Waterlandstichting Het carnaval der politici René Gabriëls Vanwege het carnaval ziet de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen van 7 maart in veel Limburgse gemeenten er anders uit dan in de rest van Nederland. Carnaval biedt politici een extra podium om zich tot het volk te richten. Zo hekelen burgemeesters uit het Heuvelland en de Belgische grensstreek met het carnavalslied `Zjèrke wol de wiet kwiet´ het drugsbeleid van de gemeente Maastricht. Onder de artiestennaam ‘Brullende Burgemeesters’ keren ze zich tegen het voornemen van Maastricht om de coffeeshops uit het centrum te verplaatsen naar de invalswegen van de stad. Daarmee zou de hoofdstad van Limburg haar drugsprobleem op het bordje van de omliggende gemeenten leggen. Burgemeester Gerd Leers van Maastricht liet deze kritiek niet op zich zitten. Hij diende zijn collega´s muzikaal van repliek door hen in een carnavalslied een laatste keer erop te wijzen dat het spreidingsbeleid er komt: “Dit is d’n allerleste kier, wil ’t nog eine kier vertelle: de koffieshop, dee weurt verploats; dat is wat de Mestreechteneere welle.” Maastrichtenaren, zo maakt Leers de andere burgemeesters duidelijk, willen dat hun gemeentebestuur de coffeeshops verplaatst naar de rand van de stad. Alleen zo komt er een einde aan de drugsoverlast. Van zijn collega’s had hij meer solidariteit verwacht. Per slot van rekening wordt de drugsoverlast in Maastricht deels veroorzaakt door drugsgebruikers uit de aanpalende gemeenten. Is in Zuid-Limburg sprake van een repolitisering van het carnaval? Of gaat het hier om symboolpolitiek die niet veel om het lijf heeft? Welk gewicht moet aan het carnaval der politici worden toegekend? En hoe zit het met het carnaval der burgers? Angst voor de extase en het daaraan verbonden onvermogen zich even voor te
pagina 1 van 8 - www.waterlandstichting.nl
doen als een ander, verklaart waarom veel mensen boven de rivieren weinig op hebben met carnaval. De ingehouden eros van het protestantisme brengt met zich mee dat genot altijd goed geregeld moet zijn. Doen alsof men een ander is, laat men het liefst over aan toneelspelers of cabaretiers. Het voordeel van de dubbele moraal van het katholicisme is dat Brabanders en Limburgers doorgaans niet zo verkrampt met hun lustgevoelens omgaan, dat de moraal niet voortdurend een rem is op hun genot. En zeker tijdens carnaval laten ze het in de huid van een ander kruipen niet aan professionals over. Het masker kan dan uit de kast. De Russische literatuurwetenschapper Michail Bachtin heeft erop gewezen dat carnaval van oudsher de periode is waar het gewone volk kritiek kan uiten op de machthebbers. Bovendien wordt het carnaval ingeluid met de traditionele sleutelen machtsoverdracht aan de door het volk gekozen prins. Door machthebbers op een groteske wijze uit te beelden of er liedjes met bijtende teksten over te zingen, worden ze te grazen genomen. Tijdens de carnavalsdagen wordt de kritiek op de machtsverhoudingen niet gevoed door de moraal, maar door het plezier. Tussen de 11e van de 11e en Aswoensdag scheidt de Moerdijk het moralisme van het hedonisme. De laatste dertig jaar is van het maatschappijkritische potentieel van carnaval helaas steeds minder gebruik gemaakt. Zeker in een stad als Maastricht heeft zich een ware depolitisering van het carnaval voltrokken. Terwijl in Keulen tijdens de traditionele optocht politici worden bespot, gebeurt dit in Maastricht niet of nauwelijks. Tegen die achtergrond zou men kunnen denken dat met de liedjes van de burgemeesters het tij werd gekeerd. Het carnaval der burgers biedt daarvoor ook een indicator. Sinds lange tijd gaat immers het winnende carnavalslied van 2006 over een politieke kwestie. Dit lied heeft als titel `Mie fietske´ en steekt de draak met het door de Maastrichtse gemeenteraad goedgekeurde beleid om fietsen die in de binnenstad niet in een fietsenrek staan weg te halen. Het refrein van het lied luidt als volgt: “Wat ‘ne elend, wat ‘ne pech Mie gans nui fietske dat is weg ‘t is neet geklajd, ‘t is neet gestole meh de gemeinte is mie fietske weg goon hole Is dat noe sjiek? Is dat noe sjoen? Wat moot iech zoonder fietske doen? Mieljaar, wat höb iech noe e leid Kin iemes miech vertèlle boe mie fietske steit?”
