WAU Blad van de studie Klassieke talen Universiteit van Amsterdam jaargang 28 nummer 4 herfst 2013
COLOFON Hoofdredacteur Maurits de Leeuw
Redactie
David Omar Cohen Thomas Hart Evelien Roels Marko van der Wal
Vormgeving
Evelien Roels Marko van der Wal
Postadres
Klassiek Seminarium tav. Redactie Wau Spuistraat 134 1012 VB Amsterdam
Email & internet
[email protected] student.uva.nl/glt facebook.com/redactiewau
Met dank aan
Leerstoelgroepen Grieks en Latijn
1
INHOUD Voorwoord...........................................................................................3 Maurits de Leeuw Nieuws & Mededelingen.......................................................................5 door Maurits de Leeuw Ingezonden gedicht..............................................................................8 Maurits Lesmeister Eerstejaarsweekend te Bloemendaal...................................................10 Koosje Hageraats Metamorphosen.................................................................................13 Alex Philippa Een spektakelstuk om nooit te vergeten..............................................15 Ivo Wolsing Boekbespreking: het theater van de wreedheid..................................17 David Omar Cohen Draucus..............................................................................................20 Evelien Roels Brave New Choices.............................................................................21 Michelle Bot Gevleugelde woorden op band............................................................23 door Thomas Hart Spookverhalen uit de oudheid............................................................25 vertaald door David Omar Cohen Epistula ex Orco.................................................................................27 De relatie en haar relatie tot de klassieken........................................29 Thomas Hart Rouw Siert Elektra.............................................................................32 Alex Philippa Ovidius exul, Ermoldus exul...............................................................34 Anna Duysings Prijsvraag..........................................................................................37 Eerstejaars.........................................................................................38 Liev' Evelien........................................................................................39 door de redactie Nawoord............................................................................................40 Marko van der Wal 2
VOORWOORD Maurits de Leeuw
D
e afgelopen jaren bracht de zomer vaak woelige tijden en onaangename tijdingen met zich mee voor de opleidingen GLTC en LTC: vorige jaar werd er in de zomer nog druk en haastig getimmerd aan het nieuwe programma (884) en het opstarten van ACASA. Een jaar eerder begonnen de zorgen over de aanstellingen van Piet Gerbrandy en David Rijser serieuze vormen aan te nemen met het invallen van de herfst. En na de zomer van drie jaar geleden moesten wij het treurigste nieuws vernemen dat Ari Wesseling, docent Neolatijn aan de UvA, onverwacht was gestorven. Er mocht dus ook wel eens een zomer volgen zonder al te veel zorgen. De staf van onze opleidingen is deze zomer dus eens (vrijwel) onveranderd gebleven, maar binnen de redactie van de Wau moeten we wel weer een verandering aankondigen. Omdat Evelien Roels vanaf oktober van dit jaar haar studie zal vervolgen met een master aan de universiteit van Heidelberg, neemt zij na een jaar afscheid van de redactie. Haar creatieve bijdragen zullen zeker gemist worden: een hoop obscure en/of obscene Griekse en Latijnse woorden hadden nog een visuele toelichting in dit krantje verdiend. We wensen haar natuurlijk heel veel plezier en succes in de Pfalz en hopen dat een klein tribuut aan het einde van dit nummer onze dankbaarheid goed onder woorden zal brengen. Een opvolger van Evelien staat inmiddels ook al klaar: een nieuwe noorderlinge, Baukje van den Berg, die zich vorig jaar als promovenda in de Wau voorstelde (27.3), zal met ingang van het volgende nummer onze redactie komen versterken. In deze editie wordt een aantal zaken gepresenteerd die een begin van een academisch jaar altijd met zich meebrengt. Traditiegetrouw worden de afgestudeerden vermeld, maar ook hopen we een nieuwe traditie in het leven te roepen: op de laatste pagina is een foto van het nieuwe eerstejaar GLTC te vinden. Dit leek ons een aardig overzicht voor de huidige studenten en een leuk aandenken voor degenen die op de foto staan. Eén van de eerstejaars geeft bovendien een verslag van het eerstejaarsweekend dat Laverna in september organiseerde. Daarnaast hopen we onze lezers weer te kunnen vermaken met een aantal recensies en inkijkjes in het leven van enkele classici. De Vlaamse classicus Patrick Lateur vertelt in een interview over het luisterboek dat hij heeft gemaakt: hij heeft zijn eigen vertaling van de Ilias voorgelezen. Een oudhoofdredacteur, Michelle Bot (niet zomaar één: degene die 3
verantwoordelijk is voor het doen herleven van de Wau in 2007), geeft een overzicht van haar professionele carrière na de Wau en haar studie. Anna Duysings vertelt tenslotte over haar scriptie, een studie naar intertekstualiteit in Karolingische balingsschapspoëzie. Uiteraard bedanken we al onze gastschrijvers weer van harte voor hun bijdrages. Van de vaste redactie heeft Evelien dus voor het laatst een visuele toelichting bij een vreemd Latijns woord verzorgd. David Cohen zet zijn rubriek met vertalingen van spookverhalen voort en Thomas Hart, weer terug in ons midden uit Edinburgh, neemt de relaties onder classici eens op de loep. Ingezonden zijn een gedicht en een brief van Pentheus uit de onderwereld, die antwoordt op de brief van Actaeon die we de vorige keer publiceerden. Schuilend voor de herfstregen of binnen in de bieb hopen we de lezers zo weer een momentje te kunnen vermaken.
4
NIEUWS & MEDEDELINGEN door Maurits de Leeuw
❦
Zaterdag 26 oktober zal het jaarlijkse Zenobiacongres voor de zevende keer plaatsvinden. Centraal bij het congres, dat zich ook dit jaar weer in de Aula van de UvA zal voltrekken, staat dit jaar Sicilië. Uitgangspunt van het congres is het contact tussen ‘oost en west’ te illustreren in een gebied dat als kruispunt van beide culturen heeft gefungeerd, wat bij uitstek voor Sicilië geldt. Verderop in dit nummer is ook een advertentie van het congres te vinden. ❦ Donderdag 31 oktober en vrijdag 1 november zal er in Leiden een congres plaatsvinden getiteld ‘The city and symbol of Rome’. Op het congres zal aandacht worden besteed aan de manier waarop Rome in literatuur verbeeld wordt, zowel in de Oudheid zelf als ook in latere periodes zoals de Renaissance. ❦ Wolther Kassies, die onlangs zijn vertaling van Thucydides presenteerde, zal dinsdag 29 oktober een lezing geven over Thucydides en de praktijk van het vertalen. De lezing, georganiseerd door Laverna, zal plaatsvinden om 20.00 uur in de Doelenzaal. ❦ In Leiden zal donderdag 19 december een symposium plaatsvinden over Latijnse literatuur geschreven in fascistisch Italië. ’s Ochtends zullen (master)studenten hun bevindingen presenteren en ’s middags zullen twee gastsprekers, Romke Visser en Dirk Sacré, lezingen geven over dit onderwerp. Voor meer informatie over het programma kan er naar de redactie gemaild worden. ❦ De economische crisis in Griekenland geldt niet voor het toerisme: dit jaar bezoekt een recordaantal van 11,5 miljoen mensen het land. Omdat de stroom toeristen deze zomer vooral op de akropolis onverantwoord groot was, is er een speciale commissie in het leven geroepen door het Griekse Ministerie van Cultuur om de toeristenstromen, met name vanaf de cruiseschepen, in goede banen te leiden.
5
❦ In februari 2014 zal Pompeii in de bioscopen te zien zijn: een film over de uitbarsting van de Vesuvius en de ondergang van Pompeii. Het verhaal zal zich afspelen rond een slaaf die tijdens de uitbarsting probeert zijn geliefde en zijn beste vriend probeert te redden. De hoofdrollen zullen worden gespeeld door Kit Harington en Keifer Sutherland. ❦ Een beroemd archeologisch museum in de Egyptische stad Minya is op 15 augustus leeggeroofd. In totaal zouden aanhangers van Morsi zo’n elfhonderd voorwerpen mee hebben genomen uit het museum, waaronder mummies. Bijgaande foto, van de Egyptische oudheidkundige dienst, geeft een blik op de omvang van de schade.
