WAU JAARGANG 27 NUMMER 1 LENTE 2012
Promotie Jo Heirman Barlaeus & Vossius gerustgesteld
Vertaalkwesties: Plautus & Marion Bloem
WAU Blad van de studie Klassieke talen Universiteit van Amsterdam jaargang 27 nummer 1 – lente 2012
COLOFON Hoofdredacteur Richard Calis
Redactie
Guus Eelink Thomas Hart Maurits de Leeuw Marko van der Wal
Vormgeving
Marko van der Wal
Postadres
Klassiek Seminarium tav. Redactie Wau Spuistraat 134 1012 VB Amsterdam
Email & internet
[email protected] http://student.uva.nl/glt facebook.com/redactiewau
Met dank aan
Leerstoelgroepen Grieks en Latijn
3
INHOUD Voorwoord......................................................................5 Richard Calis
Nieuws & mededelingen..................................................6 door Maurits de Leeuw
Fundamenta eius super montibus sanctis........................9 Evelien Roels
Een vertaalkwestie: Plautus’ Amphitruo 610................13 Guus Eelink
Daar was da feestje......................................................15 Thomas Hart
Uniek Klassiek...............................................................17 Marko van der Wal
Joseph Brodsky's Odysseus to Telemachus.....................20 David Omar Cohen
Interview met Rob Pauls...............................................22 door Guus Eelink
Barlaeus en Vossius gerustgesteld..................................25 Maurits de Leeuw
Nieuwjaarsdiner 2012..................................................29 Anoniem
Nieuwe master: opleiding tot popularisator..................31 Richard Calis
Qualis artifex................................................................35 Maurits de Leeuw
Vrijheid.........................................................................37 in Latinum transtulit Isabelle Buhre
Hamburgse avonturen..................................................42 Ignace Schoot
Lavernaladder..............................................................44
4
VOORWOORD Richard Calis
E
n daar lagen we dan. In Ostia bij Rome op de door gras overwoekerde, nauwelijks overgebleven resten van wat eens voor een Romeinse tempel door heeft moeten gaan, met in de hand de tekst van een tamelijk onbegrijpelijk Latijnse inscriptie over één of ander mij totaal onbekend collegium (ik wist toen ook amper wat dat was). Of we dat even konden vertalen. Dus. Uiteraard staat zo'n ding vol met vage (zelfs onleesbare) afkortingen en juridische uitdrukkingen en hoewel ik inmiddels een aantal jaar studeer, moest ik hier helaas verstek laten gaan. Opeens voelde ik me weer een complete beginner: je kan niks. Dat de zon scheen en we net volgens de lunch hadden genuttigd met een heerlijke fles bubbels, maakte de gêne enigszins dragelijk, maar niet minder aanwezig. Gelukkig vertaalde de docent op zeer kundige manier de tekst voor en konden wij allemaal knikken en beamen dat we het volkomen hadden begrepen. Een goede vertaling maken is dus echt een vak op zich, weggelegd voor de specialist. Dit razend interessante aspect van ons vakgebied staat geheel toevallig in dit nummer centraal. We hebben allemaal de afgelopen weken kunnen profiteren van de flinke korting op de Loebvertalingen bij boekhandel Athenaeum. Nu kunnen we ook nog genieten van de vaardigheden van onze medestudenten die verschillende aspecten van de vertaalproblematiek belichten. Guus Eelink laat bijvoorbeeld zien dat de ene vertaling van Plautus de andere nog niet is. David Omar Cohen heeft een mooi gedicht van Joseph Brodsky naar het Grieks vertaald. Isabelle Buhre maakt duidelijk hoe actueel een moderne Latijnse vertaling kan zijn. In de rubriek Uniek Klassiek zien we daarentegen hoe hedendaags navolging van de klassieke talen ook een ander gezicht kan hebben. Verder staat dit nummer zoals gewoonlijk vol met updates over de ontwikkelingen binnen de wereld van de klassieke talen, verslagen van allerhande activiteiten en andere traditionele rubrieken. Veel leesplezier.
5
NIEUWS & MEDEDELINGEN door Maurits de Leeuw
❦
Donderdag 23 februari jongstleden heeft voormalig redactielid Jo Heirman zijn proefschrift, Space in Archaic Greek Lyric: City, Countryside and Sea, mogen verdedigen in de Agnietenkapel te Amsterdam (promotor: Irene de Jong). De huidige redactie feliciteert hem nogmaals van harte met het behalen van zijn doctorstitel. Het verslag hiervan vindt u elders in de Wau. ❦ Vrijdag 24 februari behaalde Mieke de Vos aan de Radboud Universiteit haar doctorstitel door de verdediging van haar proefschrift, Negen aardse Muzen: Gender en de receptie van dichteressen in het oude Griekenland en Rome (promotores: André Lardinois en Liedeke Plate). De redactie van de Wau feliciteert haar van harte met haar promotie. ❦ Nieuwe promovendi zijn inmiddels ook aangesteld dankzij de OIKOS Block Grant (in Wau 26.3 aangekondigd in deze rubriek). De volgende kandidaten zullen in de gelegenheid komen hun onderzoek uit te voeren om de doctorstitel te behalen: •
•
•
•
Baukje van den Berg MA; project: "Eustathius as literary critic"; promotores: prof.dr. Irene de Jong (UvA) en dr. Emilie van Opstall (VU) Hedwig Gaasterland MA; project: "Stoic Reception in Nietzsche's Concept of Amor Fati"; promotores: prof.dr. Frans de Haas (UL), prof.dr. Keimpe Algra (UU), dr. Herman Siemens (UL) Raphaël Hunsucker MA; project: "Memoriae conditorum, conditores memoriae. Founders of Rome and the invention of memory in the Augustan and Late Antique city"; promotores: prof.dr. Olivier Hekster (RU), prof.dr. Sible de Blaauw (RU), dr. David Rijser (UvA) Eveline Rutten MA; project: "Variatio delectat: accounting for variations in the textual transmission of Alcman and Tyrtaeus"; promotores: prof.dr. André Lardinois (RU) en prof.dr. Johan Oosterman (RU)
6
Uiteraard feliciteert de redactie van de Wau hen van harte met het behalen van deze promotieplaatsen. ❦ Het NWO heeft 700.000 euro beschikbaar gesteld voor een onderzoek naar de verhouding tussen geloof en rede in de brieven van apostel Paulus. Er zullen daarvoor een postdoc en een promovendus worden aangesteld in Nijmegen onder leiding van filosofen Ben Vedder en Gert Jan van der Heiden en een promovendus in Groningen onder leiding van theoloog Geurt Henk van Kooten. ❦ Ook de archeologen in Nijmegen hebben van de NWO subsidie ontvangen, en wel 630.000 euro om onderzoek te verrichten aan de Via Appia. Met dit geld kan de komende vijf jaar drie kilometer van de weg (inclusief achterland) gedetailleerd in kaart worden gebracht. ❦ De tiendelige tekstuitgave en commentaar van emeritus professor Stefan Radt (RUG) van de Geographica van Strabo is tot voltooiing gekomen met de uitgave van het tiende deel (dankwoord, register, grammaticale, stilistische en paleografische opmerkingen). De redactie van de Wau feliciteert professor Radt (docent aan de UvA van 19611967) vol bewondering met deze prestatie. ❦ Donderdag 19 april (aanvang twee uur) zal in het Allard Piersonmuseum een symposium gehouden worden ter verschijning van de handelseditie van dr. David Rijsers proefschrift (Raphael's Poetics: Art and Poetry in High Renaissance Rome). Het thema is 'Woord en Beeld' en de sprekers zullen de spanning tussen deze twee hoofddragers van de culturele traditie in diachroon perspectief benaderen. Het symposium is nadrukkelijk bedoeld voor studenten Geesteswetenschappen. Voorafgaand aan het symposium zal David zelf een college geven waarin hij de thematiek inleidt. Aansluitend borrel in café Zeppos. ❦ In het sinds dit jaar weer in gebruik genomen kamertje 715 in het PC Hoofthuis is een deel van de boeken van de in 2010 overleden Ari Wesseling ter lening opgesteld. De boeken (voorzien van een foto van Ari als ex libris) kunnen bij intekening worden geleend. ❦ Uit een museum in Olympia zijn op 17 februari 77 objecten gestolen. In het betreffende museum worden objecten tentoongesteld die te maken hebben met de antieke Olympische Spelen, zoals bronzen discussen, stenen tabletten en beelden van atleten. 7
❦ De uitzonderlijk zware sneeuwval in Rome begin februari heeft geleid tot beschadigingen aan het Colosseum. Het amfitheater sloot de deuren voor het publiek omdat de sneeuw ervoor zorgde dat er brokken steen naar beneden vielen. Volgende maand moet er een begin worden gemaakt aan restauratiewerkzaamheden. Niet alleen moet het vallen van brokstukken worden hersteld, maar ook zal de schade die wordt veroorzaakt door de duizenden auto’s die dagelijks langs het Colosseum scheuren onder handen worden genomen. ❦ Golven van een zware storm op de Zwarte Zee hebben aan de Bulgaarse kust een Romeinse nederzetting blootgelegd. In de laatantieke opgraving van de natuur zijn zuilen, muren, kanalen, aardewerk, dierlijke botten en een kist aangetroffen. Men had tot nu toe nog geen aanwijzingen gevonden dat er op deze plek een nederzetting zou zijn geweest
8
FUNDAMENTA EIUS SUPER MONTIBUS SANCTIS Een half jaartje tussen St. Cuthbert, St. Bede en St. Oswald Evelien Roels
V