pagina 2 van 8 - www.waterlandstichting.nl
Bewust of onbewust is dit lied ook een kritiek op de symboolpolitiek van het stadsbestuur. Door de binnenstad te zuiveren van niet ordentelijk gestalde fietsen willen de stadsbestuurders niet alleen hun stad weer ‘sjiek en sjoen’ maken, maar ook daadkracht tonen. Dit fietsenbeleid is het zoveelste symbool voor de fortuyneske flinkheid waarmee ook Maastrichtse politici zich de laatste jaren manifesten. Burgemeester Leers heeft daaraan zijn populariteit te danken. Zonder de harde aanpak van woonwagenkamp Vinkenslag, zou hij in 2006 hoogstwaarschijnlijk niet tot de beste burgemeester van Nederland zijn verkozen. Symboolpolitiek is niet bij voorbaar verkeerd. Integendeel. De symbolische handeling van een politicus kan juist de politieke horizon verbreden, nieuw beleid initiëren of waar dat nodig is het ijs breken. De knieval die de toenmalige Duitse bondskanselier Willy Brandt op 7 december 1970 voor het gedenkteken voor de slachtoffers van het getto van Warshau maakte, is een indrukwekkend voorbeeld van geslaagde symboolpolitiek. Van niet-geslaagde symboolpolitiek is sprake wanneer het teken dat de politicus zet onverholen populistisch is en de aandacht afleidt van zwaarwegende problemen. Nu getuigde het fietsenbeleid van de Maastrichtse bestuurders geenszins van populisme, maar leidde het wel de aandacht af van meer serieuze kwesties waarmee de stad worstelt. Hadden politici niets beters te doen, zo vroegen burgers zich af, dan onnodig ophef te veroorzaken met hun fietsenbeleid? Was de stad niet een toonbeeld van ‘Sjiek en Sjoon’? Er zijn minstens drie kwesties in Maastricht die meer aandacht verdienen dan de drugsproblematiek, de woonwagenbewoners Vinkenslag en de slecht geparkeerde fietsen, te weten de luchtvervuiling, de armoede en de lokale democratie. De afgraving van de St. Pietersberg door cementfabriek ENCI betekent sinds jaar en dag een enorme aantasting van een unieke biotoop. Omdat de fabriek binnen afzienbare tijd de deuren sluit, komt hieraan een einde. De luchtvervuiling komt wellicht niet zo snel ten einde, omdat het gemeentebestuur nog geen ingrijpende maatregelen heeft genomen om de fijnstof en NO2 terug te dringen. Op minstens 21 plekken in Maastricht worden de door de Europese Unie vastgestelde grenswaarden voor NO2 overschreden. Opgeschrikt door de Milieubalans van het RIVM, waaruit blijkt dat in Nederland ongeveer 18.000 mensen vervroegd door de luchtvervuiling sterven, hebben burgers en milieuorganisaties het platform ‘Klaor Loch’ in het leven geroepen om iets aan de luchtvervuiling in Maastricht en omstreken te doen. Zij hebben echter nog een lange weg te gaan omdat aan de belangrijkste oorzaken ? verkeer en industrie
pagina 3 van 8 - www.waterlandstichting.nl
? niet op korte termijn iets zal worden gedaan. De nieuwe parkeergarages die recentelijk in Maastricht zijn gebouwd, lokken het verkeer naar de binnenstad en zullen vanwege de grote investeringen niet snel worden afgebroken. Vanwege de toename van het personen- en goederenvervoer, zullen de toegangswegen naar de binnenstad in de komende tien jaar echter steeds vaker dichtslibben. Dit zou een argument moeten zijn om het verkeersbeleid radicaal te herzien. Zo zou het zinvol zijn om het verkeer, net als in andere steden, zoveel mogelijk uit de binnenstad te weren. Naast het verkeer is een industriegebied in België een grote bron van luchtvervuiling. Dit vergt