DIENST 14 OKTOBER 2012 ds. Tieneke van Lindenhuizen Pieltsjerke De Gaastmar Lezing: Marcus 10,17-31
Toen hij zijn weg vervolgde, kwam er iemand naar hem toe die voor hem op zijn knieën viel en vroeg: ‘Goede meester, wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven?’ 18 Jezus antwoordde: ‘Waarom noemt u mij goed? Niemand is goed, behalve God. 19 U kent de geboden: pleeg geen moord, pleeg geen overspel, steel niet, leg geen vals getuigenis af, bedrieg niemand, toon eerbied voor uw vader en uw moeder.’ 20 Toen zei de man: ‘Meester, sinds mijn jeugd heb ik me daaraan gehouden.’ 21 Jezus keek hem liefdevol aan en zei tegen hem: ‘Eén ding ontbreekt u: ga naar huis, verkoop alles wat u hebt en geef het geld aan de armen, dan zult u een schat in de hemel bezitten; kom dan terug en volg mij.’ 22 Maar de man werd somber toen hij dit hoorde en ging terneergeslagen weg; hij had namelijk veel bezittingen. 23 Jezus keek de kring rond en zei tegen zijn leerlingen: ‘Wat is het moeilijk voor rijken om het koninkrijk van God binnen te gaan.’ 24 De leerlingen schrokken van zijn woorden. Maar Jezus zei nog eens uitdrukkelijk: ‘Kinderen, wat is het moeilijk om het koninkrijk van God binnen te gaan: 25 het is gemakkelijker voor een kameel om door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke om het koninkrijk van God binnen te gaan.’ 26 Nu waren ze nog meer ontzet, en ze zeiden tegen elkaar: ‘Wie kan er dan nog gered worden?’ 27 Jezus keek hen aan en zei: ‘Bij mensen is dat onmogelijk, maar niet bij God, want bij God is alles mogelijk.’ 28 Petrus nam het woord en zei: ‘Maar wij hebben alles achtergelaten om u te volgen!’ 29 Jezus zei: ‘Ik verzeker jullie: iedereen die broers of zusters, moeder, vader of kinderen, huis of akkers heeft achtergelaten omwille van mij en het evangelie,30 zal het honderdvoudige ontvangen: in deze tijd broers en zusters, moeders en kinderen, huizen en akkers, al zal dat gepaard gaan met vervolging, en in de tijd die komt het eeuwige leven. 31 Vele eersten zullen de laatsten zijn en vele laatsten de eersten.’ 17
Uit: De Nieuwe Bijbelvertaling © 2004/2007 Nederlands Bijbelgenootschap
Lezing: Thérèse van Lisieux (2001), Mijn Levensverhaal, Moerzeke, pag. 232-234
‘Er is een zuster in de communiteit die het talent bezit me in alles tegen te staan. Haar manier van doen, haar woorden en haar karakter vind ik zo onaangenaam, en toch is het een heilige zuster die de goede God heel aangenaam moet zijn. Ik wilde niet toegeven aan de natuurlijke antipathie die ik voor haar voelde en zei tegen mezelf dat de liefde voor de naaste niet uit woorden moet bestaan, maar uit daden. Ik ben me er op gaan toeleggen voor deze zuster te doen wat ik gedaan zou hebben voor degene waar ik het meest van houd. Iedere keer als ik haar tegenkwam, bad ik voor haar tot de goede God en bood Hem al haar deugden en verdiensten aan. Ik voelde wel dat Jezus dat plezier deed. Er 1
is geen enkele kunstenaar die niet graag loftuitingen over zijn werken hoort. Jezus, de Kunstenaar van de zielen, is gelukkig als men niet stil blijft staan bij uiterlijkheden, maar het innerlijke heiligdom binnengaat dat Hij als verblijf gekozen heeft, en daar de schoonheid van bewondert. (…) Ze wist absoluut niet wat ik echt voor haar voelde en heeft dus nooit kunnen vermoeden waarom ik zo tegen haar deed. Ze bleef ervan overtuigd dat haar karakter mij aangenaam was. Op een dag zei ze tijdens de recreatie met een blij gezicht het volgende: ‘Kun je me zeggen, zuster Thérèse van het Kind Jezus, wat je zo in mij aantrekt? Iedere keer als je naar me kijkt zie ik je glimlachen!’ Wat me in haar aantrok, was Jezus, die diep in haar ziel verborgen was. Jezus die het allerbitterste nog zoet maakt. Ik antwoordde haar dat ik glimlachte omdat ik blij was haar te zien, (natuurlijk zei ik er niet bij dat ik dat in geestelijke zin bedoelde).’ Preek