ijf ellendige uren op een uitgestorven Heathrow Airport, vier fantastische dagen in London met Laverna, een shitload aan Engelse films en een pesthekel aan alle dronken Britse toeristen in de Spuistraat: dat was mijn ervaring met en kennis van Engeland en zijn inwoners voordat ik half januari in IJmuiden aan boord van de ferry ging om een semester aan Durham University door te brengen. Mét de befaamde (of beruchte) Eramsusbeurs op zak uiteraard en vol goede moed dat zes maanden genoeg moesten zijn om een heerlijk bekakt Engels accent aan te leren en mijn Amsterdamse venijn om te zetten in knap staaltje droge Britse humor. Een halfjaar in het buitenland aan een andere universiteit in een andere stad waar alles nieuw en onbekend was en ik geen hond kende, klonk vanaf mijn eerste studiejaar al als een musthave. En wat leende zich hier beter voor dan een provinciaal dorp ergens in NoordEngeland met een joekel van een kathedraal vol Angelsaksische heiligen als de eerbiedwaardige Beda, en Hadrian’s wall nabij? Inderdaad, er gaat niets boven Durham (behalve de Scottish borders) en na enig belwerk van Mathieu plus mailtjes en papieren rompslomp van mijn kant mocht ik via politicologie naar het Department of Classics and Ancient History in Durham. Durham mag dan misschien een klein dorp zijn met een luttele 29.000 inwoners,1 de universiteit is de derde van het land en wordt beschouwd als de meest prestigieuze na Oxbridge. Het percentage studenten dat zijn of haar bachelor binnen de daarvoor gestelde tijd behaalt (dus niks jaartje uitloop) is 95% (!) en 40% van de studenten hier is afkomstig van privéscholen, wat de universiteit tot een vrij elitair zooitje maakt (het landelijk gemiddelde van alle studenten die naar privéscholen zijn 1
Waarvan ik er niet helemaal uit ben of de 15.000 studenten daar nou wel of niet deel van uit maken, het zou mij niets verbazen als het wél zo was. Alle cijfers en procenten komen verder van de Wikipediapagina van Durham en uit de gesprekken met ingewijden hier in de pub. 9
geweest is ongeveer 7%). Durham is tevens de derde oudste universiteit van Engeland, hoewel dit niet zo heel erg spectaculair is, aangezien de universiteit pas in 1832 opgericht is.2 Tot zover de cijfers. Durham University is een collegiate university, oftewel een universiteit die niet alleen uit departments bestaat, maar daarnaast ook uit colleges, een fenomeen dat in Nederlandse begrippen nog het dichtst bij de studentenverenigingen komt. Het grote verschil is echter dat alle studenten die zich aan de universiteit aanmelden, in een college worden ingedeeld en het is het eerste jaar zelfs verplicht om in een college arranged accomodation te wonen. Indeling in een college gaat niet op studie, maar gebeurt willekeurig (hoewel je als eerstejaars wel een voorkeur aan mag geven, ik had als Erasmusstudent niets in te brengen) en vervult voor je gehele studietijd in Durham de functie van een soort familie. Dat laatste is in zekere zin meer dan waar, de studenten hier voelen zich onderling meer verbonden met hun collegemates dan hun studiegenoten en de tweede of derde vraag bij een nieuwe kennismaking is meestal: “Which college are you in?”. Ik had het geluk bij St. Cuthbert’s Society ingedeeld te worden en ben onderhand al helemaal ten prooi gevallen aan het collegegevoel: ik ken de collegeanthem uit mijn hoofd,3 woon intern met mijn collegemates, de leukste bar in town is Cuth’s bar, mijn favoriete kleur is groen en ik leg elke week een bloemetje bij het graf van de geëerde heilige in de kathedraal. De colleges zijn niet alleen je familie, maar zorgen ook voor de rest van je wel en wee. Er zijn hier in het accommodatiecomplex conciërges, housekeepers, schoonmakers, koks, klusjesmannen, resident wardens en andere mensen die voor de studenten zorgen. In mijn eerste week ben ik zorgwekkend vaak naar mijn gezondheid, geestelijke gesteldheid etc. gevraagd, tot op het betuttelende toe: “If there’s anything you worry about or don’t understand, dear, please let me know. And if you want to talk to someone, feel free to contact me.” (“Mevrouw, ik ben 22. Ik zou onderhand voor mezelf moeten kunnen zorgen.”) Gevolg: de zelfstandigheid van de Engelse studenten laat en af toe lichtelijk te wensen over. De Classical Department in Durham is de grootste in Engeland en de keuze aan vakken is aantrekkelijk groot. Naast Classics kun je hier ook Ancient History of The Classical Past4 studeren of een combinatie daarvan, waarbij de studenten hier de luxe hebben om voor een deel hun eigen 2 3 4
Hoewel de universiteit hiermee altijd nog ouder dan de UvA is. Niet heel erg moeilijk, gewoon het refrein van Robbie Williams’ Angels en in plaats van “I’m loving angels instead” zing je “I’m loving Cuthbert’s instead”. Hoef je maar één klassieke taal te doen. 10
vakkenpakket samen te stellen. De meeste vakken duren het hele jaar, wat het moeilijk maakt om in januari in te stromen, maar ik had het geluk dat er twee short fat modules gegeven werden in Easter Term en Epiphany term.5 Het ene vak draagt de prachtige naam Ancient Literary Criticism and Hellenistic Aesthetics (veel Hellenisten, Plato en Aristoteles met een vleugje Homerus) en ik doe mijn oude geschiedenisliefde eer aan met een denderend vak over Alexander de Grote – denderend, omdat de docent fantastisch is en, elke keer als hij iets belangrijks gaat zeggen, begint met: “My dear students, Christmas comes early this year so please pay attention to blablabla” en dan volgt iets belangrijks voor het tentamen. Lovely. De colleges6 zijn iets formeler dan in Amsterdam, Engelse studenten zijn er niet echt happig op om hun mening te geven, tenzij het ze echt dringend gevraagd wordt. Praten tijdens hoorcolleges, zelfs in grote zalen, is not done en ze beschouwen hier een college van twee uur als twee verschillende colleges, waardoor je in week vier al bij lecture zeven beland bent en je krijgt voor elk uur een aparte handout. Vakken zijn ingedeeld in lectures, seminars en tutorials: lectures zijn elke week, seminars (werkcolleges) een paar keer per term en worden grondig voorbereid, en tijdens een tutorial klets je een beetje met de docent over hoe het gaat. Durham heeft geen Science Park, maar wel een Science Site waar alle bètastudies en de Universiteitsbibliotheek weggemoffeld zijn. Niets heeft mij daar zoveel plezier gedaan als de printtechnieken die toegepast worden: je print via een persoonlijke tegoed, dat printje komt vervolgens uit één van de twee gammele printers die in de computerruimte staan, dezelfde printers waar alle studenten in de zaal ook hun printopdrachten naar toe sturen, waardoor je regelmatig tussen alle losslingerende papieren naar je printje loopt te zoeken. Efficiënt is het niet, maar daar stelt de Library dan wel weer wat tegenover: in de drukke periodes zijn ze 24/7 open, óók in het weekend. Durham is niet slechts het bezit van de studenten, maar wordt ook nog, tot grote spijt van menig student, bewoond door de locals, ook wel Geordies genoemd. Het is een gegeven dat de locals de pesthekel hebben aan de studenten en de studenten de locals verachten. Daar valt niets aan te veranderen, maar is altijd zo geweest. Er zijn restaurants, coffee corners en pubs waar je als student domweg NIET komt en voor de locals geldt hetzelfde, hoewel er een paar ‘gemengde’ pubs zijn. En het komt regelmatig voor dat studenten nagetoeterd of uitgescholden worden op straat – nooit met een boek onder je arm over straat lopen, anders vraag 5 6
Is de periode januari tot en met juni. De vakken, niet de colleges a.k.a. ‘studentenverenigingen’ van hierboven. 11
je erom. De Engelsen zelf zijn daarnaast één van de grootste bezienswaardigheden. Afgezien van het feit dat er veel vooroordelen over de Engelsen níet waar zijn (ze drinken bijna geen thee, cuppa coffee is de nieuwe tea; scones zijn bijna nergens te krijgen; het regent hier nauwelijks, sterker nog, het regent vaker in Parijs dan in London) en een hoop wél waar (alle landen in Europa worden steevast aangeduid met the Continent; een woord voor ‘smakelijk eten’ hebben en gebruiken ze niet; ze hebben anderhalf uur nodig om twee liter applecider weg te tikken, uit de fles welteverstaan; toast en mashed potatoes worden bij het leven gegeten) hebben ze ook een paar prachtige, vertederende gewoontes. Iedereen is love, dear en darling (ik heb sinds kort dan ook een geheime liefde opgevat voor de oude man achter de kassa in de plaatselijke Tesco – hij begroet me altijd met dear of darling, zegt beautiful, my love als ik hem kleingeld geef en hielp me de eerste week met die ellendige munten, zucht…), er volgen uitgebreide verontschuldigingen als je op straat tegen iemand aanbotst en waag het niet voor te kruipen, want dan word je vuil, heel vuil aangekeken. Integreren was, mede dankzij mijn vijf Engelse huisgenoten, niet al te moeilijk en na twee maanden ben ik al redelijk ingeburgerd. Ik begrijp de regels van rugby (op elkaar springen en dan de bal afpakken), loop links op het voetpad (hoewel de Engelsen daar vreemd genoeg dan wel weer rechts lopen), verontschuldig me uitgebreid als ik op straat tegen iemand aanbots (“Oh, I am so, só sorry, dear”), zeg ‘cheers’ te pas en te onpas (het is de term voor ‘dankjewel’, ‘graag gedaan’, ‘hoi’, ‘doei’ en nog een paar gelegenheden), vraag bij elke begroeting “How are you” zonder naar het antwoord te luisteren, probeer zo min mogelijk kleren aan te doen als er een feest of formal7 is en zeg quid in plaats van pound. Studeren in het buitenland is tot nu toe één groot avontuur geweest en ik ben heel, heel blij dat ik nog een paar maanden voor de boeg heb. De papieren rompslomp en voorbereidende stress waren dit meer dan waard, en ja, ik kan het alleen maar aanraden. Dus, lieve medestudenten, ontrek uzelve uit die aangename comfortzone, laat de UvA voor wat het waard is en go abroad! Of het nou Engeland is of niet (het continent schijnt ook leuk te zijn), Erasmus z’n beurs staat garant voor een onvergetelijke ervaring en een lading sterke verhalen voor in de kroeg bij thuiskomst. Het is, zoals je wilt, epic.