een Euregionale aanpak die gewoonlijk nogal wat tijd vergt. In elk geval is het goed dat het buurtplatform ‘Kloar Loch’ de lokale politiek onder druk heeft gezet om werk van dit milieuvraagstuk werk te maken. In Nederland is veel symboolpolitiek gericht op de vermeende culturele tegenstellingen tussen autochtonen en allochtonen. Met stoere uitspraken over het mislukte integratiebeleid - dat zou stoelen op een achterhaald multiculturalisme proberen politici te scoren. Hun visie op de werkelijkheid lijdt aan culturalisme: complexe maatschappelijke vraagstukken worden eenzijdig in termen van tegenstellingen tussen culturen geïnterpreteerd. Het gevolg van de culturalistische symboolpolitiek is dat de aandacht wordt afgeleid van een belangrijk sociaaleconomisch vraagstuk: armoede. Het beleid van Balkenende cum suis is er mede verantwoordelijk voor dat de armoede in Nederland is toegenomen. Op lokaal niveau worden stadsbesturen geconfronteerd met de gevolgen van de sociaal-economische deprivatie van burgers. Zo doen steeds meer burgers een beroep op de gemeente voor extra ondersteuning. Opmerkelijk is dat naast de bestaande organisaties de laatste tijd steeds meer burgerintitiatieven voor armen ontstaan. In Maastricht zijn de politici niet, zoals menig landelijk politicus, besmet met het virus van het culturalisme. Ze zijn beschaafd genoeg om de vermeende culturele tegenstellingen tussen autochtonen en allochtonen niet politiek uit te buiten. Daarvoor wonen ook te weinig allochtonen in Maastricht. Dit neemt niet weg dat door de eerder genoemde symboolpolitiek van de lokale politici de aandacht uitging naar andere kwesties dan armoede. Met het vraagstuk van de armoede kunnen ze niet of nauwelijks scoren. Ten eerste betekent het erkennen van het feit dat er armoede is, toegeven dat men in een rijk land niet in staat is om beleid op poten te zetten dat het aantal mensen dat de eindjes niet aan elkaar kan knopen terugdringt.
pagina 4 van 8 - www.waterlandstichting.nl
Ten tweede blijft de aanpak van armoede grotendeels onzichtbaar en is ze daardoor niet zo mediageniek dan het openen van een nieuw gebouw, een spectaculaire actie van de ME in een woonwagenkamp of het oprollen van een wietplantage. In Maastricht hebben sommige burgers die solidair zijn met de armoede, nieuwe intitiatieven genomen om ze zoveel mogelijk direct te helpen. Bovendien willen ze het stadsbestuur onder druk zetten om vooral structurele maatregelen tegen de armoede te nemen. Daarom organiseren ze vlak voor de gemeenteraadsverkiezingen een debat waar vertegenwoordigers van organisaties die zich voor de armen inzetten uit de doeken doen hoe de vlag er aan de onderkant van de Maastrichtse samenleving bij hangt. Politici worden die avond uitgedaagd om zich over de problematiek uit te spreken. Wethouder Jacques Costongs van de PvdA heeft in elk geval al beloofd een nieuw lokaal armoedebeleid op poten te zetten. De mogelijkheden om op gemeentelijk niveau iets aan armoede te doen, zijn beperkt. Lokale bestuurders moeten roeien met de riemen die ze uit Den Haag krijgen aangereikt. Zolang daar een conservatief-liberale wind waait, zal er niet structureel iets aan de armoede worden gedaan. Immers, volgens het CDA en de VVD moet de oplossing voor de armoede vooral worden gezocht in de civil society. Maar daarmee worden de financiële problemen van veel mensen niet opgelost. Zo zorgt de Voedselbank er ook in Maastricht voor