❦ Deze zomer heeft de nieuwe burgemeester van Rome, Ignazio Marino, besloten dat de Via dei Fori Imperiali, de weg die van het Colosseum dwars over de keizersfora loopt, definitief af te sluiten voor verkeer. Marino over het Colosseum: ‘Als ze in een ander land het beroemdste monument van de planeet zouden hebben, wie zou er dan een rotonde van maken?’ 1 ❦ Pieter van den Broek, oudstudent aan de UvA, zal vanaf dit semester de staf van de opleidingen GLTC en LTC komen versterken. Hij zal enkele colleges in de bachelor verzorgen over Latijnse poëzie. ❦ Dinsdag 10 oktober is het academisch jaar voor de opleidingen GLTC en LTC aan de UvA geopend met een lezing van Lucinda Dirven over de Mithrascultus. Daarna werden diploma’s uitgereikt aan degenen die hun propedeuse vorig jaar succesvol hebben afgerond. Uiteraard feliciteert de redactie van de Wau hen van harte. 1
http://oudheid.nl/content.asp?targetid=1048, geraadpleegd op 1510, 23:30. 6
❦ Vrijdag 13 september zijn vervolgens diploma’s uitgereikt aan degenen die vorig jaar hun bachelor of masterstudie hebben voltooid. Het gaat om de volgende personen, die we vermelden met scriptietitel en afgelegde studie. Wij, de redactie, feliciteren (helaas konden we niet van alle afgestudeerden de scriptietitel achterhalen): o Kurano Bigiman, Χαλεπὰ τὰ καλά. Zero copula in de dialogen van Loukianos en Plato. (MA GLTC) o Alex Brandsma (BA GLTC) o Richard Calis, Een octopus op de rotsen. Een analyse van een selectie epigrammen van Antipater van Thessaloniki. (MA GLTC) o Anna Duysings, Ovidius exul, Ermoldus exul. Ovidius’ ballingschapspoëzie in Ermoldus Nigellus’ In honorem Hludowici pii: een voorbeeld van Karolingische klassiekenreceptie in context. (MA Oudheidstudies) o Aniek van den Eersten, To this wellnightingaled vicinity? Epithets in Apollonius Rhodius' Argonautica. (reMA Literary Studies) o Rosalynne Elberse, Dhuoda's world: voices in de Liber Manualis. (MA LTC) o Zita Gescher, Het Ene bij Plotinus. (BA GLTC) o Margreet ter Haar, De vocativus in speeches bij Homerus. (MA GLTC) o Thomas Hart, De agricola doctus en de poeta creator: over het thema van rusticitas in Tibullus en Janus Secundus. (BA LTC) o Florian Kelderman, Sine ira et studio. Objectiviteit bij Tacitus. (BA GLTC) o Ben Leek, “Maar ingeboren aard gaat alle dwang te boven.” Henricus Bruno, conrector te Hoorn, en zijn Latijnse netwerk in het midden van de zeventiende eeuw. (MA LTC) o Marlon Maes (MA Oudheidstudies) o Todd de Romph, Rectius Scribes: Horatius en de lyriek van de aurea mediocritas. (BA GLTC) o Julius Roos, Muze, Magie en Medicijn: Quinti Sereni Liber Medicinalis. (MA LTC) o Ilona Smit, De kamikaze van de Xanthiërs: fatale vrijheidsliefde door de ogen van vijf vertellers. (BA GLTC) o Nina van der Steenhoven, The Megara. A Literary Study. (reMA Literary Studies) 7
o o
o
Jet Steinz, Pictures of Sappho. Representaties van Sappho bij drie woman poets. (BA GLTC) Robert Vinkesteijn, Daimonische filosofie in Plato. (BA GLTC) Sandra WinkeniusPastoor, Politeness strategieën in de komedies van Terentius. (MA GLTC)
INGEZONDEN GEDICHT Maurits Lesmeister Het zesde boek der Odyssee is aan de korte kant. (Odysseus is dan net bij de Faiaken aangeland.) ‘Maar eens was dat wel anders,’ zei mij een filoloog, ‘het was een heel stuk langer,’ zo luidde zijn betoog. Want Odysseus heeft, aangespoeld, volkomen onversaagd, na zich te hebben opgefrist, Nausikaä ontmaagd.
8
9
EERSTEJAARSWEEKEND TE BLOEMENDAAL Koosje Hageraats Dag 1
V
rijdagmiddag 27 september rond half twee op het terrein van de Westergasfabriek: een aantal enthousiastelingen staan al klaar om de barre tocht naar Bloemendaal te maken, anderen zijn nog wanhopig bezig om ‘het parkeerterrein’ bij het Ketelhuis te vinden. Een enkeling heeft hier zelfs zo veel moeite mee dat hij besluit maar weer terug naar huis te fietsen. Al met al vertrekken we een uur te laat, maar dat mag de pret niet drukken. Het weer is ons goedgezind, onder het genot van de zon stapt iedereen op zijn fiets en volgen we de persoon met de uitgeprinte en gemarkeerde route naar Bloemendaal in zijn hand. Onderweg gaat niet alles zoals het moet. ‘Waar ligt het noorden?’ en ‘Sorry jongens, omdraaien!’ zijn veel gehoord, maar gelukkig wordt dit goedgemaakt met een perenijsje van de Albert Heijn. Eindelijk vinden we dan het scoutingsgebouw waar we het weekend zullen doorbrengen. De auto met onze spullen is er gelukkig ook al, en ook de treinreizigers arriveren snel. Tijd voor een kennismakingsspel: krantenmeppen! Om elkaar nog beter te leren kennen doen we daarna de namenbingo, waarbij onder andere alle dwergen uit De Hobbit en het gehele prooemium van de Aeneis uit het hoofd worden opgezegd. De toon is gezet… Ook worden de kaartjes met woorden voor Het Spel uitgedeeld, je hebt het gehele weekend de tijd om iemand een bepaald woord te laten zeggen. Een spel dat voor veel frustraties zorgt! Voor de chefkok volgt een kleine teleurstelling: het gasfornuis doet het niet en de reparatieman weet ook niet hoe hij het moet fixen. Tja, wat doe je dan, met een groep hongerige studenten om je heen? Gelukkig zijn de ouders van Rosanne zo aardig om hun fornuis ter beschikking te stellen, dus kunnen we alsnog genieten van een heerlijk maal. Na het avondeten is het tijd voor nog meer spelletjes en nog meer bier. We beginnen met een spel waarbij het de bedoeling is dat iedereen een naam op een papiertje schreef. De naam van deze persoon moet in de eerste ronde omschreven, de tweede ronde in één woord uitgelegd en in de derde ronde uitgebeeld worden. Je kunt je de pret wel voorstellen… Daarna verdelen we ons: een aantal gaat alvast bij het kampvuur zitten, anderen zijn nog in voor 10
een potje ‘klassiek’ weerwolven. We eindigen allemaal rondom het kampvuur met een hoop geklets, gelach, gezang en een gitaar. Dag 2
V
roeg maar vrolijk komen de meesten hun slaapzakken uitgekrabbeld, om maar eens te beginnen met een (grote) kop koffie. Wel zo fijn voor een brak hoofd! Na het ontbijt marcheren we naar het bos voor een heuse veldslag, oftewel Levend Stratego. Het spel begint voorzichtig, verkennend, maar loopt al snel uit tot een echte strijd. Rennend door het bos, over heuvels en langs prikkende planten, is iedereen wanhopig op zoek naar de vlag van de tegenpartij. Team rood weet de eerste winst binnen te slepen. Na een korte nabespreking gaan we voor ronde twee, die met een slimme tactiek gewonnen wordt door het groene team. Toch wel redelijk moe ploffen we neer aan een mooi meertje, met uitzicht op ronddobberende zwanen. Sommigen spelen kaartspelletjes, anderen vallen in slaap, maar het is hoe dan ook een gezellige boel. ’s Middags vertrekken we naar Haarlem, deels per fiets, deels per trein. Helaas wordt deze trein gemist, dus komen we iets later aan dan gepland. Geen probleem! Een extra kopje koffie kan nooit kwaad… Daarna beginnen we in groepjes aan de speurtocht, vol goede moed. Na het kattenknuffelen en een hoop foto’s later komt niet iedereen hijgend van inspanning op het eindpunt aan, maar over een ding zijn we het eens: Haarlem is een leuke stad. Terwijl het bestuur de puntentelling op zich neemt, genieten de deelnemers van een welverdiend Jopenbiertje. Ons Haarlemavontuur sluit zich af met overheerlijke pizza en wijn. De avond wordt een mengelmoes van kampvuur, spelletjes en boeiende gesprekken, met als grootste activiteit een eindeloos lang weerwolvenspel, te danken aan de die middag gekochte uitbreiding. Ondanks dat de vermoeidheid toe begint te slaan, is vroeg naar bed gaan niet voor iedereen een optie. In ieder geval niet voordat de traditionele keukendisco heeft plaatsgevonden. Al dansend begeven de meesten zich uiteindelijk toch maar naar hun bed, om nog een beetje energie op te doen voor de terugreis naar Amsterdam. Dag 3
N
a een korte nacht (vol gesnurk) is het moeilijk opstaan. Toch zullen we wel moeten, het is tijd voor de terugreis. Voor de fietsers is dit nog een hele bedoening: kettingen die eraf vliegen, frustraties en hele harde wind zijn 11
niet bevorderlijk voor het humeur. Iedereen is blij als we weer terug zijn op het terrein van de Westergasfabriek. Eind goed al goed. Het was een uiterst geslaagd weekend, vol gezelligheid, plezier, bier en een beetje romantiek. Het Lavernabestuur heeft zijn werk weer goed gedaan, we zullen het avontuur te Bloemendaal niet snel vergeten!
