Running Head: ZELFDISTANTIATIE BIJ LOSLATEN VAN ONHAALBARE DOELEN
Wat is het Effect van Zelfdistantiatie bij het Loslaten van Onhaalbare Doelen? Matthijs (Ties) Fakkel Universiteit van Amsterdam Studentnummer 6074618 Bachelorthese voor de Afstudeerrichting Sociale Psychologie Begeleider Dr. J. Marguc-Steck 17 juni 2013
1
ZELFDISTANTIATIE BIJ LOSLATEN VAN ONHAALBARE DOELEN
2
Abstract Mensen lijken de neiging te hebben om negatieve gebeurtenissen te begrijpen en te verklaren. Zelfreflectie kan het verwerken van negatieve herinneringen echter zowel bevorderen als verslechteren. Recente onderzoeken wijzen op de faciliterende rol van zelfdistantiatie bij het adaptief verwerken van negatieve herinneringen. In dit literatuuroverzicht zal worden beschreven op welke manieren en in welke situaties zelfdistantiatie effectief is. In het huidige onderzoeksveld is nog onbekend wat het effect is van zelfdistantiatie bij het loslaten van onhaalbare doelen. Er zal een onderzoeksopzet worden gepresenteerd om het effect van zelfdistantiatie op het loslaten van onhaalbare doelen na te gaan. Tot slot zullen wetenschappelijke en praktische implicaties van de verwachte onderzoeksresultaten worden besproken. Hierbij zullen ook suggesties worden gedaan voor vervolgonderzoek. Kernwoorden: zelfdistantiatie, zelfimmersie, zelfreflectie, piekeren, doelen loslaten, zelfregulatie
ZELFDISTANTIATIE BIJ LOSLATEN VAN ONHAALBARE DOELEN
3
Wat is het Effect van Zelfdistantiatie op het Loslaten van Onhaalbare Doelen? De vaardigheid om op een constructieve manier om te kunnen gaan met negatieve gebeurtenissen vormt een belangrijk aspect van zelfregulatie (Beck, Rush, Shaw, & Emery, 1979, aangehaald in Kross, 2009). Het proces waarin wordt gefocust op eigen ervaringen, gedachten en gevoelens wordt zelfreflectie genoemd (Nolen-Hoeksema, Wisco, & Lyubomirsky, 2008). Binnen de literatuur bestaat discussie over het nut van zelfreflectie bij het omgaan met negatieve herinneringen (o.a. Kross, Ayduk, & Mischel, 2005; Kross & Ayduk, 2011). Deze tweestrijd wordt treffend weergegeven in de zelfreflectie paradox (Kross & Ayduk, 2011). De zelfreflectie paradox stelt dat het aan de ene kant positief is om aan negatieve herinneringen te denken omdat het tot belangrijke inzichten kan leiden. Bovendien kan het de mentale en fysieke gezondheid verbeteren (Chung & Pennebakker, 2007, aangehaald in Kross, 2009). Aan de andere kant leidt het denken aan negatieve herinneringen echter tot het emotioneel herbeleven ervan (Leventhal, 1984, aangehaald in Kross & Ayduk, 2008). Daarnaast kunnen pogingen om negatieve herinneringen te analyseren leiden tot overmatig piekeren (Mor & Winquist, 2002, aangehaald in Kross & Ayduk, 2008). Van alle vormen van zelfreflectie, is piekeren het sterkst gerelateerd aan negatief affect. Op den duur kan piekeren zelfs leiden tot depressie (Kross & Ayduk, 2009). Zelfdistantiatie kan het verschil maken tussen succesvolle en problematische zelfreflectie (Kross, Ayduk & Mischel, 2005). Bij zelfdistantiatie wordt de negatieve herinnering van een psychologische afstand bekeken – zogenaamd vanuit het perspectief van een “vlieg op de muur”. Dit houdt in dat er een psychologische afstand bestaat tussen het zelf dat de negatieve herinnering ophaalt en het zelf dat de negatieve herinnering beleeft (Kross & Ayduk, 2011). Hierdoor ligt de nadruk op het verzamelen van informatie en het vinden van alternatieve verklaringen vanuit een holistisch perspectief van een toeschouwer. Dit biedt de mogelijkheid om een negatieve herinnering te reconstrueren. Zelfimmersie is het
ZELFDISTANTIATIE BIJ LOSLATEN VAN ONHAALBARE DOELEN
4
tegenovergestelde van zelfdistantiatie. Bij zelfimmersie wordt vanuit het eigen, smalle perspectief juist vooral gelet op de specifieke emoties en gebeurtenissen binnen de herinnering. Zelfimmersie leidt tot het gedetailleerd herbeleven van de negatieve herinnering (Kross & Ayduk, 2011). Als verwerkingsstijl zou zelfdistantiatie een einde kunnen maken aan terugkerende negatieve herinneringen. Eerder onderzoek heeft zich tot nu toe gericht op het verwerken van emotionele ervaringen (Kross & Ayduk, 2009). Er bestaan echter meer soorten negatieve herinneringen. Het onvermogen om onhaalbare doelen los te laten leidt eveneens tot terugkerende negatieve herinneringen (Di Paula & Campbell, 2002). Vooralsnog is onbekend of zelfdistantiatie ook positieve effecten heeft op het loslaten van onhaalbare doelen. Het loslaten van onhaalbare doelen kent enkele belangrijke overeenkomsten met het verwerken van andere negatieve herinneringen. Ten eerste, worden beiden beleefd vanuit een perspectief van zelfimmersie (Van Randenborgh, Hüffmeier, LeMoult, & Joorman, 2010; Kross, Ayduk, & Mischel, 2005). Ten tweede, treedt in beide gevallen overmatig piekeren op (Di Paula & Campbell, 2002; Kross & Ayduk, 2008). Ten derde, zijn zowel negatieve herinneringen als het niet kunnen loslaten van onhaalbare doelen gekoppeld aan een verhoogde emotionele reactiviteit (Gollwitzer & Oettingen, 2012; Kross, Ayduk, & Mischel, 2005; Moberly & Watkins, 2010). Op basis van deze overeenkomsten wordt verwacht dat zelfdistantiatie soortgelijke positieve effecten heeft op het loslaten van onhaalbare doelen. Er zal worden getracht te voorspellen wat de effecten van zelfdistantiatie zijn op het loslaten van onhaalbare doelen. Daarvoor zal allereerst een beeld worden geschetst van het proces en de werking van zelfdistantiatie. Op deze manier zal duidelijk worden hoe zelfdistantiatie wordt toegepast en welke effecten het heeft. Vervolgens zal nader worden beschreven wat de overeenkomsten en de verschillen zijn tussen het verwerken van negatieve gebeurtenissen en het loslaten van onhaalbare doelen. Op basis van deze vergelijking zullen
ZELFDISTANTIATIE BIJ LOSLATEN VAN ONHAALBARE DOELEN
5
voorspellingen worden gedaan over de effecten van zelfdistantiatie op het loslaten van onhaalbare doelen. Het verslag zal de beschrijving van een onderzoeksopzet bevatten, om de voorspellingen mee te toetsen. Op basis van de verwachte resultaten zal een beeld worden geschetst van mogelijke implicaties en alternatieve verklaringen. Hieruit zullen enkele voorstellen naar voren komen voor vervolgonderzoek. Zelfdistantiatie en het verwerken van negatieve herinneringen Mensen zijn gemotiveerd om verklaringen te vinden voor negatieve herinneringen, en de bijbehorende negatieve emoties (Jones & Davis, 1965, aangehaald in Ayduk & Kross, 2010). Zelfdistantiatie wordt toegepast bij het effectief verwerken van negatieve herinneringen. Het probleem van negatieve herinneringen is dat zij vaak vanuit het perspectief van zelfimmersie worden overdacht (Kross & Ayduk, 2009; Verduyn, Van Mechelen, & Tuerlinckx, 2012). Vaak wordt er vanuit gegaan dat zelfimmersie het meest effectief is voor het vinden van verklaringen (Wilson & Gilbert, 2008). Zelfimmersie bemoeilijkt echter het cognitief analyseren van negatieve herinneringen (Kross, 2009). Als gevolg van een verkeerd gekozen zelfperspectief, blijven oplossingen uit en resteert het herbeleven van de negatieve emoties. Mensen vervallen in piekeren, wat op den duur zelfs kan leiden tot depressie (NolenHoeksema, Wisco, & Lyubomirsky, 2008). Op de momenten dat zelfdistantiatie het meest nodig is, neigen mensen er naar om zelfimmersie toe te passen (Kross, 2009). Het concept van zelfdistantiatie werd geïntroduceerd door Kross, Ayduk en Mischel (2005). Zij verwachtten dat de effectiviteit van zelfreflectie afhankelijk was van het gehanteerde zelfperspectief. Hiervoor werd een standaardparadigma ontwikkeld om de voorspelling te toetsen. Aan alle deelnemers werd allereerst gevraagd om een negatieve herinnering op te halen. Vervolgens werden deelnemers gevraagd om een zelfperspectief in te nemen. Afhankelijk van de instructies nam een deelnemer het perspectief van zelfdistantiatie of zelfimmersie in. Hierna analyseerden alle deelnemers hun nare herinnering. Deelnemers in
