WAU JAARGANG 27 NUMMER 3 HERFST 2012
De scriptie van Guus Eelink
Baukje van den Love, Berg sex over de and nieuwe tragedy AIO De kunst van het schrijven
WAU Blad van de studie Klassieke talen Universiteit van Amsterdam jaargang 27 nummer 3 herfst 2012
COLOFON Hoofdredacteur Maurits de Leeuw
Redactie
David Omar Cohen Guus Eelink Thomas Hart Evelien Roels Marko van der Wal
Postadres
Klassiek Seminarium tav. Redactie Wau Spuistraat 134 1012 VB Amsterdam
Email & internet
[email protected] http://student.uva.nl/glt facebook.com/redactiewau
Vormgeving
Evelien Roels Marko van der Wal
Met dank aan
Leerstoelgroepen Grieks en Latijn
3
INHOUD Voorwoord..........................................................................5 Maurits de Leeuw
Nieuws & mededelingen......................................................7 door Maurits de Leeuw
Speciale aankondiging......................................................11 Lavernalustrum
Eerstejaarsdagen..............................................................13 Renée Peereboom
Opening van de nieuwe annus academicus.......................16 Maurits de Leeuw
Baukje van den Berg over de nieuwe AIO..........................19 Baukje van den Berg
De kunst van het schrijven................................................21 Raphael Hunsucker
De scriptie van Guus Eelink..............................................26 Guus Eelink
Groepsfoto 2012...............................................................30 Laverna
ΛΟΓΩΝ ΔΙΑΒΑΙΝΟΝΤΩΝ ΑΙΝΙΓΜΑ...........................32 David Omar Cohen
Love, sex and tragedy.......................................................34 Evelien Roels en Thomas Hart
Privéles op de VU..............................................................37 door Thomas Hart
Epische games...................................................................39 Alex Philippa
De bruid van Macedonië...................................................44 David Omar Cohen
Euripides, zo veel class......................................................48 Thomas Hart
Ode aan Richard Calis......................................................50
4
VOORWOORD Maurits de Leeuw
“
Een nieuwe hoofdredacteur,” zult u denken, “een nieuw begin?” Denk dit maar liever niet, al was het maar omdat het versje al tot in den treuren uitgemolken is. Goed, ik kan niet ontkennen dat ik niet Richard ben, en het één en ander zal wel veranderen, maar een groot plan voor een nieuwe Wau zal ik niet introduceren. Voordat ik echter de huidige veranderingen zal aankondigen, lijkt het me fatsoenlijk eerst mezelf met een aantal woorden voor te stellen. Voor de hogerejaars was en ben ik één van die eerste studenten, een ongelooflijk verschijnsel, die in de jaren ’90 geboren is (8 januari 1991). In Groningen werd ik geboren en daar ging ik ook naar school, naar het Praedinius Gymnasium. In 2008 kwam ik vers van het gymnasium naar Amsterdam om hier aan de UvA GLTC te studeren. Inmiddels ben ik een bachelor verder na vier jaar, waarvan ik het afgelopen semester in Wenen heb gestudeerd, zoals de vaste lezer van de Wau heeft kunnen merken. Tegenwoordig ben ik proefkonijn van de researchmaster Classics and ancient civilizations van ACASA en in die hoedanigheid officieel VUstudent, al is dat slechts een administratieve noodzaak. Wat kunt u dan zoal verwachten in dit nummer? Welnu, om maar bij het einde van dit nummer te beginnen en de cirkel direct rond te maken: de redactie, nu dus onder leiding van een echte provinciaal, heeft, om haar grote dank uit te spreken voor de voormalig hoofdredacteur, een meertalige ode aan hem geschreven in verschillende dialecten en talen die men zoal in Nederland aantreft en, uiteraard, in het Grieks en Latijn. Verder treft u weer eens een verslag van een promotie aan, waarvoor de Wau dankbaar is dat zijn coryfee Raphael Hunsucker op verzoek van de redactie nog eens de pen heeft willen oppakken. Dan kan ik nog vol trots maar liefst twee nieuwe rubrieken aankondigen. De ene, van gastschrijver Alex Philippa, eerstejaars aan de UvA, zal in een aantal nummers verschillende games met klassieke thema’s bespreken. De andere is van de hand van David Cohen, die steeds een vertaling van een spookverhaal uit de klassieke literatuur voor zal leggen (dit keer een passage uit Peri Thaumasion van Phlegon van Tralles).
5
Ten slotte zijn we verheugd een versterking van de redactie te kunnen presenteren, die op vele wijzen belooft een aanwinst te zullen zijn. Met Evelien Roels is er nu eindelijk een einde gekomen aan het monopolie van mannen in de redactie. Bovendien zal zij naast tekstuele bijdragen ook visuele bijdragen leveren (al eerder verzorgde zij eens de voorkant van de Wau) in de vorm van tekeningen op de voorpagina of illustraties bij artikelen. Ik ben in ieder geval tevreden dat mijn eerste nummer vol is gekomen met interessante artikelen; ik hoop dat het ook op de goedkeuring van de lezer zal kunnen rekenen.
6
NIEUWS & MEDEDELINGEN door Maurits de Leeuw
❦
Op 11 september jongstleden vond aan de Radboud Universiteit Nijmegen de promotie plaats van Werner Gelderblom. Hij legde een proefschrift voor over de Basia en Julia van de Nederlandse Neolatijnse dichter Janus Secundus, dat de promotiecommissie met het predicaat cum laude bekroonde. De redactie feliciteert Werner van harte met deze geweldige prestatie en wenst hem veel succes bij zijn nieuwe baan. ❦ De officiële opening van het academisch jaar bij de opleiding klassieke talen aan de UvA vond plaats op 13 september met een lezing van Jacqueline Klooster over haar nieuwe onderzoek, de uitreiking van de propedeusebullen en een borrel na afloop. ❦ Jacqueline Klooster heeft een positie als Marie CuriePegasus Fellow aan de Universiteit Gent verworven. Zij zal de UvA dus verlaten om zich in Gent bezig te houden met een onderzoeksproject getiteld: ‘A portrait of the statesman as an artist. Writing Rulers in Antiquity.’ De Wau feliciteert haar van harte met het binnenhalen van deze onderzoeksbeurs. ❦ Naast het vertrek van Jacqueline vinden er nog enkele andere veranderingen in het personeelsbestand plaats. Zo zal ook Rob Pauls dit jaar niet meer aan de UvA verbonden zijn. Jan Bloemendal zal komend jaar niet meer aan de UvA verbonden zijn; zijn dienstverband als bijzonder hoogleraar (aangesteld door het Huygens ING) werd 28 februari verbroken. Mark Heerink is ten slotte aangesteld als universitair hoofddocent bij de UvA en de VU op het gebied van de Latijnse letterkunde. ❦ Ook zijn er twee nieuwe AiO´s aangesteld: Laura Roling en Saskia Willigers krijgen de mogelijkheid een promotieonderzoek uit te voeren onder supervisie van Irene de Jong. Wij feliciteren hen van harte met het binnenhalen van deze onderzoeksplaatsen.. ❦ Een erg bijzondere OCT kan worden toegevoegd aan de palmares van de Nederlandse classici: Maaike Zimmerman heeft als eerste vrouw ooit een Oxfordtekst bezorgd, en wel van de Metamorphosen van Apuleius. Daarmee 7
is zij de vierde Nederlandse classicus die een prestigieuze OCT heeft mogen redigeren. 29 september jl. is het verschijnen van deze editie op een feestelijke middag in Groningen met een aantal lezingen en een receptie gevierd. De redactie van de Wau feliciteert Maaike Zimmerman met deze schitterende prestatie. ❦ Het Amsterdam Centre for Ancient Studies and Archaeology (ACASA), dat dit jaar zijn eerste levensjaar beleeft, is inmiddels ook officieel geopend. 1 oktober jl. vond de opening plaats met enkele toespraken en een lezing van Ian Morris in Felix Meritis. ❦ 3 november as. zal het Zenobiacongres weer plaatsvinden in de aula van de UvA. Het thema van dit jaar luidt: ‘Troje – De stad. De oorlog. De legende.’ Zie ook de aankondiging verderop. ❦ De gerenommeerde professor Philip Hardie uit Cambridge, bekend om zijn publicaties over onder andere Vergilius en Ovidius, zal in december een aantal lezingen geven in Amsterdam over de receptie van Vergilius. Lezingen zullen in ieder geval plaatsvinden op 6, 7, 11 en 13 december, steeds van 15.00 tot 17.00 uur in de Doelenzaal, en op 14 december van 15.00 tot 17.00 uur in de VOCzaal. ❦ De fortissimi Belgae doen onderzoek naar hun roots: aan de hand van DNAonderzoek proberen wetenschappers van de KU Leuven vast te stellen of er een genetische band bestaat tussen de Vlamingen en de Romeinen. Onderzocht worden de Ychromosomen van mannen in gebieden waar de aanwezigheid van de Romeinen nog altijd duidelijk aan te wijzen is. Het DNA van deze mannen, van vader op zoon doorgegeven, zou nauwelijks zijn veranderd gedurende al die eeuwen en zou dus kunnen worden herleid als DNA afkomstig uit het Middellandse Zeegebied. ❦ Paus Benedictus XVI zal een nieuw instituut voor het behoud en de verspreiding van het Latijn laten oprichten. Het voormalige instituut ter bevordering van het gebruik van het Latijn bestond uit een klein gezelschap dat een jaarlijkse poëziewedstrijd uitscheef en een magazine uitgaf. Het nieuwe instituut moet in samenwerking met academici zorgen voor de promotie van de kennis en het gebruik van het Latijn. Daarbij heeft de paus aangegeven dat dit instituut moderne middelen voor de oude taal niet zal schuwen: er zal gebruik worden gemaakt van sociale media en ook woorden als hotpants (brevissimae bracae femineae) zullen worden vertaald. 8
❦ De Russische president Poetin heeft bekend dat hij toch niet de maritiem archeoloog is die een vorig jaar verschenen foto van de president met twee antiek Griekse vazen deed vermoeden. Poetin zou de vazen destijds tijdens het duiken hebben gevonden, maar de president heeft nu tegenover journaliste Masja Gessen bekend dat de vazen speciaal voor hem in de Zwarte Zee waren neergelegd. ❦ De Europese Centrale bank gaat de architectonische afbeeldingen als watermerken op de eurobiljetten vervangen voor een afbeelding van de roof van Europa, die overigens momenteel al op de Griekse €2, munstukken afgebeeld staat. In november zal het nieuwe ontwerp gepresenteerd worden; in mei 2013 zal dan het eerste nieuwe biljet (van vijf euro) in gebruik worden genomen. ❦ Op 16 oktober hebben de meeste onderstaande studenten hun bul(len) ontvangen voor de bachelor GLTC en/of LTC. De Wau feliciteert hen allen van harte met dit afstuderen. Achter de namen staan de scriptietitels vermeld. • Steve van Beek, Pontano’s De Hortibus Hesperidum, of: de vruchten van de deugd (LTC) en De epigrammen van Plato: een spiegel en een raadsel (GLTC). • Isabelle Buhre, Amerikaans Neolatijn: Georgii Washingtonii Vita (1835) (LTC). • Guus Eelink, De vrije wil volgens Lucius Annaeus Seneca (GLTC). • Laura de Glopper, Romanae fidicen lyrae: een onderzoek naar Hellenisme in het 4e boek van Horatius’ Oden (GLTC). • Thomas Hart, Homerus’ hem en haar (GLTC). • Eddy Groeneweg, De Ilias van Koolschijn (GLTC). • Marij Kok, Orfeus van twee kanten: een taalkundige en narratologische vergelijking van het Orfeusverhaal bij Vergilius en Ovidius (LTC) en Het gebruik van temporele bijwoorden in de Ilias (GLTC). • Maurits de Leeuw, De Byzantijnse mimespeler: Laonikos Chalkokondyles over Niccolò III d’Este (GLTC). • Thalia Lysen, Het verhaal van de goden (GLTC). • Emilia Menkveld, Het ‘was ik maar elders’ motief bij Euripides en Sophocles (GLTC). • Sandra Pastoor, De mutatione curriculorum (GLTC). • Rik Peters, Van Den Enden’s ‘Philedonius’ and its sources: The Bad Boy and the Table (GLTC). 9
• • •
Evelien Roels, Ubi sunt…cognomina? Het belang van de signa Iovius en Herculius onder de tetrarchie (284324) (GLTC). Joris Spigt, Socrates’ kritiek en trouw in de Crito en de Apologie (GLTC). Marcel Zijlstra, De karakterisering van Alkibiades bij Thoukydides en Plato (GLTC).
