Adviescommissie voor bezwaarschriften De Commissie is onafhankelijk. Zij adviseert het emeentebestuur _van Delft over ingediende bezwaarschriften. Postadres: Postbus 78 2600 ME Delft Behandeld door: S.S. Ramsoekh tel (015) 260 24 09 fax (015) 219 73 23
Advies van de Adviescommissie voor bezwaarschriften, Kamer I Adviesnummers: I06-056, I06-063, 106-062, I06-064, I05-424, 106-071, I06-076, 106-072, I06-073, I06-074, 106-077, 106-078, 106-079
Delft, 2 0 DFC Aan burgemeester en wethouders van Delft Advies van de Commissie voor de beroep- en bezwaarschriften (Kamer I) Besluit van: datum: bekendgemaakt:
burgemeester en wethouders (hierna te noemen: verweerders) 15 mei 2006 16 mei 2006 op de internetsite van de gemeente en 28 mei 2006 in de Stadskrant inhoud : Bouwvergunning inclusief vrijstelling ex artikel 19 Wet op de Ruimtelijke Ordening (verdenWRO) voor het veranderen van een bedrijfsruimte met annexe bovenwoningen, gelegen aan de Surinamestraat 1, te Delft tot dagopvang voor dak- en thuislozen, kadastraal bekend gemeente Delft, sectie N. nummer 03038. Bezwaarschriften van: diverse reclamanten Op uw verzoek brengt de Commissie voor de beroep- en bezwaarschriften, Kamer I, (hierna aangeduid met: de Commissie) advies uit over verschillende bij verweerder ingediende bezwaarschriften met betrekking tot het verlenen van een bouwvergunning inclusief vrijstelling voor het veranderen van een bedrijfsruimte met annexe bovenwoningen, gelegen aan de Surinamestraat 1, te Delft tot dagopvang voor dak- en thuislozen. De indeling van het advies is als volgt: 1. Overzicht reclamanten 2. Loop van de procedure 3. Inhoud van de bezwaarschriften (bijlage 1) 4. Ontvankelijkheid 4.1 Belanghebbenden 4.2 Tijdigheid 4.3 Conclusie 5. Hoorzitting 6. Inhoudelijke beoordeling 6.1 Juridisch kader 6.2 Beoordeling bezwaren ; 6.2.1 Belangenafweging 6.2.2 Van der Lee 6.2.3 Bezwaren tegen het voeren van een artikel 19 lid 2 procedure 6.2.4 De locatiekeuze 6.2.5 Financiering en aanbesteding
6.2.6 Overlast, veiligheid, sociale controle en het Beheerplatform 6.2.7 Bezoekersaantallen 6.2.8 Het Mondriaancollege 6.2.9 Aanzuigende werking tramlijn 1 6.2.10 De buitenruimte 6.2.11 Milieuaspecten 6.2.12 De parkeernorm 6?2.13 Ondeugdelijkheid veiligheidsscan DSP 6.2.14 Schade 6.2.15 Toetsing bouwbesluit 6.3 Conclusie 7. Advies Bijlagen: 1. Overzicht bezwaren; 2. Verslag hoorzitting d.d. 2 oktober 2006 (inclusief pleitnotities). 1. Overzicht reclamanten Van de volgende natuurlijke en rechtspersonen zijn bezwaarschriften ontvangen (zij worden hierna aangeduid met "reclamanten"): 1.
de heer mr. E.D. Drok (Van Diepen Van der Kroeff Advocaten), ingediend namens de Stichting Bedrijventerrein Vrijenban, gedateerd 24 mei 2006 en ontvangen op 1 juni 2006, aangevuld bij brief van 21 juni 2006, ontvangen op 22 juni 2006 (zaaknr.106-056); 2. de heer mr. drs. E.I.P.M. Van Bellen-Weijnen (Van Bellen-Weijnen Legal en Governance), ingediend namens Internationaal Transportbedrijf L.van der Lee en Zonen B.V., Van der Lee Onroerend Goed B.V. en Leendert van der Lee, gedateerd 2 juni 2006 en ontvangen op'6 juni 2006 (zaaknr. I06-063); 3. Auto Hi-Fi Corner en Valstar beheer, ingediend door mr. J. Hiemstra van EBH Advocaten, gedateerd 30 mei 2006 en ontvangen op 1 juni 2006 (zaaknr 106-062); 4. Bruker Axs B.V., gedateerd 7 juni 2006 en ontvangen op 8 juni 2006 (zaaknr. I06-064); 5. Vereniging van Eigenaren Delftweg, gedateerd 21 juni 2006 en ontvangen op 22 juni 2006 (zaaknr. I05-424); 6. de heer mr. E.K.J. Eilander (Arag Rechtsbijstand), ingediend namens de heer F. Bartelomij, gedateerd 22 juni 2006 en ontvangen op 22 juni 2006 (zaaknr. 106-071); 7. Belangenvereniging Onze Indische Buurt, gedateerd 25 juni 2006 en ontvangen op 27 juni 2006 (zaaknr. I06-076); 8. de heer P. Ouwerke.rk, gedateerd en ontvangen op 22 juni 2006 (zaaknr, I06-072); 9. de heer A.H.J.M. Pellemans, gedateerd 21 juni 2006 en ontvangen 22 juni 2006 (zaaknr, I06-073); 10. mevrouw P.D.M. Vrins-Van Alphen en de heer F.H. Vrins, gedateerd en ontvangen op 22 juni 2006 (zaaknr. I06-074); 11. de heer F.A.M. Knoop, gedateerd 24 juni 2006 en ontvangen 27 juni 2006, (zaaknr. I06077); 12. de heer P van den Bosch, gedateerd 25 juni 2006 en ontvangen 27 juni 2006 (zaaknr. I06078); 13.de heer W. Bosschieter, gedateerd 23 juni 2006 en ontvangen 28 juni 2006 (zaaknr. I06079) 2. Loop van de procedure Gemeenten hebben op grond van de Welzijnswet een zorgplicht waaronder maatschappelijke opvang en verslavingszorg vallen. Delft is in de regio Delft Westland Oostland (DWO) door het rijk aangewezen als centrumgemeente voor maatschappelijke opvang en verslavingszorg. De gemeente heeft hierin een regiefunctie en ontvangt een doeluitkering vanuit het ministerie van VWS. De stichting 'Dienstencentrum over de Brug' draagt bij aan de uitvoering van deze wettelijke taak. Het Dienstencentrum is momenteel nog gevestigd aan de Oostsingel 76. De huidige locatie
