NTF
RADIX 5/02/2015
VOLUME 1, ISSUE 1
RADIX is een uitgave van de Nationale Taskforce Plan R. Met als voornaamste doelstelling bijkomende duiding te geven rond bepaalde thema’s . Verantwoordelijke uitgever OCAD—OCAM
Inhoud
Voorwoord
Voorwoord
1
Salafisme
1-6
Radical Awareness 7-9 Network
In het licht van de cohesie tussen het federale niveau (NTF) en het lokale niveau (LTF) werd er nagedacht op welke wijze de beide niveaus korter en nauwer bij mekaar konden worden gebracht. De ganse opzet en finaliteit van het plan R beoogt immers een geïntegreerde en globale aanpak van een maatschappelijk fenomeen. Deze aanpak kan alleen als zowel het federaal als het lokaal niveau korter en nauwer kunnen samenwerken. Uiteindelijk is deze newsletter een eerste aanzet tot de creatie en aanhalen van een band tussen beide niveaus in de optiek dat alleen samenwerken tot een gewenst resultaat kan leiden. Deze uitgave is bovendien het resultaat van een doorgedreven samenwerking tussen de verschillende diensten die lid zijn van de NTF. Onze dank gaat vanzelfsprekend dan ook uit naar de constructieve bijdrage van eenieder.
Salafisme Historiek Doorheen de tijd werd het salafisme op diverse manieren beïnvloed. Daardoor is het vandaag een veelzijdige stroming. Men zou kunnen stellen, zij het wat karikaturaal, dat voor elke salafistische prediker een andere vorm van salafisme bestaat. De aanhangers van het salafisme staan voor een terugkeer naar de bronnen van de Islam en verwijzen in dat opzicht naar de tijd van de profeet en zijn metgezellen. Deze metgezellen worden ook ‘vrome voorvaderen’ genoemd - in het Arabisch: ‘as-salaf as-salih’, waarvan de term salafisme is afgeleid. Ze beschouwen zich als de exclusieve, legitieme vertegenwoordigers van de oorspronkelijke Islam en willen de Islam zuiveren van alle niet islamitische invloeden die ze heeft ondergaan. Het salafisme beoogt het leven in de maatschappelijke, politieke en individuele sferen in te richten volgens de uitgezuiverde religieuze voorschriften die men uit Koran en soenna kan afleiden. De ultieme doelstelling van het salafisme is om het khalifaat of de islamitische staat, , waar zal worden geregeerd volgens de sharia of de islamitische wet in zijn meest strikte interpretatie, in ere te herstellen.
Page 2
Twee stromingen Binnen het salafisme zijn twee hoofdstromingen te onderscheiden. De eerste stroming, het ‘wetenschappelijk’ salafisme, steunt op prediking als instrument voor het verspreiden van het gedachtegoed. Sommige van haar vertegenwoordigers geven ook een politieke interpretatie aan hun theorieën. De meerderheid van de salafisten behoort tot deze geweldloze stroming. Een minderheid steunt echter geweld en terrorisme. Zij vormt de tweede hoofdstroming binnen het salafisme, die ook bekend staat als de salafi-jihadi stroming. Voor deze salafisten is prediking alleen niet voldoende om de religieuze voorschriften in de praktijk te brengen. De jihad, als gewelddadige weg om de Islam op te leggen, maakt volledig deel uit van de ideologie. Volgens de meest extreme vertegenwoordigers van deze stroming is geweld tegen de vijanden van de Islam legitiem, ook in Europa. Het salafisme in België en de rest van Europa
« Coming together is progress; working together is succes. » Henry Ford
Ook in België en Europa is het salafisme een minderheidsstroming. Salafisten zijn van mening dat er een conflict bestaat tussen de moderne, westerse samenleving en de goddelijke boodschap. Deze samenleving verhindert hen namelijk om te leven volgens die boodschap. Daarom kan het salafisme worden gezien als een vorm van non conformisme of zelfs als een onverholen verwerping van de volledige samenleving . Het ‘antwoord’ van het salafisme bestaat erin om zich, in grote of kleine groepen, terug te trekken uit de samenleving en parallelle samenlevingsvormen te creëren. Sommige salafisten wijten hun persoonlijke of maatschappelijke problemen aan discriminatie. Ze verkiezen echter zelf om geen deel te willen uitmaken van de samenleving of, in het ergste geval, om de samenleving te bestrijden. Deze keuze kan leiden tot werkloosheid, problemen met huisvesting, gezondheidsproblemen, schoolachterstand etc, waardoor ze uiteindelijk in een vicieuze cirkel dreigen terecht