Participeren Kun Je Leren
i.s.m.
Inleiding
1
Het programma in vogelvlucht 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
2
Voor welk probleem is het programma ontwikkeld Doel van het programma Doelgroep Wie voert het programma uit Organisatorische randvoorwaarden
Aanpak 2.1 2.2 2.3 2.4
3
3
5 5 6 7 8 9
10 Uitgangspunten en visie PKJL Bejegening van de cliënt; theoretisch concept De rol van de netwerkcoach Wat werkt en waarom
Besluit
10 12 14 16
18
Bronnen & websites
19
Bijlage 1: Cliëntroute
20
Bijlage 2: Format Veiligheidsplan op basis van ‘Signs of Safety’
21
Bijlage 3: Informatie over Mijn Pad: enkele pagina’s uit Mijn Pad
23
Participeren Kun Je Leren – pagina 2
Inleiding
Jamal is ruim 17 en het gaat best goed met hem. Hij heeft net een jaar in Jeugdzorg+ gezeten waar hij hard heeft gewerkt aan zijn agressie problemen en drugsverslaving. Het was een moeilijk jaar, maar gelukkig is hem dat nu gelukt. Hij wilde eigenlijk naar een KTC in Leiden, maar daar was nog geen plek voor hem en de mensen van het KTC vonden de stap ook wel groot omdat hij soms nog wel eens zijn geduld verliest. Een tussenstap op een behandelgroep zou verstandiger zijn. Jamal komt in een groep met iets jongere kinderen, want de zelfstandigheidsgroepen zitten vol omdat jongeren moeilijk kunnen doorstromen. In de groep heeft Jamal het best moeilijk. Veel van wat hij heeft geleerd wordt nu opnieuw behandeld en de kinderen in zijn groep zijn nog zo dom bezig. Ze zijn niet bezig met hun toekomst, zoals Jamal wel is, of tenminste was. Want hij verveelt zich en heeft al weer een paar keer geblowd. Om dit te betalen heeft hij ook weer de domme dingen van vroeger gedaan. Misschien, als hij betrapt wordt, moet hij weer terug naar Jeugdzorg+.
De ontwikkeling van het programma Participeren Kun Je Leren (PKJL) is ontstaan vanuit de constatering dat er problemen ontstaan bij de overstap van Jeugdzorg+ naar een meer vrije situatie en uiteindelijk naar participatie binnen de grenzen en mogelijkheden van jongeren binnen deze doelgroep. Uit onderzoek van het expertisecentrum voor Jeugd, Samenleving en Opvoeding (JSO) bleek dat een deel van de jongeren rond de 18 jaar na (langdurige) residentiele opname, vaardigheden met betrekking tot participatie niet (voldoende) ontwikkeld of aangeleerd hebben (Bams & Doelman- van Geest, 2012). Hierop inspelend hebben Horizon jeugdzorg en onderwijs, Cardea en de Provincie Zuid-Holland en later STEK en TriviumLindenhof, in samenwerking met Hogeschool Rotterdam, het initiatief genomen tot de ontwikkeling van een programma voor jongeren van 16 jaar en ouder, dat de aanwezige vaardigheden voor participatie stimuleert en vasthoudt ondanks opname in een Jeugdzorg+ instantie en betrokkenheid van diverse hulpverleners in het traject terug of op weg naar participatie. Het programma beoogt het realiseren van een aaneensluitend, ongedeeld, integraal en op maat samengesteld hulptraject van verblijf (wonen en behandeling) in een gesloten/beschutte jeugdzorgvoorziening naar zo zelfstandig mogelijk functioneren en maatschappelijke participatie. 1 Hierbij wordt rekening gehouden met de mogelijkheden van de jongere en zijn systeem . Om dit te realiseren werkt dit programma met een netwerkcoach (NWC) die zo vroeg mogelijk bij de cliënt wordt betrokken: zodra de cliënt in een Jeugdzorg+ voorziening woont. Deze netwerkcoach maakt gebruik van een bejegening waarbij het bieden van kansen centraal staat en waarbij fouten gemaakt mogen worden. Ook wordt de regie zoveel mogelijk bij de cliënt en zijn netwerk gehouden. Daarnaast verwezenlijkt de netwerkcoach het uitgangspunt van gezamenlijke verantwoordelijkheid van jeugdzorgorganisaties. Vanaf begin tot afronding van het traject zorgt één en dezelfde persoon, de netwerkcoach, voor het organiseren van de juiste zorg om de cliënt in zijn weg terug naar de maatschappij en fungeert de netwerkcoach voor cliënt/gezin/netwerk als ‘linking pin’ tussen de verschillende hulpvormen waarvan een cliënt gebruik maakt. Dit niet alleen praktisch maar ook door een doorgaande lijn in bejegening en doelrealisatie te bewerkstelligen door het werken ‘in elkaars keuken’. Jongeren die gebruik maken van PKJL hebben veelal een lange hulpverleningsgeschiedenis achter de rug en staan vaak al langere tijd aan de zijlijn van of buiten de samenleving. Daarbij hebben zij vaak geen of weinig vertrouwen in hun mogelijkheden en/of kansen om ‘als een ieder’ te kunnen deelnemen aan de maatschappij. Tegelijkertijd is het van wezenlijk belang dat iedere jongere zich, overeenkomstig zijn mogelijkheden, kan ontwikkelen naar een actieve burger die volop deelneemt aan de maatschappij; een eigen plek heeft verworven en zich daar ook op zijn plek voelt en actief meedoet aan de maatschappij. Door het programma ‘Participeren kun je leren’ te noemen, wordt duidelijk wat het perspectief is. Het is niet iets wat er van de een op de andere dag zal zijn, maar dat geleidelijk aan geleerd kan worden. Kenmerkend van leren is dat je fouten mag maken, dat het in kleine stapjes gaat en dat je er iets voor 1
Overal waar in dit document ‘zijn’ staat in relatie tot de cliënt, kan ook ‘haar’ gelezen worden. Participeren Kun Je Leren – pagina 3
moet doen. Maar ook dat je je eigen motor bent, dat jij als jongere aan zet bent om dat leerproces aan te gaan. Centrale pijler van PKJL is dat er een beroep gedaan wordt op eigen regie van jongeren. Dit betekent enerzijds dat jongeren zelf keuzes kunnen maken maar anderzijds ook dat jongeren aangesproken worden op de eigen verantwoordelijkheid. ‘Hoe ga jij in jouw gegeven situatie keuzes maken waarmee je regie verkrijgt in het sturen op jouw eigen ontwikkelingspad’. De term participatie verwijst naar een actieve bijdrage van de jongere in de maatschappij met bijbehorende verantwoordelijkheid. Gezien de problematiek van de doelgroep is nauwe samenwerking met informele zorg en ketenpartners als GGZ, MEE, Brijder en ook onderwijs onmisbaar. Werken gebeurt vanuit eigen kracht van de jongere en zijn netwerk om zelf de weg naar instanties te vinden met, waar nodig, ondersteuning van informele of lichte jeugdhulp en specialistische jeugdhulp wanneer dit noodzakelijk is. Het programma PKJL is stapsgewijs ontwikkeld en bijgesteld. Het onderzoek is vormgegeven in samenspraak met de onderzoeksgroep Disability Studies; Diversiteit in Participatie van Kenniscentrum Zorginnovatie van Hogeschool Rotterdam. Eind 2014 is PKJL geëvalueerd op “wat werkt” en “wat moet doorontwikkeld worden”. Op basis van deze evaluatie is het programma aangepast en zal het in de toekomst aan de hand van vervolgevaluatie wederom aangepast worden. Aan de realisatie van dit project hebben veel mensen hard gewerkt. Onze dank gaat uit naar de collega’s die de afgelopen twee jaar hebben meegeholpen aan de ontwikkeling van het programma. Sommigen als lid van de projectgroep, anderen als kritische partners of meelezers. De netwerkcoaches hebben gepionierd in de praktijk, door de verschillende organisaties heen. Samen met de medewerkers van de JZ+ instelling en de collega’s in hun eigen organisaties hebben zij medeinvulling gegeven aan het programma. Dit programma is opgesteld door teamleiders en gedragswetenschappers van de vier betrokken jeugdhulp organisaties. Cardea: Teamleider drs. Bart van der Geest
[email protected] Gedragswetenschapper drs. Tine van der Krogt
[email protected] Beleidsmedewerker drs. Roelanda van Dueren den Hollander
[email protected] Horizon: Teamleider MEd. Michiel van Maaren
[email protected] Gedragswetenschapper drs. Eek Jansen
[email protected] Stek Jeugdhulp: Teamleider Talitha van de Bunt
[email protected] Gedragswetenschapper drs. Elise Heinsbroek
[email protected] TriviumLindenhof: Clustermanager Nanda Streefkerk-van Gelder
[email protected] Gedragswetenschapper drs. Tjally Admiraal-van der Plaat
[email protected]
Participeren Kun Je Leren – pagina 4
1.