7
Is een diner waarbij de standaard dresscode black tie is. 12
EEN VERTAALKWESTIE: PLAUTUS’ AMPHITRUO 610 Een Sosia te veel Guus Eelink
I
n januari moest ik bij Rodie een mondeling tentamen afleggen over Plautus’ Amphitruo. Dit ingenieuze stuk gaat over de verwekking van Heracles. Als Amphitruo met zijn slaaf Sosia van huis is om oorlog te voeren, besluit Jupiter het ervan te nemen en zijn behoeftes in alle rust te bevredigen bij Amphitruo’s vrouw Alcumena. Hij vermomt zich als Amphitruo en laat de nacht extra lang duren. Zijn knecht Mercurius vermomt zich als Amphitruo’s slaaf Sosia. Op een gegeven moment komt de echte Amphitruo weer thuis van de oorlog. Hij stuurt zijn slaaf Sosia vooruit om zijn komst bij Alcumena aan te kondigen. Thuis komt Sosia Mercurius tegen, de pseudoSosia, die een vrijwel exacte kopie van hem is. Een hilarische woordenwisseling volgt, die Sosia in opperste verwarring brengt. Sosia moet uiteindelijk de aftocht blazen en keert terug naar zijn meester. Amphitruo wil natuurlijk niets weten van het onwaarschijnlijke verhaal over de dubbelganger die Sosia ontmoet zegt te hebben. Hier geef ik een kort deel van hun woordenwisseling weer (vanaf 609), in de nieuwe Loebvertaling van Wolfgang De Melo: AMPH Mind you don’t give me any reply except to what I ask you. First of all I want to be told who that Sosia is. SOS
He’s your slave.
AMPH In you I have one more than I want already, and ever since I was born I haven’t had a slave Sosia other than you. In het Latijn staat er in 610: mihi quidem uno te plus etiam est quam volo, nec postquam sum natus habui nisi te seruom Sosiam. De Melo’s vertaling van het eerste deel van de zin (‘In you I have one more than I want already’) is geestig en past goed. Toch werd ik bij het prepareren van het tentamen in de war gebracht door de commentaar van Christenson. Deze geeft namelijk als vertaling op ‘Yes indeed, I’ve actually got one more of 13
you than I want.’ Verder geeft hij op: ‘mihi: dative of possesion’ en ‘uno te: ablative of degree of difference’. De grammaticale toelichting is begrijpelijk maar het vereist nogal wat hersengymnastiek om de vertaling te doen aansluiten op het voorgaande (Amphitruo geeft in deze vertaling Sosia gelijk in plaats van te protesteren). Moet je de vertaling ironisch opvatten en komt het op hetzelfde neer als bij De Melo? Bovendien kun je je afvragen hoe Christenson ‘yes indeed’ en ‘actually’ uit het Latijn haalt. Wat doet hij met etiam? Welke vertaling men ook kiest, men dient er zorg voor te dragen dat de nec postquamzin er goed op aansluit. In die zin geeft Amphitruo namelijk een argument waarom hij maar één Sosia kán hebben. Deze kwestie heb ik met Rodie op het tentamen besproken. Voor haar was Christensons vertaling ook een raadsel. Zijzelf zou het als volgt vertalen: ‘voor MIJ is dat NOG één jou meer dan ik wil’ (waar de woorden in kapitaal de zinsklemtoon aangeven, nogal cruciaal in deze hele kwestie). Immers, etiam met een comparativus kan ‘nog…’ betekenen. Verder vertaalt zij uno te als één constituent, een ablativus mensurae (zoals Christenson). In deze vertaling krijgt mihi veel nadruk en wordt niet possessief genomen. Dit staat immers (met quidem) vooraan in de zin, en sluit (volgens mij) mooi aan bij tuos in de vorige zin van Sosia: tuos est servos. Rodie heeft contact opgenomen met Wolfgang De Melo en in een mail licht hij toe dat etiam voor hem heel belangrijk is en dat hij uno te als twee constituenten beschouwt: te een ablativus van reden en uno van ‘degree of difference’. De Melo is het ook niet eens met Christensons vertaling. Eigenlijk zou ik Christenson ook een weerwoord moeten bieden. Dat kan niet meer voor dit nummer, maar ik ga voor het volgende nummer proberen een toelichting van hem te krijgen. Misschien is het ook nog interessant te vermelden dat J. Hemelrijk sr. deze zin als volgt vertaalt: ‘ik heb aan jou alleen al meer dan ik begeer. Zolang ik leef, heb ik geen Sosia als slaaf gehad dan jou’. Hij vertaalt uno dus niet met het telwoord ‘één’ maar met ‘alleen’.
14
DAAR WAS DA FEES-TJE Impressie van de promotie van Jo Heirman Thomas Hart
W
at staat stevig als een stad, is verfrissend als het platteland en diepblauw als de zee? De mensen die op 23 februari in de Agnietenkapel waren, kunnen het antwoord weten: het proefschrift van Jo Heirman. Op die dag verdedigde Jo (wij van de Wau mogen hem nog zo noemen) datzelfde proefschrift Space in Archaic Greek: City, Countryside and Sea in de Agnietenkapel, die prachtige historische plaats, die hij vervolgens als dr. Heirman achter zich mocht laten. Voor een aantal mensen was het de eerste promotie die ze meemaakten, maar ook voor de mensen die al bekend waren met het fenomeen was er genoeg moois te zien en te horen. Jo stak, geflankeerd door zijn toegewijde paranimfen, van wal met een korte lezing over zijn proefschrift en concludeerde wat sommigen van ons al eerder van hem hadden mogen vernemen tijdens de vorige Zomerschool of het derdejaarscollege Wetenschapsfilosofie: space heeft in de archaïsche Griekse lyriek vooral een symbolische functie, waarbij de stad een politieke metafoor is, het platteland met erotiek geassociëerd wordt en de zee voor gevaar staat. Vervolgens kwamen de hoog en zeergeleerde opponenten per symbolisch schip en ritueel gejurkt vanaf de luidruisende zee de ruimte binnen, vergezeld door promotor Irene de Jong. Onder anderen Kristoffel Demoen (Ugent), André Lardinois (Radboud Universiteit), Jacqueline Klooster (UvA) en Henk van der Liet (UvA) legden Jo een aantal kritische vragen voor, maar niet voordat ze hem eerst duidelijk hadden gemaakt dat hij grote lof verdiende voor zijn leerzame, vernieuwende en goed onderbouwde proefschrift. Vragen over onder andere de grens tussen personificatie en metonymie, het verschil tussen de narratologische begrippen space en event en de keuze voor de indeling van zijn proefschrift werden door Jo met bewonderenswaardige aandacht aangehoord en met dito kalmte beantwoord, waarbij de goedkeurende knikken van de opponenten ons nog niet zo hooggeleerden duidelijk maakten dat het wel goed zou komen. Het hora est bracht een einde aan de verdediging. Toen de opponenten, de promotor en de afgevaardigde van het College van Promoties vervolgens de ruimte verlieten om te overleggen over of Jo zijn felbegeerde titel verdiende, werd de Agnietenkapel gevuld met geroezemoes in het Nederlands, het Frans en het Vlaams (wat volgens één 15
van Jo’s stellingen overigens helemaal niet als apart van het Nederlands gezien hoeft te worden). Al snel werd het opeens weer stil toen de mensen die de kamer even daarvoor verlaten hadden, weer binnenkwamen. Ze brachten echter goed nieuws: de afgevaardigde van het College van Promoties kende Jo Gaby Marc Heirman op basis van zijn met succes verdedigde proefschrift het doctoraat toe. Tenslotte mocht promotor Irene de Jong Jo als eerste als dr. Heirman begroeten. In haar hartelijke felicitatie noemde ze een aantal dingen die het ook zeker waard zijn om hier vereeuwigd te worden. Jo is erin geslaagd om als 22jarige succesvol te solliciteren op een promotieplaats, en heeft zijn proefschrift door zijn prijzenswaardige discipline en onvermoeibaarheid binnen de korte tijd van 3 jaar en 3 maanden geschreven. Ze sloot af met de wens dat hij haar, zijn oude promotor, over een jaar of vijf nog eens op zou zoeken in de Spuistraat, na zijn dikke Amerikaanse slee op de stoep geparkeerd te hebben en zijn dikke sigaar opgerookt te hebben. Onder luid en verdiend applaus begaven we ons naar de borrel, waar we in een lange rij stonden om Jo van harte te feliciteren. De promotie van Jo betekent echter ook dat hij de Wau gaat verlaten. Dat willen we niet zomaar laten gebeuren, en daarom wil ik namens de hele redactie nog zeggen dat Jo naast alle goede eigenschappen die bij zijn promotie genoemd zijn ook simpelweg een gezellige, sportieve vent is, waarmee het altijd goed lachen is en die het ook om die redenen ongetwijfeld ver gaat schoppen in Gent. We vonden het fijn om je erbij te hebben en hopen dat je ons blijft volgen, zoals we dat ook bij jou zullen doen. In Gent hebben ze ook toneelstukken om te recenseren, zo hebben we gehoord. Kortom, Jo, weet dat je altijd in de setting van de Wau past.