te komen. Concepten Ondanks de vele facetten die het salafisme kenmerken, zijn er wel enkele doctrinaire concepten die min of meer door alle aanhangers worden gedeeld. Deze concepten en hun specifieke interpretatie vormen de kern van de salafistische leer en worden hieronder beknopt besproken. Koran, soenna, sharia, khalifaat De ambitie om de islamitische staat of het khalifaat te vestigen die wordt gereguleerd door de sharia ( islamitische wet), vormt de basis van het salafisme.Volgens de salafisten zijn alleen de Koran, als het letterlijke woord van God dat gericht werd tot de profeet Mohammed, en de soenna, de overgeleverde uitspraken en handelingen van de profeet, gezaghebbende bronnen van het recht. Tawhid/tawheed De tawheed betreft de uniciteit van God. Het is de bekrachtiging van het monotheïstische karakter van het salafisme. Tevens verwijst tawheed naar de idee dat God de enige machthebber is. Salafisten gebruiken tawheed bij de opbouw van hun theorie rond politiek en maatschappij. Het komt God, die almachtig is, namelijk als enige toe de maatschappij te ordenen. De mens heeft dus niet dit recht. Op deze manier legitimeren salafisten de verwerping van de seculiere staat en de
Page 3
democratie. De zeer nauwe interpretatie van het monotheïsme leidt bij salafisten bovendien tot het verbod om anderen dan Allah te aanbidden, het verwerpen van andere religies en zelfs het verwerpen van andere stromingen binnen de Islam. Al wala wal bara Dit concept handelt over de doctrine van toenadering en afstand. Om Allah correct te dienen, wordt de moslim geacht om medemoslims steeds te vertrouwen en als bondgenoten te behandelen. Andersgelovigen moeten worden gewantrouwd en gemeden. Volgens de interpretatie van sommigen dient dit wantrouwen verder te gaan en dient de andersgelovige als vijand te worden beschouwd. Zo wordt deze doctrine door sommigen gebruikt als argument voor de gewapende strijd. Jihad De ‘grote jihad’ (jihad an-nafs) wordt gedefinieerd als een persoonlijke oefening om het eigen geloof te verdiepen. Deze interpretatie wordt soms door salafisten gekaapt om de andere interpretatie van jihad, als heilige oorlog, te verdoezelen. De heilige oorlog betreft het gebruik van geweld ter verdediging van de Islam. Het concept jihad, alsook de voorwaarden om over te gaan tot het gebruik van geweld, zijn onderhavig aan vele en verschillende interpretaties. De meest radicale salafisten vinden dat het voeren van jihad een individuele plicht is voor elke moslim. Ze beschouwen de jihad als ‘de zesde pijler’ van het geloof. Ze menen dat elke individuele moslim de plicht heeft om de vijanden van de Islam te bestrijden, zowel in landen met een moslimmeerderheid als in andere (bijvoorbeeld Europese) landen.. In welke mate vormt het salafisme een probleem voor onze samenleving? Het salafisme steunt op een ultra-orthodoxe, reactionaire en intolerante lezing van de Islam, is. Het is tegengesteld aan elke vorm van polytheïsme en atheïsme, voedt anti-semitische gevoelens, beschouwt de westerse samenleving en haar waarden als onzuiver, en oordeelt dat andere islamitische stromingen dwalen in de leer. Sommige vertegenwoordigers van het salafisme verwerpen fundamentele rechten zoals de onvoorwaardelijke vrijheid van geloof en/of de gelijkheid tussen man en vrouw. Sommige salafistische groepen in Europa proberen eigen, salafistische gemeenschapsvormen op te richten. Ze tonen zich niet bereid om te integreren en creëren parallelle samenlevingsstructuren die over hun eigen economische, bevoorradings- en dienstensectoren beschikken. Ze zijn van mening dat enkel dit terugplooien op de eigen communes hen in staat stelt om volledig te leven volgens de voorschriften van het geloof. Naast de samenleving in zijn geheel, zijn het vooral de mensen uit de onmiddellijke omgeving van salafisten die benadeeld worden door hun gedrag: een moeder of zus die gestigmatiseerd, soms geïntimideerd of zelfs mishandeld wordt omdat ze bijvoorbeeld geen sluier draagt, ouders die verweten worden dat ze niet religieus genoeg zouden zijn etc. Bepaalde salafistische praktijken vormen een gevaar voor de volgelingen zelf. We denken met name aan de praktijk van het uitvoeren van aderlatingen bij medische problemen.