Het programma in vogelvlucht
1.1 Voor welk probleem is het programma ontwikkeld De problemen die de aanleiding hebben gevormd tot de ontwikkeling van PKJL zijn onder een aantal punten samen te vatten. Er is een vertraagde uitstroom geconstateerd van cliënten uit Jeugdzorg+ voorzieningen naar passende plaatsen binnen intensieve 24-uursvoorzieningen. Ook is er de wens om de druk op gespecialiseerde dure Jeugdzorg+ te verlichten. Jongeren laten terugval zien, waarbij de inschatting is dat de grote overgangen tussen Jeugdzorg+ naar residentiele voorzieningen, thuis of zelfstandigheid een belangrijke oorzaak vormen. Dubbelingen, hiaten of tegenstrijdigheden ondergraven de vaak toch al wankele motivatie van de jongeren. De meeste Jeugdzorg+ voorzieningen proberen de betrokkenheid van ouders in stand te houden door te werken met ambulant werkers (trajectbegeleiders, gezinsbegeleiders) die bijvoorbeeld de jongeren begeleiden als ze op verlof gaan naar huis en/of door te werken aan gezinsproblematiek. Door de afstand wordt de frequentie en intensiteit van het werken met de gezinnen soms bemoeilijkt. e Bovendien kan er maar een korte periode nazorg geboden worden en kan de zorg niet na het 18 jaar worden voortgezet vanuit de Jeugdzorg+ voorziening. De aard van het probleem waar PKJL zich op richt, kan ingedeeld worden op 2 niveaus: 1. 1.1 1.2 1.3
Niveau van de cliënt/en zijn systeem Lage motivatie en empowerment Veel veiligheidsproblematiek en externe locus of control (Oorzaken van problemen worden aan ander toegeschreven.) Niet ( meer) ingebed in een maatschappelijk gezonde context / geen (gezond) netwerk / lage maatschappelijke participatie
Gevolg: Jongere/ouders/gezin hebben niet het gevoel regie te hebben over eigen kunnen of benodigde hulp. Geboden hulp sluit niet aan op de hulpvraag van de jongere. 2. 2.1 2.2
Niveau van ketensamenwerking Gezien ernst en complexiteit van de problematiek is vaak langdurige hup nodig Hulp vindt ‘getrapt’ / geknipt plaats door verschillende organisaties
Gevolg: Geen aaneengesloten en voor jongeren samenhangend traject en teveel overgangen (te groot/deels overbodig) om te overbruggen door jongeren. Gevolg: Overgang naar zo zelfstandig mogelijk functioneren/ zelfredzaamheid op verschillende leefgebieden en participeren aan de samenleving is te weinig geborgd. Het ge(be)sloten wonen van jongeren in gesloten jeugdhulporganisaties komt niet overeen met de plaats waar de jongeren na deze gesloten fase van hulp gaat wonen. Zonder een programma als PKJL dat ketenpartners in staat stelt integrale, op maat toe gesneden zorg te bieden, waarbij de regie meer bij de cliënt komt te liggen, is de kans groot dat de problematiek van de jongere en diens gezin uiteindelijk verhevigt, de veiligheid vermindert en er meer ernstige crisissituaties ontstaan ondanks alle geboden hulp. Deze crisissituaties zijn niet alleen zeer belastend voor jongeren en hun gezin, maar ook voor hun leefomgeving en de gemeenten. De groep jongeren waarvoor we een passend antwoord zoeken is een potentiële groep zwerfjongeren/daklozen en overlastbezorgers. PKJL is juist bedoeld om tot een optimale samenwerking te komen ten aanzien van deze groep kwetsbare jongeren en hun gezinnen. Passend bij de verantwoordelijkheid van de gemeente van herkomst voor de Jeugdzorg+ doelgroep, kan PKJL vanuit de omgeving van herkomst geboden worden en kan PKJL ingezet worden als middel om het verblijf binnen Jeugdzorg+ zo kort mogelijk te houden door een zo efficiënt mogelijke doorstroom naar de regio van herkomst door inzet van de netwerkcoach. Dit houdt de kosten voor Jeugdzorg+ zo laag mogelijk en de baten voor de cliënt zo hoog mogelijk. De cliënt is er immers bij gebaat zo spoedig mogelijk weer vanuit een open setting te participeren in de maatschappij zonder dwang en vanuit vrijwilligheid.
Participeren Kun Je Leren – pagina 5
Een geslaagd traject is een traject waarbij de jongere met behulp van gezin en netwerk beter in staat is te zorgen voor eigen veiligheid, veilig is voor anderen, regie en verantwoordelijkheid neemt, zichzelf kan reguleren en op een bij de jongere passend niveau kan participeren in de samenleving.
Succes! Jamal is ruim 17 en het gaat best goed met hem. Hij heeft nu een half jaar in Jeugdzorg+ gezeten waar hij hard heeft gewerkt aan zijn agressie problemen en drugsverslaving. Het was een moeilijke tijd, maar gelukkig is hem dat nu gelukt. Hij wilde eigenlijk naar een KTC in Leiden, maar de begeleiders denken dat dit nog een te grote stap voor hem is en voorlopig kan hij daar nog niet naar over. Hij is al eens gaan kijken en is het hier ook wel mee eens dat het een grote stap is. Hij kan nu over via het trainingshuis van Rijnhove een tussenstap, dit is wel een voordeel want hij kan nu eerder uit de JZ+ weg en in ieder geval verder oefenen met zijn vaardigheden. Het voordeel is ook dat als het even niet goed gaat hij nog terug kan vallen op de JZ+ en als het goed gaat hij misschien wel sneller over kan naar het KTC in leiden. In ieder geval blijft er een netwerkcoach betrokken die hij al uit de JZ+ kent en straks ook weer in leiden tegenkomt. Bij Rijnhove weten ze wat hij moet leren voordat hij naar het KTC in Leiden kan, dus blijft hij in ieder geval nieuwe dingen leren en komt hij niet stil te staan.
1.2 Doel van het programma In het programma PKJL wordt gezocht naar een manier om zo snel mogelijk na plaatsing binnen een Jeugdzorg+ voorziening vanuit de lokale zorgaanbieder aan het werk te gaan in de eigen context van de jongere: familie, vrienden, de buurt etc. Daarnaast wordt geprobeerd om een voor de jongere meer coherent traject te bouwen, waarbij ook bij overplaatsingen dezelfde hulpverlener het gezin en de jongere kan blijven ondersteunen. Het moet voor het gezin en de jongere helder blijven wat de reden van plaatsing is en wat er moet gebeuren om de situatie in de eigen context (woonplaats, gezin, buurt) van de jongere zo te verbeteren dat die daar weer veilig kan zijn en eventueel zijn of haar behandeling daar voort kan zetten. Ook overplaatsingen naar een andere (tussen)voorziening moeten in dit licht staan. Het programma PKJL richt zich dus primair op het bieden van adequate integrale trajectzorg aan jongeren en hun ouders / opvoeders, ten einde te komen tot een volwaardige maatschappelijke participatie/participerend burgerschap van de jongeren, binnen de grenzen van hun vaardigheden en intellectuele en materiële mogelijkheden. Het programma richt zich primair op empowerment en regievoering bij het cliëntsysteem, participatie, veiligheid en zelfregulatie. Het verhogen van de veiligheid van de jongere en zijn netwerk en het vergroten van de interne ‘locus of control’ van de jongere is daarbij een belangrijk doel. Ouders worden daarbij gezien als samenwerkingspartners. Het streven om een veilige gezonde ontwikkeling bij de jongere weer op gang te krijgen is een gedeelde verantwoordelijkheid. Naast de primaire doelen gericht op de cliënt heeft het programma ook het doel kosten en zorg beheersbaar te houden als gevolg van geslaagde participatie, veiligheid en zelfregulatie. Versterking van de keten van Jeugd- en Opvoedhulp door een goede aansluiting tussen Jeugdzorg+, provinciale geïndiceerde Jeugd- en Opvoedhulp en lokaal jeugdbeleid moet leiden tot een meer adequate doorstroming voor jongeren met (zeer) complexe problematiek en/of uit (zeer) kwetsbare gezinssystemen, waardoor de druk op dure specialistische hulp wordt verlicht. Regie moet bij de cliënt en zijn netwerk blijven of zo snel mogelijk daarnaar terug. Zij worden daarbij ondersteund door lokale zorgaanbieders en voorzieningen in de gemeente van herkomst. Het verblijf in de Jeugdzorg+ voorziening kan daarmee zo kort mogelijk gehouden worden.