van de dagopvang voldoet, mede gezien de stijging van het aantal bezoekers, niet meer aan de hedendaagse eisen, die gesteld worden aan een dagopvang. Tevens betreft het een tijdelijke locatie waarvoor het gebruik is gekoppeld aan een aflopende vrijstelling ex artikel 17 WRO. Om deze reden is de gemeente op zoek gegaan naar een nieuwe locatie voor de dagopvang. Nadat eerder omwonenden inspraak was gegeven ten aanzien van diverse mogelijke locaties, heeft verweerder bij besluit van 24 februari 2005 de nota 'Besluit nieuwe locatie dagopvang' vastgesteld en de locatie Surinamestraat 1 aangewezen voor het vestigen van een nieuwe voor-eiening voor dagopvang voor dak- en thuislozen voor de regio Delft-Westland. Op 16 september 2005 heeft verweerder voor het vestigen van de dagopvang aan de Surinamestraat 1, bij gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland een specifieke verklaring van geen bezwaar gevraagd inzake een vrijstelling krachtens artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) van het vigerende bestemmingsplan. Het concept van de ruimtelijke onderbouwing daarvoor is op 18 september 2005 gepubliceerd. Daartegen zijn zienswijzen ingediend. Gedeputeerde staten hebben de gevraagde specifieke verklaring van geen bezwaar op 8 november 2005 verleend, met een geldigheidsduur tot 1 januari 2007. De inspecteur van de ruimtelijke ordening is op 10 oktober 2005 akkoord gegaan. In december 2005 heeft verweerder de nota 'Inspraak gebruikswijziging pand Surinamestraat 1' en de daarop aangepaste ruimtelijke onderbouwing vastgesteld. Op 26 januari 2006 heeft de heer F.J.F.M. Schouten (van Schouten Bouwkundig Advies) bouwvergunning gevraagd voor het veranderen van de bestaande bedrijfsruimte met bovenwoningen aan de Surinamestraat 1 te Delft in een voorziening voor dagopvang van dak- en thuislozen. Op 27 februari 2006 is de bouwaanvraag gewijzigd op het punt van de bouwkosten. Nadat het conceptbesluit tot het verlenen van vrijstelling en bouwvergunning ter inzage zijn gelegd, zijn daartegen zienswijzen ingediend. Bij brief van 12 mei 2006 heeft de gemeente de zienswijzen weerlegd. Bij besluit van 15 mei 2006 heeft verweerder vergunninghouder voor het bouwplan vrijstelling krachtens artikel 19, tweede lid, van de WRO en een bouwvergunning verleend. Tegen het besluit zijn bezwaarschriften ingediend. Tevens hebben de bezwaarindieners Stichting bedrijventerrein Vrijenban Auto Hi-Fi Corner B.V en Valstar Beheer Delft en Internationaal Transportbedrijf van der Lee de Voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Op 27 juni 2006 heeft de voorzieningenrechter de verzoeken afgewezen. Wel heeft de voorzieningenrechter verweerder er op gewezen bij zijn beslissing op bezwaar meer duidelijkheid dan wel een nadere onderbouwing te geven op de volgende punten: 1. Uit de besluitvorming van verweerder kan onvoldoende worden opgemaakt wat de toekomstvisie is op het gebied in relatie tot het beleid vastgelegd in het streek- en structuurplan; 2. In zijn ruimtelijke onderbouwing is verweerder uitgegaan van aantallen van 50 tot 70 bezoekers, waarbij gemiddeld niet meer dan 35 personen tegelijkertijd aanwezig zullen zijn in de dagopvang,. Dit is door een aantal bezwaarindieners betwijfeld; 3. In de door het adviesbureau SAVE opgestelde 'Quickscan' wordt gewezen op een aantal veiligheidsrisico's. De voorzieningenrechter adviseert verweerder de bevindingen van de ' Quicksan' bij het nemen van maatregelen 'in het oog te houden'; 4. De goederen die Auto Hi-F- Corner verkoopt zijn aantrekkelijk voor heling en diefstal. Tevens is niet ondenkbaar dat de bezoekers van de dagopvang voor de klanten van Auto Hi-Fi Corner reden zijn het bedrijf te mijden. Daarbij komt dat de panden van Auto Hi-Fi Corner en de dagopvang direct naast elkaar zijn gelegen en geen fysieke afscherming mogelijk is. De voorzieningenrechter is van mening dat verweerder serieus zal moeten trachten dit probleem op te lossen, waarbij van beide kanten constructief en zo mogelijk creatief overleg zal moeten worden gevoerd. 5. In artikel 36m WRO is de verplichting neergelegd dat GS het dagelijks bestuur van het regionaal lichaam hoort alvorens zij een verklaring van geen bezwaar afgeven. Aan deze verplichting was ten tijde van de behandeling van het verzoek een voorlopige voorziening te treffen, niet voldaan. Dit dient in de beslissing op bezwaar te zijn hersteld. De bezwaarschriften zijn ter advisering in handen gesteld van de commissie. Op 2 oktober 2006 zijn reclamanten door de commissie in de gelegenheid gesteld de bezwaarschriften mondeling toe te lichten. Een verslag van de hoorzitting is aan dit advies gehecht (bijlage 2).
3. Inhoud van de bezwaarschriften Zie bijlage 1. 4. Ontvankelijkheid 4.1 Belanghebbenden Reclamanten die hun bezwaarschrift tijdig hebben ingediend, zijn - bedrijven op bedrijventerrein Vrijenban; - eigenaren van panden op het bedrijventerrein Vrijenban; - bewoners van Delft en Rijswijk, wonend in de nabijheid van de locatie waarvoor de vergunning is verleend. Naar de mening van de commissie zijn de belangen van reclamanten rechtstreeks bij de betreffende besluiten betrokken; daarmee zijn zij als belanghebbende in de zin van de Awb te beschouwen. 4.2 Tijdigheid Ingevolge art. 7:1 juncto 6:7 Awb kan tegen een besluit waartegen beroep mogelijk is, binnen 6 weken na de bekendmaking, een bezwaarschrift worden ingediend bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen. De afgegeven bouwvergunning Surinamestraat 1 en de vrijstelling van het bestemmingsplan voor die locatie, zijn bekend gemaakt op 15 mei 2006 en zijn conform de wettelijke voorschriften gepubliceerd in de Stadskrant van 28 mei 2006. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift ving aan op 15 mei 2006 en eindigde op 26 juni 2006. Echter, de gemeente heeft een persbericht doen uitgaan waarbij als bekendmakingsdatum 16 mei 2006 is genoemd. De commissie is van mening dat, gelet op de vereiste zorgvuldigheid, dit met zich mee brengt dat bezwaar kan worden gemaakt tot en met 27 juni 2006. Het bezwaarschrift van de heer Bosschieter is op 28 juni 2006 ontvangen en is dus een dag te laat ingediend. Hij is in de gelegenheid gesteld verschoonbare redenen aan te voeren voor het te laat indienen van zijn bezwaar. Hij heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt en is niet verschenen op de hoorzitting, zodat de commissie hem hierover niet heeft kunnen navragen. 4.3 Conclusie * De commissie adviseert om de heer Bosschieter niet-ontvankelijk te verklaren in zijn bezwaar. De overige bezwaarindieners hebben tijdig bezwaar gemaakt en de commissie adviseert hen te ontvangen in hun bezwaar.
