Werken met krimp, bouwstenen voor een aanpak van krimp
Kr i m p hoog o p d e pol i t ie ke a g e nd a In 2010 worden weer verkiezingen gehouden voor de gemeenteraden. Met het rapport Werken met krimp, bouwstenen voor een aanpak van krimp draagt de Stichting Groene Hart bouwstenen aan voor de verkiezingsprogramma’s van de politieke partijen. In de visie van de Stichting zal het thema krimp in deze programma’s een belangrijke rol moeten spelen.
Ron Gast
Afgelopen drie jaar heeft de Stichting het debat over krimp in het Groene Hart op allerlei manieren aangezwengeld: door doelgroepgerichte symposia en congressen, door tournees langs bedrijventerreinen en door landelijk gebied, door een fotowedstrijd, door een reizende expositie in gemeentehuizen en bibliotheken en door voorlichtingsbrochures, persinterviews en ingezonden brieven. In dit rapport een korte samenvatting van de diverse debatten en symposia, onder de noemer Het krimp- en klimaatdebat in het Groene Hart (2007-2009). Het voortouw in dit debat werd genomen door een aantal gerenommeerde onderzoekers (Onderzoekers over krimp en klimaat). Hun conclusies worden onderschreven door recente studies van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). De onderzoekers hebben indringende beleidsaanbevelingen gedaan, thans zijn de beleidsmakers aan zet. Maar: voor het voeren van een krimpbeleid is een mentaliteitsverandering nodig, of – zoals Wim Derks het verwoordt – een rouwproces bij het afscheid nemen van het groeidenken. Veel beleidsmakers zijn hier nog niet aan toe. Om hen te prikkelen en te stimuleren hebben wij in dit rapport een recent Volkskrant-interview met prof.dr. Arnold Heertje opgenomen. Mede door de economische crisis staat het krimpdebat momenteel hoog op de politieke agenda. De belangrijkste conclusies die de Stichting uit dit debat heeft getrokken staan samengevat in het stuk De specie tussen de bouwstenen, op weg naar een gemeenteraadsprogramma 2010-2014. Wij hopen dat de aanbevelingen in dit stuk hun weg zullen vinden naar de verkiezingsprogramma’s van de politieke partijen! Ron Gast, voorzitter Stichting Groene Hart
Inhoud
2 2 3 10 12 15
Krimp hoog op de politieke agenda De specie tussen de bouwstenen, op weg naar een gemeenteraadsprogramma 2010-2014 Wim Derks: Werken met krimp, bouwstenen voor een aanpak van krimp Het krimp- en klimaatdebat in het Groene Hart (2007-2009) Onderzoekers over krimp en klimaat Heertje: ‘We zien niet meer waar het om draait’ (Volkskrant, 24-4-2009)
De specie tussen de bouwstenen, op weg naar een gemeenteraadsprogramma 2010-2014 1. Onze inwoners zijn hier komen wonen omdat de gemeente aantrekkelijk was. Die aantrekkelijkheid willen we behouden. Dáár doen we het voor! 2. Het bijzondere karakter van onze streek vraagt om weloverwogen beleid. Elke keuze heeft effect: positief of negatief. Oppassen dus. 3. Als gemeente leveren wij een bijdrage aan de ontwikkeling en de toekomst van het Nationaal Landschap Groene Hart. 4. Bij de keuze van locaties voor (o.a.) woningbouw, bedrijfsterreinen en glastuinbouw houden we zorgvuldig rekening met alle waarden, kwaliteiten en kenmerken van het Hollandse landschap, zowel lokaal als regionaal. 5. Regionale afstemming van plannen is nodig. Niet overal kán alles. Keuzen op Rijks en Provinciaal niveau stellen (soms letterlijk) paal en perk aan de lokale keuzen. Ook de markt stelt grenzen. 6. Op volkshuisvestingsgebied maken we keuzen die gebaseerd zijn op werkelijke behoeften. We kiezen voor die oplossingen die het best bijdragen aan de leefbaarheid van onze gemeente en streek. In ieder geval wordt rekening houden met vergrijzing van de bevolking en met een teruglopend aantal kinderen (ontgroening) in de gemeente. 7. Het volkshuisvestingsplan is de basis voor de woningbouwprogrammering. Gelet op de te verwachten bevolkingsontwikkeling kiezen we voor een evenwichtige programmering zodat een te zware financiële last op de gemeente en leegstand van woningen in de toekomst wordt voorkómen. 8. Wij kiezen voor een beperking van de instroom én uitstroom zodat het migratiesaldo neutraal is. Dat kan door een selectief bouwbeleid. 9. De vraag naar (per doelgroep) geschikte woningen en het aanbod ervan, worden beter op elkaar afgestemd. Nieuwbouwprogramma’s worden aangepast; doorstroming in de bestaande woningmarkt wordt bevorderd. 10. Erkend wordt dat het voorzieningenniveau onder druk staat en niet in stand kan worden gehouden door extra te bouwen. Andere, slimme oplossingen zijn nodig, bijvoorbeeld door het combineren van voorzieningen zowel commercieel als niet-commercieel.
STICHTING GROENE HART
2
WERKEN MET KRIMP
Werken met krimp, bouwstenen voor een aanpak van krimp Wim Derks
INHOUD Inleiding 1. Bevolkingskrimp in het Groene Hart Afbakening; Ontwikkeling aantal inwoners tot nu toe; Toekomstige ontwikkeling aantal inwoners; Ontwikkeling naar leeftijd; Conclusie
2. Krimp heeft veel gevolgen 3. De woningmarkt verandert Aantal; Keuze voor groei; Plaats en soort
4. Het aantal jongeren daalt Gevolgen voor school en vrije tijd
5. De potentiële beroepsbevolking gaat dalen
Gevolgen voor ruimte voor werkgelegenheid en verkeer
6. Het aantal ouderen stijgt
Gevolgen voor vrije tijd en zorg
7. De gevolgen voor gemeentefinanciën en voorzieningen 8. Een ander beleid nodig Bijlage Bevolkingsontwikkeling
WERKEN MET KRIMP
3
STICHTING GROENE HART
Inleiding
D
e bevolkingsontwikkeling heeft gevolgen voor veel beleidsterreinen. In dit rapport wordt een schets gegeven van de ontwikkeling van de bevolking in het Groene Hart. Vervolgens wordt aangegeven wat zoal de gevolgen zijn van de veranderende omvang en samenstelling van de bevolking. Daarbij worden aandachtspunten voor het beleid vermeld. Hiermee worden bouwstenen aangedragen voor de beleidsprogramma’s van de gemeenten en de regio’s.
1. Bevolkingskrimp in het Groene Hart Afbakening In de bijlage is een overzicht gegeven van de 60 gemeenten, die geheel of gedeeltelijk in Nationaal Landschap Groene Hart liggen. Bij 22 gemeenten van die 60 woont per gemeente minder dan 23% van het aantal inwoners in het Groene Hart. Die 22 gemeenten, waarin samen slechts 5% van het aantal inwoners van het Groene Hart woont, worden buiten beschouwing gelaten bij navolgende cijfermatige schets van de ontwikkeling en samenstelling van het totale aantal inwoners. De beschrijving van de bevolkingsontwikkeling in de overige 38 gemeenten, waar 95% van het aantal inwoners van het Groene Hart woont, geeft een goed beeld voor de ontwikkeling in het Groene Hart als geheel.
Ontwikkeling aantal inwoners tot nu toe In het Groene Hart woonden per 1-1-2009 ongeveer 706.000 mensen. Het aantal inwoners in het Groene Hart is de afgelopen 7 jaar per saldo nauwelijks gegroeid (+0,03% gemiddeld per jaar; van 704.500 in 2002 naar 705.900 in 2009). Landelijk is de bevolking in
STICHTING GROENE HART
die periode met 0,33% per jaar gegroeid. Bij de gemeenten in het Groene Hart varieerde de jaarlijkse groei tussen -0,8% in Waddinxveen en +0,6% in Bergambacht. In 14 van de 38 gemeenten is in de afgelopen 7 jaar het aantal inwoners per saldo gedaald. De ontwikkeling van het aantal inwoners is opgebouwd uit natuurlijke aanwas (het saldo van geboorte en sterfte) en migratiesaldo (saldo van inkomende migratie, vestiging, en uitgaande migratie, vertrek; beiden binnenlands plus buitenlands). Gemiddeld over de afgelopen 7 jaar was de natuurlijke aanwas in het Groene Hart gelijk aan 0,50% van de bevolking. Dat is duidelijk meer dan de landelijke 0,33%. Per gemeente varieerde de natuurlijke aanwas tussen -0,02% in Weesp en +1,09% in Nieuw-Lekkerland. Weesp is de enige gemeente waar de natuurlijke aanwas gemiddeld over de afgelopen 7 jaar kleiner was dan nul. De afgelopen 7 jaar had het Groene Hart voortdurend een uitgaand migratiesaldo. Er vertrokken meer mensen dan zich er vestigden. Het saldo van inkomende en uitgaande migratie was gemiddeld gelijk aan -0,47% van de bevolking. Voor een regio is dat een relatief groot uitgaand migratiesaldo. Landelijk was het migratiesaldo in die jaren gemiddeld nul. Per gemeente varieerde het saldo tussen -1,28% in Waddinxveen en +0,08% in Zevenhuizen-Moerkapelle. Van de 38 gemeenten had 36 een uitgaand migratiesaldo. Dat er sprake was van een uitgaand migratiesaldo in het Groene Hart wijst er op, dat de groei van de woningvoorraad niet voldoende was om de groei van de bevolking op basis van de natuurlijke aanwas op te vangen.