ZELFDISTANTIATIE BIJ LOSLATEN VAN ONHAALBARE DOELEN
6
de zelfdistantiatie-conditie deden dit vanuit het perspectief van een ‘vlieg op de muur’, oftewel als toeschouwer. Deelnemers in de zelfimmersie-conditie deden dit vanuit het eigen, oorspronkelijke perspectief. Alle deelnemers beschreven vervolgens de negatieve herinnering, in een kort essay. Na afloop van deze taak werd de emotionele reactiviteit gemeten, door middel van een vragenlijst. Daarnaast worden de essays van beide perspectieven met elkaar vergeleken, door twee onafhankelijke beoordelaars. Uit de resultaten bleek dat deelnemers die zichzelf distantieerden van hun nare herinnering lager scoorden op emotionele reactiviteit vergeleken met deelnemers die zelfimmersie toepasten. Daarnaast bleek dat de essays geschreven vanuit zelfdistantiatie meer gericht waren op het herconstrueren van de herinnering. Dit draagt bij aan het vinden van alternatieve verklaringen en inzichten. De essays geschreven vanuit zelfimmersie daarentegen, waren meer gericht op herbeleven. Zij omschreven meer emoties en specifieke gebeurtenissen. Zelfdistantiatie lijkt de emotionele reactiviteit te verminderen bij negatieve herinneringen, vergeleken met zelfimmersie. Ook worden er verklaringen en inzichten gevonden die helpen bij het reconstrueren in plaats van het herbeleven van de negatieve herinnering. Het expliciet meten van emotionele reactiviteit heeft echter enkele nadelen. Zo kan een deelnemer sociaal wenselijke antwoorden geven. Een ander, waarschijnlijker probleem zou kunnen zijn, dat een deelnemer alleen een subjectieve vermindering in emotionele reactiviteit ervaart. De vraag is dan of er daadwerkelijk een verminderde emotionele reactie plaatsvindt. Dit zou daarom directer en impliciet gemeten dienen te worden. Kross, Ayduk, en Mischel (2005) vonden in een soortgelijke studie soortgelijke resultaten bij het gebruik van een woorden-afmaak taak. Deze taak diende ertoe om de impliciete emotionele reactiviteit te meten na het ophalen van een negatieve herinnering. Deelnemers die zelfdistantiatie toepasten vormden minder vaak woorden gerelateerd aan woede, dan deelnemers die zelfimmersie toepasten. Hoewel dit sociale wenselijkheid uitsluit, is het geen maat voor objectieve
ZELFDISTANTIATIE BIJ LOSLATEN VAN ONHAALBARE DOELEN
7
emotionele reactiviteit. Ayduk en Kross (2008) besloten om de bloeddruk te meten als impliciete maat van emotionele reactiviteit. Uit eerder onderzoek blijkt dat stress nauw gerelateerd is aan hart- en vaatziekten (Brosschot, Gerin, & Thayer, 2006). Verwacht werd dat de sterke emotionele reactiviteit bij zelfimmersie een hoge bloeddruk ten gevolge zou hebben. Zelfdistantiatie daarentegen zou een lage bloeddruk moeten tonen, bij het verwerken van een negatieve herinnering. De resultaten van het onderzoek bevestigen dit. Op basis van deze onderzoeken, lijkt zelfdistantiatie subjectief en objectief te leiden tot een lagere emotionele reactiviteit dan zelfimmersie. Naast het herbeleven van negatieve emoties, leidt het analyseren van negatieve herinneringen vanuit zelfimmersie ook tot piekeren (Nolen-Hoeksema, Wisco, & Lyubomirsky, 2008). Het standaardparadigma van Kross, Ayduk, en Mischel (2005) lijkt ongeschikt om het effect van zelfdistantiatie op de mate van piekeren te kunnen testen. Piekeren is per definitie namelijk het proces van terugkerend overdenken van de eigen gevoelens en problemen (Nolen-Hoeksema, Wisco, & Lyubomirsky, 2008). Om een consequent verschil in mate van piekeren te kunnen ontdekken, lijkt een extra meetmoment gewenst. Kross & Ayduk (2008) onderzochten de invloed van zelfdistantiatie op piekeren op de korte lange-termijn, door deelnemers na een week opnieuw te toetsen. Het eerste deel van het onderzoek bevestigde de eerdere onderzoeksresultaten: Zelfdistantiatie leidde tot minder emotionele reactiviteit dan zelfimmersie. Tijdens het tweede deel, werd aan alle deelnemers gevraagd om opnieuw de negatieve herinnering op te halen. Hierbij werden geen instructies gegeven voor het innemen van een zelfperspectief. Deelnemers gaven vervolgens aan hoe vaak de negatieve herinnering in de afgelopen week was teruggekomen, en hoe sterk de emotionele reactiviteit dan was. Deelnemers die een week eerder zelfdistantiatie hadden toegepast gaven aan in de afgelopen week minder vaak te hebben gepiekerd over de negatieve herinnering, vergeleken met deelnemers die zelfimmersie hadden toegepast. De emotionele
ZELFDISTANTIATIE BIJ LOSLATEN VAN ONHAALBARE DOELEN
8
reactiviteit bij zelfdistantiatie was na een week bovendien nog steeds laag. De emotionele reactiviteit bij zelfimmersie was daarentegen na een week nog steeds relatief hoog. Zelfdistantiatie vermindert piekeren mogelijkerwijs vanwege het holistische perspectief, dat nieuwe inzichten en alternatieve verklaringen verschaft (Kross & Ayduk, 2011). Deze nieuwe informatie maakt het definitief afsluiten van negatieve herinneringen makkelijker. Zelfdistantiatie lijkt zowel de emotionele reactiviteit als de mate van piekeren te verminderen, tijdens en na het analyseren van negatieve herinneringen. Zowel de intensiteit als de frequentie van negatieve emoties lijkt af te nemen. De duur van een emotie is echter een cruciaal aspect wat vooralsnog buiten beschouwing is gelaten. De duur van een emotionele episode verwijst naar de tijd die verstrijkt tussen de start en het einde van een emotionele ervaring (Verduyn, Delvaux, Van Coillie, Tuerlinckx, & Van Mechelen, 2009). Dezelfde mechanismen liggen ten grondslag aan de intensiteit en de duur van emoties (Verduyn et al., 2011; Waugh, Hamilton, & Gotlib, 2010). Zelfdistantiatie zou daarom de duur van negatieve emoties moeten verkorten, in vergelijking met zelfimmersie. Verduyn et al. (2012) vroegen aan alle deelnemers om elke avond op te schrijven hoe vaak zij zich die dag boos of verdrietig hadden gevoeld. Voor alle gerapporteerde emoties werd gevraagd hoe lang deze duurden. Ook werd gevraagd om te beschrijven vanuit welk perspectief de emoties