Participeren Kun Je Leren – pagina 6
Het op maat, aansluitend bij mogelijkheden van de cliënten, de regie en verantwoordelijkheid bij jongere en zijn ouders laten of stap voor stap terugleggen, verhoogt zelfvertrouwen en geloof in eigen mogelijkheden om de situatie van de jongere te verbeteren en de veiligheid (met hulp) te vergroten (empowerment). Daarom moet vanaf het begin helderheid bestaan over wat de hulpverlening wel en niet kan bewerkstelligen met de behandeling van de jongere. Het is belangrijk dat ouders en jongere een realistische kijk krijgen op de mogelijkheden tot verandering bij de jongere en het gezin en wat hun eigen aandeel in dat veranderproces kan zijn. Verminderde kans op terugval door samenhangende en logisch op elkaar volgende hulp zal betekenen dat er minder behoefte zal zijn aan de duurdere vormen van zorg. Het programma PKJL kan er toe bijdragen dat een jongere hetgeen hij geleerd heeft tijdens de behandeling in de Jeugdzorg+ ook in de praktijk kan brengen en vasthouden in zijn vervolgsituatie (generalisatie van het geleerde). Verbeteren van de aansluiting op en doorstroom naar vervolghulp en aansluiten bij de werkwijze (gezamenlijke visie en bejegening van de cliënt) van lokale voorzieningen zijn daarbij belangrijke voorwaarden. Het doel van PKJL is ongedeelde zorg, vanuit een gedeelde visie en bejegening van jongeren en hun systeem, met regieversterking bij de cliënt en zijn systeem om de zorgbehoefte zo laag mogelijk te houden en het welbevinden zo optimaal mogelijk. 1.3 Doelgroep PKJL is ontwikkeld voor jongeren die meestal een lange hulpverleningsgeschiedenis hebben en vaak al geruime tijd in een jeugdzorgvoorziening wonen met een ondertoezichtstelling (OTS) en/of een machtiging uithuisplaatsing. Vaak hebben ze meerdere (al dan niet door de rechter opgelegde) uithuisplaatsingen achter de rug. Kenmerkend voor deze groep en de grondslag voor plaatsing in een Jeugdzorg+ voorziening zijn problemen op het gebied van veiligheid van de jongere en/of zijn systeem en een geringe interne ‘locus of control’. De jongere brengt zichzelf of anderen in gevaar. Ook de ouders/opvoeders zijn niet ( meer) in staat de leefsituatie van de jongere veilig te houden en de jongere daarin te sturen. Jongeren worden dan uit hun (familie/vrienden/omgeving) context gehaald en vaak ver buiten hun eigen woonplaats ondergebracht. Uit onderzoek van de doelgroepen bij Horizon (Scholte & Van der Ploeg, 2013) bleek dat de jongeren die in Horizon worden opgenomen, evenals hun gezinnen, met ernstige problemen te kampen hebben. Er is sprake van ernstige sociale en emotionele gedragsproblemen bij de jongeren en disfunctioneren op school en in de vrije tijd. Ook in hun gezinnen komt vaak veel systeemproblematiek voor. Vaak is er sprake van combinaties met psychiatrische problematiek en/of een licht verstandelijke beperking. De problemen van deze jongeren komen naar voren op gebieden als middelengebruik, moeite met vinden en vasthouden van dagbesteding, delinquent gedrag, gebrekkig sociaal netwerk, en problemen met vrijetijdsbesteding. In de bevinding dat de jongeren en hun gezinnen bij de opname gemiddeld al zes jaar eerder jeugdhulp hebben gehad, terwijl bijna driekwart één of meerdere keren in een pleeggezin verbleef en ruim een derde in een andere residentiële voorziening woonde, blijkt hoe ernstig en hardnekkig de problemen van de doelgroep zijn en hoe groot het risico op terugval is. Vooral na opname binnen een Jeugdzorg+ voorziening is het risico op terugval groot, omdat de basisattitude ‘zelf regie nemen’ vaak tegenstrijdig is met de gesloten opname en motivatie minimaal is. De overstap van de gesloten zorg naar ‘zelf regie nemen op een veilige manier’ met betrokkenheid en samenwerking van de opeenvolgende instanties, is waar het programma PKJL zich op richt. De jongeren die met een machtiging gesloten plaatsing geplaatst worden in een Jeugdzorg+ voorziening of in een besloten omgeving, of jongeren bij wie zo’n maatregel dreigt, horen tot de doelgroep van PKJL vanaf 16 jaar en ouder. Omdat het programma door verschillende specialistische zorgaanbieders uitgevoerd kan worden, zijn er geen contra indicaties. Het programma wordt op maat gemaakt, waarbij vooral gekeken wordt naar de mogelijkheden in een traject.
Participeren Kun Je Leren – pagina 7
1.4 Wie voert het programma uit Het programma kan door verschillende typen (specialistische) regionale en lokale jeugdhulpaanbieders uitgevoerd worden (LVB, psychiatrie, jeugdzorg) en sluit aan bij methoden en technieken die al gebruikt worden, zowel in de Jeugdzorg+ als bij regionale en lokale zorgaanbieders zoals ‘Signs of Safety’ (Kok, 2011), Competentiegericht werken (Slot & Spanjaard, 2009), Oplossingsgericht werken (De Jong & Berg, 2004) en de werkwijze van: ‘1 Gezin, 1 Plan’ . Bij het programma is ook een nieuw instrument ontwikkeld, Mijn Pad (Bramsen, Willemse & Cardol, 2015), dat erop gericht is eigen regie en eigenaarschap bij jongeren te bevorderen. Voor de uitvoering van het programma zijn jeugdhulpverleners de intermediaire doelgroep. Dit zijn groepswerkers, jongeren/gezinscoaches, gedragswetenschappers, trajectbegeleiders en gezinsbegeleiders. Zij zijn werkzaam bij lokale en regionale jeugdhulpaanbieders, instellingen voor jeugdpsychiatrie of zorg voor jongeren met LVB. Jeugdbescherming beoordeelt bij welke zorgaanbieder de jongere het beste geholpen kan worden en is ook opdrachtgever voor het traject. Omdat het doorgaans gaat om jongeren die al bekend zijn bij jeugdhulpaanbieders, kan overwogen worden om deze organisaties in te schakelen voor de uitvoering van het programma. Deze organisaties zijn samen met Jeugdbescherming het beste op de hoogte van de sociale kaart in de regio. Uit de genoemde hulpverleners wordt een zogenaamde ‘netwerkcoach’ als centrale persoon voor het programma aangewezen. Voor de uitoefening van deze rol is een relevante HBO of universitaire opleiding aanbevolen. Ook dient de medewerker getraind te zijn in de begeleiding van gezinnen met complexe problematiek. Kerncompetenties voor een netwerkcoach zijn: verantwoordelijk, integer, communicatief ingesteld, autonoom, verbinden, pionier, daadkrachtig, problematiseren, oplossingsgericht en proactief handelen. Het programma kan uitgevoerd worden door medewerkers die vaardigheden bezitten op het gebied van: Methoden om te werken met complexe gezinsproblematiek Werken met jongeren met o.a. ontwikkelings-, gedrags- en/of psychiatrische problematiek Motiverende hulpverlening Werken met families en netwerken Werken met methodieken en/of instrumenten waarin zelfregie van cliënt centraal staat (Bijvoorbeeld: ‘1 Gezin, 1 Plan’, ‘Mijn Pad’, Signs of Safety) In het toeleidende traject vragen gecertificeerde instellingen zoals Jeugdbescherming West, William Schrikker etc. de machtiging gesloten plaatsing aan in situaties waarin dit noodzakelijk is m.b.t. de veiligheid. Zij zorgen voor een indicatie voor gesloten jeugdhulp en zetten in overleg met de Jeugdzorg+ voorziening de grote lijnen uit voor het perspectief van de jongere. De Jeugdzorg+ voorziening voert de behandeling van de jongere uit, werkt met het groepsprogramma Youturn, zorgt voor psycho-educatie en individuele therapie en draagt zorg voor de veiligheid van de jongere door vrijheidsbeperking. De Jeugdzorg+ voorziening kan jongere en gezin stap voor stap laten oefenen in regie voeren en verantwoordelijkheid nemen. Veelal kan er stapsgewijs ook geoefend worden met meer vrijheid door binnen de machtiging gesloten plaatsing de jongere naar een open afdeling over te plaatsen. Het is belangrijk dat de regionale Jeugdzorg+ voorziening in overleg met de opdrachtgever of via de opdrachtgever al in het begin van het traject contact legt met lokale zorgaanbieders in de regio van herkomst, zodat daar een netwerkcoach toegewezen kan worden. De netwerkcoach kan dan zo vroeg mogelijk beginnen met verbinden tussen de regio’s om de zorg binnen de Jeugdzorg+ voorziening zo efficiënt mogelijk in te zetten en terugkeer naar de regio van herkomst te vergemakkelijken en volgens planning te laten verlopen. Het programma PKJL past binnen de uitvoering van de Jeugdwet waarin gemeenten sinds 1 jan 2015 ook verantwoordelijk zijn voor gesloten jeugdzorg en waarin het uitgangspunt is ‘1 Gezin, 1 Plan’. Het Ministerie van VWS en Jeugdzorg Nederland ontwikkelen een richtlijn waarin integrale behandeling van jongeren in de Jeugdzorg+ is beschreven. PKJL past in deze richtlijn, namelijk: zo kort als mogelijk; zo lang als nodig; zo dicht mogelijk bij huis.
Participeren Kun Je Leren – pagina 8
1.5 Organisatorische randvoorwaarden Als organisaties gaan samenwerken zoals in het programma PKJL, vraagt dat ook iets van de organisatorische randvoorwaarden. Om de samenwerking te laten lukken is het nodig dat de organisaties zich gaan verbinden en ervoor kiezen om écht samen te werken. Het is dus meer dan een intentieverklaring of werkafspraken maken. Het gaat verder als ‘in elkaars keuken kijken’. Het is “werken in elkaars keuken”. Hiermee wordt duidelijk dat het domein van autonomie van de ene organisatie, het eigen primair proces, opengesteld moet worden voor de samenwerkingspartner. Daarbij moet er geïnvesteerd worden in elkaars organisaties.
Een voorbeeld waarin de samenwerking goed naar voren komt, is de sollicitatieprocedure geweest van de Horizon Trainingshuis medewerkers en de netwerkcoaches. Deze zijn door de beide leidinggevenden van Horizon en Cardea gedaan. Het opzetten van een nieuwe (open) tussenvoorziening bij Horizon is ondersteund door Cardea. Er is wederzijds kennis en materiaal uitgewisseld. Een ander voorbeeld is dat naast kennismaking tussen de medewerkers en teams ook gekozen is voor gezamenlijke intervisie van de medewerkers. Alle netwerkcoaches van lokale zorgaanbieders hebben de training ‘persoonlijk meesterschap’ gehad welke het gedachtegoed van Horizon kenmerkt. Door Cardea is een training ‘motiverende hulpverlening’ gegeven aan pedagogisch medewerkers van Horizon en Trivium. Verder heeft Cardea een training ‘Sociale netwerk strategieën’ gegeven bij Horizon en is er gezamenlijk gewerkt aan de ontwikkeling van een instrument, Mijn Pad, waarvoor gezamenlijke bijeenkomsten zijn geweest. Door deze uitwisseling ontstond er verbinding op taal, werkwijze en visie op de trajecten van PKJL.
