‘Vrijheid kun je bedenken’ Tekst door Désanne van Brederode, filosofe en schrijfster Spreker tijdens Hack the Brain 2014
Geachte toehoorders, Voor u staat een vrij mens. U bent vrij om dat verschijnsel eens goed te bekijken, te beluisteren, te beschouwen, en dan kunt u, in uzelf, allerlei oordelen vellen over wat u waarneemt en deze oordelen combineren om vervolgens inderdaad te concluderen: ja, dat is een mens, een vrouw, een blanke, van gemiddelde omvang en lengte en vermoedelijk zo rond de veertig jaar. Maar vrij?! Ik besef dat ik in al mijn ogenschijnlijke vrije keuzes sterk beïnvloed word door modes, door de ongeschreven codes van Ons Soort Mensen, door de prikkels waaraan ik de hele dag word blootgesteld, zelfs als ik rustig achter mijn laptop zit te schrijven. Ik meen dat ik mijn omgeving, en mijn eigen reacties daarop, redelijk bewust waarneem, maar ik weet ook dat er een heleboel aan mijn zintuigen ontsnapt, dat veel informatie al gekleurd en/of gefilterd bij me binnenkomt, en dat veel van de reacties die ik zelf als authentiek beleef, en als blijken van mijn autonome ‘in de wereld staan’, wel degelijk cultureel bepaald zijn. Kortom, ik zei u dat ik een vrij mens ben, terwijl ik besef dat ik dat maar tot op zekere hoogte ben. Dat heb ik dan toch nog enigszins gepoogd te corrigeren, door uw eventuele mitsen en maren alvast een slag voor te zijn. Er zijn echter mensen, vrije mensen, die nu even heel hard moeten lachen, al doen ze dat misschien alleen in gedachten, omdat ze nu eenmaal beschaafd zijn opgevoed. Deze mensen vinden het spijtig voor mij dat ik een sensatie, een gevoel van vrijheid, verwar met een idee van vrijheid. Een idee is namelijk niet fysiek ervaarbaar of meetbaar en dus aantoonbaar aanwezig is in de fysieke, materiële werkelijkheid. Het is ook niet alleen maar voor het blote oog onzichtbaar, maar dan toch wel te onderzoeken onder een microscoop – nee, er is simpelweg geen apparatuur voorhanden waarmee het idee vrijheid, als louter ideële realiteit, kan worden bewezen. Wél kan men met behulp van onderzoek op het spoor komen wat er in de hersenen gebeurt zodra mensen het woord vrijheid horen, of wanneer ze aan situaties worden blootgesteld die ze zelf aanduiden met de term vrijheid. Ik ben volgens deze mensen dus een gegijzelde van mijn eigen grijze cellen, en die cellen zijn zo aardig om mij bij bepaalde keuzes de indruk te geven dat ze me –mede- worden opgelegd door sociale conventie, (vrijwillig pas ik mijn keuzes aan bij dat wat ik meen dat mij van wordt verwacht, wil ik nog redelijk genoemd kunnen worden) en me bij andere keuzes de indruk te geven dat ik ze helemaal alleen en in vrijheid maak. Ik lijd in zekere zin aan het Stockholmsyndroom: ik houd van mijn gijzelnemer en volg hem graag overal. Binnen gegeven fysieke en juridische beperkingen meen ik toch echt vrij te zijn, omdat ik me vrij voel, en dat woord vrijheid is gewoon maar een naam voor een regelmatig terugkerende fysieke toestand. Zodra ik die herken, weet ik: nu ben ik vrij. Hack the Brain 2014
Het gaat hier om een verzameling lichamelijke sensaties die mij een zodanig positief, ontspannen, opgewekt, warm gevoel geven, dat er sprake is van een surplus aan energie – die ik vervolgens aanwend om dingen te onderzoeken en te ondernemen die ik, in omstandigheden waarin ik me minder vrij voel, of simpelweg angstig of gestresst, niet durf. Omdat ik ze nog niet ken, of kan, omdat ik me laat tegenhouden door de onbewust overgenomen groepsmoraal, omdat ik beducht ben voor teleurstelling, spijt, afkeuring, straf zelfs, of voor ongelukken, of voor uitputting achteraf. Voor veel natuur- en neurowetenschappers is de vrije wil niets anders dan een illusoire toestand. Die toestand ervaren u en ik zeker niet de hele dag