Page 4
De handelingen van salafisten bemoeilijken het samenleven, roepen vijandige en agressieve reacties op en plaatsen de moslimgemeenschappen in een slecht daglicht. Dit terwijl deze gemeenschappen al vaak genoeg in hun geheel verantwoordelijk worden gesteld voor het gedrag van een handvol individuen. Met name extreemrechts exploiteert en versterkt de polarisering tussen de gemeenschappen. Temidden van de moslimgemeenschappen dreigt zich een wrok te nestelen ten aanzien van het Westen, waardoor opnieuw een vicieuze cirkel van wederzijds wantrouwen en haat op gang wordt gebracht. Het salafistisch discours doet dienst als ideologisch kader voor de verdedigers van en de deelnemers aan de jihad. Laat ons echter benadrukken dat dit soms niets anders is dan een poging om een bepaalde zin voor avontuur en durf religieuze wortels te geven. Terwijl zin voor avontuur en durf de ware motivatie zijn voor het gebruik van geweld, is het verwijzen naar een of andere religieuze plicht vaak een drogreden. Wat kenmerkt het salafisme in ons land? Propaganda Propaganda voor het salafisme wordt in België voornamelijk gerealiseerd via het mondelinge discours en/of de preken van imams, religieuze geleerden, een befaamde sheikh, een rondtrekkende prediker of een individu dat omwille van zijn charismatische persoonlijkheid een aantal bereidwillige toehoorders kan overtuigen. Het salafisme heeft eigen kanalen voor de verspreiding van haar gedachtegoed. Dit gebeurt voornamelijk op twee manieren. Enerzijds worden (vaak) jongeren geïndoctrineerd in salafistische centra die zich op het Belgisch grondgebied bevinden. Anderzijds wordt door financiële giften aan Belgische radicalen de mogelijkheid geboden om in salafistische universiteiten in het buitenland, bijvoorbeeld in Mekka en Medina, te gaan studeren. Het salafistisch discours wordt verspreid via diverse kanalen: moskeeën (de meeste moskeeën spreken het salafistisch discours echter tegen), islamitische/ salafistische centra (waar de Islam aan mannen, vrouwen en kinderen wordt onderwezen), bepaalde satellietzenders (met name uit de Golfstaten die zendtijd schenken aan salafistische predikers), bepaalde radiozenders, bepaalde islamitische boekhandels (die salafistische werken aan de man brengen) etc. Internet en specifiek sociale media zijn uitgesproken krachtige kanalen waarlangs het salafistisch gedachtegoed op grote schaal kan worden verspreid: zij bieden een platform aan salafistische predikers, zelfs de meest traditionele, om een groot publiek te bereiken. Salafisten kunnen via internet zeer snel van gedachten wisselen, indien nodig ook op clandestiene wijze. Via internet is salafistische, zelfs jihadistische content binnen enkele minuten toegankelijk voor iedereen, ook voor diegenen die zich nog in een zeer vroeg stadium van een radicalisering bevinden. De private bijeenkomsten van salafisten, hun sympathisanten en naasten, zijn ook uitverkoren gelegenheden om de doctrine te verspreiden en te consolideren. Profielschets van een salafist Het lijkt onmogelijk om een globale profielschets op te stellen die betrekking zou hebben op alle salafisten. Toch kunnen enkele algemene, doch vage kenmerken als gemeenschappelijk worden beschouwd.
