Waterlandstichting Gelukskoorts Fleur Wirtz Engeland meet binnenkort het geestelijk welzijn van de bevolking, in een poging meer dan alleen materiële vooruitgang als criterium voor beleid te nemen. In Frankrijk maakte Sarkozy in 2009 al bekend dat hij het welzijn van de bevolking mee zou nemen in het meten van economische vooruitgang. Dit op basis van een rapport van de economen Amartya Sen en Joseph Stiglitz, dat zij na het uitbreken van de economische crisis schreven. In Nederland was Femke Halsema één van de politici die het onderwerp aankaartte, in 2008. Het niet-westerse Bhutan was het eerste land dat Bruto Nationaal Geluk als uitgangspunt van beleid nam. In de westerse politiek is bij zowel ‘links’ als ‘rechts’ langzaamaan het besef doorgedrongen dat voor een volwaardig mensenleven de economie niet het enige uitgangspunt kan zijn. Ook heeft het idee postgevat dat de politiek zich met het geluksniveau van burgers zou moeten bemoeien. Het is immers overduidelijk dat er, ondanks de welvaart in westerse landen, nog steeds sociale problemen zijn die om oplossingen vragen en dat er nieuwe ’welvaartsziekten’ zijn ontstaan. Van een overheid mag interesse in het welzijn van burgers worden verwacht. De vraag is echter of ze ons kan vertellen hoe we gelukkig moeten zijn. Het meten van dit abstracte concept lijkt die intentie te impliceren. Het idee dat alleen economische groei niet zaligmakend is, drong al een tijd geleden door tot de politiek. Invloedrijke schrijvers als Amartya Sen argumenteerden dat het welzijn van de bevolking - in zijn geval met betrekking tot ontwikkelingslanden - afhankelijk is van een breder spectrum aan omstandigheden (1999). Sen’s invulling van welvaart bevat ook zaken als onderwijsvoorzieningen, de kwaliteit van de gezondheidszorg en politieke omstandigheden. Een inkomen hebben, maar geen behoorlijke voorzieningen, stelt mensen immers nog steeds niet in staat de eigen wensen te realiseren. Volgens Sen beïnvloeden al deze factoren elkaar bovendien op positieve wijze. Ook voor Richard Wilkinson en Kate Pickett, schrijvers van het boek The Spirit Level (2009), gaat het welbevinden van burgers voorbij het puur materiële,
pagina 1 van 5 - www.waterlandstichting.nl
alhoewel... ook weer niet helemaal. De schrijvers redeneren dat (on)gelijkheid in een samenleving een belangrijke factor is voor hoe we ons voelen. Hiërarchieën in ons dagelijks leven gaan ons niet in de koude kleren zitten. Voor ongelijkheid kijken de schrijvers eerst naar inkomensongelijkheid, die een scala aan sociale problemen tot gevolg kan hebben. Een materieel gevolg is bijvoorbeeld de kwaliteit van de gezondheidszorg die we krijgen, een psychologisch gevolg de mate waarin we door onze omgeving als minderwaardig worden gezien en wij ons vervolgens zo gaan voelen. Welzijn kan volgens de schrijvers van beide boeken enkel bezien worden vanuit een holistisch perspectief. Leven en dood De onmogelijke vraag wat geluk inhoudt wordt door deze theoretici niet beantwoord. Het zijn vooral de materiële randvoorwaarden waarmee ze zich bezighouden. Een visie op hoe te leven binnen die randvoorwaarden valt uit hun werk moeilijk te destilleren. Mogelijk verlangen veel mensen daar juist naar in tijden van economische en sociale vluchtigheid en verandering. Een ietwat exentrieke denker - de Franse Jean Baudrillard - biedt mogelijk wat meer houvast. Zonder dat hij het woord ’geluk’ ooit in de mond zou nemen - sceptisch als hij is over een dergelijke eenzijdig positieve term - krijgen we door zijn werk een idee van een houding die de mogelijkheid tot geluk in zich draagt. In zijn boek Symbolic Exchange and Death (1976) staat het concept symbolische uitwisseling centraal. Volgens Baudrillard leefden ’primitieven’ in een samenleving waar begrippen als (biologische) dood en leven weinig betekenis hadden, aangezien mensen er geen verklaring aan konden geven. De doden waren deel