Waterlandstichting De nieuwe vaderlijkheid Door Menno Hurenkamp“En toch ben ik geen socialist.” “Wat ben je dan wel?” “Ik ben een anarcho-fascist. Ik ben tegen mensen diemacht hebben, maar voor orde. Zo’n partij bestaat alleen niet.” Maarten Koning over zijn politieke voorkeur in Het Bureau, deel 2 (1971) 1. Nederland heeft zin in iets hartigs. Noem het tucht, orde, beschaving, gezag. De sukkels en dwarsliggers in deze maatschappij moeten eindelijk weer te horen krijgen hoe het hoort, en voelen hoe het niet hoort. We vinden het steeds vanzelfsprekender dat achterblijvers zelf verantwoordelijk zijn voor hun falen, en we menen dat het wijzen op die verantwoordelijkheid de remedie is tegen sociale ellende. Dit 'eigen verantwoordelijkheids'-verhaal gaat in toenemende mate vergezeld van een scherp oordeel over wat in het leven deugt en wat niet. Eerst maar eens een paar actuele voorbeelden. In Rotterdam vindt het bestuur dat je Nederlands moet praten, waar je ook bent. In de Rotterdamcode (te lezen via www.rotterdam.nl) staat: 'Nederlands is de gemeenschappelijke taal van Rotterdam. In het openbaar spreken we Nederlands ? op school, op het werk, op straat en in het buurthuis.' En ook: 'Wij voeden onze kinderen grotendeels in het Nederlands op, zodat zij volop kansen hebben in de samenleving.' Geen advies om het Nederlands te beheersen, maar een onversneden opvatting over wat het beste is voor de gewone man. Ook de rest van de Rotterdamcode is zo sturend van aard: het mot zo, en niet zo, anders gaat het mis met jou. Ander recent voorbeeld. De minister van Volksgezondheid wil jongeren onder de 18 verbieden alcohol te kopen. Ook dat komt niet uit de lucht vallen. De Nederlandse kids zuipen zich in toenemende mate te barsten. 22% van de jeugd tussen 16 en 24 is volgens de huidige definitie 'probleemdrinker'. Ze staan volgens onderzoeken van het NIGZ in Europa ook op de 2e plaats waar het om bingedrinking gaat, het uit Engeland overgewaaide fenomeen van je in rap tempo eenvoudigweg vol laten
pagina 1 van 20 - www.waterlandstichting.nl
lopen tot je echt niet meer kunt. Hoogervorst wil hier iets aan doen. Geen voorlichting, geen reclamecampagnes, maar verbieden om voor je 18e drank te verkopen. Zelf zei de VVD’ er (op 23 januari, speech te lezen op www.horeca.org): “Ik ben van nature ook niet voor betutteling. Maar helaas is het zo dat er onvoldoende maatschappelijke tegenkrachten zijn tegen de eerder genoemde typen excessen. Dan zal toch de overheid voor een aantal duidelijke spelregels moeten zorgen. Daar hebben de ouders dringend behoefte aan.” Derde voorbeeld, nog altijd van de afgelopen maand. Er zijn in Nederland 40.000 jongeren die gelden als zo kansarm dat alleen disciplinering volgens militaire snit kan helpen. Dat stelt de taskforce jeugdwerkeloosheid onder voorzitterschap van MKB-man Hans de Boer. Ze moeten grootschalig worden aangepakt en ondergebracht in prep camps, lees: kazernes. Hun gebrek aan discipline maar ook aan sociaal gedrag is zo groot dat dit volgens De Boer alleen via militaire aanpak gecorrigeerd kan worden. (Na te lezen in factsheet van de taskforce op http://docs.minszw.nl/pdf//188/2006/188_2006_11_562.pdf). Dit rijtje kan makkelijk worden uitgebreid met de meeste plannen en uitlatingen van Vreemdelingen- en Integratieminister Rita Verdonk. Of met de Kamerbrede pleidooien voor gedwongen opvoedingsondersteuning aan zwakke gezinnen. Maar je kunt ook de recente nota van GroenLinks Vrijheid eerlijk delen erbij nemen, bedoeld als eerste uitwerking van de vrijzinnige, linksliberale koers van de partij. 'Wij willen geen paternalisme of kostwinnersdenken maar emancipatie, geen disciplinering maar vrijmaking,' heet het in de inleiding. Maar tegelijkertijd laat Vrijheid eerlijk delen er geen misverstand over bestaan dat werk (betaald of onbetaald) van zo wezenlijk belang voor mens en maatschappij is dat je mensen er toe moet dwingen. 'Inspanning is verplicht.' 2. Deze voorbeelden zijn te vangen met het woord dat de bovengenoemde politici en partijen alleen in de mond nemen om te ontkennen dat ze er vóór zijn: paternalisme. (Alleen PvdA-Kamerlid Jeroen Dijsselbloem gaf onlangs in Trouw te kennen de titel niet af te wijzen.) 'Lekker jezelf zijn', de VVD-leus uit de jaren tachtig werkt niet meer. Kinderen die te veel drinken vinden dat ze lekker zichzelf zijn. De overheid zegt nu - of moet althans volgens de politiek zeggen: wij vinden dat dit goed voor jou (niet: u) is. Geen vrijheid, gelijkheid of broederschap, maar: onze normen, niet de jouwe. Jouw gedrag moet anders, niet alleen omdat de overheid er last van heeft, niet alleen omdat de buurt er last van heeft, maar ook omdat jouw leven er onder leidt. Je hebt minder kans op een baan, minder kans op een gezond leven,
pagina 2 van 20 - www.waterlandstichting.nl
kortom minder kans op geluk als je niet luistert. En omdat geluk het hoogste goed is, mag je met harde hand tot luisteren gebracht worden. Paternalisme duikt op zodra de maatschappelijke onrust toeneemt. In Engeland kwam het paternalisme in de eerste helft van de negentiende eeuw op als alternatief voor het pas ontstane marktliberalisme, dat het leven van arbeiders en lokale gemeenschappen danig ontwrichtte. Daar diende de overheid een paternalistische rol te spelen. Paternalisme in Nederland verwees traditiegetrouw vooral naar het maatschappelijk middenveld. Neem het (meestal katholieke) vaderlijke optreden van werkgevers uit de tweede helft van de 19e eeuw; zij probeerden hun arbeiders een beetje op het rechte spoor te houden. Als ze die lui hun gang lieten gaan, zopen ze hun loon maar op en, wat erger was, dan konden ze ook wel eens socialist worden. Dus deden werkgevers hun best om ook buiten de fabriek het leven van de arbeiders een beetje op orde te houden, met huizenwijken, sportclubs, huishoudcursussen en alles wat hen wel bezig hield, maar hen tot ergernis van 'links' niet bewust maakte van hun onderdrukte toestand. Die linkse afkeer van betutteling, mensen met de beste bedoelingen onmondig houden, beleefde een hoogtepunt in de jaren zestig van de vorige eeuw. Vanaf dat moment moest iedereen zich naar eigen inzicht kunnen ontplooien. In de