4
WERKEN MET KRIMP
Toekomstige ontwikkeling aantal inwoners Wat betreft de groei van de woningvoorraad in het Groene Hart is voor de komende jaren het beleidsuitgangspunt dat die groei niet meer zal zijn dan nodig is om de bevolkingsgroei op basis van de natuurlijke aanwas op te vangen. Er wordt dus uit gegaan van een migratiesaldo van maximaal nul. Opgemerkt moet worden dat dit maximum aanmerkelijk hoger ligt dan de realisatie tot nu toe. Zou dit maximum gehaald worden, dan zou de bevolking groeien overeenkomstig de natuurlijke aanwas. Migratiesaldo nul is een begrip dat niet door iedereen hetzelfde geïnterpreteerd wordt. Vanuit demografisch oogpunt betekent migratiesaldo nul dat de stroom van inkomende migratie (vestiging) in aantallen even groot is als de stroom van uitgaande migratie (vertrek). Uit het Groene Hart vertrekken eventueel jongeren, omdat ze geen geschikte (betaalbare) woonruimte vinden of omdat ze elders gaan studeren of elders gaan werken. Als het aantal (oudere) personen dat zich in het Groene Hart vestigt even groot is als het aantal (jonge) personen dat vertrekt, dan is het migratiesaldo gelijk aan nul. Door de groei van de woningvoorraad te beperken kan het beleid ervoor zorgen dat de inkomende migratiestroom (vestiging) niet groter wordt dan de uitgaande migratiestroom. Het begrip “migratiesaldo nul” wordt door sommigen ook wel geïnterpreteerd als “inkomende migratie nul”: niemand mag zich vanuit elders in de het Groene Hart vestigen. Omdat er mensen vertrekken, zoals genoemde jongeren, zal het migratiesaldo dan kleiner zijn dan nul. Het saldo van de inkomende migratie, die dan nul is, en de uitgaande migratie, die groter is dan nul, zal dan immers kleiner zijn dan nul. De natuurlijke aanwas wordt geleidelijk minder maar blijft in het Groene Hart als geheel positief tot kort na 2025. Gemiddeld over de afgelopen 7 jaar (2002/2008) was de natuurlijke aanwas +0,50%. Gemiddeld over de komende 7 jaar (2009/2015) wordt de natuurlijke aanwas geraamd op +0,28% en voor de 7 jaar daarna (2016/2022) op +0,18%. In het Groene Hart blijft de natuurlijke aanwas wat hoger dan het landelijke gemiddelde. In 4 van de 38 gemeenten wordt de natuurlijke aanwas gemiddeld over de komende 7 jaar kleiner dan nul: Wijdemeren -0,25%, Weesp -0,07%, Zoeterwoude -0,03% en Nederlek -0,01%. In de daarop volgende 7 jaar volgt ook Muiden.
WERKEN MET KRIMP
In de komende jaren gaat de natuurlijke aanwas geleidelijk dalen. Als het migratiesaldo in de komende jaren even ver onder nul blijft als in de afgelopen jaren, zal het aantal gemeenten met bevolkingsdaling toenemen en dus meer worden dan de 14 van de afgelopen jaren. Als het migratiesaldo in de komende jaren geleidelijk zou stijgen naar nul, dan zou het aantal gemeenten met bevolkingsdaling ongeveer 14 kunnen blijven. De daling van de natuurlijke aanwas heft dan de stijging van het migratiesaldo op. Als het migratiesaldo met ingang van nu gelijk zou zijn aan nul, dan zou de bevolking vanaf nu groeien overeenkomstig de natuurlijke aanwas. Het aantal gemeenten met bevolkingsdaling zou slechts 4 zijn en over een aantal jaren 5. Deze 5 gemeenten zijn hierboven genoemd. Hier wordt de natuurlijke aanwas kleiner dan nul.
Ontwikkeling naar leef tijd De bevolking in het Groene Hart is gemiddeld wat jonger dan landelijk (zie tabel B.3). Maar in de komende jaren gaat de ontgroening (de daling van het aantal jongeren) en de vergrijzing (stijging van het aantal ouderen) in het Groene Hart sneller dan landelijk, waardoor de bevolking in dit gebied in de komende jaren gemiddeld ouder wordt dan landelijk. De potentiële beroepsbevolking, de bevolking van 20-64 jaar, gaat zowel in het Groene Hart als landelijk met ingang van 2011 dalen. Met ingang van 2011 gaat de naoorlogse geboortegolf de leeftijd van 65 jaar passeren.
Conclusie Bevolkingsdaling is in het Groene Hart een veel voorkomend verschijnsel: in de afgelopen zeven jaar in 14 van de 38 gemeenten. Deze bevolkingsdaling wordt vrijwel geheel veroorzaakt door een uitgaand migratiesaldo. De natuurlijke aanwas is over het algemeen nog groter dan nul. Het migratiesaldo zal ook voor de komende jaren een belangrijke bepalende factor zijn voor het optreden van bevolkingsdaling. Wat betreft de kwantitatieve ontwikkeling zijn hier cijfers gegeven tot en met 2022. Daarna blijft de natuurlijke aanwas een trendmatige daling vertonen. In steeds meer gemeenten zal de natuurlijke aanwas kleiner worden dan nul. De beschikbare woningvoorraad is een belangrijke bepalende factor voor het migratiesaldo. Toekomstige leegstand van woningen zoals in andere regio’s met bevolkingsdaling, is voor het Groene Hart immers niet waarschijnlijk.
5
STICHTING GROENE HART
2. Krimp heeft veel gevolgen Bevolkingsontwikkeling heeft op veel terreinen invloed, maar er zijn ook andere factoren die van belang zijn. Hier volgen twee voorbeelden. Al groeit het aantal inwoners niet meer, dan zal het aantal woningen toch nog moeten groeien, omdat het aantal personen per woning daalt. Ook de koopkracht blijft stijgen, omdat de materiële welvaart, het inkomen, per persoon blijft stijgen. De ontwikkeling van het aantal inwoners mag dus nooit één op één doorvertaald worden naar andere thema’s.
Met ingang van 2006 neemt de belangstelling voor bevolkingsontwikkeling, met name bevolkingsdaling en de gevolgen daarvan sterk toe in Nederland. Veel informatie hierover is te vinden op de website www.vanmeernaarbeter.nl Ook op andere websites wordt steeds meer aandacht besteed aan bevolkingsdaling (krimp) zoals op die van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (www.vng. nl), van Nicis Institute (www.nicis.nl) en van Aedes, de branchevereniging van woningcorporaties (www.aedesnet.nl). Het Kenniscentrum voor Bevolkingsdaling en Beleid is bezig met het samenstellen van een digitaal basisboek over bevolkingsdaling als handboek voor gemeenteraadsleden, dat gepresenteerd wordt op het jaarcongres van de VNG op 9 en 10 juni 2009. Hierna komen een aantal thema’s aan de orde, waarop de bevolkingsontwikkeling grote invloed heeft.
De invloed van bevolkingsontwikkeling kan lokaal en regionaal een geheel ander effect hebben dan nationaal. Zo is vergrijzing nationaal eventueel een financieel probleem, maar kan het lokaal en regionaal een bron van welvaartsgroei zijn, omdat de bestedingen door en voor ouderen sterk groeien. Ondanks vergrijzing en bevolkingsdaling, gaat de groei van de materiële welvaart per persoon gewoon door als gevolg van de stijging van de productie per persoon. Elke economisch crisis is tot nu tijdelijk geweest. Er moet dus vanuit gegaan worden dat dit ook geldt voor de huidige crisis. Gemiddeld daalt de welvaart een of hooguit enkele jaren. Daarmee valt de gemiddelde welvaart per persoon terug tot die van enkele jaren geleden. Daarna begint de groei weer.
