Lab’propos Volume 1, Issue 1
oktober 2012
Dienst Laboratoriumgeneeskunde Campus Sint-Jan AZ Sint-Jan Brugge-Oostende AV Intro De eerste nieuwsbrief van de dienst laboratoriumgeneeskunde, campus Sint-Jan is een feit. Met deze nieuwsbrief willen we u op periodieke basis informeren over laboratoriumonderwerpen die u aanbelangen. Aankondigingen van nieuwe testen, aanpassingen in de labogids, stopzetting van obsolete testen e.d. zullen in de Lab’propos verschijnen. Daarnaast zullen ook interessante wetenschappelijke duidingen hier een plaatsje vinden. Geplande voordrachten en andere weetjes zal u kunnen terugvinden onder de rubriek ‘Interessante informatie’.
Labogids Een labogids is onontbeerlijk in de communicatie als laboratorium. Veel praktische, voornamelijk preanalytische, vragen kunnen beantwoord worden door deze gids te raadplegen. U kan de labogids raadplegen op onze website: http://www.azsintjan.be/labo/labogids
Veel plezier bij het lezen van deze eerste uitgave! Namens Johan Billiet, Barbara Cauwelier, Jan Emmerechts, Melanny Hidajat, Michel Langlois, Eric Nulens, Marijke Reynders, Sylvie Roggeman, Ignace Surmont en Timothy Vanwynsberghe
In dit nummer: Intro Labogids Aangepaste therapeutische streefwaarden voor cardiopreventieve behandeling van dyslipidemie Nieuwe methode en referentiewaarden voor de screening en identificatie van ENA autoantistoffen Nieuwe methode voor volumebepaling van sperma-analyses Nieuwe stollingsautomaat voor speciale en routine stollingstesten
Interessante informatie: 1 1 2 3
Bezoek onze website: http://www.azsintjan.be/labo Nieuwe aanvraagbrieven kan u steeds bekomen via ons secretariaat: tel. 9900
[email protected]
3 4
Wenst u Lab’propos op een ander adres of niet meer te ontvangen, mail dan naar
[email protected] Dienst laboratoriumgeneeskunde, AZ Sint-Jan Brugge-Oostende AV, campus Sint Jan Ruddershove 10 8000 Brugge t: 050/45 99 00 f: 050/45 26 19 Route 620 1 van 5
Lab’propos Aangepaste therapeutische streefwaarden cardiopreventieve behandeling van dyslipidemie.
voor
De lipidenprofielen van het laboratorium geven therapeutische aanbevelingen volgens de richtlijnen van EAS/ESC en de Belgische Lipid Club (1,2). Primaire target: LDL-cholesterol • Bij patiënten met een ZEER HOOG RISICO (vastgestelde cardiovasculaire aandoening, diabetes type 2, diabetes type 1 met orgaanschade/microalbuminurie, matige tot ernstige chronische nierziekte GFR <60ml/min/1.73m 2 of een SCORE van ≥10%) is de streefwaarde voor LDL-C <70 mg/dl en/of een afname van het LDL-C van ≥50% wanneer de streefwaarde niet bereikt kan worden. • Bij patiënten met een HOOG RISICO (sterk verhoogde hypertensie, familiale dyslipidemie, of een SCORE van ≥5 tot <10%) is de streefwaarde voor LDL-C <100 mg/dl. • Bij personen met een MATIG RISICO (SCORE van ≥1 en <5%) is de streefwaarde voor LDL-C <115 mg/dl. Secundaire targets: Non-HDL-cholesterol en apolipoproteïne B Non-HDL-C en apoB reflecteren het totale aantal atherogene lipidenpartikels (méér dan LDL) en dus ook de residuele dyslipidemie na bereiken van de LDL target. Non-HDL-C wordt eenvoudig berekend (totaal cholesterol – HDL cholesterol) en is een handige primaire target in die gevallen waar LDL-C niet kan berekend worden met de Friedewald formule (triglyceriden >400 mg/dl). Non-HDL-C en apoB worden aanbevolen als secundaire target bij patiënten met gecombineerde dyslipidemie, metabool syndroom, type 2 diabetes en chronische nierziekte: • Bij patiënten met een ZEER HOOG RISICO is Non-HDL-C <100 mg/dl of apoB <80 mg/dl als secundair doel gewenst na bereiken van de LDL target. • Bij patiënten met een HOOG RISICO is Non-HDL-C <130 mg/dl of apoB <100 mg/dl als secundair doel gewenst na bereiken van de LDL target. ApoB testen zijn wereldwijd gestandaardiseerd en vertonen geen methode-afhankelijke inter-laboratorium variaties, in tegenstelling tot LDL-C en non-HDL-C. Hoe vaak moeten de lipiden getest worden? Vóór aanvang van hypolipemiërende behandeling moeten er op zijn minst twee metingen gedaan worden in nuchtere, stabiele toestand met een tussenperiode van 1–2 weken (12 weken na ernstige ziekte, trauma of chirurgie), uitgezonderd bij omstandigheden waarin onmiddellijke behandeling met geneesmiddelen aan te bevelen is, bijvoorbeeld bij acute coronaire aandoening. Hoe vaak moeten de lipiden getest worden na aanvang van de hypolipemiërende behandeling? 