de concept-Visumwet heeft in de loop van 2004 vertraging opgelopen als gevolg waarvan deze wet nog niet ter advisering is voorgelegd aan de ACVZ.
2.1
Beleid inzake in het herkomstland achtergelaten vrouwen en kinderen In de afgelopen jaren is duidelijk geworden dat het in de praktijk geregeld voorkomt dat vrouw en/of kinderen in het land van herkomst door een naar Nederland retournerende partner worden achtergelaten. De verblijfsvergunning en andere (identiteits-)documenten worden daarbij door deze partner ingenomen. Deze gevallen deden zich met name voor in Turkije en Marokko. De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie heeft de Tweede Kamer toegezegd een onderzoek te laten verrichten naar deze praktijk en voorstellen te doen met betrekking tot het voorkomen en bestrijden ervan, alsook met betrekking tot de houding en het handelen van de Nederlandse overheid indien een dergelijke situatie zich voordoet. Daarbij zou zowel aandacht moeten worden besteed aan de positie van vrouw en eventuele kinderen, als aan mogelijke strafrechtelijke dan wel vreemdelingenrechtelijke consequenties voor de man. De ACVZ is voornemens de regering aan het begin van 2005 te adviseren omtrent bovengeschetste problematiek. Daartoe zal eerst de problematiek in aard en omvang in kaart worden gebracht alvorens mogelijkheden en wenselijkheden met betrekking tot beleidsaanpassingen worden onderzocht.
5
Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken –Werkprogramma 2005
2.2
De Nederlandse uitwerking van het door de Europese Raad vast te stellen JBZ-meerjarenprogramma Naar verwachting wordt aan het eind van het Nederlands voorzitterschap van de Europese Unie overeenstemming bereikt over een JBZ-meerjarenprogramma voor de periode vanaf 2005. Ten aanzien van de onderwerpen van dat JBZmeerjarenprogramma zullen gegevens worden verzameld en analyses worden gepresenteerd die het mogelijk maken om de situatie van Nederland in Europees verband op het betreffende onderwerp (liggend op het terrein van asiel en migratie) inzichtelijk te maken. Op basis daarvan kan worden geadviseerd over de standpunten en oplossingsrichtingen ter zake van die onderwerpen, waarop Nederland zou kunnen inzetten.
2.3
Scholing van kinderen in het land van herkomst Het komt voor dat vreemdelingen die in Nederland verblijven er de voorkeur aan geven hun kind(eren), die ook in Nederland verblijven, (tijdelijk) naar het land van herkomst terug te sturen, teneinde aldaar een schoolopleiding te volgen. Na enige tijd komt het kind vervolgens weer terug naar Nederland. Vanuit het oogpunt van integratie van deze kinderen kan dit verschijnsel negatieve gevolgen hebben. In dit advies poogt de ACVZ het fenomeen van scholing in het herkomstland kwantitatief in kaart te brengen. Verder worden mogelijke effecten op het integratieproces beschreven. In verband hiermee zal de ACVZ ingaan op de vraag of het wenselijk zou zijn dat het verschijnsel van scholing in het herkomstland door de overheid wordt tegengegaan, en zo ja, op welke wijze dit kan worden bewerkstelligd. Daarbij wordt de VW2000 betrokken, maar ook de wet- en regelgeving op andere terreinen.
2.4
Categoriaal beschermingsbeleid en vestigingsalternateven In de landen van de EU wordt tot op heden geen eenvormig groepsgericht beschermingbeleid gevoerd, zoals dat in Nederland is vastgelegd krachtens art. 29d VW2000. Het zelfde geldt voor de toepassing van het begrip “veilig land”. Voorts bestaat in Europa geen eenduidig beleid om te komen tot een besluit omtrent mogelijke vestigingsalternatieven. Een inventarisatie van de wijze waarop de EU landen een groepsbeschermingsbeleid toepassen kan een bijdrage leveren aan een Europees georiënteerd beleid en tevens inzicht verschaffen hoe in de toekomst in Nederland met deze begrippen kan worden omgegaan. Voorts zou op basis van zulk een beleid voorstellen kunnen worden gedaan over een effectiever gecoördineerde uitvoering daarvan binnen de Unie.