5. Hoorzitting Reclamanten zijn uitgenodigd voor de hoorzitting van de Commissie op 2 oktober 2005. Een aantal (zie verslag hoorzitting) reclamanten heeft gehoor gegeven aan de uitnodiging. Zij hebben ter zitting een toelichting gegeven op de bezwaren. Het verslag van de hoorzitting is als bijlage bij het advies gevoegd.
6. Inhoudelijk beoordeling 6.1. Juridisch kader In artikel 44, eerste lid, van de Woningwet (hierna: Ww), worden limitatief de weigeringsgronden voor een bouwvergunning opgesomd. In dit artikel, voor zover hier van belang, is bepaald dat de bouwvergunning slechts mag en moet worden geweigerd, indien: a. het bouwen waarop de aanvraag betrekking heeft, niet voldoet aan de voorschriften die zijn' gegeven bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de artikelen 2 en 120 van deze wet; b. het bouwen niet voldoet aan de bouwverordening, of zolang de bouwverordening daarmee nog niet in overeenstemming is gebracht, aan de voorschriften die zijn gegeven bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 8, achtste lid, van deze wet, of bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 120 van deze wet; c. het bouwen in strijd is met een bestemmingsplan of met de eisen die krachtens zodanig plan zijn
gesteld; d. het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk of de standplaats, waarop de aanvraag betrekking heeft, in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onderdeel a, van deze wet, tenzij burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat de bouwvergunning niettemin moet worden verleend, of e. voor het bouwen een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 of een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening is vereist en deze niet is verleend. Ingevolge artikel 49, vijfde lid, van de Ww, wordt het besluit waarbij vrijstelling wordt verleend voor de mogelijkheid van beroep geacht deel uit te maken van de beschikking waarop zij betrekking heeft. Ingevolge artikel 19, tweede lid, van de WRO kunnen burgemeesteren wethouders vrijstelling verlenen van het bestemmingsplan in door gedeputeerde staten, in overeenstemming met de inspecteur van de ruimtelijke ordening, aangegeven categorieën van gevallen. Gedeputeerde staten kunnen daarbij tevens bepalen onder welke omstandigheden vooraf een verklaring van gedeputeerde staten dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben is vereist. Het bepaalde in artikel 19, eerste lid, van de WRO met betrekking tot een goede ruimtelijke onderbouwing, is van overeenkomstige toepassing. Bij de ruimtelijke onderbouwing dient in elk geval te worden ingegaan op de relatie met het geldende bestemmingsplan, dan wel te worden gemotiveerd waarom het te realiseren project past binnen de toekomstige bestemming van het betreffende gebied. Ingevolge artikel 19a, eerste lid, van de WRO, bevat het vrijstellingsbesluit bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de WRO, een beschrijving van het betrokken project, de ruimtelijke onderbouwing en de afwegingen die aan het verlenen van vrijstelling ten grondslag liggen.
6.2 Beoordeling bezwaren Gelet op de hoeveelheid bezwaren heeft de commissie ervoor gekozen de bezwaren op te sommen en een nummer te geven. Vervolgens zijn de bezwaren op hun inhoud beoordeeld en ondergebracht onder een categorie. 6.2.7 Belangenafweging (bezwaarnummers: 15, 20, 29, 41, 51, 55, 78, 107, 113, 136, 140). Reclamanten hebben aangevoerd dat hun belangen onvoldoende zijn afgewogen. Het bedrijf Auto Hi-Fi Corner neemt een bijzondere positie in, omdat zijn pand direct grenst aan de dagopvang en de aanwezigheid van de bezoekers van de dagopvang voor de klanten van Hi-Fi reden kan zijn het bedrijf te mijden. Daarnaast verkoopt Auto Hi-Fi Corner goederen die aantrekkelijk zijn voor diefstal en heling. De voorzieningenrechter heeft in zijn uitspraak van 27 juni 2006 geoordeeld dat, voor een beslissing op bezwaar wordt genomen de gemeente serieus zal moeten proberen het probleem op te lossen, waartoe van beide kanten constructief en zo nodig creatief overleg zal moeten worden gevoerd. Mocht overeenstemming uitblijven dan zal daarover bij de beslissing op bezwaar verantwoording moeten worden afgelegd. Tussen Auto Hi-Fi Corner en verweerder bestaat verschil van mening over de uitleg van deze uitspraak. Auto Hi-Fi Corner meent dat alleen een verplaatsingvar^TeH^edrijf de gevreesde schade kan voorkomen waarmee een schadeloosstelling v a n J f l H M H P ' a l s uitgangspunt voor overleg dient te worden genomen. Verweerder stelt dat er geen sprake is van een verhuisnoodzaak en heeft maatregelen voorgesteld waarmee, naar haar mening, het probleem van Auto Hi-Fi Corner kan worden opgelost. Deze voorstellen zien op het vinden van een oplossing voor mogelijk verlies aan klanten en beveiliging van het pand zelf daar Auto Hi-Fi Corner goederen verkoopt die aantrekkelijk zijn voor heling en diefstal. Hoewel de voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat een fysieke afscheiding niet mogelijk is, heeft verweerder voorgesteld een muur aan te leggen op de scheiding van de twee panden. Deze muur loopt gedeeltelijk over de stoep en de weg. Verweerder hoopt daarmee te bereiken dat de route van de bezoekers van de dagopvang niet langs het pand van Auto Hi-Fi Corner loopt.