dat veel gezinnen dagelijks een goede maaltijd krijgen voorgeschoteld, maar doet ze niets aan de oorzaken van de armoede. In Maastricht doen steeds meer mensen een beroep op de Voedselbank. Er zijn zelfs plannen voor het oprichten van een tweede Voedselbank. De vrijwilligers die zich daarvoor inzetten doen goed werk en verdienen veel lof. Tegelijkertijd is het beschamend dat het zover is gekomen dat een rijk land als Nederland anno 2005 een gaarkeuken nieuwe stijl nodig heeft. Het is daarom goed dat burgers lokale politici aansporen om ervoor te zorgen dat meer voor de armen wordt gedaan. De kwaliteit van de lokale democratie vormt in Nederland al een tijdlang een punt van discussie. In 1998 kreeg de commissie-Elzinga de opdracht om een advies uit te brengen over de manier waarop de dualisering van het gemeentebestuur kon worden vormgegeven. Zo’n dualisering zou ten minste drie dingen inhouden: de posities van raadslid en wethouder worden strikt gescheiden; de concentratie van de bestuursbevoegdheden bij de burgemeester en wethouder en van de
pagina 5 van 8 - www.waterlandstichting.nl
kaderstellende en de controlerende bevoegdheden bij de raad; de versterking van de positie van de burgemeester (Stuurgroep evaluatie dualisering gemeentebestuur 2004). De veronderstelling was dat het heersende monisme (geen strikte scheiding van het vertegenwoordigend orgaan en het uitvoerend orgaan) de lokale democratie niet ten goede kwam. Het advies van de commissie-Elzinga leidde tot de Wet dualisering gemeentebestuur, die op 7 maart 2002 in werking trad. De Wet dualisering gemeentebestuur is inmiddels door Berenschot aan een evaluatie onderworpen. Uit een onderzoek naar de invoering, de werking en de effecten van de wet blijkt dat de kaderstellende en controlerende rol van de raad nog verbeterd kan worden, dat de levendigheid in de politiek onveranderd is en dat de belangstelling en betrokkenheid van burgers gelijk zijn gebleven of zelfs zijn afgenomen. “De Wet dualisering gemeentebestuur heeft (nog) weinig effect gehad op de vitaliteit, de herkenbaarheid en de kwaliteit van de lokale democratie”, concludeert Berenschot (2004, p. 158). Opmerkelijk is dat bij de legitimatie en evaluatie van de Wet dualisering gemeentebestuur niet of nauwelijks aandacht wordt besteed aan het engagement van burgers. Dit is opmerkelijk omdat de vitaliteit, herkenbaarheid en kwaliteit van de lokale democratie voor een groot deel wordt bepaald door burgers die zich inzetten voor het algemeen belang. In tegenstelling tot veel andere gemeenten staart men zich in Maastricht gelukkig niet blind op het geijkte politieke systeem (gemeenteraad, college van burgemeester en wethouders en lokale partijen), maar heeft men ook oog voor het engagement van burgers. Ondanks de grote aandacht die het carnaval der politici trekt, wordt er aandacht geschonken aan het carnaval der burgers. Zo neemt het gemeentebestuur buurtplatforms - ook buurtraden, buurtverenigingen of buurtoverleggen genoemd - heel serieus. In Maastricht is het aantal buurtplatforms in enkele jaren tijd toegenomen van 24 tot 34. Momenteel kent vrijwel elk deel van de stad een groep burgers die het wel en wee in hun buurt kritisch in de gaten houdt en die de wandelgangen van de gemeente en andere relevante actoren (woningcorporatie, welzijnsvereniging, etc.) volgt. Zij geven op lokaal niveau vorm aan de zogenaamde civil society, dat wil zeggen de publieke sfeer in de samenleving die zich nadrukkelijk onderscheidt van de markt, de staat en de privé-sfeer. In Maastricht behoren buurtplatforms ongetwijfeld tot de belangrijkste actoren van de civil society. De leden van buurtplatforms delibereren niet alleen over kwesties waar buurtbewoners mee worstelen, maar bemoeien zich ook nog met de