8 (±4) weken na aanvang van de behandeling. 8 (±4) weken na wijzigingen van de behandeling tot het beoogde doel bereikt is. Hoe vaak moeten de lipiden getest worden wanneer de patiënt het beoogde of optimale cholesterolniveau bereikt heeft? Eenmaal per jaar (tenzij er problemen zijn met de therapietrouw of er een andere specifieke reden is voor vaker testen). Stop medicatie wanneer serum CK >5x en lever ALT >3x bovenste referentielimiet. Voor verdere info: Prof. Dr. M. Langlois tel. 2729 Referenties: 1. ESC/EAS Guidelines for the management of dyslipidaemias. Eur Heart J. 2011,32:1769–1818. 2. European Guidelines on cardiovascular disease prevention in clinical practice (version 2012) Eur Heart J. 2012:33;1635–1701
Dienst laboratoriumgeneeskunde, AZ Sint-Jan Brugge-Oostende AV, campus Sint Jan Ruddershove 10 8000 Brugge t: 050/45 99 00 f: 050/45 26 19 Route 620 2 van 5
Lab’propos Nieuwe methoden en referentiewaarden voor de screening en identificatie van Extractable Nuclear Antigen (ENA) auto-antistoffen Sinds 10 september 2012 worden nieuwe immunoassays (EliA, ThermoFisher) in het laboratorium campus SintJan in gebruik genomen voor het opsporen van anti-ENA bij een positieve ANF (Titer > 80) en voor verdere identificatie van positieve anti-ENA. Daardoor zijn er veranderingen van de cut-off waarden van deze resultaten. Deze nieuwe cut-off waarden zullen vermeld worden op het protocol. Vanaf 10 september 2012 gelden derhalve de Screening van anti-ENA Interpretatie Negatief Grijze zone Positief
volgende referentiewaarden: Ratio < 0.7 0.7-1 >1
Identificatie van positieve anti-ENA
U1-RNP (RNP-70kD,RNP-A, RNP-C) en SmD Negatief: < 5 U/ml Grijze zone: 5-10 U/ml Positief: > 10 U/ml Ro52 en Ro60 (SS-A), La (SS-B), centromeer (Cenp-B), Rib-P, Scl-70, Jo-1 Negatief: < 7 U/ml Grijze zone: 7-10 U/ml Positief: >10 U/ml
ANF:
Interpretatie Titer (Geen wijziging van referentie waarde van ANF) Negatief < 80 Positief > 80
positieve ANF (gespikkeld nucleair patroon) met immunofluorescentie microscopie ENA-positief
Voor verdere info: Prof. Dr. M. Langlois tel. 2729
Op de werkpost andrologie van de entiteit Reproductieve technieken werd op 1 september overgeschakeld naar een nieuwe methode van volumebepaling voor sperma-analyses. Deze methode door middel van gewichtsbepaling en aangepast aan de nieuwe WHO-richtlijnen is nauwkeuriger dan onze vroeger gebruikte methode van rechtstreekse volumebepaling. Er wordt gebruikt gemaakt van voorgewogen staalrecipiënten welke steeds beschikbaar zijn op het Centrum Reproductieve Technieken en op de raadplegingen. Het staal wordt bij voorkeur ter plaatse aangemaakt. Het spermavolume wordt berekend aan de hand van het verschil in gewicht van het staalrecipiënt. Indien de volumebepaling niet gebeurt volgens deze methode, is een afwijking van ±10 % bij de volumebepaling mogelijk. Dit kan gevolgen hebben voor de concentratie en/of motiliteit en zal zo op het protocol vermeld worden. Voor verdere info en aanvraag van voorgewogen staalrecipiënten voor de raadpleging: Klinisch embryoloog Valerie Standaert tel. 2632 en Dr. S. Roggeman tel. 2623
Dienst laboratoriumgeneeskunde, AZ Sint-Jan Brugge-Oostende AV, campus Sint Jan Ruddershove 10 8000 Brugge t: 050/45 99 00 f: 050/45 26 19 Route 620 3 van 5