Aan deze oplossing kleeft naar mening van de commissie een groot aantal onzekerheden. Zo zal voor de plaatsing van deze muur een vergunning nodig zijn. Hiertegen zullen ongetwijfeld bezwaren worden ingediend en naast de nodige vertraging is er geen zekerheid over de uitkomst van deze procedure. Daarnaast is op geen enkele wijze door verweerder inzichtelijk gemaakt wat de consequenties voor de overige weggebruikers zullen zijn nu van een doorgaande weg geen sprake meer zal zijn. Terwijl niet onaannemelijk is dat dit ernstige gevolgen zal hebben voor de ontsluiting van het bedrijventerrein. Ook is de Commissie niet van overtuigd van de effectiviteit van de oplossing omdat plaatsing van de muur onvermijdelijk ten koste zal gaan van de representatieve uitstraling van Auto Hi-Fi Corner. Alsdan kan het middel ernstiger dan de kwaal worden geacht. Door desalniettemin vast te houden aan het voorstel om een muur te plaatsen, is de commissie van mening dat verweerder een te starre houding aanneemt. Gelet op de duidelijke overwegingen van de voorzieningenrechter had het, naar het oordeel van de commissie, dan ook in de rede gelegen om de optie van het uitkopen nadrukkelijk te onderzoeken. In ieder geval nadrukkelijker dan nu het geval is. De beoogde voorstellen van verweerder roepen bij de commissie de vraag op of deze bij realisatie daadwerkelijk tot de beoogde oplossing leiden. Vooralsnog is naar het oordeel van de commissie nog niet voldaan aan het oordeel van de voorzieningenrechter en ziet de commissie aanleiding om ten aanzien van dit onderdeel te adviseren dat de bezwaren gegrond zijn, De advocaat van Auto Hi-fi Corner, de heer Hiemstra, heeft terecht opgemerkt dat verweerder in deze zaak de termijnen heeft overschreden en er ook niet toe is overgegaan de zaak tijdig te verdagen. Voorts heeft de heer Hiemstra opgemerkt dat zijn cliënt heeft verzocht om uitstel van de hoorzitting, omdat hij met vakantie was en geen uitstel kreeg en de gemeente wel uitstel heeft gekregen, omdat zij destijds nog niet klaar waren met hun verweer. De vraag die voorligt is of Auto Hi-Fi Corner in zijn belangen is geschaad door de handelswijze van de gemeente Delft. De commissie is van oordeel dat elke belanghebbende in de gelegenheid moet worden gesteld om te worden gehoord. Nu de belangen van Auto Hi-fi Corner op de zitting zijn behartigd door een professionele rechtshulpverlener en niet gebleken is dat de aanwezigheid van de heer M.J. Rosefleur tot een andere uikomst zou hebben geleid, beantwoordt de commissie deze vraag ontkennend. » Voor wat betreft de belangenafweging met betrekking tot de overige reclamanten stelt de commissie dat die belangen weliswaar in het geding zijn, maar dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een verantwoorde keuze. Het maatschappelijk belang voor een opvang van dak en thuislozen is van dien aard dat het in algemene zin kan opwegen tegen de belangen van verzoekers.
6.2.2 Van der Lee en het al dan niet gemende karakter van het bedrijventerrein (öezwaarnummers; 3,9, 16,23, 30,37, 141, 169, 191, 218). Van der Lee stelt dat de individuele belangenafweging ten opzichte van haar onvoldoende inzichtelijk is gemaakt. Van der Lee is zeer bezorgd over de positie van haar bedrijf nu de gemeente het gebied in toenemende mate schetst als 'gemengd'. De voorzieningenrechter heeft in zijn uitspraak verweerder opgedragen dit punt nader toe te lichten in de beslissing op bezwaar. De commissie is het volgende gebleken. In het verweerschrift en tijdens de hoorzitting van 2 oktober 2006 heeft verweerde toegelicht dat de gemeente Delft noch aanleiding noch mogelijkheden heeft het geldende beleid ten aanzien van het bedrijventerrein te wijzigen. ^^^^^^_ De locatie Surinamestraat 1 m a a k ^ ^ ^ ^ ^ ^ f f l t van een driehoekvorrniggebied ('De Scheg'). Hoewel het gebied in het Streekplan is aangewezen als bedrijventerrein, is op grond van het vigerende bestemmingsplan Oostindische Buurt 1983 slechts 48% van het gebied uitsluitend bestemd voor zwaardere bedrijvigheid en is 30% bestemd voor 'maatschappelijke' doeleinden'. Voor 13% geldt een menging van functies en voor 9% is een aanwijzing K (kantoren) opgenomen. Dit komt erop neer dat het gebied eerder als gemengd dan als een zuiver bedrijventerrein dient te worden aangemerkt. Voor wat betreft de 'toekomst' van het bedrijventerrein het volgende. Over het merendeel van het terrein ligt de 55dB(A) contour van de DSM en binnen die contour is vestiging van een milieugevoelige bestemming niet toegestaan. Een wijziging van deze contour is niet aan de orde
Verweerder heeft aangegeven geen mogelijkheden te hebben haar beleid te wijzigen. Ook het intensiveren van het bedrijventerrein is niet mogelijk gelet op reeds aanwezige functies. De commissie is het eens met de uitspraak van voorzieningenrechter in deze, namelijk, dat niet is gebleken dat de dagopvang zich niet verdraagt uit het oogpunt van milieuwetgeving met een uitbreiding van de activiteiten van Van der Lee.
