Waterlandstichting Radicaliseert Indonesië? Paul van Ommen Het is negen uur ’s avonds. Het is al uren donker maar nog steeds druk op straat. In Tangerang, een buitenstad van de megapool Jakarta, wordt het eigenlijk nooit stil. Bij een halte wacht Lilis Lindawati (36) op haar bus naar huis. Ze is eenvoudig gekleed, draagt een lange broek en een spijkerjasje. Geen hoofddoekje. Ze is net klaar in het restaurant waar ze als serveerster werkt. Een bestelbusje stopt voor de halte en speciale agenten van de openbare orde afdeling, stappen uit. Ze komen recht op Lilis Lindawati af en beschuldigen haar van prostitutie. Lindawati ontkent, maar het haalt niets uit: ze moet mee naar bureau. Na een nacht in de cel met twintig lotgenoten, wordt ze de volgende dag voor de rechtbank geleid. Aanklacht: overtreding van lokale wet 8/2005, het verbod op (seksueel) aanstootgevend gedrag. Lindawati zegt dat ze helemaal geen prostituee is, getrouwd is, twee kinderen heeft, drie maanden zwanger is van nummer drie en dat ze een vaste baan heeft als serveerster. Ze was zo laat op straat omdat haar werktijden haar geen andere keus laten. De rechter heeft er geen boodschap aan. Het late tijdstip en de rode lippenstift die in haar handtas is aangetroffen, zijn voor hem voldoende overtuigend. Hij veroordeelt haar tot drie dagen gevangenisstraf. De zaak van Lilis Lindawati haalde medio 2006 de internationale pers en de toon van de berichtgeving was eensluidend: de radicale islam is in opmars. Het gematigde, zo tolerante en pluriforme Indonesië, dreigt om te gaan. Die conclusie lijkt voor de hand te liggen want het voorval staat niet op zich zelf. In Ache leidde de invoering van de sharia tot openbare lijfstraffen van overtreders. In delen van Sumatra, Java en Sulawesi moeten schoolgaande meisjes ongeacht hun religieuze overtuiging verplicht een hoofddoekje dragen en net als de jongens vijf minuten kunnen voorlezen uit de koran (in het Arabisch). Op Java sloten leden van islamitische groeperingen tientallen kerken. In de stad Bogor vernielde een woedende menigte het kantoor en de moskeeën van de Ahmadiya, een islamitische denominatie die meent dat niet Mohammed maar Ahmad de laatste profeet was. Het gemeentebestuur trad kordaat op en verbood de Ahmadiya-ketterij binnen haar stadsgrenzen.
pagina 1 van 5 - www.waterlandstichting.nl
Wat deze voorvallen gemeen hebben, is dat er een juridisch kader bestaat of lijkt te bestaan die ze mogelijk konden maken. In die zin zijn ze dan ook anders dan bijvoorbeeld de rituele gewelddadige cafésluitingen tijdens de ramadan. Ook van een andere orde zijn de fatwa’s (religieuze decreten) die in 2005 werden uitgevaardigd door het hoogste orgaan van moslimgeleerden, de Majelis Ulama Indonesia (MUI), die liberale interpretaties van de Islam en pluralisme verboden. De fatwa’s, zo zei het MUI, hebben een adviserend karakter. Iedere moslim moet zelf weten of hij er gevolg aan wil geven. Een direct effect was echter dat duizenden fanaten het als een heilige opdracht zagen om nog meer kerken te sluiten en liberale moslimleiders te bedreigen. De lokale wetten, de luidruchtige fanaten en de fatwa’s: ze dragen allemaal bij aan het sombere beeld dat is ontstaan en de angst dat Indonesië radicaliseert. En dan hebben we het nog niet eens gehad over de bomaanslagen op Bali en in Jakarta en het religieuze geweld op de Molukken en Sulawesi. In contrast met dit beeld van vlagverbrandende woedende mannen en vrome burgervaders die denken het land te redden van moreel verval door hun vrouwen ’s avonds op te sluiten, staat de uitslag van de nationale verkiezingen van 2004. De Islamitische partijen haalden toen krap 20 procent van de stemmen. De PKS, een jonge partij die het relatief goed deed, had bovendien niet eens een uitgesproken islamitische agenda, maar had de strijd tegen de corruptie als speerpunt van haar campagne gemaakt. Peilingen uit augustus 2006, uitgevoerd door de Indonesian Survey Circle, wezen uit dat slechts 11.5 % van de ondervraagden moslims hoopte op een islamitische staat en dat, om maar eens wat te noemen, niet minder dan 77 % van de moslims tegen een verplicht hoofddoekje voor vrouwen was. Weinig aan de hand, lijkt het. De Indonesische politiek is nog steeds overwegend seculier van aard en de theocratische staat maakt hier geen kans. Maar is de wens hier niet de vader van de gedachte? Er zijn vele redenen om te doen alsof het allemaal meevalt. Het gebrekkige investeringsklimaat is er een, en de angst om de strijd aan te moeten gaan met de fundamentele moslims is een ander. ‘De radicalen rukken niet op’, zegt Bathiar Effendy, docent politicologie aan de Islamitische Staats Universiteit in Jakarta en schrijver van het boek Islam and the State in Indonesia. ‘Ze roepen alleen harder dan voorheen.’ Onder de dictatuur moest iedereen zijn mond houden en moslimorganisaties werden als potentieel machtsondermijnend gezien. Een oud zeer dat fundamentele moslims nog dwars zit, is het schrappen van de tekst die bekend staat als het ‘Jakarta Charter’. Deze tekst maakte onderdeel uit van de ontwerp-constitutie en verplichtte moslims om zich te houden aan de sharia. Op 18 augustus 1945, een dag nadat Sukarno de
pagina 2 van 5 - www.waterlandstichting.nl
onafhankelijkheid uitriep, werd de passage geschrapt uit angst dat Bali, Flores en andere niet-islamitische eilanden zich zouden distantiëren en Indonesië al uiteen zou vallen voordat het goed en wel bestond. De moslimleiders, die een cruciale rol speelden bij het verzet tegen de koloniale machthebbers, voelden zich bestolen. Nu, sinds de val van generaal Suharto in 1998, eist men luidruchtig de plaats op waar men recht op meent te hebben. Er wordt zo hard geschreeuwd, zegt Effendy, omdat men ook denkt dat dat hoort bij een democratie. Men is ongeduldig. Voor Hamid Basyaib en negen metgezellen was dat harde geschreeuw precies de reden om het Jaringan Islam Liberal (het Liberale Islam Netwerk of kortweg JIL) op te richten. Om een tegengeluid te laten horen. Al eeuwen gaan Indonesiërs naar de Arabische landen om de islam te bestuderen, verklaart Basyaib. Bij terugkomst vallen dan de verschillen op en vinden velen dat Indonesië afgedwaald is van de zuivere islam. Het verschil met vroeger is dat men nu vrijuit kan spreken en niemand er tegen in durft te gaan. Ze komen terug uit Egypte met de wijsheden van oude middeleeuwse meesters. Wijsheden die misschien passend waren in de overzichtelijke wereld van toen, maar nu te kort schieten. Er was niemand die hardop durfde te zeggen dat je de economische problemen niet oplost door vijf maal per dag te bidden. Zeker niet na 11 september 2001, toen de felheid van de religieuze retoriek toenam en de radicalen riepen dat de strijd tegen het terrorisme een strijd tegen de islam was. Iedereen hield zijn mond, er was geen ruimte voor nuance. ‘Indonesië is nu in drie kampen verdeeld’, zegt Franz Magnis-Suseno. ‘De fundamentalisten, de liberalen of seculieren en de zwijgende meerderheid. De regering van president Susilo Bambang Yudhoyono hoort bij die laatste groep.’ Ook de bijna tachtigjarige Rooms-Katholieke priester en professor filosofie aan de Universitas Indonesia, Magnis-Suseno, ziet de bewijzen van de islamisering overal om zich heen. ‘De islam was hier relaxed, bijna laks, maar nu zie je zelfs de kinderen van de Abangan, de groep die de wortels het diepst in de pre-islamitische cultuur hebben, vijf keer per dag bidden.’ De zwijgende meerderheid, inclusief de nationale regering, is bang om als afvallige te worden weggezet. De democratie is nog maar jong in Indonesië en het gebrek aan ervaring en kennis onder parlementariërs wreekt zich volgens Bathiar Effendy in het wetgevingsproces. De Autonomie Wet van 1999 heeft het er nog moeilijker op gemaakt. Er bestaat onduidelijkheid over de scheiding tussen regionale en nationale parlementaire bevoegdheden. Na het verlies van Oost-Timor werd de wet ingevoerd om verdere afbrokkeling van het multi-etnische land tegen te gaan. De provincies mochten het
pagina 3 van 5 - www.waterlandstichting.nl