decennia daarna werd die afkeer van betutteling gelegitimeerd door bezuinigingen op de overheid (jaren tachtig) en door verzet tegen alles wat leek op bureaucratisering (jaren negentig). Het lag al met al niet meer voor de hand dat de overheid zich met mensen bemoeide. Niet alleen omdat het niet meer mocht, ook omdat het gewoon niet meer lukte. De sociaal werkers die het zouden moeten doen stonden inmiddels in alle opzichten op te grote afstand van de mensen. In reactie hierop brachten Jos van der Lans en Paul Kuypers in 1994 een pamflet uit. Naar een modern paternalisme heette dat boze boek uit 1994, gericht tegen alle sociaal werkers die het lef niet meer hadden om in te grijpen bij mensen die duidelijk een rotzooi van hun leven maakten. Het meest aangehaalde citaat van dit vlotschrift maakt volgens de auteurs meteen duidelijk waar het om gaat. ‘Wij pleiten voor een professionele invulling van een gegeven dat wij tot de kern van de Nederlandse verzorgingsstaat blijven rekenen - het uitgangspunt dat niemand aan zijn lot wordt overgelaten. En dat betekent inderdaad bemoeien, opzoeken, meegaan, aanbellen, regelen en sturen en niet (professioneel) wachten tot het te laat is. Dat is een houding die al snel versleten zal worden als een nieuw soort paternalisme - het zij zo. Het is het soort paternalisme waar het in onze ogen het afgelopen decennium te zeer aan heeft ontbroken. Elke vorm van zorg heeft iets
pagina 3 van 20 - www.waterlandstichting.nl
van paternalisme - en zolang als het niet die morele beladenheid krijgt uit de jaren vijftig of de politieke drammerigheid van de jaren zeventig zien wij niet in wat er fout aan is.’ In de jaren negentig, in 'paarse tijden', viel dat niet zo goed. De liberale geest was op dat moment zo dominant dat zelfs het wetenschappelijk bureau van de VVD van de weeromstuit ? en tevergeefs - pleitte voor moraliserende politici, in Tussen vrijblijvendheid en paternalisme. Vrijheid, blijheid was in de jaren negentig het credo, ook voor de Tokkies en andere lastpakken. Dat nam niet weg dat zich onder hulpverleners in relatieve stilte de 'bemoeizorg' ontwikkelde waar onder meer Van der Lans en Kuypers om vroegen. Maar betutteling bleef een uitermate negatief begrip. Wie aankwam met ideeën voor werkkampen voor de lastige jeugd, zoals toenmalig premier Ruud Lubbers deed, werd weggehoond. Bevoogding, zeker de gemiddelde linkse politicus was nergens banger voor. 3. Inmiddels neemt het verwijt betuttelend te zijn sterk in kracht af. Oppervlakkig onderzoek van de digitale archieven van de Volkskrant en NRC Handelsblad over de periode 1997-2005 leert twee dingen. Een: dat het woord 'paternalisme' inderdaad bijna alleen valt in negatieve zin of in een context waarin iemand ontkent dat hij of zij daar voor pleit. Twee: dat het aantal stukken (redactioneel, opinie, interview, ingezonden brief) waarin dit gebeurt afneemt. Sterker, het valt sinds kort ook weer in positieve zin. De Amerikaanse econoom Jeremy Rifkin veronderstelt dat juist die zo veroordeelde traditie hier meer gezamenlijkheid in stand heeft gehouden dan in de Verenigde Staten. 'In Europa zijn de reformatie en de verlichting in hun meest pure vorm nooit helemaal geaccepteerd. Jullie hadden een oudere traditie: het paternalisme van de katholieke kerk en dat van de feodale samenleving. Daarom overheerste bij ons het individualistische ethos, het marktkapitalisme. Jullie kregen de sociale economie.' (NRC Handelsblad 12.3.05). En in de economie maakt tegenwoordig het 'libertair paternalisme' school. Het is dan een alternatief voor keuzevrijheid als sturingsmechanisme in bijvoorbeeld verzekeringen, dat als doel heeft de keuzes van mensen te sturen in richtingen die hun welvaart vergroten. Maar het is vandaag de dag juist het overheidspaternalisme dat opleeft, geen ondernemers- of arbeiderspaternalisme. Bestuurders, politici en commentatoren rennen de afgelopen jaren hand in hand rond op zoek naar 'wat bindt'. Multiculturalisme, marktliberalisme en verzorgingsstaat kraken in hun voegen. Alternatieven zijn er amper. Dat is niet nieuw, maar anders dan tien jaar geleden is
pagina 4 van 20 - www.waterlandstichting.nl
het gevoel sterker dat ze wel nodig zijn. Columnist Frits Abrahams onderstreepte die leegte onwillekeurig. Als remedie tegen autoritaire doordravers als Geert Wilders en Rita Verdonk ziet hij 'ouderwetse regenten', mannen als Hans Wiegel en Piet Hein Donner. Het zijn onzekere tijden en dan is paternalisme gelegitimeerd. Staatspaternalisme is ook terug te vinden buiten het sociaal beleid. Op het terrein van de gezondheidszorg bijvoorbeeld, waar de drang om Bewust Ongezonde Burgers op te laten draaien voor de kosten van hun dom gedrag sterk toeneemt. Of neem de aanhoudende roep om (herstel van) de canon in de cultuur. (‘Zonder deze boeken kun je niet behoorlijk meedoen.’) Feit is dat de 'bemoeizorg' jegens tienduizenden 'zorgwekkende zorgmijders' waar Van der Lans en Kuypers om vroegen, weinig omstreden meer is. Maar de afgelopen maand was ook zichtbaar dat de voorstellen voor werkkampen voor jongeren tegenwoordig welwillend worden aangehoord. In het jongste nummer van Socialisme & Democratie constateert de hoogleraar politicologie Maarten Hajer dat hij tot zijn eigen verwondering eigenlijk ook voor 'fatsoen' is ? een centraal begrip uit beginselprogramma van zijn PvdA waar hij eerst veel vraagtekens bij had. En vervolgens laat hij zien wat hij onder fatsoen verstaat: een overheid die kwetsbare burgers niet in de problemen brengt door ingewikkelde dienstverlening in de schoot van de burger te leggen, maar die bevoogdend durft op te treden voor wie niet in staat is kinderopvang of ziektenkostenverzekering zelf goed te regelen. Het is daarom niet overdreven om te stellen dat het modern paternalisme hier een mainstream opvatting is geworden. Sterker, de Engelse psychiater Theodore Dalrymple, in eigen land en de rest van Europa genegeerd met zijn pleidooi om 'de onderklasse' met harde hand bij de les te roepen, wordt in Nederland net zo doodgeknuffeld als voorheen de door hem verfoeide, werkschuwe losers. 4. Het recente paternalisme valt al met al te onderscheiden in drie varianten. 1. Gimme fifty. Vijftig keer opdrukken als favoriete manier van de Hollywoodsergeant om zijn recruten te disciplineren. Hierbij eist de overheid van burgers dat ze zich schikken naar de dominante norm ('Je moet doen zoals wij'.) Als ze dat niet doen, moeten die burgers ook niet zeuren dat het ze niet goed gaat. Het is je eigen verantwoordelijkheid om je aan te passen, heet het dan. Deze disciplineringsvariant is erg populair in het dagelijks politiek taalgebruik, maar de resultaten in het beleid zijn op zijn best wisselend. Het motief dat bestuurders en politici in dit geval over de drempel helpt om paternalistisch op te treden, is de drang om nette burgers het gevoel te geven dat ze niet voor niks netjes zijn. De