3. De woningmarkt verandert
Keuze voor groei
Aantal Het aantal personen per huishouden daalt, alleen al door de vergrijzing. Ouderen wonen immers met minder personen (soms maar met één persoon) in een woning dan jongeren (veelal gezinnen bestaande uit ouders met kinderen). Ook al groeit het aantal inwoners niet of daalt het licht dan moet het aantal woningen toch groeien om de gezinsverdunning op te vangen. ABF Research heeft geraamd hoeveel de woningvoorraad in het Groene Hart moet groeien bij een migratiesaldo nul1. In de eerste komende jaren zou de woningvoorraad in het Groene Hart dan moeten groeien met ongeveer 3.000 per jaar. Dat is een groei van ruim 1% per jaar, terwijl het aantal inwoners bij migratiesaldo nul met ongeveer 0,3% per jaar groeit overeenkomstig de natuurlijke aanwas. Als gevolg van de gezinsverdunning, de daling van het aantal personen per huishouden, is er dus een groeiverschil tussen de woningvoorraad en het aantal inwoners dat in die woningvoorraad woont. Dat groeiverschil is in het Groene Hart als geheel in de eerstkomende jaren 0,7%: voor een groei van de bevolking met 0,3% per jaar moet de woningvoorraad met 1% per jaar groeien; bij een gelijkblijvend aantal inwoners past een groei van de woningvoorraad van 0,7% per jaar; als de woningvoorraad niet groeit, maar gelijk blijft, daalt het aantal inwoners met 0,7% per jaar. Het groeiverschil tussen inwoners en benodigde woningvoorraad wordt in de toekomst geleidelijk minder omdat de gezinsverdunning, de daling van het aantal personen per huishouden geleidelijk minder wordt. Het groeiverschil tussen inwoners en benodigde woningvoorraad is sterk afhankelijk van de leeftijdsopbouw van de bevolking en varieert daardoor tussen de gemeenten. 1. ABF Research, “Migratiesaldo Nul 2006-2030, Woningbehoefteontwikkeling in de Nationale Landschappen” (januari 2008)
STICHTING GROENE HART
Het uitgangspunt migratiesaldo nul geeft een hogere bevolkingsgroei dan de gerealiseerde ontwikkeling in de afgelopen jaren. Het woonklimaat in het Groene Hart is zo aantrekkelijk dat er geen woningen leeg staan en dat de ontwikkeling van het aantal inwoners dus bepaald wordt door de beschikbaarheid van woningen. Als gemeenten zoveel woningen gaan bouwen als nodig is voor migratiesaldo nul zal het uitgaand migratiesaldo, zoals dat optrad in de afgelopen jaren verdwijnen en zal het aantal inwoners over het algemeen niet dalen maar licht groeien overeenkomstig de natuurlijke aanwas. Groei is dus een keuzemogelijkheid en geen “must’, dus geen vanzelfsprekendheid geen voor de meeste gemeenten in het Groene Hart. Omdat een deel van de jongeren weg trekt, bijvoorbeeld om elders te gaan studeren, zal bij een migratiesaldo nul dat vertrek opgevuld moeten worden door mensen van elders. Bouwen om migratiesaldo nul te bereiken is dus voor een deel bouwen voor mensen die nu buiten het Groene Hart wonen.
Plaats en soort Het aantal woningen is een keuze, maar ook de plaats van de groei (inbreiding en/of uitbreiding) evenals het soort woningen. De gemeente kan daarbij rekening houden met de ruimtelijke omstandigheden en de behoefte vanuit de (eigen) bevolking. Een gegeven is dat het aantal jongeren daalt en het aantal ouderen groeit. Er moet gebouwd worden voor ouderen, maar om dat de overgrote meerderheid van de ouderen wil blijven wonen waar ze wonen, moet bij de bouwplannen toch ook rekening gehouden worden met de starters, de nieuwkomers op de woningmarkt. Al wordt de groei van de woningvoorraad geleidelijk minder, toch zullen bouwactiviteiten moeten doorgaan. De woningvoorraad moet kwalitatief op peil blijven en aangepast worden aan de veranderende woonwensen, mede als gevolg van vergrijzing en welvaartsstijging.
6
WERKEN MET KRIMP
4. Het aantal jongeren daalt Mede afhankelijk van de groei van de groei van de woningvoorraad zal het aantal inwoners licht dalen, gelijk blijven of licht groeien. In alle gevallen zal het aantal jongeren echter dalen.
Scholen De daling van het aantal jongeren kan per gemeente, kern of wijk/ buurt sterk verschillen afhankelijk van de leeftijdsopbouw van de bevolking. Daling van het aantal kinderen is een algemeen verschijnsel, waardoor geleidelijk op steeds meer plaatsen het aantal kinderen op de basisschool gaat dalen. In sterk krimpende regio’s elders in het land leidt dat tot het sluiten van basisscholen. Dat zal in het Groene Hart waarschijnlijk nog nauwelijks of niet aan de hand zijn, maar bij investeringsbeslissingen moet al wel rekening gehouden worden met de toekomstige daling van het aantal leerlingen.
Vrije tijd De daling van het aantal jongeren geeft ook een daling van het aantal leden van verenigingen waarvan veel jongeren lid zijn, zoals voetbalverenigingen. Bij investeringsbeslissingen moet daarmee waarschijnlijk al wel rekening gehouden worden.
5. De potentiële beroepsbevolking gaat dalen De potentiële beroepsbevolking, de bevolking van 20-64 jaar gaat over enkele jaren in omvang dalen. Het deel van die bevolkingsgroep dat zich aanbiedt op de arbeidsmarkt (de arbeidsparticipatie) stijgt nog wel wat, maar die stijging wordt steeds minder omdat het maximum in zicht komt. Binnen tien jaar komt er een einde aan de groei van de beroepsbevolking, zelfs op landelijk niveau. Er zijn regio’s waar de groei nog wel door gaat, zoals in de Noordvleugel van de Randstad, maar niet in het Groene Hart. Als gevolg van de huidige economische crisis daalt het aantal werkenden en stijgt de werkloosheid. Als over enkele jaren de economie zich weer herstelt gaat het aantal werkenden groeien en de werkloosheid dalen. Waarschijnlijk binnen tien jaar komt er echter een einde aan de groei van het aantal werkenden door onvoldoende aanbod van arbeidskrachten, omdat dan de beroepsbevolking gaat dalen. In diverse regio’s in Nederland en mogelijk ook in het Groene Hart wordt het aantal werkenden nooit meer zo groot als in 2008 als gevolg van onvoldoende aanbod van arbeidskrachten door de sterker wordende daling van de beroepsbevolking.
Ruimte voor werkgelegenheid Als binnen afzienbare termijn een einde komt aan de groei van het aantal werkenden, komt er binnen afzienbare termijn mogelijk ook een einde aan de benodigde groei van ruimte voor werken: kantoren en bedrijventerreinen. In steeds meer regio’s in Nederland en mogelijk ook in het Groene Hart is het huidige aanbod van kantoren en bedrijventerreinen voldoende voor de toekomst. Nieuwe kantoren en nieuwe bedrijventerreinen blijven waarschijn-
WERKEN MET KRIMP
lijk wel in trek, zoals bij een fruitschaal waar steeds vers fruit op gelegd wordt. Maar het oude fruit onder in de fruitschaal verpietert en verrot. Dat gaat ook gebeuren met oude kantoren en oude bedrijventerreinen als het aanbod van nieuw groot is en als er geen uitdrukkelijk beleid gevoerd wordt ten aanzien van de oude locaties.
Verkeer Als binnen afzienbare termijn een einde komt aan de groei het aantal werkenden dat in de regio woont, komt er binnen afzienbare termijn zeer waarschijnlijk ook een einde aan de groei van het woon-werkverkeer in de regio. De resterende groei van het autoverkeer kan verminderd worden door beleid ter bevordering van openbaar vervoer, fiets en telewerken. De groei van vrijetijdsverkeer, met name ook door de groeiende groep ouderen, heeft over het algemeen maar een beperkte invloed op de totale hoeveelheid verkeer. De grote massa van het verkeer hangt samen met werk.
7
STICHTING GROENE HART
6. Het aantal ouderen stijgt
Woningvoorraad
Het aantal ouderen gaat de komende decennia sterk groeien. Het aantal 65-plussers bereikt over 30 jaar een top. De groei van het aantal hoogbejaarden gaat nog langer door. Alles wat met ouderen te maken heeft groeit. Alle bestedingen door en voor ouderen groeien. De nieuwe ouderen hebben over het algemeen meer te besteden dan de huidige ouderen. De senioreneconomie is een groeisector, waar locaal en regionaal van geprofiteerd kan worden.
De woningvoorraad moet aangepast worden aan de groeiende groep ouderen. Een klein deel van de ouderen wil verhuizen. Daarvoor moet gebouwd worden. Dat leidt tot doorstroming in de woningvoorraad. Een groot deel van de ouderen wil niet verhuizen. Dan moet de woning eventueel aangepast worden.