❦ Twee dagen later, op 18 oktober, vond de algemene uitreiking van bullen plaats voor degenen die hun Master GLTC of LTC afsloten. De Wau feliciteert dan ook van harte allen die hun Master hebben behaald. • Thomas den Haan, Thorieën over de Latijnse prohibitivus (GLTC). • Raphaël Hunsucker, Een stad op Libiës stralend blanke tepel: Pindarus en Herodotus over Battus en de stichting van Cyrene (GLTC). • Marjolein Kersten, The face of tragedy: aanspreekvormen bij Sophocles (GLTC). • Chelsea O’Brien, Reading women: Muscio’s ‘Genecia’ (GLTC). • Laura Roling, The Representation of Delos in the Homeric Hymn to Apollo, Pindaric Fragments and Callimachus’ Hymn to Delos (reMa Litterary studies) • Suzanne Turgeon, Ze leefden nog lang en gelukkig: de keuze tussen adverbium en predicatief adjectivum (GLTC). • Marije van der Vorm, Het godsbeeld bij Plato en Ficino (GLTC). • Saskia Willigers, Lyric Narrative in Ancient Greek Literature (reMa Litterary studies). • Laura van Yperen, De flexibiliteit van Griekse mythen: Io in Aeschylus (GLTC). • Luce Amerika, Animus attentissimus in Deum. De beata vita van Aurelius Augustinus (LTC).
10
SPECIALE AANKONDIGING Lavernalustrum
O
p vrijdag 18 januari 2013 is het 20 jaar jaar geleden dat Laverna werd geboren, "een dispuut tot bloeien gedoemd". Na de roerige jaren van de jeugd kan worden vastgesteld dat die profetische uitspraak, afkomstig uit het verslag van de oprichtingsvergadering, geen loze kreet was. Laverna bloeit, vooral dankzij de grote inzet en betrokkenheid van leden en bestuursleden – van jullie, kortom. Daarom wil Laverna dit lustrum groots vieren en 's middags organiseert zij dan ook in de Doopgezinde kerk (Singel) verschillende lezingen rondom het thema misdaad en bedrog, gezien het werkterrein van onze beschermgodin. De sprekers zullen zijn: • •
•
Onze eigen hoogleraar Grieks, Irene de Jong, over bedrog in het bodeverhaal in Sophokles’ Elektra. Onze eigen Piet Gerbrandy, universitair docent (Middeleeuws) Latijn, over Horatius Ep. I.16, bekend van de naam en lijfspreuk van de vereniging (pulchra Laverna / da mihi fallere, vv. 601). Prof. Alan Sommerstein (Nottingham, bezorger van de Loebeditie van Aeschylus en auteur van talloze studies over de Griekse tragedie en komedie) over bedrog in Aristophanes’ Kikkers, het stuk dat ter gelegenheid van het lustrum in februari 2013 door Laverna Toneel op de planken zal worden gebracht (14, 15 en 16 februari 2013).
De middag zal uiteraard worden afgesloten met een borrel! Vervolgens zal gezamenlijk gegeten worden en zal er een afsluitingsborrel plaatsvinden tot diep in de nacht...
11
12
EERSTEJAARSDAGEN Renée Peereboom
H
et weekend van 21 tot 23 september was een weekend met veel gelach, drank en spelletjes. Dat kan natuurlijk maar één ding betekenen: het was het eerstejaarsweekend. Gezellig was het zeker en ik heb er ook een aantal hele nieuwe ervaringen bij. Hoewel iedereen ook in de trein en bus erg vrolijk was en er veel gelachen werd, was iedereen blij toen we er uiteindelijk waren. Ivor had in de bus wel nog sjans gehad met een aantal twaalfjarige meisjes die opschepten over dat hun dorpje wel vier straten telde (eigenlijk waren het er maar drie en een beetje, maar dat klonk zo lullig). Hij genoot wel van de aandacht en het was bijna jammer dat we afscheid moesten nemen. Het huisje, of wat het ook precies was, zag er prima uit: de bedden lagen lekker, de keuken/woonkamer was prima en er waren zelfs wipwappen en schommels. Dit laatste was vooral voor de jongens een heus genot. De “volwassen” mannen waren in één klap weer kleine kinderen. Toen de auto met de laatste mensen aan was gekomen, was de groep compleet (alleen David miste nog, helaas) en konden we beginnen met een aantal kennismakingsspelletjes. Het krantenspel was lachwekkend, maar leverde bijna gewonden op, omdat het slaan met de krant soms wel erg enthousiast werd gedaan. Bij het namenbingo kreeg Tiffany een onmogelijke vraag, omdat Louise de zin niet had afgemaakt en er alleen “kan vijf discrepanties” stond. Die arme Tiffany kon zo het spel niet winnen, helaas, maar wie het eigenlijk wel heeft gewonnen, weet ik niet eens meer. Toen konden we ons, tot grote vreugde van Ivor, tegoed doen aan een lekkere soep en broodjes knakworst, waarna we ons klaarmaakten voor een avond vol drank, Weerwolven en gezelligheid bij het kampvuur. Al bij het tweede spelletje Weerwolven klaagde Alex erover dat hij duizelig werd als hij zijn ogen dicht had, omdat hij iets te veel bier op had. Toch dronk hij vrolijk verder en ik zag de bui al hangen. Het was slechts een kwestie van tijd voor het mis zou gaan, maar tot die tijd zorgde hij vooral voor een hoop hilariteit. Het derde potje Weerwolven wist hij in zijn eentje volledig te laten ontsporen door zijn kaartje aan drie mensen te laten zien, maar het was evengoed heel gezellig. De volgende ochtend werden we heerlijk wakker door Tristans valse gezang, waarna iedereen met enige moeite zijn bed uit kwam. Het was 13
behoorlijk koud en ik heb het helaas het hele weekend niet meer warm gehad, wat ook kwam doordat ik zo ontzettend moe was. Nadat we hadden ontbeten en Alex’ bril was gevonden, gingen we naar het bos om levend Stratego te spelen. De vlag van de Trojanen zat gedurende het hele spel rustig naast Ivo, die de kaartjes uitdeelde. Pas toen het spel geëindigd was omdat Todd als vlag was ontmaskerd, kwam Edgar vrolijk de bosjes uitgehuppeld en beseften de Trojanen dat ze hem waarschijnlijk nooit zouden hebben gevonden. Inmiddels was ook David aanwezig, dus pas nu was de groep echt helemaal compleet. Het was nu tijd voor het verrassingsonderdeel: boogschieten! God, wat was ik slecht, maar wat was het leuk. Ik weet ook eigenlijk wel zeker dat iedereen het daarmee eens zal zijn. Koen heeft uiteindelijk gewonnen, deels door de pijlen die anderen per ongeluk in zijn bord schoten, maar ook door zijn eigen talent, natuurlijk. Onze voorzitter was wat minder talentvol, maar wel erg sportief en gezellig en wat is er nou belangrijker dan dat? Na het boogschutten gingen we uit eten. Het springkussen dat voor het restaurant stond, kon natuurlijk niet worden genegeerd en na het eten stonden er een aantal uit de kluiten gewassen kleuters enthousiast op te springen. Een heerlijk gezicht was dat. De tweede avond verliep een stuk rustiger. Het beroemde geluidenspel werd gespeeld (“brekekekex koax koax” zit nog altijd in mijn hoofd) en slechts één team heeft alles goed geraden. Ik stelde me nog voor hoe raar het voor voorbijgangers moet hebben geklonken, al dat onverstaanbare gemompel en geroep in een vreemde taal. We zijn nog even naar het festival aan de overkant geweest om te kijken waar de vreselijke muziek vandaan kwam, maar toen we vijf euro moesten betalen om naar binnen te mogen, zijn we maar weer weggegaan. Ze waren op dat moment de vogeltjesdans aan het spelen, dus we hadden erg weinig behoefte om er te blijven. Na twee potjes Weerwolven, die prima verliepen (maar wel heel frustrerend waren voor Riemer), zijn velen maar naar bed gegaan. Het opstaan was echter wel nog moeilijker dan de dag ervoor. Zeker Louise moest met enige dwang haar bed uit worden gehaald, maar toen ze eenmaal wakker was, was ze net zo vrolijk als altijd. Nog even opgeruimd en toen moesten we alweer weg. In de bus ontbraken de twaalfjarige meisjes en was het toch wat stiller dan op de heenweg. Wel konden we allemaal zitten en Ruben had een kussen om te knuffelen, dus die was ook weer gelukkig.
14
In de trein nog even Pim Pam Pet gespeeld en natuurlijk Prinsessenkwartet (gewonnen door Koen, die gedurende het weekend de meeste punten had verzameld). Na een groepsknuffel ging ieder op weg naar huis, met in zijn achterhoofd de gedachte dat het een supergezellig en onvergetelijk weekend was geweest.