6.2.2 Bezwaren tegen het voeren van een artikel 19 lid 2 procedure (bezwaarnummers: 8, 21, 22, 32,35, 38, 39,40, 90, 133, 196). Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan Indische Buurt dat is vastgesteld op 26 mei 1983 en goedgekeurd op 11 februari 1986. Ingevolge artikel 11 van de planvoorschriften zijn de betreffende gronden bestemd voor bedrijfsdoeleinden van nijver en handel. Het geplande gebruik van het pand Surinamestraat 1, als dagopvang voor dak- en thuislozen, moet worden gezien als maatschappelijke functie en past niet binnen de voorschriften van het vigerende plan. Realisatie van de dagopvang vergt daarom een vrijstellingsprocedure als bedoeld in artikel 19 van de WRO. Verweerder heeft vrijstelling verleend met toepassing van artikel 19 lid 2 WRO. Reclamanten hebben gesteld dat ten onrechte deze vrijstellingsprocedure is gevolgd en toepassing had moeten worden gegeven aan artikel 19 lid 1 WRO. In artikel 19 lid 2 WRO is bepaald dat burgemeester en wethouders vrijstelling kunnen verlenen van het bestemmingsplan in door gedeputeerde staten, in overeenstemming met de inspecteur, aangegeven categorieën van gevallen. Gedeputeerde staten (verder: GS) kunnen daarbij tevens bepalen onder welke omstandigheden vooraf een verklaring van GS dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben, is vereist. Het bepaalde in het eerste lid van artikel 19 WRO met betrekking tot een goede ruimtelijke onderbouwing is van overeenkomstige toepassing. Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de WRO, voor zover hier van belang, wordt onder een goede ruimtelijke onderbouwing bij voorkeur een gemeentelijk of intergemeentelijk structuurplan verstaan. Indien geen structuurplan is of wordt opgesteld, wordt bij de ruimtelijke onderbouwing in elk geval ingegaan op de relatie met het geldende bestemmingsplan, dan wel wordt gemotiveerd waarom het te realiseren project past binnen de toekomstige bestemming van het betreffende gebied. Voor de toepassing van artikel 19 lid 2 WRO hebben GS beleid vastgesteld. Ten tijde van de aanvraag voor de specifieke verklaring van geen bezwaar gold de Nota 'Regels voor Ruimte'. Deze nota is gewijzigd en op 8 maart 2005 hebben GS de herziene nota 'Regels voor Ruimte' vastgesteld. De herziene nota bevat geen relevante wijzigingen voor de vrijstelling waar het hier om gaat. De nota vormt naast de streekplannen het beoordelingskader voor gemeentelijke ruimtelijke plannen en bevat beleidsregels ten behoeve van de goedkeuring van ruimtelijke plannen. In het bij deze nota behorende Servicedocument is geregeld voor welke categorieën van gevallen een verklaring van geen bezwaar wordt afgegeven. Een specifieke verklaring van geen bezwaar wordt verleend voor het bouwen en uitvoeren van werken en werkzaamheden die passen in een ander gemeentelijk ruimtelijk document waarmee GS, in overeenstemming met de inspecteur voor de ruimtelijke ordening, kunnen instemmen. Uit de stukken is gebleken dat GS bij besluit van 8 november 2005 een zogenoemde specifieke verklaring van geen bezwaar hebben afgegeven voor de functiewijziging van het pand Surinamestraat 1. Op 3 oktober 2005 heeft het stadsgewest Haaglanden instemming afgegeven. Dit gebrek is dus tijdig voor de beslissing op bezwaar hersteld. In het beleidsstuk van GS is geen vastomlijnde bestehrijving .gegeven van wat onder een 'ander ruimtelijk document' wordt verstaan. Bij een ruimtelijk document kan, volgens het beleid van GS, worden gedacht aan een gemeentelijk structuurplan, visie of een sectorale nota met ruimtelijke aspecten, bijvoorbeeld een nota omtrent erfbebouwing, GSM-masten en andere. Voor de vraag of GS op basis van een dergelijk document een specifieke verklaring van geen bezwaar kunnen afgeven is de mate van concreetheid van het document een belangrijk aandachtspunt, omdat op basis van dat document bouwaanvragen c.q aanvragen tot vrijstelling moeten kunnen worden beoordeeld. In februari 2005 is door verweerder het 'Besluit nieuwe locatie dagopvang' vastgesteld. In deze nota en in eerdere versies zijn verschillende locaties getoetst aan een aantal criteria. Een aantal
locaties zijn afgewezen en er zijn twee reserve locaties aangewezen. Deze inventarisatie heeft onmiskenbaar een ruimtelijk karakter. Tevens is ingegaan op de relatie met het geldende bestemmingsplan. De locatie Surinamestraat 1, wordt in de nota concreet aangewezen als voorkeurslocatie voor de dagopvang. De commissie is van oordeel dat de nota als een gemeentelijk ruimtelijk document kan worden beschouwd en voldoet aan de eisen die in het beleid van GS worden gesteld. Als wordt voldaan aan de wettelijke eisen van artikel 19 lid 2 WRO is vrijstelling uit hoofde van artikel 19, eerste lid, van de WRO niet aan de orde (zie ARRvSt AU4971) 6.2.4 De locatiekeuze en de gehanteerde criteria (bezwaarnummers:4, 10, 11, 12, 14, 18, 19, 27, 31, 54, 57, 63, 64, 68, 71, 72, 92, 93, 94, 99, 129, 130, 139, 149, 150, 151, 152, 165, 175, 176, 178, 179, 180, 189, 190, 216, 217, 219). Veel bezwaren richten zich tegen de keuze voor de Surinamestraat. De Commissie constateert dat zeer uitvoerig onderzoek aan de hand van een groot aantal criteria voor de locatiekeuze is verricht. Niet kan worden staande gehouden dat dat de gekozen locatie op basis van dit onderzoek Kennelijk ongeschikt is. Verweerder kon in redelijkheid besluiten voor de locatie aan de Surinamestraat. Reclamanten hebben aangevoerd dat er, gelet op de gehanteerde criteria van de gemeente, andere locaties zijn die beter geschikt zijn voor de dagopvang dan de Surinamestraat. Op grond van de jurisprudentie op dit gebied is het bestaan van een alternatief, indien de beoogde locatie op zichzelf aanvaardbaar is, slechts dan tot het onthouden van medewerking, als met het alternatief een vergelijkbaar resultaat kan worden bereikt met aanzienlijk minder bezwaren (zie bijvoorbeeld op rechtspraak.nl, bijvoorbeeld: Rechtspraak.nl: LJN: AS2139,Voorzitter Raad van State ,200410133/2 en LJN AU7569 Raad van Staat, 200410133/1. . De commissie is niet gebleken dat hiervan sprake is. Voor zover de bezwaren zich richten tegen de gehanteerde criteria van de gemeente die hebben geleid tot de locatiekeuze is de commissie van oordeel dat het niet de bedoeling is in deze bezwaarprocedure de gehele inspraakprocedure 'over te doen' en nogmaals te toetsen. 