Enkele belangrijke aandachtspunten voor de samenwerking zijn: - Uitwisseling van teams; medewerkers hebben diensten meegewerkt op werkplekken van de ketenpartner; - Investeren om elkaars kernwaarden en gedachtegoed te leren kennen om te komen tot een gemeenschappelijke visie; - Een gemeenschappelijke visie geeft richting aan een eenduidig bejegeningsklimaat; - Clientroute goed afspreken en authentiek maken voor de samenwerkingspartners; - Vragenlijsten afstemmen; - Intervisie dwars door de organisaties heen; - Elkaars rapportage manier kennen en afstemmen; - Actief de dialoog voeren, elkaar willen begrijpen; - In elkaars organisatie mogen werken; - 1 Gezin, 1 Plan gebruiken; - Een gezamenlijke werkwijze ontwikkelen m.b.t. het werken met veiligheidsplannen; - Korte lijnen; - Casuïstiek en methodiek overleg; - Het mee ontwikkelen en uittesten van ‘Mijn Pad’, en het implementeren en integreren in de werkwijze van PKJL (zie Bramsen, Willemse & Cardol, 2015). Belangrijker nog is om sensitief te zijn voor elkaars belangen en steeds te zoeken naar een win – win situatie bij vraagstukken. Hierdoor verloopt de organisatorische verbinding organisch.
Participeren Kun Je Leren – pagina 9
2. Aanpak 2.1 Uitgangspunten en visie PKJL Om het voldoen aan de basisvoorwaarden zoveel mogelijk te ondersteunen en de cliënt te motiveren tot de doelstelling van PKJL (regievoering, veiligheid, participatie en zelfregulatie), heeft het programma de volgende vertrekpunten als onderdeel van de visie op zorg:
Het traject is van de jongere en van zijn (gezins)systeem zelf: waar regie gehouden kan worden doen de jongere en zijn/haar systeem dat zelf. Het traject kent een basis-bejegeningsklimaat (zie 2.3) dat aangevuld wordt met eerder genoemde methodes. Bij invulling van het traject wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van evidence-based methodieken en ‘wat werkt-principes’. Tegelijkertijd wordt ook nieuwe context-specifieke kennis ontwikkeld (practice-based evidence) (zie 2.4). Elk traject is een traject op maat: geen standaardtrajecten. De context van de jongere staat centraal en is vertrekpunt. Elk traject kent een voortdurende monitoring en zo nodig bijstelling van de voortgang van de cliënt. Het traject kent zo min mogelijk breuken, hiaten of overlap voor jongeren in wonen, behandellijn, onderwijs en medewerkers. Het traject Is flexibel: de overgang tussen gesloten, intensieve of open fase is flexibel ingericht en het is mogelijk tussentijds ‘terug te vallen’ op de voorzieningen van Horizon. Het traject werkt praktisch: daar waar de behandeling en/of zorg het meest passend is, vindt deze plaats. Inrichting van het traject is erop gericht jongeren zoveel en zo snel als mogelijk te laten participeren in lokale voorzieningen. Vanaf het begin is helder voor jongeren wat van hen wordt verwacht om een volgende stap te kunnen zetten naar het door hen gewenste en mogelijke perspectief.
Op basis van deze vertrekpunten kan de visie op zorg verder uitgewerkt worden in de volgende zeven deelgebieden: A. Ongedeelde zorg en midden in de samenleving: Door naast de jeugdbeschermer een hulpverlener uit de woonplaats van het gezin te laten ondersteunen bij het vormgeven aan het traject van de jongere, wordt gestreefd naar coherentie en continuïteit. Omdat er achtereenvolgens vaak gebruik wordt gemaakt van verschillende hulpvarianten in verschillende voorzieningen in verschillende provincies of gemeentes ligt fragmentatie op de loer. Het gezin wordt met veel verschillende hulpverleners geconfronteerd. Door te werken vanuit de instelling die het laatste stuk van het perspectiefplan gaat vormgeven met het gezin, staat het einddoel vanaf het begin op de kaart. De jongere houdt feeling met de plek waar hij vandaan komt en waar hij terug zal keren. B. Gericht op participerend burgerschap en empowerment: Participatie en empowerment zijn aan elkaar verbonden. Empowerment staat voor het aanboren en versterken van individuele competenties van jongeren om hun persoonlijk functioneren en de factoren die daarop van invloed zijn ‘in eigen hand’ te nemen en te verbeteren. Participatie kan bijdragen aan empowerment. Tegelijkertijd is empowerment nodig om te willen en kunnen participeren. Er wordt daarom zoveel mogelijk gewerkt met methoden om cliënten te helpen krachten en mogelijkheden weer naar boven te halen en te gaan gebruiken. Hierbij gaat het b.v. om competentiegerichte hulpverlening en oplossingsgericht werken. De focus wordt verlegd van problemen naar perspectief en wat de cliënt/het systeem nodig heeft om het gewenste perspectief te realiseren. Daarnaast worden nieuwe vaardigheden aangeleerd en gewerkt aan het versterken van de motivatie van de cliënt. Jongeren behalen certificaten voor hun trainingen. C. Verhogen van de veiligheid: Er wordt systematisch gezocht naar mogelijkheden om de veiligheid van de jongere te verhogen. Dit gebeurt door te onderzoeken welke mogelijkheden de jongere zelf heeft om zich veiliger te gaan gedragen en welke mogelijkheden er zijn bij familie en anderen in de context van de jongere. ‘Signs of Participeren Kun Je Leren – pagina 10
Safety’ is een methode die zich hierop richt en gebaseerd is op de oplossingsgerichte benadering. Doorgaans kunnen familie en netwerk en mensen in de eigen context van de jongere bijdragen aan het verhogen van de veiligheid van de jongere. Door de voor de jongere belangrijke personen ‘binnen boord’ te houden wordt ook een gevoel van ontheemd of onthecht raken bij de jongere voorkomen. Vanuit veiligheid kan participatie vorm krijgen. Het is van belang op zoek te gaan naar mogelijkheden om ‘schade ‘ te herstellen (schade in relaties, schade als gevolg van crimineel gedrag, schade als gevolg van het wonen op veel verschillende plekken en het verliezen van contacten). Methoden die daarvoor ingezet kunnen worden zijn: Verhaal van de jongere naar boven halen, levensboek maken, biografisch interview (Vermeire, 2011), methoden om schade aan ‘slachtoffers’ te herstellen en met gezin en familie nieuwe omgangsvormen zoeken gericht op de relatie in de toekomst. Ook het werken met een ‘noodplan’ of terugvalplan ‘wat kan je doen als je dreigt terug te vallen in oud gedrag en wie kan je dan helpen inschakelen’ is een belangrijk onderdeel om de veiligheid te verhogen. D. Regievoering bij het cliëntsysteem: Vanaf de start ligt de regievoering bij het cliëntsysteem doordat er makkelijker contact gehouden kan worden met het systeem en de omgeving van de jongere en zij ook betrokken blijven bij de begeleiding van de jongere. Om bij de jongere de regie en het hebben van grip op het eigen leven te versterken, wordt i.s.m. Hogeschool Rotterdam gewerkt aan de doorontwikkeling van een instrument om eigen ideeën wensen en doelen leidend te laten zijn in de trajectbegeleiding (zie enkele pagina’s uit ‘Mijn Pad’ in bijlage 3, een digitale versie is in voorbereiding). In lijn met de assumptie in de Zelfdeterminatietheorie (ZDT) waarbij autonomie als vrijwillig functioneren wordt gezien, is autonomie een fundamentele en universele basisnood, essentieel voor optimaal functioneren (Beyers, W., Soenens, B., & Vansteenkiste, M. 2013). Het werken met eigen ideeën, wensen en doelen en daarbij de eerder genoemde weg zoeken in de gewenste (on)afhankelijkheid is essentieel bij jongeren om een geslaagde terugkeer naar een open en meer vrijwillige vorm van zorg een kans van slagen te geven. Het belang van autonomie en zelfregulatie wordt in 2.2 verder uitgelegd. E. Systeem/netwerkgericht werken: Ouders en/of het netwerk van jongeren worden/blijven vanaf de start medeverantwoordelijk en maken deel uit van de oplossing en het hulptraject. Vanaf de start wordt gewerkt aan verbeteren van relaties van de jongere met zijn familie en netwerk en het netwerk zonodig uit te breiden. Met ouders wordt gekeken naar een ander invulling van hun rol als ouder. Een rol waarin de onafhankelijkheid van de jongere op een gezonde manier wordt gestimuleerd is belangrijk, maar tegelijk is ook bekend dat dit niet voor ieder individu in dezelfde mate geldt zoals Slot e.a. in bovengenoemde stuk bespreken. Hierin een bij de jongere passende weg zoeken van stimuleren van onafhankelijkheid of accepteren van afhankelijkheid is een weg die ouders samen met de netwerkcoach gaan. De uiteindelijke autonomie of anders gezegd vrijwilligheid, zoals Slot e.a. dit bespreken, is essentieel en daarmee in belangrijke mate bepalend voor de kans van slagen. F. Fasegericht werken: De hulp sluit aan op ontwikkelingstaken en vaardigheden van jongeren. Om de overgang van de gesloten fase naar de open fase geleidelijk aan te laten verlopen is een nieuwe tussen voorziening opgezet bij Horizon in Alphen a/d Rijn. Bij het trainingshuis kunnen jongeren oefenen met meer vrijheid, verantwoordelijkheid en zelfsturing. Zij kunnen nog wel profiteren van de bescherming van de beslotenheid van een terrein met faciliteiten zoals een interne school (zonodig). Daarnaast kunnen jongeren gefaseerd aan meer vrijheid en zelfsturing werken in de open groepen van de Vaart en in overleg met de verbindende netwerkcoach oefenen met de stappen die nodig zijn voor terugkeer en aansluiting bij lokale hulpverleningsinstanties. Door de diverse mogelijkheden om het traject te faseren kan er meer afhankelijk van de hulpvraag van jongeren en gezin een programma op maat samengesteld worden en kunnen overgangen geleidelijker gaan verlopen Binnen het programma PKJL is ook een overzicht gemaakt van ‘begintermen’ van de diverse voorzieningen. Daardoor is het voor cliënten helder wat er nodig is om een volgende stap te gaan maken. Bij de lokale voorzieningen zal de netwerkcoach vooral voorbereiden wat nodig is om de hulp af te stemmen op de mogelijkheden van de cliënt. Zo wordt van twee kanten gewerkt aan een goede aansluiting. Het behandelproces verloopt van een afnemende structurerende omgeving naar toenemende ruimte voor ervarend leren.