Vrije tijd en zorg Alle activiteiten en bestedingen door en voor ouderen in de sfeer van vrije tijd en recreatie nemen toe zoals verenigingen met veel ouderen, (elektrische) fietsen enz. Ook groeit de vraag naar alle goederen en diensten voor hulp en zorg voor ouderen zoals hulp in en om huis, zorg thuis, zorg en verpleging in instellingen en alle hulpmiddelen daarbij, zoals domotica, rollators, huisvesting enz. Er is uiteraard ook een groeiende vraag naar daarmee samenhangende arbeidskrachten.
7. De gevolgen voor gemeentefinanciën en voorzieningen Bevolkingsgroei is een bron van groei van inkomsten voor de gemeenten bijvoorbeeld door meer geld uit het gemeentefonds en inkomsten uit het grondbedrijf door verkoop kavels voor wonen en werken. Als de groei van het aantal inwoners stopt en gaat dalen, droogt deze inkomensbron op. Financieel is groei van inwoners over het algemeen voor gemeenten veel aantrekkelijker dan daling van aantal inwoners. Als het aantal inwoners daalt blijven veel vaste kosten, zoals wegen riolering enz. toch ongeveer even hoog. Mede naar aanleiding van een rapport over dit onderwerp2 wordt nu door het Ministerie van BZK en anderen nagedacht over verandering van het financieringssysteem van gemeenten, zodat ook rekening gehouden wordt met krimpende gemeenten. Mede vanwege de financiële gevolgen van bevolkingsdaling is samenwerking van groot belang: regionale samenwerking tussen gemeenten en samenwerking met andere betrokken partijen, bijvoorbeeld woningcorporaties en projectontwikkelaars. Dan ontstaan er bijvoorbeeld mogelijkheden van kostenverevening. Veel voorzieningen verdwenen al toen het aantal inwoners nog groeide, zoals de winkel op de hoek en het bankfiliaal. Bevolkingsdaling kan dit proces versnellen. Gemeenten zullen daarom een actief voorzieningenbeleid moeten voeren om de gevolgen op te vangen, bijvoorbeeld door de combinatie van allerlei voorzieningen, zoals brede scholen.
2. Raad voor Openbaar Bestuur (ROB) en Raad voor de Financiële Verhoudingen (RFV), “Bevolkingsdaling, Gevolgen voor betuur en financiën” (maart 2008)
STICHTING GROENE HART
8. Een ander beleid nodig Stabilisatie of daling van het aantal inwoners vraagt om een ander beleid. Veel lokale bestuurders moeten door een rouwproces bij het afscheid nemen van het groeidenken: ontkennen dat de groei voorbij is, verzet tegen daling door extra te gaan bouwen, acceptatie en dan actief oppakken. De groei in kwantiteit moet vervangen worden door groei in kwaliteit. Zoals eerder aangegeven hebben de meeste gemeenten in het Groene Hart nog de mogelijkheid om te groeien in aantal inwoners als er zoveel gebouwd wordt dat de ruimte van migratiesaldo nul volledig benut wordt. Zoals aangeven kan er dan ook gebouwd worden voor mensen die nu buiten het Groene Hart wonen. Groei van aantal inwoners is een beleidskeuze. Het kan voorkomen dat groei in kwantiteit ten koste gaat van groei in kwaliteit. Wim Derks, maart 2009 Kenniscentrum voor Bevolkingsdaling en Beleid
[email protected]
8
WERKEN MET KRIMP
BIJLAGE BEVOLKINGSONTWIKKELING Afbakening Er zijn 60 gemeenten die geheel of gedeel telijk in Nationaal Landschap Groene Hart liggen3. Er zijn 31 gemeenten die helemaal in het Groene Hart liggen (zie tabel B.2). Bij 7 gemeenten woont 62 à 97% van het aantal inwoners binnen de begrenzing van het Groene Hart (zie tabel B.2) en bij 22 gemeenten is dat 0 à 23% (zie tabel B1). In deze 22 gemeenten woont slechts 5% van het aantal inwoners van het Groene Hart. Deze 22 gemeenten in tabel B1 worden verder buiten beschouwing gelaten bij de beschrijving van de bevolkingsontwikkeling in het Groene Hart.
Van de 38 gemeenten, waarvan meer dan 62% van het aantal inwoners in het Groene Hart woont zijn in navolgende tabbellen een aantal gegevens opgenomen. De ontwikkeling van de bevolking wordt beschreven op basis van de verandering over een periode van 7 jaren, zodat incidentele (sterke) veranderingen het beeld niet vertroebelen. De natuurlijke aanwas (het saldo van geboorte en sterfte) voor de komende jaren is geraamd op basis van het gemiddelde van de PEARL-prognose van CBS/PBL en PRIMOS-prognose van ABF, opgehoogd op basis van de nieuwe landelijke prognose van eind 2008 van het CBS.
Tabel B.2 Bevolkingsontwikkeling naar componenten Totalen van gemeente In Groene Hart 2006 volgens ABF
Deel van totaal
De Bilt
9.644
0,23
Aalsmeer
4.664
0,19
Maarssen
2.694
0,07
Hardinxveld
1.075
0,06
926
0,04
Nieuwerkerk a/d IJssel
2002/2008 1-1-2009
2009/2015
2016/2022
Natuurlijke aanwas
Migratiesaldo
Bevolkingsgroei
Natuurlijke aanwas
Natuurlijke aanwas
0,33
0,00
0,33
0,22
0,16
0,28
0,18
Groene Hart
705.141
705.900
Onderstaande gemeenten
672.761
696.560
0,50
-0,47
0,03
Abcoude
8.778
1,00
8.690
0,68
-0,41
0,27
0,18
0,10
18.314
1,00
18.790
0,49
-0,18
0,31
0,29
0,26
Alkemade
14.510
1,00
14.570
0,45
-0,29
0,16
0,30
0,20
Alphen aan den Rijn
70.866
1,00
72.120
0,56
-0,27
0,30
0,33
0,13
9.396
1,00
9.630
0,55
0,06
0,61
0,32
0,16
19.290
1,00
19.480
0,68
-0,77
-0,09
0,44
0,23
Boskoop
15.332
1,00
15.160
0,61
-0,68
-0,07
0,43
0,36
Breukelen
14.569
1,00
14.680
0,49
-0,08
0,42
0,24
0,19
De Ronde Venen
34.364
1,00
34.520
0,38
-0,33
0,05
0,09
0,03
Giessenlanden
14.493
1,00
14.460
0,59
-0,39
0,20
0,36
0,19
Gouda
71.340
1,00
70.790
0,54
-0,72
-0,18
0,44
0,39 0,37
Bergambacht Bodegraven
9.726
1,00
9.830
0,80
-0,51
0,29
0,58
Jacobswoude
Graafstroom
10.784
1,00
10.820
0,54
-0,30
0,24
0,43
0,17
Leerdam
20.808
1,00
20.710
0,26
-0,48
-0,22
0,15
0,12
Liesveld
9.738
1,00
9.710
0,78
-0,75
0,02
0,63
0,44
Loenen
8.304
1,00
8.450
0,28
-0,21
0,07
0,04
0,00
Lopik
13.908
1,00
14.120
0,82
-0,25
0,57
0,47
0,26
Montfoort
13.450
1,00
13.500
0,92
-0,70
0,22
0,47
0,22
8.095
1,00
8.120
0,66
-0,65
0,01
0,42
0,44
Muiden
Inwoners
Gemiddeld per jaar in %
Nederland
Moordrecht
Tabel B.1 Gemeenten waar 0 tot 23% van het aantal inwoners in het Groene Hart woont
van totaal
Inwoners
Alblasserdam
3. In de publicatie “Migratiesaldo Nul 2006-2030, Woningbehoefteontwikkeling in de Nationale Landschappen” van ABF Research (januari 2008) is in Bijlage 1 een overzicht gegeven van gemeenten per Nationaal Landschap, het aantal inwoners van die gemeenten dat woont binnen de begrenzing van het Nationaal Landschap en het aandeel van dat aantal inwoners in het totaal aantal inwoners van die gemeente. Deze informatie, die waarschijnlijk betrekking heeft op de cijfers van 2006 is hier gebruikt. De gemeente Moordrecht wordt daarin niet genoemd bij Groene Hart. Die is hier toegevoegd.