16
UNIEK KLASSIEK Marko van der Wal
O
mdat mijn eerbiedwaardige collega Thomas Hart er nog steeds niet achter is cur homo sapiens non in ventum urinet, neem ik voor deze keer de rubriek Uniek Klassiek van hem over. Ik ben van plan het droog te houden. Zoals in het vorige nummer te lezen viel, zijn er nog altijd wat vreemde Duitsers en Finnen die niet willen accepteren dat de Latijnse taal inmiddels de status van comateus kasplantje heeft bereikt. Menig classicus zal dit inderdaad moeilijk te verteren vinden, maar het is nu eenmaal zo dat ook talen soms bedolven worden door een lawine van andere, inferieure talen. Kunnen we daar dan niet om lachen? Stervende en dode talen zijn toch ergens – ἐπιχαιρεκακία – hoogst komische verschijnsels. Een taal met twee sprekers krijgt weldra een uitzichtloze diagnose gesteld. Met één spreker valt er zo weinig te ouwehoeren dat de artsen zich al klaarmaken voor het vaststellen van tijdstip en oorzaak van overlijden. Zonder sprekers ligt een taal al lang en breed onder de zoden. Zo is het toch? Afgaande op de eerdere bijdragen aan Uniek Klassiek is het Latijn inmiddels – het heeft verbijsterend lang geduurd – een terminale patiënt. Dat mag een wonder heten, want al vanaf het prille begin was de patiënt geïnfecteerd met een overschot onhandige taalregels. Hoe men ooit succesvol een bericht heeft kunnen overbrengen is met het oog op de naamvallen en het verbum een groot raadsel. Good old travesti d'action Eddie Izzard mag dit graag illustreren voor een breed publiek (YouTube: Eddie Izzard on Latin). Hij neemt als voorbeeld het geval van Hannibal die ergens in de Alpen van de piste gaat, en koers zet richting Rome. Dat bericht vult zo maar “half an hour of conversation”: “Centuri, centuri, centurioni, centuri, centuriatus! Salve centuri, salvate! Salvave? Salve, salvave, salvavi, salvivi, salvave... Salvate? Centurioni? Salvave? Centuriatus?” “Quid pro qua? Quid pro quod? Quid pro quis? Quid pro qui?” “Huh?... Ich bin messengario, I currere nach herei, from long way awaii. Portari newsum, très mauvais.” “Quid? Quid, qoud newsum? Quid, quod, quid, quod, quod, quod, qui...?” 17
“Newsum portate, porte, porta... newsum Hannibalatus.” “Hannibalatus? Hannibalarum? Hannibalibum?!” “Hannibal. Hannibalabulum. Eeh... arrviveramus. Hannibal arriveratis, mein Herr. Arriveramus!” “Arriveratis? Arrivederci?” “No, that's byebye, sir... Veni, vidi, vici.” “Veni, vidi, fucking vici!” “Si, mein Herr. Veni, vidi, vici.” “Oh, for fuck's sake...” “Mit soldatus.” “Mit soldatus?! Wie viel soldatus?” (tellend) “Ex, ex, i, ex, i, vee, em, em... Hang on... ex, i, cee, em, em... What was it? Cee, i, ex, ex, ex, i, dee...” “Twelve?” “A million!” “Ah...” “Multe soldatus! Maxime soldatus! Infinitate soldatus!” “Woh, woh, infinitate soldatus? Mathemelaticus impossibilatus. Don't believe us? Ask Pythagoratus.” (...) “Und! Er kommt mit elephantae.” “Quod the fuck?!” De hierop volgende beschrijving van hoe een olifant er eigenlijk uitziet, is al helemaal een hoogtepunt. En hoe ver Izzard vandaag de dag komt met zijn vaardigheden van een bijvakje Latijn, is te zien in een andere, niet minder hilarische scène (YouTube: Eddie Izzard Sprechen sie Latin?). Ook canoniek: Izzards visie op de Griekse mythen. Aan het Grieks zelf waagt men zich beter niet. Gelukkig wordt er ook in eigen land weleens gelachen om het Latijn, al bestaat dat in het klagende laagland voornamelijk uit ergernis over het gebruik ervan. Kees van Kooten haalt in een column met de titel Lingua distingua al zijn gymnasiale kennis uit de kast om eens lekker van leer te trekken tegen alle wijspraters die steeds maar weer met Latijnsige citaten op de proppen komen. Hij pakt hen aan in hun eigen taal: scribenti et presentatori qui volunt impressionare amicos, suam familiam et lectores cum factae historiae et saltos mortale verbale, sunt in flagranti presenti in media printa et diffustata. Reproducere verbas et lineas in lingua latina est pro tipi moderni solo modo ad demonstrare bonos mores et se distinguere per 18
conscientia cultivata. In nostra longa historia humoria neerlandica habebamus 'visserslatijn' ('habeo captivata snoekam enormam ad fundum') et 'relipotjeslatijn' ('nix aan de handa; Revius'); sed novi usurpatori sunt illiterati. Pseudo classici scribent in innumerabilis reportatis: 'media est' aut 'media habet', quod est verum ridiculis! Medium est singularis er Media est pluralis! Ergo: media sunt est bonus, aut; media habent! Sed media est est insanus! (Confer: De musea is dicht. Twintig jubilea wordt gevierd. De flora zijn hier prachtig.)
19
JOSEPH BRODSKY'S ODYSSEUS TO TELEMACHUS David Omar Cohen My dear Telemachus,
The Trojan War is over now; I don't recall who won it. The Greeks, no doubt, for only they would leave so many dead so far from their own homeland. But still, my homeward way has proved too long. While we were wasting time here, old Poseidon, it almost seems, stretched and extended space. I don't know where I am or what this place can be. It would appear some filthy island, with bushes, buildings, and great grunting pigs. A garden choked with weeds; some queen or other. Grass and huge stones… Telemachus, my son! To a wanderer the faces of all islands resemble one another. And the mind trips, numbering waves; eyes, sore from sea horizons, run; and the flesh of water stuffs the ears. I can't remember how the war came out; even how old you are I can't remember. Grow up, then, my Telemachus, grow strong. Only the Gods know if we'll see each other again. You've long since ceased to be that babe before whom I reined in the plowing bullocks. Had it not been for Palamedes' trick we two would still be living in one household. But maybe he was right; away from me you are quite safe from all Oedipal passions, and your dreams, my Telemachus, are blameless.
20
Ο ΟΔΥΣΣΕΥΣ ΤΩΙ ΤΗΛΕΜΑΧΩΙ (εἰς τὴν Ἑλληνικὴν μεθηρμήνευσεν Οὔμαρ ὁ Οὐλοκόμης) Τηλέμαχε, πτόλεμος μὲν ὀιζυρὸς τετέλεσται· οὐκέτι δ’ ἐστιν ἐνὶ φρέσι μοι τίς τῷ νικήσῃ. τίς πλὴν δ’ Ἑλλήνων οἰκῶν ἐπ’ ἀπείρονα γαῖαν τόσσα λίπεν δῆμος ἄπο σώματα τηλόθι πάτρης ἡρώων; γέγονεν δέ μοι μακρότερον νοστῆσαι· πόντου μαρναμένων ἡμῶν ἐτάνυσσ’ ἅλα δῖαν γαῖαν θ’ εὐρεῖαν εὐρὺ κρείων ἐνοσίχθων. ποῦ γ’ ὦ, ὅδ’ οἷος γ’ ἦ τόπος, οὐδὲν ἐγώ κε λέγοιμι· δενδρήεσσα σύων ὕπο φαίνεται ἀργιοδόντων πετρήεσσά τινος βασιλείης ναιετόωσα νῆσος· Τηλέμαχ’ υἱός, ἐμοὶ φίλε· πλαγχθέντος τευ ὄμμασιν εἶναι ἅπασα δοκεῖ τινι ἄλλῃ ὁμοίη, ἐξαλαπαξομένου τε λέγοντος κύματα πόντου, ᾿Ωκεανοῦ τ’ ἐς πείρατα σκηπτομένοιο καμόντος, ἐκπαταγηθέντος τε πολύφλοισβον διὰ πόντον. οὐκέτι μὲν πῶς αἱματόεσσα μάχη τετέλεσται, ἡλικίην δ’ ἐστ’ οὐκέτ’ ἐμοὶ σὴν μιμνήσκεσθαι. φῦθι δέ, Τηλέμαχε, κρατερός τε γένου καὶ ἀμείνων. εἰ πάλιν ὄψομεθ’ ἀλληλοῖν, πλὴν θεῶν οἶδ’ οὔτις· τύνη δ’ οὐκέτι τῷ ποτ’ ἔστρεψα βοὰς βρεφὸς ἔσσι, τὸν δέ κ’ ἀεξόμενόν περ ἴδον οἴκῳ ἔν’ ἔγωγε, εἰ μὴ ἐμοὶ βουλὴν πολύμητις ἔγνω Παλαμήδης. ἴσως δ’ ἔπρηξ’ ἀντὶ βολῆς αἰειγενετάων· τηλόθι σ’ ὄντ’ ἀπ’ ἐμοῖό γε δαίμων Οἰδιπόδαο οὐχ ἕξει κατὰ θυμόν, σχήσει σ’ οὐκ ἐν ὀνείροις.