pagina 5 van 20 - www.waterlandstichting.nl
slaagkansen van disciplinering zijn niet groot. Sinds Rita Verdonk ruige taal uitslaat over taal- en inburgeringscursussen is het nog niet beter op gegaan met de inburgering van migranten. Dwingend optreden met een beloning in het vooruitzicht kan helpen. Zo werpt de herziening van de bijstand ('van bijstand naar werk') wel wat resultaat af. Maar alle mooie woorden ten spijt kan niemand ontkennen dat de bestanden worden afgeroomd, zoals dat in het jargon heet: de goeden gaan inderdaad aan het werk, de slechten blijven achter. Tussen de 10 en 20% van de mensen die eerst in een traject komt, krijgt en houdt een baan. Zij zijn geholpen. Voor de rest van de groep geldt echter dat ze nadrukkelijker te kijk staan als onwillig. Disciplinering helpt de luie potentials, ten koste van de onkundigen en kansarmen. 2. Dit doet mij meer pijn dan jou. De overheid eist van burgers dat ze zich fatsoenlijk en verantwoordelijk gedragen en probeert actief te verhinderen dat ze zich onfatsoenlijk of onverantwoordelijk gedragen ('We laten je zo vrij mogelijk, maar je moet verstandig doen.') Dit doet het al jaren goed in het verkeer, denk aan de autogordels. Maar ook in de gezondheidszorg (anti-rookbeleid, antialcoholbeleid, anti-vet eten) en in het beheer van de openbare ruimte (straatetiquettes, afspraken in zwembaden) is de bevoogdingsvariant van het recente paternalisme duidelijk en niet zonder succes in opkomst. Het motief dat politici hier helpt om over hun schroom voor paternalisme heen te stappen is: de behoefte om een einde te maken aan politieke en maatschappelijke relativering van dom, hinderlijk en kostbaar gedrag. Je zou dit ook 'de nieuwe vaderlijkheid' kunnen noemen en de eerste geloofwaardige tegenstander hiervan zit nu nog in de creche. Bevoogding snijdt door sociaal-economisch onderscheid heen. 3. Huup huup, Barbatruc! is de overtreffende trap van de eerste Gimme fiftyvariant. De overheid eist van burgers dat ze ophouden overlast te bezorgen en als ze dat niet doen worden ze uit het straatbeeld gemanoeuvreerd of zelfs afgevoerd ('gedeporteerd'). Het illusionisme van Huup huup, Barbatruc! is terug van weggeweest, maar aanhoudende successen zijn niet bekend. Van de populaire autoritaire aanpak van criminele jongeren in Glen Mills-achtige scholen weten we nog niet of deze het ook beter doet dan de reguliere vormen van opvang. Ze zijn wel uit beeld, maar worden ze ook tevreden mensen? Een redelijk deel van de jongeren vervalt weer in criminaliteit zodra ze uit het straffe regime zijn. Voor hen is een tijdje lang extra hard toegesproken worden niet zinvol. Er zijn wel veel waterbedeffecten bekend: lastpakken en daklozen die uit de stad worden weggejaagd duiken elders op. Achter deze aanpak schuilt grote politieke vermoeidheid over maatschappelijke problemen: leuker willen we het niet maken,
pagina 6 van 20 - www.waterlandstichting.nl
wel harder. Daarmee zeggen politici zelden meer dan: wij weten het ook niet meer. 5. Wat is er precies tegen bevoogding of die 'nieuwe vaderlijkheid'? Zou de prikpil niet verplicht moeten zijn op het Vmbo? Als meisjes van veertien of vijftien echt een kind willen, moeten ze zich eerst maar melden. Beloning: een diploma en een jeugd zonder geblèr aan je kop. Dat zijn allebei mooie dingen die we niet weg moeten relativeren. Zouden we niet eens moeten stellen dat autorijden niet meer in je eentje mag? Als rijken zich vervolgens kunnen veroorloven om een eigen passagier in te huren ? prima. De rest gaat maar nadenken hoe ze het oplost. Beloning: meer vrije tijd, meer frisse lucht en goedkoop openbaar vervoer. Of denk aan de fiscale boete voor vrouwen die na een studie onderduiken in het huishouden. Dat de overheid opvoedt waar de burger het even niet meer weet ? het is toch flauwekul om dan meteen de laarzen te horen stampen? Noem het cultuurpolitiek of overdracht van waarden, wanneer je de schijn van normatief sturen zo lang mogelijk wilt uitstellen. De opleving van paternalisme in onzekere tijden is een voorspelbaar verschijnsel. Deze ontwikkeling is niet 'het einde van de dialoog in de samenleving', of iets anders dramatisch. CAO’s worden niet afgeschaft. Amsterdam streeft nog altijd naar uitbreiding van de experimenten met gratis heroïneverstrekking. Uiterst actuele beleidsnota’s staan nog altijd bol van de steekwoorden ‘maatwerk’, ‘keuzevrijheid’ en ‘vraagsturing’. En hoewel het succes niet is bewezen, is de interesse van ouders, scholen, leerlingen en leerkrachten in het 'nieuwe leren', dat in alles antipatriarchaal is, groot. De kunst is eerder nog eens goed af te bakenen wanneer en hoe je in deze sterk geëmancipeerde maatschappij het leven van anderen mag en kunt sturen; hoe de anarcho-fascist die in ons allen schuilt te bevoogden.
Het verlichten van gemeenschappen Door Jan Willem Duyvendak en Menno HurenkampAls auteurs van het boek Kiezen voor de kudde. Lichte gemeenschappen en de nieuwe meerderheid constateren we met gepaste trots dat de term lichte gemeenschappen in sneltreinvaart school heeft gemaakt. We worden op vele plekken ?van ministeries en kerkgenootschappen tot etnische zelforganisaties - uitgenodigd om onze visie uiteen te zetten op de kwestie van lichte gemeenschappen. Bij deze gelegenheden willen de aanwezigen graag horen dat zij tot een lichte (en niet tot een zware) gemeenschap behoren. Nu valt ons dat lang niet altijd zwaar want Nederland kent veel lichte gemeenschappen.