Lab’propos Nieuwe stollingsautomaat voor routine en speciale stollingstesten In de loop van de maanden augustus en september werd een nieuwe stollingsanalyzer in gebruik genomen voor de analyse van zowel routine als speciale stollingstesten. Het betreft de ACL Top van de firma IL. Van de omschakeling werd gebruik gemaakt om enkele verbeteringen door te voeren in de analyseprocedures, zodat alle analyses gebeuren conform de internationale guidelines. Doordat er voortaan gewerkt wordt met nieuwe reagentia, werden sommige referentiewaarden aangepast. Bovendien zullen voortaan leeftijdsafhankelijke referentiewaarden gerapporteerd worden voor de meeste speciale stollingstesten (vooral vitamine K-afhankelijke factoren die door de lever worden geproduceerd, en die lager zijn in de eerste 6 levensmaanden). Onderstaande tabel vat de belangrijkste aanpassingen en de nieuwe referentiewaarden samen: Parameter
Nieuwe referentiewaarden >180 dagen
PT (%)
70-150
PT (INR)
NVT
aPTT (sec)
25-37
Fibrinogeen (mg/dL)
160-390
Ddim (ng/mL)
<500
Parameter
Nieuwe referentiewaarden <1 dag
<5 dagen
<30 dagen
<90 dagen
<180 dagen
>180 dagen
FII (%)
26-70
33-93
34-102
45-105
60-116
70-130
FV (%)
36-108
45-145
62-134
48-132
55-127
60-140
FVII (%)
28-104
35-143
42-138
39-143
47-127
50-130
FVIII (%)
22-178
22-154
25-157
33-125
37-109
50-150
FIX (%)
15-91
15-91
21-81
21-113
36-136
65-150
FX (%)
2-78
19-79
31-87
35-107
38-118
75-130
FXI (%)
10-66
23-87
27-79
41-97
38-134
65-150
(1)
FXII (%)
13-93
11-83
17-81
25-109
39-115
50-150
(1)
Proteïne C (%)
17-53
20-64
21-65
28-80
37-81
70-140
vrij Proteïne S (%)
12-60
22-78
33-93
54-118
55-119
75-145 (M)
Antitrombine (%)
39-87
41-93
48-108
73-121
84-124
55-125 (V)
(2)
70-130
(1)
APC-resistentie
afwezig
Lupus anticoagulans
afwezig
(1) De bepaling wordt niet meer verzonden naar een extern labo, maar gebeurt voortaan in ons eigen labo (2) Wijziging van gemeten parameter (zie onder) (3) Nieuwe onderliggende testen, conform internationale guidelines ISTH
Dienst laboratoriumgeneeskunde, AZ Sint-Jan Brugge-Oostende AV, campus Sint Jan Ruddershove 10 8000 Brugge t: 050/45 99 00 f: 050/45 26 19 Route 620 4 van 5
(3)
Lab’propos De bepaling van het ‘totale proteïne S’ werd vervangen door de bepaling van het ‘vrije proteïne S’. Het is immers enkel de vrije fractie, die niet gebonden is aan het dragereiwit C4bBP, die functioneel actief is. De bepaling van ‘vrij proteïne S’ is daarom klinisch relevanter dan de bepaling van het ‘totale proteïne S’. Bovendien kunnen bepaalde types van aangeboren proteïne S deficiëntie enkel opgespoord worden met de bepaling van ‘vrij proteïne S’, en niet met de bepaling van het ‘totale proteïne S’. Voor vrij proteïne S worden voortaan geslachtsafhankelijke referentiewaarden gerapporteerd. Bij (premenopauzale) vrouwen worden immers lagere waarden gemeten dan bij mannen. Na de menopauze stijgen de waarden voor vrouwen tot de waarden gemeten bij mannen. Een doorgedreven evaluatie en validatie van de nieuwe methodes demonstreerde een goede correlatie tussen resultaten bekomen met de vorige en de nieuwe meetmethodes. In functie van deze wijzigingen zullen de aanvraagbrieven in de nabije toekomst aangepast worden. Hierbij zullen de termen ‘Cefalinetijd’ en ‘Quick tijd’ geleidelijk volledig vervangen worden door respectievelijk ‘APTT’ en ‘PT’. Er werden geen aanpassingen doorgevoerd in de analyses van de overige stollingsparameters die in ons labo worden uitgevoerd: ristocetine cofactor activiteit, von Willebrand factor antigen, heparine antistoffen, anticardiolipine antistoffen, moleculair biologische bepaling van FV Leiden en Protrombine G20210A mutatie en bloedplaatjesfunctietesten. Bijkomende informatie bij alle stollingsanalyses is terug te vinden op onze online labogids http://www.azsintjan.be/labo/labogids. Voor verdere info: Dr. J. Emmerechts tel. 2309
ACL Top
Dienst laboratoriumgeneeskunde, AZ Sint-Jan Brugge-Oostende AV, campus Sint Jan Ruddershove 10 8000 Brugge t: 050/45 99 00 f: 050/45 26 19 Route 620 5 van 5