12
METAMORPHOSEN Tekeningen van Peter Vos Alex Philippa
V
anzelfsprekend kon een bezoekje aan de tentoonstelling in het Rembrandthuis van de tekeningen van Peter Vos over Ovidius’ poëzie deze eerste collegemaand niet uitblijven. De schreeuw van aandacht die alle posters in de stad en positieve recensies in de media uitriepen, dwong ons bijna naar de Jodenbreestraat. En dus toog op een veranderlijke vrijdagmiddag vol vreugde een klein genootschap naar de expositie. Na een kleine speurtocht door het museum en een aanwijzing van een aardige portier, kwamen we in de zolder aan bij de kunststukjes en konden die daar in alle rust aanschouwen. Peter Vos was naast tekenaar en ornitholoog ook een groot liefhebber van de poëzie van de Neus (over de dichtwerken van de contemporaine naamgenoot is nagenoeg niks bekend). Deze liefde komt tot uiting in zijn tekeningen, waarin hij zijn andere passies ook duidelijk naar voren laat komen. Niet voor niets betrof een groot deel van de afgebeelde metamorphosen de verhalen waarin personen veranderen in bontgekleurde vogels en ranke zwanen. Maar de heer Alopex zat ook goed in zijn andere mythologieën, want naast de zaal die gewijd was aan de metamorphoseïsche tekeningen, was er ook een ruimte aanwezig met verschillende krabbels uit de andere hoeken van de antieke mythologie. Daar buitelden centauren over elkaar of stonden ze rustig te grazen in een idyllisch plaatje, daar kermde de minotaurus in zijn labyrint of stond deze achter een surrealistisch Artishek. Cyclopen, griffioenen en meer van dat grut waren allemaal verbeeld door de kundige hand van Vos en waren het allemaal waard om uitgebreid te bezichtigen. De tekeningen waren met fijn oog voor detail gemaakt, met hier en daar een klein citaatje uit de betreffende passages van het dichtwerk der veranderingen, wat het kijkplezier alleen maar vergrootte. De concepttekeningen die er hingen, gaven ook een interessant kijkje in het tekenproces van Peter. Er waren dan ook nog een aantal tekeningen aanwezig zonder mythologische inslag, maar de creativiteit die van het papier afspatte, deed niet onder voor de rest van de zaal. Een zeer grijpende serie was die van ‘Depressie’, waarin zoveel gebeurde per tekening dat je de hele serie meerdere malen kon langslopen om elke keer weer een veranderend detail te ontdekken. Geheel los van het hoofdthema van de 13
expositie stond het dus ook weer niet, blijkt zo maar. Een lofzang als deze kan natuurlijk niet de rest van het museum onbezongen laten en ik kan ook niets anders zeggen dan dat de locatie van de expositie zeer fijn is uitgekozen, een kijkje in het Rembrandthuis is zeer vermakelijk als kers op de taart – hoewel de expositie meer als kers bedoeld zal zijn door haar positie in de zolder van het museum. Toen we ons weer buiten vonden in hetzelfde veranderlijke vrijdagmiddagweer, kon iedereen ermee instemmen dat de Metamorphosen uitgebeeld door Peter Vos naast de veranderlijkheid van het grafiet en de waterverf op papier ook de onveranderlijkheid van Ovidius’ werk als inspiratiebron voor kunstenaars uit alle tijden, op zeer kunstige wijze was afgebeeld.
14
EEN SPEKTAKELSTUK OM NOOIT TE VERGETEN Ivo Wolsing Homerus’ Ilias door Polyplanity Productions Regie: Stathis Livathinos Gezien: 4102013, 16:00, Stadsschouwburg Amsterdam
V
ijf uur toneel, het lijkt erg lang, maar niet als je bij de integrale uitvoering van de Ilias onder leiding van regisseur Stathis Livathinos zit. Deze uitvoering, volledig in het Nieuwgrieks, weet de hele zaal van begin tot eind te boeien. Het decor is donker, versierd met autobanden, legerbedden en een wenteltrap die de Olympus voorstelt. Aan de rand is nog net een drumstel te zien. En dan begint het. In plaats van het traditionele “Muze, bezing me de wrok van Achilles” begint deze voorstelling direct met de ruzie tussen Agamemnon en Achilles, die er, geheel in stijl met het decor, uitzien als een soldaat uit het begin van vorige eeuw en een sovjetofficier. Het valt meteen op dat zowel de casting als het acteren zelf als de choreografie uitmuntend is. De afwisseling tussen dialoog en monoloog, vaak uitgesproken door het personage over wie het gaat, houdt goed de aandacht bij het stuk, zonder de originele tekst uit het oog te verliezen. Zelfs de scheepscatalogus, een deel dat niet altijd even interessant is om te lezen, wordt met volle overgave gepresenteerd, en faalt geen moment om de aandacht erbij te houden. Het is wel even moeilijk om tegelijk naar de acteurs te kijken en naar de boventiteling, die soms niet helemaal synchroon loopt, maar dit went snel genoeg. De introductie van de Trojaanse helden is zo mogelijk nog beter dan die van de Griekse. Wederom is de casting en het acteren geweldig en met name de verwijfde Paris brengt menigeen in het publiek aan het lachen. Waar de benedenwereld bebaard en hard is, dansen de goden en godinnen er lichtvoetig doorheen. Deze combinatie van factoren maakt het stuk tot een harmonieus geheel. Wanneer we dan bij de eerste grote gevechtsscène zijn aangekomen (‘De arestie van Diomedes!’ roept Diomedes luid de zaal in in het Nieuwgrieks), wordt de choreografie, die we al zagen bij de ruzie tussen Achilles en Agamemnon, ten volle benut. Als de jassen, die de lijken op het slagveld voorstellen, zijn opgeruimd, is het tijd voor pauze. En dat mag ook wel, want hoewel er pas een half uur voorbij lijkt te zijn, is het in werkelijkheid dan al 15
half 6. In de tweede en derde akte vinden we, naast veel gevechtsscènes, de traditionele onderdelen: het afscheid van Hektor en Andromache, hoe Zeus Sarpedon redt, de strijd bij de schepen, het gezantschap naar de tent van Achilles, en ga zo maar door. Wat opvalt is dat op deze belangrijke momenten de acteurs heel dicht bij de homerische tekst blijven. In welke moderne bewerking vind je nou bijvoorbeeld een etymologische uitweiding over Astyanax? Helaas nemen in de derde akte de gevechtsscènes zozeer de overhand, dat ik moeite krijg om mijn aandacht erbij te houden, maar we hebben dan ook al meer dan drie uur toneel voor de kiezen gehad. Als vervolgens in de vierde akte Patroklos en Achilles één voor één het strijdtoneel weer betreden, krijgt het stuk toch nog de emotionele diepgang die het daarvóór grotendeels miste – uitzondering is het afscheid van Hektor en Andromache. De gevechten tussen Patroklos en Hektor en tussen Hektor en Achilles zijn wederom uitstekend gechoreografeerd, maar ditmaal speelt er meer dan alleen roem. Hier staat ook de persoonlijke eer en die van een vriend op het spel. Het stuk bereikt zijn emotionele climax wanneer de oude Priamos Achilles opzoekt om te vragen om het lijk van Hektor. Dit functioneert tevens als een soort epiloog na het spectaculaire geweld dat we de afgelopen paar uur hebben meegemaakt en zorgt ervoor dat de toeschouwer met een vol gevoel weer naar huis kan gaan. Naast spektakel, emotionele diepgang en literaire accuratesse ontbreekt ook humor niet in deze voorstelling. Ik noemde al het verwijfde optreden van Paris, maar ook Agamemnon, die bij tijd en wijlen als dronkenlap wordt neergezet, weet regelmatig de lachspieren te beroeren. Hetzelfde geldt voor de confrontatie tussen Thetis en Hephaistos, wanneer Thetis een nieuwe wapenuitrusting voor Achilles komt halen, en de interactie tussen Zeus en Hera, die als een waar getrouwd stel door het toneelstuk heen lopen. Ten slotte wordt het stuk nog begeleid met live geluidseffecten, die het geheel nog eens kracht bijzetten. Al met al maakt dit alles de productie tot een waar spektakelstuk, eentje om nooit te vergeten, en waarvoor ik gerust nog eens vijf uur van mijn leven zou willen opofferen.
16
BOEKBESPREKING: HET THEATER VAN DE WREEDHEID David Omar Cohen L. Annaeus Seneca, Medea. Phaedra. Trojaanse Vrouwen vertaling Piet Schrijvers Historische Uitgeverij, 2013, hardcover, 288p.