Gemeente van onze heer Jezus Christus, lieve vrienden, De bijbelvasten onder ons zullen het verhaal van vanochtend ook uit Matteus en Lukas kennen. Het verhaal van een jonge, rijke, hooggeplaatse man die niet arm wilde worden. Kon worden. Een roepingsverhaal dat faliekant mislukt. De jonge man is niet ontvankelijk voor Jezus’ woorden en volgt hem niet. Alhoewel… We weten natuurlijk niet precies hoe het gegaan is met deze jongeman en zijn verdere leven. Maar het vermoeden is dat hij de jongeman is die, slechts gehuld in een linnen kleed, probeerde bij Jezus te blijven toen hij gevangen genomen werd. En toen men de jongen wilde grijpen liet hij het kleed in hun handen achter en vluchtte naakt weg. Over armoede gesproken. Marcus 14, 51-52. Eigenlijk best wel een mooie gedachte. Zijn verlangen om Jezus te volgen is kennelijk altijd gebleven. Maar goed, ook daar vlucht hij, net als vanochtend. ‘Goede meester, wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven.’ Op zijn knieën stelt hij deze vraag aan Jezus. Op zich is dat best opmerkelijk want tot nu toe vielen alleen echt zieken en gebrokenen voor Jezus op de knieën. Het is dus niet zomaar een vraag die hij stelt. Het is een vraag die zijn leven beheerst en waar Jezus volgens hem het antwoord op is. En wat zou hij verwachten van Jezus. Dat vind ik een spannende vraag. Ja, deel krijgen aan het eeuwig leven. Maar wat is dat? Wat houdt dat eigenlijk in? Op mijn scheurkalender stond laatst de spreuk: ‘Veel mensen die verlangen naar de eeuwigheid weten niet eens wat te doen op een regenachtige zondagmiddag’. Ik moest er erg om lachen. En het zet je aan het denken. Eeuwig leven, bestaat dat? En als het bestaat, heb je daar dan wel zin in? Ik moet er niet aan denken eerlijk gezegd. Ik vind dit leven al druk genoeg. Het gaat hier dus niet over na de dood, over de eeuwige rust in de hand van God. 2
Want als je goed kijkt naar wat Jezus hier zegt, en in Matteus en Lukas evenzeer, dan is die term eeuwig leven verdwenen in Jezus’ antwoord. In Matteus zegt Jezus heel nadrukkelijk, zelfde verhaal: ‘Als je het leven binnen wilt gaan, houd je dan aan de geboden’. Matteus 19,17. En ook Marcus bedoelt er niet de hemel mee ofzo. Eeuwig leven betekent bij Marcus ook ‘ingaan in het leven’, of ‘binnengaan in het koninkrijk van God’. Het gaat hier dus meer over de kwaliteit van het leven, hier en nu, iets dat ‘eeuwig goed’ is, en dus ook eeuwig houdbaar. Als je het leven binnen wilt gaan, zegt Jezus, houd je dan aan de leefregels van God: geen moord, overspel, niet stelen, geen valse dingen, niet bedriegen, en eerbied voor je vader en moeder. Ho, wacht… waar is de rest? Dit zijn toch de leefregels die op de tweede stenen tafel van Mozes staan? Waar zijn de eerste vijf? Ik ben de Heer uw God, geen andere goden en afbeeldingen, misbruik mijn naam niet en de sabbat enzo? Jezus noemt hier alleen de tweede helft van de tien woorden. De woorden die gaan over hoe je als mens met elkaar om hoort te gaan. Niet de woorden die over God gaan. Zegt Jezus nu tegen deze jongeman: zonder God kan het ook? Niet moorden en bedriegen en de hele bubs, dat hoort niet bij mens-zijn. Alles wat wij inmiddels in de universele rechten van de mens hebben vastgelegd. Onze universele en morele waarden. Die wij aan God te danken hebben. Vergeet dat vooral niet. En ja, kijk om je heen. Zonder God kan het ook. Zonder God kun je moreel gezien ook een prachtig mens zijn. Of komt die jonge man juist dáárvoor? ‘Sinds mijn jeugd heb ik me aan die leefregels gehouden’, zegt hij. Maar is dat alles? En dan gebeurt er iets. De NBV vertaalt het met: ‘Jezus keek hem liefdevol aan’, maar dat staat er niet. Er staat: ‘Jezus kijkt hem aan en krijgt hem lief. Op dat moment. Mooi!!! Want hier gebeurt het. Waar Jezus in het begin een beetje ‘narrig’ doet, noem mij niet goed, niemand is