15
OPENING VAN DE NIEUWE ANNUS ACADEMICUS Maurits de Leeuw
Z
oals ieder jaar werd ook dit academisch jaar weer met de gebruikelijke lezing en de uitreiking van de propedeusebullen – sit venia verbo – geopend. 13 september jongstleden vond de aangename ceremonie weer plaats in de Doelenzaal, die zich hiervoor veel beter leent dan de kleinere ruimtes als een zaaltje in CREA of in het Allard Pierson, waar de opening de afgelopen jaren ook wel eens plaats heeft gevonden. De grootste winst werd dit jaar echter geboekt door de scheiding van de uitreiking van de bachelor en masterdiploma’s van deze opening: deze uitreikingen zullen respectievelijk 16 en 18 oktober plaatsvinden/hebben gevonden. Door deze verandering werd de opening bestaande uit een lezing van een uur en het uitreiken van de propedeusebullen in een uur, zeker voor belangstellende ouders of familieleden, een stuk beter behapbaar. Jacqueline Klooster verzorgde de lezing om het academisch jaar te open. Daarmee gaf zij ook (voorlopig) haar afscheidslezing aan de UvA (zoals bij Nieuws & Mededelingen vermeld staat, zal zij vanaf dit jaar werkzaam zijn bij de Universiteit Gent). In haar lezing presenteerde zij het onderzoek waarmee ze zich in Gent bezig zal gaan houden. Haar nieuwe onderzoek richt zich op schrijvende staatsmannen in de oudheid en dan vooral op de betekenis en waarde die aan de literaire productie van een politiek betrokken persoon werd gegeven, zowel door de auteurs zelf als door hun publiek. Ondanks dat in de lezing slechts een afkadering van het onderzoek werd gegeven en er meer vragen werden gesteld dan beantwoord – vanzelfsprekend voor de presentatie van een nog te beginnen onderzoek – was het een onderhoudend verhaal. Het is vrijwel onmogelijk om een lezing te verzorgen die het hele aanwezige publiek goed bedient, bestaande uit leken op het gebied van de oudheid tot de andere docenten. Jacqueline slaagde hier echter zeer wel in met een eloquent verhaal, hier en daar verlevendigd door een sterke anekdote. Vooral de kennismaking met het literair oeuvre van voormalig dictator Saddam Hoessein was voor velen een verrassende en aangename excurs. De uitreiking van de propedeusebullen ging zoals gebruikelijk gepaard met het kort persoonlijk toespreken van de studenten door vier verschillende 16
docenten. In de korte toespraakjes feliciteerden de docenten op geheel eigen wijze de studenten met hun prestaties, waarbij ook dit jaar weer opmerkelijke vergelijkingen werden getrokken: er was sprake van “kynine metaforen” tot tovenaarstelgen. De betrokkenheid en goede persoonlijke band tussen studenten en docenten die blijkt uit deze ceremonie, pleit ervoor om deze nog lang in stand te houden. Voor ons is deze betrokkenheid wellicht vanzelfsprekend, maar binnen de moderne academische wereld vormt het, vrees ik, een uitzondering. Daarom kan de waarde van deze uitreiking, waaruit deze betrokkenheid blijkt, niet genoeg benadrukt worden. Zo betrokken en ontspannen als deze opening was, zo opgeblazen en hooggespannen was een andere opening. Op 1 oktober vond de feestelijke opening van het Amsterdam Center for Ancient Studies and Archaeology (ACASA) plaats, een samenwerkingsverband tussen UvA en VU op het gebied van de klassieke talen, de oudheidstudies en archeologie. In de zuilenzaal van Felix Meritis was een groot aantal classici, historici en archeologen verzameld, zowel studenten als docenten van de twee Amsterdamse universiteiten, maar ook van daarbuiten. Tevens waren de rectores magnifici van de beide betrokken universiteiten aanwezig, alsook de beide decanen van de faculteit der geesteswetenschappen van de UvA en van de faculteit der letteren van de VU. De speeches en de lezing tijdens de opening werden voorgezeten door de decaan van de UvA, Frank van Vree. De speciaal voor deze gelegenheid uitgenodigde gastspreker was Ian Morris, archeoloog en historicus van Stanford University. Van Vree opende de feestelijke gelegenheid met een sympathieke speech waarin hij het belang van klassiek geschoolden voor hem persoonlijk uiteenzette door terug te blikken op zijn eigen schooltijd, waarin er nog sprake was van zestien uur Grieks en Latijn per week. De docenten die destijds deze vakken onderrichtten, leerden hem meer dan slechts de taal: door hun lessen waarin ook filosofie en ethiek aan bod kwamen, ontving hij een stevige basis voor de rest van zijn leven als wetenschapper. Vervolgens was de beurt aan de rector magnificus van de VU, Lex Bouter. Zo sympathiek en weloverwogen als van Vree had gesproken, zo knullig en onhandig sprak nu prof. dr. Bouter. Hij begon met een pijnlijke poging Felix Meritis te vertalen (“vrolijk door vreugde”), die hij echter al vlug weer introk. Ook zijn beschrijving van het geschiedenis van het gebouw, waarvan hij toegaf dat hij het van de website had geplukt, deed bij sommigen de tenen krommen. Verder zette hij de kwantitatieve en kwalitatieve voordelen van ACASA uiteen en kondigde hij vol lof de keynotespeaker aan, van wiens boeken hij wel eens samenvattingen had gelezen. 17
Na hem betrad Ian Morris het sprekerspodium om in grote lijnen de theorie van zijn boek over de opkomst en (toekomstige) ondergang van de westerse dominantie in de wereld te schetsen. 1 Hij verloor de aandacht van het publiek geen moment door zijn verhaal op eloquente wijze voorzien van Britse humor te presenteren. In de vorm van een sombere toekomstvoorspelling liep zijn verhaal uiteindelijke wel slecht af; bovendien werd de rol van de klassieke wereld in zijn verhaal impliciet gemarginaliseerd. Het enige moment waar Morris de klassieken expliciet in zijn lezing had verwerkt, was in de inleiding, waarin hij wat foto’s van zichzelf toonde bij een opgraving op Paros. De laatste rede werd verzorgd door de rector magnificus van de UvA, Dymph van den Boom. Zij behandelde de toekomst en de doelstellingen van ACASA: het moet toekomstgericht zijn, maatschappelijk relevant en internationaal georiënteerd. ACASA is in die zin een voorloper van de Amsterdam Academic Alliance, een samenwerkingsverband tussen UvA en VU dat vorig jaar gesloten is, waarin deze drie punten ook centraal staan. Ze sloot haar verhaal af met de wens dat ACASA maar net zo’n succes mag worden als de menselijke beschaving in de grafiekjes van Morris, die vanaf de 19e eeuw een enorme sprong had gemaakt in social development. Gelukkig volgde er een borrel na afloop, want daar waren we wel aan toe.
1
Why the West Rules – For Now: The Patterns of History, and What They Reveal About the Future (New York 2010), in het Nederlands vertaald bij uitgeverij Spectrum in 2011 onder de titel: Oost en West – De val van het westen: hoelang houdt de westerse dominantie nog stand? Overigens zijn de theorieën van Morris over geografie als bepalende factor voor de ontwikkelingen van verschillende beschavingen allesbehalve nieuw, zie bijvoorbeeld: J.M. Diamond, Guns, Germs and Steel: The Fates of Humans Societies (Londen, 1997). 18
BAUKJE VAN DEN BERG OVER DE NIEUWE AIO Baukje van den Berg
S
inds april van dit jaar houd ik mij een aantal dagen per week op in het beroemde PCH 337. Daar werk ik aan mijn promotieonderzoek over de Byzantijnse geleerde Eustathius van Thessaloniki. De dagen dat ik mij niet in het PCH bevind, werk ik thuis (in Arnhem) aan Eustathius. Voor een classica lijkt een onderzoek naar een Byzantijn wellicht een weinig voor de hand liggende keuze. Als je je echter bedenkt dat deze Byzantijn monumentale commentaren heeft geschreven op (onder andere) de Ilias en de Odyssee wordt de keuze al een stuk logischer. Dit verband met de Homerische epen verklaart ook waarom ik het onderzoek aan de UvA uitvoer, onder leiding van professor De Jong. Voor de Byzantijnse kant van het verhaal word ik ondersteund door dr. Van Opstall (VU). Het onderzoek naar Byzantijnse literatuur en literatuurkritiek is lange tijd achtergebleven bij het onderzoek naar de antieke voorgangers ervan. Vaak werden Byzantijnen alleen gewaardeerd omdat zij voor een groot deel verantwoordelijk zijn geweest voor de overlevering van klassieke teksten. Waren zij niet zo geïnteresseerd geweest in hun klassieke verleden en hadden zij zich niet zo ingezet voor het kopiëren van de antieke teksten, dan waren er waarschijnlijk veel minder teksten bewaard gebleven. Enig eigen, zelfstandig denk en oordeelsvermogen werd de Byzantijnse literatuurcritici echter ontzegd. Zij zouden slechts informatie uit oude bronnen verzameld hebben zonder zelf veel toe te voegen. De laatste decennia is deze houding aan het veranderen: de Byzantijnse literatuur en literatuurkritiek worden steeds meer om hun eigen verdiensten onderzocht. Dat is ook wat mijn onderzoek beoogt: ik wil laten zien hoe Eustathius, die zijn commentaren naar eigen zeggen voor zijn studenten heeft geschreven, de antieke bronnen gebruikt voor zijn eigen (Byzantijnse) doeleinden. Waarom schrijft hij het commentaar? Wat vindt hij belangrijk om op te merken? Wat hoopt hij dat zijn studenten uit het lezen van de Homerische epen halen? Wat is zijn houding als (christelijke) Byzantijn tegenover de (heidense) dichter Homerus? Hierover hoop ik over vier jaar meer te kunnen zeggen.
19
Mijn interesse voor literatuurkritiek bestaat al vanaf het moment dat ik in mijn derde jaar in Groningen een college volgde bij dr. Remco Regtuit over antieke scholia. Ik schreef mijn bachelorscriptie hierover (die enige vertraging opliep door een bestuursjaar bij de Groninger Studentenroeivereniging Gyas) en besloot mij in de Research Master (ook in Groningen) hierop te richten. Hiervoor volgde ik onder andere college in Leiden en aan de UvA, waar professor De Jong werkcollege Ilias gaf. Voor dit vak schreef ik een paper over Eustathius, waarbij ik erachter kwam dat er nog weinig over zijn commentaren geschreven is en besloot ook mijn masterscriptie aan dit onderwerp te besteden. Nadat ik in juli 2011 afgestudeerd was aan de Rijksuniversiteit Groningen, ben ik naar Den Haag verhuisd om daar als docent Grieks, Latijn en KCV op Gymnasium Sorghvliet te werken en tegelijkertijd de lerarenopleiding in Leiden te doen. Hoewel ik het erg maar mijn zin had op school en het lesgeven erg leuk vond, wilde ik toch graag verder met Eustathius. Die kans kwam toen er vier AIOplekken beschikbaar kwamen door de Block Grant van NWO aan OIKOS. Ik diende met ondersteuning van professor De Jong een onderzoeksvoorstel in en kreeg tot mijn grote geluk een van de plekken. Ik heb de indruk dat de opleiding GLTC van de UvA een enthousiaste groep docenten en studenten heeft. Ik hoop hieraan de komende jaren ook zelf een bijdrage te kunnen leveren, bijvoorbeeld in de vorm van colleges. Dat lijkt mij de ideale combinatie: mijn eigen onderzoek kunnen doen en daarnaast onderwijs geven aan studenten die gemotiveerd zijn voor de klassieken – wat bij de pubers op het gymnasium soms toch wat te wensen overlaat...
20
DE KUNST VAN HET SCHRIJVEN Over Janus Secundus en de promotie van Werner Gelderblom Raphael Hunsucker Summary: on September 11th 2012, Werner Gelderblom defended his doctoral dissertation on the genesis of Janus Secundus’ Basia and Julia at the Radboud University, Nijmegen. His “New Philology”approach and digital edition of these refined poems, heavily rewritten by the poet in subsequent versions still traceable in manuscripts today, was met with great approval, although his methodology was subject to some critical questions. He was awarded the doctorate cum laude.2
C