N
a hun herontdekking in de Renaissance golden de treurspelen van Seneca als een absoluut hoogtepunt in de literatuur: een groot, roemrucht voorbeeld voor iedere toneelschrijver in Europa. Het werk van auteurs als Shakespeare, Racine en Vondel was zonder de pathetiek van Seneca’s tragedies ondenkbaar geweest. In de achttiende eeuw begon de filosoof als tragicus echter steeds meer uit zicht te raken en werden zijn stukken steeds meer beschouwd als smakeloze, onoriginele kopieën van het oeuvre van de Griekse Grote Drie. De gevolgen van deze geringschattende houding zijn nog steeds zichtbaar: commentaren en tekstedities zijn er slechts weinig, een klein aantal studenten Latijn zal het werk van Seneca tragicus hebben hoeven lezen en in het Nederlands waren de treurspelen van de grote filosoof slechts beschikbaar in vertalingen van Vondel en bewerkingen van Hugo Claus. Met deze vertaling heeft Piet Schrijvers dus in een grote behoefte voorzien. Eerder verschenen van de hand van de emeritus hoogleraar Latijnse Taal en Letterkunde vertalingen van het werk van Horatius en Vergilius’ Aeneis en Georgica. Voor zijn vertaling van Lucretius’ De Rerum Natura kreeg hij in 2011 de Martinus Nijhoff Prijs, de belangrijkste Nederlandse prijs voor vertalers, die eerder toegekend werd aan onder anderen Ida Gerhardt voor haar vertaling van de Georgica, aan Gerard Koolschijn voor zijn gehele oeuvre aan vertalingen uit het Grieks en aan J. Hemelrijk sr. voor zijn versies van de blijspelen van Plautus. In deze eerste band heeft Schrijvers de stukken opgenomen waarin vrouwen de centrale rol spelen. Ieder stuk wordt ingeleid door een essay over culturele achtergronden, geschiedenis en receptie van het werk. Veel verhelderende voetnoten bij de tekst maken de vertaling toegankelijk voor een breed publiek. Schrijvers maakt in de uiteindelijke vertaling zijn reputatie meer dan waar. Een van de meest dramatische passages uit de Trojaanse Vrouwen laat dat 17
goed zien: in de uit filosofisch verantwoorde sententiae bestaande discussie tussen Agamemnon en Pyrrhus weet Schrijvers de bondigheid van het Latijn te evenaren; even hard als in de oorspronkelijke taal komen de ijskoude woorden van ziener Calchas aan, wanneer deze de zoon van Hector veroordeelt tot een gruwelijke dood. Ook het verheven idioom van de koorlyriek komt in de vertaling tot zijn recht, terwijl de leesbaarheid van het geheel behouden blijft. De vertaler kiest directe formuleringen, past geen kunstgrepen toe om de gruwelijke waanzin van het origineel ook op een hedendaagse lezer over te brengen en doet de toeschouwer van dit theater van de wreedheid vaak naar adem snakken. Het format van de uitgave is goed gekozen: met de tweetalige editie, de verklarende voetnoten en de tot verdieping uitnodigende, maar tot niets verplichtende essays bedienen Schrijvers en de Historische Uitgeverij naast niet in de Klassieken geschoolde lezers ook de classici die graag kennis willen maken met het tragische oeuvre van Seneca. Als hij met deze uitgave beide markten voor het werk van de filosoof heeft weten te winnen, is dat een grote en belangrijke prestatie waar het Nederlandse taalgebied zich gelukkig mee mag prijzen. (1) p. 250 Troades 327 336 Pyr. Ag. Pyr. Ag. Pyr. Ag. Pyr. Ag. Pyr. Ag.
est regis alti spiritum regi dare. cur dextra regi spiritum eripuit tua? mortem misericors saepe pro vita dabit. et nunc misericors virginem busto petis? iamne immolari virgines credis nefas? praeferre patriam liberis regis decet. lex nulla capto parcit aut poenam impedit. quod non vetat lex, hoc vetat fieri pudor. quodcumque libuit facere victori licet. minimum decet libere cui multum licet.
Een verheven koning spaart het leven van een koning. Waarom benam jouw hand het leven van een koning? Uit meelij schenkt men vaak de dood en niet het leven. En nu vraag jij uit meelij een meisje voor een graf? De offering van meisjes vindt u thans een misdaad? Zijn land boven zijn kinderen te stellen past een koning. Geen wet spaart een gevangene of belet diens straf. Schaamtegevoel verbiedt wat wetten niet verbieden. Wie overwinnaar is, mag doen wat hij maar wil. Wie veel mag doen, behoort niet veel te willen doen.
18
(2) p. 252 Troades 360 370 Cal. dant fata Danais quo solent pretio viam: mactanda virgo est Thessali busto ducis; sed quo iugari Thessalae cultu solent Inidesve vel Mycenaeae nurus, Pyrrhus parenti coniugem tradat suo: sic rite dabitur. non tamen nostras tenet haec una puppes causa; nobilior tuo, Polyxene, cruore debetur cruor. quem fata quaerunt, turre de summa cadat Priami nepos Hectoreus et letum oppetat. tum mille velis impleat classis freta.
De Grieken kunnen vertrekken voor de gebruikelijke prijs: men moet het meisje offeren op Achilles' graf. Maar in de bruidstooi die Thessaalse of Myceense of Jonische bruiden dragen bij hun huwelijk, moet Pyrrhus de echtgenote aan zijn vader schenken: dit eist het ritueel. Maar niet die ene oorzaak houdt onze schepen tegen. Bloed, edeler dan jouw bloed, Polyxena, is nog verschuldigd. Die door het noodlot wordt opgeëist, Priamus' kleinzoon, Hectors zoon, moet sterven door te vallen van een torentop. Dan kan de vloot het zeevlak met duizend zeilen vullen.
(3) p. 25253 Troades 371381; 391408 Koor verum est an timidos fabula decipit umbras corporibus vivere conditis, cum conjunx oculis imposuit manum supremusque dies solibus obstitit et tristis cineres urna coercuit? non prodest animam tradere funeri, sed restat miseris vivere longius? an toti morimur nullaque pars manet nostri, cum profugo spiritus halitu immixtus nebulis cessit in aera et nudum tetigit subdita fax latus? (...) iuratos superis qui tetigit lacus, usquam est; ut calidis fumus ab ignibus vanescit, spatium per breve sordidus, ut nubes, gravidas quas modo vidimus, arctoi Boreae dissipat impetus, sic hic, quo regimur, spiritus effluet. post mortem nihil est ipsaque mors nihil, velocis spatii meta novissima. spem ponant avidi, solliciti metum: tempus nos avidum devorat et chaos, mors individua est, noxia corpori nec parcens animae. Taenara et aspero regnum sub domino limen et obsidens custos non facili Cerberus ostio rumores vacui verbaque inania et par sollicito fabula somnio. quaeris quo jaceas post obitum loco? quo non nata jacent.
Is het waar? Of misleidt een verhaal de vreesachtigen, dat schimmen leven als hun lichaam begraven is, de vrouw met haar hand mans ogen gesloten heeft, de laatste dag het zonlicht verduisterde, een urn de droevige asresten insluit? Is voor de ziel een graflegging zinloos, wacht een verder bestaan de rampzalige mensheid? Of is ons sterven totaal, rest er geen deel van ons als zuchtend de levensadem is weggevlucht, met wolken vermengd in de lucht is verdwenen, onder het naakte lichaam een fakkel zijn weg zoekt? (...) Wie de poelen, waar hemelingen bij zweren, bereikt heeft, bestaat niet langer. Als rook die kortstondig grauw uit de vlammen rijst en zich oplost, als wolken, juist nog bezwangerd gezien, die nu door een noordse windvlaag verjaagd zijn, zal de adem die ons bestuurt vervloeien. Na de dood is er niets, de dood zelf is niets, de laatste grenspaal van een snelle baan. Hebzuchtigen, hoop niet, vreesachtigen, schrik niet. De gulzige tijd en de chaos verslindt ons, dood is onsplitsbaar, vernietigt het lichaam en spaart niet de ziel. Taenarum, schimmenrijk onder een grimmige koning, Cerberus drempelbezetter, wachter bij een ongenaakbare poortdeur, zijn slechts loze verzinsels, ijdele woorden, een verhaal gelijk aan een angstdroom. Vraag je waar jij na je dood zult liggen? Waar ongeborenen liggen.