Inwoners
Deel
4.175
0,63
6.550
0,31
-0,69
-0,38
0,00
-0,01
Nederlek
14.685
1,00
14.150
0,16
-0,90
-0,74
-0,01
-0,05
Nieuwkoop
26.690
1,00
26.780
0,47
-0,49
-0,02
0,15
0,00
Nieuw-Lekkerland
9.456
1,00
9.570
1,09
-0,83
0,26
0,78
0,59
Ouder-Amstel
8.201
0,62
13.120
0,23
-0,12
0,11
0,20
0,22
Ouderkerk
8.105
1,00
8.140
0,52
-0,53
-0,01
0,25
0,04
Oudewater
9.990
1,00
9.890
0,43
-0,16
0,28
0,27
0,12
12.856
1,00
12.980
0,29
-0,21
0,09
0,20
0,15
Reeuwijk Rijnwoude
18.825
1,00
18.650
0,52
-0,90
-0,38
0,42
0,37
Schoonhoven
12.294
1,00
12.030
0,54
-0,63
-0,09
0,36
0,17
Vianen
19.692
1,00
19.680
0,65
-0,47
0,17
0,34
0,18
9.676
1,00
9.850
0,39
-0,30
0,10
0,16
0,06
Vlist
17.718
0,68
25.410
0,48
-1,28
-0,80
0,25
0,18
Weesp
Waddinxveen
16.986
0,97
17.470
-0,02
-0,37
-0,39
-0,07
-0,05 -0,25
Leidschendam-Voorburg
2.300
0,03
Wijdemeren
22.758
0,97
23.370
0,05
-0,03
0,03
-0,25
Amstelveen
1.897
0,02
Woerden
47.900
1,00
48.800
0,63
-0,26
0,37
0,35
0,18
Haarlemmermeer
2.597
0,02
Zederik
13.502
1,00
13.390
0,44
-0,64
-0,20
0,26
0,18
666
0,02
ZevenhuizenMoerkapelle
7.432
0,72
10.390
0,38
0,08
0,46
0,22
0,39
Zoeterwoude
5.755
0,68
8.190
0,20
-0,99
-0,79
-0,03
-0,02
IJsselstein Gorinchem
184
0,01
Hilversum
675
0,01
Naarden
136
0,01
Teylingen
242
0,01
Uithoorn
379
0,01
Zoetermeer
1.197
0,01
Amsterdam
Bron: ABF, CBS, Derks.
Tabel B.3 Bevolkingsontwikkeling naar leef tijd Procentuele verandering per jaar
Samenstelling 2009
2016
2023
2009/2015
2016/2022
Nederland
1.704
0,00
23,9
22,5
21,5
-0,4
-0,3
Utrecht
951
0,00
20-64 jaar
61,1
59,3
57,8
-0,2
-0,1
Lansingerland
207
0,00
65 jaar e.o.
15,0
18,1
20,7
2,0
1,4
Sliedrecht
103
0,00
100,0
100,0
100,0
0,1
0,1
Diemen
67
0,00
0-19 jaar
25,7
23,4
21,6
-0,9
-0,8
Leiderdorp
44
0,00
20-64 jaar
59,7
57,9
56,7
-0,3
-0,2
Papendrecht
28
0,00
Bron: ABF.
WERKEN MET KRIMP
0-19 jaar
Totaal Groene Hart
65 jaar e.o. Totaal Bron: CBS.
14,5
18,6
21,6
2,5
1,6
100,0
100,0
100,0
0,0
0,0
9
STICHTING GROENE HART
Het krimp- en klimaat debat in het Groene Hart (2007-2009) Stadhuis Alphen aan den Rijn, 9 november 2007 Tournee langs bedrijventerreinen Alphen aan den Rijn en aansluitend rondetafeldiscussie over Bedrijventerreinen, duurzaamheid en ambitie. Met: Robert Blom (wethouder EZ gemeente Alphen aan den Rijn), Erik Pool (Statenlid PvdA Zuid-Holland), Joop Maat (Afd. Ec.ontw./grondzaken Alphen aan den Rijn), Willem Verhaak (campagneleider Milieudefensie), mevr. mr. drs. Liesbeth Spies (Twee de Kamerlid CDA) en Bastiaan de Roo (directeur Kamer van Koophandel Rijnland). Vraagstelling: Wat is gaande bij de nieuwe ontwikkelingen van bedrijventerreinen in het Groene Hart, zowel de bestaande als de nieuwe? Zo op het oog nemen deze ontwikkelingen een grote vlucht; steeds worden nieuwe stukken groen aan bedrijfsbebouwing opgeofferd. Wat levert dit op aan bijdragen aan de lokale economie en wat betekent dit voor de effecten van klimaatverandering en bevolkingskrimp? In hoeverre zijn de bedrijventerreinen een vehikel voor een duurzamere ontwikkeling, inclusief efficiënter grond-, energie- en watergebruik en minder milieubelasting? Op welke wijze kunnen economische functies bijdragen aan een duurzamere leefomgeving, die minder met de kwetsbare groene ruimte concurreert? Wat zijn de condities daarvoor en welke ervaringen zijn er daarmee?
Agnietenkapel/Stadhuis Gouda, 1 februari 2008 Symposium en workshops over Krimp en klimaatverandering: de gevolgen voor het Groene Hart. Met Wim Cornelis (burgemeester van Gouda), Erik Pool, (Statenlid PvdA Zuid-Holland), Wim Derks (Universiteit Maastricht en Kenniscentrum voor Bevolkingsdaling en Beleid), Frans Tielrooij (Lid Commissie Waterbeheer), Henk Ovink (Directoraat Generaal Ruimte, Ministerie VROM), Rudy Rabbinge, (Hoogleraar Wageningen), Frank van Pelt (Projectleider Planvorming Zuidplaspolder, Provincie Zuid-Holland), Tom Bade (Directeur Kenniscentrum Triple E), Jandirk Hoekstra (Landschapsarchitect, Bureau H+N+S), Barrie Needham (Em. Hoogleraar RO Radboud Universiteit Nijmegen).
STICHTING GROENE HART
10
WERKEN MET KRIMP
Vraagsteling: In de 21ste eeuw zal de Nederlandse bevolking krimpen omdat sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw het gemiddelde aantal kinderen per vrouw laag is, minder dan de 2,1 die nodig is om het aantal inwoners niet te laten dalen. Binnen Nederland is de daling van het aantal inwoners in Limburg al begonnen in 2002. Andere gebieden volgen de komende jaren. . De ruimtevraag per persoon stijgt nog wel mede als gevolg van gezinsverdunning, maar die stijging wordt geleidelijk minder. Daarnaast zijn er de gevolgen van de stijgende zeespiegel en het veranderende klimaat. Dit betekent dat de beschikbare ruimte meer dan voorheen in beslag zal worden genomen door retentiecapaciteit in de waterhuishouding. Maar ook zullen nieuwe veiligheidsnormen worden opgelegd waardoor stedelijke ontwikkelingsambities gematigd zullen worden, hetzij door regelgeving, hetzij door de werking van de markt. De vraag is in hoeverre deze tendensen de kwaliteit van het Groene Hart zullen beïnvloeden en wat het betekent voor de economische dragers van de groene open ruimte. Is dit een “blessing in disguise”? Een kans om de specifieke landschappelijke kenmerken van het Groene Hart te behouden? Te versterken? Als dat zo is, wat zijn dan de voorwaarden waaraan voldaan moet worden?
Gemeentehuis Giessenlanden, 30 mei 2008
Congrescentrum De Meijert, Mijdrecht, 5 november 2008
Tournee door de Alblasserwaard en aansluitend rondetafeldiscussie over Krimp en klimaat in het landschap van de Waard.
Discussie en workshops over Demografische krimp, m.n. in de fictieve gemeente Vecht en Venen.
Met: mevr. Els Boot (burgemeester van Giessenlanden), Theo Vogelzang (Stichting Groene Hart), Sjoerd Veerman (wethouder Alblasserdam), Leen den Ouden (Natuur en Vogelwacht Alblasserwaard), Teus Kool (Waterschap Rivierenland), Jan M. de Vries (Tweede Kamerlid CDA), Joop Evertse (Gedeputeerde Zuid-Holland), mevr. Madeleine van Mansfeld (Landschapsecoloog, Alterra).
Met: Andries de Jong (Planbureau voor de Leefomgeving), Andre Buys (RIGO), Jan Overtoom (Bouwend Nederland), Bram Rosendaal (wethouder De Ronde Venen) en Erik Pool (Statenlid Zuid-Holland).
Vraagstelling: De Alblasserwaard is belangrijk voor het hele leefmilieu in de Randstad. Er zijn de ruimte van het cultuurlandschap, de lange zichtlijnen, kronkelige veenrivieren, begroeide kaden en bosjes, grienden en rietlanden. Hoe weert deze eenmalige schoonheid zich tegen het rood worden en verharden van het land, het wassende water en dalende bodem, en de fragmentarisering van het landschap? En wat kunnen we voor de kleine kernen verwachten over 20 jaar, als de woningvraag zal kenteren? Kan beleid het inwonertal stabiliseren? Kan het ruimtegebruik op een minder ruime voet gezet worden? Kan de waterhuishouding voldoen aan de nieuwe eisen van beheer en veiligheid? Hoe zal het de Waard vergaan in een toekomst die getekend zal worden door de gevolgen van krimp en klimaat?
Vraagstelling: Welke invloed hebben vergrijzing en de toenemende individualisering op de demografische krimp? Leidt demografische krimp ook tot huishoudenskrimp? Wat zijn de effecten van de demografische ontwikkelingen op de fictieve gemeente Vecht en Venen? Hoe kunnen bouwers inspelen op krimp door o.m. duurzaam bouwen en kwalitatieve aanpassing van ouderenwoningen?