pagina 7 van 20 - www.waterlandstichting.nl
Maar vooral in linkse organisaties stijgt een zucht van verlichting op als onze diagnose luidt dat er sprake is van een lichte gemeenschap. Het verwijt een zwaar verband te zijn, ‘een linkse kerk’, is hier en daar blijkbaar hard aangekomen. Nu zijn er heel wat linkse kerken geweest ? daarover geen misverstand. Het linkse verleden zit boordevol moraal en de laatste WBS-publicatie die expliciet aan de moraal was gewijd (Sociaal-democratie tussen zakelijkheid en moraal) getuigt daar ook van. Paul Scheffer pleit daarin niet voor niets voor meer pluralisme (sic), ook in eigen kring. Links heeft weinig waardenrelativistische periodes gekend, in het verleden niet en in het heden niet. Des te opzienbarender is het hedendaagse verwijt aan links dat zij met name met betrekking tot de multiculturele samenleving een relativistische politiek zou hebben voorgestaan. Alle culturen even mooi en daarom niet trots op de Nederlandse cultuur ? dat is het clichébeeld dat van het recente linkse verleden wordt geschetst. Dit beeld is feitelijk onjuist. Wie bijvoorbeeld kennis neemt van de parlementaire geschiedenis aan de hand van de rapporten van de commissie-Blok ziet dat het met name linkse parlementariërs als Jabaaij en Van Es waren die normatieve kwesties rond integratie aan de orde stelden. Dat linkse politici ook pleidooien hielden voor respectvolle omgang met andere culturen, is al evenmin een bewijs voor waardenrelativisme: respect voor andere culturen was namelijk zelf ook een linkse waarde. Dat er vervolgens spanning bestond tussen enerzijds kritiek hebben op onderdelen van migrantenculturen en anderzijds respect voor diezelfde culturen, tussen enerzijds een universele mensenrechtenpolitiek en anderzijds het rekening houden met particuliere groepsgevoeligheden en gebruiken, zal niemand zijn ontgaan. Maar met waardenrelativisme heeft dat dus niets te maken. (De vraag moet gesteld worden of VVD en CDA niet veeleer tot ver in de jaren negentig een waardenrelativistische positie innamen: het CDA vanwege het respect voor andere religies, de VVD vanuit de liberale opvatting dat de staat zich niet moest inlaten met de diepste overtuigingen van de nieuwkomers). Het verwijt van links relativisme spoort ook niet met een ander, al even populair verwijt: links zou in dezelfde jaren gebukt zijn gegaan onder Gidsland-ambities, onder links absolutisme. Dit laatste beeld klopt naar ons idee veel meer: links was (en is) enorm trots op Nederland en wilde dit goede graag exporteren. Jan Pronk is geen relativist maar een waardenimperialist. Nog iets retorischer: hoe groot is eigenlijk het verschil tussen een Gidsland ? hoe trots moet je wel niet zijn als je het eigen land als voorbeeldig voor anderen ziet?- en het idee van een Leitkultur? Of denken CDA & VVD werkelijk dat linkse partijen Nederland wel als voorbeeld voor
pagina 8 van 20 - www.waterlandstichting.nl
het buitenland zagen maar niet voor buitenlanders in Nederland? Wij hebben de indruk dat het voor links Nederland zo vanzelfsprekend was (en is) dat dit een van de leukste landen van de wereld is, dat articulatie van die gedachte inderdaad lange tijd achterwege is gebleven. In ons boek laten we zien dat er in Nederland ook nu, en eigenlijk steeds meer, een klip en klare progressieve meerderheid bestaat die trots is op ons land. Juist omdat fundamentele vooruitstrevende waarden zoals de gelijkheid van mannen en vrouwen en van homo’s en hetero’s in ons land domineren, voelen linkse Nederlanders zich hier thuis. Hoogstens zijn we wat in verwarring nu deze waarden ook zo indringend door het CDA en met name de VVD worden verwoord. Maar de welhaast Kamerbrede omarming van progressieve waarden betekent toch niet dat links onvaderlandslievend is geworden? Eerder hebben de jaren zeventig definitief gezegevierd nu CDA en VVD zich met Nederland hebben verzoend ? voorwaar een compliment voor Hirsi Ali. Dat we over Links & de moraal spreken, komt niet door linkse leegte, noch doordat links in morele verwarring zou zijn. Integendeel. We moeten hierover spreken omdat links heeft gezegevierd: met het ontstaan van een duidelijke vooruitstrevende, seculiere moral majority in Nederland blijkt er een relatief grote waardenkloof te gapen met een othodox-religieuze minderheid, met name met islamitische migranten (maar ook met orthodoxe joden en orthodoxe christenen). Niet toevallig bestaat juist in Nederland van alle Europese landen de hoogste mate van ‘islamofobie’, en dat sentiment is vooral gegroeid bij hoogopgeleide vrouwen in het Westen van ons land (en voorspelbaar is dat dit ook geldt voor homoseksuelen). Deze groepen hebben veel te verliezen: net zijn de progressieve waarden (let op: we hebben het niet perse over gedrag!) gemeengoed geworden en nu lijken ze alweer bedreigd te worden (terwijl Nederland wat dit betreft een eiland is in een wereld van oprukkend neoconservatisme). Dat VVD & CDA het nu ook opnemen voor homo’s en vrouwen is weliswaar verrassend maar uiteindelijk vooral prachtig; dat dit in oppositie gebeurt tot moslims waarover in generaliserende en denigrerende woorden wordt gesproken, is minder fraai. De vraag is hoe we standvastigheid in progressieve waarden kunnen combineren met een politieke strategie die individuen en groepen die niet delen in deze waarden en praktijken daartoe verleidt in plaats van vervreemdt, en daarmee ? ongewild - die gemeenschappen verder verzwaart. In het kader van deze strategische vraag van het verlichten van gemeenschappen
pagina 9 van 20 - www.waterlandstichting.nl
is het van belang om aan te geven dat het niet gaat om het bestrijden van gemeenschappen as such of om het idee dat communitaristische sentimenten nooit zouden deugen. In Kiezen voor de Kudde laten we niet alleen zien dat we een zeer homogeen volk geworden zijn qua waardenoriëntaties (dus geen heterogenisering van standpunten) maar ook dat veel Nederlanders zich organiseren, dat we nog steeds een land zijn van clubjes en verenigingen, en van gemeenschappen (geen decollectivisering). Alleen wel van lichte gemeenschappen. Dat betekent: mensen hebben de keuzevrijheid om toe te treden en altijd de mogelijkheid om uit te treden. Bovendien zijn de banden met organisaties minder knellend geworden; is de betrokkenheid minder alomvattend. Deze zelfkennis maakt de ambitie om gemeenschappen van anderen te verlichten tot op zekere hoogte gemakkelijker: we hoeven geen gemeenschappen te bestrijden (laat staan hele religies of oude boeken) maar we moeten ons bekommeren om het organiseren van voice- en exit-opties binnen bestaande zware gemeenschappen. Dit betekent dat mensen altijd kennis moeten kunnen hebben van meerdere werelden, meerdere gemeenschappen, van talloze opvattingen van het goede leven. Het kennis kunnen nemen impliceert dat zware gemeenschappen openingen naar buiten moeten krijgen: via onderwijs en andere vormen van opdringerigheid (maatschappelijke activering tot achter de voordeur, inburgeringscursussen, et cetera). Maar migranten kunnen alleen kennis nemen van andere werelden wanneer autochtonen zich laten kennen. Autochtonen die contacten vermijden en de afstand steeds groter maken, verminderen de exit-opties voor migranten. Willen we de voorvechters van verlichting in zware gemeenschappen ondersteunen, dan moeten we die herkennen en niet, in een royaal generaliserend gebaar, tegen ons in het harnas jagen. Dit betekent niet dat we moeten schromen om verschillen te benoemen (zoals dat tegenwoordig heet): juist wanneer denkers, dichters en doeners zich met zware gemeenschappen bemoeien kunnen er openingen ontstaan. Kritiek geven (en kunnen ontvangen) is een vorm van de ander serieus nemen. Het gaat bij het verlichten van gemeenschappen dus niet om een beschavingsoffensief; het is geen paternalisme ten opzichte van onnadenkende, op te voeden lieden. We nemen serieus dat mensen in zware gemeenschappen er diepgaand van overtuigd zijn dat hun levenswijze de enig juiste is. En precies daarom moet het bestaan van alternatieven worden getoond, worden voorgeleefd, letterlijk worden gedemonstreerd. Cultureel verschil is niet (louter) een kwestie van