19
DRAUCUS
evelien roels
20
BRAVE NEW CHOICES Michelle Bot
H
et was 2007 toen ik Irene de Jong tegen iemand hoorde zeggen: ‘Iemand zou de Wau weer eens nieuw leven moeten inblazen.’ De wat? Was dat niet een letter? Toen bleek dat het om het voormalige blad van de studie klassieken ging, begon er in mij iets te kriebelen. Ik herkende het gevoel: ik krijg het als ik iets tegenkom waar ik enthousiast van word en waarvan ik het gevoel heb dat ik er iets mee moet doen. Ik was toen bijna klaar met mijn bachelor en wist al dat ik na mijn master GLTC door zou gaan met de master Redacteur/Editor, en dat je kansen om daar binnen te komen veel groter waren als je al iets aan redactie had gedaan. In mijn hoofd begon zich een plan te vormen en toen ik erachter kwam dat Raphaël Hunsucker en Elsa Lucassen ook geïnteresseerd waren, stond het vast: de Wau zou een nieuwe kans krijgen. Na mijn eerdere enthousiaste gevoel, kwam er toen twijfel om de hoek kijken: wat als er na twee nummers geen interesse meer voor was? Of als niemand stukken zou insturen? Had ik hier eigenlijk wel tijd voor? Uiteindelijk bleken die zorgen nergens voor nodig: ik heb tweeënhalf jaar met veel plezier nummers van dit blad samengesteld en vind het echt geweldig dat het nog steeds bestaat. Deze combinatie, een sterk enthousiast gevoel en de kritische twijfel die daarop volgt, heb ik eigenlijk altijd als ik een belangrijke keuze maak. Inmiddels heb ik geleerd dat het beter is om aan dat tweede deel weinig aandacht te schenken: het komt eigenlijk altijd goed, ook al gebeurt dat soms niet op de manier die ik van tevoren had bedacht. Je geen zorgen maken is echter een stuk makkelijker gezegd dan gedaan… Toen ik drie jaar geleden na het afronden van mijn master afscheid nam van de klassieken, wist ik al hoe de komende tijd eruit zou zien. Voor mij geen zwart gat: ik werkte al een tijdje bij de uitgeverijen van Singel 262 en had besloten om niet de volledige master maar alleen losse vakken van Redacteur/Editor te doen, zodat ik op werk iedere kans kon grijpen die zich aandiende. Daarna zou ik een redactiestage lopen en op zoek gaan naar een baan als bureauredacteur. Helaas kreeg de crisis vanaf toen pas echt grip op het boekenvak. Toen ik mijn laatste vak van Redacteur/Editor had afgerond en daarna de geweldige kans kreeg om stage te lopen bij uitgeverij Querido, begonnen de zenuwen toe te slaan: het regende op veel plekken ontslagen, iedereen die nog een baan had bleef zitten waar hij zat en de freelancemarkt 21
leek verzadigd. Hoe moest dit nu verder? Vlak voor mijn stage afliep, hoorde ik dat er binnen dezelfde uitgeverijengroep een baantje op het secretariaat van de afdeling Marketing/Verkoop vrijkwam. Geen droombaan, maar ik was blij en zag hier een mogelijkheid: 24 uur per week simpel werk doen moest te overleven zijn, en op deze manier had ik een vaste basis waarnaast ik kon uitproberen of ik misschien toch als freelancer voet aan de grond kon krijgen. Dat bleek veel beter te gaan dan verwacht en binnen korte tijd stond ik in het freelancebestand van verschillende uitgeverijen. Het feit dat ik door mijn secretariaatsbaantje nog steeds op Singel 262 rondliep zorgde ook voor kansen: een gesprek in de koffiehoek leidde ertoe dat ik een half jaar mocht bijspringen op de redactie van uitgeverij Athenaeum (mijn droom, om daar op de redactie te werken, had ik eigenlijk allang opgegeven) en tijdens een bijeenkomst op een saaie maandagochtend dit voorjaar hoorde ik over een nieuw initiatief: Brave New Books. Singel 262 had besloten om een selfpublishingplatform op te richten, en zou iemand nodig hebben die als een soort bureauredacteur kon optreden. Ik was zo enthousiast dat ik na de bijeenkomst besloot om (tegen alle innerlijke kritiek in) gewoon bij de directie binnen te lopen en mijn hulp aan te bieden bij het opzetten (en tijdelijk invullen) van die functie. Dat had effect: na een eerste terughoudende reactie werd ik een paar dagen later ineens gebeld, met de vraag of ik per direct kon beginnen. Afgelopen zomer nam ik nog een belangrijke beslissing: ik werd inmiddels zo ongelukkig op het secretariaat dat ik besloot ontslag te nemen. Een keuze waar ik helemaal achter sta maar die ook voor onzekerheid zorgt. Op dit moment werk ik twee dagen per week voor Brave New Books en doe ik daarnaast wat freelanceklussen. Per 1 januari loopt mijn contract bij Brave New Books echter af en met freelancen verdien ik (nog) niet genoeg om van rond te komen. Wat me straks te wachten staat weet ik dus niet, maar als de afgelopen jaren enige indicatie zijn, wordt het vast niet saai…
22
GEVLEUGELDE WOORDEN OP BAND door Thomas Hart
O
nlangs hoorden de redacteurs van de Wau dat prijswinnend vertaler Patrick Lateur, die wij eerder interviewden over zijn alom gewaardeerde vertaling van de Ilias, bezig was met het inspreken van het luisterboek van diezelfde Ilias. Tot ons aller genoegen was de heer Lateur wederom bereid een aantal vragen te beantwoorden over zijn ervaringen. (N.B. Vlamismen zijn niet gecorrigeerd.) Hoe is het idee van het inspreken van een luisterboek ontstaan? Toen ik lang geleden bij de voorstelling van de Ilias in de Amsterdamse Balie een paar fragmenten voorlas, zeiden de redacteurs van Athenaeum me ik meen dat Rob Zweedijk de eerste was dat de uitgever voor een eventuele opname voor een luisterboek niet ver zou moeten zoeken om een stem te vinden. Ik vond dat best leuk, maar mij trof vooral de idee van een luisterboek. Zoiets knoopt over de eeuwen heen aan bij de orale genese en traditie van de Homerische epen. Aëden en rapsoden hebben niets anders gedaan dan het werk van Homeros stilaan vorm gegeven of het in een bepaalde vorm doorgegeven. Ik voelde me dus al direct als een rapsode, maar wel zonder staf. U heeft de Ilias zelf ingesproken. Heeft u overwogen om het een ander te laten doen? Uitgever Frits van der Meij heeft vanaf het begin gezegd dat ik het zou (moeten) doen, en dus heb ik me in alle nederigheid, maar niet zonder enige hybris, die opdracht laten welgevallen. Ik had dus niets te overwegen inzake uitvoerders. Ons kwam het gerucht ter ore dat de opnames in een kerk plaats zouden hebben gevonden. Is dat zo? Uw informant heeft u op een dwaalspoor gezet. Er zijn wel kerken met een uitstekende akoestiek, maar voor een luisterboek is een ruimte van dergelijke omvang echt niet geschikt, denk ik. Nee, geen kerk, maar de mooie besloten ruimte van de gerestaureerde Senaatskamer van het Allard Pierson Museum in Amsterdam. Bovendien vond de opname plaats in de marge van de Trojetentoonstelling. Ik kon me dus vooraf en tussendoor opladen in de expositie ofwel in de permanent tentoongestelde stukken. Zo ligt de Senaatskamer vlak naast de zaal met Griekse vazen waarop hier en daar 23
homerische figuren te zien zijn. Wat ik verbeeld zag, ging ik zo meteen uitspreken. Was een heel aparte ervaring. Bovendien was de opname ook een luistersessie. Geregeld kwam er publiek binnen voor een deel van een zang of voor een hele zang lang. De rapsode had dus zijn publiek. Alleen, het was een erg zware inspanning. Een marathon, weliswaar verdeeld over een viertal dagen, maar toch. En die veeleisende tweede zang met die name dropping – honderden eigennamen in de scheepscatalogus – hebben we tweemaal moeten hernemen wegens elektriciteitsproblemen. Van wie hoopt u het meest dat hij of zij van uw luisterboek zal genieten? Iedereen die van grote literatuur houdt, die van de klassieken houdt en die van Europa’s eerste dichter houdt. Wie een lange autorit te wachten staat, kan best een van de schijven in de cdspeler schuiven. De uitgever weet dat een luisterboek vooral door chauffeurs wordt gebruikt. Moet kunnen: over de autostrade bollen op het ritme van de verzen met geruzie van helden of gekletter van wapens in de oren, of met een lamentatie voor de geest of exploten van goden. Maar ik denk toch ook en in het bijzonder aan mensen die vertrouwd zijn met de Ilias en luisterenderwijs het verhaal broksgewijze opnieuw beleven. Wordt uw vertaling van de Odyssee, die in 2015 uit zal komen, ook een luisterboek? En zo ja, zou u het dan precies zo aanpakken als het bij uw Ilias gegaan is? Dat hangt uiteraard af van de uitgever, en wellicht ook van het respons dat het Iliasluisterboek zal kennen. Maar zelf hoop ik uiteraard ooit nog eens een paar dagen in Amsterdam door te kunnen brengen om met opnameman Rob van den Oever een paar dagen te werken aan die Odyssee. Ten slotte: wanneer kunnen we het luisterboek van de Ilias aanschaffen? Heel exact weet ik het niet, maar in elk geval wordt het 2014. De 24 schijven met de opname heb ik reeds alle beluisterd en mijn akkoord gegeven. De verdere productie is nu in handen van uitgeverij Athenaeum. Ik hou u op de hoogte. Maar, om de Ilias live te beluisteren hoeft u niet eens zo lang te wachten! Van 21 tot 25 januari 2014 houden acteurs en actrices van een reeks gerenommeerde Vlaamse toneelgezelschappen vijf avonden lang een voorleesmarathon van de complete Iliasvertaling in Mechelen, Brussel, Tielt, Leuven en Antwerpen. Leg een bus in, spreek af met de collega’s van de VU, steek de Moerdijk over, maak een akkoord met de klassieke commilitones en commilitoneskes van de KU Leuven of met die van de Vrije Universiteit Brussel. En we zien elkaar vooraf én achteraf tussen Dionysos’ gaven. Doen! 24
SPOOKVERHALEN UIT DE OUDHEID Aflevering 5 – Philostratos van Athene vertaald door David Omar Cohen
‘De uitdrijving van de demon’
O
p een dag, toen Apollonios een voordracht hield over plengoffers, zat bij deze oratie een jongeman in het publiek die door zijn oppassende medeburgers als dermate hinderlijk werd ervaren dat hij van vele spotliederen een dankbaar onderwerp was geworden. Deze jongen was afkomstig uit Kerkyra en heette een afstammeling te zijn van de Phaiaak Alkinoös die eens Odysseus' gastheer geweest was. In zijn toespraak beargumenteerde Apollonios dat men niet uit de bij plengoffers benodigde plengbekers moest drinken die moest men voor de Goden bewaren, ongebruikt en wel, en aan geen lippenpaar gezet. Daarnaast raadde hij zijn publiek aan om de gebruikte beker van oren te voorzien en aan de kant van een van die oren te plengen, aangezien dat het gedeelte van de beker is waar men het minst uit drinkt. Op dat moment onderbrak de jongeman echter zijn verhaal met een even harde als onbedwingbare lachbui. Apollonios keek op van zijn katheder, zag de lachende jongeman en zei: “Niet jij bent het, die zich zo onbeschoft gedraagt, maar een demon, die jou beheerst zonder dat je het weet!” Inderdaad had een demon heimelijk bezit genomen van de jongeman, die daardoor de gewoonte had te lachen om dingen die niemand anders grappig vond, zonder aanwijsbare reden in huilen uit te barsten en om in zichzelf te praten en te zingen. De meeste mensen dachten dat het wel zijn nog jonge leeftijd zou zijn die hem tot dit soort dingen bracht, maar hij was in de ban van een demon en gedroeg zich ook op dat moment alsof hij dronken was. Toen Apollonios naar de jongen keek, schreeuwde het spook het uit of iemand hem martelde en in brand stak. In vrees en woede bezwoer hij dat hij de jongen los zou laten en nooit meer bezit van iemand zou nemen. Apollonios begon tot hem te spreken, zoals een meester razend spreekt tot zijn listige, doortrapte en schaamteloze slaaf, en beval hem zichtbaar het lichaam van de jongeman te verlaten. “Zie je dat standbeeld?” riep de demon, “dat zal ik omver werpen!” Bij de koninklijke zuilengalerij, waar Apollonios zijn toespraak hield, stond inderdaad een beeld. Nauwelijks was de demon uitgesproken, of het kwam langzaam in beweging en stortte met daverend geweld ter aarde. 25
Wie zou kunnen beschrijven wat een lawaai hierop weerklonk, en hoe allen luid applaudisseerden voor dit wonderlijk schouwspel? De jongeman opende ondertussen, als iemand die net wakker wordt, zijn ogen, maar schaamde zich, toen hij merkte dat iedereen naar hem keek. Zoals iemand die een geneeskrachtige drank krijgt toegediend en dan zijn ware aard weer toont, leek hij niet meer woest en losgeslagen en maakte hij een vriendelijke en beheerste indruk. Na dit voorval besloot deze jongeman dan ook zijn mooie kleren voor grauwe gewaden te verruilen en zijn luxeleventje achter zich te laten. Hij vatte liefde op voor een armoedig bestaan, trok een filosofenmantel aan en maakte voortaan deel uit van Apollonios’ gevolg.