Stadhuis Woerden, 14 mei 2009 Slotcongres met excursies, workshops en forumdiscussie. Met: mr. Eberhard Van der Laan (minister voor Wonen, Wijken en Integratie), mevr. Lenie Dwarshuis (Gedeputeerde Zuid Holland), mevr. Ir. Yttje Feddes (Rijksadviseur voor het Landschap), mr. drs. Elco Brinkman (voorzitter Bouwend Nederland),. Prof.dr. Arnold Heertje (econoom), Johan Strik (wethouder Woerden), mevr. Loes Ypma (wethouder Woerden), Bert Westerink (wethouder Woerden), mevr. Titia Cnossen (wethouder Woerden), Wim Derks (Universiteit Maastricht en Kenniscentrum voor Bevolkingsdaling en Beleid), Martin van Engelshoven-Huls (voorzitter Stuurgroep Groene Hart), mevr. drs. Roos Vermeij (Tweede Kamerlid PvdA), Frank Koen (voorzitter Woerdens Beraad), mevr. mr. drs. Liesbeth Spies (Tweede Kamerlid CDA), Hans van Leeuwen Tweede Kamerlid SP), mevr. mr. Helma Neppérus (Tweede Kamerlid VVD) en Erik Pool (Statenlid Zuid-Holland). Vraagstelling: Welke consequenties heeft krimp in het Groene Hart voor het beleid van rijk, provincies en gemeenten? Wat zijn de gevolgen van klimaatverandering voor het landschap? En voor de bouwopgave in het Groene hart? Hoe kunnen gemeentebestuurders inspelen op de gevolgen van krimp, o.m. door Herstructurering wijk- en zorgvoorzieningen, transformatie bestaande en bouw nieuwe bedrijfsterreinen en flexibiliteit/duurzaamheid van onderwijsvoorzieningen?
WERKEN MET KRIMP
11
STICHTING GROENE HART
Onderzoekers over krimp en klimaat
T
ijdens het symposium over krimp op 1 februari 2008 in Gouda stelden diverse onderzoekers op indringende wijze het krimp- en klimaatprobleem aan de orde. In de 21ste eeuw zal de Nederlandse bevolking krimpen omdat sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw het gemiddelde aantal kinderen per vrouw laag is, minder dan de 2,1 die nodig is om het aantal inwoners niet te laten dalen. Binnen Nederland is de daling van het aantal inwoners in Limburg al begonnen in 2002. Andere gebieden volgen de komende jaren. De ruimtevraag per persoon stijgt nog wel mede als gevolg van gezinsverdunning, maar die stijging wordt geleidelijk minder. Daarnaast zijn er de gevolgen van de stijgende zeespiegel en het veranderende klimaat. Dit betekent dat de beschikbare ruimte meer dan voorheen in beslag zal worden genomen door retentiecapaciteit in de waterhuishouding. Maar ook zullen nieuwe veiligheidsnormen worden opgelegd waardoor stedelijke ontwikkelingsambities gematigd zullen worden, hetzij door regelgeving, hetzij door de werking van de markt. De vraag is in hoeverre deze tendensen de kwaliteit van het Groene Hart zullen beïnvloeden en wat het betekent voor de economische dragers van de groene open ruimte. Is dit een “blessing in disguise”? Een kans om de specifieke landschappelijke kenmerken van het Groene Hart te behouden? Te versterken? Als dat zo is, wat zijn dan de voorwaarden waaraan voldaan moet worden?
STICHTING GROENE HART
12
WERKEN MET KRIMP
Wim Derks De groei in de ruimtevraag wordt in de toekomst veel minder dan in het verleden Ontgroening (daling van het aantal jongeren), vergrijzing (stijging van het aantal ouderen) en de algemeen geworden bevolkingsdaling hebben onder andere invloed op de vraag naar ruimte voor wonen en werken. De groei in de ruimtevraag wordt in de toekomst veel minder dan in het verleden. In steeds meer regio’s in Nederland is de top van de ruimtevraag bereikt of wordt deze binnen een beperkt aantal jaren bereikt. Waar zal de resterende groei van de ruimtevraag gerealiseerd worden? Wat betekenen deze ontwikkelingen voor het Groene Hart? Wim Derks is verbonden aan de Universiteit Maastricht en Kenniscentrum voor Bevolkingsdaling en Beleid.
Frans Tielrooij Water en ruimte zijn leidend bij adaptatiebeleid en toekomstige inrichting van Nederland
Klimaatverandering is mondiaal gesproken één van de grootste uitdagingen van deze tijd. Zeespiegelrijzing, veranderingen in temperatuur en neerslagpatronen zullen een enorme impact hebben op de leefomgeving, de voedselproductie, de veiligheidssituatie en ontwikkelingskansen van een groot deel van de wereldbevolking. Mitigatie en adaptatie zijn de twee hoofdlijnen voor het aanpakken van deze problematiek. Ook in Nederland bestaat terecht veel aandacht voor de klimaatproblematiek. Ook wij hebben de plicht te werken aan mitigatie, o.a. door reductie van CO2-emissies. Maar als het gaat om de gevolgen van klimaatveranderingen is voor Nederland vooral adaptatie een noodzaak. We moeten ons voorbereiden op en aanpassen aan zeespiegelstijging, de verandering van de neerslagpatronen en de grotere hoeveelheden rivierwater die op ons af komen. Uiteraard moeten we het al veel langer bestaande probleem van bodemdaling hierbij direct meenemen.
veiligheid bieden een uitgelezen kans voor een nieuwe offensieve aanpak, die een nieuw evenwicht creëert tussen ruimtelijke kwaliteit (rust, ruimte en groen) en economische ontwikkeling. Woningbouw, mobiliteit, waterveiligheid, economische ontwikkeling en agrarische productie zijn daarbij belangrijke pijlers. Een dergelijke aanpak vraagt nadrukkelijk om een omslag in het denken en handelen en om nieuwe vormen van samenwerking, zodat de impasses doorbroken kunnen worden (Zuidplaspolder, verrommeling) en nieuwe kansen voor het gebied en de gebruikers ontstaan. Frans Tielrooij is Lid Adviescommissie Water.
Rudy Rabbinge De toekomst van het Groene Hart zal maar zeer ten dele kunnen worden bepaald door agrarische activiteiten De agrarische sector als economische drager van de groene ruimte ervaart dat de noodzakelijke schaalvergroting in de Randstad en het Groene Hart maar moeilijk kan worden gerealiseerd. En daar komt bij dat om verschillende redenen meer wateroppervlak zal moeten worden gerealiseerd. De toekomst van het Groene Hart zal dan ook maar zeer ten dele kunnen worden bepaald door agrarische activiteiten. Niet grondgebonden, hoogwaardige landbouwkundige activiteit zoals glastuinbouw, biedt alleen op een zeer beperkt aantal plekken soelaas. Er zal meer moeten worden gekozen, kracht door kiezen. De grondgebonden landbouw als economische drager heeft alleen in de betere gebieden perspectief, doch met veel minder boeren op een kleiner areaal. Ook is er ruimte voor het in stand houden van een aantal karakteristieke landschappen waarvoor agrarische activiteit onontbeerlijk is, doch waar de natuurlijke handicaps die landbouw niet competitief maakt, daar is structurele steun voor de maatschappelijke dienst vereist. De grote verandering zal evenwel plaatsvinden door meer natuur en water, waarmee de beste garantie voor het open karakter kan worden geboden. Ruimtelijke ontwikkelingspolitiek is daartoe een eerste vereiste. Rudy Rabbinge is Universiteitshoogleraar Wageningen Universiteit & Research Centre.
