voor verwijzing naar het UMCG te Groningen , de afdeling Urologie Cryotherapie als behandeling van prostaatkanker Inleiding U heeft prostaatkanker en bent onder behandeling van de afdeling Urologie van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG). In deze folder vindt u informatie over de behandeling van prostaatkanker met cryotherapie. Als u na het lezen van deze folder nog vragen heeft, dan kunt u die altijd met de uroloog of de oncologieverpleegkundige bespreken. Cryotherapie Cryotherapie is de behandeling waarbij prostaatkankercellen worden vernietigd door ze te bevriezen. Met behulp van echografie (doorlichting) worden enkele holle, zeer dunne naalden heel precies in de prostaat geplaatst. Door de naalden wordt vloeibaar argongas geperst, waardoor op de punt van de naalden zich ijs vormt. Kort daarna wordt er vloeibaar heliumgas door de naalden geperst, waardoor de ijskristallen weer ontdooien. Door te vriezen en te ontdooien worden prostaatkankercellen vernietigd. Voor wie is cryotherapie? Cryotherapie is een behandeling voor patiënten met een niet‐uitgezaaide prostaatkanker die geen operatie kunnen of willen ondergaan. Ook patiënten die al eerder behandeld zijn met uitwendige of inwendige bestraling (brachytherapie), kunnen alsnog cryotherapie ondergaan, wanneer er een verdenking is van terugkeer van de ziekte (ziekterecidief). In principe kunnen alle patiënten die een narcose kunnen ondergaan, behandeld worden met cryotherapie. Er is een aantal redenen om niet voor cryotherapie te kiezen. Cryotherapie wordt afgeraden bij mannen die: ‐ geopereerd zijn aan een kwaadaardige aandoening van de endeldarm; ‐ kort geleden een prostaatoperatie hebben ondergaan; ‐ een grote prostaat hebben. De uroloog zal met u bespreken of u in aanmerking komt voor cryotherapie. Voorbereiding Onderzoeken Voordat u behandeld kunt worden met cryotherapie is het nodig een aantal onderzoeken te doen:
1
• •
Een echoscopie van de prostaat. Het nemen van enkele prostaatbiopten (punctie). Hierbij wordt met een dunne naald weefsel uit uw prostaat gezogen. • CT/PET scan. Bij dit onderzoek wordt onder andere gekeken naar uitzaaiingen in de lymfeklieren en de grootte van uw prostaat. • Urinekweek. Uw urine wordt onderzocht. Als het nodig is krijgt u een recept voor een antibiotica thuisgestuurd. De verpleegkundige zal de onderzoeken van tevoren met u bespreken en geeft u zonodig aanvullende informatie over deze onderzoeken. Als uit de voorbereidende onderzoeken blijkt dat u in aanmerking komt voor cryotherapie dan krijgt u een afspraak bij de uroloog om de behandeling te bespreken. Mocht uit de onderzoeken blijken dat cryotherapie geen goede behandeling voor u is, dan bespreekt de uroloog met u wat de mogelijke alternatieven zijn. Afspraken Urologie U heeft op de polikliniek Urologie een gesprek met de uroloog over de operatie. Als u bloedverdunnende medicijnen gebruikt stopt u, in overleg met de uroloog, een aantal dagen voor de operatie hiermee. Anesthesiologie U krijgt een afspraak thuisgestuurd voor het preoperatieve spreekuur. Tijdens het preoperatieve spreekuur heeft u een afspraak met de anesthesioloog over uw gezondheid en eventuele medicijnen die u gebruikt. De anesthesioloog onderzoekt u en bespreekt met u de narcose. U kunt overleggen of u een slaaptablet mag gebruiken voor de operatie. Verpleegafdeling Na uw bezoek aan de anesthesioloog gaat u naar de verpleegafdeling. Daar heeft u een gesprek met de verpleegkundige, de zaalarts of co‐assistent en de voedingsassistent. Meestal zijn alle gesprekken om 12.00 uur afgerond en kunt u naar huis. Opname De definitieve opnamedatum krijgt u thuis gestuurd. Een dag voor de operatie gaat u naar het ziekenhuis. De opname duurt meestal twee à drie dagen. Als u vragen heeft kunt u deze aan de verpleegkundige stellen. Voorbereiding Het is belangrijk dat er tijdens de operatie geen ontlasting in uw darmen zit. U krijgt hiervoor ’s avonds een klysma. Dan wordt ook de schaamstreek geschoren. Op de avond voor de operatie krijgt u een injectie ter voorkoming van trombose. Trombose is een bloedstolsel in een bloedvat dat kan ontstaan doordat u stil ligt tijdens de operatie. De injectie krijgt u eenmaal daags tot u weer naar huis gaat. Op de avond voor de operatie mag u vanaf 24.00 uur niets meer eten en drinken. De ochtend voor de operatie mag u douchen en trekt u de operatiekleding aan. Ter voorbereiding op de narcose krijgt u medicijnen, een rustgevend tablet en een pijnstiller, die