26
EPISTULA EX ORCO Allerbeste Actaeon,
H
oe welkom mij jouw schrijven ook was, jouw droeve lot vervult mijn gemoed met droefenis en ik word van binnen door een groot verdriet verscheurd. Jouw noodlot was mij nog volkomen onbekend; jouw verdwijning had ik dan wel opgemerkt, maar wie es eigentlich gewesen, had ik nooit kunnen vermoeden. Helaas, lieve neef, kwam jouw waarschuwing te laat, veel te laat. Hoewel ik niet kan zeggen dat ik tijdens mijn leven een al te groot vertrouwen in de vrouwmens heb gesteld, wil ik toch wel toegeven, dat er altijd één, en dan ook slechts één vrouw in mijn leven was, die ik vertrouwde, blindelings! Dit vertrouwen bleek helaas noodlottig. Het zijn niet altijd de goden die een mans ondergang bewerkstelligen, soms volstaat je eigen familie. In de hoop dat je bij de schimmen hier je rust gevonden hebt, zal ik nu op mijn beurt jou op de hoogte stellen van het tragische lot, dat mijn ledematen ten deel viel. Hoewel ik je in tijden niet meer gezien heb, zal het je misschien verblijden, dat ik weer dicht bij je in de buurt ben: ook ik bevind me namelijk tussen de eeuwige schimmen van dit donkere rijk, en dat terwijl ik mij – hoe tragisch! in de bovenwereld juist op het toppunt van mijn kunnen bevond. Geen sprake van een midlifecrisis, maar met de parel van Boeotië onder mijn hoede, een oude vader, die kerngezond nog in mijn paleizen verbleef en mijn liefste moeder in de buurt, was mijn leven een paradijs op aarde. Alleen de kletspraatjes van die oude Teiresias verziekten mijn humeur van tijd tot tijd. Wie had dit aan zien komen? Waar bleven de onheilvoorspellende voortekenen der goden? Dacht ik, dat ik met mijn oude vader en die grijsaard Teiresias al twee oude lastpakken onder mijn dak had, bleek dat toch nog niets te zijn vergeleken met die oude zot die een tijdje geleden aan kwam wandelen. Een god meende hij te zijn, ene Bacchus, ooit van gehoord? Eerder een verdwaalde hippie, compleet de weg kwijt, als je het mij vraagt. Hoewel mij zijn goddeloze gebazel koud liet, werd ik op datzelfde moment onaangenaam verrast door het bodebericht, dat mijn moeder en nog enkele andere vrouwwezens zich te buiten gingen aan ongehoorde en ongekende razernijen en bezigheden, waarvoor ik mij zozeer schaam, dat ik ze zelfs jou niet toe durf te vertrouwen. Nieuwsgierig gemaakt door de halfomslachtige berichten van mijn bodes, vol angst ook voor deze vrouwelijke furie en aangevuurd door het verlangen om deze tierende trutten weer bij de orde van de dag te krijgen, besloot ik, 27
op aanraden van de vreemdeling, zelf eens een kijkje te gaan nemen. Tot mijn schaamte moet ik bekennen, dat ik dit niet zonder list hebben durven te doen. Daar de vrouwen naar men zei, volledig buiten zinnen waren geraakt en zij mij zeker wat aan zouden doen als ik in volle glorie zou verschijnen, raadde de zonderling mij aan me te verkleden, als vrouw welteverstaan. Waarom ik naar het advies van die zonderling geluisterd heb, de goden mogen het weten! Afijn, we gingen op weg en eenmaal aangekomen op de Kithairon, vergezeld van twee van mijn beste mannen, bleek dat er van het vermeende spektakel door de hoge en weelderig groeiende acanthi slechts weinig te zien was. De vreemdeling, die ons per se vergezellen wilde, wees mij op een tot in de hoge hemel groeiende pijnboom, een perfecte uitkijkpost voor mijn doel. Zoals die open vlakte met naakte nimfen tot jouw einde voerde, neef, werd deze pijnboom mij fataal. Mijn lieve moeder, Agaue, dochter van Kadmos, kleindochter van Agenor, Thebe’s schone trots, zag mij, maar herkende niet haar eigen zoon. Ook andere vrouwenhanden grepen mij vast en ik, de koning van Thebe en telg uit een voornaam geslacht, onderging een lot, Actaeon, dat voor het jouwe niet onderdoet. Was jij nog veranderd in een stuk wild, dat als wild verscheurd werd door jouw eigen handen, werd ik, als ware ik een beest, uiteengerukt door mijn moeder, mijn eigen bloed. Vervloekt zij het geslacht van Kadmos tot in het einde der tijden! Ik voorspel onze nazaten weinig goeds, als ik onze levenseindes zo overweeg. Laat ons samen hier bij de schimmen rust vinden, Actaeon, en dat, wat nog van ons rest, bijeensprokkelen. De goden hebben het zo gewild. Je neef Pentheus
28
DE RELATIE EN HAAR RELATIE TOT DE KLASSIEKEN Een paar gedachtes over liefde onder classici Thomas Hart
A
l in mijn eerste jaar als student Grieks en Latijn viel het me op dat er onder classici veelvuldig liefdes opbloeien. Het is natuurlijk niets om je over te verwonderen dat er binnen een groep mensen die veel met elkaar omgaan, zoals bijvoorbeeld studenten Grieks en Latijn, altijd relaties zullen ontstaan. Mijn indrukken van andere groepen mensen waarbinnen ik me begeef, maar vooral de geheel persoonlijke overtuiging dat het leuk zou zijn als het ook echt het geval was, doen me echter vermoeden dat er bij de klassieke talen iets speciaals aan de hand is. Niet alleen lijken relaties binnen Grieks en Latijn namelijk vaak voor te komen, ook meen ik te hebben gezien dat de relaties die er zijn vaak lang (meerdere jaren) standhouden. Ik zou dan ook niet verbaasd zijn als een aantal van mijn medestudenten hun kinderen later uitvoerig vertelt hoe ze elkaar ontmoet hebben toen ze beiden Grieks en Latijn studeerden, hoe ze bij een gastcollege alleen maar oog hadden voor elkaar en hun liefde niets anders kon dan groeien toen ze zich samen door een moeilijke vertaling heen worstelden. Zoals ik al zei heb ik vaker over dit verschijnsel nagedacht. Ik merkte daarbij dat de mogelijke verklaringen ervoor die bij me opkwamen, grofweg in twee groepen in te delen zijn. De eerste groep bevat verklaringen die ik als positief zou bestempelen; de tweede groep is van een wat negatiever aard. Laat ik nu alvast stellen dat ik geen uitgesproken mening heb over mijn indruk dat studenten Klassieke talen elkaar bovengemiddeld vaak bovengemiddeld lang op lijken te zoeken. Ik wil die indruk alleen uit een puur wetenschappelijke interesse bespreken. De positieve, meer optimistische verklaringen gaan uit van de volgende stelling: klassieke talenstudenten passen goed bij elkaar omdat ze het unieke vermogen hebben om elkaar gelukkig te maken – meer dan een ander dat zou kunnen. Maar wat maakt een stel dat bestaat uit studenten Grieks en Latijn dan anders dan bijvoorbeeld een paar rechtenstudenten, twee leden van een basketbalvereniging of een koppel fanatieke postzegelverzamelaars? Wellicht heeft het bestuderen van de oude talen wel een correlatie met de romantische gaven van een student ervan. Of het dan zo is dat romantici vaak Grieks en Latijn gaan studeren of Grieks en Latijn studeren 29