Tom Bade
Maar alleen focus op adaptatie van het klimaatprobleem in Nederland is niet genoeg. Het is noodzakelijk breed te kijken naar de waterveiligheid en de ontwikkelingen op het gebied van ruimtelijke ordening. Water en Ruimtelijke ordening moeten centrale thema’s zijn bij het denken over de toekomstige ontwikkeling van ons land. Niet alleen de kans op overstromingen door klimaatverandering en bodemdaling is toegenomen. Ook de gevolgen van eventuele overstromingen zijn vele malen groter dan pakweg een eeuw geleden het geval was. De Adviescommissie Water, een onafhankelijke commissie die de staatssecretaris van V&W adviseert over het waterbeleid, heeft eind 2006 uitvoerig gewezen op de noodzaak onze veiligheid tegen overstromingen te vergroten. De commissie wees op de bestaande achterstandssituatie waarbij niet alle dijken aan de wettelijke normen voldoen, maar vooral ook op de noodzaak om beter na te denken over de gevolgen van een eventuele ramp. De commissie hield een pleidooi voor meer politieke aandacht, een grotere bewustwording, een goede financiering op de langere termijn, een grotere samenhang tussen water en ruimte en voor het ontwikkelen van innovatieve concepten. Daarbij kan gedacht worden aan amfibisch bouwen of het introduceren van waterverzekeringen. Deze uitdaging geldt misschien wel in het bijzonder voor het Groene Hart. De huidige ontwikkelingen op het gebied van klimaat en
WERKEN MET KRIMP
Ontwikkeling en beheer van natuur en landschap moeten niet als een kostenpost worden beschouwd, maar als een investering Denkend aan Holland realiseer ik mij dat mensen hun liefde voor natuur en landschap alleen maar tot uitdrukking kunnen brengen door ‘ergens tegen te zijn’: door bezwaarprocedures te starten tegen ongewenste ontwikkelingen, door inspraakavonden af te lopen waar door bestuurders welwillend wordt geluisterd naar boze burgers en dan alsnog van acquit wordt gegaan. Denkend aan Holland zie ik dat mensen natuur en landschap belangrijk vinden. Ze ’zeggen’ het natuurlijk, bijvoorbeeld in enquêtes waaruit steevast blijkt dat bescherming van natuur en landschap de hoogste prioriteit hebben. Maar bestuurders zeggen dan natuurlijk ‘dat mensen zo veel willen, én een auto én een mooi landschap’. En dat kan natuurlijk niet allemaal tegelijk. En dus delft de
13
STICHTING GROENE HART
Barrie Needham
natuur altijd het onderspit, dat dan weer wel. Maar het blijft niet alleen bij zeggedrag, mensen handelen ook naar wat ze zeggen. Ze betalen meer voor huizen in een groene woonomgeving en besteden fors in en rond natuurgebieden. Bestedingen waar iedereen van profiteert, behalve de beheerder van het natuurgebied. Denkend aan Holland zie ik dat ongeschonden natuur en waardevolle cultuurlandschappen een schaars goed geworden zijn. En dat wat schaars is krijgt waarde. Alleen we kunnen het niet kopen, we kunnen het alleen beschermen tot aan de Raad van Staten, totdat de volgende procedure wordt gestart. Denkend aan Holland zie ik een landschap dat geen directe band meer heeft bestaat tussen de gebruiker van het landschap en datzelfde landschap. We hebben geen openbaar landschap in de zin dat we er vrijelijk kunnen wandelen. Maar we hebben zeker geen openbaar landschap in de zin dat het van iedereen is. Denkend aan het toekomstige Holland zie ik de noodzaak tot het creëren van arrangementen waarin mensen wel op een positieve manier kunnen werken aan het beheer en behoud van natuur en landschap. Vooral als tussen het betrokken bedrijfs- leven, natuurorganisaties, agrarische sector en regionale overheid overeenstemming zal kunnen gaan ontstaan over de te behalen economische meerwaarde, en de haalbaarheid van dit nieuwe perspectief. Denkend aan het toekomstige Holland zie ik een landschap dat internationaal bekend is en bijdraagt aan een hoogwaardig werken vestigingsklimaat. Denkend aan het toekomstige Holland zie ik dan ook dat ontwikkeling en beheer van natuur en landschap niet als een kostenpost worden beschouwd, maar als een investering. En daarmee gepaard gaat dan ook een toename van de investeringen, ondanks en misschien wel dankzij een afnemende druk op de ruimte door krimp, en een grotere claim voor blauw. Tom Bade is directeur van Kenniscentrum Triple E.
STICHTING GROENE HART
Ruimtelijk beleid voor het Groene Hart moet uitgaan van stabiliteit en ...kwaliteit. Dit is de kans... die bevolkingskrimp geeft De markt voor grond in het Groene Hart gaat veranderen. Vanwege de krimp zal de vraag naar grond afnemen. En vanwege de stijging van het grondwater zullen de kosten van het bouwrijp maken toenemen. Dat zou kunnen betekenen: rust in het Groene Hart, de gelegenheid om de kwaliteit van de dorpen en steden te verbeteren. Deze rust wordt doorbroken als gemeentebesturen in paniek raken van het ophouden van de vanzelfsprekendheid van voortdurende groei. Dan zouden zij huishoudens van elders willen aanlokken met grote en goedkope bouwpercelen. Dan is hun (bevolkings) winst het verlies van een ander. Ook projectontwikkelaars zouden de rust en vrede kunnen verstoren door ‘groen’ aan te bieden in ruil voor ‘rood’. Zij zouden de landelijke kwaliteit van het Groene Hart voor eigen rekening verbeteren mits zij woningen in het Groene Hart mogen bouwen. Maar bij bevolkingskrimp gaat ook dat ten koste van het inwonertal bij gemeenten elders. De kwaliteitsverbetering moet anders worden bekostigd. Ruimtelijk beleid voor het Groene Hart moet uitgaan van stabiliteit en kwaliteit. Dit is de kans die bevolkingskrimp geeft. Barrie Needham is Em. Hoogleraar Ruimtelijke Ordening aan de Radboud Universiteit Nijmegen.
14
WERKEN MET KRIMP
-
Heertje: ‘We zien niet meer waar het om draait’ INTERVIEW, Van onze verslaggever Pieter Klok gepubliceerd op 24 april 2009 in De Volkskrant.
We zijn veel te veel gericht op geld. De mens heeft meer behoeften. En gelukkig komen die weer in beeld.
B
USSUM. Arnold Heertje heeft het druk tegenwoordig. Door de kredietcrisis zijn veel mensen het overzicht kwijt en is er veel behoefte aan een leermeester die helder uitlegt waar het ook al weer om draait in de economie. De 75-jarige emeritus hoogleraar die met zijn boeken hele generaties scholieren de basisbeginselen van de economie bijbracht, is daar bij uitstek geschikt voor. Maar er is meer. Heertje is ook een van de prominentste vertolkers van een nieuw geluid. Economie draait niet alleen om geld, luidt dat kort samengevat. Of eigenlijk is het een oud geluid in een nieuw jasje. ‘Ik ben met deze gedachtegang opgegroeid, maar het slaat nu enorm aan.’ Economie draait om de verdeling van schaarse middelen, legt de emeritus-hoogleraar nog maar eens uit. Een deel van die schaarse middelen kan in geld worden gewaardeerd, maar een ander deel ook niet. ‘Het gaat uiteindelijk om de behoeftebevrediging van de mensen nu en straks. Daar hoort alles bij wat voor de mensen van belang is. Boter, kaas en eieren, maar ook de luchtkwaliteit, de bescherming tegen hoog water, de beschikbaarheid van voldoende drinkwater, alles eigenlijk.’ ‘Wat je nu ziet, is dat het welvaartsbegrip is ingesnoerd tot datgene wat je wel in geld kunt uitdrukken. De markt waar de prijs van zaken wordt bepaald, is heilig verklaard door mensen als CPBdirecteur Coen Teulings.’ En ook politici kijken volgens Heertje veel te veel naar monetaire eenheden. De nadruk op het bruto nationaal product (bnp) als graadmeter voor de stand van het land vindt hij een gruwel. ‘Ik zeg niet dat dit begrip helemaal weg moet. Maar waarom moet je het daartoe verengen? Dan zeggen ze bijvoorbeeld ‘De Nederlandse economie is 3 procent gegroeid en de Belgische met maar 2 procent. Dus Nederland doet het beter.’ Maar dat is een verkeerde sprong, want tegelijkertijd hebben we hier ook meer luchtvervuiling, meer files en meer geluidshinder.’ ‘De invoering van geld is de grootste abstractie die de mens heeft ingevoerd, zei Joshua Vleeshouwer ooit tegen mij. Hij was rabbijn en directeur van de Rotterdamse haven, en een diep denker over de economie. Hij bedoelde: door de invoering van geld zien we niet meer waar het werkelijk inhoudelijk om gaat. Dat geldt voor u ook.