21
INTERVIEW MET ROB PAULS door Guus Eelink Kun je kort iets over je achtergrond vertellen? Ik ben geboren 1959 in Maastricht met de Duitse nationaliteit. Heb eerst drie jaar filosofie gestudeerd, toen vijf jaar geschiedenis, beide aan de UvA, en daarna nog twee jaar theologie aan de UTP in Heerlen, later in Nijmegen. Ik ben gepromoveerd op een onderwerp uit de reformatorische theologie van de 16e eeuw (de invloed van retorica op de inhoud van de systematische theologie in de Lutherse traditie). Woon afwisselend in Limburg en Amsterdam. Of ik woon in Limburg en werk in Amsterdam, zo kun je het ook zien. Wanneer ga je precies met pensioen? Kun je een kort overzicht geven van je werkzame leven? Dat zou mooi zijn, als ik nu al zou kunnen dromen van mijn pensioen. Helaas ben ik nog vrij jong. Ook hier zie je weer: hoe ouder, hoe beter. Ik heb wat baantjes gehad in vooral de metaal (ik heb nog gewerkt bij Stork Werkspoor Diesel aan het IJ) maar ben later, na mijn promotie, terechtgekomen in het onderwijs, waar ik bij elkaar opgeteld zo’n 10 jaar gewerkt heb naast mijn onderwijsbaan (sinds 1996) aan de UvA bij eerst Theologie, later Religiestudies. Bij LTC zit ik nu, als vervanger, sinds een jaar of zes of zeven, denk ik. Heb je zin om met pensioen te gaan? Vreselijk veel zin. Maar helaas, zie hierboven. Waar ga je je na je pensionering mee bezighouden? Wielrennen, mijn ambitie is na mijn 65 e weer sneller te kunnen rijden dan die broekjes die me nu aan alle kanten inhalen. Maar als het regent, zal ik mijn tijd wel besteden aan middeleeuwse scholastiek. Meest interessante figuur is Eckhart. Heel precies in zijn terminologie en toch onuitputtelijk. Ook een van de weinige ‘grote mannen’ die behalve charismatisch heel sympathiek was. Over je kamer op bij de Oude Turfmarkt zei je ‘hier wordt alleen gewerkt’. Wat heb je tegen (koffie)pauzes en eten op de werkplek? Nou, ik heb misschien niet zozeer iets tegen eten op de werkplek maar tegen eten überhaupt. Lees Kafka’s Der Hungerkünstler. En dat gaat niet 22
over anorexia. Dat is een probleem in onze samenleving dat je niet moet bagatelliseren. Maar eten, dat is onzin. Pauzes, daar heb ik inderdaad iets tegen. Eten is tenminste misschien nog ergens goed voor, van pauzes heb ik nooit de zin en noodzaak ingezien. Alsof je na drie kwartier werken moe bent, belachelijk. Pauzes zijn de moderne vorm van maatschappelijk verzet en het traineren van werkzaamheden waartoe je gedwongen wordt. Als je daarvoor uitkomt, dan heb ik er niets op tegen om zó lang en zó veel te pauzeren dat er geen pauze meer kan zijn omdat er ook geen werk is. Wat is het fijnste/meest interessante werk dat je gedaan hebt? Tja, dat is toch het onderwijs geweest, ook aan de middelbare school, dat was heel enerverend en afwisselend, ook leuk vanwege het contact met collega’s. Een school is een soort lotsgemeenschap; als je daar jarenlang mee verbonden bent, krijg je er een hoop terug. Welke auteur heeft de meeste invloed op je gehad, en waarom? Dat is, denk ik, Kafka geweest. In ieder geval vind ik het de beste schrijver die ik ken. Tsjechov is een goede tweede. Tja, waarom is Kafka zo goed? Misschien omdat je bij elke uitleg die je over Kafka leest, meteen begrijpt dat hij fout is, en toch verlangen en eisen Kafka’s teksten van de lezer dat hij ze uitlegt: je ontkomt er niet aan, terwijl het niet kan: daarover gaat het. Dat klinkt postmodern, maar het gaat net zo goed om de ondoorzichtigheid van het bestaan. Wat is het belangrijkste inzicht dat je hebt opgedaan als intellectueel? Dat kennis en de waarde daarvan erg relatief is maar daarom niet minder waardevol. Integendeel, van de intrinsieke waarde van kennis kun je je pas echt bewust worden als je doordrongen bent van hoe onbelangrijk het is hoeveel en wat je allemaal weet. Beschouw je jezelf als religieus? Dat vind ik altijd, met permissie, een onmogelijke (ik had bijna gezegd: een domme) vraag. Ik zou niet weten wat religieus is. Kafka en Tsjechov bijvoorbeeld: religieus of niet? Weinig relevant als je begrijpt wat hen drijft. Tijdens een college Middeleeuws Latijn zei je dat je veel met monniken gepraat hebt. Voel je je aangetrokken tot het kloosterleven? Jaja, maar meer zoals ik graag met pensioen zou zijn. Geen ellende meer aan je kop en geen getoeter in je oren. Weinig eten, nooit pauzeren. 23
Heerlijk. Je zei ook dat lezen voor jou een modus vivendi is, een manier om verveling te verdrijven. Hoe zie je de toekomst van het lezen in een snel digitaliserende (en vervluchtigende) maatschappij? Over dertig jaar is het silicium op jullie cd’tjes versleten en kan niemand die meer lezen. Dan moeten we de papieren Migne weer gaan raadplegen in obscure diocesane bibliotheekjes die geen geld hadden om hun bestanden te digitaliseren en is de cirkel rond. Heel troostrijk. Ik zou het graag nog meemaken. Of er mensen zullen zijn die dat gaan doen? Ik denk het wel, al is het maar uit verzet tegen het establishment. Heb je nog andere hobby’s (behalve lezen)? Wielrennen. Welke toekomst zie je voor (de studie van) de klassieke talen? Geen flauw benul. Het kan alle kanten uit. Misschien verdwijnt het helemaal, misschien blijft het zichtbaar in onze cultuur. Mary Beard heeft er onlangs een lezing over gehouden (gepubliceerd in de New York Review) en ziet het niet zo somber in. Maar ik ben wat pessimistischer: mensen als Beard laten altijd zien dat het allemaal wel meevalt door in de geschiedenis te duiken en vast te stellen dat het vroeger ook allemaal niet veel beter was. Maar voor mijn gevoel is er nu iets anders aan de hand, ingrijpender, op groter schaal en verbonden, en daarom niet te bestrijden, met allerlei andere ontwikkelingen die zich op ander gebied afspelen. Maar zoals gezegd, dat hoeft niet te betekenen dat de klassieke talen verdwijnen. In Nederland kun je geen OudEthiopisch meer studeren ondertussen, maar er is wel een leerstoel voor opgericht in China. Dus in de toekomst ga je Latijn studeren in Shanghai. Mijn zegen heeft het allemaal.
24
BARLAEUS EN VOSSIUS GERUSTGESTELD De voorlopige uitkomst van de ontwikkelingen met betrekking tot de formatie bij Latijn Maurits de Leeuw
I
n het vorige nummer heb ik een korte toelichting geschreven bij de perikelen die speelden met betrekking tot (het gebrek aan) formatie bij de vakgroep Latijn. Waarschijnlijk is het u niet ontgaan dat er sindsdien enkele ontwikkelingen hebben plaatsgevonden, waaronder de aandacht voor deze zaak in de landelijke media. Omwille van de helderheid zal ik hier proberen de belangrijkste ontwikkelingen te beschrijven die tot de huidige stand van zaken hebben geleid. Sinds de uitgave van het vorige nummer is er veel duidelijk geworden. Zo werd nog voor de kerst bekend gemaakt dat er voor het volgende academische jaar in ieder geval vacatures voor 1,3 FTE (1 FTE is één Full Time Employee) bij Latijn vrij zouden komen. Ook zouden Piet en David voor deze vacatures kunnen solliciteren. Hoe dit juridisch dan precies in elkaar zat, weet ik niet, maar in ieder geval werd tijdens een hoorzitting op 24 januari duidelijk dat als Piet en David aan de UvA nieuwe banen krijgen, deze automatisch vast zullen zijn. Gedurende diezelfde week werd het bericht dat David en Piet moesten vertrekken in enkele media gepubliceerd, waaronder (eerst) de Folia, het Parool en de NRC (Next). Bovendien zette studentenpartij Mei een petitie op waarin werd gesteld dat (het behoud van) de kwaliteit van onderwijs belangrijker is dan het navolgen van arbitraire richtlijnen en dat de kaalslag bij klassieke talen aan de UvA een halt moet worden toegeroepen. Op donderdag 2 februari is deze petitie, door ruim 1250 mensen ondertekend, aan de (nieuwe) decaan van de Faculteit der Geesteswetenschappen aangeboden, Frank van der Vree. Inmiddels was bekend geworden dat er voor het volgende jaar niet alleen vacatures zouden komen van 1,3 FTE voor universitaire docenten bij Latijn, maar dat er daarnaast ook nog eens 0,5 FTE vrij zou komen voor een universitair hoofddocent (iets meer dan een ‘gewoon’ universitair docent, maar iets minder dan een hoogleraar). Bovendien hebben interne sollicitanten (sollicitanten die al aan de UvA verbonden zijn) voorrang voor de 1,3 FTE UD. De decaan bevestigde dit bij het aanbieden van de 25
petitie. Uiteindelijk lijkt het er dus op dat niet alleen David en Piet voor de opleiding behouden zullen blijven, maar dat er ook nog een docent bijkomt. Dat deze vacatureruimte bestaat is overigens mede te danken aan de aanstaande samenwerking van de UvA en de VU in de vorm van ACASA (Amsterdam Center for Ancient Studies and Archaeology). Zo zal de universitair hoofddocent een volledige baan krijgen, waarbij beide universiteiten een helft van deze baan voor hun rekening nemen. Dat de samenwerking tussen de UvA en de VU dus nadelig zou zijn voor de formatie bij Latijn is dus onwaar gebleken; integendeel, het tegenovergestelde blijkt waar. Ik denk dat ik voor velen, zo niet iedereen alle betrokkenen spreek wanneer ik mijn vreugde uitspreek over het resultaat, maar ook vooral over de uiteindelijk ontstane duidelijkheid, waarmee eindelijk de gemoederen tot rust zijn gebracht. We hebben nu goede hoop dat het Latijn aan de UvA ook volgend jaar door een mooie staf zal worden verzorgd. Barlaeus en Vossius8 hoeven zich niet om te draaien in hun graf.