2.5
Up to date informatie uit landen waar voor sommige personen risico’s kunnen bestaan ten aanzien van hun veiligheid Ook na het rapport van de commissie Wijnholt is discussie blijven bestaan
6
Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken –Werkprogramma 2005
over de “geldigheidsduur” van ambtsberichten en overige landeninformatie. Monitoring is in de praktijk tot op heden geen werkbaar concept gebleken en ambtsberichten kunnen niet per maand worden verzameld. Daarbij moet worden geconstateerd dat, voor zover het gaat om landeninformatie, de Europese lidstaten tot op heden geen gemeenschappelijke informatievoorziening hebben, waarop beslissingen in de asielprocedure kunnen worden onderbouwd. Het advies zal een inventarisatie bevatten van de praktijk in de verschillende EU-lidstaten. Verder zal het advies ingaan mogelijkheden om in het algemeen, respectievelijk in specifieke situaties, de informatie, nodig om het al dan niet bestaan van risico’s te beoordelen, te optimaliseren.
7
Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken –Werkprogramma 2005
Bijlage 1. TAKEN EN WERKWIJZE VAN DE ACVZ •
Algemeen
De Adviescommissie is een onafhankelijk adviesorgaan van de Minister van Justitie [nu: Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie] ex artikel 2 van de Vreemdelingenwet 2000, (Stb. 2001,142). Zij is geïnstalleerd door de Staatssecretaris van Justitie op 28 november 2001. De Kaderwet adviescolleges 1996 (Stb. 378) biedt het wettelijk kader waarbinnen de ACVZ haar adviestaak uitoefent. Deze wet bevat algemene regels met betrekking tot onder meer haar instelling, samenstelling en werkwijze. In aanvulling daarop zijn in de genoemde Vw 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en de betreffende circulaire de omvang en de taak van de ACVZ geregeld. Met de herziening van het adviesstelsel die zijn beslag kreeg in de Kaderwet adviescolleges werd onder meer beoogd om de politieke (aan)sturing van adviescolleges te verbeteren. Dit betekende dat met de Kaderwet ook de kwaliteit, bruikbaarheid en snelheid van adviezen ten behoeve van de politiek moest worden bevorderd. Daarbij werd gestreefd naar strategische advisering op hoofdlijnen van beleid. Ook het opstellen van een jaarlijks werkprogramma, een begrotingsartikel en jaarverslagen zou de minister en het parlement de mogelijkheid tot aansturing van de adviescolleges bieden. Het parlement uitte indertijd de behoefte om de regering beter tegenspel te (kunnen) bieden in het gemeen overleg en wat dat betreft niet meer afhankelijk te zijn van het kabinet. Daarom is in de Kaderwet de mogelijkheid tot een rechtstreekse adviesaanvraag van een van de beide kamers der Staten-Generaal aan een adviescollege opgenomen. Voorts biedt de Kaderwet de mogelijkheid dat adviescolleges de minister uit eigen beweging adviseren. Het idee hierachter was om de politiek te helpen nieuwe wegen in te slaan, vooral wanneer zich in de samenleving ontwikkelingen voordoen die de ministers en het parlement nog onvoldoende onderkennen. Een ander politiek aandachtspunt was dat adviescolleges als tegenwicht tegen een te verkokerde benadering en departementale verdeeldheid zouden kunnen fungeren. Een instrument daarbij was het onderbrengen van advisering over doelgroepen en deelbelangen bij algemene (inter)sectorale adviescolleges. De kaderwet beoogt de ontkokering te bevorderen door de mogelijkheid te bieden dat verschillende adviescolleges gezamenlijk een advies uitbrengen. Zij zijn daartoe zelfs verplicht indien dat in het adviesverzoek van de minister(s) of een van beide Kamers der Staten-Generaal is opgenomen. •
Taken
Volgens artikel 2 van de Vreemdelingenwet 2000 heeft de ACVZ tot taak de Minister en beide Kamers der Staten-Generaal te adviseren over hoofdlijnen van het vreemdelingenbeleid en over het vreemdelingenrecht. Dit geschiedt op basis van een door de Minister vastgesteld werkprogramma. Op grond van artikel 18 van de Kaderwet adviescolleges kan de ACVZ de minister ook uit eigen beweging adviseren. Advisering over hoofdlijnen van het beleid en de wetgeving kan op verschillende momenten in de beleidscyclus. In dat verband kan onderscheid worden gemaakt tussen beleidsontwikkelende en beleidsreactieve advisering. Is van het eerste type advisering sprake wanneer niet of nog nauwelijks sprake is van concrete