pagina 10 van 20 - www.waterlandstichting.nl
achterstand; hogere scholing en betere banen brengt niet als vanzelf meer geëmancipeerde leefstijlen met zich mee. Maar let wel: culturele verschillen zijn natuurlijk verre van eenduidig. Ook de moslimgemeenschap is immers niet één gemeenschap. “Marokkkaanse rotjochies” hangen weliswaar traditionele waarden aan met betrekking tot vrouwen en homo’s maar zijn “in between communities” (eufemisme voor randgroep); ze worden weinig in de moskee gesignaleerd. Het is te makkelijk hen alleen als zielige drenkelingen te zien, die van de ene boot naar de andere trachten te springen maar niet worden opgepikt. Dit beeld maakt echter wel duidelijk dat zelfs lichte gemeenschappen niet altijd gemakkelijk toegankelijk zijn voor iedereen. Contact met of ‘blootstelling’ aan lichte gemeenschappen, biedt niet direct een oplossing voor deze boefjes - en nog minder voor zware, fundamentalistische groepen en groepjes. Wie de dialoog en tolerantie afwijst, valt buiten het bereik van de lichte gemeenschappen. Daar helpt alleen het strafrecht. Het tonen van liberale alternatieven is ook geen garantie dat deze door de meerderheid van de islamitische Nederlanders zullen worden overgenomen, en zeker niet op korte termijn. Overigens zou het ook weinig liberaal zijn om te verwachten, laat staan te eisen, dat de nu dominante set van progressieve waarden in Nederland geheel door nieuwe Nederlanders moet worden overgenomen. Bolkestein heeft in zijn spraakmakende Luzern-rede in 1991 terecht opgemerkt dat het afschudden van het cultuurrelativisme nog niet impliceert dat iedere vorm van pluralisme er een teveel zou zijn. Dat waren wijze woorden. Door onze verrassend grote homogeniteit dreigen we onze vaardigheid om met ieder cultureel verschil om te gaan te verliezen. Nederland dreigt in zijn geheel een zware gemeenschap te worden. Om praktische en principiële redenen is het gewenst om de illusie te laten varen dat een verlichte samenleving slechts bevolkt zou zijn met hyperindividuen waarin voor kuddedieren geen plaats meer is. Ruimte maken voor lichte gemeenschappen biedt mogelijk een weg uit de uitzichtloze polarisatie van dit moment.
Jan Willem Duyvendak is hoogleraar sociologie aan de Universiteit van Amsterdam en Menno hurenkamp is hoofdredacteur van TSS, tijdschrift voor sociale vraagstukken.
Wedje op links
pagina 11 van 20 - www.waterlandstichting.nl
Door Menno HurenkampHet moet ergens in het voorjaar van 2000 zijn geweest. Een andere tijd. Er was geen vuiltje aan de lucht. Het land maakte een gelukkige indruk en politici zeiden niet wat ze dachten maar wat hen verstandig leek. Ik zat aan een tafeltje in een niet nader te noemen politiek cultureel centrum in Amsterdam, waar ik werkte als programmamaker. Mijn gezelschap bestond uit twee ex-collega’s. Ze waren niet zo lang geleden overgestapt naar de politiek. Beide waren nu volksvertegenwoordiger voor een kleine linkse partij waarvan de samenstellende delen ooit hun sporen hadden verdiend als belangenbehartigers van tree huggers, straaljagerbashers, elfjes en bom-moeders, maar die nu hard zijn best deed om ook over “macro?economische groeicijfers” serieuze standpunten te hebben. Links, maar niet loony. In het uitermate liberale klimaat dat Nederland aan het eind van de 20e eeuw kenmerkte, was deze partij in de opiniepeilingen goed voor meer dan vijftien zetels. En met achttien zetels - zo had de zwaar bewenkbrauwde partijleider te kennen gegeven - was deelnemen aan de regering een reële optie. Dat zou dan een coalitie moeten zijn met de nogal marktgerichte sociaal-democraten en christendemocraten, maar dat maakte de opwinding onder de realistische wereldverbeteraars er zeker niet minder op. In elk geval niet onder mijn tafelgenoten. Tussen hen ontspon zich een opgewekte dialoog. “Wedden dat jíj van gekkigheid niet weet hoe snel je in het kabinet moet raken? Zo’n leuk staatssecretariaatje? Op Onderwijs of Financiën? Ik zie je daar al lopen: dikke aktetas, stukje belastingherziening naar de burger toe, autootje, chauffeurtje. Ringetje uit je oor en klaas is kees.” “Ha ik? Nooit! Maar jij bent volgens mij nu al je garderobe aan het samenstellen. Met van die kekke pakjes. Volgens mij zou je nog tekenen voor een onnozele post als buitenlandse handel. Leuk hoor, beetje vliegen, handen schudden.” “Niks daarvan! Ik blijf natuurlijk in de Kamer. Wetgeving, dat is de echte politiek.” Zo kibbelden ze verder, overduidelijk klaar om de uitdaging met twee handen aan te pakken. Ze hadden goed naar de grote jongens gekeken. Meeregeren, dat was natuurlijk fantastisch. Maar het was wel zaak te ontkennen dat je daar iets mee te maken wilde hebben. Ondertussen moest je wel “dossiers” opbouwen, mapjes met plannen over wat te doen op welk departement. Ze gingen dan ook grif in op mijn weddenschap dat ze allebei zouden bezwijken voor de verleiding van de macht. Inzet: 5000 gulden - een te verwaarlozen bedrag op een ministerssalaris. Het liep allemaal wat anders. Er kwamen aanslagen op mensen en gebouwen. De kleine linkse partij werd daarvoor rechtstreeks verantwoordelijk gesteld en
pagina 12 van 20 - www.waterlandstichting.nl
verdween jarenlang in de coulissen. Vijf jaar om precies te zijn, want inmiddels publiceert de club verleidingspogingen in de krant om de sociaal-democraten zo gek te krijgen met hen te gaan regeren. En dan niet eens samen met de christendemocraten, maar met de socialisten. Het moet een echte linkse coalitie worden andere koek dan aanhaken bij twee grote middenpartijen. Het lijkt inderdaad alsof de kansen van mijn voormalige collega’s flink zijn gestegen. Kiezers zeggen in peilingen dat ze massaal op linkse partijen zullen stemmen. In bevolkingsonderzoeken verklaren ze al even massaal een ontspannen samenleving te willen; niet eentje van keihard werken voor jezelf en de buurman zijn eigen sores laten opknappen. Maar hoe robuust is dat sociale verlangen? Vijf jaar geleden leek Nederland een ongeëvenaard hoogtepunt van vrijheid te hebben bereikt. Het was een liberaal land in de beste zin van het woord. Ook al moest daar nog wel het een en ander aan vervolmaakt worden, op grote lijnen kon je rustig stellen dat er geen plek op aarde was waar de meeste mensen zo’n aangenaam leventje leidden. Maar op de tegenslagen die zouden volgen, bleek dat welvarende land niet voorbereid. Het raakte behoorlijk in paniek. Inmiddels lijkt de maatschappelijke toestand in Nederland beter te duiden met een medische in plaats van een politieke term: het land oogt zwaarmoedig, zo niet depressief. Mensen hebben geen vertrouwen in de regering. Waarom ze dat niet hebben, of wat dat gebrek aan vertrouwen precies betekent, blijft uiteindelijk vaag. Vermoedelijk moeten de voor links zo aangename peilingen eerder geduid worden als verlangen naar iets anders - het dondert niet wat - dan als een gearticuleerde behoefte aan een meer egalitaire samenleving. Ondertussen is er geen enkel signaal dat het maatschappelijk incasseringsvermogen is toegenomen, integendeel. Zodoende. Er hoeft maar dít te gebeuren en ik kan weer fluiten naar mijn 5000 gulden.