8
Ik ben geen Amsterdams gymnasiast, dus ik houd hier gewoon een alfabetische volgorde aan. 26
(ingezonden mededeling)
27
(ingezonden mededeling)
28
NIEUWJAARSDINER 2012 Een ontroerde David Rijser, een bestuurswissel en vooral veel rood Anoniem
T
oen het charmante Haarlemmermeerstation langzaam maar zeker volstroomde met Laverniones, werd al snel duidelijk dat de niet afgesproken dresscode ‘rood’ was: alle tinten rood kwamen voor in jurkjes, truien en blazers, en de ‘zwart is altijd goed’mensen probeerden zich angstvallig te verstoppen achter de eveneens rode servetten. Bij de in rood geklede mensen kwam er echter een ongekend saamhorigheidsgevoel op waardoor de sfeer van die avond gelijk gezet werd. Van deze situatie maakte David Rijser gretig gebruik om te oreren, oreren, oreren, en dat deed hij met woorden, woorden, woorden. In een onverwachtse toespraak uitte hij zijn welgemeende dank voor de inzet die Laverna en haar leden hebben getoond in de maar al te bekende strijd tegen het dreigende ontslag van Piet en David. Zoals het een echte hedonist betaamt, deelde David als cadeau meerdere flessen Prosecco uit, meer dan genoeg om alle aanwezigen te voorzien van één glaasje. En toen moest de avond nog beginnen. De rest van het diner zou de drank nog rijkelijk vloeien, maar niet voor de bestuursleden. Terwijl de gasten het smakelijke voorgerecht nuttigden, was het bestuur vooral bezig met koken, bedienen en ervoor zorgen dat alles naar wens was. Na de eerste gang kregen de leden de gelegenheid om uit te buiken tijdens de eerste ALV van dit collegejaar. Voor de laatste keer opende Laura als praeses de vergadering. Deze begon met een terugblik op het eerste semester, waarin Laverna succesvolle activiteiten heeft georganiseerd die zeker het vermelden waard waren. De gasten kregen een tevreden blik in hun ogen bij het denken aan die bezoekjes aan musea, toneelstukken en de opera. Natuurlijk zal het tweede semester ook bomvol leuke uitstapjes zijn, maar dan wel met een ander bestuur. Halverwege de vergadering namen Laverna en de Laverniones afscheid van Laura, en nam Laura afscheid van Laverna door middel van een gemeende en ontroerende toespraak. Het was duidelijk dat zij genoten heeft van haar tijd als voorzitter en helemaal tot haar recht is gekomen. Dat ook de leden al die jaren zeer tevreden met haar waren, bleek wel uit het minutenlange, oorverdovende en welverdiende applaus dat Laura 29
kreeg. Zij vergat haar taak als voorzitter van de ALV echter niet en ging snel door met de officiële plechtigheden van de bestuurswissel: het overhandigen van de staf, het symbool van voorzitterschap dat bij elkaar gehouden wordt met purschuim, aan de ambitieuze Riemer. Laura had er het volste vertrouwen in dat Riemer de kwaliteit van het voorzitterschap niet zou schaden, en na zijn overtuigende toespraak waren ook alle leden om. Riemer zal met zijn hart voor de klassieken, zijn kordaatheid en zijn tomeloze inzet een uitstekende praeses worden. Vol zelfvertrouwen nam hij de staf over van Laura, niet van plan deze de komende jaren af te staan. Door de upgrade van Riemer kwam er nu een plek vrij binnen het bestuur. Gelukkig was daar een oplossing voor gevonden in de vorm van de eerstejaars Marjolein. Na een kort praatje waarin zij zichzelf voorstelde aan de hogerejaars die haar tot dan toe over het hoofd hadden gezien, kon ze opgelucht ademhalen toen niemand een bezwaar indiende tegen haar als Magistra Librorum. Meteen moest Marjolein door met haar praatje over de boeken: een nieuwe Magistra betekende ook een nieuw systeem. Gelukkig waren de meeste leden hier tevreden over. Eigenlijk waren de leden over het algemeen erg tevreden en timide tijdens de vergadering. Ook toen vervolgens de financiën werden besproken, had haast niemand kritiek daarop. Enig punt van discussie was de tweewekelijks betaalde borrel, waarvan het voor mensen onduidelijk was wanneer er nou wel betaald werd en wanneer niet. Hier beloofden de bestuursleden wat aan te doen, en met die belofte op zak kon iedereen uit volle borst “Laverna hooooog, Laverna laaaaag” meezingen om daarna – eindelijk! – te mogen genieten van het uitstekend verzorgde hoofdgerecht. Het gastronomische hoogtepunt van die avond was toch echt het traditionele toetjesbuffet, waarop vele leden heel erg hun best hebben gedaan. Geen betere manier om dit geslaagde nieuwjaarsdiner af te sluiten dan met tiramisu, een kaasplankje en een chocoladetaart met een roodkleurige topping.