6.2.5 Financiering en aanbesteding (bezwaarnummers: 49, 89, 132, 170, 210, 212, 244). De bezwaarindieners voeren aan dat niet duidelijk is of de financiering van de dagopvang een deugdelijke onderbouwing heeft. De aankoop van het pand kost inclusief verbouwing circa 1,1 miljoen euro. Hiervan wordt € 630.000 gedekt uit de toekomstige huuropbrengst van het pand. Een bedrag van € 525.000,-- wordt gedekt vanuit het door de raad beschikbaar gestelde krediet voor verplaatsing van de Delftse dag- en nachtopvang. Gelet op bovenstaande ziet de commissie geen reden de financiering in twijfel te trekken. Het aanbesteden van de verbouwing valt niet binnen het toetsingskader van onderhavige vrijstelling en bouwvergunning. Overigens heeft verweerder gesteld dat dit conform de regels zoals die gelden is gebeurd. 6.2.6 Overlast, veiligheid, sociale controle en het beheerplatform (bezwaarnummers: 5, 7, 28, 51, 52, 58, 59, 65, 67, 74, 81, 82, 96, 97, 98, 100, 101, 102, 103, 105, 111, 118, 119, 121, 122, 123, 125, 126, 128, 131, 135, 136, 137, 142, 143, 148, 154, 156, 155, 157, 158, 159, 160, 162, 177, 188, 197,200,220,221,222). De bezwaren richten zich op de mogelijke overlast die de bezoekers van de dagopvang zullen veroorzaken (zwerfvuil, vuile naalden, rondhangen op bepaalde plekken). In het verlengde daarvan wordt aangevoerd dat er te weinig sociale controle is daar de opvang op een bedrijventerrein komt. De commissie is van mening dat met de vestiging van de dagopvang de kans op overlast inderdaad toeneemt. Verweerder heeft dit probleem ook onderkend. Gebleken is dat de huidige locatie van de dagopvang aan de Oostsingel 79 op kleine schaal en in een beperkte ömgevingsstraal overlast oplevert. Deze overlast wordt in overwegende mate veroorzaakt door het ontbreken van een afgeschermde buitenruimte waardoor de bezoekers van de dagopvang voor het pand blijven hangen. Om deze problemen te bestrijden heeft verweerder daarom als eis gesteld dat de nieuwe dagopvang een afgeschermde buitenruimte moet hebben. Het pand aan de Surinamestraat wordt
zodanig verbouwd dat een dergelijke buitenruimte aanwezig is. Overlast ontstaat ook op het moment dat iemand aan de voordeur onenigheid krijgt over bijvoorbeeld de toegang tot het centrum. Om die reden is in het programma van eisen van de nieuwe locatie meegenomen dat het centrum beschikt over een toegangssluis achter de voordeur. Verweerder heeft een beheerplan in voorbereiding. Daarvoor is een beheerplatform in het leven geroepen. De commissie heeft kennis genomen van de stukken betreffende het beheerplan en de verslagen van het beheerplatform. De commissie heeft kennis genomen van het concept behaerplan. Uit deze stukken blijkt dat het platform nu bestaat uit de projectleider van de verhuizing (gemeente Delft), de wijkcoördinator (gemeente Delft), veiligheidscoördinator (gemeente Delft), politie Haaglanden, Mondriaan onderwijsgroep, het dienstencentrum (directie en bewoner), drie omwonenden en een secretariële ondersteuner. Omwonenden kunnen daarbij aansluiten. In het beheerplan komen allerlei zaken aan de orde. Bijvoorbeeld over hoe om te gaan met de dreigende overlast en mogelijke onveiligheid. De communicatie tussen de betrokken partijen, fysieke knelpunten (straatverlichting, onoverzichtelijke situaties door groen, hangplekken, verkeerssituaties, toegankelijkheid gebied voor hulpdiensten), ongewenst gedrag, toezicht en schoonhouden van de omgeving. In de startsituatie worden de knelpunten in kaart gebracht door middel van de wijkschouw en politierapportages. De bedoeling van dit platform is om negatieve effecten voor de bewoners tot een minimum te beperken. Concrete zaken die in het beheerplan geregeld kunnen worden zijn bijvoorbeeld: het instellen van een meldpunt, openingstijden van de dagopvang, een alcoholverbod en het wegnemen van fysieke knelpunten, hanggedrag in het gebied, langs het water en onder de brug, toezicht en sanctiemaatregelen. De inspraaknota, de resultaten van de informatieavonden, de 'Wegingsnota' van het college, de veiligheidsscan van DSP, de monitor van de bezoekersgroep en de resultaten van de wijkschouwen zijn belangrijke input voor de aanpak in de buurt. Verweerder heeft het platform ook verzocht het rapport van SAVE als input voor de aanpak mee te nemen, nadat de voorzieningenrechter heeft aangegeven dat dit wenselijk is. Reclamanten hebben ervoor gekozen geen zitting te nemen in dit platform zolang er nog procedures lopen. De reacties uit (eerdere) inspraakrondes en uit de informatieavond van 14 maart en 3 oktober 2005 worden echter wel door verweerder betrokken bij het bepalen van de te nemen beheersmaatregelen. De commissie is van mening dat gesteld kan worden dat de maatregelen die zijn opgenomen ih het (concept-) beheerplan op zichzelf een goede aanzet vormen voor het tegengaan van de gevreesde overlast. Met de maatregelen is wellicht niet alle overlast uit te sluiten maar het beheerplan kan worden aangepast aan de omstandigheden. Essentieel daarbij zijn in de ogen van de Commissie heldere afspraken over de verantwoordelijkheid voor de handhaving alsmede de feitelijke effectuering daarvan. 6.2.7 Bezoekersaantallen (bezwaarnummers: 47, 56, 70, 73, 77, 79, 80, 109, 110, 115, 116, 143, 144, 146, 147, 199). Het bezoekersaantal bij het dienstencentrum 'Over de Brug' is tussen de 50 en 70 bezoekers, verspreid over de gehele dag (gemiddeld 60 personen per dag). Dit blijkt onder andere uit de jaarverslagen over 2004 en 2005, en de halfjaarcijfers over 2006. Het drukste moment is rond het middaguur, wanneer tussen de 20 en 30 personen deelnemen aan de maaltijd. Sommige bezoekers komen één paar keer per week en anderen komen maar een paar keer maand. Ook komt het voor dat regelmatige bezoekers enige tijd het Dienstencentrum niet meer bezoeken of geheel uit het beeld verdwijnen. Er zit daardoor een verschil tussen de getelde daadwerkelijke bezoeken en het binnen de monitor vastgelegde bezoekersgedrag van de in kaart gebrachte bezoekers. Het maximum toegestane aantal bezoekers is 50. Er is geen reden te veronderstellen dat het aantal bezoekers zal gaan stijgen. Uit de stukken blijkt dat verweerder van meet af aan van dit bezoekersaantal is uitgegaan. Reclamanten hebben de Commissie niet kunnen overtuigen van de onjuistheid van de door verweerder gehanteerde cijfers. 6.2.8 Het Mondriaancollege (bezwaarnummers: 34, 60, 104, 161, 168, 192, 240). Reclamanten hebben aangegeven dat zij het niet wenselijk achten dat de dagopvang in de nabijheid van een middelbare school wordt gevestigd waar zich een kwetsbare groep bevindt die hierdoor sneller in aanraking zal komen met drugs e.d. Het Mondriaan college is ten noorden van de Surinamestraat gelegen. De bezoekers van de dagopvang zullen over het algemeen juist uit de zuidelijke richting komen. Het Mondriaan college