door, maar wel veel vaker dan mensen die moeten leven in een dictatuur, van welke aard dan ook. Me dunkt dat zoiets namelijk ook te meten is. We mogen weliswaar geloven dat we zélf, eventueel na rustig wikken en wegen, onze keuzes maken, onze doelen stellen, onze interesse ergens op richten, maar we huppelen altijd achter het vuren van de neuronen aan. Tot op het laatste moment aarzel ik bij de bakker tussen een chocoladecroissant en een appelflap, ik ga na waar ik zin in heb, ik maak een sommetje van de calorieën, ik trek daar de hoeveelheid energie van af die ik al heb verbrand, en als ik dan aan de beurt ben meen ik werkelijk dat dan pas de beslissing valt – terwijl mijn brein die tien seconden eerder al voor me heeft genomen, en op grond van geur en visuele prikkels, en gestimuleerd door wat de klant vóór me kocht (“Zo dik als dat mens wil ik niet worden.”) mijn speekselklieren in werking heeft gezet, en wel zo, dat ik opeens toch het meeste zin heb in die croissant. Zo vrij ben ik dus helemaal niet. Mijn brein stuurde mij. Alhoewel: mij? Ik? Is dat ik van mij, die individualiteit van mij, misschien niet zelf ook een illusie van het brein? Ik vermoed (of vrees - afhankelijk van de gebieden die nu onder mijn schedel oplichten) dat de wetenschappers deze vraag bevestigend zullen beantwoorden. Immers, het gevoel een afzonderlijk ik te zijn, wat zich niet alleen toont in egocentrische handelingen, maar ook in het correct gebruik van de aanduiding ‘ik’, moet na de geboorte van een kind nog helemaal ontwikkeld worden. Ook zijn er mentale stoornissen te bedenken, waarin het ik-gevoel sterk verminderd of geheel afwezig kan zijn, en het lijkt me zeer wel voorstelbaar dat blootstelling aan bepaalde prikkels of verdovende middelen ook voor een tijdelijk verlies van ik-gevoel kan leiden – eveneens vast te stellen door het brein te onderzoeken, alwaar bepaalde gebieden dan juist niet oplichten, of waar bepaalde verbindingen dan verbroken zijn, of waar plotseling zoveel chaotische, willekeurige, elkaar tegenstrevende prikkels optreden, dat de regiekamer op zwart gaat. Kortsluiting, maar misschien ook weer te herstellen, en voilá, daar is het ik weer – terwijl de wetenschappers nu dus zeker weten dat dit ik uitsluitend een fysieke gewaarwording is, die door een correcte bedrading van het brein wordt gefaciliteerd.
Hack the Brain 2014
Ik kan op een heel oude schoolfoto, die ik nooit eerder heb gezien omdat een klasgenoot me hem nu pas toezendt, toch prima aanwijzen waar ‘ik’ sta, maar ik weet ook dat dit ik niets van doen heeft met het ik dat naar de foto kijkt en herinneringen produceert: maar ook het gevoel van continuïteit in onze identiteit is een door het brein opgeroepen, uiterst nuttige, werkbare en zelfs zinvolle zinsbegoocheling. Na een ernstige hersenbeschadiging, of bij Alzheimer, kan het heel goed mogelijk zijn dat ik mezelf helemaal niet meer herken op de foto, en het is zelfs mogelijk dat ik mezelf dan ook niet meer in de spiegel herken, of begrijp dat de hand die mij per ongeluk in mijn been knijpt, mijn eigen hand is. Ik ben dan nog steeds een mens, maar wél een mens die het moet stellen zonder die vermogens die mij werkelijk menselijk maken, ook al bestaan ze als ideeën niet op zichzelf, maar worden ze mij voorgespiegeld door mijn eigen brein - dat dus de neiging heeft om een fijnzinnig complex aan lichamelijke toestanden en sensaties, zeker als die bij herhaling optreedt, van een abstracte, soms zelfs poëtische betekenis te voorzien, uitgedrukt in één enkele term, zoals vrijheid, of liefde, of medemenselijkheid. Men kan deze toestand dan ook kunstmatig oproepen, door het toedienen van bepaalde prikkels en/of hormonen – het is heel wel mogelijk om langs die weg te maken dat een proefpersoon