goed behalve God. Alsof hij denkt, daar heb je weer zo iemand die wil weten wat hij moet DOEN. Goede meester wat ik moet doen om deel te krijgen aan het leven. Alsof je alles maar met ‘doen’ voor elkaar krijgt. Nee, het leven leven krijg je met ‘doen’ alleen niet voor elkaar. En Jezus kijkt hem aan en krijgt hem lief. Nu hebben ze werkelijk contact. Jezus ziet een mens die oprecht zoekt naar wat goed en zuiver is. Een mens die vraagt naar de kwaliteit van leven. Hij heeft veel maar mist kennelijk datgene wat het leven werkelijk waardevol maakt. Die er naar verlangt om Gods Geest te proeven in alles. Je kunt je wel aan de leefregels houden, moreel kun je dan wel perfect zijn, en alles hebben wat je maar kunt bedenken, maar echt leven, het leven leven met God, dat lukt niet. Hij was vertrouwd met de 3
Schriften, deed de schriften, maar kreeg geen contact met wat het leven werkelijk waardevol maakt. Met dat verlangen kwam hij naar Jezus, strekt hij zich uit naar God. En Jezus kreeg hem lief. En Jezus zegt tegen hem: misschien moet jij alles verkopen wat je hebt, dan weet je en voel je wat ik bedoel, dan weet je wat het betekent om het leven echt in te gaan. Geef het aan de armen, en je zult een schat in de hemel hebben. Kom dan hierheen en volg mij. Maar hij kan het niet, hij blijft zich vastklampen aan zijn bezit in plaats van zich vast te klampen aan de liefdevolle blik van Jezus. Een blik die vrij maakt. Een blik die je in de ruimte zet en die je zegt dat je mag zijn wie je bent, gewoon jij. Om niet. Een blik die je koestert, die je vertelt dat je niet waardevol bent omdat je veel bezit hebt maar die je vertelt dat het om jou gaat, niet om waar je je aan vastklampt. Maar hij kan het niet. God alleen is goed. De jonge man was er bijna, maar hij mist de durf. De durf om arm te zijn… Hij blijft zich vastklampen aan alles wat in principe geen waarde heeft. Zijn naam, zijn positie, zijn bezit. Hij durft de liefdevolle blik van Jezus niet uit te houden. En wordt geen volgeling van Jezus. De kameel wil niet door het oog van de naald. Hij wordt somber en gaat…. hij was zo dichtbij. En wij? Moeten wij platzak worden om Jezus te kunnen volgen? Moeten wij de boot verkopen? Ik hoop het niet. Ik hoop dat je ook zonder je hele hebben en houden te verkopen kunt voelen wat Jezus bedoelt. Zoals de kleine Thérèse van Lisieux ons dat vandaag op het hart bindt: wij worden uitgenodigd ons te laten beminnen door God, ons te laten liefhebben door Jezus die ons verlangen ziet en die ons tegemoet komt. Hoe meer je dat voelt, durft te voelen, hoe vrijer je wordt. Dat het verschil tussen leven en eeuwig leven, en daar hoef je niks voor te doen. En als je dat durft, dan ben je ook niet meer gevangen in de vraag wat anderen van je vinden. Dan hoef je je niet meer in te spannen en je goede naam hoog te houden, dan maak je je geen zorgen meer over hoe anderen naar je kijken. Dan hoef je je nietigheid niet meer te verhullen. Dan zorg je ‘uit jezelf’ voor de armen. Je hebt niet meer nodig dan de liefdevolle blik van Jezus. Gods liefde, dat is onze rijkdom. En als je dan toch rijk wilt worden, word daar dan zo rijk mogelijk in. Of zoals Jezus het zegt, dan ontvang je honderdvoudig en méér terug dan wat je achtergelaten hebt. Vers 30. En hoe je doe je dat? Oefen maar… zoals Thérèse het zegt, oefen het maar, verduur de liefde maar… ‘Jezus, de Kunstenaar van de zielen, is gelukkig als je niet stil blijft staan bij uiterlijkheden, maar het innerlijke heiligdom binnengaat dat Hij als verblijf gekozen heeft, en daar de schoonheid van bewondert.’ Ga vandaag eens een half uurtje alleen zitten. En verder niks. Niet vluchten. Alleen met de blik van Jezus die jou liefheeft. 4
Trouwens, laatst hoorde ik iemand zeggen: ieder mens zou 20 minuten per dag moeten mediteren, behalve als je ’t druk hebt. Dan moet je een uur. Amen.
5