neemt deel aan het beheerplatform. Hierdoor zullen eventuele problemen vroegtijdig gesignaleerd en aangepakt kunnen worden. De commissie is van mening dat het Mondriaan college geen beletstel vormt voor het vestigen van een dagopvang aan de Surinamestraat. 6.2.9 Aanzuigende werking tramlijn 1 (bezwaarnummers: 62, 95, 117, 153, 173, 193, 241). Diverse bezwaren richten zich tegen het feit dat de dagopvang is gesitueerd nabij een tramhalte van lijn 1 en daardoor qua bereikbaarheid een gelijkwaardige ligging heeft ten opzichte van locaties in het stationsgebied zelf. Tevens heeft dit feit een aanzuigende werking vanuit Den Haag. Dit alles zou onvoldoende meegenomen zijn in de afweging. De commissie deelt deze mening niet. De veiligheidsrisico's in het stationsgebied en dergelijke risico's rond de tramhalte verschillen zeer sterk van elkaar. Reizigers kunnen niet opgaan in de drukte zoals dat bij het treinstation wel het geval is, waardoor bij een tramhalte minder gelegenheid tot crimineel gedrag bestaat. Daarnaast vervult de dagopvang een functie voor bezoekers uit de regio Delft, Westland en Oostland. Voor hen kan de tram een goede manier zijn om de dagopvang te bezoeken. Bezoekers uit Den Haag/Rijswijk worden in de dagopvang niet toegelaten. Bij de ingang van de dagopvang zal strikte toegangscontrole worden toegepast. Het heeft voor hen dus ook geen zin zich in het gebied te begeven. De commissie is dan ook van mening dat de tramhalte geen aanzuigende werking zal hebben op mensen van buiten de regio. Verder kan nog worden vermeld dat in het beheerplatform inmiddels met de HTM de mogelijkheden zijn besproken om overlast in en bij de tramhalte tegen te gaan door bij voorbeeld het in en uit laten stappen van controleurs op kwetsbare halte's. 6.2.10 De buitenruimte (bezwaarnummers: 14a, 36, 45, 73, 112, 124, 145, 195). Veel bezwaren richten zich tegen het ontbreken van de noodzakelijk geachte buitenruimte dan wel tegen de wijze waarop deze zou worden gecreëerd, namelijk door uitbreiding van het aanwezige balkon. Het aanwezige balkon, zal in ongewijzigde vorm worden gehandhaafd. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling Öat dit balkon zal gaan fungeren als buitenruimte voor de doelgroep zoals deze in het programma van eisen is benoemd. Ten behoeve van de binnen het pand te realiseren buitenruimte+ zal op de verdieping een deel van het dak worden verwijderd over een oppervlakte welke gelijk is aan de daarvoor opgenomen functionele eis. E.e.a. is ook afgestemd met de uiteindelijke exploitant, Stichting Dienstencentrum Over de brug. De deur tussen het balkon en de inpandige buitenruimte zal bij normaal gebruik dus afgesloten zijn. Wel dient nog ter nadere goedkeuring een oplossing te worden overgelegd waarbij is voorzien in de afsluitbaarheid van deze toegang voor de doelgroep, doch ingeval van calamiteiten toch de mogelijkheid zal bestaan om deze deur als volwaardige vluchtweg te laten functioneren. Verweerder heeft deze eis bij wijze van voorwaarde aan de vergunning verbonden. Tegen het opleggen van deze voorwaarde is door de vergunninghouder geen bezwaar gemaakt. Verweerder heeft toegezegd er in de uitvoering strikt op toe te zien dat deze voorwaarde wordt nageleefd. 6.2.7 7 Milieuaspecten (bezwaarnummers: 6, 24, 43, 66, 75, 143, 185). De dagopvang wordt niet aangemerkt als een milieugevoelig object. De gebruikers van de dagopvang zullen aldaar niet langdurig aanwezig zijn. De onderstaande milieuaspecten zijn van belang: 1. water en ecologie 2. luchtkwaliteit 3. geluid 4. geur 5. bodem 6. externe veiligheid 7. milieuzonering bedrijven De gemeente heeft alleen daar waar nodig onderzoek gedaan. Er is bijvoorbeeld een onderzoek gedaan in het kader van de Flora en faunawet, wat erin heeft geresulteerd dat er in de directe omgeving van het pand geen beschermde soorten zijn aangetroffen. Een onderzoek naar de luchtkwaliteit heeft uitgewezen dat de voorgestane functiewijziging voldoet aan alle grenswaarden van het besluit luchtkwaliteit. Er treedt geen verslechtering op van de luchtkwaliteit in Delft of in het algemeen.
10
Voor wat betreft het geluid kan worden opgemerkt dat de dagopvang geen geluidsgevoelige bestemming in de zin van de Wet geluidhinder is en een geluidsonderzoek derhalve niet noodzakelijk was. Ook het milieuaspect geur is geen belemmering voor de ingebruikname van het pand als dagopvang. Het bodemonderzoek heeft uitgewezen dat de locatie in milieuhygiënisch opzicht geschikt is geacht voor de functiewijziging naar maatschappelijke doeleinden. In het kader van de externe veiligheid is nagegaan of de dagopvang niet in strijd zou zijn met het vuurwerkbesluit 2002, nu bij Auto Hi-Fi Corner BV vuurwerk ligt opgeslagen. Het vuurwerkbesluit bepaalt dat er een veiligheidsafstand moet worden aangehouden van 8 meter gemeten vanuit het hart van de deur van de bewaarplaats. In dit geval is die afstand 10 meter en dus niet in strijd met het vuurwerkbesluit. Verder zijn de hoeveelheden daadwerkelijk opgeslagen gevaarlijk stoffen op het terrein van DSM zo klein, dat dit geen risico oplevert voor functies op deze locaties. De nota Bedrijven en Bestemmingsplannen legt geen beperkingen op voor de voorziening functiewijziging. Deze functiewijziging brengt geen beperkingen met zich mee voor het huidige functioneren van de in het plangebied gevestigde bedrijven. De commissie is derhalve van mening, dat er voldoende onderzoek is gedaan naar de milieuaspecten. In bezwaar is de commissie niet gebleken dat deze onderzoeken inhoudelijk onjuist zijn of onzorgvuldig tot stand gekomen zijn gekomen. 