romantischer maakt, laat ik achterwege.2 Een aantal zaken binnen de studie Grieks en Latijn zouden dan aan de romantiek kunnen bijdragen. Ik vermoed, ten eerste, dat het lezen van liefdespoëzie dwingt tot nadenken over de liefde, wat daarna naar mijn idee gemakkelijk om kan slaan in het willen uitoefenen ervan. Ook denk ik dat het bestuderen van de klassieken je romantische retoriek erg ten goede komt. (Ik vraag me oprecht af hoeveel eerste kussen tussen classici voorafgegaan zijn door een pregnant voorgedragen citaat van Propertius, Tibullus, of – en ik vraag me nu ook af hoe de kus was – Catullus.) En er zijn vast nog veel meer factoren te noemen die de romantiek van de classicus verfraaien en vergroten. Hoe het ook zij, als classici ook romantici zijn, lijkt me dat een stevige basis voor het ontstaan van liefde gevolgd door een langdurige relatie. Het uitgangspunt voor de meer negatieve benadering van het relatiefenomeen van de classici lijkt erg op de stelling die aan de vorige, positieve, verklaringen voorafging. Een pessimist zou die stelling echter als volgt formuleren: klassieke talenstudenten passen goed bij elkaar omdat ze vaak niet bij andere mensen passen. Een echte zwartkijker zou het zelfs zo kunnen formuleren: classici beminnen classici omdat ze niemand anders kunnen vinden. Het zou kunnen dat classici zich onderscheiden van andere groepen mensen doordat ze, zoals ik hierboven suggereerde, niet een grotere aanleg hebben voor de liefde, maar omdat ze op een bepaalde manier vervreemd (met een potentieel negatieve connotatie) zijn van die andere groepen. Wie wil er nu samenzijn met iemand die opgeleid wordt om op de kleinste slakjes zout te leggen, zich bezighoudt met talen die geen normaal mens meer spreekt en gemiddeld zo’n twee millennia van het hier en nu verwijderd lijkt te zijn? Juist, iemand die die eigenschappen ook heeft. Het is misschien niet flatterend voor ons classici, maar misschien is het wel zo dat we onbewust en uit een soort van diepevolutionaire overlevingsdrang voor elkaar kiezen omdat we weten dat we op elkaar aangewezen zijn. Soort zoekt soort. In elk geval wordt er op die manier voor klassiek georiënteerd nageslacht gezorgd. En sterft de classicus niet uit. Hier eindig ik mijn bespiegelingen. Ik ben echter nog lang niet klaar. Ik verwelkom alle reacties, aanvullingen en suggesties op dit stuk; ik ben ervan overtuigd dat er meer over te zeggen valt. Wellicht is het onderscheid dat ik 2
Verder, meer gespecialiseerd onderzoek zou hier misschien een uitspraak over kunnen doen of relaties tussen classici vaker aan het begin of vaker aan het eind van de studie voorkomen: in het eerste geval is klassieken studeren een symptoom van de romanticus; in het tweede geval halen de klassieke talen de romanticus in een student naar boven. 30
maakte tussen positief en negatief wel volledig arbitrair. Waarschijnlijk is het een kwestie van nuances en connotaties. Maar min of meer zeker trek ik deze voorlopige conclusie: Classici zijn gek. Ook op elkaar.
31
ROUW SIERT ELEKTRA Passie achter het front Alex Philippa
D
e eerste theatervoorstelling die wij Laverniones dit semester bezochten, was niets minder dan een bewerking van de gehele Oresteia van Aeschylos. Dit theaterstuk, geschreven door de Amerikaanse schrijver Eugene O'Neill, plaatste het ongelukkige huishouden van de befaamde en beruchte familie Atreus in een setting rond de Amerikaanse burgeroorlog. Dit gaf een aantal aardige twists aan het stuk, waarvan sommige beter dan andere. De rollen werden aangepast, de namen veranderden en plottwisten werden erin gewerkt. Een bewerking naar het goddeloze Amerikaanse moderne verleden heeft zijn sporen nagelaten in deze godsvruchtige trilogie. Met de bewerking naar de Amerikaanse burgeroorlog konden de namen zoals gezegd niet onaangepast blijven, meenden de bewerkers. En zo werd de familie omgedoopt tot huize Memnon, Lavinia was de nieuwe Elektra en Aegisthos noemde zichzelf nu kapitein Brandt. Deze aanpassing was misschien wel nodig, maar voor nos classici wat vervelend. Ik zal in deze bespreking in ieder geval de traditionele namen aanhouden, omwille van leesbaarheid en gemakzucht. Een andere in het oog springende verandering was de rol van Orestes in de oorlog, zij het de Amerikaanse, zij het de Trojaanse. Traditioneel gezien staat Orestes bekend als de man die niet in een oorlog zijn mannetje heeft gestaan, maar in deze moderne bewerking wordt het al in het begin van het stuk duidelijk dat tot grote nijd van Klytaemnestra haar lieve zoontje heeft moeten dienen in de strijd. Het was zijn vader die hem meesleepte, dezelfde vader die haar lievelingsdochter heeft omgebracht! Dubbele nijd in een vrouwenhart leidt tot kwade dingen, iets wat zowel duidelijk wordt bij Klytaemnestra als Elektra. De laatste zal haar moeder maar al te graag om het leven brengen, om zowel het verlies van haar vader, als om het bezit van haar broertje. De incestueuze verhoudingen in dit stuk werden zeker breed uitgemeten door een voortreffelijk acterende Halina Reijn, die eerst haar vader en dan haar broer begeerde. Een erotische dans met de laatste en een vreselijke opdringerigheid naar de oudere tot in de slaapkamer aan toe maakten dit wel duidelijk. Haar verlangen om haar moeder van de troon te stoten werd ook duidelijk gemaakt door een subtiele kledingwisseling na de matricide. Elektra ging voor de rest van het stuk namelijk gekleed in 32
hetzelfde jurkje als haar moeder en liet de wat onwennige blik van haar broer over haar boezem zich maar al te goed welgevallen. Die broer heeft ook een verandering ondergaan onder de handen van de heer O'Neill. De soldaat Orestes blijkt namelijk geen gehard figuur zoals zijn vader te zijn. Hij komt getraumatiseerd en verwilderd terug uit de oorlog, nadat hij daar gewond is geraakt in een missie. Dit trauma uit zich in talloze paniekaanvallen en dialogische kakofonieën met zijn zus, en een heuse zelfmoord aan het einde van het stuk als climax. Dit klinkt bijna bizar en in eerste instantie heb ik zelf ook met gefronste wenkbrauwen dit aanschouwd, maar men moet een thema van het toneelstuk in ogenschouw nemen: de rol van de goden wordt geheel buiten beschouwing gelaten. De Eumeniden hebben geen rol gespeeld in de derde akte, dus waarom zou een goddelijk recht Orestes wel bevrijden? Menselijke wanhoop, chaos en emoties staan in dit stuk centraal, het is helemaal uit de sfeer van het goddelijke gehaald. Een keuze als Orestes' zelfmoord wordt met deze kennis logischer, hij speelt hier immers zijn eigen rechter. Geplaagd door innerlijke geesten over matricide en over de oorlog, kan hij het niet langer aan en kiest voor de enige keuze die hij voorhanden ziet. Zonder hulp van bovenaf, is de mens misschien niet eens veel beter af, zou men moraliserend hieruit kunnen opmaken. En deze moraliserende werking was paradoxaal natuurlijk ook het doel van de oorspronkelijke schrijver. Door het wegnemen van de bovenmenselijke factor, wordt impliciet het belang ervan benadrukt. Het wat wrange en onvervulde gevoel waarmee ik de zaal uitkwam, wordt met dit soort overpeinzingen omgezet in een aangenaam soort rust, waardoor mijn respect en enthousiasme voor deze bewerking van dit stuk alleen maar groeit. En wat maakt het dan uit dat het een reprise is, als de acteurs nog steeds even krachtig en overtuigend op het toneel staan? En wat maakt het dan uit dat het anachronistische gebruik van laptops, filmpjes en beamers een wat gedateerde indruk geven? De acteurs zetten met overgave een goede bewerking van een tijdloze trilogie neer, welke door dit soort opvoeringen haar waarde keer op keer bevestigd krijgt en blijft voortbestaan in het snel veranderende culturele landschap van vandaag de dag.