Participeren Kun Je Leren – pagina 11
G. Integrale aanpak zorg, onderwijs, behandeling en begeleiding: De netwerkcoach zorgt dat er goede afspraken komen over wie, wat doet of zorgt zelf dat een overplaatsing goed voorbereid wordt en behandeling/begeleiding, onderwijs of dagbesteding georganiseerd is. De jongere en het gezin worden bij iedere overgang begeleidt door dezelfde hulpverlener naast de gezinsvoogd of jeugdbeschermer. 2.2 Bejegening van de cliënt: autonomie ondersteuning Bij de ontwikkeling van PKJL is gezocht naar overeenkomsten tussen de visies van de betrokken instellingen en is een gezamenlijke visie ontwikkeld die vertaald kan worden naar een gemeenschappelijk bejegeningsklimaat. De Zelfdeterminatietheorie (Ryan & Deci, 2000a, 2000b, 2006) die diende als theoretisch kader bij de ontwikkeling van ‘Mijn Pad’ (Bramsen e.a., 2015) bleek goede aanknopingspunten te bieden voor de bejegening. Mensen hebben de natuurlijke neiging om gedragsregulaties, doelen, overtuigingen en emoties te internaliseren en te integreren. Er is een natuurlijke tendens om te groeien en zich op een authentieke manier te ontwikkelen, ook gedurende de volwassenheid. Naarmate gedragsregulaties en overtuigingen meer verinnerlijkt worden, zal het gedrag met een groter gevoel van autonomie of psychologische vrijheid worden uitgevoerd. Men kan dan met zelfvertrouwen achter de redenen voor het gedrag of de activiteit staan. Er is een gevoel dat je je gedrag stuurt en reguleert op een manier die bij je past. Om het internalisatieproces te gaan begrijpen is het belangrijk onderscheid te maken tussen intrinsieke en extrinsieke motivatie. De ZDT onderscheidt vier stadia van internalisatie: geen, partieel, bijna volledig en volledig. Als er geen internalisatie is, is er sprake van externe regulatie. Gedragingen worden uitgevoerd en regels worden opgevolgd op basis van externe verplichtingen; b.v. om beloning te krijgen of straf te vermijden. Partiële internalisatie: men zet zichzelf onder druk om het gedrag te sturen. Dit wordt introjectie genoemd. Er is wel sprake van interne gedragsregulatie maar die wordt gestuurd door bijvoorbeeld spanning of het willen vermijden van bepaalde gevoelens (b.v. schuld of angst). Als de internalisatie bijna volledig is vindt regulatie van gedrag plaats via identificatie. De persoon heeft zich geïdentificeerd met de waarde van het gedrag en ziet het belang ervan in het licht van doelen die men persoonlijk belangrijk vindt en wil bereiken. Het gedrag wordt uitgevoerd met een gevoel van psychologische vrijheid. Als het gedrag onderdeel wordt van het eigen waardesysteem spreekt men van volledige internalisatie van het gedrag. Het gedrag wordt geïntegreerd binnen andere aspecten van de persoon. Samenvattend: “Mensen zijn in staat tot het vrijwillig of autonoom naleven van een verzoek (gebod of verbod) als ze zich identificeren met het belang van het verzoek of het volledig geïntegreerd hebben” (Beyers, Soenens & Vansteenkiste, 2013). De ZDT is gebruikt bij de constructie van ‘Mijn Pad’. Bramsen e.a. (2015) doen in het eindrapport de volgende aanbeveling: “Een begeleidingsmodel dat aansluit bij de bevindingen uit de interviews met de jongeren, is ontwikkeld op basis van de zelfdeterminatie theorie van Deci & Ryan en wordt “autonomy support” genoemd (Beyers, Soenens, & Vansteenkiste, 2013; Ryan & Deci, 2000; Ryan & Deci, 2006). Onderzoek vanuit dit perspectief laat zien dat bij de ontwikkeling van autonomie in de adolescentie niet de nadruk zou moeten liggen op het aanmoedigen van onafhankelijkheid maar op het aanmoedigen van vrijwillig functioneren, in tegenstelling tot een functioneren op basis van externe druk.” In het kader van de zelfdeterminatietheorie is dus een begeleidingsmethodiek ontwikkeld die autonomie ondersteuning genoemd wordt. Heel kort gezegd doen autonomie-ondersteunende ouders, opvoeders en professionals het volgende: - Zij zijn empatisch, d.w.z. houden rekening met het perspectief van het kind en tonen begrip voor zijn gevoelens. - Zij bieden keuzemogelijkheden en laten ruimte voor eigen initiatief. - Zij geven een zinvolle verantwoording als zij taken opdragen die het kind niet spontaan zou doen. - Ook bij het aangeven van grenzen maken zij zo min mogelijk gebruik van externe druk, drang en dwang, dat wil zeggen dat zij zoveel mogelijk werken op basis van overtuigingskracht, en dat zij bij het aangeven van grenzen steeds ook rekening houden met de gevoelens en het perspectief van het kind (Beyers, Soenens & Vansteenkiste, 2013; Bramsen, Willemse, & Cardol, 2014; Joussemet, Landry, & Koestner, 2008). Participeren Kun Je Leren – pagina 12
Autonomy support lijkt binnen alle fasen van het trajectmodel van PKJL handvaten te bieden voor het bejegeningsklimaat. De begeleidingsstijl sluit ook goed aan bij behandelingsmodellen, methoden en technieken die in verschillende organisaties gebruikt worden. De volgende illustratie (figuur 1) toont de verbinding tussen autonomy support, het bieden van samenhangende hulp en het hanteren van een gemeenschappelijke bejegeningsklimaat.
Figuur 1
In Figuur 2 wordt een weergave gegeven van de fasen die een rol spelen binnen het trajectmodel van PKJL. In alle fasen en overgangen tussen voorzieningen zal dus steeds rekening gehouden moeten worden met het perspectief van de jongere en er begrip getoond moeten worden voor zijn gevoelens. En ook steeds dient samen met de jongere bekeken te worden welke keuzemogelijkheden er zijn, zodat hij ook mee kan beslissen waar mogelijk over een volgende stap. En als er weinig alternatieven zijn, is het nodig dat hij gelegenheid krijgt om in te (gaan) zien waarom een bepaalde stap niet anders kan, en zodoende mee te groeien in het besluitvormingsproces over een volgende fase, of volgende stap. Dit bevordert de ontwikkeling van autonomie van de jongere en eigen regie van de jongere en zijn ouders. Door de jongere ook zelf een instrument in handen te geven (bv. Mijn Pad) dat het gehele traject met hem of haar meereist, kan het eigenaarschap over het traject beter worden ontwikkeld en zichtbaar en tastbaar worden gemaakt.
Participeren Kun Je Leren – pagina 13
1. Startfase met Begintermen 1 N E T W E R K C O A C H
M I J N P A D
+
2. Behandelfase
3. Doorstroomfase met eindtermen
SCHOOL 3. Startfase met begintermen
(SPORT-) VERENIGING
4. Behandelfase
WONINGCOR PORATIE JGT
1
G E Z I N
1
P L A N
5. Doorstroomfase met eindtermen
6. Startfase met begintermen 7. behandelfase
GGZ BREIJDER ETC.