lassici hebben toch eigenlijk een merkwaardig vak. Waar archeologen materiële cultuur bestuderen, kunsthistorici plastische kunstvoorwerpen en antropologen regendansen en fallische optochten, bestuderen classici teksten, met als voornaamste doel om nieuwe teksten over die teksten te schrijven. Snapt u het nog? Er zijn zelfs classici, die de teksten bestuderen die al in de oudheid (of de uitlopers daarvan) over eerdere teksten zijn geschreven, om daar vervolgens dan een nieuwe, allesomvattende tekst over te schrijven, waarbij niet zelden de relatie tussen de eerdere en de latere tekst centraal staat. Om dit probleem het hoofd te bieden, hebben we tegenwoordig een interessante oplossing bedacht. “Vroeger” kon je soms nog wel eens probleemloos in taciteïsch Latijn nieuwe teksten over Homerus, Cicero, de agrarische wetgeving van 111 v.Chr., of – waarom niet – Tacitus schrijven. Nu hebben we afgesproken dat de nieuw geschreven tekst in zo weinig mogelijk opzichten op de daarin beschreven tekst moet lijken. Teksten die wij over literaire meesterwerken uit de oudheid schrijven, moeten bij voorkeur zakelijk en eenduidig zijn, elke literaire kwaliteit ontberen, terwijl de klassieke literatuur die het meest geliefde object van onze studie vormt juist vaak bloemrijk, poëtisch en voor meerdere duidingen vatbaar is. 2
Wau is een periodiek geschreven en gelezen door serieuze wetenschappers en het zou passend zijn, als de stukken die erin verschijnen zich meer naar de maatstaven van wetenschappelijke publicaties zouden gedragen. Een samenvatting in het Engels lijkt me, voor het internationale publiek dat wij nastreven een goed begin. (RH) 21
Waar de auteur van de klassieke tekst, kortom, onaantastbaar op een voetstuk wordt geplaatst, moet de auteur van de moderne studie zich zoveel mogelijk wegcijferen en de tekst bij voorkeur zo formuleren, dat die door elke willekeurige andere persoon (of beter nog, een waardevrije robot zonder gevoel voor empathie, stijl, humor, vreugde of emotie) geproduceerd zou kunnen zijn. Daar wringt iets, uiteraard. Mensen gaan geen Klassieken studeren omdat ze een passie hebben voor handleidingen van waterkokers of lexicale variatie in bijsluiters van zetpillen, laat staan het gebruik van zeroanafora in de inboedelbeschrijving van de Geldropse meisjeskostschool “Hrotsvitha van Gandersheim” tijdens het Interbellum – daar hebben we bovendien historici voor. Nee, we vallen voor meeslepende tragedies, maatschappijkritische heldendichten, lyrische expressie van de condition humaine en filosofische inzichten in onze diepste zielenroerselen. Meesterwerken, kortom! En is het niet heerlijk om ook wetenschappelijke literatuur over die klassieke meesterwerken te lezen die tot esthetische bevrediging leidt? Wie al kriegelig wordt van een paar capita Livius of Velleius Paterculus – om over auteurs als Seneca maar te zwijgen – moest eens weten in wat voor literaire bocht er met belastinggeld en de fijnzinnigheid van een pinguïn over auteurs als Homerus en Vergilius wordt geschreven. Wetenschappelijk proza is soms zo slecht te pruimen, dat men zich afvraagt of de auteur ervan überhaupt wel recht van spreken heeft aangaande de meesterwerken die hij of zij zegt te ontsluieren. Nu gelooft niemand meer iets van wat de laatantieke commentator Tiberius Claudius Donatus in zijn Interpretationes over Vergilius heeft gezegd, omdat het allemaal veel te empatisch en idiosyncratisch is. Wat weet die ouwe gek nou van de Aeneis! Het lijkt niet onwaarschijnlijk, dat moderne traktaten over enkele eeuwen eenzelfde lot beschoren is, maar dan juist omdat ze zo “objectief” zijn geschreven. Wanneer onderzoek door voortschrijdend inzicht achterhaald wordt, blijven immers alleen persoonlijke elementen als de stijl en de verrassende eigen inzichten ervan een reden (naast de wetenschapshistorische waarde) om het te blijven lezen. We doen het er dus allemaal voor, om de wetenschap verder te brengen en onszelf zo langzamerhand overbodig te maken. Neem nou Janus Secundus, geboren in 1511 (zie ook Wau 26.4). Is er een dichter die de taal méér tot de uiterste grenzen van haar bevalligheid heeft opgezweept? Zijn Basia of “zoengedichten”, in het Nederlands vertaald als De kunst van het zoenen, zijn geen methodologisch heldere uiteenzettingen over het labiovelair uitwisselen van lichaamssappen. Zoals bleek op de promotie van Werner Gelderblom, die een dissertatie schreef over de tekstgenese van de Basia (en de Julia), zijn het vooral gedichten die Janus’ kunde een meesterschap als dichter moeten etaleren. Verwerpelijk! 22
Hoe schrijf je een wetenschappelijk proefschrift over deze poëtische proeve van bekwaamheid, en wat doet die materie met zo’n onderzoek? Die vraag stak impliciet steeds weer de kop op bij de verdediging van Gelderbloms proefschrift, 11 september jongstleden aan de Radboud Universiteit te Nijmegen. Gelderblom heeft niet alleen een dissertatie afgeleverd over het ontstaan van (de verschillende fases en redacties van) Secundus’ gedichten maar ook een digitale teksteditie waarin alle varianten naast elkaar te raadplegen zijn. Voor beide heeft Gelderblom uitgebreid studie gemaakt van de in Oxford bewaarde “kladjes” van de gedichten in Secundus’ werkmanuscript en van de correcties die de auteur zelf er later in aanbracht. Die uitputtende filologische akribie is zeker de voornaamste, maar waarschijnlijk toch niet de enige reden dat zijn werk met veel lof (en letterlijk cum laude) werd bekroond. Daarbij viel op, dat de figuur van de dichter en die van de filoloog (zoals onze professie ooit genoemd werd) elkaar steeds weer naderden. Een Leuvense opponent omschreef Gelderbloms dissertatie over Secundus poëzie als “uw meesterwerk over zijn meesterwerk” – niet echt een formulering die doorgaans voor een boek zonder literaire kwaliteiten wordt gebruikt. Daarbij kwamen kwalificaties als “een tweede Secundus” (episch) en werd gesproken van een “metapoëtische of metafilologische laag” in Gelderbloms werk. Ook promotor van der Poel (Latijn, RU) sprak in zijn laudatie van een proefschrift dat “veel meer is dan een proeve van bekwaamheid van een wetenschapper in spe” en Gelderbloms “meesterschap als latinist”. Dat alles doet de vraag reizen, in hoeverre ook een proefschrift op grond van literaire kwaliteiten aanspraak op de eretitel ‘meesterwerk’ mag maken. Dat van Gelderblom is duidelijk meer dan een gortdroge analyse. Via zijn studie van de verschillende auteursvarianten probeert hij als het ware over de schouder van de dichter mee te kijken, in een poging om erachter te komen wat Secundus bewogen moet hebben bij het steeds weer aanpassen en verder verfijnen van zijn poëzie. Daarbij kroop hij als filoloog in de huid van de dichter. De identificatie van beiden kwam ook in een prachtige vraag van dr. Smeesters (LouvainlaNeuve) aan de orde. Zij vroeg zich af, in hoeverre Secundus’ activiteiten als dichter overeenkomsten vertoonden met praktijken uit de Renaissancefilologie; beiden lijken de stelling lectio polyinterpretabilis melior te huldigen. Gelderblom antwoordde, dat in de Renaissance de tekstbezorger (lees: de classicus) inderdaad meer ruimte kreeg om zijn eigen ideeën in de tekst te stoppen. In zijn antwoord op de eerste vraag van de verdediging, gesteld door prof. André Lardinois (Grieks, RU), deed de defendens al eerder een veelzeggende ontboezeming. De vraag luidde, kortweg, of eerdere varianten van een 23
gedicht als hermeneutisch middel voor de interpretatie van de uiteindelijke versie mogen worden gebruikt, en vooral: wanneer wel en wanneer niet. De ‘pragmatische’ keuze die Gelderblom had gemaakt, om dat in bepaalde gevallen wel, in andere gevallen niet te doen neeg volgens Lardinois naar willekeur. De defendens gaf het dappere antwoord, dat een pragmatische keuze zeker niet altijd willekeur is, in zijn eigen ogen, maar dat die keuze hoe dan ook theoretisch niet dicht te timmeren is – hij “zou het echter erg frustrerend vinden” als hij zo’n keuze desondanks niet zou mogen maken – “we zijn allemaal mensen”, beaamde hij, en waar de poëzie een probleem opwerpt dat we wellicht kunnen beantwoorden, kunnen we de neiging niet weerstaan om daar iets over te zeggen, ook al is het wetenschappelijk onverantwoord. Aha! We zijn allemaal mensen, geen robots – zou dat er mee te maken hebben, dat ons vakgebied in het Latijn bekend staat als de humaniora? In zijn antwoord op de laatste vraag, over auteursintentie, kwam precies deze kwestie nog eens terug. Als we nooit aan de intentie van de auteur mogen komen doen we onszelf tekort, zo klonk het. “Kunnen we niet zeggen, als medemens, dat we de intentie van een auteur zien en begrijpen, ook al kunnen we die niet uitleggen of begrijpen?” Een hartekreet in het hol van de leeuw, waarvan de vraag is hoeveel van de aanwezigen dat als vloeken in de kerk beschouwden. Gelderblom deed in zijn lekenpraatje uit de doeken waar zijn onderzoek uit voort was gekomen: uit fascinatie voor De Kus. Niet bepaald een reden waar je een dikke NWOsubsidie mee binnensleept. Hij gaf het voorbeeld van een beeld van Auguste Rodin, Baiser: volgens de audioguide van het Musée Rodin in Parijs is dat géén uitdrukking van de essentie van de liefdeskus, maar een onderdeel van een beeldengroep die de poort van de hel (!) afbeeldt, zoals blijkt uit een eerdere, terracotta “kladversie” van het beeld. Gelderblom heeft in dit geval weinig op met de resultaten van modern kunsthistorisch onderzoek, dat vaak zwaar op bronnen en archiefonderzoek leunt, in plaats van enkel op esthetische beschouwing. Volgens Gelderblom kun je de eerste versie niet gebruiken als enige en doorslaggevende sleutel tot de interpretatie van het uiteindelijke, marmeren beeld. Niets zo veranderlijk als de schepping van een kunstenaar; in tegenstelling tot een wetenschappelijk onderzoek (en ook daar valt dat doorgaans nog wel mee) hoeft een eerste opzet niet hetgene te zijn, wat in het resultaat naar de letter wordt uitgevoerd. “Promoveren kan nooit iets zijn dat je alleen maar voor jezelf doet,” aldus Gelderblom in het laatste uur van zijn bestaan als doctorandus. Hij vreesde echter, dat de 150 exemplaren van zijn overigens fraai vormgegeven 24
dissertatie grotendeels ongelezen zouden blijven. Achteraf lijken zijn uitspraken programmatisch. Sprak er niet iets van teleurstelling uit? Iets van de hoop om teksten te mogen schrijven, waarin meer ruimte is voor eigen expressie en het verleiden van de lezer? Iets van frustratie zelfs, wellicht, dat zijn jarenlange geploeter misschien wel de wetenschap vooruit heeft geholpen, maar tot maar zo weinig bevrediging van lezers heeft mogen leiden? Dat hij zelf nooit de kunst van het schrijven, die hij steeds maar weer bloot moest leggen, heeft mogen botvieren? Gelderblom zegt in ieder geval die wetenschap vaarwel voor een goedbetaalde baan als consultant. Door zowel Lardinois als de promotor werd dat vertrek ten zeerste betreurd. Over de reden werd niet veel gezegd. Het zou toch niet aan de wetenschap kunnen liggen?
25
DE SCRIPTIE VAN GUUS EELINK De vrije wil bij Seneca Guus Eelink
V