2
de anesthesioloog heeft voorgeschreven. Om infecties te voorkomen start u met antibiotica. Als u nog andere medicijnen gebruikt, overlegt u met de verpleegkundige welke u mag innemen. Als u sieraden draagt en/of een (gebits) prothese heeft, moet u deze verwijderen. Een verpleegkundige brengt u op uw bed naar het Functiecentrum waar de ingreep plaatsvindt. Daar wordt u gevraagd om op de operatietafel te gaan liggen. De operatie (behandeling) Tijdens de operatie ligt u op uw rug op een operatietafel. U ligt met uw benen gespreid, in beensteunen. De uroloog brengt zes tot negen naalden in de prostaat. De naalden worden tussen de balzak en anus geplaatst, de juiste positie van deze naalden wordt gecontroleerd door echografisch onderzoek, dat gelijktijdig via de anus (endeldarm) plaatsvindt. U krijgt een katheter (slangetje) via de plasbuis in de blaas. Via deze katheter stroomt warme vloeistof, zodat de plasbuis tijdens het bevriezen van de prostaat niet teveel afkoelt. Ook wordt er een slangetje via de buikwand in de blaas gebracht (buikkatheter). Via deze katheter wordt de blaas geleegd. In de endeldarm en in de plasbuis worden dunne thermometertjes ingebracht. Zo kan de uroloog zien of de plasbuis en de endeldarm niet te koud worden. De ingreep duurt ongeveer twee tot drie uren. De uroloog bevriest en ontdooit de prostaat twee tot drie keer. Na de operatie verwijdert de uroloog de naalden. U krijgt een stevig verband op de plaats waar de naalden hebben gezeten.
Na de operatie Na de operatie gaat u naar de uitslaapkamer. Als u goed wakker bent gaat u terug naar de verpleegafdeling. Daar controleert de verpleegkundige regelmatig uw bloeddruk, het hartritme, de temperatuur en de urineproductie. Op de dag van de operatie blijft u in bed.
3
U krijgt op vaste tijden medicijnen tegen de pijn. De verpleegkundige vraagt regelmatig naar uw pijn. Het is belangrijk dat u vertelt hoe u de pijn beleeft. Zonodig kunt u op tijd extra medicijnen tegen de pijn krijgen. Een goede pijnbestrijding zorgt voor een beter herstel. Ook als u misselijk bent, kunt u om medicijnen vragen. U heeft een buikkatheter die ervoor zorgt dat de urine uit de blaas kan vloeien. U hoeft niet zelf te plassen. De buikkatheter kan de blaaswand irriteren waardoor u het gevoel heeft dat u moet plassen. Dit wordt 'blaaskramp' genoemd. Wanneer u hier last van heeft, bespreekt u dit dan met de verpleegkundige. Zij kan u hiervoor medicijnen geven. De buikkatheter blijft een week zitten. De verpleegkundige legt u uit hoe u thuis de katheter moet legen, verzorgen en onderdelen kunt vervangen. U ontvangt hierbij een folder, waarin alle informatie over de buikkatheter staat beschreven. De urine kan na de behandeling wat bloederig zijn. De katheter via de plasbuis wordt meestal een dag na de operatie verwijderd. U heeft een infuus in uw hand of arm. Het infuus wordt verwijderd als het eten en drinken weer goed gaat. De eerste dagen na de operatie De eerste dag na de operatie helpt de verpleegkundige u zonodig bij uw lichamelijke verzorging. U mag weer uit bed. Het is belangrijk dat u de eerste dagen na de operatie niet hoeft te persen bij de ontlasting. Persen veroorzaakt druk in het prostaatgebied. Hierdoor kan de prostaat gaan bloeden. Om harde ontlasting te voorkomen krijgt u medicijnen om de ontlasting zacht te houden. Naar verwachting gaat u op de eerste dag na de operatie naar huis. U kunt naar huis als: ‐ u geen koorts heeft; ‐ u zichzelf goed kunt verzorgen; ‐ u weer normaal eet; ‐ u normale ontlasting heeft; ‐ u de buikkatheter kunt verzorgen. Complicaties Als gevolg van de cryotherapie moet u rekening houden met erectiestoornissen. Wanneer de prostaat bevroren is geweest kan er tijdens het orgasme geen zaadlozing meer plaatsvinden. Het gevoel bij het orgasme veranderd echter meestal niet. Sommige mannen hebben na de operatie last van ongewild urineverlies. Dit komt niet vaak voor. Meestal is deze klacht tijdelijk. Naar huis Voor de eerste zes weken krijgt u adviezen mee. Deze zijn als volgt: ‐ geen alcohol drinken; alcohol verdunt het bloed. ‐ geen zware lichamelijke arbeid verrichten;
4
‐ ‐ ‐
niet fietsen; niet te hard persen bij ontlasting; geen zetpillen of temperatuur meten via anus. Door de ingreep kan het slijmvlies gevoeliger zijn en makkelijker gaan bloeden.