8. Uitstroomfase met eindtermen
9. Zonodig; terugvalondersteuning
Figuur 2.:Trajecttmodel PKJL 2.3 De rol van de netwerkcoach De netwerkcoach zorgt in samenwerking met de gezinsvoogd of jeugdreclasseerder voor goede overgangen van de Jeugdzorg+ instelling naar andere zorgaanbieders en/of terug naar huis. De netwerkcoach is daarmee de spil in het volledige traject van de jongere. In samenwerking met jongere, gezin, jeugdbeschermer, trajectbegeleiders van de Jeugdzorg+ en mentoren bewaakt de NWC het afleggen van de afgesproken route. De netwerkcoach signaleert en onderneemt actie als er ‘iets’ (vanuit jongere, professionals of gezin) in het uitgestippelde traject verkeerd dreigt te lopen en is verantwoordelijk voor het actief betrokken houden van het (gezins-) systeem. De netwerkcoach zorgt voor de uitvoer van de gezinsdoelen. Met het cliëntsysteem worden eindtermen voor de Jeugdzorg+ vertaalt naar concrete doelen die stapsgewijs gekoppeld worden aan de fases van het traject. Er wordt een verbinding/vertaling gemaakt tussen de doelen van de jongere (op de groep) en de gezinsdoelen. Vanuit de visie van PKJL wordt samengewerkt met andere organisaties en wordt eventueel geprobeerd een brug te slaan als er verschillen zijn tussen visie en werkwijze. De netwerkcoach is a.h.w. een ‘linking pin’ tussen verschillende afdelingen en projecten van verschillende organisaties en kan behandeldoelen over de grenzen van organisaties heen aan elkaar verbinden. De netwerkcoach kan ook zorgen voor de nazorg als de specialistische zorg is afgerond. Een netwerkcoach sluit zo vroeg mogelijk aan bij een cliënt in een Jeugdzorg+ traject en is steeds in overleg met de betrokken hulpverleners, de cliënt en eventueel mensen uit het netwerk. Aan het gezin en de jongere wordt toestemming gevraagd om informatie op te vragen bij de gezinsvoogd of jeugdreclasseerder, de Jeugdzorg+ instelling en indien aanwezig de medewerker van het jeugd- en gezinsteam. Vervolgens wordt met de jongere en het gezin het ‘Signs of Safety’ traject gestart.
Participeren Kun Je Leren – pagina 14
De NWC heeft hierin een coördinerende rol maar de jongere en zijn netwerk worden daarbij nadrukkelijk ingeschakeld voor het bedenken van oplossingen, het uitvoeren en bijstellen van het plan. Hoofdtaak van de NWC is het begeleiden van de jongere vanuit Jeugdzorg+ naar de eigen regio waar de jongere weer kan participeren in de maatschappij. Indien nog niet helemaal duidelijk is waar e jongere uiteindelijk naar toe zal gaan, kan de netwerkcoach hierin een belangrijke taak op zich nemen met zijn kennis van de sociale kaart in de regio van herkomst. De netwerkcoach zorgt gedurende het hele traject voor de afstemming en gezins- en netwerkondersteuning. Om de terugkeer naar de eigen regio en participeren in de maatschappij te laten slagen, denkt de NWC in trajecten en niet enkel aan het huidige- en eerstvolgende perspectief. Het lange termijn denken leidt tot planmatige- en doelgerichte begeleiding en behandeling van de jongere, het gezin en het netwerk. De NWC staat voor de cliënt en zoekt samen met de cliënt uit wat deze wil en levert een bijdrage aan activiteiten op het gebied van advies en informatie, gericht op de positieverbetering van de jongere en het cliëntsysteem in probleemsituaties. De NWC blijft voor de cliënt het vertrouwde gezicht tijdens het proces. Doordat de NWC bekend is met alle instellingen en korte lijntjes heeft met de betrokken hulpverleners kan er gemakkelijk en direct contact met elkaar worden onderhouden, waardoor het hulpverleningsproces niet stagneert. De NWC kan direct inspelen op de meest recente ontwikkelingen van de jongere. De NWC heeft tijd en ruimte om de cliënt zo vaak als nodig te bezoeken op de locatie waar hij verblijft. De NWC bereidt ook de werkelijke terugkeer naar de eigen regio voor. Wat is er nodig om te voorkomen dat de jongere een terugval krijgt? Wat zijn de aanwezige sterke factoren? De NWC maakt een verbinding van ‘gesloten naar open’. Hij vraagt mandaat bij het personeel van de open instelling voor het passend maken van de zorg, of helpt ouders in het begeleiden van hun kind in de ‘openheid’. Tevens wordt een netwerkanalyse gemaakt en wordt gekeken wie welke ondersteuning kan bieden aan de jongere. De NWC zorgt ervoor dat dagbesteding is geregeld en gaat indien nodig mee met de jongere om hier de eerste stappen te zetten. Ook in de eigen regio heeft de NWC goed zicht op de sociale kaart en onderhoudt korte lijntjes met mensen of instanties die ondersteunend kunnen zijn. Hierbij valt te denken aan scholen, sportverenigingen, andere hulpverleners, maatjesprojecten, etc. Om het traject van de jongere op lange termijn te laten slagen, vervult de NWC verschillende rollen; Hij is coach, netwerker, gezinsbegeleider, mentor, wachtlijstbemiddelaar en uiteraard jeugdhulpverlener. De NWC erkent dat er valkuilen zijn, maar gaat vooral uit van mogelijkheden. Daarnaast blijkt uit de ervaring dat de NWC een aantal werkzame factoren heeft om terugval bij de jongeren te voorkomen;
De NWC kan snel schakelen tussen zijn verschillende rollen. De NWC is een vast contactpersoon gedurende het hele hulpverleningsproces, hierdoor ontstaat weinig ruis. De NWC handelt proactief. De NWC heeft het met de cliënt over ’wat wil jij’. De NWC heeft oog voor onmogelijkheden, maar kijkt vooral naar wat wél kan. De NWC houdt er rekening mee dat jongeren fouten kunnen maken. De NWC begeleidt jongeren stap voor stap nar de openheid; wennen/logeren/verlofopbouw. De NWC legt verbinding tussen ouders en jongere en het netwerk.
Omdat er binnen het programma PKJL sprake is van een keten aan betrokken hulpverleningsinstellingen, zijn afwijkende afspraken gemaakt wanneer die de doorstroom van en de transparantie en duidelijkheid voor een jongere bevordert. Zo is de NWC eerder betrokken bij een jongere dan dat deze jongere de (gesloten) instelling van de ketenpartner verlaat, waarmee de verantwoordelijkheid omtrent veiligheid en verslaglegging van de jongere nog bij de externe organisatie ligt, maar er eveneens (ambulante) zorg is gestart bij de organisatie van de betreffende Participeren Kun Je Leren – pagina 15
NWC. De netwerkcoach neemt actief deel aan de jeugdbeschermingstafel. Op deze wijze kan de NWC meedenken en meebeslissen. De NWC heeft zicht op wachtlijsten in de regio en functioneert als wachtlijstbemiddelaar in de eigen organisatie. Door middel van vastlegging in het dossier kan de NWC ten alle tijde uitleg geven en verantwoording afleggen over zijn handelen. Hij trekt de regie over het ‘1 Gezin, 1 Plan’ naar zich toe en stuurt op inhoud. Hij houdt zicht op wat er gebeurt, hoe het traject verloopt en of de afspraken worden nagekomen. De NWC kan doorwerken nadat de jongere 18 jaar is geworden en heeft aandacht voor de uitstroomfase. 2.3 Wat werkt en waarom werkt het Een belangrijke vraag die beantwoord moet worden is: Waarom zou het programma PKJL zoals beschreven werken? Wat is het onderscheid tussen de gezinsvoogd, de mentor, de medewerker van het jeugd- en gezinsteam en de NWC? Waarom kunnen andere hulpverleners niet zomaar de rol van NWC op zich nemen? Het programma is bijzonder omdat het programma al vanuit de gesloten hulp werkt aan het perspectief van een jongere in de regio van herkomst. Betrokkenheid en verantwoordelijkheidsgevoel van ouders wordt hierdoor beter in stand gehouden en regie blijft meer bij ouders en jongeren wat positief werkt voor de uiteindelijke participatie van de cliënt en zijn netwerk zoals eerder beschreven. Ook is het programma bijzonder, omdat er gewerkt wordt aan het tot stand brengen van één bejegeningslijn richting jongeren/systeem die o.m. gekenmerkt wordt door regie bij cliënt/systeem en het tot stand brengen van vloeiende overgangen in het hulptraject waardoor terugval zoveel mogelijk voorkomen wordt. De NWC heeft in tegenstelling tot de mentor, de gezinsvoogd en de medewerker van het jeugd- en gezinsteam binnen het programma PKJL tijd en ruimte om zoveel als nodig contact te hebben met en langs te gaan bij de jongere, bij betrokken instanties en bij het netwerk ongeacht het feit dat een deel daarvan zich in een andere regio bevindt. Tevens is de rol van de NWC om de stem van de jongere duidelijk te krijgen voor de betrokken instanties. Dit is, vanuit de autonomie ontwikkeling, van groot belang in deze leeftijdsfase en opgroeisituatie. Omdat de NWC gericht is op de samenwerking met diverse instanties voor meerdere trajecten via het programma PKJL, maakt dit de samenwerking uitvoerbaar en de onderlinge bekendheid groter. Dit maakt tegelijk het programma moeilijk uitvoerbaar voor een hulpverlener die dit niet als primaire taak heeft. Door PKJL in te zetten, komt er dus meer samenhang in het hulpverleningstraject. De netwerkcoach zorgt ervoor dat overgangen voor de jongere en zijn gezin van herkomst goed voorbereid en begeleid worden via gezinsbegeleiding, activeren van het netwerk, coaching van de jongere enz. door de e netwerkcoach. De netwerkcoach kan de begeleiding ook na het 18 jaar en/of het aflopen van de ondertoezichtstelling voortzetten tot aan het moment dat de jongere (eventueel met ondersteuning van netwerk of lokale voorzieningen) binnen zijn mogelijkheden deelneemt aan de samenleving. Hierin kan de NWC de functie van een vertrouwenspersoon hebben voor de jongere, of samen met de jongere een geschikte vertrouwenspersoon vinden. Samenhangende hulp betekent ook dat er op een soepele wijze geschakeld kan worden tussen ge(be)sloten en open. Bijvoorbeeld door voordat een maatregel afloopt de jongere een paar keer te laten oefenen in een meer open setting via logeerweekenden of korte afgebakende proefperiodes. Tegelijkertijd wordt het behandelprogramma modulair, uit verschillende bouwstenen, opgebouwd. Hierbij kan het zo zijn dat de ambulante gezinsbegeleiding van een lokale jeugdhulporganisatie ingezet wordt terwijl de jongere nog bij een andere, gesloten, jeugdhulporganisatie verblijft. Het programma PKJL heeft een sterke kans van slagen omdat het traject dat de jongere loopt als een proces wordt gezien dat flexibel (i.p.v. volgens een standaard route) inspeelt op de mogelijkheden van de jongere en de omgeving. Jongeren hebben hun eigen tempo en mogelijkheden om zich te ontwikkelen en te groeien en verschillen in de manier waarop ze leren. De meeste jongeren leren, net als volwassenen, met vallen en opstaan of vooruitgang en terugval. Er wordt rekening gehouden met deze niet te beïnvloeden factoren door de hulpverlening aan de jongere af te stemmen op het niveau van vaardigheden en op de mogelijkheden van de jongere en rekening te houden met terugval. Daarnaast wordt veel aandacht besteed aan het creëren van een reëel verwachtingspatroon bij Participeren Kun Je Leren – pagina 16
ouders/netwerk en hulpverleners door uit te blijven leggen wat de (on)mogelijkheden van de jongere en een behandeling zijn en hoe een veranderproces verloopt. Een niet te beïnvloeden factor is in sommige gevallen dat er geen juiste opvang in de wijk is en/of wachtlijsten voor zelfstandige woningen (geen urgentie krijgen) of begeleid wonen. Als instelling houdt je hier rekening mee door flexibel te zijn en jongeren extra tijd en ruimte te geven in de begeleiding naar zelfstandigheid. De trajecten op maat vragen soms om een creatieve invulling waarbij ook het netwerk zoveel als mogelijk wordt ingeschakeld.