eel Amsterdamse classici gruwen van Seneca. Vooral zijn epistolaire proza beschouwen zij als een grabbelton vol depressieve aforismen. De meest eminente geleerde met een ongunstige opinie over Seneca’s literaire kwaliteiten is David Rijser. Ik citeer: “wie Seneca leest, wil het liefst direct dood, en niet alleen omdat Seneca het alleen maar over sterven heeft.” (Wau 264, p. 18). Welnu, het oordeel van de heer Rijser zal ongetwijfeld gestoeld zijn op een grondige bestudering van de relevante lectuur, maar de meeste classici haten Seneca om een andere reden: het is modieus. (Met “Seneca” bedoel ik dan vooral zijn ethische werken, zijn tragedies vallen doorgaans meer in de smaak). Zelf behoor ik niet tot de mensen die niets met Seneca hebben. Sterker nog: ik kan hem wel waarderen. Dat begon al op de middelbare school, waar ik als één van de twee leerlingen onder leiding van een tijdelijk van zijn pensioen teruggekeerde docent een paar brieven van Seneca heb doorgespit. Toen was ik natuurlijk jonger, maar ik zie nog steeds wel iets in Seneca’s brieven. Dan heb ik het niet alleen over de literaire kwaliteit, waar ik in dit stuk ook niet op inga, maar over de psychologische inzichten die hij beschrijft. Die bevatten mijns inziens diepgang en waarheid. Duidt het waarderen van Seneca’s brieven op een regenachtig wereldbeeld? Toegegeven, ik ben tamelijk calvinistisch. Verder ben ik niet echt een levensgenieter in de zin waarin dat predicaat wordt toegepast op sex, drugs & rocknrolltypes en hedonistische classici. Een glas wijn op zijn tijd gaat er bij mij ook wel in, maar liever eens per vier avonden dan elke avond. Hoe het ook zij, dit is allemaal volstrekt oninteressant. Ik wil het over Seneca’s brieven hebben, en om precies te zijn het onderdeel daarvan dat ik in mijn bachelorscriptie heb onderzocht. Mijn scriptie draaide namelijk om het aloude probleem van de vrije wil, een onderwerp dat vandaag de dag opnieuw grote belangstelling geniet door ontwikkelingen in het hersenonderzoek. De stoïsche causaliteitsleer lijkt bij uitstek op gespannen voet te staan met het bestaan van de vrije wil. Alles is immers voorbestemd en geschiedt door voorafgaande oorzaken. Ik vroeg me 26
al langer af hoe dat dan zat voor Seneca. Hebben wij volgens Seneca wel de keuze iets te doen of te laten? Voordat ik in mijn scriptie inging op Seneca, heb ik een hoofdstuk gewijd aan hoe de vroege stoïci probeerden ruimte te scheppen voor de vrije wil in een deterministisch universum. Daartoe heb ik De fato van Cicero en Noctes Atticae van Aulus Gellius erbij genomen, waarin Chrysippos’ beroemde argumentatie voor de vrije wil wordt opgevoerd. Chrysippos probeert aannemelijk te maken dat er weliswaar een fatum is (en dat alles dus voorbestemd was te gebeuren), maar dat dit niet betekent dat er sprake is van noodzakelijkheid in het menselijk handelen. Dit doet hij door verschillende oorzaken te onderscheiden: voorafgaande oorzaken en primaire oorzaken. Als wij handelen, is dit handelen altijd uitgelokt door voorafgaande oorzaken. Maar deze oorzaken zijn niet volledig. Wijzelf, dat wil zeggen: onze animi, zijn namelijk de belangrijkste oorzaak van ons handelen. De aard van onze animus (ons karakter) bepaalt hoe wij zintuiglijke waarnemingen (de voorafgaande oorzaken) beoordelen en of wij op basis ervan tot handelen overgaan (zoals de natuur van een cilinder bepaalt dat hij gaat rollen nadat hij een duwtje heeft gekregen). Aangezien wij zelf onze animus zíjn, ervaren wij de drang tot handelen die wordt opgewekt niet als dwang. Wij stemmen zelf in (synkatathesis). Wat Chrysippos dus eigenlijk zegt is het volgende: objectief gezien bestaat er geen vrije wil (achteraf gezien hadden we niet anders kunnen handelen), maar subjectief wel (wij ervaren de noodzakelijkheid van het fatum niet doordat we zelf een schakel in de keten der gebeurtenissen zijn en we altijd naar ons karakter handelen). Wat zegt Seneca hierover in de brieven? Hij laat zich vooral uit over de “subjectieve” vrije wil. Mij werd al snel duidelijk dat het bestuderen van Seneca’s vrije wil Chrysippos’ oplossing problematiseert: Seneca ontkent dat deze vrije wil altijd bestaat. Sterker nog, hij lijkt zelfs te beweren dat alleen de wijze een vrije wil heeft, en dat elke nietwijze in wezen wordt meegesleurd door de loop der gebeurtenissen, waarop zijn wil geen grip heeft. Of beter gezegd: hij heeft zijn eigen wil niet in de hand. Deze visie roept natuurlijk weer de vraag op of we slechte mensen echt verantwoordelijk kunnen houden voor hun ondeugden, maar daar ben ik in mijn scriptie niet op ingegaan. Ik heb onderzocht wat voor Seneca de wil is, en waarom alleen de wil van de wijze vrij is. De wijze wil volgens Seneca altijd hetzelfde. Hij wil onafgebroken het beste. Dit betekent in Seneca’s visie dat hij een onveranderlijk oordeel heeft. Wat houdt nu dat “oordeel/beoordelingsvermogen” (iudicium) in, dat nauw samenhangt met een onafgebroken willen van hetzelfde? Dit kan nauw in 27
verband worden gebracht met de sterk empirische stoïsche kentheorie/psychologie van het handelen. Hierin speelt oordelen een belangrijke rol, namelijk het beoordelen van zintuiglijke waarnemingen door de ratio, dat al dan niet tot synkatathesis (instemmen) leidt, en daarmee al dan niet tot een handeling. Het onbewogen oordeel waar Seneca het over heeft is eigenlijk het vermogen tot het altijd juist oordelen, het vermogen dat alleen de wijze ten deel valt. Diens ratio is danig tot wasdom gekomen, dat hij alle indrukken van buitenaf spiegelt aan zijn alomvattende inzicht. En dat inzicht is uiteraard inzicht in het fatum, zodat de wijze altijd oordeelt in lijn met het fatum en met de universele ratio (=god). Maar wat is nu de wil? De zuinigste interpretatie zegt dat de wil het streven is dat voortkomt uit dit oordelen (de hormè, voor fijnproevers in de antieke wijsbegeerte). “Altijd hetzelfde willen” betekent dan “altijd hetzelfde doel voor ogen hebben in wat we willen”. Deze interpretatie brengt dus een zeer intellectualistische visie op de wil met zich mee: wat wij willen, wordt volledig bepaald door wat wij weten. Er zijn echter ook geleerden (zoals Pohlenz) die Seneca meer “voluntarisme” toeschrijven, wat wil zeggen dat de wil een meer onafhankelijke kracht is, los van de ratio. Wij zouden als het ware de keuze hebben ons al dan niet te onderwerpen aan de ratio, we kunnen weten wat het goede is, maar het niet doen. In dat geval zou er dualisme tussen wil en ratio zijn. Als deze dualisme er niet is, dient zich een mooie paradox aan, namelijk de vraag wat er eerder is: de onderwerping aan de ratio, of de wil zich aan de ratio te onderwerpen. Ook deze discussie heb ik grotendeels weggelaten uit mijn scriptie, daar zij veel te ingewikkeld is voor een dergelijk kort bestek. Waar ik wel naar heb gekeken, is waarom de wil van de nietwijze niet vrij is voor Seneca. Het beste is dit te illustreren aan de hand van het volgende fragment: Non contingit tranquillitas nisi immutabile certumque iudicium adeptis: ceteri decidunt subinde et reponuntur et inter missa adpetitaque alternis fluctuantur. Causa his quae iactationis est? Quod nihil liquet incertissimo regimine utentibus, fama. Si vis eadem semper velle, vera oportet velis. (Epist. 95) Gemoedsrust valt niemand ten deel behalve hun die een onveranderlijk en zeker oordeel hebben verworven. De rest valt herhaaldelijk en staat weer op en golft tussen wat om beurten is losgelaten en dan weer nagestreefd. Wat is de oorzaak van hun ongedurigheid? Dat niets duidelijk is voor wie zich bedienen van een zeer onzeker bestuur, het gerucht. Als je altijd hetzelfde wilt willen, dan moet je ware dingen willen. (eigen vertaling) 28
De sleutelwoorden uit deze passage hebben ook een betekenis in het semantische veld van de scheepvaart (niet zo vertaald). In de ontstane metafoor staat het water voor onze wil, ons leven voor een schip. Dit water is bevaarbaar als het kalm is (tranquillitas). Als wij onze wil niet tot kalmte hebben gemaand, deinen wij op zijn golven (fluctuari) en worden we heen en weer geslingerd (iactatio). Wie het gerucht (fama) als roer (regimen) gebruikt, zal nooit op helder water (liqueo) varen. Zo iemand heeft zijn wil niet op onveranderlijk inzicht gebaseerd, maar op wat anderen zeggen, een veranderlijk gerucht. In een vanuit dit oogpunt zeer verhelderende passage aan het begin van brief 52 wordt het vrij (liber) zijn van dit voortdurend veranderende willen expliciet ontkend. Alleen inzicht is immers van onszelf, onveranderlijk. Tegelijk is het universeel! Als ons streven op geruchten is gebaseerd, hebben wij het niet zelf in de hand en is er geen sprake van een vrije wil. Het schrijven van deze scriptie leverde veel stof tot nadenken. Vooral de gesprekken met mijn scriptiebegeleider Charles Hupperts waren zeer interessant. Soms probeerde ik korte passages heel gedetailleerd te interpreteren, vooral een paar technische passages (zeldzaam in de brieven) waar Seneca lijkt toe te spelen op begrippen uit de stoïsche psychologie van het handelen. Daarbij probeerde ik te achterhalen met welke woorden Seneca op welke technische begrippen zinspeelde. Charles liet mij soms interpretaties zien die ik tot dan toe volledig over het hoofd had gezien. Ook bleek eenmaal dat de vertaler Cornelis Verhoeven er een potje van maakte.
29
GROEPSFOTO 2012
Laverna
30
Who’s who groepsfoto 2012 1. Maurits Lesmeister 2. Anna Duijsings 3. Marlon Maes 4. Louise Werrij 5. Marjolein Kersten 6. Esther Meijer 7. Daan van Diemen 8. Dewi Meekes 9. Riemer van der Veen 10. Marko van der Wal 11. Maurits de Leeuw 12. Laura de Glopper 13. Steve van Beek 14. Joëlle Terburg 15. Evelien Roels 16. Emilia Menkveld 17. Coen Schuurmans Stekhoven 18. Quirien Euwe 19. Aniek van den Eersten 20. Isabelle Buhre 21. David Cohen 22. Marius Kooy 23. Anna Giskes 24. Ruben Poelstra 25. Mike Kruijer 26. Tiffany van der Meer 27. Marij Kok 28. Tristan Kuen 29. Hilal Kayabasi 30. Gijs Raeven 31. Marjolein Landheer 32. Arla Nijenhuis 33. Renée Peerenboom 34. Ivor Lodders 35. Johan Hoeve 36. Willemijn Vriesendorp 37. Alex Philippa 38. Merel Meijer 39. Milou Kerkhof 40. Anne Elligens 41. Guus Eelink 42. Carmen Louwe 43. Mark Lovell
31
ΛΟΓΩΝ ΔΙΑΒΑΙΝΟΝΤΩΝ ΑΙΝΙΓΜΑ Οὔμαρ ὁ Οὐλοκόμης ἐποίησεν David Omar Cohen
Ἐ
ὰν ἑκάστων τῶν διηγήσεων τοὺς λόγους ἀναφορικοὺς εὕρῃ ὁ μεμηνὼς ὁ ταῦτα πράττων εἰς εὐπάθειαν, τοῦ Αἴαντος ἴαμβος τις φανήσεται9, ὅς ἐστιν ὁ ἐκ πάντων τῶν τραγικῶν μισογυναιότατος. οἱ τόποι9, ἐν οἷς ἄριθμον ἑλληνικὸν ἔγραψα, τὸν ἴαμβον· οἱ ἄριθμοι οἱ ἄλλοι τοὺς τῶν λόγων δρόμους, ὡς ἔπος εἰπεῖν, δεικνύασιν. ΚΑΤΩ 1. ἡ ἑόρτη ἐν ταῖς Ἀθηναῖς, ᾗ ἔγραφον οἵ ποιηταὶ τὰς τραγῳδίας. 2. τῆς οἰκίας ὄνομα9, ἐν ἧ οἱ νεάνιαι κρείσσονα ἐποίουν τὰ σώματα ἑαυτῶν. 3. τῆς Ὀδυσσείας λόγος ὁ πρῶτος. 4. τοῦ Ἕκτορος παῖς. 5. ὅταν ποιητὴς τις πολλοῖς λόγοις διηγήσεσ9θαίτι χρῆμα βούληται. 6. ταυτὴν φράσιν ἐρεῖ ὁ ἀνὴρ ὁ ἀνταγωνιστῶν ἐν τοῖς τοῦ Πλάτωνος διαλόγοῖς9,ὅταν τῷ Σωκράτει ὁμολογήσῃ. 7. ὁ ἀνὴρ ὃς ταῖς Ἀθηναῖς νόμους ἔδωκεν καὶ ἔπειτα τῷ Κροίσῳ λέγεται διαλέγεσ9θαιπερὶ τῆς εὐδαιμονίας. 8. οὗτος ὁ λόγος ὁ Ὁμηρικός ἐστι τῷ ἀττικῷ ' ἑώρακα' ἀντάξιος. 9. περὶ ταύτης τῆς πόλεως ἤριζεν ὁ Ποσειδῶν καὶ ἄλλη θεός τις. 10. οὗτος ἀθανάσιος οὐκ ἦν9,ἦν δ' ὁ ἄδελφος. 11. αὕτη τὸν γάμον βλαψομένη ἔκτεινε τοὺς παίδας ἑαυτῆς.
ΕΠΙΔΕΞΙΩΣ 1. ῥήτωρ Ἀθηναῖος9,ὃν ἐν διαλόγῳ Πλάτωνος ἀκούομεν. 2. περὶ τῆς τούτου ἀριστείας βίβλιον ὅλον ἔγραψεν Ὅμηρος. 3. δεῖται ταύτης ὁ πλευσόμενος. 4. Κῦρος μὲν ἐποίησεν9,Ξενοφῶν δ' ἐποίησεν τε καὶ ἔγραψεν. 5. ἡ ἀδέλφη τῆς ἡμέρας. 6. πόλις ἐν ᾗ ἔναιε Μήδεια. 7. λόγος Ὁμηρικὸς9,ᾧ ἂν δεικνύοιτο ὅτι οὐκ ἔξεστι βλάπτειν τινα. 8. τὸ τὴν πρόταξιν ἀποκρίνεσ9θαι . 9. τοῦ Πλάτωνος διδάσκαλος. 10. ἡ ἄγγελος τῶν θεῶν ἐν τῷ Ἰλίαδι.
(α') (β') (γ') (δ') (ε') (α') (β') (γ') (δ') . . . . . . . . . (ι') (κ') (θ') (γ') (λ') (ι') (ε') (α') (λ') . . . . . . . . . 32
(ε') . (μ') .
(ζ') . (ν') .
(ε') . (ξ') .
(η') . (ν') .
(θ') . (ε') .