van het sociale systeem; de voorouders hadden nog steeds invloed op het dagelijks leven en er werd met hen gecommuniceerd via rituelen. Leven en dood zoals wij die kennen waren daarom geen absoluut begin of einde, maar een continuering in een andere vorm. Initiatieriten, waarbij jonge stamleden werden ingelijfd in het stamverband, waren bovendien een vorm van geboorte, weliswaar geen biologische maar een sociale. Dood en leven werden continu uitgewisseld en waren beide deel van de samenleving, geen inverse van elkaar en niet positief of negatief. Er werd geleefd met beide. Baudrillard wijst onze tegenwoordige manier van leven af en analyseert wat er in de loop der eeuwen met de symbolische levenswijze gebeurde. Met de doorbraak van de symbolische cirkel door instituties - zoals het geloof, of de kerk - die de overgang
pagina 2 van 5 - www.waterlandstichting.nl
van het leven naar de dood gingen controleren, ontstond de interpretatie van leven en dood als van elkaar gescheiden categorieën, de een positief en de ander negatief. Er ontstond maatschappelijke macht, want, zo zegt Baudrillard, macht bestaat enkel in de controle over het leven als er angst is voor de dood. Manieren om de dood uit te bannen - bijvoorbeeld met een geloof in het eeuwig leven worden ingegeven door deze angst. Materiële accumulatie in het aardse bestaan werd een teken van voorbestemming. In die zin is ook de politieke economie gebaseerd op ons puur biologische onderscheid tussen leven en dood; deze draait immers op het idee van alsmaar meer accumulatie en groei. Baudrillard geeft een ironische draai aan deze analyse. De poging om alles wat met de dood te maken heeft te elimineren via ons wetenschappelijk systeem, regulering en accumulatie, bant de symbolische wederkerigheid op ‘een hoger niveau’ uiteindelijk niet uit. De wet van symbolische uitwisseling ligt ten grondslag aan de manier waarop het universum werkt, hoezeer wij het als mensen ook proberen te controleren. Neem onze preoccupatie met veiligheid. Door veiligheidsmaatregelen proberen wij alle ongeluk uit te bannen. Het betekent dat we ons voortijdig neerleggen in een doodskist, van alle risico ontdaan, maar ook beroofd van het gevoel in leven te zijn. Wat we angstvallig proberen uit te sluiten weet ons op een listige manier toch te vinden. Door onze eenzijdige materialistische kijk op het leven en neurotische neiging alles te controleren, weten we niet meer wat ’leven’ is, niet alleen in biologische, maar in alomvattende betekenis. In feite zegt Baudrillard dat waar het symbolische nog gepaard ging met een gemeenschap, inwoners van huidige, westerse samenlevingen alleen staan in hun strijd tegen de dood. Waar accumulatie voor uitwisseling gaat als manier om de dood te overwinnen of ermee te leven, overleven voorheen vanzelfsprekende sociale verbanden niet. Vier de onverklaarbaarheid Het werk van Baudrillard inspireert. Het valt niet direct toe te passen op ons dagelijks leven buiten de studeerkamer. Daar zijn leven en dood immers wel degelijk werkelijkheid en bieden veiligheidsmaatregelen geruststelling. Toch heeft Baudrillard een bruikbare kijk op onze handelingen, die soms meer gewoonte dan noodzaak geworden zijn. De hang van velen naar alsmaar meer veiligheid en welvaart staat het uiteindelijke doel - meer geluk - zeer waarschijnlijk juist in de weg. Een wat diepere ervaring van het leven door acceptatie van de tegenstrijdige kanten en ambivalentie, levert mogelijk een meer intense beleving op. Baudrillard gaat hiermee verder dan theoretici die wijzen op het belang van andere factoren dan de economische om ons welzijn te vergroten. Het komt erop neer dat hij ingaat
pagina 3 van 5 - www.waterlandstichting.nl