6.2.12 De parkeernorm Tijdens de hoorzitting op 2 oktober is de parkeernorm ter sprake gekomen. Tijdens de hoorzitting kon de gemeente hierop niet al te gedetailleerd ingaan, nu dit in bezwaar niet was aangebracht. De gemeente is dan ook in de gelegenheid gesteld om na de hoorzitting een toelichting te geven op de parkeernorm. Voor wat betreft de parkeernorm geldt het volgende: Op het aspect parkeren is de beleidsnota Parkeren en Stallen van toepassing. Ten aanzien van de onderhavige functie dagopvang bevat deze nota geen concrete parkeernormen. Ten aanzien van het parkeren is vervolgens een vergelijking gemaakt tussen de bestaande functie in het pand (uitzendbureau?en woningen) en de beoogde wijziging van functies (dagopvang). In die vergelijking is voor wat betreft de bestaande functie gebruik gemaakt van de parkeernorm uit de nota Stallen en Parkeren. De vergelijking levert onderstaand resultaat op: Parkeerbehoefte bestaande situatie: Parkeerbehoefte uitzendbureau 2,75 x 300/100 = 8,3 pp, inclusief bezoekers. Parkeerbehoefte twee bovenwoningen: 1,7 x 2 = 3,4 pp Totaal: 12 pp. Parkeerbehoefte nieuwe situatie: De parkeernorm voor de dagopvang is 0,7 per werknemer. Er werken in de bestaande situatie niet meer dan 4 werknemers tegelijk in het centrum. In de nieuwe situatie zullen dat er in ieder geval niet meer dan 10 tegelijk zijn (daarbij inbegrepen eventuele genodigden van buiten). Parkeerbehoefte van de dagopvang: 0,7 x 10 =7 pp. Gelet op de doelgroep, dak- en thuislozen is het aantal dat de dagopvang met de auto zal bezoeken te verwaarlozen. Conclusie ten aanzien van parkeren: Gelet op het bovenstaande levert vestiging van de beoogde functie geen nadelige gevolgen op voor de parkeergelegenheid ter plaatse. De commissie is van mening, dat de gemeente hiermee voldoende heeft onderbouwd dat het aantal aanwezige parkeerplaatsen voldoende is. 6.2.13 Ondeugdelijkheid veiligheidsscan DSP (bezwaarnummers: 13, 26, 84, 86, 87, 88, 106, 114, 138, 163, 167, 174, 178, 182, 184, 186, 187, 237). Verweerder wordt verweten dat zij alleen datgene uit de veiligheidsscan van DSP haalt, wat zij in haar voordeel kan gebruiken en niets doet met de negatieve punten die in deze scan aan de orde
11
komen. Voorts zou de gemeente niets doen met de veiligheidsscan die door SAVE is opgesteld in opdracht van Van der Lee. De commissie stelt vast dat de veiligheidsscan die DSP heeft uitgebracht er in ieder geval niet toe heeft geleid dat de Surinamestraat ongeschikt zou zijn. De commissie kan niet anders dan concluderen dan dat het rapport van DSP op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en dat hier geen pertinente onjuistheden in staan. De commissie stelt vast dat verweerder de bevindingen van de Quickscan van SAVE in handen heeft gegeven van het beheerplatform naar aanleiding van de uitspraak van de voorzieningenrechter. De Commissie is er voldoende van overtuigd, dat het beheerplatform over mogelijkheden zal beschikken om met dit rapport daadwerkelijk rekening te houden. De Commissie raadt belanghebbenden zeker aan deel te nemen aan het beheerplatform, zodat zij zich ervan kunnen vergewissen dat dit ook gebeurt. Ook verwacht de Commissie van de gemeente dat ook zij hierop zal toezien. Het nogmaals doen verrichten van een veiligheidsscan is naar mening van de commissie niet nodig. 6.2.14 Schade bezwaarnummer: 42, 53, 83 Met betrekking tot de schade die reclamanten stellen te zullen lijden overweegt de commissie dat het hen vrijstaat zich tot het college te wenden met het verzoek om vergoeding van planschade, als bedoeld in artikel 49 WRO, indien zij menen daar aanspraak op te kunnen maken. 6.2.15 Toetsing bouwbesluit (bezwaamummers: 201, 202). Reclamanten voeren aan dat het hier nieuwbouw betreft en er dus getoetst dient te worden aan het bouwbesluit bestaande bouw. Voor wat betreft de toetsing aan het bouwbesluit, merkt de commissie op dat het hier gaat om bestaande bouw. Er dient dus te worden getoetst aan het besluit voor bestaande bebouwing. Daar waar nieuwe aspecten worden aangebracht, wordt getoetst aan het nieuwbouwbesluit.
6.3 Conclusie Gelet op het voorgaande en hetgeen de voorzieningenrechter in zijn uitspraak van 27 juni 2006 heeft aangegeven is de commissie van oordeel dat: betreffende Auto Hi-Fi Corner verweerder vooralsnog nog niet heeft voldaan aan het oordeel van de voorzieningenrechter de overige bezwaren acht de commissie ongegrond, omdat zij van oordeel is dat verweerder het bestreden besluit voldoende heeft gemotiveerd, dit voldoende zorgvuldig heeft voorbereid en, na afweging van de betrokken belangen, in redelijkheid tot het verlenen van vrijstelling voor het bouwplan heeft kunnen besluiten en de gemeente in alle redelijkheid tot haar keuze voor de locatie Surinamestraat is gekomen en deze keuze voldoende heeft onderbouwd. 7. Advies Gelet op het voorgaande adviseert de commissie u als volgt. •
•
Het bezwaarschrift van Auto Hi-Fi Corner B.V (zaaknr 106-062) gegrond te verklaren voor zover de bezwaren zich richten tegen het feit dat verweerder vooralsnog de optie van verplaatsing van het bedrijf nader onderzoekt; De bezwaarschriften van de volgende reclamanten ongegrond te verklaren: Stichting Bedrijventerrein Vrijenban (zaaknr.I06-056); Internationaal Transportbedrijf L. van der Lee en Zonen B.V., Van der Lee Onroerend Goed B.V. en Leendert van der Lee, (zaaknr. I06-063); Bruker Axs B.V., (zaaknr. 106-064); Vereniging van Eigenaren Delftweg, (zaaknr. 105-424); - De heer F. Bartelomij,(zaaknr. 106-071); Belangenvereniging Onze Indische Buurt, (zaaknr. I06-076); De heer P. Ouwerkerk, (zaaknr, I06-072); De heer J.M. Pellemans, (zaaknr, I06-073); Mevrouw P.D.M. Vrins-Van Alphen en de heer F.H. Vrins, (zaaknr. 106-074); - De heer F.A.M. Knoop, (zaaknr. 106-077).
12
De heer P. van den Bosch, (zaaknr. 106-078); Het bezwaarschrift van de heer W. Bosschieter, (zaaknr. 106-079) niet-ontvankelijk te verklaren.
13