33
LOVE, SEX AND TRAGEDY Waarom we studeren wat we studeren Evelien Roels en Thomas Hart
“
Why do we study what we study? How did the classics change our lives? And what have the classics done for us?” Zomaar wat (voor het merendeel van de classici existentiële) vragen die voorbij kwamen tijdens de Spui25lezing van Simon Goldhill op maandag 10 september. De lezing was georganiseerd ter gelegenheid van het verschijnen van de Nederlandse vertaling van Goldhills bestseller Love, Sex and Tragedy: How the Ancient World shapes our Lives (2004, in het Nederlands vertaald door Rik Smits: Liefde, Seks en Tragedie: Hoe de Oudheid ons heeft gevormd), waarbij Goldhill in discussie ging met David Rijser. De beschikbare plaatsen voor de lezing waren al enkele weken tevoren vergeven, waardoor een flinke rij hoopvolle fanatici zich voor de ingang verdrong om de laatste overgebleven stoelen op te vullen. Geen gebrek aan Amsterdams enthousiasme voor liefde, seks en tragedie. Met Simon Goldhill had Spui25 niet alleen een goedlachse en welbespraakte classicus met ruige baard en dito haarbos op het podium gehaald, maar ook een internationaal zwaargewicht. Hoogleraar Griekse literatuur en cultuur aan de University of Cambridge, fellow van King’s College (die met de Chapel), fellow van de American Academy of Arts and Sciences (sinds 2009) en een ijverig publicist op het gebied van Griekse literatuur, Griekse cultuur, receptie en (vooral) de Griekse tragedie. Met Love, Sex and Tragedy, een boek dat zich richt op de receptie van de klassieken, heeft Goldhill veel lof geoogst voor de manier waarop hij in iets meer dan driehonderd pagina’s beschrijft hoeveel elementen uit onze moderne wereld hun oorsprong vinden in de oudheid. Sterker nog, dat diezelfde oudheid ook essentieel is om gekend te worden, willen wij enig idee hebben waar we vandaan komen, waarom we doen wat we doen en waarom we vinden wat we vinden. De avond werd ingeleid door David, waarna Goldhill aan zijn uiteenzetting begon. Zo rustig en bescheiden als hij had zitten wachten toen David hem in terecht vleiende woorden aankondigde, zo gepassioneerd en onbevangen begon hij vervolgens een boeiende uiteenzetting over allerlei zaken die ook in zijn boek aan de orde komen. Dit deed hij niet ex cathedra, maar staande op het podium, het publiek bezwerend met enthousiaste gebaren en soms 34
donderende stem. De zaal hing dan ook drie kwartier lang aan zijn lippen tijdens zijn uiteenzettingen over het huwelijk, ons schoonheidsideaal, Oidipous, homoseksualiteit en de democratie. Het feit dat de laptop op de katheder een stuk of drie keer vervaarlijk wankelde toen Goldhill er per ongeluk tegenaan stootte in het vuur van zijn betoog is een mooie illustratie van zijn energieke voorkomen. Op amuserende wijze liet Goldhill zien hoe onze denkbeelden, normen en waarden voortkomen uit de reactie op christelijke denkbeelden ten tijde van de Renaissance, die op hun beurt weer een reactie waren op klassieke normen en waarden. Centrale begrippen hierbij zijn continuïteit en discontinuïteit. Onze democratie is terug te voeren op het klassieke Athene, maar diezelfde democratie en de rol van de burger daarin zijn heel anders dan hoe de Atheners die zagen. Door de reactie van eerst het christendom op de klassieke cultuur en daarna de reactie van de renaissancedenkers op datzelfde christendom hebben wij een bepaalde cultuur geërfd waarin we nog steeds voortleven. Veel van onze opvattingen gaan, zoals Goldhill meerdere malen zei, uiteindelijk “through the Greeks”. Voor de vraag waaróm we überhaupt terug zouden moeten kijken en wat de reden is om de Oudheid in al haar glorie te bestuderen, haalt Goldhill twee klassieke wijsgeren (waarvan hij de combinatie “an unholy tandem” noemde) aan: “If you don’t know where you come from, you’re destined to live the life of a child” (Cicero) en “An unexamined life is a life not worth living” (Socrates). Zelfreflectie en het lef om te vragen waarom we doen wat we doen en waarom wij waarde hechten aan die zaken en ideeën waaraan wij waarde hechten, maken het leven zinvol en geven het betekenis. De bestudering van de Oudheid is hierbij onmisbaar, omdat zij de bouwstenen levert voor al die dingen waar wij vandaag de dag nog om geven en waarde aan hechten: de democratie, het afgetrainde lichaam van Michelangelo's David (“slim, elegant, symmetrical, no beard and sixpacky” – volgens Goldhill alleen voorbehouden aan de exercise freak die elke dag in de sportschool zweet om er vervolgens niet eens gelukkiger van te worden), de waarde van het huwelijk, het vrouwenlichaam in de kunst en nog veel meer. De avond werd afgesloten met een kleine, interessante discussie tussen David en Goldhill over de figuur van Oidipous en de briljante dichtkunst van Sophokles, opgehangen aan een drietal van zijn verzen, vv. 9246 uit Oidipous Tyrannus, die als volgt gaan:
ἆρ᾽ ἂν παρ᾽ ὑμῶν9, ὦ ξένοι9, μάθοιμ᾽ ὅπου τὰ τοῦ τυράννου δώματ᾽ ἐστὶν Οἰδίπου; μάλιστα δ᾽ αὐτὸν εἴπατ᾽, εἰ κάτισθ᾽ ὅπου. 35
In deze verzen, waarin een bode op zoek is naar Oidipous, lijkt door Sophokles een alternatieve etymologie voor de naam Oidipous gegeven te worden, gelet op de verseindes. Omdat Oidipous daarnaast een mooi voorbeeld is van een figuur die niet weet waar hij vandaan komt en daardoor in moeilijkheden komt, kreeg deze passage tijdens de lezing – net als in Goldhills boek – terecht een vermelding. Vervolgens kreeg het publiek de gelegenheid om vragen te stellen, en Goldhill kreeg de kans om uit te weiden over zijn huidige project, Sophokles’ Oidipous en de crux van de tragedie (“You might constantly think it’s not about you, but it might!”). Ook een vraag over de Amerikaanse verkiezingen werd met gepaste bescheidenheid maar ook tot tevredenheid beantwoord. Het publiek kon de zaal tevreden en verrijkt verlaten. Dus: waarom de classics? Goldhill knows best: om te begrijpen waar we vandaan komen. Socrates en Cicero geven antwoord op de vraag waaróm we dit moeten begrijpen: om het leven zinvol te maken en het diepgang te geven. Niemand wil zijn of haar leven lang het leven van een kind leven dat niet weet waar het heengaat of vandaan komt. Op 10 september kwam men voor liefde, seks en tragedie naar Spui25, maar het bleek een existentiële avond te worden. Voor de geïnteresseerden die de waaromvraag uitgebreider behandeld willen zien: Liefde, Seks en Tragedie: Hoe de Oudheid ons heeft gevormd, Nieuw Amsterdam, 2012, €22,95.
36
PRIVÉLES OP DE VU door Thomas Hart
O
p de vorige editie van de Zomerschool was hij al te bewonderen: de enige eerstejaars GLTC op de VU. Ezra la Roi (18) vertelt in een interview met de Wau over hoe het eerste jaar hem tot nu toe bevalt, op een vrijdagmiddag na een college Latijn. Ezra, fijn dat je er bent. Ik begin met de vraag die veel mensen je al gesteld zullen hebben: had je nu net in je eentje college? Nee, we zaten net met een stuk of zes, zeven mensen in college. Er zijn gelukkig ook studenten Oudheidkunde en een honoursstudent die Latijn volgen. Bij Grieks zijn we met iets minder en er is eigenlijk maar één college dat ik in mijn eentje volg: Academische Vaardigheden van Michel Buijs. Het valt dus wel mee met het romantische beeld van een studie lang privéles en eenzaamheid in college. Heeft het feit dat je de enige student bent bij Academische Vaardigheden ervoor gezorgd dat je speciale afspraken met Michel Buijs gemaakt hebt? Laat je het hem weten als je ziek bent? Daar hebben we het niet speciaal over gehad. Ik ben sowieso vrijwel nooit ziek, en als het zou gebeuren, zou ik hem wel mailen. En wat als je je huiswerk niet maakt? Ook dat komt gelukkig niet zo vaak voor. Toevallig had ik deze week een opdracht waarbij ik een bibliografie over Plautus moest samenstellen niet zo goed gedaan, omdat het niet zo lukte met de Cambridge Companion en de Neue Pauly. Ik heb daarom als compensatie een eerdere opdracht verbeterd en heb Michel eerlijk gezegd hoe het zat; het was gelukkig niet zo erg. Wist je al voordat je begon dat er zo weinig eerstejaars zouden zijn? Ja, op de Zomerschool had ik al van Rutger Allan gehoord dat ik waarschijnlijk de enige eerstejaars GLTC zou zijn dit collegejaar. Omdat ik wist dat er op de UvA een stuk meer eerstejaars zouden zijn, heb ik nog wel even overwogen om over te stappen. Uiteindelijk heb ik echter toch voor de VU gekozen.
37
Welke redenen had je daarvoor? Ik vind het ten eerste leuker dat de VU praktisch één gebouw is, waarbij alle opleidingen en studenten bij elkaar zitten. Daarbij had ik net een kamer op Uilenstede bemachtigd, en de VU is dan een stuk dichterbij. Ik ben vorig jaar bij de VU gaan kijken omdat mijn docente van wie ik op de middelbare school Latijn kreeg zelf op de VU gestudeerd heeft en me er veel over verteld heeft. Toen ik merkte dat de sfeer er goed was en het onderwijs goed bij me paste, was de keuze snel gemaakt. Vooral de aandacht die aan taalkunde besteed wordt, bevalt me goed. Ik vind het daarom ook jammer dat niet meteen ook de historische grammatica uitgelegd wordt bij morfologie, dat had van mij wel gemogen. Goede redenen om naar Amsterdam en de VU te komen, zo te horen. Waarom heb je voor Grieks en Latijn als studie gekozen? Al vanaf dat ik klein was, weet ik dat ik leraar wil worden. Vroeger was het mijn plan om mijn vader op te volgen als directeur van een basisschool. Beetje die kinderen rondbazen, dat leek me wel wat. Toen ik op het gymnasium kwam, veranderde dat plan in het worden van een leraar op de middelbare school, en het liefst van een taal. Doordat ik Grieks en Latijn zo leuk vond, ben ik daar uiteindelijk op uitgekomen. Tot slot: hoe bevalt je studie? Het is echt heel erg leuk, ik ben helemaal tevreden. Het is wel druk, je moet veel zelf doen. Met Grieks moest ik weer even inkomen, en Oude Geschiedenis is ook even wennen, maar ik heb er alle vertrouwen in dat het goed gaat komen. Ik bedenk me wel eens dat ik echt niet mag falen omdat ik de enige eerstejaars ben, maar ook daar maak ik me geen zorgen over. Mijn studie gaat altijd voor.
38
EPISCHE GAMES Voor de gamende classicus Alex Philippa
I
n deze rubriek zal ik games bespreken waarin de classicus die op zoek is naar een fijne vrijetijdsbesteding, zich kan verliezen zonder zijn roots uit het oog te verliezen. Immers, de klassieken, zowel de geschiedenis als de mythologie, spreken al eeuwen mensen aan en ook nu, in dit digitale tijdperk, blijft de oudheid iedereen fascineren, gameontwikkelaars incluis. Er is daarom inmiddels een rijk scala aan games met een klassiek tintje, die bovendien vaak zeer vermakelijk zijn. Nu ben ik er ook van op de hoogte dat classici nog wel eens niet zo wegwijs zijn in de wereld der digitale spellen en juist voor diegenen – maar ook iedereen die al bekend is met de digitale toverdozen waaruit zulke verrukkelijke games voortvloeien – zal ik een paar aardige spellen uitgebreid behandelen, opdat jullie beslagen ten ijs komen in de elektronicazaak. Er zal zowel worden ingegaan op de verhaallijn van het spel, het speelvermaak dat het levert en op de historische al dan mythologische accuratesse in het verhaal en de gameplay. Voor de eerste episode van deze rubriek had ik bedacht met een van de grootste en epische gametrilogieën te beginnen die er zijn: de God Of War reeks. De eerste twee delen van deze trilogie zijn oorspronkelijk uitgebracht op de Playstation 2 en het derde deel op de Playstation 3, maar inmiddels zijn alle drie de delen verkrijgbaar op de PS3. De reeks put rijkelijk uit de Griekse mythen in een verhaal over wraak, woede en bloed. Heel veel bloed. Deze spellenreeks is namelijk absoluut niet voor de faint of heart, gezien de enorme hoeveelheden bloed, ledematen en seks waarmee de speler om de oren wordt geslagen. Voor diegenen die dit allemaal kunnen hebben en wellicht er enig plezier uit putten om hele hordes duivelse soldaten uit elkaar te scheuren en mythologische wezens op prachtige wijze in kleine hompen vlees te veranderen, zal deze spellenreeks een enorm plezier leveren en een gameervaring als geen ander.