Participeren Kun Je Leren – pagina 17
Besluit PKJL heeft veel kenmerken van een ontwerponderzoek. Dit betekent dat de werkwijze werkende weg in de praktijk aan de hand van zogenaamde ontwerpeisen (zie 2.1) ontwikkeld, uitgevoerd, geëvalueerd en bijgestuurd is op basis van wat geleerd is uit de toepassing in de praktijk. Ook op dit moment, zoals in dit document beschreven, kan PKJL niet gezien worden als een kant-enklare werkwijze. PKJL is gegrond in de context van de bestaande praktijk die complex, dynamisch en ook weerbarstig is. De ontwikkelfase bestaat uit een aantal cycli van ontwerpen en ontwikkelen, beproeven, evalueren en bijstellen. In deze slotparagraaf wordt op basis van de opgedane inzichten een aantal dilemma’s en vraagstukken benoemd die handvatten geven voor de doorontwikkeling van PKJL. 1. Jongeren gesloten, ouders en netwerk afgesloten? Hoe kan vanaf het begin van een gesloten plaatsing het persoonlijk netwerk rond een jongere opgebouwd en/of vastgehouden worden? Netwerkgericht werken is één van de PKJL pijlers, maar ook één die voor deze doelgroep heel wat haken en ogen kent. Niet elke jongere heeft ouders/familie waarop ze terug kunnen vallen en/of voelen zich om verschillende redenen niet meer verantwoordelijk voor de jongere. Ook het vriendennetwerk is geenvanzelfsprekendheid. Een jongere verwoordde dit als volgt: ”De grootste overgang is vrienden van buiten te maken. De meeste vrienden die ik had buiten de hulpverlening om zijn verwaterd.” Verbetersuggestie is onder meer om de netwerkcoach op dit onderdeel nog sterker naar voren te schuiven en al bij start van het traject samen met de jongere zijn persoonlijk netwerk in kaart te brengen. 2. Wat kan je doen om regie- en autonomieversterking als rode draad in de bejegening van jongeren te weven, ook als een jongere tijdelijk in een gesloten setting geplaatst wordt? Eén van de dilemma’s van PKJL is in geslotenheid vorm te geven aan regie- en autonomieversterking van de jongeren. Voor de volgende ontwikkelfase van PKJL betekent dit onder meer dat samen met professionals van de gesloten setting en jeugdbescherming gezocht moet gaan worden naar manieren om jongeren eigenaar en regisseur van hun eigen traject te maken. Het lijkt tot nu toe nog teveel te hangen aan de netwerkcoaches. Daarnaast zou nog nader onderzocht moeten worden wat jongeren nodig hebben om in een gesloten setting zich regisseur te voelen van hun eigen traject. Geconstateerd is dat jongeren het moeilijk vinden om realistische doelen te formuleren, waarbij het als een dilemma ervaren wordt als de doelen die jongeren formuleren niet overeenkomen met de doelen die een jongeren in het kader van zijn gesloten plaatsing als het ware krijgt opgelegd. Verbetersuggesties zijn onder meer: - Al in gesloten setting starten met Mijn Pad en de verbinding tussen Mijn Pad en doelen uit het perspectief c.q. behandelplan expliciet maken (waar mogelijk te integreren). - Het werken met veiligheidsplannen tot een gemeengoed maken en komen tot een gezamenlijke werkwijze die gedurende het gehele traject doorloopt. - Van meet af aan inzetten op autonomieversterking vraagt om een andere ‘mindset’ bij professionals die niet van de een op de andere dag gerealiseerd is. Het is een veranderproces dat aanhoudend de aandacht vraagt. Dit kan bevorderd worden door onder meer ‘in elkaars keuken te werken’ (bijvoorbeeld via uitwisseling van groepsleiding etc.) en intervisiegroepen over organisaties heen te organiseren. 3. Participeren kun je leren …. Wat betekent dat voor de rol van onderwijs bij het PKJL-traject? Eén van de doelen van PKJL is de overgangen voor jongeren van gesloten naar besloten, richting participeren, zo soepel mogelijk, zonder overlap en/of terugval te laten verlopen. In PKJL zijn stappen gezet om dit voor het hulptraject zo goed mogelijk in te richten. Dit geldt in mindere mate voor de onderwijsovergangen. Jongeren zullen een wisseling in school moeten ondergaan bij de plaatsing binnen een Jeugdzorg+ voorziening en later de terugkeer naar de eigen regio. Een verbetering zou kunnen zijn dat het moment van terugkeer naar de eigen regio op een handig tijdstip in het schooljaar is. Om dit mogelijk te maken kan de netwerkcoach in het traject sturen met de kennis van wachtlijsten en contacten in de regio waar de jongere heen zal gaan. Ook kan de netwerkcoach op de achtergrond monitoren of de scholen onderling de overdracht goed uitvoeren.
Participeren Kun Je Leren – pagina 18
Bronnen
Bams, K., Doelman- van Geest, H. (2012). Resultaten analyse JSO-vragenlijsten nazorgbehoeften. Tympaan Instituut. Beyers, W., Soenens, B., & Vansteenkiste, M. (2013). Autonomie-ontwikkeling. In W. Slot & M. Van Aken (Eds.), Psychologie van de adolescentie. Basisboek. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff. Bramsen, I., Willemse, C. P. & Cardol, M. (2015). Mijn pad, mijn leven, mijn toekomst. Ontwikkeling van een routeplanner voor jongeren in de jeugdzorg. Rotterdam: Kenniscentrum Zorginnovatie Hogeschool Rotterdam. De Jong, P., & Berg, I. K. (2004). De kracht van oplossingen. Handwijzer voor oplossingsgerichte gesprekstherapie. Amsterdam: Pearson. Joussemet, M., Landry, R., & Koestner, R. (2008). A self-determination theory perspective on parenting. Canadian Psychology/Psychologie canadienne, 49(3), 194-200. doi: 10.1037/a0012754. Turnell, A. & Edwards, S. (2009). Veilig opgroeien: de oplossingsgerichte aanpak Signs of Safety in Jeugdzorg en kinderbescherming. Houten. Bohn Stafleu Van Loghum. Ryan, R. M., & Deci, E. L. (2000a+b). Self-determination theory and the facilitation of intrinsic motivation, social development, and well-being. American Psychologist, 55(1), 68-78. Ryan, R. M., & Deci, E. L. (2006). Self-regulation and the problem of human autonomy: does psychology need choice, self-determination, and will? J Pers, 74(6), 1557-1585. doi: 10.1111/j.1467-6494.2006.00420.x Scholte, E.M, Ploeg, van der J.D. (2013).Effectiviteit in de residentiele jeugdzorg. Evaluatie bij de ontwikkeling van de jeugdigen bij de tweede follow-up en een half jaar na vertrek. Horizon. Slot, W. & Aken, van M. (2013). Psychologie van de adolescentie. Basisboek. ThiemeMeulenhoff Slot, N.W.& Spanjaard, H.J.M. (2009), Competentievergroting in de residentiële jeugdzorg. Duivendrecht: PI Research Vermeire, Sabine (2011). Narratieve wegen tot herstel. Biografisch interviewen van jongeren met deviant of delinquent gedrag. Artikel Interactie-Academie.