verliefde gevoelens ervaart bij, laten we zeggen, oude opnames van een toespraak van Adolf Hitler, terwijl dezelfde persoon in normale toestand toch alleen maar afkeer, woede en angst zou hebben gevoeld. Het brein is amoreel zodra het wordt aangestuurd door externe factoren die een bepaalde fysieke, chemische toestand nauwkeurig nabootsen of simuleren. Zelfs de grootste empathicus kan gierend van het lachen naar mishandelingen kijken, mits het maar die impulsen en stoffen krijgt toegediend die een reactie als lachen veroorzaken, en wel in zo’n dosis, dat ze de werking van de gruwelijke beelden op het brein minimaliseren of zelfs volledig dempen. Wie ben ik, om de wetenschappers hierin tegen te spreken? Geen idee. Ik vermoed alleen dat het materialistische verhaal maar de helft van het verhaal is. Mij valt namelijk op, dat de aanhangers van de ‘Wij zijn ons brein’-theorie maar een heel beperkte opvatting hanteren waar het het menselijke denken zelf betreft. In alle bovenstaande voorbeelden hebben we namelijk te maken met situationeel, praktisch en pragmatisch denken. Ik kan prima aanvaarden dat ik bij de bakker niet zelf mijn traktatie kies, maar dat mijn brein dit al veel eerder voor me heeft gedaan. Ik ben ook nog wel bereid te aanvaarden dat mijn brein gedachten produceert zoals mijn nieren urine, maar dan hebben we het wel over gedachten die een reactie zijn op een prikkel, en die voorafgaan aan een uitspraak of handeling. Laten we dit inschattend en calculerend denken noemen. Veel van dergelijke processen voltrekken zich niet eens heel bewust; ik weet wanneer ik echt moet stoppen met werken om te gaan slapen, ook zonder me eerst een levendige voorstelling te maken van hoe ik me morgen zal voelen als ik maar drie uur nachtrust heb gehad, en anders leert de ervaring me gauw genoeg dat ik niet te vaak tegen mijn biologische klok moet ingaan.
Hack the Brain 2014
Als dit de enige vorm van denken zou zijn, hebben neurowetenschappers gelijk als ze stellen dat ik onvrij ben. Maar in mijn visie is vrijheid méér dan een toestand, meer dan een verzameling aangename lichamelijke gewaarwordingen die optreedt wanneer ik zelf kan beslissen hoe ik mijn dag indeel, hoe ik een bepaalde tekst ga schrijven, op welk moment ik mijn mails beantwoord, en in welke volgorde. Ja, ik voel me prettig vrij als ik mijn mening openlijk mag uitspreken, en onvrij als ik mezelf hierin censureer, bijvoorbeeld omdat ik een collega te vriend wil houden. Maar omdat het behouden van een goede verstandhouding met deze collega voor de toekomst belangrijk is, aanvaard ik dat ik niet vrij kan zeggen wat ik denk: omwille van het lange termijnbelang ga ik tegen mijn korte termijnbehoefte in. Het gaat hier nog steeds om vrijheid als een sensatie, een gemoedstoestand, het is een vrijheid van beperkingen en dwang, het is keuzevrijheid, het is vrijheid opgevat als de vrijheid om te mogen en kunnen zeggen en doen wat ik wil, binnen de grenzen van wat ik ook zelf kan onderschrijven als betamelijk en rechtvaardig. Maar er is ook nog zoiets denkbaar als een onbepaalde vrijheid. Een vrijheid tot – vul maar in. En dat ‘vul maar in’, daar begint het nu juist. Stel u een politieke dissident voor, die zonder enige vorm van proces is opgesloten in een cel. Hij mag met geen van zijn vrienden of familieleden contact hebben, en het is maar de vraag of ze beseffen dat hij nog in leven is – de kans bestaat dat er tegen hen is gelogen, of dat men hen zelfs heeft wijsgemaakt dat hij elders woont, en niets meer met hen te maken wil hebben. De gevangene kan geen boeken lezen, geen televisie kijken, hij komt nooit buiten, en de enige mensen die hij ziet zijn zijn bewakers, die hem bovendien ook nog geregeld pijnigen en hem eten, drinken, dekens, medicatie en