Page 5
Vaak wordt een salafist getypeerd als een man met baard en traditionele kledij, bestaande uit een khamis, een djellaba en een typisch hoofddeksel, of als een vrouw met gezichtsbedekkende sluier. In zoverre dat dit uiterlijk gezien kan worden als de uitdrukking van protest en een verwerping van de gangbare esthetische normen, lijkt het toch niet voldoende om de salafist adequaat en betekenisvol te beschrijven. De salafistische boodschap richt zich tot mannen, vrouwen, jongeren, kinderen, bekeerlingen en gevangenen, zonder onderscheid in etnie, nationaliteit of woonplaats. Dit diverse doelpubliek zorgt voor een potentieel brede sociale basis en bereik. Salafisten richten zich tot verschillende geledingen binnen de moslimgemeenschap en in het bijzonder tot de meest kwetsbare individuen binnen deze gemeenschap. De salafitische ideologie wordt door sommigen opportunistisch aangewend om hun autoriteit te laten gelden of om legitimiteit te verlenen aan het regime van Saoedi-Arabië. De verkondigde boodschap is simpel, soms simplistisch en vereist niet veel meer dan een oppervlakkige kennis van de religie (dit in tegenstelling tot andere radicale ideologieën zoals die van de Moslimbroeders). Charismatische figuren die gebruik maken van een salafistisch discours, hebben op die manier een groep van getrouwen rond zich weten te verzamelen zonder dat ze zelf beschikken over een doorgedreven kennis van de Islam . Salafistische predikers richten zich doelbewust tot een werkloos/doelloos publiek dat makkelijk te beïnvloeden is. Deze mensen vinden in het salafisme een manier om hun leven te structureren, hun waardigheid terug te vinden en een vorm van geborgenheid te vinden binnen een groep. Missie van de thematische werkgroep salafisme in het Plan R De thematische werkgroep salafisme binnen het plan R brengt verschillende diensten samen in de strijd tegen radicalisering. De missie van de groep bestaat erin entiteiten –individuen en groepen– te detecteren die onder de noemer van het salafisme kunnen worden ondergebracht. Van zodra deze entiteiten zijn vastgelegd, kunnen maatregelen worden genomen om de radicaliserende invloed van deze entiteiten in te dijken en hun activiteiten te bemoeilijken. Tot deze maatregelen, die onder de autoriteit vallen van de National Taskforce van het plan R, behoren de weigering van toegang tot het Belgisch grondgebied aan een salafistische prediker, het in werking stellen van economische en sociale wettelijke maatregelen ten aanzien van individuen die onder invloed zijn gekomen van het salafisme etc. Het staat elke dienst vrij om ten aanzien van het fenomeen zijn wettelijke bevoegdheden te ontplooien. De werkgroep ziet erop toe dat de informatie met betrekking tot salafistische entiteiten vlot gedeeld wordt. Bericht ter attentie van de Lokale Taskforces (LTFs) De werkgroep salafisme verwelkomt alle informatie die in de LTFs wordt besproken met betrekking tot salafistische trends op hun grondgebied. Het kan dan gaan om tendenzen, specifieke verenigingen of individuen, bepaalde evenementen of activiteiten met een salafistisch karakter, … Als een LTF interesse heeft om vanuit de werkgroep meer uitleg of een voorstelling over het salafisme te krijgen , dan gaan wij daar graag op in. We zullen ook een literatuurlijst ter beschikking stellen voor zij die nog dieper op het onderwerp willen ingaan (een korte lijst is hierna terug te vinden). De LTFs en/of partners die erin zitten en die de werkgroep salafisme willen contacteren, kunnen dat doen via hun vertegenwoordiger in deze werkgroep.
Page 6
We moedigen de LTF’s zeker aan om, in een constructieve sfeer, samen te werken met de plaatselijke moslimgemeenschappen. Preventie is een essentiële pijler van de strijd tegen radicalisme. Daarom dient de dialoog met de lokale vertegenwoordigers van moslimgemeenschappen permanent en transparant te zijn. Hun initiatieven, die ook tot doel hebben om radicalisering tegen te gaan, in het bijzonder de radicalisering onder jongeren, kunnen mee ondersteund worden. Dit document is niet vertrouwelijk en mag daarom zo breed als mogelijk verspreid worden onder de diensten en partners voor wie de materie interessant kan zijn. Voor hen die nog verder wensen te gaan… Ziehier een korte lijst van interessante werken en artikelen over het onderwerp : AL-RASHEED, M., Contesting the Saudi State. Islamic Voices from a new generation, Cambridge University Press, New York, 2007, 308 p. AMGHAR, S., « Le salafisme en Europe: la mouvance polymorphe d’une radicalisation » in Politique étrangère, Vol.1, 2006, pp.62-78. AMGHAR, S., « Les salafistes : radicalisme islamique et violence politique » in Moyen-Orient, n°13, januari-maart 2012, pp. 44-49. HELLMICH, C., « Creating the Ideology of Al Qaeda: From Hypocrites to SalafiJihadists » in Studies in Conflict and Terrorism, Vol.31, Routledge, London, 2008, pp. 111-124. ROEX, I., VAN STIPHOUT, S., TILLIE, J., Salafisme in Nederland. Aard, omvang en dreiging, Instituut voor Migratie en Etnische Studies, Amsterdam, 2010, 423 p. ROUGIER, B. (sous la direction de), Qu’est-ce que le salafisme ?, Presses Universitaires de France, Paris, 2008. WIKTOROWICZ, Q., « Anatomy of the Salafi Movement » in Studies in Conflict and Terrorism, Vol. 29, n°3, Routledge, London, 2006, pp. 207-239.