8
Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken –Werkprogramma 2005
beleidsvoornemens, beleidsreactieve advisering is gericht op reeds ontwikkelde beleidsvoornemens die zijn neergelegd in beleidsnota’s en in ontwerp-wet- en regelgeving. Het onderscheid beleidsontwikkelend/-reactief betekent overigens niet dat bij reactieve advisering geen beleidsontwikkelende aspecten aan de orde komen. De ACVZ richt zich bij de vervulling van haar taken op fundamentele vraagstukken waarvoor het vreemdelingenbeleid zich gesteld ziet, zowel vraagstukken van vreemdelingenbeleid “sec” als vraagstukken die de wisselwerking tussen vreemdelingenbeleid en maatschappijbrede noties betreffen. Zij doet dit vanuit zowel een beleidsreactief als vanuit een beleidsontwikkelend perspectief, en op basis van een integrale bestuurlijke, juridische, vreemdelingenbeleidsinhoudelijke/wetenschappelijke en internationale benadering. De tweede wettelijke taak is het adviseren in bepaalde in de wet genoemde individuele zaken. Deze taak vloeit mede voort uit EG-richtlijn 64/221. De ACVZ adviseert de Minister over een te nemen beslissing op bezwaar of administratief beroep, ingediend door een gemeenschapsonderdaan indien de toegang tot Nederland aan hem is geweigerd dan wel indien wordt vastgesteld dat aan hem geen rechtmatig verblijf op grond van de Vreemdelingenwet en regelgeving (meer) toekomt, op grond van gevaar voor de openbare orde, de openbare veiligheid en de volksgezondheid. In deze individuele gevallen, waarin het besluit om het verblijf niet toe te staan dan wel te beëindigen zeer ingrijpende gevolgen kan hebben, biedt advisering door de ACVZ voor de vreemdeling de gewenste aanvullende rechtsbescherming, die de eerder genoemde EG-richtlijn eist. Op deze individuele adviestaak gaat dit werkprogramma niet nader in. In aparte publicaties is aangegeven hoe de planning en werkwijze rond de individuele adviestaak zijn geregeld. •
Referentiekader en uitgangspunten bij advisering
Bij de uitoefening van haar taken geldt de kwaliteit van het vreemdelingenrecht en vreemdelingenbeleid voor de ACVZ als algemeen referentiekader. In dat verband hanteert de ACVZ ten behoeve van haar advisering vijf uitgangspunten: maatschappelijke inbedding, strategische advisering, toegevoegde waarde, integrale benadering en bruikbaarheid voor praktijk en beleid. Referentiekader en uitgangspunten moeten worden gezien als richtsnoer voor de advisering. De mate waarin ze daadwerkelijk in de adviezen tot hun recht komenuitdrukkelijk of in meer bescheiden mate- is afhankelijk van onder meer de aard van de adviesthema’s, de specifieke vragen verwoord in de adviesaanvraag en van de concrete uitwerkingsmodaliteiten die voorhanden zijn. Als onafhankelijk adviescollege streeft de ACVZ ernaar een bijdrage te leveren aan de kwaliteit van het vreemdelingenbeleid. Het belangrijkste instrument dat de ACVZ daarbij kan hanteren is haar advies. Adviezen dienen daarom van hoge kwaliteit te zijn. De ACVZ benadert de nota’s of problemen die haar worden voorgelegd integraal. Bij ieder advies worden in elk geval de volgende gezichtspunten gehanteerd: -
Schept het voorstel voorwaarden voor een humaan en rechtvaardig vreemdelingenbeleid?
9
Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken –Werkprogramma 2005
-
Doorstaat het voorstel de toets op zorgvuldigheid, rechtsgelijkheid en rechtszekerheid? Past het binnen de constitutionele kaders van het staatsbestel? Worden de (schaarse) financiële middelen doelmatig besteed? Houdt het voorstel rekening met veranderingen in de sociale context waarbinnen het vreemdelingenbeleid zich afspeelt? Houdt het voorstel rekening met de internationale context waarbinnen het vreemdelingenbeleid zich afspeelt? Is het praktisch uitvoerbaar? Houdt het rekening met de uitvoerbaarheid voor degenen die de beoogde beleidsdoelstellingen moeten realiseren?