werden beleefd. De resultaten lijken de voorspelling te bevestigen. Emoties die vanuit een perspectief van zelfdistantiatie waren beleefd duurden relatief korter dan wanneer de emoties waren beleefd vanuit een perspectief van zelfimmersie. Een punt van kritiek op dit onderzoek is het gebrek aan een manipulatie, en daardoor een gebrek aan een causaal verband. Verduyn et al. (2012) besloten daarom om het experiment te repliceren, met het verschil dat deelnemers ditmaal instructies kregen over het te hanteren zelfperspectief. Zo werden emoties door de helft van de deelnemers beschouwd vanuit het perspectief van zelfdistantiatie. De andere helft van de deelnemers beschouwde hun emoties vanuit het perspectief van
ZELFDISTANTIATIE BIJ LOSLATEN VAN ONHAALBARE DOELEN
9
zelfimmersie. Ook nu bleek zelfdistantiatie de duur van emoties te verkorten, vergeleken met zelfimmersie. Het correlationele onderzoek van Verduyn et al. (2012) verschaft nog twee interessante inzichten. Ten eerste, lijkt het erop dat mensen in staat zijn om in bepaalde gevallen spontaan zelfdistantiatie toe te passen. Ayduk en Kross (2010) keken naar de invloed van spontaan zelfdistantieren bij het analyseren van negatieve herinneringen. Bij deelnemers werden op twee tijdstippen metingen verricht. Uit de eerste meting bleek dat deelnemers die vanuit zichzelf spontaan zelfdistantieerden minder emotionele reactiviteit ervaarden bij het ophalen van een negatieve herinnering, dan deelnemers die zelfimmersie toepasten. De resultaten van de tweede meting na zeven weken voegde daar nog een verschil in mate van piekeren aan toe. Deelnemers die aangaven van nature te zelfdistantiëren, gaven ook aan minder te hebben gepiekerd over de negatieve herinnering vergeleken met deelnemers die zelfimmersie toepasten. De resultaten van spontane zelfdistantiatie liggen in lijn met de resultaten van gemanipuleerde zelfdistantiatie. Ten tweede, wekt het correlationele onderzoek van Verduyn et al. (2012) ook het vermoeden dat er individuele verschillen bestaan in de mate van spontane zelfdistantiatie. Mogelijkerwijs heeft cultuur invloed op de mate van spontane zelfdistantiatie. In een sociaal interafhankelijke cultuur zoals Oost-Azië is men gevoelig voor contextuele informatie. Hierdoor kunnen harmonieuze contacten met anderen worden onderhouden. In een sociaal onafhankelijke cultuur zoals West-Europa, wordt vooral gefocust op zelfrelevante informatie om de individualiteit te waarborgen (Cohen, Hoshino-Browne, & Leung, 2007; Wu & Keysar, 2008). Grossmann en Kross (2010) onderzochten of er culturele verschillen bestaan in de mate van spontane zelfdistantiatie. Verwacht werd dat Russen uit een interafhankelijke cultuur vaker spontaan zelfdistantieerden dan Amerikanen uit een onafhankelijke cultuur. Resultaten toonden aan dat Russen aangaven de negatieve herinnering vooral te reconstrueren,
ZELFDISTANTIATIE BIJ LOSLATEN VAN ONHAALBARE DOELEN
10
terwijl Amerikanen de negatieve herinnering meer herbeleefden. Daardoor vertoonden Russen minder emotionele reactiviteit dan Amerikanen. Binnen interafhankelijke culturen lijkt er meer spontaan te worden gezelfdistantieerd dan binnen onafhankelijke culturen. Individuele verschillen, zoals cultuur, lijken invloed te hebben op de mate van spontane zelfdistantiatie. Tot nu toe blijkt zelfdistantiatie een effectieve verwerkingsstijl te zijn bij negatieve herinneringen. Wat opvalt aan de beschreven bevindingen, is dat zij allemaal intrapersoonlijk van aard zijn. Negatieve herinneringen hebben echter vaak ook gevolgen voor interpersoonlijke processen. Mensen die vaak piekeren over negatieve herinneringen geven bijvoorbeeld aan minder emotionele steun te ontvangen van hun partner (Ayduk & Kross, 2010; Nolen-Hoeksema & Davis, 1999). Zij worden bovendien door anderen als minder wenselijk beschouwd (Ayduk & Kross, 2010; Nolen-Hoeksema & Larson, 1999). Daarnaast zijn piekeraars slechter in het oplossen van interpersoonlijke problemen (Lyubomirsky & Nolen-Hoeksema, 1995). Hetzelfde lijkt te gelden voor de effecten van verhoogde emotionele reactiviteit (Metcalfe & Mischel, 1999). Verwacht wordt daarom dat zelfdistantiatie bijdraagt aan het vinden van oplossingen voor interpersoonlijke problemen en het verbeteren van interpersoonlijke relaties. Om deze voorspelling te toetsen, rekruteerden Ayduk en Kross (2010) ongetrouwde heteroseksuele stelletjes in een romantische, monogame relatie. Tijdens een eerste sessie discussieerden partners met elkaar over een relatieconflict. Tijdens de discussie over een relatieconflict, werd gedrag beoordeeld op basis van de licht aangepaste Rapid Marital Interaction Coding System (RMCIS; Heyman, Eddy, Weiss, & Vivian, 1995). Dit coderingssysteem maakt onderscheid tussen vijandig gedrag en oplossingsgericht gedrag. Vijandig gedrag uit zich o.a. via een negatief stemgeluid, een kritische houding en het negatief interpreteren van opmerkingen. Oplossingsgericht gedrag uit zich o.a. via instemmen met de partner, vragen stellen, en oplossingen aandragen. Discussies werden opgenomen en beoordeeld door onafhankelijke onderzoekers. Na afloop kregen alle deelnemers de opdracht
ZELFDISTANTIATIE BIJ LOSLATEN VAN ONHAALBARE DOELEN
11
mee om dagelijks via een online dagboek aan te geven of er een relationeel conflict had plaatsgevonden. Per conflict gaven deelnemers aan welk zelfperspectief zij hanteerden bij het ophalen van de herinnering aan het conflict. De resultaten lieten zien dat deelnemers die vaak zelfdistantiatie toepasten ook meer oplossingsgericht gedrag vertoonden. Bij deelnemers die overwegend zelfimmersie toepasten, viel op dat er tijdens conflicten vaker vijandig gedrag werd vertoond. Zelfimmersie, of een gebrek aan zelfdistantiatie, draagt op die manier bij aan het escaleren van conflicten (Ayduk & Kross, 2010). Zelfdistantiatie lijkt daarentegen de interpersoonlijke relaties juist te verbeteren. Zelfdistantiatie lijkt een effectieve verwerkingsstijl met verschillende positieve effecten bij negatieve herinneringen. Vooralsnog blijkt het echter lastig om het onderliggende proces van zelfdistantiatie volledig te verklaren (Kross & Ayduk, 2011). Terughoudendheid in het toeschrijven van effecten is daarom gewenst. Mogelijkerwijs is tijdens de experimenten een andere verwerkingsstijl of een combinatie van verwerkingsstijlen gehanteerd. In verschillende therapieën worden technieken gebruikt die conceptueel gelijk zijn aan zelfdistantiatie (Beck, 1970; Linehan, 1993, Resick et al., 2008, aangehaald in Kross & Ayduk, 2011). Aangezien therapieën vaak een combinatie van verschillende stijlen hanteren, geldt ook hier dat het lastig is om exacte effecten toe te wijzen aan elke apart onderdeel (Kross & Ayduk, 2011). Om zelfdistantiatie conceptueel te scheiden van andere verwerkingsstijlen, proberen onderzoekers indien mogelijk te controleren voor alternatieve verwerkingsstijlen. Toekomstig onderzoek zal meer inzichten moeten verschaffen in de exacte werking van zelfdistantiatie. Tot die tijd is het van belang om te verklaren waarom de gevonden resultaten niet kunnen worden toegewezen aan andere verwerkingsstijlen. Zelfdistantiatie wordt vaak vergeleken met verwerkingsstijlen als afleiding, vermijding en acceptatie. Voor elk van deze verwerkingsstijlen geldt dat er bepaalde overeenkomsten zijn met het proces of de effecten van zelfdistantiatie. Belangrijker is echter