Wilders aan de macht Door Menno Hurenkamp ‘Ik had u lief, en leerde u verachten, Holland’ schreef Ida Gerhardt in het gedicht ‘Afscheid van Holland’. Ze schreef Holland, niet Nederland - terwijl ze haar moederland bedoelde, niet die twee onnozele provincies aan de kust. Het verval van het landschap dat ze zag gold het hele land. Ze woonde nota bene in
pagina 13 van 20 - www.waterlandstichting.nl
Overijssel. Maar nostalgie en poezië stellen scherpe eisen aan woorden. Het moest Holland zijn, niet Nederland. Holland was het water en de polders en de dijken en de historie, Nederland een jong bestuurlijk ding dat lukraak woonwijken in het weiland bouwde. Holland moest worden beschermd tegen Nederland. Nu, in 2009, bekijken we alles op grotere schaal. Nu is het Nederland dat moet worden beschermd, tegen het bestuurlijke gedrocht Europa, tegen nieuwkomers die onze waarden aantasten. Het zinderend nostalgische ‘ik had u lief, en leerde u verachten, Nederland’ zou de lijfspreuk kunnen zijn van al die mensen die nu zo graag Geert Wilders in de regering zien. Wat als ze hun zin krijgen? Immers, veel burgers willen op Wilders stemmen. De linkse kant van het politieke spectrum is in opiniepeilingen zelfs gedefinieerd door Wilders: D66 dat zich afzet tegen het populisme trekt grote aanhang, de PvdA die al jaren ambivalent staat ten opzichte van datzelfde populisme lijkt bij de aankomende gemeenteraadsverkiezingen een zware nederlaag te wachten. Wilders is populair en in staat om andere partijen naar je pijpen te laten dansen: voldoende mandaat om aanspraak op regeringsdeelname te maken. Het is een schrikbeeld. Verenigd columnistiek Nederland constateerde al rond 2006 dat je het plakkaat ‘fascistisch’ op zijn programma kon plakken. Een a-democratisch verhaal gestuurd door het verlangen om een historisch verankerde nationale cultuur te herstellen, gericht op revolutionaire vernieuwing van de instituties door de elites weg te jagen, compleet met verheerlijking van het geweld, zoals ‘knieschoten’ voor oproerkraaiers. Alleen de massabijeenkomsten ontbraken nog, verder was het volgens het boekje, als ik althans Roger Griffin volg in The Nature of Fascism uit 1993. Maar het volk is van die vergelijking niet geschrokken. Misschien is de vergelijking ook niet zo productief. Weimar-scenario In wezen zijn twee redenen te verzinnen om Wilders ten koste van alles buiten de regering te houden. De eerste reden is het ‘Weimar-scenario’ dat bovenstaande vergelijking oproept. Het slaat op Hitler de succesvolle volksvertegenwoordiger, die zijn antiparlementarisme in praktijk brengt en de macht overneemt van zijn dementerende president Hindenburg. Dit is niet zo’n serieuze gedachtegang. Wilders die Beatrix wijsmaakt dat hij en hij alleen het land moet redden van de ondergang door het weg te voeren uit de Europese Unie? De democratie had toen een aanmerkelijk slechtere naam dan nu. De tijd waarin partijen ontstaan, bepaalt de vorm die ze aannemen. Ook extremistische partijen leren van elkaar, van de
pagina 14 van 20 - www.waterlandstichting.nl
geschiedenis. Wilders heeft Le Pen gezien, Haider, De Winter. Anti-Haags als hij is, heeft Wilders zijn halve werkzame leven in de Tweede Kamer gezeten. Iets parlementairs zal wel aan hem zijn blijven kleven. Bovendien, Nederland is er diep van overtuigd dat individualiteit en autonomie onderscheidende kenmerken van haar burgers zijn. Om dan bang te zijn dat iedereen duurzaam achter één figuur aan blijft lopen klinkt niet heel overtuigend. Bij een eventuele regeringsdeelname heeft Wilders nog altijd opnieuw verkiezingen nodig voordat hij kan komen tot ruige grondwetswijzigingen, bijvoorbeeld voor het afschaffen van godsdienstvrijheid. Wanneer ‘links’ niet genoeg zelfvertrouwen heeft om die geduldig af te wachten, kan men beter nu al de handdoek in de ring werpen. De tweede reden om Wilders buiten de regering te houden is het gevaar dat de nu zo moeizame verhoudingen tussen bevolkingsgroepen stollen, in plaats van langzaam verbeteren. Dit is geen futiele kwestie. De verleiding is groot de zaak schematisch neer te zetten: is regeringsdeelname ventiel of vliegwiel voor het extremistisch nationalisme, trekt Wilders duurzaam naar het midden, of trekt het midden duurzaam naar Wilders? Maar het antwoord is voorspelbaar: van allebei wat. Van belang is vast te stellen dat de PVV niet de bron is van de maatschappelijke verharding. De partij is daar een kenmerk van. Wilders met zijn ‘knettergek’ en zijn ‘knieschoten’ en ‘van de pot gerukt’ is de vertegenwoordiger van het oplevende geweld tegen publieke dienstverleners. Maar Rob Oudkerk had het ook al over ‘kut-Marokkanen’ en Johan Remkes mocht volgens eigen zeggen ook graag een doodschopje uitdelen. De verharding is terug te voeren op de overgang van een nationaal georganiseerde, door de overheid gestuurde verzorgingsstaat uit de jaren vijftig, zestig en zeventig naar een internationaal georganiseerde, vermarkte verzorgingstaat van begin 21e eeuw. Voor die oude verzorgingsstaat wilde iedere politieke partij wel tekenen, op de nieuwe durft geen enkele politieke partij trots te zijn. Dat leidt tot onzekerheid onder burgers en politici over waar de gemeenschap nog voor staat; tot het verlangen om vreemdelingen uit te sluiten van mooie sociale voorzieningen; tot de angst dat je kinderen het minder krijgen dan jij. Die overgang van een high trust naar een wat minder high trust maatschappij uit zich in permanente stekeligheid. Nationalisme kan veel van die stekeligheid makkelijk in politiek vertalen: als je niet op mij lijkt, oprotten. Er zijn verschillende manieren om die verharding te lijf te gaan. Er is zoiets als een politieke aanpak; op basis van een ideologie of overtuiging de burgers een nieuwe,