WERKEN MET KRIMP
Arnold Heertje
Uiteindelijk gaat het er toch helemaal niet om hoeveel u verdient, maar of u uw werk leuk vindt en of u een zekere mate van vrijheid hebt.’ Maar er is hoop, vindt Heertje. Door de huidige crisis zullen mensen inzien dat groei van het bnp niet zaligmakend is. ‘Door de crisis zijn er ineens minder files. Dat ervaren de meeste Nederlanders als positief. Ze beginnen ook de nadelen van de groei te zien. De oriëntatie op materiële groei zal hierdoor minder worden.’ Ook de politiek zal volgens Heertje een zwaai moeten maken. ‘Nu suggereert de politiek, geïnspireerd door instanties als het CPB, dat besluiten logisch voortvloeien uit een rekensom. ‘Dit is de kostenbaten-analyse, dus dit moet de beslissing zijn.’ Maar je kunt een goed besluit niet berekenen. Kijk alleen al naar jezelf, als je bijvoorbeeld een studiekeuze moet doen. Zal ik Frans gaan studeren of wiskunde, of word ik ondernemer of journalist? Dan zeggen economen: ik kan de juiste beslissing voor u uitrekenen. Ze nemen de kosten van de opleiding en de boeken en vervolgens berekenen ze hoeveel je uiteindelijk gaat verdienen.’ ‘Maar zult u werkelijk op basis daarvan beslissen? Nee, toch? U mag de som best maken, het brengt dingen duidelijk in kaart, maar u kunt op basis daarvan net zo goed besluiten om theologie te gaan studeren, omdat u dat nu eenmaal belangrijk vindt, of een dialect dat bijna niet meer gesproken wordt. We moeten terug naar de vraag: waar doen we het voor, wat zijn de basisuitgangpunten. Het gaat om de behoeften van de mensen nu en straks. Als je je beperkt tot zaken die in geld zijn uit te drukken, vallen veel dingen die mensen belangrijk vinden van tafel. Vervolgens proberen die mensen hun behoefte op een andere manier te bevredigen door naar de Raad van State te gaan en dergelijke plannen tegen te houden.’ Waarom verschuilen politici zich achter deze rekensommen? ‘Vanwege een intellectueel tekort. Het is pure domheid. Dat monetaire denken is de hele collectieve sector binnengeslopen. In het onderwijs, de zorg en de woningbouwverenigingen. Ook daar worden de hele tijd kosten/baten-analyses gemaakt. Er is een groep
15
STICHTING GROENE HART
mensen die dat bij uitstek doet, en dat zijn de managers. Een groep mensen die ver afstaan van de werkvloer, van de verpleegsters en de leraren, en totaal niet georiënteerd zijn op de vraag waar we het nu allemaal voor doen. Ze sturen uitsluitend op basis van rendement. Die klasse heeft het voor zeggen gekregen, omdat de overheid vanaf de jaren tachtig dacht ‘wij kunnen het niet meer’.’ Maar ook dat model staat volgens Heertje op springen. ‘Kijk naar de affaire rond zorginstelling Philadelphia. Die managers dachten niet aan hun klanten, geestelijk gehandicapte jongeren, maar aan hun eigen prestige en ze kochten vastgoed. Nu moeten ze al hun gebouwen verkopen. ‘Ook die misstappen hebben te maken met het verabsoluteren van het monetaire. Jij investeert 10miljoen. Nou dan wil ik 12 miljoen investeren. Wie heeft de grootste? Het heeft ook te maken met onvoldoende relativeren en ik zou bijna zeggen: onvoldoende humor. Met humor kun je elkaar op de hak nemen en jezelf een spiegel voorhouden en dat is veel te weinig gedaan. Neem zo’n supercommissaris als Elco Brinkman, die man heeft werkelijk nul humor. ‘Maar je ziet het kantelen. Dat de afscheidsreceptie van Van Leeuwen (de directeur van Aedes, die bij zijn afscheid 1 miljoen meekreeg, red.) is afgelast is een belangrijk teken. Die man komt natuurlijk nooit meer ergens aan de bank. Corporatiedirecteuren moeten zich weer afvragen waarvoor ze het doen: voor mensen van nu en straks die met hun beperkte inkomen een zo goed mogelijke woning willen hebben. Dat is al moeilijk genoeg. ‘We komen ook terug van de schaalvergroting. ING ziet nu ook in dat ze te groot zijn geworden. Bij scholengemeenschappen gaat dat ook gebeuren. Onderwijsminister Jo Ritzen (1989-1998 ) stuurde alleen op efficiëntie en vond daarom dat scholen moesten fuseren. Maar weer is de belangrijkste vraag niet gesteld. Wordt het onderwijs beter of slechter als we dit doen?’ De economie is de afgelopen 25jaar onstuimig gegroeid, maar de individuele Nederlander lijkt weinig op vooruit gegaan. ‘Dat is uiteindelijk een subjectief oordeel. Je kunt als econoom nooit zeggen: ‘U heeft een hoger inkomen, dus uw welvaart is hoger.’ Misschien heeft u er wel heel veel nieuwe behoeften bij gekregen waardoor de vooruitgang teniet wordt gedaan. Misschien wilt u wel ineens een heel duur schilderij kopen. Ik kan ook geen mensen met elkaar vergelijken. Als twee mensen hetzelfde inkomen hebben, is hun welvaart dan gelijk? Ik zou het niet weten.’ Om je zo welvarend mogelijk te voelen, is het dus goed om min mogelijk behoeften te hebben? ‘Ja. Dat klopt. Dat zeggen ze wel eens over mensen in India. Daar zie je mensen die met betrekkelijk weinig toch enorm tevreden zijn. Maar ik ben er niet voor dat de overheid de behoeften van mensen probeert te sturen. De overheid moet er alleen voor zorgen dat de behoeften van de bevolking zo goed mogelijk worden bevredigd. Ik verwacht wel dat de kredietcrisis vanzelf leidt tot een afvlakking van
de groei van de materiële behoeften. Straks kopen we eens in de vijf in plaats van eens in de drie jaar een auto. En vrouwen kopen in plaats van eens per dag eens per twee dagen nieuwe schoenen en we gaan drie in plaats van vier keer op vakantie. ‘Daartegenover zal er veel meer nadruk komen op de immateriële consumptie, we gaan veel meer investeren in duurzaamheid en leefbaarheid. Per saldo zullen we dat als een toename van de welvaart ervaren. Politici moeten daar achteraan. Ze worden door hun kiezers opgejaagd, dat zie je nu al. Ze komen voortdurend bij elkaar, in steeds grotere gezelschappen, en er staan steeds zwaardere zaken op de agenda. Dat komt ook door Obama, die ziet in zijn eentje kans een enorme beweging in gang te zetten. Hij breekt de wereld open.’ Moeten politici niet gewoon alles op alles zetten om de groei en de werkgelegenheid zo snel mogelijk te herstellen? ‘Niet per se. Als zij zeggen ‘bouwen, bouwen bouwen’ en ‘werk, werk werk’ zonder na te denken waarom we bouwen of waarom het zinvol is, dan zeg ik ‘niet doen’. Het gaat helemaal niet om werk. Werk is maar een middel. Het doel is om zinvolle nieuwe activiteiten te ontwikkelen. Het is positief dat de bouw nu even tot stilstand komt. Dan gaan we misschien eens nadenken wat we bouwen en waarom, waarom nog meer bedrijventerreinen en kantoorgebouwen?’ U bent niet bang voor massawerkloosheid en veel nieuwe langdurig werklozen. ‘Het is verschrikkelijk om werkloos te raken. Maar een deel van die mensen die werkloos wordt, had echter helemaal geen zinvol werk. Ze hadden de baan alleen maar, omdat hun manager vond dat hij vijf ondergeschikten moest hebben. Zo gaat dat in een bureaucratie. De vraag of deze mensen echt nodig waren werd nooit gesteld, maar nu het slecht gaat, vliegen deze mensen er als eerste uit. ‘Er is werk genoeg, mits je grootscheeps inzet op duurzaamheid. Dat vergt zoveel innovatie, zoveel elan. Je kan ook snelwegen gaan aanleggen, maar dan vind je de bewoners tegenover je. Ze gaan desnoods naar de Europese rechter om het tegen te houden. Ik doe aan veel van dit soort protesten mee. Ik probeer mijn welvaartsbegrip op die manier te operationaliseren, te laten zien wat het betekent. Ik dwing de overheid zo om na te denken waarom ze doen wat ze doen. ‘De menselijke maat moet weer naar voren komen. Maar een nieuwe maat voor welvaart, waarin alle behoeftes samenkomen, is een illusie. Daardoor kunnen politici weer gaan denken dat ze alles in de greep hebben, terwijl ze voortdurend moeten nagaan of iets een goed besluit is. En behoeften veranderen constant. Toen ik jong was werd er over het milieu niet gepraat. Het kan zijn dat we dingen die we nu niet zien, straks wel ineens belangrijk zijn.’ Bron: De Volkskrant, 24-4-09.
Meer weten over krimp?
De Stichting Groene Hart publiceerde over dit onderwerp de volgende rapporten:
Indien u meer wilt weten over het onderwerp krimp, verwijzen wij u naar de Digitale Thema Groene Flits die als bijlage van De Groene Flits is verschenen. Deze is te vinden op onze website w w w. g r o e n e h a r t . i n f o / p r o j e c t e n / k r i m p d e b a t
Winst uit milieu, duurzaam ondernemen in het Groene Hart (2003), e 5 SGH/Arcadis, Klimaatbestendig bouwen in Groene Hart (2009), e 15, verschijnt binnenkort. Demografische krimp in de Ronde Venen (RIGO, 2009), e 10 Werken met krimp, bouwstenen voor een aanpak van krimp (2009), e 5
De rapporten kunnen worden besteld bij:
[email protected]
S t i c h t i n g
Groene Hart
Postbus 2074, 3440 DB Woerden / Tel.: 0348-483522 / Fax: 0348-562847 www.groenehart.info / E-mail:
[email protected]
Bezoekadres: NS-Station Woerden (traverse)