tegen elk op materiële veiligheid gebaseerd beleid dan ook. Hij wijst op een levenshouding die compleet ingaat tegen de focus op regulering, economie en het materiële in politiek en cultuur van westerse samenlevingen. Dat betekent niet dat degenen die het moeilijk hebben in onze samenleving niet geholpen moeten worden - volgens Baudrillard is de politieke economie overigens zelf schuldig aan de scheve verdeling van goederen - of dat ongelijkheid geen probleem is dat moet worden aangepakt. Zijn inbreng is eerder een bruikbare gedachteoefening voor mensen die het relatief goed hebben - en zeker in Nederland geldt dat voor de meesten - en die zichzelf geregeld de vraag stellen of ze wel gelukkig zijn. Het leven door de bril van Baudrillard is een geheel van relaties, associaties en vooral ambivalentie. Donker en licht bestaan naast elkaar als twee kanten van dezelfde munt. Zijn schrijven kan gezien worden als een pleidooi voor de acceptatie van een onverklaarbare wereld, en vooral als een viering van die onverklaarbaarheid. Ook kunnen we aan Baudrillard het idee ontlenen dat kunst één van de dingen in ons leven is die de leegte kan vullen. Kunst geeft meer ruimte aan een ambivalente interpretatie van de wereld om ons heen dan wetenschappelijke theorieën, zelfhelp gidsen en dagelijkse wijsheden. Overheid schept voorwaarden, de mens de inhoud Kan de overheid iets doen om ons geluk te vergroten? Als de overheid al een visie zou hebben over hoe burgers hun leven zouden moeten leiden, zou ze, terecht, van paternalisme beticht worden. De kabinetten Balkenende met normen en waarden als stokpaardje waren hier een voorbeeld van. Een liberale rechtstaat is juist gebaseerd op het idee dat we ons leven, binnen de wettelijke kaders, kunnen invullen zoals we willen. Wat de overheid wel kan doen, is randvoorwaarden scheppen voor een volwaardig leven voor iedereen, bijvoorbeeld door ongelijkheid tegen te gaan. Het is weliswaar niet wenselijk dat overheden zich direct bemoeien met ons leven, hun beleid heeft echter invloed op onze mogelijkheden en ook op de manier waarop we naar dingen kijken. Een kabinet dat hoofdzakelijk op de economie focust en kunst en cultuur bijvoorbeeld verwaarloost of er radicaal op bezuinigt, geeft het signaal af dat enkel zaken van belang zijn die een direct meetbaar effect op de economie hebben. Wie moet ons leren hoe we gelukkig kunnen zijn in tijden van vluchtige sociale relaties en een focus op het materiële? Overheden bieden geen handleiding voor hoe we ons leven moeten leiden. Cultuur doordrenkt het gehele weefsel en wordt gecreëerd en gerecreëerd in gedeelde instituties en kleinere sociale verbanden, tot
pagina 4 van 5 - www.waterlandstichting.nl
en met de familie aan toe. Geluk leren we van elkaar en we moeten het samen (re)creëren. Ons bewust zijn van hoe we leven en dit bekritiseren en bediscussiëren zijn daarom cruciaal om hier op de een of andere manier richting aan te geven. Ook expressie en kunst maken onderdeel uit van dit maatschappij omvattende gesprek. Deze activiteiten zijn bovendien waardevol in zichzelf. Ze zijn mogelijk zelfs een invulling blijken te geven aan hetgeen waarnaar we zoeken. Als we wat meer van dit gedrag aan de dag leggen hoeven overheden zich niet druk te maken over gelukssurveys, die - als we Baudrillard er even bijhalen neerkomen op een poging om wéér een deel van onze leefwereld onder cultivatie te brengen. Laat overheden zich bezighouden met ons voorzien van belangrijke randvoorwaarden, inclusief subsidies aan culturele initiatieven en kunst instellingen, daarmee een positief signaal afgevend zonder ons te vertellen wat te doen. Het is aan de inwoners van een staat om zich geïnteresseerd te tonen en vorm te geven aan een interessante inhoud. Misschien wint de activiteit dan vanzelf aan belang ten opzichte van het doel, en vinden we wat we zoeken door bezig te zijn met leven, als een medicijn tegen de gelukskoorts. Fleur Wirtz behaalde een bachelor Sociologie en doet nu de Master of Research aan de London School of Economics and Political Science.
pagina 5 van 5 - www.waterlandstichting.nl