ZELFDISTANTIATIE BIJ LOSLATEN VAN ONHAALBARE DOELEN
12
om op te merken dat er enkele verschillen bestaan, die de verwerkingsstijlen kwalitatief van elkaar scheiden. Binnen verwerkingsstijlen wordt onderscheid gemaakt tussen probleemgerichte coping en emotiegerichte coping. Zelfdistantiatie is uniek in het feit dat de focus op beide aspecten ligt. Zelfdistantiatie onderscheidt zich ook op neurocognitief niveau van andere verwerkingsstijlen. Verschillende onderzoeken laten zien dat de hersengebieden gerelateerd aan depressieve symptomen geen afname in activiteit laten zien, na toepassing van cognitieve therapieën tegen depressie (o.a. Siegle, Carter, & Thase, 2006, aangehaald in Kross, Davidson, Weber, & Ochsner, 2009). Deze discrepantie lijkt erop te wijzen dat enkele hersendelen betrokken bij de regulatie van emotionele herinneringen verschillen van hersendelen die betrokken zijn bij de regulatie van reacties op negatieve stimuli (Kross et al., 2009). Zelfdistantiatie lijkt als een van de eerste verwerkingsstrategieën de aan depressieve symptomen gerelateerde hersenactiviteit direct te verminderen (Kross et al., 2009). Dit is in lijn met de proactieve benadering en omschrijving van negatieve emoties in het standaardparadigma (Kross, Ayduk, & Mischel, 2005). Bij vermijding zou dit juist per definitie niet worden verwacht. Hoewel zowel bij vermijding als zelfdistantiatie de psychologische afstand tussen het zelf en de negatieve herinnering wordt vergroot (Williams & Moulds, 2007), lijkt dit bij vermijding het doel op zich. De emoties worden verder namelijk niet verwerkt of afgesloten. Ook Ayduk en Kross (2010) lijken het conceptuele verschil tussen zelfdistantiatie en vermijding te bevestigen. Zij vonden een negatief verband tussen spontane zelfdistantiatie en emotionele reactiviteit. Hoe sterker de toepassing van zelfdistantiatie, hoe lager de emotionele reactiviteit. Het verband tussen vermijding en emotionele reactiviteit vertoonde daarentegen een positieve trend. Een toename in psychologische afstand was geassocieerd met een uiteindelijke toename in emotionele reactiviteit. Deze bevindingen lijken zelfdistantiatie conceptueel te scheiden van vermijding, en subvormen van vermijding. Een voorbeeld van een subvorm van vermijding is
ZELFDISTANTIATIE BIJ LOSLATEN VAN ONHAALBARE DOELEN
13
intellectualisatie. Een kenmerk van deze zeer abstracte verwerkingsstijl is het compleet onderdrukken van emoties (Kross & Ayduk, 2008). Het is niet logisch om te denken dat intellectualisatie deelnemers in staat heeft gesteld om negatieve emoties te omschrijven. Kross en Ayduk (2008) hebben de effecten van zelfdistantiatie daarnaast vergeleken met de effecten van nog een andere subvorm van vermijding, namelijk afleiding. Aanvankelijk leken de onderzoeksresultaten overeen te komen. Zowel zelfdistantiatie als afleiding vertoonden een gelijkwaardige afname in emotionele reactiviteit bij het verwerken van negatieve herinneringen. Na een week werden de twee strategieën echter opnieuw met elkaar vergeleken. Waar de emotionele reactiviteit bij zelfdistantiatie nog steeds laag was, bleek deze bij afgeleide deelnemers een stuk hoger. Afleiding lijkt dus een tijdelijke oplossing voor negatieve herinneringen, terwijl zelfdistantiatie negatieve herinneringen aanpakt en afsluit. Dit blijkt ook uit de bevinding dat deelnemers die zelfdistantieerden aangaven minder te hebben gepiekerd, dan deelnemers die een week eerder slechts werden afgeleid. Kross en Ayduk (2011) spreken van buffer effecten van zelfdistantiatie. Afleiding lijkt geen definitieve oplossing te bieden voor het verwerken van negatieve herinneringen. Nolen-Hoeksema, Wisco, en Lyubomirsky (2008) erkennen wel dat positieve of neutrale afleiding iemand in staat kan stellen om het gemoed te verbeteren voordat zelfdistantiatie wordt toegepast. De beschreven onderzoeken lijken aan te tonen dat zelfdistantiatie zich vanwege een directe en actieve aanpak onderscheidt van andere verwerkingsstijlen. Zelfdistantiatie en het loslaten van onhaalbare doelen De beschreven onderzoeksresultaten kennen een belangrijke beperking. De meeste onderzoeken hebben zich gericht op negatieve herinneringen die negatieve emoties opwekken (Kross & Ayduk, 2009). Er bestaan echter meer negatieve gebeurtenissen waarbij een adequate verwerking essentieel is voor zelfregulatie (Kross, 2009). Een voorbeeld hiervan is het loslaten van onhaalbare doelen (Miller & Wrosch, 2007). Een doel wordt onhaalbaar als
ZELFDISTANTIATIE BIJ LOSLATEN VAN ONHAALBARE DOELEN
14
de kosten te hoog blijken of als de aantrekkelijkheid sterk afneemt (Tan & Yates, 2002). Er bestaan enkele belangrijke overeenkomsten tussen het verwerken van negatieve herinneringen en het loslaten van onhaalbare doelen. Op basis van deze overeenkomsten wordt verwacht dat zelfdistantiatie soortgelijke positieve effecten heeft op het loslaten van onhaalbare doelen, als op het verwerken van negatieve herinneringen. Dezelfde factoren lijken betrokken bij het verwerken van negatieve herinneringen als bij het loslaten van onhaalbare doelen. Zo worden beiden standaard beleefd vanuit een perspectief van zelfimmersie (Kross, Ayduk, & Mischel, 2005; Van Randenborgh, Hüffmeier, LeMoult, & Joormann, 2010). Als gevolg van dit perspectief, treden dezelfde negatieve gevolgen op. Het analyseren van zowel negatieve herinneringen als onhaalbare doelen leidt in dat geval tot een verhoogde emotionele reactiviteit (Gollwitzer & Oettingen, 2012; Kross, Ayduk, & Mischel, 2005; Moberly & Watkins, 2010). Bovendien kan over beide negatieve gebeurtenissen problematisch worden gepiekerd (Di Paula & Campbell, 2002; Kross & Ayduk, 2008; Martin and Tesser, 1996). Er lijkt een bepaalde overlap te bestaan in de onderliggende processen en mechanismen. Het idee dat zowel het loslaten van onhaalbare doelen als het verwerken van negatieve herinneringen belangrijk is voor adequate zelfregulatie onderstreept dat (Kross, 2009; Miller & Wrosch, 2007). Op basis van deze overeenkomsten zou daarom worden verwacht dat zelfdistantiatie soortgelijke effecten zou opleveren bij het loslaten van onhaalbare doelen, als bij het verwerken van negatieve herinneringen. Het loslaten van onhaalbare doelen verschilt echter in bepaalde opzichten van het verwerken van negatieve herinneringen. Ten eerste, kan er een verschil bestaan in motivatie om het probleem op te lossen (Kross & Ayduk, 2005; Van Randenborgh et al., 2010). Waar mensen gemotiveerd zijn om hun eigen negatieve ervaringen te verklaren en af te sluiten, lijkt dat ingewikkelder te zijn bij onhaalbare doelen. In principe worden doelen met een reden
ZELFDISTANTIATIE BIJ LOSLATEN VAN ONHAALBARE DOELEN
15