pagina 6 van 8 - www.waterlandstichting.nl
ontwikkeling van nieuw beleid. Waar anderen zwijgen, zeggen zij wat niet goed gaat en hoe het beter kan. Door beleidmakers kritisch te volgen dragen zij bij aan de democratisering van de uitvoering van het beleid. Daarmee vervullen ze net als raadsleden een controlerende taak. Tegelijkertijd bevorderen ze daarmee ook de vitaliteit en kwaliteit van de lokale democratie. De vaak politiek geladen initiatieven van buurtplatforms tonen dat de depolitisering van de civil society door de rijksoverheid geen recht doet aan de werkelijkheid. De rijksoverheid wil werk maken van de versterking van de civil society. Voor haar staat de civil society echter in het teken van het staatsbeheer en niet in het teken van het zelfbestuur. Uit oogpunt van staatsbeheer verleent de civil society diensten (onbetaalde arbeid in o.a. het onderwijs en de zorg- en hulpverlening) die niet meer, of slechts in geringe mate, door de staat worden verleend. Daarbij wordt de civil society uitsluitend gezien als een dienstverlenende sector die gedragen wordt door het vrijwilligerswerk. Hiermee wordt de politieke angel uit het klassieke begrip civil society gehaald. De civil society staat echter vooral voor zelfbestuur: burgers die ‘bottom up’ initiatieven nemen ter verbetering van de kwaliteit van leven en zich verzetten tegen zowel de bedilzucht van de staat als de geldzucht van marktpartijen. Buurtplatforms die zich voor het karretje van het staatsbeheer laten spannen, verliezen hun onafhankelijkheid en geloofwaardigheid. In Maastricht ontlenen de meeste buurtplatforms hun geloofwaardigheid aan het feit dat ze zich onafhankelijk weten op te stellen ten opzichte van de gemeente en daarbij niet schuwen harde kritiek uit te oefenen. Ondanks het feit dat ze in Maastricht een nieuwe impuls hebben gegeven aan de lokale democratie, is de kwaliteit ervan vooral af te meten aan het percentage Maastrichtenaren dat op 7 maart zijn stem uitbrengt. De kwaliteit van de lokale democratie staat ter discussie wanneer minder dan vijftig procent van de stemgerechtigden een stem uitbrengt. De kunst is om ze naar de stembus te lokken. Daarvoor zullen politici het vertrouwen van de burgers moeten herwinnen. Dat kan alleen door kwesties die door de burgers zelf worden aangedragen, zoals luchtvervuiling en armoede, serieus te nemen. Literatuur Bachtin, M. (1995) Rabelais und seine Welt. Volkskultur als Gegenkultur, Frankfurt am Main. Berenschot (2004) Evaluatie van de wet dualisering gemeentebestuur, Utrecht. Braak, M. ter (1950) Het Carnaval der Burgers, Verzameld Werk Deel 1, Amsterdam.
pagina 7 van 8 - www.waterlandstichting.nl
Gabriëls, R. (2005) De betekenis van een buurtplatform voor de kwaliteit van leven. Een onderzoek naar het Buurtoverleg Boschstraatkwartier Oost, Maastricht. Stuurgroep evaluatie dualisering gemeentebestuur (2004) Aangelegd om in vrijheid samen te werken, Den Haag. René Gabriëls is als filosoof en sociale wetenschapper verbonden aan de Faculteit der Cultuurwetenschappen van de Universiteit Maastricht.
pagina 8 van 8 - www.waterlandstichting.nl