hygiëne onthouden. De gevangene wordt nog gruwelijker behandeld dan een dier in de bio-industrie, maar anders dan een dier kan hij zich nog heel goed herinneren hoe zijn leven er hiervóór uitzag – ook al heeft hij in de betreffende dictatuur ook al nauwelijks vrijheden gekend. Om zichzelf staande te houden in deze hel, neemt hij zich voor om zijn herinneringen niet als vage schimmen aan zich voorbij te laten trekken, ordeloos, als losse indrukken, maar er heel zorgvuldig op door te denken. Ze als het ware ‘uit te diepen’, bijna alsof hij een boek schrijft. Hij stelt zich zijn kinderkamer weer voor, het behang, de geur van zijn lakens, de bloeiende acacia voor zijn raam, de kier in de vensterbank waar de tocht door heen kwam, zijn speelgoed, de stemmen van zijn oudere broers buiten, het geluid van het voetballen in de tuin, de geur van het eten dat zijn moeder kookte, enzovoorts. Hij stelt zich dit zo levendig voor, dat hij werkelijk tranen in zijn ogen bij de muziek die hij zich herinnert, die hij innerlijk hoort, en werkelijk ruikt wat er ter ruiken was als er warme zomerregen op de acaciabloesems viel. Nog steeds is de man even gevangen, maar hij kan, door middel van zijn eigen denken, buiten de muren van zijn cel treden, en buiten dit afschuwelijke moment waaraan geen einde lijkt te komen. Natuurlijk voelt zijn lichaam nog steeds de honger, de pijn, de kou, natuurlijk bereiken de prikkels zijn brein en reageert hij fysiek met misselijkheid, rillen, duizeligheid een in elkaar gedoken houding en binnensmonds gekerm, maar deze realiteit is niet meer zijn enige realiteit.
Hack the Brain 2014
Er is een geestelijke voorstelling opgebouwd die nergens raakt aan wat hij nu meemaakt, maar die hem helpt om vrij te blijven; de prikkels krijgen geen volkomen vat op hem, en hij kan zelf, door middel van eigen voorstellingen, nieuwe prikkels maken – door zich de voorbije prikkels uiterst zorgvuldig te binnen te brengen. En dit zonder dat hij een foto of een andere tastbaar aandenken nodig heeft. Zeker, de voorbije jeugd is een illusie, die komt nooit meer terug, en het is maar de vraag of die jeugd werkelijk zo mooi, zo vredig en gelukkig was als de man zich voorstelt, maar dan nog: hier kiest iemand er bewust voor om zichzelf, of dan tenminste zijn eigen lichaam en brein te bedriegen, met behulp van alleen maar zijn eigen lichaam en brein. Hoe kan dat? Ik weet het niet. Ik weet wel dat hier de gedachten geen afscheiding is zoals urine dat is, aangezien er op de losse flitsen wordt doorgedacht, en ze met elkaar in een zinvol want bemoedigend verband worden gebracht, waardoor de man fysiek niet bezwijkt. Autosuggestie, ja. De man maakt en slikt zijn eigen placebo, maar het werkt wel. Vervolgens kan de man zich voorstellen hoe het leven buiten zijn cel er nu uitziet – of althans, hoe hij hoopt dat het eruit ziet. En als hij eenmaal ontdekt heeft hoeveel zich door zijn voorstellingsvermogen levendig laat oproepen, durft hij ook te fantaseren over een toekomst. Over duizend en één toekomsten, door zich even zovele scenario’s voor te stellen. Hier is hij volledig vrij om er, zoals dat heet, op los te fantaseren, precies omdat er in zijn cel nauwelijks buitenwereld-werkelijkheid binnenkomt die hem al heel snel afleidt en corrigeert. Het mag zo onrealistisch zijn als maar zijn kan, de grootse idealen mogen volkomen onuitvoerbaar zijn in de praktijk – feit blijft dat hij ze kan dénken, en dat niemand iets van die gedachten merkt, en dat ze hem soms aangename en soms onprettige gevoelens geven, en dat hij op zeker moment scenario’s met elkaar kan vergelijken, ook in morele zin. Bijvoorbeeld. Uiteraard zijn al onze breinen gevuld met voorstellingen. Ook onze herinneringen zijn voorstellingen, we stellen ons scènes uit