gesteld, waardoor zij persoonlijke waarde krijgen. Gestelde doelen worden pas problematisch op het moment dat ze onhaalbaar blijken (Tan & Yates, 2002). Mensen willen hun waardevolle doelen niet zomaar loslaten (Van Randenborgh et al., 2010). Een gebrek aan motivatie om onhaalbare doelen los te laten, kan leiden tot een onvermogen om te zelfdistantieren. De positieve effecten van zelfdistantiatie zullen dan überhaupt niet kunnen optreden. Ten tweede, verschilt mogelijkerwijs ook de mate van emotionele intensiteit tussen negatieve herinneringen en onhaalbare doelen. Onafgesloten negatieve herinneringen keren met regelmaat terug in gedachten (Nolen-Hoeksema, Wisco, & Lyubomirsky, 2008), terwijl onhaalbare doelen waar aan wordt vastgehouden continu cognitief toegankelijk zijn (Zeigarnik, 1938, aangehaald in Van Randenborg et al., 2010). Mogelijkerwijs wekken negatieve herinneringen daarom op regelmatige basis negatieve emoties op, terwijl onhaalbare doelen zorgen voor een meer onafgebroken stroom van negatieve emoties. Dit verschil in emotionele frequentie kan leiden tot een verschil in emotionele intensiteit, als dit vanuit het perspectief van zelfimmersie wordt beleefd (Kross,Ayduk,& Mischel, 2005; Van Randenborgh et al., 2010). Hoe intenser emoties worden geactiveerd, hoe lastiger het vervolgens is om zelfcontrole uit te oefenen (Kross & Mischel, 2010, aangehaald in Mischkowski, Kross, & Bushman, 2012). De vraag is dan of zelfdistantiatie ook effectief is bij een emotioneel frequentere en intensere vorm van negatieve gebeurtenissen, zoals onhaalbare doelen. Onderzoek van Kross, Gard, Deldin, Clifton, en Ayduk (2012) lijkt dit te bevestigen. Het effect van zelfdistantiatie werd onderzocht bij deelnemers met een serieuze depressieve klacht. Van depressie is bekend dat het piekeren continu plaatsvindt, en dat de ervaren negatieve emoties intens zijn (Nolen-Hoeksema, Wisco, & Lyubomirsky, 2008). Klinisch depressieve deelnemers die zelfdistantiatie toepasten ervaarden een afname in emotionele reactiviteit en een afname in piekeren, vergeleken met klinisch depressieve
ZELFDISTANTIATIE BIJ LOSLATEN VAN ONHAALBARE DOELEN
16
deelnemers die zelfimmersie toepasten. Op basis van deze onderzoeksresultaten wordt daarom verwacht dat de zelfdistantiatie ook effectief is bij het loslaten van onhaalbare doelen, ondanks het verschil in emotionele intensiteit bij negatieve herinneringen. Een derde verschil tussen negatieve herinneringen en onhaalbare doelen heeft betrekking op de focus van piekeren. Het piekeren over negatieve herinneringen lijkt meer gericht op emoties, terwijl het piekeren over onhaalbare doelen meer gericht lijkt op een obstakel naar het doel. Dit lijkt echter geen negatieve consequenties te hebben voor zelfdistantiatie. Piekeren over het zelf en piekeren over een doel vertonen namelijk sterke gelijkenissen en lijken onderdeel van een algemene eigenschap van piekeren (Moberly & Watkins, 2010). Bovendien is zelfdistantiatie, zoals eerder aangegeven, een verwerkingsstijl die zowel emotiegericht als probleemgericht is. Het verschil in focus van piekeren zal het effect van zelfdistantiatie bij het loslaten van onhaalbare doelen waarschijnlijk niet beïnvloeden. Het verwerken van negatieve herinneringen en het loslaten van onhaalbare doelen hebben enkele overeenkomsten en enkele verschillen. Beiden worden vanuit een perspectief van zelfimmersie beleefd, met een hoge emotionele reactiviteit en een hoge mate van piekeren tot gevolg. Ze verschillen echter in de mate van motivatie, in emotionele intensiteit, en in de focus van piekeren. Dit lijken echter geen onoverkomelijke verschillen. Verwacht wordt daarom dat zelfdistantiatie effectief is bij het loslaten van onhaalbare doelen. Nader onderzoek zal moeten uitwijzen of dat ook daadwerkelijk zo is. In dit literatuuroverzicht is allereerst gekeken naar de effecten van zelfdistantiatie op het verwerken van negatieve herinneringen. Beschreven onderzoek geeft een indicatie van het onderliggende mechanisme van zelfdistantiatie. Daarnaast is beschreven in welke situaties en onder welke omstandigheden zelfdistantiatie effectief lijkt te zijn. Vervolgens is gekeken naar een specifieke tekortkoming in het huidige onderzoeksveld. Er is nog te weinig onderzoek
ZELFDISTANTIATIE BIJ LOSLATEN VAN ONHAALBARE DOELEN
17
gedaan naar het effect van zelfdistantiatie op het loslaten van onhaalbare doelen. Het verwerken van negatieve herinneringen en het loslaten van onhaalbare doelen hebben enkele overeenkomsten en enkele verschillen. Beiden lijken te werken volgens hetzelfde mechanisme, terwijl de verschillen niet onoverkomelijk lijken. Verwacht wordt daarom dat de positieve effecten van zelfdistantiatie ook optreden bij het loslaten van onhaalbare doelen. Met betrekking tot onderzoek naar het effect van zelfdistantiatie op het loslaten van onhaalbare doelen, is het belangrijk om een nauwkeurig onderzoek op te zetten. Op die manier kunnen eerdere tekortkomingen en alternatieve verklaringen zoveel mogelijk worden uitgesloten. Hieronder volgt een onderzoeksvoorstel naar zelfdistantiatie en het loslaten van onhaalbare doelen. Onderzoeksopzet Allereerst zal worden gekeken naar de invloed van zelfdistantiatie op het loslaten van onhaalbare doelen. Van Randenborgh, Hüffmeier, LeMoult, en Joormann (2010) zijn een van de eersten die onderzoek hebben gedaan naar het verband tussen zelfperspectief en het loslaten van onhaalbare doelen. Deelnemers die sterke zelfimmersie toepasten, piekerden meer over doelen en namen daar minder afstand van, vergeleken met deelnemers die weinig zelfimmersie toepasten. Van Randenborgh et al. (2010) hebben echter het zelfperspectief van zelfdistantiatie volledig buiten beschouwing gelaten. In dit experimentele onderzoek zal het zelfperspectief van deelnemers worden gemanipuleerd, waarbij zowel naar zelfimmersie als naar zelfdistantiatie zal worden gekeken. Vervolgens zal worden gemeten in welke mate deelnemers in staat zijn om onhaalbare doelen los te laten. Verwacht wordt dat deelnemers die zelfdistantiatie toepassen vaker onhaalbare doelen los zullen laten dan deelnemers die zelfimmersie toepassen. Ook wordt verwacht dat deelnemers die zelfdistantiatie toepassen minder piekeren over het onhaalbare doel dan deelnemers die zelfimmersie toepassen. Tot slot wordt verwacht dat het toepassen van zelfdistantiatie leidt tot een lagere emotionele
ZELFDISTANTIATIE BIJ LOSLATEN VAN ONHAALBARE DOELEN
18
reactiviteit bij het ophalen van het onhaalbare doel vergeleken met het toepassen van zelfimmersie. Methode Deelnemers Deelnemers aan dit onderzoek zullen merendeels student zijn. Om een betrouwbare meting te kunnen doen zal worden uitgegaan van 40 deelnemers per conditie. De leeftijd varieert waarschijnlijk tussen de 18 en 23 jaar, uitzonderingen daargelaten. Er worden geen verschillen in leeftijd of sekse verwacht tussen de condities. Materialen & Procedure Bij binnenkomst lezen en tekenen deelnemers een informed consent. Hierin zal worden vermeld dat zij zullen gaan deelnemen aan twee zogenaamd ongerelateerde taken. Ook zullen enkele persoonlijke gegevens worden ingevuld. Vervolgens neemt de deelnemer plaats achter een computer, waarna de eerste taak (Nolen-Hoeksema & Morrow, 1993; Van Randenborgh et al., 2010) kan beginnen. Deelnemers worden via het computerscherm medegedeeld dat zij 16 zelfgerichte zinnen zullen gaan lezen. Deze zinnen zijn neutraal in affect en valentie (bijv. “denk na over de mogelijke gevolgen van hoe je je nu voelt”, “denk na over wat je heeft gemaakt tot wie je nu bent”). Na deze uitleg, krijgen deelnemers – afhankelijk van hun conditie – instructies over het te hanteren zelfperspectief. Aan deelnemers in de zelfdistantiatie conditie wordt gevraagd de zinnen te beleven vanuit het afstandelijke perspectief van een toeschouwer, als zijnde een “vlieg op de muur”. In de instructies zal worden benadrukt dat deelnemers uit de zelfdistantiatie conditie zich moeten richten op het verzamelen van informatie en het vinden van alternatieve verklaringen. Aan deelnemers in de zelfimmersie conditie wordt gevraagd de zinnen te beleven vanuit het eigen, nauwe perspectief. De instructies zullen benadrukken dat deelnemers uit de zelfimmersie conditie zich moeten richten op het beleven van de gebeurtenissen en hun emoties. Via deze instructies