pagina 15 van 20 - www.waterlandstichting.nl
betere maatschappij voorhouden. Alleen lukt het politieke partijen tegenwoordig niet goed meer om voor te schrijven op welke manier wij elkaar verdragen (of niet). Ze kunnen hooguit kiezers het gevoel geven dat hun partij meeleeft en meelijdt met de mensen en uitwegen zoekt voor hun problemen. Wilders met zijn cultureel-etnische nostalgie heeft daarmee op dit moment een effectiever verhaal dan, zeg, de PvdA. Iets te belangrijk Wanneer houdt het afkalven van vertrouwen in de politiek of in medeburgers eerder op? Is dat wanneer mensen kunnen zeggen: nou ja, in iedere moskee permanent een christelijke politieagent, dát nou ook weer niet, want het is duur en bovendien zijn sommige christenen net zulke ladenlichters als moslims - waarop ze weer eens op een andere partij stemmen dan de club die zo’n soort voorstel in de wet probeerde te krijgen. Dus wanneer ze Wilders zien ploeteren en falen? Dan hebben ze tenminste hun zegje kunnen doen. Of is dat wanneer ze naar Mariëtte Hamer moeten luisteren die ‘samen niemand aan de kant’ wil of iets dergelijks, of wanneer ze Wouter Bos horen vertellen dat globalisering, hoewel vroeger wat hem betreft best goed, tegenwoordig ook wel weer slechte kanten heeft, of naar Alexander Pechtold die succesol de retoriek van Wilders tegen hem keert - en zo de Wildersaanhang het gevoel geeft dat ze gek zijn? Als ergens het risico bestaat dat de gespannen verhouding tussen boze Nederlanders, moslims en bestuurders duurzaam uithardt, dan in het huidige politieke debat. Misschien krijgen politieke partijen een wat te grote rol in de discussie over het nationalisme dat Nederland teistert. Misschien maken politieke partijen als de PvdA zichzelf iets te belangrijk, door ten koste van alles aan de macht vast te houden terwijl dat hen zelf zichtbaar beschadigt. Misschien is het spelletje te interessant om te laten liggen voor de media. Alsof het land niet door zou leven zonder een van de huidige partijen, alsof Nederland Wilders niet aan zou kunnen. Alsof de migrantenkinderen die nu vechten voor hun bestaan van suiker zijn. Naast de politieke oplossing van het nationalisme bestaat ook nog iets dat bij gebrek aan beter een maatschappelijke oplossing moet heten. En die werkt mogelijk beter met Wilders in de regering dan in de oppositie. Neem de bureaucratie, de klachten over de leemlaag aan instituties die alle verandering in Nederland tegenhoudt. Neem de rechters, advocaten, ambtenaren, activisten, bondsbestuurders, middenveldwoordvoerders, beroepsinsprekers, adviseurs en tegenadviseurs die mobiliseren zodra een voornemen tot wet is
pagina 16 van 20 - www.waterlandstichting.nl
gemaakt. En die, wat nog over is van een sociaaldemocratisch, christendemocratisch of liberaal idee na het compromis gesloten door de in Nederland onvermijdelijke coalitieregering, vermalen tot beleid met veel mitsen en maren. Niks AOW voor iedereen op 67 of 63 of 65, maar een kerstboom aan voorwaarden en uitzonderingen. Hoeveel vertrouwen we die lokale beleidsmakers, schoolbestuurders, juristen en buurtactivisten - niet om in ‘verzet’ te komen, al zou dat ook wel aardig zijn - om met eventuele plannen van Wilders te doen wat men altijd al doet? Namelijk zand in de machine strooien. Niet omdat ze overtuigde ‘multiculturalisten’ zijn, maar omdat ze altijd zand strooien. Gelukkig is het volk niet achterlijk Op korte termijn is het meest waarschijnlijk dat een regerende Wilders vastloopt in de maatschappij, zijn gezag verliest zoals anderen dat voor hem deden. Het ’s ochtends verplicht op school zingen van het volkslied, zoals voorgesteld door de PVV-minister van Onderwijs, blijkt van de vastgestelde onderwijstijd af te gaan, waarna de bonden lange tijd in de hoogste boom zitten, en kinderen uiteindelijk facultatief het Wilhelmus mogen karaoken op maandagochtend. Tegelijkertijd ontdekken ouders dat een vlag op het schoolplein leuk is, maar dat het handig is als hun kind ook Engels leert, dat de Nederlandse cultuur best belangrijk is, maar ook niet meer dan dat. In de tussentijd kunnen de progressieve partijen in stilte hun knopen tellen, en weer een eigen verhaal verzinnen in plaats van alleen boos op Wilders (D66) of bang voor Wilders te zijn (PvdA). Dat neemt niet weg dat de Nederlandse regering dan pijnlijke ideeën over moslims als ondermensen uitdraagt. De buitenlandse staatsbezoeken aan Nederland nemen ook even wat af. Maar onze burgers zijn geen kinderen. Ze moeten zoeken naar nieuwe manieren om het met elkaar uit te houden, voorbij de relatieve rust van de zuilen, voorbij de vrijheid van de collectieve individualisering. Gelukkig is het volk niet achterlijk. Het betaalt over het algemeen graag belasting en wil ook best eens de buurvrouw helpen. En vreemdelingenhaat is maar één van de politieke gevoelens waar mensen uiting aan kunnen geven. Het is een sterke emotie, maar niet duurzaam de sterkste. Wilders in de regering zou nu juist kunnen helpen om media noch populisten verder te laten te kapitaliseren op mysterieuze krachten die leven ‘onder de oppervlakte’ van de bevolking - nee, het kwaad is zichtbaar in het volle daglicht en de leiders van Duitsland, Frankrijk en Groot Brittannië bedanken voor de eer om onze vice premier te ontmoeten.