ons eigen verleden in de loop der jaren zelfs iedere keer weer een beetje anders voor, maar anders dan de gevangene zijn wij ons niet zo bewust van onze voorstellingen, aangezien we ook steeds snel en liefst een beetje adequaat moeten reageren op prikkels van buiten. Laat staan dat we ze actief uitdiepen en uitbouwen, op eigen kracht, dus zonder behulp van foto’s, geluidsfragmenten, verhalen en filmpjes van anderen enzovoorts. Wat de man kan gaan ontdekken, is dat hij kan denken over zijn eigen denken. En dat hij dit denken actief kan sturen, met behulp van het denken. Mij valt op dat vrije mensen in onze tijd hier steeds slechter in worden. Zo worden snelle oordelen, meestal gewoon reacties op een waarneming, (“hè, get, het stinkt hier naar rotte eieren,”) bijvoorbeeld erg vaak voor meningen aangezien, en meningen voor visies, en visies voor ideeën – maar dat is nog tot daar aan toe.
Hack the Brain 2014
Mensen grijpen over het algemeen alleen nog in hun ‘denken’ in, wanneer ze bijvoorbeeld sensaties als angst of walging of vertwijfeling willen vermijden: dan zeggen ze ‘Ik lees de roman Tonio van Adri van der Heijden maar liever niet, want ik wil er niet aan hoeven denken hoe het is om een kind te verliezen. Ik ben namelijk zelf ook moeder.’ Voor het overige hebben we de nihilistische en fatalistische predestinatieleer van de natuurwetenschappen overgenomen, en hebben we ons er bij neergelegd dat er in ons van alles wordt gedacht en gedroomd en gevoeld, en dat we daar niets aan kunnen doen, omdat het hier gaat om een kwestie van genetische aanleg, van bedrading, van de hardware en van opvoeding, dus: van de software. Met nieuwe softwaresystemen kunnen we zelfs nog nieuwe, betere en snellere verbindingen en toepassingen in de hardware aanbrengen, of er althans meer mogelijkheden uit peuren, maar buiten die hard- en software bestaat er niets. We zijn dus gevangenen, maar wel in een uiterst ruime cel die we de wereld noemen, die we vrijelijk kunnen onderzoeken en bereizen, en waar we tal van mogelijkheden en wensen kunnen realiseren, al blijft echte vrijheid dus een illusie. Dit beeld maakt dat er nog wel hier en daar protesten klinken waar onze privacy in het gedrang is, en onze lichamelijke integriteit (we willen niet dat de NSA onze mails meeleest, en we willen niet dat een wildvreemde zich kan verlustigen aan de naakstrandselfies die we alleen naar onze geliefde hebben gestuurd), maar dat Google al voor ons selecteert wat we willen lezen als we het woord Egypte intypen, afgestemd op eerdere interesses (Jan krijgt informatie over duikvakanties, Piet over farao’s en piramides en Klaas over de moslimbroederschap) en dat we advertenties ontvangen op basis van eerder zoekgedrag, maakt vrijwel niemand boos. Integendeel. Het leven wordt er alleen maar makkelijker op. Niet alleen ons brein maakt al een heleboel keuzes voor ons, nog voordat we zelf denken dat er van een keuze sprake is, maar meer en meer passen winkels, maar ook de technologie deze breintrucjes toe. Wat een service. Continu word ik daarheen geleid waar ik wilde zijn, en dat ook nog eens ruim voordat ik wist dat ik daar wilde zijn. En onvrij? Welnee, want ik heb die data zelf ooit aangeleverd, onbewust, door mijn zoekgedrag en mijn likes op Facebook. Soms gaat er daarbij gelukkig nog wel eens iets mis. Zo kreeg ik een tijdje geleden op YouTube voortdurend advertenties van een datingsite waar ik leuke moslima’s met hoofddoekje kon ontmoeten. Ik vroeg me af hoe dit kwam, totdat ik me realiseerde dat ik een paar dagen ervoor een klein aantal clips van de half Marokkaanse rapper Raymster, (bekend geworden van de hit Kutmarokkanen) had bekeken. En nu behoorde ik dus tot de doelgroep maatschappelijk angehauchte, trouwlustige moslimjongemannen.