ZELFDISTANTIATIE BIJ LOSLATEN VAN ONHAALBARE DOELEN
19
ontstaat een verschil in zelfperspectief (o.a. Kross, Ayduk, & Mischel, 2005; Kross & Ayduk, 2011; Verduyn et al., 2012). Daarna lezen deelnemers de zinnen een voor een. Na elke zin heeft een deelnemer 20 seconden de tijd om de zelfperspectief instructies toe te passen. Vervolgens geeft de deelnemer op een zevenpunts Likert-schaal aan in welke mate welk zelfperspectief is toegepast (vb. 1 = volledig beleefd vanuit eigen perspectief, 7 = volledig beleefd vanuit perspectief van een toeschouwer). Het gemiddelde van deze 16 waarden zal gelden als expliciete maat van zelfperspectief. Om zelfperspectief ook impliciet te meten, zullen deelnemers aan het eind van de 16 gepresenteerde zinnen ook een kort essay schrijven waarin zij beschrijven op welke wijze zij de zinnen hebben verwerkt (Kross, Ayduk, & Mischel, 2005). Deze verslagen zullen worden beoordeeld door twee onafhankelijke beoordelaars op de mate van reconstrueren en herbeleven. In eerdere onderzoeken is zelfdistantiatie regelmatig met slechts één item gemeten (o.a. Ayduk & Kross, 2010; Kross, 2009). Deze uitgebreidere metingen waarborgen de validiteit door alternatieve verwerkingsstijlen uit te sluiten (Kross & Ayduk, 2008; Kross et al., 2009). Deze eerste taak primed deelnemers met een zelfperspectief. Verwacht wordt dat dit zelfperspectief overdraagt op een volgende ongerelateerde taak (Kross & Ayduk, 2008). De tweede taak bestaat uit het oplossen van anagrammen, zoals gedaan door Van Randenborgh et al. (2010). Door middel van deze anagramtaak wordt het loslaten van onhaalbare doelen gemeten. Deelnemers krijgen via een computerscherm 20 anagrammen voorgezet: 12 zijn oplosbaar, 8 zijn onoplosbaar. Deelnemers weten niet dat enkele anagrammen onoplosbaar zijn. Hierover worden zij pas ingelicht tijden de debriefing. In totaal krijgen deelnemers zeven minuten de tijd voor deze taak, maar zij mogen maximaal 40 seconden doen over een anagram. Indien een anagram sneller wordt opgelost worden de resterende seconden omgezet in bonuspunten. Alle deelnemers worden geïnstrueerd om zoveel mogelijk punten te halen en hun best te doen. Daarnaast kunnen deelnemers de klok zien terugtellen. Door op deze wijze
ZELFDISTANTIATIE BIJ LOSLATEN VAN ONHAALBARE DOELEN
20
een prestatie-oriëntatie te activeren (Henderson et al., 2007, aangehaald in Van Randenborgh et al., 2010), wordt het belang van het loslaten van onhaalbare doelen benadrukt. Moeilijke anagrammen kunnen tijdelijk worden overgeslagen. Dit aantal overgeslagen anagrammen dient als maat voor het loslaten van onhaalbare doelen. Na een week zullen alle deelnemers via de e-mail opnieuw worden bericht om de mate van piekeren te meten. Zij krijgen de expliciete vraag een schatting te maken van hoe vaak zij de afgelopen week aan de onopgeloste anagrammen hebben gedacht (o.a. Ayduk & Kross, 2010; Kross & Ayduk, 2008). Daarnaast zal als impliciete maat van piekeren aan deelnemers worden gevraagd om uit 16 anagrammen de 8 eerder getoonde onoplosbare anagrammen aan te wijzen. Elk correct antwoord geldt als een punt, waardoor een uiteindelijke eindscore voor impliciet piekeren ontstaat. Tot slot zal in de e-mail nog worden gevraagd naar de ervaren emotionele reacties bij het denken aan de onopgeloste anagrammen. Via twee open vragen kunnen deelnemers op een Likert schaal van 1 tot 7 de valentie van de ervaren emoties (1= zeer negatief, 7= zeer positief) en de intensiteit van de ervaren emoties (1= zeer zwak, 7= zeer sterk) aangeven. Na ontvangst van alle antwoorden wordt door de onderzoekers een bevestigingsmail gestuurd met daarin een debriefing en een toelichting op het uitkeren van de beloning. Tussen de condities worden geen persoonlijke verschillen verwacht in sekse of leeftijd. Bij de eerste taak wordt verwacht dat deelnemers in de zelfdistantiatie conditie een hoger gemiddelde hebben op de zelfperspectief items na elke zin, vergeleken met deelnemers die zelfimmersie toepassen. Ook wordt verwacht dat de essays van de deelnemers uit de zelfdistantiatie conditie meer gericht zijn op reconstructie, en de essays van deelnemers uit de zelfimmersie conditie juist meer op herbeleven. Bij de tweede taak wordt verwacht dat deelnemers die geprimed zijn met zelfdistantiatie meer onoplosbare anagrammen overslaan, vergeleken met deelnemers die geprimed zijn met zelfimmersie. Er wordt geen verschil tussen condities verwacht in het overslaan van oplosbare anagrammen. Bij de metingen van een
ZELFDISTANTIATIE BIJ LOSLATEN VAN ONHAALBARE DOELEN
21
week later, wordt verwacht dat deelnemers uit de zelfdistantiatie conditie minder vaak aan de anagrammen hebben gedacht dan deelnemers uit de zelfimmersie conditie. Ook wordt verwacht dat deelnemers uit de zelfdistantiatie conditie minder onopgeloste anagrammen herkennen dan deelnemers uit de zelfimmersie conditie. Tot slot wordt verwacht dat deelnemers die zelfdistantiatie toepassen minder en minder intense negatieve emoties hebben ervaren bij het ophalen van onhaalbare doelen, vergeleken met deelnemers uit de zelfimmersie conditie. Verwachte resultaten De hypotheses kunnen na zorgvuldige omscoring allen worden getoetst via onafhankelijke t-toetsen. Er wordt verondersteld dat de deelnemers in beide condities niet verschillen qua personalia. Verwacht wordt dat eerder genoemde hypothesen allemaal uitkomen. Dit zou betekenen dat deelnemers die zelfdistantiatie toepassen vaker onoplosbare anagrammen overslaan dan deelnemers die zelfimmersie toepassen. Er wordt geen verschil tussen condities gevonden in het overslaan van oplosbare anagrammen. Na een week zal blijken dat deelnemers die zelfdistantieerden minder hebben gepiekerd over de onopgeloste anagrammen dan deelnemers die zelfimmersie toepasten. Bovendien ervaren zelfdistantieerders minder en minder intense negatieve emoties dan deelnemers die zelfimmersie toepassen. Uit deze onderzoeksresultaten zou de bredere conclusie kunnen worden getrokken dat zelfdistantiatie effectief lijkt te zijn bij het loslaten van onhaalbare doelen. Het toepassen van zelfdistantiatie leidt tot minder piekeren over onhaalbare doelen en minder emotionele reactiviteit bij het ophalen van onhaalbare doelen, vergeleken met zelfimmersie.