Aan de hand van deze gezichtspunten en een onafhankelijke, doch betrokken positie beoogt de ACVZ betekenisvolle bouwstenen aan te dragen voor de politieke besluitvorming over het vreemdelingenbeleid in Nederland. •
Werkwijze
In de Kaderwet adviescolleges wordt globaal de werkwijze van de adviescolleges bepaald. Deze wet geeft de mogelijkheid (artikel 21) dat een adviescollege zijn werkwijze nader kan bepalen in een reglement van Orde. De ACVZ heeft in haar vergadering van 12 november 2001 haar Reglement van Orde vastgesteld. De ACVZ komt regelmatig volgens een vast vergaderschema voltallig bijeen. Per onderwerp dat in het werkprogramma is opgenomen, wordt een interne projectgroep gevormd. Deze projectgroepen worden voorgezeten door een Commissielid, met een medewerker van het secretariaat als projectcoördinator Commissie- en secretariaatsmedewerkers zijn als regel lid van meer dan een projectgroep. De projectgroepen bereiden de adviezen voor, rapporteren over de voortgang van het advieswerk en bieden teksten in concept aan ter bespreking in de Commissie. Het werk in de projectgroepen gaat gepaard met intensieve discussies en een veelvuldig schrijven en herschrijven van teksten. Bij het samenstellen van een werkprogramma houdt de ACVZ de volgende verdeling aan: 60% gevraagde adviezen, 20% ruimte voor onvoorziene adviezen en 20% voor ongevraagde adviezen. De verantwoordelijkheid voor de resultaten van het werk ligt bij de Commissie als geheel. Bij de besluitvorming streeft de Commissie naar consensus op basis van open discussie en uitwisseling van argumenten. In de adviezen zijn onderbouwde minderheidsstandpunten mogelijk, maar deze komen slechts zelden voor. De voltallige Commissie stelt de eindteksten vast van de adviezen die in de projectgroepen zijn voorbereid. De verschillende disciplines die in de Commissie zijn vertegenwoordigd worden zo voortdurend met elkaar geconfronteerd. Hiermee wordt voorkomen dat een advies zich slechts binnen de grenzen van een enkele discipline beweegt. De brede samenstelling van de Commissie staat er borg voor dat een advies meer biedt dan de inzichten van een enkel individu. In de regel wordt een advies, alsmede de hoofdlijnen van de uitwerking, voorbereid en uitgewerkt in “eigen huis”. De Commissie dient echter wel gebruik te maken van beschikbare inzichten en kennis over een breed terrein. Teneinde deze kennis te mobiliseren en in haar adviezen te verwerken kan de Commissie bijdragen vragen van externe deskundigen. Hiertoe beschikt de Commissie over een (bescheiden) budget voor het uitbesteden van wetenschappelijke studies. Ten behoeve van de adviesvoorbereiding is de werkwijze van de Commissie erop
10
Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken –Werkprogramma 2005
gericht ook de opvattingen van het vreemdelingenveld over bepaalde onderwerpen bij de behandeling van een adviesthema te betrekken. Voeling met de dagelijkse praktijk is een voorwaarde om adequaat te kunnen adviseren. Niet alleen via de inbreng in de genoemde projectgroepen, maar ook door het toevoegen van externe (praktijk)deskundigen aan de projectgroepen worden deze opvattingen gearticuleerd. Daarnaast worden bij het voorbereiden van adviezen ook andere instrumenten gebruikt om de stem van de praktijk te laten doorklinken. Zo organiseert de commissie al dan niet met anderen hoorzittingen, expertmeetings en rondetafelgesprekken, waarbij mensen uit de dagelijkse praktijk van het vreemdelingenveld suggesties kunnen doen over oplossingen voor bepaalde problemen dan wel toetsen of de door de Commissie aangedragen oplossingen praktisch uitvoerbaar zijn. Ook kunnen communicatiemiddelen worden ingezet als de website van de ACVZ. Via dit medium kan niet alleen informatie over de ACVZ worden gegeven, maar kunnen ook anderen hun opvattingen over het vreemdelingenrecht en vreemdelingenbeleid aan de Commissie kenbaar maken. Bij de behandeling van de adviesonderwerpen in het kader van dit werkprogramma