Page 7
Radicalisation Awareness Network (RAN) RAN COLLECTION Voorwoord De strijd tegen het terrorisme en gewelddadig radicalisme is niet enkel een verhaal van ‘veiligheidsmaatregelen’. De beste preventie is te voorkomen dat personen zich inlaten met dergelijke praktijken of deze ideeën of methodes afzweren. In het kader van het Europees RAN-netwerk werd een informatieve tekst opgesteld hoe een deradicalisering- of disengagement traject mogelijks kan worden opgezet.
Exit strategieën: deradicalisering en disengagement Deze aanpak bestaat eruit deradicalisering- of disengagement trajecten op te zetten om geradicaliseerde individuen te herintegreren (deradicalisering) of ten minste hen te overtuigen om af te zien van het gebruik van geweld (disengagement). Zelfs na de beste inspanningen op het gebied van preventie blijven er steeds individuen die toch radicaliseren. Eens ze geradicaliseerd zijn, vallen ze uiteindelijk onder de verantwoordelijkheid van de veiligheids- en politiediensten, en in sommige gevallen zelfs van justitie of de penitentiaire instellingen. Vroeg of laat echter zal het geradicaliseerde individu (hoogstwaarschijnlijk) zijn straf uitgezeten hebben en opnieuw in de maatschappij geïntegreerd moeten worden. Als we geradicaliseerde personen succesvol opnieuw in de maatschappij willen brengen is het derhalve belangrijk om hen “deradicaliserings-“ of “disengagement” trajecten te kunnen aanbieden. Dergelijke “exit-programma’s” zouden echter niet enkel aangeboden moeten worden aan mensen die er een gevangenisstraf hebben opzitten. Idealiter zou de gevangenis vermeden moeten kunnen worden dankzij deze trajecten vóórdat de geradicaliseerde individuen overgaan tot illegale activiteiten en de wet overtreden. Algemene omschrijving Doelstelling Het proces van deradicalisering of disengagement heeft zowel betrekking op gedrag en cognitieve aspecten als op geloofsovertuigingen. Wat gedrag betreft, gaat dit in de eerste plaats om het stoppen van gewelddadige acties. Dit valt meestal onder de noemer ‘disengagement’. Wat houding betreft, heeft deze voornamelijk betrekking op een verhoging van het vertrouwen in het systeem, de wil om opnieuw deel uit te maken van de maatschappij en het afstand nemen van niet-democratische middelen. Naar deze aanpak wordt verwezen met “deradicalisering”. In het kort, om de woorden te gebruiken van John Horgan (2009) “zijn ‘disengagement-’ en ‘deradicaliseringstrajecten’ in het algemeen bedoeld voor personen die geradicaliseerd zijn met de bedoeling om hen te herintegreren in de maatschappij of ten minste om te proberen hen te doen afzien van het gebruik van geweld”. Methodes Deradicalisering- en disengagement programma’s kunnen aangeboden worden door NGO’s of overheden, of door combinaties van beiden. De programma’s zijn heel intensief (6 maanden tot 1,5 jaar) en omhelzen en heel gamma aan interventies en ondersteuningsinitiatieven voor degenen die uit het extremistische
Page 8
milieu willen stappen. Individuele coaching (bijvoorbeeld door te werken aan relationele vaardigheden, empathie, zelfrespect, verantwoordelijkheidsbesef en de vaardigheden om aan zelfreflectie te doen); Sociale en economische ondersteuning voor de betrokken personen (herintegratie en tewerkstelling); Familiale ondersteuning en inzet voor de gemeenschap; Psychologische ondersteuning en begeleiding; Religieuze of ideologische begeleiding; Hulp bieden zodat geradicaliseerde personen de stap naar hulpverlening aangeboden vanuit verschillende overheids- en niet overheidsdiensten ook effectief zetten. Lessons Learned Belangrijke lessen uit de deradicaliserings- en disengagement trajecten zijn: In het beginstadium zouden deze trajecten moeten starten met het creëren van een vertrouwensband tussen de deelnemer en de trajectbegeleiders: De meeste van deze deradicaliseringsprogramma’s starten met gesprekken met de deelnemer. Deze gaan over respect en reiken tools aan om relaties op te bouwen en gevoelens uit te drukken. Het idee hierachter is het