30
NIEUWE MASTER: OPLEIDING TOT POPULARISATOR Jona Lendering, De klad in de klassieken, Amsterdam: Athenaeum–Polak & Van Gennep (2012) Richard Calis
I
nmiddels staat de gemiddelde student niet meer te kijken van termen als “de Halbeheffing”, “halberen”, of “biggetje Bijsterveld”. De ellende komt, en komt snel. Langstuderen is definitief een gepasseerd stadion. Vier jaar studeren, met maximaal twee jaar uitloop voor kneuzen of gelikte carrièretijgers die een bestuurjaar willen doen, moet volgens onze minister voldoende zijn om een student met succes los te kunnen laten in het bedrijfsleven. De enkele ambitieuze student die een wetenschappelijke cursus honorum nastreeft, ziet de baten van een tweede, verbredende master uiteraard wel in en is bereid om daarvoor een flinke smak geld bij te lenen. Iedereen gelukkig, en de staatskas gevuld. Misschien moet het recenste boek van beroepsmatig oudheidpopularisator Jona Lendering namens studenten GLTC, archeologie en oude geschiedenis Halbe op zijn verjaardag cadeau worden gedaan. Dit jaar geen manifestatie op het Malieveld, maar een boek over de oudheid. In De klad in de klassieken zet Lendering op heldere wijze uiteen hoe het huidige wetenschappelijke klimaat een serieuze bestudering van de oudheid in de weg staat, en daarbij zijn de recentste ontwikkeling binnen het onderwijs, zoals de langstudeerboete en mogelijk afschaffing van de studiefinanciering voor masterstudenten, niet eens behandeld. Echt iets voor onze minister! Het boek bestaat uit tien hoofdstukken. Aan elk hoofdstuk gaat een essay, een intermezzo, vooraf van verschillende personen die allemaal op de één of andere manier een passie voor de oudheid hebben. De analyse van Lendering zelf valt als het ware in twee delen uiteen. Het eerste deel (hoofdstuk 17) behandelt de geschiedenis van de verschillende disciplines die de oudheid bestuderen, zoals de archeologie, de oude geschiedenis en de klassieke filologie. Het tweede deel (hoofdstuk 810) bestaat daarentegen uit een pamflet tegen de huidige kwakkelende wetenschappelijke benadering van de oudheid. Lendering legt eerst systematisch de problemen van het hedendaagse onderwijs in de klassieken bloot (waarom de klad er dus in zit) om vervolgens mogelijke 31
oplossingen voor deze problemen aan te dragen. Helaas is het boek een stuk rommeliger opgezet dan deze tweedeling doet voorkomen. In plaats van een strak, vlammend betoog dat culmineert in een oproep om de hele oudheidsdiscipline te hervormen, heeft het boek meer weg van een saai rapport of een handboek voor het HBO. Meermaals wordt de tekst onderbroken door kaders, waarin specifieke elementen die in de hoofdtekst worden behandeld nader worden toegelicht, zoals het oudste Grieks (p. 36), taalfamilies (p. 801), de classicusantropoloog James Frazer (p. 1245) en (ook leuk) Romeins Amsterdam (p. 230). Het is onduidelijk waarom Lendering deze informatie niet gewoon in de hoofdtekst heeft opgenomen. Daarnaast staat het boek vol met tabellen, schema’s en statistieken. Nu is daar op zich niks mis mee, maar het maakt het leesproces niet prettiger. Bovendien wordt het verband tussen deze informatie en de hoofdtekst niet altijd even goed aangegeven. De klad in de klassieken wordt hierdoor een soort amalgaam van verschillende genres. De al eerder genoemde intermezzi van andere schrijvers maken het nog erger: nergens is een poging gedaan om een elegante layout te vervaardigen. Over de vormtechnische aspecten van het boek had dus wel wat beter nagedacht kunnen worden. De inhoud van het boek is daarentegen de moeite waard. De geschiedenis van onze vakdiscipline zou iedere zichzelf respecterende oudhistoricus, archeoloog en classicus moeten kennen. Lenderings analyse van de problemen waar de hedendaagse Altertumswissenschaft mee kampt stimuleert de lezer bovendien om na te denken over het vak en de manier waarop de oudheid in Nederland wordt onderwezen. En deze reflectie is nodig. Lendering stelt namelijk vast dat het met de wetenschappelijke bestudering van de oudheid zeer matig is gesteld. Het onderwijs in de klassieken deugt van geen kant. De ondertitel van het boek liegt er dan ook niet om: “waarom onze kennis van de Oudheid onbetrouwbaar wordt, waarom dat zorgwekkend is (ook voor wie niet in de Oudheid is geïnteresseerd) en hoe daar iets aan kan worden gedaan.” Vanwege de groeiende specialisering in de wetenschap, de hoge publicatiedruk voor academici (ook wel bekend als publish or perish) en de steeds korter wordende tijd om te studeren (en dus het vak te leren), wordt er onjuiste informatie verspreid, zelfs op academisch niveau. De gevolgen hiervan zijn groot en gevaarlijk voor het voortbestaan van een gezonde bestudering van de klassieken, aldus Lendering. Lendering deinst er niet voor terug om ook academici zelf verantwoordelijk te stellen voor de hedendaagse malaise. Toen in 1982 de Tweefasenstructuur werd ingevoerd, hebben zij ervoor gekozen om in te 32
stemmen met een vierjarige opleiding. Dit blijkt desastreus te zijn geweest. Archeologen en oudhistorici kennen hun talen niet meer en de kennis over de historische context van de gemiddelde classicus is verouderd, als deze lui überhaupt al de moeite nemen om zich hierin te verdiepen. Lendering meent dat de academici in 1982 hun poot stijf hadden moeten houden: of een studie van langer dan vier jaar, “óf de faculteiten konden worden gesloten” (p. 273). Behalve een probleemstelling, komt de auteur ook met een oplossing op de proppen, en wat voor één! Het offensief van Lendering bestaat uit het IvVES: het Instituut voor VoorEuropese Studies, een tamelijk utopische plek waar men jaren ongestoord kan studeren, verdieping kan krijgen in de klassieke talen en bijscholing in de archeologie en oude geschiedenis. Kortom, een ideale en onrealistische plek om de oudheid grondig en goed te bestuderen. Hoewel de auteur zelf al aangeeft dat zo’n instituut een volslagen utopie is9, legt hij wel de vinger op de gevoelige plek. Het is namelijk schrijnend dat een niet onaanzienlijk aantal promovendi in de archeologie of oude geschiedenis onbekend is met het Grieks of het Latijn. Als classicus heb ik het bovendien altijd volslagen idioot gevonden dat ik straks een MAdiploma mag ontvangen en daarvoor maar een magere 1000 verzen Homerus of Vergilius heb hoeven lezen. Met een beetje pech studeer je zelfs af zonder ook maar een letter Sappho of Statius te hebben gelezen. Dan heb ik het nog niet eens over de minimale aandacht binnen de opleiding voor archeologie en oude geschiedenis. Editietechniek, tekstkritiek en receptiegeschiedenis zijn al helemaal terrae incognitae. Op verschillende punten was ik een andere mening toegedaan dan Lendering. Omnia mutantur zei Ovidius al, dus ook het onderwijs in de klassieken. Juist die ontwikkeling is goed. Uiteraard is het jammer dat meerdere aspecten van ons vakgebied tijdens de studie niet aan bod komen, maar dat is begrijpelijk wanneer we in acht nemen dat de wetenschap ook steeds meer specialiseert en het dus onmogelijk is om alle details en feiten van de oudheid aan de universiteit te leren. Het is domweg ondenkbaar dat iemand in zeven jaar wel volwaardig classicus of archeoloog is. Daar is zelfs een mensenleven te kort voor. Er is in ieder geval veel om over na te denken. De klad in de Klassieken is een degelijke inleiding op de problematiek en zal zeker stof doen 9
En maar goed ook, want de volgende suggesties klinken toch wel enigszins tenenkrommend: “De buluitreikingen zijn sober, maar eindigen met de aflegging van een belofte nooit het persoonlijk belang te laten prevaleren boven het belang van wetenschap en samenleving” (p. 284); en: “Publicaties van het IvVES worden gedaan door het collectief.” (p. 285). 33
opwaaien. Lendering was in 2010 de ontvanger van de Oikos publieksprijs, een onderscheiding voor een historicus of classicus die de oudheid bij een breed publiek onder de aandacht heeft gebracht. Ook met dit boek zal hij waarschijnlijk een breed publiek aanspreken. Of zijn roep ook bij iedereen gehoord wordt, zal de tand des tijds moeten bepalen. Ik hoop in ieder geval dat Lenderings (ironische?) suggestie voor een nieuwe master geenszins tot wasdom komt: "Studenten die de volle zeven jaar van hun wetenschappelijke vorming achter de rug hebben, kunnen een éénjarige vervolgopleiding krijgen tot popularisator, waarin vooral veel aandacht wordt besteed aan het internet.” (p. 284).
34
QUALIS ARTIFEX Recensie van Nero door NTGent Maurits de Leeuw
A
msterdam was 16 januari niet bepaald massaal uitgelopen om het stuk ‘Nero’ van Nederlands Theater Gent in de stadsschouwburg te bezoeken. Ons groepje van ongeveer tien classici werd tot tweemaal toe verzocht om toch nog wat verder naar voren te verhuizen in de Grote Zaal. Acteur Wim Opbrouck liet zich echter niet van zijn stuk brengen door de halflege thaterzaal en bewees het ongelijk van degenen die niet waren gekomen. ‘Nero’ maakt onderdeel uit van het plan van regisseur (en tevens dichter en romancier) Peter Verhelst om met alle acteurs van het vaste ensemble van NTGent een monoloog te maken, waarbij hij de tekst verzorgt. Eerder heeft hij reeds met ‘Lex’ (Alexander de Grote) en ‘Julius Caesar’ viros illustres monologen laten houden. Nu was de beurt dus aan Nero, vertolkt door Opbrouck, slechts bijgestaan door een voedster (zonder tekst), gespeeld door Johanna Lesage. Het decor waarin Nero zich begaf, bestond uit houten miniatuurinsulae en moderne flatgebouwen die oplichtten bij een aanraking van Nero. Midden op het toneel stond een gebouw dat iets weg had van het Colosseum. De positivist zal onmiddellijk bezwaar aantekenen tegen het Colosseum en Nero samen op het toneel, maar er was hier zeker geen sprake van een onbewuste historische onjuistheid. In Nero’s monoloog waren immers zowel acteren als architectuur belangrijke thema’s. De tekst, waarin kinderlijke uitdrukkingen aaneen worden gevlochten met filosofischesthetische overpeinzingen (“Alleen schoonheid zal ons redden; alles voor de schoonheid”), benadrukt twee kanten van Nero. Nero is een dichter en een moordenaar, een architect en een verwoester, een kind en een tiran. Opbrouck, slechts gekleed met een enkel kleed dat hij voortdurend enigszins wellustig om zich heen deed zwieren, slaagde erin om deze twee kanten van Nero knap naar voren te brengen. Hij deed dit namelijk zo, dat je wel geïnteresseerd naar Nero’s gedachtegangen kon luisteren, maar dat je er nooit in mee ging. Al te onschuldig klinkende verwijzingen naar ‘pappa’ Claudius, ‘mamma’ Agrippina en Seneca deden bovendien af en toe de haren overeind staan. De monoloog bereikte zijn climax met een zachthandige destructie van het decor. Alle gebouwen behalve het Colosseum werden door Nero en 35
zijn voedster rustig op de grond gelegd, maar wel zo dat er langzamerhand chaos overbleef rond het Colosseum. De gebouwen onthulden lampen die bleven branden nadat het gebouw omvergelegd was. Rome brandt, waar Nero spreekt: “Denk aan de zon. Rond de zon cirkelen planeten in een eeuwige baan. Laat het hart van de stad gelijk zijn aan de zon. Uit elk gebouw, in elke straat, moet het mogelijk zijn het hart van de zon te zien. Dat is het uitgangspunt.”