Hack the Brain 2014
Hoe dan ook, het paradigma ‘Wij zijn ons brein’, werkt in de hand dat mensen massaal gaan geloven dat denken hetzelfde is als effectief reageren op prikkels, en dat we, om effectief en succesvol te kunnen reageren, heel veel prikkels nodig hebben, die ons daarmee voorhouden dat we over een enorme keuzevrijheid beschikken, de enige vrijheid die ons rest, en waarin tegelijk al een handige voorselectie is gemaakt, zodat we toch een beetje efficiënt te werk kunnen gaan, en niet hoeven na te denken over de vraag hoe onze oordelen tot stand zijn gekomen, en of ze zodanig weloverwogen zijn, dat we er een beslissing op durven baseren die we over tien jaar ook nog als een goede beslissing kunnen zien, zelfs als die in praktijk verkeerd of voor onszelf nadelig heeft uitgepakt. Het is wat mij betreft niet vreemd dat de belangstelling voor meditatie, mindfulness, filosofie, hardlopen, yoga, leesclubs, schrijf- en schildercursussen, slow food, tuinieren en primitieve natuurvakanties hand over hand toeneemt, ook onder mensen die aan spiritualiteit een broertje dood hebben en bepaald nuchter zijn aangelegd. Veel mensen ontdekken dat ze prikkelmoe zijn geworden. Ze willen hun hoofd leegmaken. Ze willen aandachtig voelen wat er in hun lichaam omgaat. Ze willen leren denken, en ontdekken dat je één onderwerp vanuit heel veel verschillende vragen en gezichtspunten kunt benaderen, nog helemaal los van de wens om een antwoord te vinden of houvast, een levensvisie – ze willen indrukken aandachtig ondergaan en die de kans geven om hen te raken, om een herinnering te worden, om hen aan het denken te zetten. Ze willen zich verbonden voelen met hun omgeving, of zich leren uitdrukken, niet vanuit de gedachte ‘Hallo, hier ben ik!’ maar met de vraag ‘Wie ben ik? Wie wil ik zijn? Wie wil ik zijn voor anderen? Hoe wil ik er zijn?’ En ze willen de oorsprong van producten kennen, de mensen die het gemaakt hebben, de wijze waarop iets geteeld is of hoe een meubel is ontworpen en ambachtelijk is vervaardigd – en dat is niet gek als je bedenkt dat we het merendeel van de dag werken met apparaten waarvan we niet eens ooit een gebruiksaanwijzing hebben hoeven doornemen, en die functioneren op een manier die we als leken nooit helemaal zullen begrijpen. Vrijheid en individualiteit mogen illusies van het brein zijn, maar voor veel mensen zijn het dan toch heel waardevolle illusies, alleen al omdat ze voorkomen dat de materialistische natuur- en neurowetenschappen met hun o, zo waardevrije, pragmatische ‘Wij zijn ons brein’-theorieën steeds meer denkkracht en ikkracht en vrijheid van ons afsnoepen. Niet door ons openlijk van dit alles te beroven, integendeel: door ons steeds meer aan te bieden, ons te overvoeren met makkelijke, licht verteerbare, vezelarme prikkels en mogelijkheden, waarop we niet meer hoeven te kauwen en die onverteerd door ons heen vallen, tot onze gedachten inderdaad lijken op excrementen. Ja, we hebben door de prikkels energie gekregen om te reageren, ja, de prikkels houden ons brein en ons lichaam prima in stand, maar verzet is niet meer mogelijk. En waarom zou je ook? Het leven wordt er toch alleen maar eenvoudiger en makkelijker op? Bovendien zijn er toch nog talloze bedrijven en wetenschappelijke instellingen die vragen om mensen die innovatief en ‘out of the box’ kunnen denken – dus zo’n vaart zal het toch niet lopen?