pagina 17 van 20 - www.waterlandstichting.nl
In wat Mark Elchardus onze ‘dramademocratie’ noemt, hebben burgers te weinig eigen politieke ervaringen en vernemen ze te veel politieke boodschappen via de televisie. Om verinnerlijking van het hoge ideaal van culturele gelijkheid te bewerkstelligen, is het niet genoeg geweest om alleen van bovenaf te stellen dat mensen gelijk zijn ongeacht hun uiterlijk. Mensen die uitsluiting van dichtbij hebben gezien denken niet per se ‘beter’ over vreemdelingen, maar wel bijna altijd genuanceerder. Het zou kunnen dat het uiteindelijk goed is wanneer de Cheppihs en Aboutalebs van Nederland meer en vaker moeten gaan procederen en protesteren tegen kwaadaardige plannen van de regering. Zodat het vraagstuk van gelijke rechten dieper in het dagelijks leven komt te zitten, niet meer alleen het product is van abstracte idealen en een ambitieuze overheid, maar ook van burgers die op hun strepen gaan staan. Een paar keer voor de rechter staan om bevestigd te zien dat je jongens die hier geboren zijn het land niet uit kunt zetten, frist de democratie meer op dan gejeremieer over de vraag waarom PVV wel of niet op de nummerborden van auto’s mag. Hoofddoekvrije zones Er gaat een grote dreiging uit van het anti-islam populisme en het heeft ook een basis in bijna alle Europese landen. Het geweld dat sluimert in het programma van de PVV kan in veel gedaanten de kop op steken. Als het zich niet uit in oorlogszucht ‘in de wijken’, dan wellicht in nieuwe strijd tussen Europa en Turkije. Maar minstens zo groot is het gevaar dat die dreiging verlammend werkt, dat we ophouden met nadenken over de mogelijkheden om maatschappelijke tegenstellingen te organiseren. Nu gaat de strijd tussen de Wildersaanhang die moslims weg wil en de rest van Nederland die Wilders weg wil. Maar beide zijn blijvers. We moeten met ze leren leven en dat vraagt organisatie van verschil, geen ontkenning van bestaansrecht. Als je de meer dan honderd jaar oude emancipatiestrijd van de zwarten in Amerika bekijkt, zie je ook een stijgende golfbeweging van erkenning. De kenmerken daarvan zijn de ups toen zwarten meevochten in de burgeroorlog of de tweede wereldoorlog en de downs wanneer het land na de strijd zich weer op economische vraagstukken stortte - maar de culturele terugslagen ten spijt nam de wetgeving die zwarten als burgers erkende in de loop van de tijd toe. Amerika koos begin 21e eeuw George W. Bush, twee keer zelfs. Geen licht, en gevaarlijk bovendien. Daarna kozen de Amerikanen Barack Obama, in allerlei opzichten het tegendeel van Bush. Ook die krijgt nu te maken met de traagheid van beleid en de onmogelijkheid om beloften snel waar te maken. Maar waar het hier om gaat is dat
pagina 18 van 20 - www.waterlandstichting.nl
naast het rampzalige Weimar-scenario andere richtingen zijn die een land kan nemen nadat het een tijdje nogal populistisch gereageerd heeft op bedreigende ontwikkelingen. En door de levendige manier waarop Obama verkozen werd, kunnen alle verhalen over desinteresse in de politiek weer even in de prullebak. De conclusie daaruit is niet dat Amerika met zijn hardere, scherpere sociale beleid, ons voorland is. Amerika heeft een eigenaardige geschiedenis van slavernij en segregratie, waardoor het land ideeën over solidariteit heeft die sterk afwijken van de rest van de wereld. De conclusie is dat burgers zich de maatschappij telkens opnieuw moeten toe-eigenen. Bij het herformuleren van wie ‘wij’ zijn hoort ook strijd. Misschien is het tijd om die wat versnelder te voeren, zodat we verder kunnen. Het zal tot grote fouten leiden. Waarschijnlijk werken dan ook mensen die zichzelf als vooruitstrevend zien mee aan, zeg, pogingen tot de invoering van hoofddoekvrije zones. Dat is pijnlijk, maar het kon wel eens meer kans bieden op gesprek over maatschappelijke vernieuwing, op de herorganisatie van het fatsoen. De multiculturalisten hebben fouten kunnen maken; radicale moslims hebben fouten kunnen maken; het is nu tijd voor nationalisten om fouten te maken. Slechter is het leven in Nederland niet geworden sinds Wilders opkwam. Ieder land ter wereld - behalve misschien Noorwegen of Zweden - zou graag zijn problemen ruilen met die van Nederland. Méér duiding over wat Wilders betekent, meer pogingen van de elite zelf om de dingen te doen die Wilders doet, maar dan ‘góed’ het haalt allemaal niet veel uit. Was ihn nicht umbringt macht ihn starker, om eens een scherpgerand citaat van stal te halen. Zodra zijn naam valt, werkt het in zijn voordeel. Dat is de magie van de echte populist. Hoogste tijd om dat populisme te onttoveren. Je moet het niet imiteren, want daar gaat het origineel van glimmen. En je moet het niet bestrijden, want daarvan groeit het door. Haal de extremisten uit hun comfort zone - weg uit de dialoog dat ze niet deugen, weg uit de marge die ze zelf zo graag opzoeken. Dat kan, want Nederland is sterker dan Wilders. Houd snel verkiezingen. Het CDA is flexibel genoeg om ‘in het landsbelang’ een regeerakkoord te sluiten met daarin wat rigoureuze anti-immigratie maatregelen en culturalisatieplannen. Wat de overige inhoud betreft is de PVV een partij als alle andere, dus de gok is waar hun vreemdelingenhaat strandt. Maar laten we dat vooral eens zién. Laat Wilders en wat partijgenoten de departementen bezetten waar ze vorm kunnen gaan geven aan de beperking van de gezinshereniging van migranten, de controle op gezinsvorming door migranten, de beperking van het aantal asielzoekers, de uitzetting van illegalen. Laat de Partij voor de Vrijheid ook maar een tijdje onderwijsbeleid maken. Zo schokkend is het niet wat men daar voor
pagina 19 van 20 - www.waterlandstichting.nl
plannen mee heeft - minder bureaucratie, meer status voor de leraren, waar hebben we dat eerder gehoord? Wanneer Wilders zijn glans voor de media en het grote publiek verloren heeft, zal hij nog altijd duurzaam een beroep kunnen doen op een deel van de bevolking dat teleurgesteld is omdat de wereld van vandaag hen weinig te bieden heeft. Maar dan zijn twee belangrijke zaken weer ondubbelzinnig duidelijk: dat de liberale democratie ook hier geen vanzelfsprekenheid is, en dat het nooit meer wordt zoals het nooit was; dat het verzonnen witte Nederland van Wilders en het verzonnen gezellige multiculti Nederland van Ella Vogelaar moeten wijken voor een land dat een stootje kan hebben. *Dit essay verscheen eerder in De Groene Amsterdammer van 4.12.09. Deze week verschijnt bij uitgeverij Van Gennep Menno Hurenkamps boek De kleine pijn van de vooruitgang: zwaarwichtige politiek, lichte gemeenschappen en onvermijdelijke cultuurstrijd in Nederland.
pagina 20 van 20 - www.waterlandstichting.nl