33
OVIDIUS EXUL, ERMOLDUS EXUL De scriptie van... Anna Duysings
I
n de late achtste en vroege negende eeuw reisde Karel de Grote van palts tot palts. De bekendste van deze paltsen is Aken, waar ook tegenwoordig nog de Karolingische paltskapel te zien is. Een andere palts, die Karel in de woorden van Einhard ‘begon’ (‘inchoavit’), 3 bevond zich in Ingelheim, een plaats aan de Rijn, niet ver van Mainz gelegen. Niet alleen Karel verbleef meerdere keren in de palts te Ingelheim, dat geldt ook voor zijn zoon en opvolger Lodewijk de Vrome. Uit de tijd van deze keizer stamt een beschrijving van de palts, waarin uitvoerig wordt ingegaan op de beeldprogramma’s die in de kerk en de aula regia van Ingelheim te zien zouden zijn geweest. Het was via de palts van Ingelheim dat ik Ermoldus Nigellus leerde kennen, die in het laatste boek van zijn epos In honorem Hludowici Pii de ekphrasis van de cycli in de gebouwen geschreven had. Nadat ik de passages over de beeldprogramma’s had gelezen, ben ik uit interesse naar de context ervan begonnen aan het volledige werk. Wat ik te lezen kreeg, was een panegyrische tekst waarin de heldendaden en vrome werken van Lodewijk de Vrome centraal stonden. De agenda van Ermoldus als dichter werd in deze tekst niet verhuld: op grond van In honorem wilde hij teruggeroepen worden uit ballingschap. Aanvankelijk ging mijn interesse vooral uit naar Ermoldus’ ekphrasis, maar aangezien het om één van de weinige uitgebreide omschrijvingen van beeldprogramma’s uit de Karolingische periode gaat, bleek al snel dat velen voor mij dat pad hadden betreden. Hoewel ook de rest van In honorem niet onbekend is, is daarnaar minder onderzoek gedaan dan naar de ene passage uit het laatste boek. Eén van de onderwerpen die in de literatuur al wel, maar nog niet uitputtend aan bod was gekomen, was de manier waarop Ermoldus antieke auteurs recipieert. In zijn werk zijn onder andere meerdere verwijzingen naar Vergilius’ Aeneis te herkennen. Mijn centrale vraag ging uit naar Ermoldus’ receptie van een andere Augusteïsche auteur: Ovidius. De reden om juist voor de receptie van Ovidius te kiezen, was dat in het werk van beide auteurs ballingschap een belangrijke rol speelt. Waar Ermoldus door Lodewijk de Vrome werd verbannen van het hof van zijn zoon Pepijn, werd Ovidius door Augustus verbannen. Beide dichters schrijven 3
Einhard, Vita Karoli Magni cap. 17. 34
vanuit hun ballingsoorden, respectievelijk Straatsburg en Tomis, poëzie waarin ze op terugkeer zinspelen. Daarnaast waren Ovidius en zijn ballingschap in de Karolingische periode niet onbekend: al door een aantal eerdere auteurs uit deze tijd was hij als prototypische balling genoemd en was zijn ballingschapspoëzie aangehaald. Of en hoe Ermoldus in In honorem naar Ovidius’ ballingschapspoëzie verwijst, was echter nog niet eerder bekeken in de wetenschappelijke literatuur. Mijn onderzoek wees uit dat er een aantal thematische overeenkomsten tussen In honorem en Ovidius’ ballingschapspoëzie aan te wijzen zijn. Zo spreken de twee auteurs de delen van hun werk aan en zeggen ze dat die delen zich bij hun broertjes moeten voegen. Op meer inhoudelijk niveau noemen de dichters allebei meerdere malen de ‘pietas’ van de keizer die hen verbannen heeft en laten beide in het midden wat de reden voor hun verbanning is. Het is echter lastig om met zekerheid te stellen dat Ermoldus zich op deze vlakken door Ovidius heeft laten inspireren. Het is eveneens moeilijk om passages aan te wijzen waarin Ermoldus op woordelijk niveau aan Ovidius’ ballingschapspoëzie refereert. Op meerdere plekken komen woordelijke overeenkomsten voor, maar in hoeverre het om bewuste referenties gaat is niet goed vast te stellen. In een aantal passages kon daar echter weinig twijfel over zijn. Het belangrijkste voorbeeld staat in Ermoldus’ proëmium. Hier duidt Ermoldus onder andere aan wat hij in zijn werk van plan is: hij zal de daden van de keizer beschrijven. De woorden die de Karolingische auteur gebruikt om dit aan te geven, vertonen overeenkomsten met woorden die Ovidius in het tweede boek van zijn Tristia gebruikt bij het beschrijven van zijn onderwerpskeuze. 4 Ovidius stelt daar echter het tegenovergestelde: hij keert terug naar de poëzie van zijn jeugd, nadat hij vergeefs begonnen was over de daden van de keizer te schrijven. Door de woordelijke overeenkomsten tussen de passages lijkt Ermoldus zich op één lijn te stellen met zijn Augusteïsche voorganger. Daarbij zet hij zich in zekere zin echter ook tegen Ovidius af: Ermoldus zal de thematiek opnemen waarop de klassieke dichter gestrand is. Ermoldus lijkt zich ten opzichte van Lodewijk de Vrome als een betere Ovidius voor te doen, door de keizer wel als onderwerp te nemen. Het doel dat Ermoldus met dit verbeteren van Ovidius waarschijnlijk nastreeft, en dat ook op andere punten doorschemert, is dat de uitkomst van zijn streven beter zal zijn dan dat van de eerdere dichter. Met deze tactiek probeert Ermoldus te bewerkstelligen dat het hem, in tegenstelling tot Ovidius die Tomis nooit heeft verlaten, wel gegeven zal zijn uit ballingschap terug te keren. Of Ermoldus zijn doel heeft 4
Het gaat hier onder andere om vers 32 van het proëmium van In honorem en vers 335 van Tristia II. 35
bereikt, weten we echter niet. Afgelopen zomer was ik min of meer toevallig op vakantie in het gebied waar Ermoldus leefde. In Straatsburg heb ik geen sporen van de Karolingische periode meer aangetroffen. Voor mijn bezoek aan Ingelheim lag dat anders: hier waren de opgravingen van de Karolingische palts toegankelijk. En zo bevond ik mij in de aula regia waar ook Karel de Grote en Lodewijk de Vrome geweest zijn. Er zijn enkel nog muren van over, veel meer dan de vorm is er niet van de zaal te herkennen. Maar aan de hand van Ermoldus’ beschrijving kon ik me een beeld maken van hoe het er mogelijk ooit uit heeft gezien, en leek de Karolingische levendigheid ineens dichtbij. Een betere afsluiting van een half jaar dicht bij Ermoldus kon ik me niet wensen.
36
PRIJSVRAAG Wie is deze meneer ook alweer? Stuur je antwoord naar
[email protected] en win Het feest van Saturnus door Piet Gerbrandy. (Met dank aan Laverna.) 37
EERSTEJAARS (G)LTC, lichting 20132014. (Namen en nummers bekend bij de redactie.) 38
LIEV' EVELIEN door de redactie Er was eens een Muze, die ging emigreren, om over de grens in het Duits te studeren. Zij was zielsgelukkig, en keek fier vooruit, haar mannen, echter, waren slechter gebuid. Zij noemde zich Göttin der Wellen. Haar bewonderaars waren niet te tellen. De Wau zal haar bellen en emails opstellen, Onze historicaGöttin der Quellen. Jij, Eef, blijft steeds maar weer reizen, Een vrouw wordt je, van vele wijzen, die mannen in elke stad prijzen, bijzonder bemind door de grijzen! Op wie jij ook dol bent bij stapels, is ‘n zekere Vlaming in Napels, die voor spanning garant staat, en jouw iPod graag oplaadt. Evelien, Fräulein so schön zu sehen: In je afwezigheid stelt ons tevre'en bardansende herinnering, even voor tweeën 'Nein mann, ich will noch nicht gehen'.
39
NAWOORD Marko van der Wal
A
ls student klassieke talen heb ik regelmatig meegemaakt dat mensen niet begrepen wat het inhoudt als je Grieks en Latijn studeert. Een keer zat ik in de trein met de Pinkster op schoot, toen een vrouw ineens vroeg: ‘Studeer jij Latijns?’ Ik keek haar verward aan. ‘Latijns,’ herhaalde ze, wijzend op het woordenboek. ‘Wil je arts worden?’ Ik heb me altijd ontzettend geërgerd aan dat soort situaties. Een soortgelijk misverstand komt naar voren uit een mailtje gericht aan Laverna. Het bedrijf Clark Football Languages stuurde het volgende: ‘Voor ondersteuning rondom de Europese thuiswedstrijd van AZ tegen het Griekse Atromitos FC hebben we een Griekse Nederlands Engelse tolk nodig.’ Het ging om tolken bij persconferenties. Kun je nagaan, een bedrijf dat gespecialiseerd is in het vertalen van voetbaltaal, maar begrijpen dat vreemd zou zijn alle corners, buitenspelvallen, lobjes etc. om te zetten in het Grieks van Plato, ho maar. Mijn eerste reactie zou zijn: hier heb je het emailadres van onze kompanen van de sectie Nieuwgrieks. Gelukkig zijn de Lavernabestuurders een stuk meegaander. Ze mailden het door naar twee classici die verder hebben gekeken dan hun neus lang is, die zich hebben beziggehouden met het Nieuwgrieks. De een reageerde met: ‘Wat een prachtjob!!!!’, de ander met ‘Oh awesome!’, maar uiteindelijk was er geen student klassieken die kon of wilde. Het mailtje werd doorgestuurd naar Grieks sprekende kennissen. Degene die het ging doen was Jeroen Vis. Ik neem aan dat hij een voetballiefhebber is, anders hoef je er echt niet aan te beginnen. Ik probeerde even na te gaan of ik Griekse woorden ken die met voetbal te maken hebben en kwam niet veel verder dan σφαῖρα. ‘Voetbal’ zal dan wel iets als – en inderdaad – ποδόσφαιρα zijn. Maar ‘bal’ is tegenwoordig blijkbaar μπάλα, wat mij dan weer deed denken aan pila. En zo was ik weer terug bij Laverna, waar al jaren een voetbal rondzwerft genaamd de Pila. (Is die er nog?) De luitjes van Clark Football Languages moeten tevreden zijn geweest met de classicus, want Laverna ontving een maand later een volgende verzoek: ‘Voor ondersteuning rondom de Europese thuiswedstrijd van AZ tegen Paok Saloniki hebben we een Grieks Nederlands Engelse tolk nodig.’ Mooie zaken. Je zult mij niet gauw meer horen over mensen die niet weten welke talen er onder de klassieke vallen. 40