Websites
http://www.huiselijkgeweld.nl/doc/interventies/alfresco/Methodebeschrijving%20Signs%20of%20S afety%20%5BMOV-71813-0.4%5D.pdf www.jso.nl http://horizon.eu/wp-content/uploads/2013/05/Eindrapport-Effectiviteit-in-de-residentiëlejeugdzorg-Deel3.pdf
Participeren Kun Je Leren – pagina 19
Bijlage 1. Werkwijze Participeren kun je leren Gesloten fase Inventarisatiefase 0-3 maanden e
Na 1 voortgangsbespreking ca. 6 weken
Veiligheidstraject Informatieverzameling Trajectplan Starten met ’Mijn Pad’ Informatieverzameling veiligheidsplan voor terugkeer Perspectief bepalen, trajectplan opstellen
Acties - Perspectief verhelderen - Trajectplan voorbereiden - NWC inschakelen - Verkennende gesprekken / FNB ter voorbereiding - Evt. opvragen vorige plannen - (aan)melden bij vervolgplekken
Met/door wie Intercedent, Jongere en ouders Jeugdbeschermer netwerkcoach Netwerkcoach Jeugdbeschermer Ouders Jongere Vorige hulpverlener
- Gezinsgesprek om plan te maken - Schrijven veiligheidsplan - Afstemmen plan op trajectplan - Interne aanmelding doen - Familienetwerkberaad - Samenstellen netwerkteam
Netwerkcoach met jeugdbeschermer Ouders/gezin Jongere Hulpverleners Jeugdzorg+
Voorbereidingsfase 2-3 maanden
Vaststellen veiligheidsplan
3 maanden
Presenteren plan En taakverdeling voor ondersteuners uit familie en netwerk
Uitvoeringsfase tot 3 maanden voor vertrek
Uitvoering veiligheidsplan
3 maanden voor vertrek
Bijstellen plan Afspreken wat te doen bij terugval (noodplan)
Open fase
Uitvoering plan
- Evalueren uitvoering - Bijstellen plan - Bijeenkomst Netwerkteam
Doelen toekomst Afspraken met netwerk voor ondersteuning jongere
- Bijeenkomst netwerkteam - Indien nodig FNB herhalen
Zonodig herhalen Afsluitingsfase
- Jeugdzorg+ behandeling jongere - Oefenen met veiligheidsplan tijdens verlof - Evalueren plan - Bijeenkomst netwerkteam - Indien nodig FNB herhalen
Familie/Netwerk Jongere Hulpverleners Jeugdzorg+ Jeugdbeschermer Netwerkcoach Jongere ouders/netwerkteam Netwerkcoach Jeugdbeschermer Hulpverleners Jeugdzorg+ Netwerkcoach Jeugdbeschermer Jongere Gezins/Netwerkteam Hulpverleners Jeugdzorg+ Netwerkcoach Jeugdbeschermer Ouders/netwerkteam Betrokken jeugdhulpverleners Netwerkcoach Ouders/netwerkteam Betrokken jeugdhulpverleners
Officiële evaluatieverslagen worden in de periode van verblijf bij een Jeugdzorg+ voorziening ook bij deze voorziening in het dossier gevoegd. Netwerkcoaches leveren hun bijdrage aan deze verslagen. De netwerkcoach legt verantwoording af van het eigen werk via (contact) rapportages in het dossier op de werklocatie van de netwerkcoach. Jongeren hebben de mogelijkheid om een eigen dossier / portfolio op te bouwen, o.a. met de plannen van Mijn Pad, waarbij zij zelf aan kunnen geven wie daar inzage in krijgt en wie de jongere kan ondersteunen om zijn plannen te bewerkstelligen. Bij afsluiting van het verblijf bij een Jeugdzorg+ voorziening wordt het laatste afsluitende verslag in kopie meegenomen naar het dossier van de nieuwe instantie en wordt de informatie daaruit zonodig samengevat in het eerstvolgende evaluatieverslag volgens de cliëntroute die daar gehanteerd wordt.
Participeren Kun Je Leren – pagina 20
Bijlage 2: Veiligheidsplan, werkwijze signs of safety
Datum (van opstelling) Naam cliënt Hulpverleners BJZ casemanager
:_______________________________________ :_______________________________________ :_______________________________________ :_______________________________________
Stap 1: Wie horen bij gezin (maak GENOGRAM en of bolletjesschema) Welke kinderen, vader(s), moeder(s), wie nog meer (voor het gezin belangrijke personen)?
Stap 2: Wat zijn onze zorgen? Is er sprake van gevaar voor jongere zelf? Gevaar voor anderen?
Stap 3: Wat gaat er goed? Gevaar - benoem alle feiten die wijzen op onveiligheid in het heden/huidige situatie.
Toekomstig gevaar - waar ben je bang voor dat in de toekomst gaat gebeuren.
Complicaties -
Veiligheid - benoem alle feiten die wijzen op veiligheid in het heden/huidige situatie
Toekomstige veiligheid - wanneer is er sprake van genoeg veiligheid c.q. welke aspecten wijzen op ‘genoeg’ veiligheid.
Beschermende factoren - denk aan uitzonderingssituaties, krachten, hulpbronnen, bereidheid om eraan te werken etc.
Participeren Kun Je Leren – pagina 21
Stap 4 Hoe beoordelen we de situatie nu? VEILIGHEIDSSCHAAL (in te vullen door de hulpverlener, eventuele jeugdbeschermer ouders en kinderen) Scoor, gezien de informatie met betrekking tot de (on)veiligheid, de situatie op een 0 tot 10 schaal, waarbij 0 betekent dat herhaling van het onveilige gedrag zeker is en 10 betekent het onveilige gedrag komt niet meer voor, en er zijn voldoende aanwijzingen om te verwachten dat het ook niet meer voor zal komen. 0_____________________________________________________________________10 CONTEXTSCHAAL ????? (optioneel in te vullen door medewerker JZ+ instelling) Scoor deze zaak op een schaal van 0 tot 10, waarbij 10 betekent dat dit geen situatie is waarbij actie ondernomen hoeft te worden en 0 betekent dat de veiligheid binnen de instelling ernstig bedreigd wordt. 0_____________________________________________________________________10
Stap 5 Wat moet er gebeuren? DOELEN VOOR DE GEZINSVOOGD OF JEUGDRECLASSEERDER Wat moet er gebeuren (welke veranderingen kunnen zien), willen we het veiligheidsplan kunnen afronden. DOELEN VAN DE FAMILIE/NETWERK/DE GEZINSLEDEN + TAAKVERDELING Wat wil de familie/de gezinsleden algemeen en specifiek op het gebied van veiligheid. Welke veiligheidsvergrotende veranderingen hebben de gezinsleden voor ogen? (voor zover mogelijk interactioneel formuleren). WIE MOETEN ER BENADERD GAAN WORDEN OM HET PLAN TE ONDERSTEUNEN HOE GAAN WE DAT MET HEN BESPREKEN Wil het gezin b.v. een familienetwerkberaad, hoe worden anderen betrokken en hoe gaan taken verdeeld worden. DIRECT NOODZAKELIJK: Wat moet er nu direct veranderen/aangepakt worden om de veiligheid van de jongere(n) te garanderen? En hoe ziet dat eruit/wanneer bereikt? WANNEER EVALUEREN WE HOE HET GAAT
Participeren Kun Je Leren – pagina 22
Bijlage 3. Informatie over Mijn Pad: enkele pagina’s uit Mijn Pad. © Kenniscentrum Zorginnovatie van Hogeschool Rotterdam
Mijn Pad Mijn Pad is van jou. Het gaat over jouw leven en over de weg naar jouw gewenste toekomst: jouw pad. Wat wil je bereiken en wat is daarbij de eerst volgende stap? Je kunt Mijn Pad zelf invullen of samen met iemand die jij uitkiest. Ook bepaal je zelf hoe je Mijn Pad bewaart en wie het boekje in mag zien. Met Mijn Pad zet je op een rij: 1. Wat wil je op dit moment bespreken? Waar denk je aan? 2. Wat gaat goed, waarover ben je tevreden? En wat is lastig, gaat niet zo goed? 3. Wat wil je veranderen, verbeteren? 4. Wat is daarbij de eerstvolgende stap? 5. Wat is er nodig om die stap te kunnen zetten? Aan het eind van Mijn Pad maak je een overzicht en een stappenplan. Als dat klaar is kun je bedenken: wat kan ik zelf en waar kan ik hulp bij gebruiken? En: met wie ga ik in gesprek over mijn stappenplan? Als er iets verandert, kun je Mijn Pad opnieuw invullen, en je keuzes aanpassen. Dit boekje is van:
Naam: ………………………………………………………………
Leeftijd: ………… jaar
Datum:
-
- 20
Plaats: ………………………
Participeren Kun Je Leren – pagina 23
Omcirkel hieronder één of meer onderwerpen: waarover wil jij het nu hebben? Waar denk je aan? Elke keuze is goed, want het gaat om jouw mening.
Voor mijzelf zorgen
Mijn vrienden, vriendinnen
Mijn school, mijn opleiding
(p. 6)
(p. 9)
(p. 11)
Mijn vrije tijd
Mijn plek, mijn huis
Mijn werk
Mijzelf, hoe ik mij voel
Mijn vriend(in)
Mijn familie
(p. 22)
(p. 24)
Mijn leven tot nu toe
Mijn keuzes, mijn toekomst
Mijn begeleiding, mijn plan
(p. 27)
(p. 29)
(p. 34)
(p. 13)
(p. 19)
(p. 15)
(p. 17)
Stap 1: Ga voor het eerste onderwerp van jouw keuze naar de bijbehorende pagina. Beantwoord de vragen. Herhaal dit voor het tweede onderwerp, enzovoort. Stap 2: Klaar met al jouw onderwerpen? Ga naar bladzijde 38-39. Maak jouw scoreoverzicht. En maak een stappenplan en actieplan. Stap 3: Met jouw stappenplan ga je alleen of samen met anderen aan de slag. Bewaar dit boekje goed, zodat je steeds kunt kijken: volg ik nog steeds Mijn Pad?
Participeren Kun Je Leren – pagina 24