Conclusies en Discussie
ZELFDISTANTIATIE BIJ LOSLATEN VAN ONHAALBARE DOELEN
22
Op basis van de besproken theorie wordt verwacht dat zelfdistantiatie soortgelijke positieven effecten heeft op het loslaten van onhaalbare doelen als dat het heeft bij het verwerken van (andere) negatieve herinneringen. Zelfdistantiatie stelt individuen in staat om onhaalbare doelen los te laten. Hierdoor wordt overmatig piekeren voorkomen en de emotionele reactiviteit verlaagd, met betrekking tot het onhaalbare doel. Deze bevindingen hebben zowel praktische als wetenschappelijke implicaties. De praktische implicaties van de effecten van zelfdistantiatie bij het loslaten van onhaalbare doelen kunnen een brede impact hebben op de maatschappij. Voor veel werkgevers, onderwijsinstellingen, en sportverenigingen is het van belang dat zowel leidinggevenden als ondergeschikten in staat zijn om een gesteld doel dat onhaalbaar blijkt los te kunnen laten. Denk hierbij aan situaties waarin werknemers snel dienen te handelen naar veranderende wensen van klanten, studenten die leerdoelen moeten loslaten om te presteren, of sporters die na het halen van de top hun doel moeten bijstellen naar het blijven aan de top. Daarnaast lijkt het kunnen loslaten van doelen, een cruciale vaardigheid voor succesvolle zelfregulatie (Van Randenborgh et al., 2010). Klachten als een negatief zelfbeeld of depressie lijken te kunnen worden voorkomen door op tijd afstand te nemen van onhaalbare doelen (Nolen-Hoeksema, Wisco, & Lyubomirsky, 2008). Mogelijkerwijs geldt dit ook voor klachten als burn-out of faalangst, met name bij kwetsbare groepen als klinisch depressieven of jonge kinderen (Kross, Duckworth, Ayduk, Tsukayama, & Mischel, 2011; Kross, Gard, Deldin, Clifton, & Ayduk, 2012). Zelfdistantiatie kan wellicht helpen een cirkel van negatieve feedback te doorbreken (Nolen-Hoeksema, Wisco, & Lyubomirsky, 2008). De verwachtingen voor nader onderzoek op dit gebied lijkt vooralsnog positief, mede vanwege deze veronderstelde onderzoeksresultaten. Voor wat betreft de wetenschappelijke implicaties, wekken deze onderzoeksresultaten enkele interessante vragen op. Zo lijken de gevonden onderzoeksresultaten een nieuw licht te
ZELFDISTANTIATIE BIJ LOSLATEN VAN ONHAALBARE DOELEN
23
werpen op de motivatie- en prestatiepsychologie. Recente bevindingen erkennen het belang van de vaardigheid om tussen verschillende soorten doelen te kunnen schakelen (Gollwitzer & Oettingen, 2012). Op basis van de gevonden onderzoeksresultaten, kan zelfdistantiatie een belangrijke bijdrage leveren in het ontwikkelen van een dergelijke flexibiliteit. Nader onderzoek naar de rol van zelfdistantiatie bij het verbeteren van het nastreven van doelen, kan een brede maatschappelijke impact hebben. Denk hierbij aan het belang voor bedrijven, scholen, en sportverenigingen, waarbij zowel leren als presteren vereist wordt. Daarnaast is bekend dat onbehaalde doelen zowel bewust als onbewust cognitief toegankelijk kunnen blijven, totdat deze zijn behaald (Zeigarnik, 1938, aangehaald in Van Randenborgh et al., 2010). Op basis van de beschreven onderzoeksresultaten lijkt zelfdistantiatie de bewuste cognitieve toegankelijkheid van onhaalbare doelen te verminderen, vanwege een afname in piekeren. Het is echter nog onbekend of zelfdistantiatie ook de onbewuste cognitief toegankelijkheid verminderd. Nader onderzoek zal de gevolgen van deze onbewuste toegankelijkheid moeten verduidelijken, alsmede de rol die zelfdistantiatie daarin kan spelen. Een ander interessant onderwerp om nader te onderzoeken heeft betrekking op spontane zelfdistantiatie bij het loslaten van onhaalbare doelen. Zoals eerder beschreven lijken individuen te verschillen in de mate waarin zij spontaan zelfdistantieren bij het ophalen van negatieve herinneringen. De vraag is of dat ook geldt bij het loslaten van onhaalbare doelen. Enerzijds kan dit bijdragen aan een verbeterde zelfregulatie (Van Randenborh et al., 2010), terwijl spontaan zelfdistantieren van doelen anderzijds ook ten koste lijkt te kunnen gaan van de toewijding. Tot slot, kan bij vervolgonderzoek worden getracht om de onhaalbare doelen persoonlijker te maken. Op deze wijze worden de onderzoeksresultaten meer ecologisch valide. Mogelijkerwijs vinden personen het makkelijker om onpersoonlijke doelen los te laten, vergeleken met persoonlijke doelen (Van Randenborgh et al., 2010). Echter, individuen kun ook juist meer gemotiveerd zijn om persoonlijke onhaalbare doelen los te laten vergeleken
ZELFDISTANTIATIE BIJ LOSLATEN VAN ONHAALBARE DOELEN
24
met onpersoonlijke onhaalbare doelen (Jones & Davis, 1965, aangehaald in Ayduk & Kross, 2010). Er lijken dus verschillende verbeterpunten en uitdagingen te liggen voor vervolgonderzoek naar zelfdistantiatie bij het loslaten van onhaalbare doelen. Ook in algemenere zin kent het onderzoeksveld naar zelfdistantiatie enkele tekortkomingen. Ten eerste, is het psychologische mechanisme tussen psychologische afstand en zelfregulatie verondersteld in plaats van empirisch onderzocht (o.a. Wang et al., 2012). Zoals eerder erkend, is het van belang dat hier in de toekomst meer theoretische en empirische aandacht aan wordt besteed om dit mechanisme exact te begrijpen. Ten tweede, is het de vraag of de bevindingen betreffende zelfdistantiatie daadwerkelijk stand houden in het dagelijkse leven van kwetsbare groepen. Kwetsbare groepen als klinisch depressieven of kinderen hebben namelijk een zeer sterke neiging om te piekeren (Nolen-Hoeksema et al., 2008). Dit bemoeilijkt het toepassen van een zelfgedistantieerd perspectief (Kross & Ayduk, 2011). De mensen die het meest zouden kunnen profiteren van zelfdistantiatie, hebben er tegelijkertijd ook het meeste moeite mee. Er lijken echter positieve aanwijzingen te bestaan dat zelfdistantiatie ook bij deze kwetsbare groepen positieve effecten kan hebben. Soortgelijke technieken worden namelijk al toegepast bij de behandeling van persoonlijkheidsstoornissen (Linehan, 1993, aangehaald in Kross & Ayduk, 2011) en PTST (Resick et al., 2008, aangehaald in Kross & Ayduk, 2011). Aangezien zelfdistantiatie bij behandeling wordt toegepast in een verzameling van technieken, zal toekomstig onderzoeken uit moeten wijzen wat de exacte rol kan zijn van zelfdistantiatie bij de behandeling van psychologische stoornissen. Daarnaast laat onderzoek zien dat 10-jarige kinderen na zelfdistantiatie-instructies dezelfde positieve effecten ervaren als volwassenen (Kross et al., 2011). Soortgelijke positieve effecten werden gevonden bij klinisch depressieven (Kross et al., 2012).
ZELFDISTANTIATIE BIJ LOSLATEN VAN ONHAALBARE DOELEN
25
Ten derde, bestaat de vraag of zelfdistantiatie altijd de meest effectieve verwerkingsstijl is bij negatieve herinneringen. Onderzoek van Wang, Lin, Huang en Yeh, (2012) suggereert dat het zelfperspectief dient te worden afgestemd op de gewoonte van een individu. In de meeste gevallen worden negatieve gebeurtenissen vanuit een perspectief van zelfimmersie geanalyseerd (Kross & Ayduk, 2009). Sommige mensen distantiëren echter al van nature bij negatieve herinneringen. In die gevallen kan zoals eerder aangegeven zelfimmersie een effectieve eerste stap zijn (Wang et al., 2012). Toekomstig onderzoek zal uitwijzen in welke gevallen zelfdistantiatie precies effectief is en in welke gevallen niet. De onderzoeksresultaten naar zelfdistantiatie lijken positief. Verschillende groepen individuen ervaren verschillende positieve effecten in verschillende situaties. Wat zowel een nadeel als een voordeel is van de positieve onderzoeksresultaten, is dat zij steeds nieuwe interessante vragen oproepen. Het onderzoeksveld naar zelfdistantiatie is nog relatief jong, maar veelbelovend. Voor de toekomst lijken er voldoende aanknopingspunten te bestaan om een nog grotere en concretere impact te krijgen op zowel de wetenschap als de maatschappij.