gesprek op te starten, respect, wederzijds vertrouwen en engagement te creëren, relaties op te bouwen en verwachtingen te leren uiten. In het opbouwen van vertrouwen zijn dergelijke trajecten waarschijnlijk het nuttigst als de deelname op vrijwillige basis gebeurt – persoonlijk engagement is van vitaal belang. Maar soms is een vrijwillige basis niet mogelijk. Geradicaliseerde individuen hebben vaak praktische problemen of vragen (huisvesting, werkloosheid enz). Hen steun bieden om deze problemen op te lossen zal helpen om met hen een band van vertrouwen op te bouwen en hen zelfvertrouwen te geven. De sleutel tot het succes van de trajecten is dat ze op maat gemaakt moeten zijn:
Er is aandacht voor zowel de maatschappelijke als individuele noden van de deelnemer
Familie en sociale netwerken moeten mee in rekening worden gebracht
Een veelzijdige en allesomvattende aanpak is beter dan enkel focussen op één aspect zoals ideologie of sociale steun
In het proces zouden voldoende tijd en ruimte moeten voorzien zijn voor interactie en flexibiliteit. Het deradicaliseringsproces moet dus zo open mogelijk zijn, zodat er ruimte is voor participatie en exploratie.
In navolging van deze aanpak op maat, kan de interventie die gebruikt wordt erg verschillen:
Materiële interventies (huisvesting, schoolkeuze, tewerkstelling) en mmateriële interventies (leren praten over onrechtvaardigheid, woede, uitsluiting; leren reflecteren over het eigen gedrag; ideologische teksten vergelijken enz)
De trajecten zouden moeten focussen op sociale vaardigheden en emotionele ntelligentie, vooral als het gaat over conflicten, woede, schaamte en angst. In deze context hebben zowel gesprekken met mededeelnemers (gefacilteerd door één-op-één gesprekken) als groeps- of kringgesprekken met de extremist/dader en andere gesprekspartners zoals sociaal werkers, familie, leden uit de gemeenschap en soms zelfs slachtoffers hun nut.
Page 9
De meeste programma’s werken pas in tweede instantie aan de ideologie. Maar als ideologie een centrale rol speelt in het radicaliseringsproces, kan het toch nuttig zijn om ex-extremsiten erbij te betrekken. Zij begrijpen immers beter de uitdagingen waar de deelnemer voor staat en bovendien is hun geloofwaardigheid groter. De trajecten kunnen efficiënter zijn als er verschillende tools worden gebruikt zoals films, boeken, sprekers en trips naar specifieke en relevante locaties. In sommige gevallen, vooral met jongeren, kan het nuttig zijn om te werken met rolmodellen (uit de sport-, film- en muziekwereld etc).
Institutionele en professionele eerste vereisten:
Een consistente en lange-termijn aanpak is essentieel;
Een multi-sectoriële aanpak (gezondheidszorg, maatschappelijke sector en probatie) is uitermate belangrijk;
Het betrokken personeel moet adequate opleiding krijgen en zowel specifieke professionele competenties (in radicalisering zowel als in maatschappelijke en jeugdgerelateerde domeinen) als sociale competenties (opbouwen van relaties, persoonlijke en communicatieve vaardigheden) bezitten;
Sommige professionele autoriteiten argumenteren dat dergelijke programma’s best gefaciliteerd worden door niet-overheidsgestuurde actoren die onafhankelijk kunnen handelen binnen of met de staatkundige instellingen. Deze actoren zouden echter wel ondersteund moeten worden door overheidspersoneel en er moeten afspraken komen over kwaliteitsgaranties.
Het lijkt dat de keuze voor de expertise van overheidsdiensten of een nietoverheidsdienst sterk afhangt van de graad van vertrouwen in de autoriteiten van het land in kwestie. In landen waar het vertrouwen groot is, wordt meer gebruik gemaakt van overheidsinstellingen.
Betrokkenheid van de overheid is echter niet altijd een eerste vereiste. Als de overheid bij de programma’s betrokken wordt, verschillen de meningen over wat publiek gedaan moet worden en wat achter gesloten deuren. De voorgestelde praktijken tonen aan dat transparantie over de rol van de overheid kan helpen om een band van vertrouwen te creëren.