36
VRIJHEID Een gedicht in meer dan 100 talen
I
n 1997 maakte de Nederlandse schrijfster Marion Bloem het gedicht ‘Vrijheid’ op verzoek van het Nationaal Comité 4 en 5 mei. Zij vond dat het begrip vrijheid vaak wordt misbruikt, bijvoorbeeld om uitsluitend de vrijheid om te consumeren mee te verdedigen. Meer dan tien jaar later, in maart 2011, riep ze via Facebook op om het gedicht in zo veel mogelijk talen te vertalen. Over de waarde daarvan zegt ze: “Through translation of her poem ‘Vrijheid’ Marion Bloem tries to understand the meaning of the concept [of freedom] in different countries, cultures, languages. Words do not mean the same in different languages. Translation confronts us with this continuously, and translating poetry even more.” Vrijwilligers uit de hele wereld vertaalden het gedicht of zijn daar nog mee bezig, en velen maakten er foto’s, filmpjes of muziek bij. Inmiddels zijn er 110 vertalingen die op een Facebookpagina staan (facebook.com/freedombymarionbloem). Aan een eigen website wordt gewerkt. Ook is er van de oorspronkelijke Nederlandse versie een aantal MatchBoox – geïllustreerde boekjes in een luciferdoosje – gemaakt. Isabelle Buhre maakte de Latijnse vertaling van ‘Vrijheid’, die hierna met het origineel staat afgedrukt. Zie voor meer vertalingen en foto’s: facebook.com/freedombymarionbloem.
37
Vrijheid Als vrij zijn is: hou jij je mond want ik heb iets te zeggen Als vrij zijn is: jij achter tralies, want dan hoeven wij niet bang te zijn voor al jouw anders zijn en doen en anders laten Als vrij zijn is: de dag van morgen strak bepalen door de dag vandaag iets minder dag te laten zijn Als vrij zijn is: de deuren sluiten en op het beeldscherm vrij bekijken wat veilig uit de buurt moet zijn
Als vrij zijn is: steeds rustig slapen omdat de anderen hun tong moedwillig is ontnomen Als vrij zijn is: eten wat en wanneer je wilt maar de schillen laten vallen in de kranten waar de honger wordt verzwegen Als vrij zijn is: niet hoeven weten wat mij heeft vrijgemaakt, mij vrij houdt, mij in vrijheid elke dag gevangen neemt Als vrijheid is: wachten tot de ander mij bevrijdt van angsten waar ik heilig op vertrouw Als vrijheid mijn gedachten pleistert Als vrijheid om mij heen overal rondom en in mij waait, maar voor jou niet is te vangen 38
Libertas Si libertas significat tacendum est nam ego loqui volo Si libertas significat claudendum te timoris nostri causa ne insueta tua nos diutius deterreant Si libertas est crastinum in ordinem redigere negligentes hodie auferre hodiernum Si libertas significat videre liberi imagines foribus clausis rerum tuto demotarum Si libertas significat dormire per aliis ereptam linguam pacati Si libertas significat comedere quandocumque, quidlibet, deicere putamina in nuntios famem tacentes Si libertas significat nescire quid me liberaverit, me liberet, me capiat cotidie captivus libertate Si libertas significat manere dum alius me solvat his timoribus sancte quibus credo Si libertas insternit cogitata Si libertas flat circum me et undique et in me circumvolat at tu eam capere nequis 39
Als vrijheid mij beschermt tegen jouw ideeën die voor mij te anders zijn Als vrijheid voor mij vandaag zo vanzelfsprekend lijkt, en jij niet weet wat dat betekent Dan is vrijheid munt voor mij en kop eraf voor jou Dan is vrijheid lucht en willekeurig Maar staat het mij misschien wel vrij om iets van mijn riante vrijheid met wederzijds goedvinden natuurlijk tijdelijk of voor langere duur af te staan om jou van mijn verstikkende vrijheid te bevrijden Marion Bloem
40
Si libertas protegit me ab tuis cogitatibus nimis insolitis Si libertas tam solita hodie videtur mihi, tibi non est cognoscenda; Commodum meum Incommodum tuum Aer et arbitrium libertas est. Sed fortasse liber sum libertatis aliquid pergrandis – mutua nimirum voluntate – ad tempus aut diutius concedere tibi ut te mea angusta libertate possim liberare. carmen fecit Marion Bloem in Latinum transtulit Isabelle Buhre
41
HAMBURGSE AVONTUREN Over kelders, handschriften en onuitwisbare indrukken Ignace Schoot
D
e kelder van de sekswinkel aan de Reeperbahn jaagt me nog steeds schrik aan. Ik zal niet in details treden, maar ik wist niet dat er zulke mensonterende maskers bestonden. Ik begreep in één keer waar Hamburgs imago als sadomasochistische hoofdstad van Europa vandaan kwam. Die kelder zal ik niet snel vergeten. Net als de hele Reeperbahn trouwens. De Reeperbahn is de ranzigste straat waar ik ooit doorheen ben gelopen. Seksshops en shoarmazaken. Ongure types met een ongezonde gelaatskleur, hun grote, vals kijkende honden aan de lijn. Oude mannen die je graag hun dubieuze tent in willen leiden. In onze groep geen vieze mannetjes, mensen met een ongezonde gelaatskleur of valse honden. Donderdag 16 februari vertrok onze groep goedgemutste, gezonde classici naar Hamburg. Hamburg? Is dat niet die stad waar eigenlijk vrij weinig unieks te beleven is op klassiek gebied? Ja, dat is die stad. Toch was het ons bestuur gelukt om wat klassieks op het programma te zetten. We bekeken na een korte inleiding van de hoogleraar Grieks samen met een alleraardigste conservator een aantal handschriften uit de collectie van de UB. Hij had speciaal voor ons zijn Duits iets vereenvoudigd en verlangzaamd. De man heeft ons van alles verteld en laten zien en zo redde hij het klassieke karakter van onze reis. Gelukkig kunnen classici ook heel veel plezier beleven aan niet klassieke dingen. Classici zijn ook maar gewoon mensen. Wat Quirien overigens bewees door na een zeer gecompliceerde, haast metafysische heenreis zijn koffer te laten staan in de trein. Gelukkig liep het goed af. Het Miniatur Wunderland was voor de één een hoogtepunt en voor de ander een dieptepunt. Velen keken hun ogen uit bij de levensechte scènes uit de levens van duizenden kleine poppetjes. Je kon op heel veel knopjes drukken, de grootste modelspoorbaan van heel Europa aanschouwen en bij een volle blaas naar de WCity gaan. Het geheel werd afgemaakt door een aantal Duitse mannen van een jaar of veertig, die duidelijk voor de miniatuurhobby geboren waren. Ze beleefden de dag van hun leven, filmden zelfs met statief hoe de minivliegtuigen opstegen en maakten foto's om thuis in hun hobbykamer op te hangen. Wat is er leuker dan beginnend grijzende mannen als een kind zo blij te zien? Om onze honger naar cultuur te stillen bezochten we naast de 42
Hamburgse universiteitsbibliotheek en het Miniatur Wunderland ook de Hamburger Kunsthalle. Een heel erg groot museum met ontzettend veel kunst, veel te veel om allemaal in één keer goed te bekijken. Uit elke periode is er wel iets in dit museum te vinden. Naast Hamburg heb ik deze reis ook de rest van de groep een beetje beter leren kennen. Zo wist ik niet dat Aniek, Nina en Laura stiekem nachtelijke rokers zijn, dat classici zo hilarisch en gezellig zijn en dat ze geweldig kunnen feesten. Vrijdagavond werd er hard gefeest in Kulturhaus 73, een soort kroeg met daarbij een grotere en een kleinere ruimte om te dansen. De mensen waren leuk en de muziek was geweldig. Het was een fantastische nacht. De volgende nacht waagden wij ons in de club met de sprekende naam de 'Funky Pussy Club'. Het was niet wat je denkt, dat het was. Er stonden wel palen en er werd weer gedanst. Sommigen zijn na deze club nog verder gegaan op andere plekken in de stad of gewoon voor en in het hostel. Ook zagen een aantal de mensen de zon opkomen op de vismarkt. Wat is er lekkerder dan de geur van vis, wanneer je eigenlijk wilt slapen? Hamburg is een vreemde stad. Midden in het centrum ligt een groot meer, waardoor de stad tot rust wordt gebracht. Al zijn we er drie dagen geweest, ik heb niet het gevoel dat ik Hamburg snap. Ik heb geen idee hoe de stad in elkaar zit en de confronterende indrukken van de Reeperbahn verwarren mij nog steeds. Het was leuk om het Amsterdamse leven even te verlaten en een nieuwe stad te ontdekken. Mijn eerste Lavernareis was onvergetelijk. Ik had een echt vakantiegevoel. De stad ademt een andere sfeer dan een Nederlandse stad. Er zijn zoveel verschillen, al zijn ze soms klein. Duitsers zijn veel stiller in restaurants, er liggen meer daklozen te slapen in portieken en iedereen praat Duits. Ik ga graag een keer terug naar Hamburg, naar de fantastische kroegen en clubs in de studentenbuurt, naar de mooie gebouwen in de binnenstad en stiekem ook naar de Duitse degelijkheid. Al zal ik de Reeperbahn dan liever links laten liggen.
43
LAVERNALADDER
Donderdag 29 maart Opera: Deidamia van Händel
❦ 24 april Juvenalis in het Ostadetheater
❦ Dinsdag 17 april KenuwKlassiekenpubquiz in Leiden
❦ Dinsdag 17 t/m donderdag 26 april Week van de Klassieken
❦ En natuurlijk elke donderdag om 17.00 uur borrel in P96! Houd voor aanvullingen je email in de gaten! 44