ZELFDISTANTIATIE BIJ LOSLATEN VAN ONHAALBARE DOELEN
26
Literatuurlijst
Ayduk, O., & Kross, E. (2008). Enhancing the pace of recovery: Selfdistanced analysis of negative experiences reduces blood pressure reactivity. Psychological Science, 19, 229 –231. doi:10.1111/j.1467-9280.2008.02073.x
Ayduk, O., & Kross, E. (2010). From a distance: Implications of spontaneous self-distancing for adaptive self-reflection. Journal of Personality and Social Psychology, 98, 809– 829. doi:10.1037/a0019205 Brosschot, J. F., Gerin, W., & Thayer, J. F. (2006). The perseverative cognition hypothesis: A review of worry, prolonged stress-related physiological activation, and health. Journal of Psychosomatic Research, 60, 113–124. doi:10.1016/j.jpsychores.2005.06.074 Cohen, D., Hoshino-Browne, E., & Leung, A. K. -y. (2007). Culture and the structure of personal experience: Insider and outsider phenomenologies of the self and social world. In M.P. Zanna (Ed.), Advances in experimental social psychology, 39, 1 – 67. San Diego, CA: Academic Press. Di Paula, A., & Campbell, J. D. (2002). Self-esteem and persistence in the face of failure. Journal of Personality and Social Psychology, 83, 711–724. doi:10.1037//00223514.83.3.711 Faul, F., Erdfelder, E., Buchner, A., & Lang, A.-G. (2009). Statistical power analyses using G*Power 3.1: Tests for correlation and regression analyses. Behavior Research Methods, 41, 1149–1160. doi:10.3758/BRM.41.4.1149 Gollwitzer, P. M., & Oettingen, G. (2012). Goal pursuit. In R. M. Ryan (Ed.), The Oxford handbook of motivation (pp. 208-231). New York: Oxford. Grossmann, I., & Kross, E. (2010). The impact of culture on adaptive vs. maladaptive selfreflection. Psychological Science, 21, 1150–1157. doi:10.1177/0956797610376655
ZELFDISTANTIATIE BIJ LOSLATEN VAN ONHAALBARE DOELEN
27
Heyman, R. E., Eddy, J. M., Weiss, R. L., & Vivian, D. (1995). Factor analysis of the Marital Interaction Coding System. Journal of Family Psychology, 9, 209–215. Kross, E. (2009). When self becomes other: Towards an integrative understanding of the processes distinguishing adaptive self-reflection from rumination. Annals of the New York Academy of Sciences, 1167, 35–40. doi:10.1111/j.1749-6632.2009.04545.x Kross, E., & Ayduk, O. (2008). Facilitating adaptive emotional analysis: Short-term and longterm outcomes distinguishing distanced-analysis of negative emotions from immersedanalysis and distraction. Personality and Social Psychology Bulletin, 34, 924 –938. doi:10.1177/0146167208315938 Kross, E., & Ayduk, O. (2009). Boundary conditions and buffering effects: Does depressive symptomatology moderate the effectiveness of selfdistancing for facilitating adaptive emotional analysis? Journal of Research in Personality, 43, 923–927. doi:10.1016/j.jrp.2009.04.004 Kross, E., & Ayduk, O. (2011). Making meaning out of negative experiences by selfdistancing. Current Directions in Psychological Science, 20, 187–191. doi: 10.1177/0963721411408883 Kross, E., Ayduk, O., & Mischel, W. (2005). When asking “why” doesn’t hurt: Distinguishing reflective processing of negative emotions from rumination. Psychological Science, 16, 709–715. doi:10.1111/j.1467-9280.2005.01600.x Kross, E., Davidson, M., Weber, J., & Ochsner, K. (2009). Coping with emotions past: The neural bases of regulating affect associated with negative autobiographical memories. Biological Psychiatry, 65, 361–366. doi:10.1111/j.1745-6924.2008.00088.x Kross, E., Duckworth, A., Ayduk, O., Tsukayama, E., & Mischel, W. (2011). The effect of self–distancing on adaptive vs. maladaptive self–reflection in children. Emotion, 11, . 1032–1039.
ZELFDISTANTIATIE BIJ LOSLATEN VAN ONHAALBARE DOELEN
28
Kross, E., Gard, D., Deldin, P., Clifton, J., & Ayduk, O. (2012). “Asking why” from a distance: Its cognitive and emotional consequences for people with major depressive disorder. Journal of Abnormal Psychology, 121, 559–569. Nolen-Hoeksema, S., & Davis, C.G. (1999). ‘‘Thanks for sharing that’’: Ruminators and their social support networks. Journal of Personality and Social Psychology, 77, 801–814. Nolen-Hoeksema, S., & Larson, J. (1999). Coping with loss. Mahwah, NJ: Erlbaum. Nolen-Hoeksema, S., & Morrow, J. (1993). Effects of rumination and distraction on naturally occurring depressed mood. Cognition and Emotion, 7, 561–570. Nolen-Hoeksema, Wisco, B., & Lyubomirsky, S. (2008). Rethinking rumination. Perspectives on Psychological Science, 3, 400–424. doi:10.1111/j.1745-6924.2008.00088.x Lyubomirsky, S., & Nolen-Hoeksema, S. (1995). Effects of self-focused rumination on negative thinking and interpersonal problem solving. Journal of Personality and Social Psychology, 69, 176–190. Martin, L. L., & Tesser, A. (1996). Some ruminative thoughts. In R. S. Wyer Jr (Ed.), Ruminative thoughts. Advances in social cognition (Vol. 9, pp. 1–47). Hillsdale, NJ: Lawrence Erlbaum Associates, Inc. Metcalfe, J., & Mischel, W. (1999). A hot/cool-system analysis of delay of gratification: Dynamics of willpower. Psychological Review, 106, 3-19. Miller, G. E., & Wrosch, C. (2007). You’ve gotta know when to fold ‘em: Goal disengagement and systemic inflammation in adolescence. Psychological Science, 18, 773–777. Mischkowski, D., Kross, E., & Bushman, B. J. (2012). Flies on the wall are less aggressive: Self-distancing “in the heat of the moment” reduces aggressive thoughts, angry feelings and aggressive behavior. Journal of Experimental Social Psychology, 48, 1187–1191. doi:10.1016/j.jesp.2012.03.012
ZELFDISTANTIATIE BIJ LOSLATEN VAN ONHAALBARE DOELEN
29
Moberly, N. J., & Watkins, E. R. (2010). Negative affect and ruminative self-focus during everyday goal pursuit. Cognition and Emotion, 24, 729–739. doi: 10.1016/j.brat.2008.06.004 Tan, H. T., & Yates, J. F. (2002). Financial budgets and escalation effects. Organizational Behavior and Human Decision Processes, 87, 300–322. doi:10.1006/obhd.2001.2967 Van Randenborgh, A., Hüffmeier, J., LeMoult, J., & Joormann, J. (2010). Letting go of unmet goals: Does self-focused rumination impair goal disengagement? Motiv Emot, 34, 325–332. doi:10.1007/s11031-010-9190-9 Verduyn, P., Delvaux, E., Van Coillie, H., Tuerlinckx, F., & Van Mechelen, I. (2009). Predicting the duration of emotional experience: Two experience sampling studies. Emotion, 9, 83–91. doi:10.1037/a0014610 Verduyn, P., Van Mechelen, I. , Kross, E., Chezzi, C., & Van Bever, F. (2012). The relationship between self-distancing and the duration of negative and positive emotional experiences in daily life. Emotion, 12, 1248–1263. doi: 10.1037/a0028289 Verduyn, P., Van Mechelen, I., & Tuerlinckx, F. (2011). The relation between event processing and the duration of emotional experience. Emotion, 11, 20–28. doi:10.1037/a0021239 Waugh, C. E., Hamilton, J. P., & Gotlib, I. H. (2010). The neural temporal dynamics of the intensity of emotional experience. NeuroImage, 49, 1699–1707. doi:10.1016/j.neuroimage.2009.10.006 Williams, A. D. & Moulds, M. L. (2007). Cognitive avoidance of intrusive memories: Recall vantage perspective and associations with depression. Behaviour Research and Therapy, 45, 1141–1153. doi:10.1016/j.brat.2006.09.005
ZELFDISTANTIATIE BIJ LOSLATEN VAN ONHAALBARE DOELEN
Wilson, T. D., & Gilbert, D. T. (2008). Explaining away: A model of affective adaptation. Perspectives on Psychological Science, 3, 370– 386. doi:10.1111/j.17456924.2008.00085.x Wu, S., & Keysar, B. (2007). The effect of culture on perspective taking. Psychological Science, 18, 600–606. doi:10.1111/j.1467-9280.2007.01946.x
30