zal van deze instrumenten gebruik worden gemaakt. Wat de samenwerking met andere adviescolleges betreft voorziet de Kaderwet erin dat adviescolleges ook gezamenlijk advies uit kunnen brengen. In goed overleg met de betrokken adviesraad wordt in voorkomende gevallen aan deze samenwerking vorm en inhoud gegeven. Een infrastructuur daartoe is aanwezig. Voorzitter en Secretaris participeren in overleg van de zgn. kaderwet adviescolleges (die met het oog op afstemming ook nog weer contact onderhouden met bijvoorbeeld WRR, SCP en SER). Ten behoeve van een efficiënt en effectief functioneren wordt extra aandacht besteed aan de relatie van ACVZ met haar bewindspersoon. Daartoe zullen praktische werkafspraken worden gemaakt over advies en werkprogramma, de formulering en "timing” van adviesaanvragen, de informatierelatie en bijeenkomsten van de voorzitter en leden van de adviescommissie met de minister. In haar adviezen richt de Commissie zich direct tot de Minister. De Minister is ingevolge de Kaderwet Adviescolleges gehouden een officiële reactie te geven op de adviezen. Hiervoor staat een termijn van in beginsel drie maanden. Eén week na toezending aan de Minister worden de adviezen door de ACVZ zelf gepubliceerd en op ruime schaal verspreid over parlement, belangengroeperingen, wetenschappelijke en maatschappelijke instanties. Van veel adviezen zal een samenvatting in het Engels verschijnen; in enkele gevallen ook een integrale vertaling. Op haar eigen website wordt door de ACVZ informatie gegeven zowel in het Nederlands als in het Engels. Naast feiten over de ACVZ, de Commissieleden en het secretariaat zal de site ook gegevens bevatten over de adviezen. Pas verschenen adviezen, evenals eventuele vertalingen, zijn gedurende een aantal maanden integraal van de website te downloaden. Aan het eind van elke zittingsperiode geeft de Commissie in een verslag en evaluatie inzicht in de wijze waarop zij zich van haar wettelijke taak heeft gekweten.
11
Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken –Werkprogramma 2005
Bijlage 2. SAMENSTELLING VAN DE ACVZ PER 1 SEPTEMBER 2004 Voorzitter: Mr. T.J.P. van Os van den Abeelen, coördinerend vice-president van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam. Plaatsvervangend voorzitter: J.J.T. Stoutjesdijk, Oud-Hoofdcommissaris van politie. Leden: Mw. Drs. H.J. Bakker, Algemeen secretaris van de Raad van Kerken in Nederland. Ch. R. van Beuge, Oud ambassadeur respectievelijk directeur-generaal Europese samenwerking van het Ministerie van Buitenlandse zaken. Prof. dr. G.B.M. Engbersen, Hoogleraar algemene sociologie aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam. Dr. B.M. Groen, Oud universitair hoofddocent voor slavistiek en linguïstiek aan de Rijksuniversiteit van Utrecht en de Rijksuniversiteit van Leiden. Prof. mr. G.J.H. van Hoof, Hoogleraar internationaal recht en advocaat. Mw. N. Jerkovic, Landelijk projectmanager interculturalisatie vrijwilligerswerk. G.D.Th. Keuning, Generaal-majoor, bd. Koninklijke Landmacht Mr. P.A. Schaafsma, Oud-President-directeur Sociale Verzekerings Bank Mw. Dr. N. Tellegen, Directeur Wemos, organisatie voor internationale gezondheidsvraagstukken. Prof. mr. drs. B.P. Vermeulen, Hoogleraar staats- en bestuursrecht aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Mw. Dr. L.H.M. van Willigen, Arts Consultant gezondheidszorg vluchtelingen en mensenrechten. [2 vacatures]
12
Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken –Werkprogramma 2005
Bijlage 3. SAMENSTELLING SECRETARIAAT ACVZ PER 1 SEPTEMBER 2004.
Secretaris: Dr. J.J. van Miert (wnd) Cluster advisering: Mw. mr. M.D. Belserang Dr. P.J. van Krieken Mr. W.N. Mannens Mw. mr. H. Pronk Mw. mr. F.G. Schoe Dhr. R.R.H. Schoemaker Drs. J.C. Wielaard Cluster informatie en documentatie: Mw. G.M.B. van Aalst- van Adrichem Dhr. J.G.H.A. Biard Cluster management en organisatie: Mw. Mw. Mw. Mw.
S. Jagroep M.J.M. van Leersum A.M. Poggi H.J. van der Woude- Kwist
13