U kunt in de eerste weken tot de eerste maanden nog bloed verliezen in de urine. Dat is heel normaal. Wij raden u aan om veel te blijven drinken, anderhalf tot twee liter per dag. Dit is belangrijk om de blaas goed te kunnen spoelen. Contact opnemen Neemt u contact op met uw huisarts wanneer: • u aanhoudende (buik)pijn heeft die niet verdwijnt met gebruik van de voorgeschreven pijnstillers. Meestal mag u viermaal daags (om de zes uur) twee tabletten paracetamol van 500mg innemen. • u koorts heeft boven de 38,5 C of langer dan 24 uur boven de 38° C. • u hevig bloedverlies met stolsels heeft. • er geen urine meer in de katheterzak komt. De huisarts kan u mogelijk direct helpen of contact opnemen met de dienstdoende uroloog van het UMCG. Poliklinische controle U krijgt een afspraak mee voor een controlebezoek op het Functiecentrum Urologie. Deze afspraak volgt een tot twee weken na de operatie. Tijdens dat bezoek wordt uw blaas gevuld met water. Daarna kunt u proberen te plassen. Als het plassen goed gaat, wordt de buikkatheter verwijderd. Het wondje in de buikwand kan nog iets lekken. Hiervoor krijgt u verbandmateriaal mee naar huis. In verband met het risico op een blaasontsteking krijgt u een recept voor een antibiotica mee. Na drie maanden komt u opnieuw voor controle, nu op de polikliniek bij de (assistent) uroloog. De uroloog bespreekt met u de verdere gang van zaken na deze behandeling. Werkhervatting Als u zich afvraagt of uw aandoening of behandeling gevolgen heeft voor het uitoefenen van uw werk, dan kunt u dit het beste bespreken met uw uroloog. Zo wordt duidelijk of u (tijdelijk) beperkingen heeft en waar u rekening mee moet houden. De bedrijfsarts begeleidt de terugkeer naar uw werk. Daarom is het belangrijk dat uw bedrijfsarts op de hoogte is van uw aandoening en behandeling. Afspraken over uw werk zullen vaak soepeler verlopen als u de bedrijfsarts al vóór de ingreep informeert. Om uw privacy te beschermen is uw toestemming nodig voor eventueel overleg tussen de uroloog en uw bedrijfsarts.
5
Vragen Een behandeling in verband met prostaatkanker is een ingrijpende gebeurtenis voor u en uw naasten. Het is dan ook vanzelfsprekend dat u vragen heeft over de operatie en de gevolgen ervan. Bespreek dit samen met uw partner (of directe naaste) met de uroloog of de oncologieverpleegkundige. Ook na de behandeling kunt u met uw vragen bij hen terecht. De oncologieverpleegkundige heeft telefonisch spreekuur op vrijdagmiddag van 14.00 tot 15.30 uur. Het telefoonnummer is (050) 361 34 89 of (050) 361 45 75. Stichting Contactgroep Prostaatkanker (SCP) De Stichting Contactgroep Prostaatkanker (SCP) helpt mensen met prostaatkanker bij vragen en problemen als gevolg van hun ziekte. Ze geven zowel telefonische als schriftelijke informatie. De stichting komt op voor de belangen van kankerpatiënten en stimuleert lotgenotencontact. Ook geeft de stichting voorlichting. Voor meer informatie kunt u de website www.kankerpatient.nl/prostaatkanker raadplegen. Stichting Contactgroep Prostaatkanker Postbus 8152 3503 RD Utrecht Telefoonnummer (030) 291 60 90
6