39
God of War (Playstation 2/3) Verhaal Deze spellenreeks draait om de strijder Kratos: een gespierde, spierwitte krijger die op zoek is naar slechts één ding: wraak. Wraak op de goden, te beginnen bij oorlogsgod Ares, die direct verantwoordelijk is voor de dood van Kratos’ gezin, maar het eindigt in een slachting onder de bewoners van de Olympus. De toon is gezet: het doden van goden vereist de nodige epiek en die wordt ook geleverd gedurende de spellen. Maar waarom is Kratos nu precies op zoek naar wraak? Hiervoor is enige informatie nodig over zijn levenswijze. Kratos was namelijk één van de grootste krijgers op aarde, de succesvolste Spartaanse generaal ooit, maar werd in een veldslag op een haar na een kopje kleiner gemaakt. Toen zag hij zich genoodzaakt de hulp in te roepen van Ares, die hem vervolgens bovenmenselijke krachten en wapens gaf, in ruil voor totale loyaliteit. De kenmerkende zwaarden aan kettingen, die werden bevestigd aan Kratos’ armen, blijken fantastische wapens te zijn, maar niet alleen tegen zijn vijanden. Ares laat een blinde woede over de krijger neerdalen, als een Herakles gaat Kratos tekeer tegen zijn gezin en zodra het zwart voor zijn ogen wegtrekt, staat hij tussen de verminkte lichamen van zijn vrouw en kind. Vanaf dat moment is het een heldere zaak voor de spierenbundel: Ares behoort te sterven. In deel I van de spellenreeks leidt deze drijfveer Kratos door het mythologische Griekenland, op zoek naar een manier om de oorlogsgod te doden. Hij wordt op deze reis bijgestaan door zijn beschermgodin Athene (geen ongewone beschermvrouwe onder de helden van weleer), die hem wijst op de macht die schuilt in de Doos van Pandora. Jammerlijk puntje: de Doos staat middenin een labyrint (ahum), dat zich op de rug van de verbannen Titaan Kronos bevindt, waar het wordt beschermd door allerlei afzichtelijke creaturen. Na een lange reis, die ook nog eens langs de onderwereld leidt, komt Kratos toch met de Doos van Pandora aan bij de oorlogszuchtige god en ruimt hem vervolgens op bloederige wijze uit de weg. En op deze manier neemt Kratos aan het einde van deel I de rol van oorlogsgod over. Zo begint deel II, Kratos als verveelde oorlogsgod, die uit pure ellende besluit Rhodos te belegeren met zijn goddelijke leger. Hij is namelijk van plan daar even de stad onder de voet te lopen in zijn gigantische, goddelijke vorm. Echter, de Olympische goden besluiten dat dit niet zo door kan gaan en houden hem tegen door hem al zijn krachten te ontnemen. Als dan ook nog eens Zeus, die de vader van Kratos blijkt te zijn, hoogstpersoonlijk naar de 40
aarde afdaalt om hem naar het land achter de Styx te werken, is de maat vol voor onze krijger. Hij ontworstelt zich voor een tweede maal aan de ellendige plek die de onderwereld mag heten en zet zijn moordzuchtige pad van wraakneming voort, maar nu met zijn bliksemse vader als hoofddader. En ook deze vendetta leidt Kratos langs de meest fantastische plekken van de legendarische wereld der mythen, onder andere de bergtop waar Prometheus aan geketend is en de plek waar de verongelukte, maar nog steeds levende (en knettergekke) Icarus zijn tijd doorbrengt. De eerste helpt Kratos uit zijn lijden door hem levend te verbranden en de ander ontneemt hij op hardhandige wijze de vermaarde vleugels. Om zijn vader een loer te draaien, is Kratos op zoek naar een manier om de hulp in te schakelen van de Titanen (indachtig de spreuk “de vijand van mijn vijand is mijn vriend”). Het brengt hem tenslotte bij de Moirai en nadat hij die op verschrikkelijke wijze heeft afgeslacht, verkrijgt hij tijdelijk de macht over tijd en ruimte. Hij opent op die manier ook de poorten naar het verleden, naar de Titanen en naar deel III in de reeks, een van de meest epische spellen op de gamemarkt heden ten dage. Deel III begint met de fantastische scène waarin de Titanen de Olympus beklimmen, met Kratos op hun rug en met het huidige godenapparaat dat hen op alle mogelijke manieren probeert tegen te houden. Vervolgens trekt Kratos ten strijde tegen elke godheid die nog niet van zijn woede geproefd had, te beginnen bij Poseidon, om vervolgens nogmaals naar het Huis van Hades af te dalen, nu alleen niet dood, om aldaar de heer des huizes zijn eigen graf in te helpen. Daarna klimt Kratos naar boven en richt een waar bloedbad aan onder de resterende goden, eindigend in een gigantische climax van bloed en verminkte lichamen. Gameplay De gameplay van de God of Warreeks is vanaf deel I geroemd. Je bestuurt de krijger Kratos, die je langs stijlvolle gebieden vol vijanden leidt, waarin je springt, klimt en zwemt om je doel te bereiken. Het vechtsysteem is simpel, maar biedt tegelijkertijd enorme diepte. Er zijn drie soorten basisaanvallen met je zwaarden: een lichte aanval, een hevige aanval en een greepaanval, waardoor je je vijand dichter naar je toe brengt. Deze aanvallen kun je combineren in zogenaamde combos, die krachtiger worden naarmate je ze langer maakt. Daarnaast kun je ook nog bepaalde speciale aanvallen gebruiken, die je leert gedurende het spel, zoals je vijanden verstenen met het hoofd van Medusa, dat je uiteraard eigenhandig van haar romp hebt gescheiden. Ook langeafstandswapens als de boog van Apollo of de bliksemschichten van Zeus 41
staan in de spellen tot je beschikking, waardoor je ook vijanden van verre kan bestoken met verschrikkelijke pijnen. Als je je vijand genoeg hebt verzwakt, kun je een speciale finishing move op ze uitoefenen, wat plaatsvindt door middel van een Quick Time Event. Dat is een minigame waarin je op bepaalde momenten snel een knop moet indrukken, waardoor Kratos een speciale actie uitvoert in een soort filmpje. Deze vermakelijke QTE’s maken een belangrijk deel uit van de spellen, aangezien je onder andere de eindbazen en lastige vijanden zo op een extra theatrale wijze uitschakelt. Graphics Hier kan men kort over zijn: de beelden zijn oogstrelend. Het bloed is roder dan rood, de darmen vloeien rijkelijk en de omgevingen laten je kaak hardhandig kennismaken met de grond, zeker in het laatste deel. De GoW reeks heeft op beide platformen het maximale uit de machines geperst op grafisch gebied. Deel I en II doen nu misschien een beetje gedateerd aan, maar beter zul je niet vinden voor de Playstation 2. Daarnaast hebben ze ook een grafische update gehad voor hun rerelease op de Playstation 3, waarmee dat argument eigenlijk ook alweer van tafel is geveegd. Mythologische accuratesse Ten slotte een interessant punt voor eenieder die zich wel eens heeft verdiept in de klassieke mythen, wat de meeste van de lezers zeker zullen hebben gedaan. Deze spellen bulken van de mythologische karakters, creaturen en verwijzingen. Helden als Perseus en Herakles proberen Kratos dwars te liggen op zijn weg naar wraak, Titanen onder leiding van Gaia bestormen de Olympus en werkelijk elk monster genoemd in de Griekse mythen wordt uit de kast gehaald om Kratos het zo moeilijk mogelijk te maken op zijn queeste naar vergelding. En dan echt elk monster: van gorgonen tot minotauri, harpijen tot sirenen, cyclopen tot centauren. Dit leidt mij terstond tot het punt van de accuratesse: de oplettende lezer heeft net al opgemerkt dat ik niet sprak over dé Minotaurus, maar over meerdere. Gorgonen waren oorspronkelijk met zijn drieën, maar in de game reeks kronkelen honderden van die beesten voor je voeten. De Titanen ontsnappen uit hun cel in Tartaros, de Moirai vinden hun dood onder de handen van Kratos, Icarus leeft, de Hydra van Lerna wordt een kopje kleiner gemaakt door Kratos, de lijst van mythologische onmogelijkheden gaat maar door. 42
Hamvraag van deze kwestie: is dit een probleem? Absoluut niet, kan ik volmondig antwoorden. Het spel op zich is zeer vermakelijk, de vormgeving is prachtig en de verhaallijn is ook onderhevig aan klassieke elementen. Al deze dingen maken het in de mythologische setting tot een prachtspel, waar een classicus zich dan misschien aan mag ergeren door allerlei onjuistheden, maar waar hij eigenlijk des te meer plezier aan beleeft omdat hij juist van alles herkent en begrijpt, wat een doorsnee gamer misschien ontgaat. Al met al draag ik deze spellenreeks een warm hart toe en kan getuigen dat, hoewel de duur van de spellen afzonderlijk niet bijzonder lang is (zo’n tien tot vijftien uur per spel), het een enorm plezier levert om ze te spelen en het een fijne uitlaatklep is voor de dagelijkse beslommeringen en zware lesstof waar wij allen mee te maken hebben.
43
DE BRUID VAN MACEDONIË Spookverhalen in de oudheid: Phlegon van Tralles David Omar Cohen Demostratos en Charito hadden een dochter, die op jonge leeftijd trouwde, maar al snel overleden was. Zes maanden na haar dood kwam ze weer tot leven. In de tussentijd was een zekere jongeman genaamd Machates bij Demostratos ingetrokken. Nacht na nacht kwam zij naar het huis om in het geheim met Machates het bed te delen. Op een nacht hoorde de voedster van de bruid echter een geluid uit de kamer van de jongeman.3
Z
ij ging naar de kamer van hun gast, deed het licht aan en zag daar de jonge vrouw naast Machates liggen. Buiten zichzelf door het wonderbaarlijke van die geestesverschijning haastte ze zich naar haar moeder, terwijl ze luid riep: “Charito, Demostratos! Sta op en loop met mij mee, dan kun je jullie dochter zien: ze is in levenden lijve verschenen en bevindt zich nu als door een wonder bij onze gast.” Charito hoorde dit ongelofelijke verhaal aan. Ze was eerst onthutst door het choquerende ervan en de hysterie van de voedster; even later herinnerde ze zich het bewenen van haar dochter, maar uiteindelijk zag ze in dat de voedster wel haar verstand kwijt moest zijn en beval ze haar te maken dat ze wegkwam. De voedster antwoordde daarop verontwaardigd dat ze wel degelijk bij zinnen was en nog gezond van lijf en geest. Charito aarzelde en wist niet of ze haar eigen dochter wel wilde zien, maar liet zich door het aandringen van de voedster en door haar eigen wil om te bekijken wat er aan de hand was overtuigen. Zo kwam ze bij het vertrek van hun gast, maar ze deed er zo lang over dat de voedster het gebeurde gerust nog een tweede keer had kunnen komen vertellen. Daardoor kwam het ook dat de twee in het vertrek hun bedrijvigheid al hadden gestaakt. Maar de moeder raapte de kleren en een juweel van de verschijning op en herkende ze als die van haar dochter. Toen ze echter besefte dat ze niet in staat zou zijn de ware toedracht te achterhalen, maande ze zichzelf tot kalmte. Ze hoopte de volgende nacht op te staan en de vrouw te kunnen betrappen, en mocht ze te laat zijn, in dat 3
Het begin van het verhaal ontbreekt. Dit is een samenvatting van de vertelling door Proklos de Diadoch uit de 5e eeuw, in zijn commentaar op Plato’s De staat. 44
geval Machates over de gang van zaken te ondervragen. Wanneer ze hem ernaar vroeg, zou hij over zo'n belangrijke kwestie niet liegen, dacht ze. Daarop ging ze in stilte weg.