voortaan zelf gaan regelen. Beleidsterreinen als buitenlandse zaken, defensie en religie bleven in handen van het nationale parlement. Het probleem is alleen, zo verwoordt Effendy een breed gedragen opvatting, dat men zich in de provincies niets aantrekt van de hogere, nationale wetten en dat de nationale overheid haar eigen beleidsterreinen slecht bewaakt. Om het voorbeeld van Tangerang aan te halen: Wet 8/2005 is op democratische wijze tot stand gekomen. De burgemeester wilde iets doen tegen het morele verval dat hij om zich heen zag. Hij wilde een einde maken aan de prostitutie en de schaamteloze kledinggewoontes van vrouwen, dus leverde hij een wetsvoorstel in bij zijn lokale parlement. De volksvertegenwoordigers keurden het goed en het Ministerie van Binnenlandse Zaken deed hetzelfde. Hoewel Bathiar Effendy het oneens is met critici die menen dat wet 8/2005 in geest een islamitische wet is (en om die reden buiten de regionale competentie zou moeten vallen), vindt hij dat de wet er niet had mogen komen. ‘Verbiedt de koran vrouwen om ’s avonds over straat te gaan? Onzin! Die wet is net zo islamitisch als rooms of seculier. De bevolking en het parlement van Tangerang hadden die wet tegen kunnen houden en de minister had die wet tegen moeten houden. Omdat het een domme wet is en een ondemocratische wet.’ Wet 8/2005, zegt Effendy, is in strijd met hogere wetgeving. Hamid Basyaib van het JIL ziet nog een ander complicatie. In Tangerang en op zoveel andere plaatsen waren er geen islamitische partijen voor nodig om een sharia-georiënteerde wetgeving door te voeren. Partijen die bij de nationale verkiezingen seculier heten te zijn, verkondigen op regionaal niveau een hele andere boodschap. Dat verklaart volgens Basyaib de ogenschijnlijke tegenstelling tussen de verkiezingsuitslagen en de praktijk zoals in Tangerang. ‘Het seculiere Golkar van vice president Kalla heeft niets te maken met het Golkar van Tangerang. Er bestaat hier in Indonesië geen partijorganisatie zoals bij jullie in Nederland. Iedere afdeling gaat zijn eigen gang. Het maakt de zaak heel onoverzichtelijk.’ De islamitische wetgeving is zo via de achterdeur naar binnen gekomen. Het proces van voortsluipende islamisering, noemt Basyaib het. Hoe het verder zal gaan met Indonesië? Magnis-Suseno is gematigd optimistisch. Zijn leeftijd brengt dat misschien met zich mee. Hij gelooft in het seculiere staatsmodel en dat met wat tijd Indonesië de problemen wel zal overwinnen. Bathiar Effendy denkt dat er meer voor nodig is. Hij heeft een serie aanbevelingen. Om te beginnen moet er verbetering komen in de sociaal-economische omstandigheden van de bevolking. Niet de geopolitieke ontwikkelingen maar de armoede is hier de
pagina 4 van 5 - www.waterlandstichting.nl
bron van onrust. Verder moet de staat zich beter aanpassen aan de lokale wijsheden en gewoonten. Die kunnen niet zomaar over boord worden gezet. Democratie is een Westerse vinding die je hier niet integraal kunt overnemen. ‘We zouden dat moeten aanpakken zoals McDonalds dat heeft gedaan. Ze hebben niet zomaar het menu uit Amerika overgenomen maar ze hebben het aangepast aan de lokale smaak. Indonesiërs houden nu eenmaal van soep en rijst. Wie dat negeert verkoopt hier niets.’ Zo zou het islamitische familierecht ingevoerd moeten worden voor moslims die dat graag willen. De Nederlanders deden dat ook al. Niet het strafrecht, want Indonesië is geen Arabische staat, zegt Effendy, maar het familierecht. Verder moet het politieke debat gedeconfessionaliseerd worden. ‘De discussie zou er bij gebaat zijn als je kunt uitleggen dat gokken niet verboden moet worden omdat de profeet het zegt, maar omdat je er om inhoudelijke redenen tegen bent. Gokken is verslavend, veroorzaakt schulden met alle maatschappelijke consequenties van dien en zou om die reden bestreden moeten worden.’ Hamid Basyaib is somberder dan de anderen. Hij heeft daar misschien ook meer reden toe. Vlak na de MUI fatwa’s in 2005 is zijn kantoor aangevallen en is hij verschillende keren met de dood bedreigd. Nog steeds ontvangt hij haat-smsjes op zijn mobiele telefoon. Hij vindt dat religie een veel te belangrijke plaats inneemt in het politieke debat. Indonesië zou, om verder te kunnen komen, sterker moeten seculariseren. Hij gelooft niet in de islam als politiek systeem. ‘Als je aan de fundamentalistische moslims vraagt of ze een staat willen hebben zoals in SaoediArabië of Pakistan, dan zeggen ze, nee, maar die doen het niet goed. Het probleem is dat er in de lange geschiedenis van de islam geen enkel voorbeeld is te geven waar het wél heeft gewerkt.’ Paul van Ommen is publicist en woont in Jakarta.
pagina 5 van 5 - www.waterlandstichting.nl