Hack the Brain 2014
Maar let wel: het gevraagde innovatieve ‘out of the box’-denken moet wel iets opleveren. Er moet wel mee te concurreren zijn. Er moeten targets worden gehaald. Nieuwe uitvindingen en ontdekkingen, prima, maar alleen als er iets mee is aan te vangen. Als er een patent op is aan te vragen. Als het te ‘vermarkten’ is. Hypothese-loos onderzoek in het wilde weg, uit niets dan nieuwsgierigheid, is uit den boze... Aan filosofische ideeën heb je niets, die kun je niet claimen of beschermen, die wil je, als het goed is, gewoon gul uitdelen, en dat kan ook, want een idee wordt niet minder als je het deelt, je hoeft er niet steeds een stukje van af te breken tot het op is. Bovendien zij ideeën extreem duurzaam: ik kan nog steeds Erasmus lezen, en begrijpen, en op zijn werk door denken, ook al beschik ik niet over zijn oorspronkelijke handschriften die in musea liggen te vergaan. Dat soort denken, het kunstzinnige, voorstellende, speculatieve, associatieve, warm-persoonlijke denken, waarmee je een gesprek kunt aangaan, in gedachten, ook al kan ik Erasmus nooit meer ontmoeten en niet met hem chatten op zijn blog, dat soort denken, dat zoveel politieke gevangenen nu nog kennen, en dat men vroeger kende in kloosters, in universiteiten, in studeerkamers en ateliers waar men zich bewust van externe prikkels afzonderde, om zich te concentreren op één object, één begrip, één vraag – dat soort denken heeft wel een brein nodig, maar gaat tegelijk ook boven het brein uit. Er is een wereld van de geest – dat weet iedereen die regelmatig boeken leest en zich bij de woorden van alles kan voorstellen, die door woorden alleen van alles gewaarwordt, ook al is het er niet echt. De kou, de pijn, de hoop op betere tijden.. Die wereld kun je al denkende betreden en je weet ook dat die wereld blijft bestaan als jijzelf er geen deel meer aan zult hebben. Het is een wereld die voor iedereen is, en van niemand. Het is een wereld waarin we elkaar als denkende wezens kunnen ontmoeten, vrij zoekend naar het goede, het ware en het schone, - wat veel verder gaat dan te vragen naar het goede in die-endie specifieke situatie, of het ware te laten afhangen van het aantal mensen dat iets waar vindt, of ervoor te zorgen dat iedereen rondloopt met dezelfde schoonheidsidealen om dan vervolgens de marketing daarop aan te passen. Die wereld is uitzonderlijk bedreigend voor de tegenstanders van de vrije, individuele mens die graag denken in termen van bezit, resultaat, voorspelbaarheid, beheersbaarheid, winst, metingen, marketing, concurrentie, maakbaarheid, doelgerichtheid en amoreel, situationeel pragmatisme. Men predikt weliswaar keuzevrijheid, en vrijheid van meningsuiting, en individualisme, maar om daarmee te verhinderen dat we de grap doorzien: meer en meer raken we verslaafd aan prikkels, voor ieder van ons maakt men de drugs op maat, gebrouwen uit ingrediënten die we zelf eerst vrijwillig hebben aangedragen - net zo lang tot we vergeten wat denken is. Of: wat het kan betekenen om ook met je hart te denken, warm, belangstellend, verbeeldingsvol, vrij, met geloof in jezelf, je eigen geest, en met hoop voor anderen die elders in de wereld, gevangen in een cel, of met talloze andere vluchtelingen samengepakt op een krappe boot, of levend in armoede dan wel in een dictatuur, hardnekkig blijven denken over die individuele, geestelijke vrijheid die volgens de brein-types een illusie is. Hack the Brain 2014