T
oen het ochtend was geworden was de vrouw weg, ofwel door goddelijk ingrijpen of door toeval ontsnapt aan Machates’ oog, maar was Charito bij hem gekomen om het verlossende woord te horen. Ze viel hem, terwijl hij prikkelbaar was door het vertrek van het meisje, om de knieën en vertelde hem alles vanaf het begin: het leek hem daarom juist om de waarheid te vertellen en niets achter te houden. In het begin was hij bijzonder gespannen geweest, zei hij, en hij wist nauwelijks meer over de vrouw dan dat ze Philinnion heette. Hij vertelde over hoe zij voor de eerste keer binnenkwam, over het verlangen dat ze naar hem had,4 over hoe ze, wanneer ze kwam, zei dat ze ongemerkt was binnengeslopen voor zijn oudere huisgenoten, en om zijn verhaal geloofwaardig te maken, over de dingen die de vrouw had achtergelaten. Daarop haalde hij een koffer tevoorschijn, maakte die open en viste er een gouden ring uit, die hij van haar had gekregen, en de bustehouder die ze de vorige nacht had achtergelaten. Nu Charito zulke bewijzen voor haar aanwezigheid zag, schreeuwde ze het uit: ze sloeg zichzelf, wierp haar gewaad en mantel van haar hoofd, viel op haar hoofddoek op de grond en smeet de bewijsstukken om zich heen. Haar gast keek naar dit rouwmisbaar, waarop hij allen bijeen riep en hun, ieder diep bedroefd en buiten zichzelf, zei dat als ze de vrouw ditmaal in de kraag wilden vatten, hij niet langer in gebreke zou blijven en haar, wanneer ze er eenmaal was, voor hen zou aanwijzen. Charito ging akkoord en zou er, zei ze, voor zorgen dat er niet terloops bij haar iets fout ging.
T
oen de nacht was gevallen en het uur daar was waarop Philinnion gewoonlijk bij hem kwam, lagen zij op de loer om haar aankomst te zien en kwam zij aan. Ze ging naar binnen op het vaste tijdstip en ging op het bed zitten, maar Machates deed niets, omdat hij de zaak wilde ophelderen en niet geloofde dat de vrouw met wie hij het bed had gedeeld, die ook nu weer op hetzelfde moment was gekomen en nota bene met hem gegeten en gedronken had, een lijk was. De mensen die hem dit verteld hadden, wantrouwde hij, maar hij zag dat het graf enige windsels op haar had achtergelaten en dat haar gewaad en juwelen gemaakt waren door de vader van het meisje. Hij besloot 4
Uit het Grieks is niet op te maken of het gaat om zijn verlangen voor de vrouw of vice versa. 45
daarop dat hij wilde weten hoe de vork in de steel zat en riep onopvallend de slaven. Demostratos en Charito kwamen direct binnen, zagen haar en waren eerst met stomheid geslagen en buiten zichzelf door het ongelofelijke wat zich voor hun ogen afspeelde, maar schreeuwden het even later uit en stortten zich op hun dochter. Op dat moment zei Philinnion tegen hen iets als dit: “Moeder en vader, wat hebben jullie me een onrecht gedaan. Drie dagen kwam ik naar de gast in mijn vaderlijk huis toe en was daarbij niemand tot last. Nu zullen jullie weer zoals eerder moeten lijden dankzij jullie bemoeizucht. Ik ga terug naar de plaats die mij toebehoort, want het was niet buiten de wil van de Goden, dat ik hier kwam.” En direct nadat ze dit gezegd had, was ze dood, en haar lichaam lag, zichtbaar, uitgespreid op het bed. Haar ouders wierpen zich om haar heen: in het hele huis bejammerde en beweende men het voorval als een vreselijk ongeluk en tegelijkertijd als een ongelofelijke geschiedenis. De hele toestand raakte door de stad al gauw veelbesproken en kwam daardoor ook mij ter ore. Die nacht hield ik5 de menigte tegen bij het huis, zodat er geen oproer zou ontstaan bij het uitlekken van zo'n gerucht. Al vroeg in de morgen zat het theater vol. Er werd besloten dat eerst ieder op zijn beurt zou spreken en wij daarna naar het graf zouden gaan, om het te openen en te kijken of er nog een lichaam zou liggen op de lijkbaar, of dat we een lege ruimte zouden aantreffen. We openden dus de kist, waar al haar familieleden bij hun dood in waren gelegd. Op de andere lijkbaren bleken lichamen te liggen, bij de al langer overledenen hun botten, maar op diegene waar men Philinnion had begraven troffen we de ijzeren ring aan die van de gast was en precies die gouden drinkbeker die ze tijdens de eerste nacht van Machates had meegenomen. Wij, stomverbaasd en buiten zinnen, gingen direct naar het gastvertrek bij Demostratos om te zien of het lichaam echt zichtbaar was. Toen we zagen dat het daar op de grond lag, hebben we een vergadering belegd, want deze zaak was miraculeus en buitengewoon. Bij die bijeenkomst was de sfeer onrustig. Bijna niemand kon de zaak verklaren, tot als eerste Hyllos opstond om te spreken: hij werd door ons niet alleen beschouwd als een bijzonder goede ziener, maar ook als een adequaat vogelwichelaar, hoewel hij ook in alle andere aspecten van zijn vakmanschap excelleerde. 5
Communis opinio is dat dit soort verhalen als brieven werd opgesteld bij wijze van retorische oefening. Zie o.a. het commentaar van William Hansens vertaling van Phlegons werk: William Hansen, Phlegon of Tralles, Book of Marvels (Exeter, 1996). 46
Hij nu verordonneerde dat het meisje buiten de stadsmuren werd begraven – er was geen sprake van dat zij erbinnen ter aarde zou worden besteld – en dat men zich zou proberen te verzoenen met Hermes Chthonios en de Eumeniden6 door iedereen te laten reinigen en de nodige offers te brengen zoals men dat voor godheden der aarde doet. Mij in het bijzonder beval hij offergaven te brengen aan Hermes, Zeus Xenios 7 en Ares, voor het heil van de koning en de hele gang van zaken, en dit proces nauwkeurig uit te voeren. Hij ging vervolgens weg, waarop wij deden wat ons was opgedragen, maar de gast Machates die door het spook bezocht was, werd waanzinnig en beroofde zichzelf van het leven.
6 7
Mogendheden die over de doden heersten. Zeus als beschermer van gasten en vreemdelingen. 47
EURIPIDES, ZO VEEL CLASS Klassieke elementen in De Jeugd van Tegenwoordig Thomas Hart Ik vul m’n teksten met classics en m’n mik met bier Je wilt m’n rhymes ontcijferen? Veel plezier
P
epijn Lanen, ook bekend als P. Fabergé of Faberyayo, doet inderdaad wat hij hierboven (in Bekkie, van de eerste cd van De Jeugd van Tegenwoordig, Parels voor de zwijnen) stelt: hij vult zijn teksten, daarbij soms geholpen door zijn collega’s, af en toe met klassieke elementen. In dit stuk een kleine studie naar een stel eigentijdse poetae docti. Laten we wat rhymes ontcijferen. Op Parels voor de zwijnen is in Pijpjes (pop pop), een lied over het genot van een flesje bier, een eerste verwijzing terug te vinden: Kom niet bij me aan met je terminologie, je noemt het hiphop, maar het is herderpoëzie Herderpoëzie is hier duidelijk niet iets positiefs, getuige de opmerking die erop volgt: “...en je bier is ook niet te drinken”. Wellicht refereert Faberyayo hier aan een alternatieve Vergiliaanse carrièreopbouw, waarbij de herderpoëzie, net als bij Vergilius, een relatief jonge, onervaren kunstvorm is, en hiphop meer om het lijf heeft. In Hollereer, op het tweede album De machine, is een aantal mythologische verwijzing aan te treffen als Willie Wartaal het over zijn drugs en vrouwengebruik heeft: Wartaal spacet meer dan Achilles ’t Is die boy met meer poes dan Odie Bovenstaande is voor mij een raadsel: ik zou niet weten waarom Achilles hem ‘spacet’. De tweede regel van het fragment hierboven kan ik alleen horen als een grappige toespeling op de naam Oidipous, zonder diepere laag. Een bekende toespeling op de klassieken uit de mond van Faberyayo, en de inspiratie voor dit stuk, is de uitspraak die in Huilend naar de club (van het album De lachende derde) gedaan wordt: 48
Het is 'n goddamn Griekse tragedie in this bitch Euripides, Sophocles, tragedie in this bitch De doorgewinterde classicus zal na “Euripides” “Sophocles” horen, maar er is ook een andere manier om “Sophocles” te horen. Veel songteksten geven namelijk “zo veel class”, een interessante mogelijkheid. Zou het bewuste dubbelzinnigheid zijn van De Jeugd? Zelf denk ik dat ze alleen Sophocles bedoelen, aangezien “zo veel class” iets positiefs zou zijn en dat niet in de context van de uitspraak zou passen. Bij de drie fragmenten die ik tot nu toe genoemd heb, ben ik er vrij zeker van de klassieke verwijzing. Ik heb echter ook twee dingen gehoord die ik niet goed kan plaatsen, hoewel ze qua uitspraak duidelijk op iets lijken te wijzen. Het gaat om de volgende twee regels: Fur is die troje(?) die amateur uit Voorjekijkendoorlopen van Parels voor de zwijnen en schroom niet, zwaai met me hermes(?) uit Hollereer. Of dit toespelingen zijn op Troje en Hermes wordt mij niet duidelijk. Al met al denk ik dat het wel meevalt met de klassieke toespelingen van De Jeugd van Tegenwoordig: op drie cd’s heb ik maar drie echte toespelingen kunnen ontdekken. Faberyayo bedoelde in de uitspraak waar dit stuk mee begon dan waarschijnlijk ook niet de oudheid toen hij het over classics had. De eerste stappen in de interpretatie van De Jeugd en hun relatie tot de klassieken zijn in elk geval gezet.
49
ODE AAN RICHARD CALIS
L
ieve Richard, waren er maar twee van jou: de één in Venetië, de ander bij de Wau. Maak je geen zorgen, we rouwen maar even, maar niet zonder je deze ode te geven.
D
at is het minste dat we voor jou kunnen doen, onze exaanvoerder, ons éénineenmiljoen. Who put the ‘hoofd’ in ‘hoofdredacteur’? Richard Calis laat ons achter in mineur.
O
Richard! Hear tûzen tongen dyn namme oer de wrâld ferspriede, fan east oant west dyn lof sjonge, mar sil ik ek myntes oanbiede?
O
anskôgje hjir dyn Fryske dichter, dy't sjongt fan 'e alde Wauopsichter. Dizze boarst hat amme foar dyn rom, dyn eare bûnzjet troch myn ieren om.
π ε
ρήξαντ', ὦ Ῥωμαῖε, σ' ἐπίστασο φαίδιμα ἔργα· ἄνδρων ἀδμήτων θεῖος ἔησ9θαἄναξ, πολλὰ γελοίια μηδόμενος ἔπεα πτεροέντα, μηροὺς τ' ἀντίθεον τήνδε γυναῖκα λαβών. ὐμενέτη δέ τοι εἴη ἐϋκτίμενον πτολίεθρον Ἰταλικῶν πολλὰ κάλα διδαξομένῳ· Ἠελίοιο δ' ὕπ' Αἰθιόπων τινι ἄνδρι ἐοικὼς μνηστήρας ἀλόχου, ὦ μεγάθυμε, κτενεῖς.
M
ien lutje Riechart, hest weer veur ’n kander. Hai goat d’r vandeur, hail Stadt ien ’t mineur. oar knap hom der veur, popje nathals, dat mag ’k wel lieden. Genait von doar aal, en den is ’t aal doage kovvie mit kouke!
M
50
S
inds oew vertrek noar ’t varre Zuud’n, mist wie in ‘n vergaadring van de Wau, oewen altied dörpakkende geluud’n joa, mongs hört wie now ‘ne vrouw! aurits is hier now de groten baas, he zal ook wal ’n goeien wên, k’eb onder um nog nee elên, moar as vrögger wo’t nee meer helaas!
M C
alide iam certe praesens mihi Fama benignum strevit iter tua dum serenissima aqua domus cepit te surgens studiis Venetia et Italia noscit. vive, precor; tua ego vestigia semper adoram.
De redactie, van links naar rechts: Maurits de Leeuw, David Omar Cohen, Thomas Hart, Guus Eelink, Marko van der Wal, Evelien Roels. 51