E e n
s t u d i e
o v e r …
Voeding en gewichtsbeheersing in de praktijk
9
Documentatie- en Informatiecentrum van de Tiense Suikerraf finaderij.
I N H O U D S O P G A V E
INHOUDSOPGAVE I∑ nleiding
3
Nieuwe inzichten Een complex probleem Het belang van gewichtsbeheersing
4
Een verontrustende trend Gewoon overgewicht of obesitas Gezondheidsrisico’s F∑ actoren van invloed op de energiebalans
6
Vetten en overgewicht Onderzoek naar het verband tussen vetinname en overgewicht Vetrijke voeding en de neiging tot overeten Vetrijke voeding en energiemetabolisme Wat minder vet verdient de voorkeur K ∑ oolhydraten en gewichtsbeheersing
9
Indeling van koolhydraten Koolhydraten en energiemetabolisme Energiebalans, enkelvoudige en complexe koolhydraten
11
Verschillende koolhydraten en gewichtsregeling H ∑ et CARMEN-project
E ∑ en “simpele” oplossing Energie-inname Energieverbruik
2
12 14
Vo e d i n g e n g e w i c h t s b e h e e r s i n g i n d e p r a k t i j k
Inleiding Nieuwe inzichten
Overgewicht is een
Specialisten leggen momenteel minder de nadruk op het zoeken naar het juiste
Obesitas is een groot probleem voor de
dieet of de juiste medicatie om de schade
volksgezondheid geworden in het meren-
een halt toe te roepen, maar meer op de
deel van de Europese landen. Er wordt op
preventie. Men streeft er met andere woor-
die onderling verband houden.
dit vlak heel wat onderzoek verricht naar
den naar het gewicht ook op lange termijn
De risicofactoren zijn van
de mogelijke oorzaken en er is ook al veel
te controleren, met als doel het “kleine
over gepubliceerd. Deze onderzoeken rich-
beetje” dat langzaam maar zeker voor extra
probleem met verschillende oorzaken en aspecten
uiteenlopende aard : biologisch,
ten zich met name op de invloed van het
kilo's zorgt, te vermijden. Juist hier spelen
genetisch, sociaal-economisch,
voedingspatroon op de energiebalans. Veel
koolhydraten een belangrijke rol.
gedragsmatig. Ze hebben vooral
aandacht gaat hierbij uit naar de koolhydraat-vetverhouding.
Een complex probleem
Specialisten beginnen meer
Er bestaat al min of meer consensus over
Als het op gewichtstoename aankomt,
en meer het belang
de invloed van een vetrijke voeding op
denkt men meestal alleen aan de beper-
in te zien van preventie.
overgewicht; vetten zijn immers zeer calo-
king van vet in de voeding. Maar de kern
rierijk en stimuleren de eetlust. Over de
van het probleem schuilt in feite in het vin-
invloed van een koolhydraatrijke voeding
den van een evenwicht. Om een duurzaam
zijn er echter nog heel wat vragen: wat zijn
resultaat te bereiken, is een verschuiving
de verschillen tussen vetten en koolhydra-
van de koolhydraat-vetverhouding nood-
ten en tussen enkelvoudige en complexe
zakelijk. Dat wil zeggen: minder verzadigd
koolhydraten, met betrekking tot hun
vet moet samengaan met meer vezels en
invloed op de totale energieopname ener-
meer koolhydraten in welke vorm dan ook.
zijds en het metabolisme anderzijds ?
Dit alles moet uiteindelijk weer in even-
te maken met voeding.
wicht zijn met de totale energiebehoefte. Zowel uit epidemiologisch als klinisch voedingsonderzoek blijkt dat een beperking
Hoewel werd aangetoond dat een voe-
van de vetinname de beste kans op ge-
dingspatroon met een hoog vetgehalte de
wichtsreductie biedt. Dit gaat echter meestal
energiebalans uit evenwicht brengt, bestaat
gepaard met een hogere koolhydraatcon-
er recent epidemiologisch onderzoek waarin
sumptie. De betekenis in de praktijk van
wordt aangegeven dat de prevalentie van
de hierdoor verkregen koolhydraat-vetver-
overgewicht nog steeds toeneemt. Dit
houding en de vraag of er hierbij verschil
ondanks de pogingen van voorlichtings-
bestaat tussen de complexe en enkelvoudige
instanties om de vetinname te beperken.
koolhydraten, is onderzocht in een grootschalig onderzoek. Dit onderzoek is in vijf
Daarbij wordt ook bezorgdheid geuit over
Europese landen uitgevoerd en draagt de
de toename in consumptie van voedings-
naam CARMEN (Carbohydrate Ratio
middelen die rijk zijn aan suikers, omdat
Management in European National diets).
suikers de energiedichtheid van de voeding
3
Vo e d i n g e n g e w i c h t s b e h e e r s i n g i n d e p r a k t i j k
zouden verhogen. Men veronderstelt na-
balans veroorzaken, en dus zouden suikers
melijk dat een voedingspatroon met veel
de gedoodverfde dikmakers zijn. Dit wordt
suikers vanzelfsprekend veel vet bevat, en
vandaag de dag echter weerlegd door de
dat alleen een voedingspatroon dat rijk is
resultaten van verschillend wetenschap-
aan complexe koolhydraten veel vezels
pelijk onderzoek. Echter, alleen uit een
bevat en hierdoor bijdraagt tot verzadiging.
goede combinatie van diverse onderzoeks-
De enkelvoudige koolhydraten zouden om
methoden kunnen we meer over de cau-
deze redenen, in tegenstelling tot complexe
sale (voedings-)factoren van overgewicht
koolhydraten, een verstoring van de energie-
te weten komen.
Het belang van gewichtsbeheersing Een verontrustende trend
10% bij vrouwen. Dit was tien jaar geleden ongeveer 2% minder.
Figuur 1 Overgewicht in Nederland van 1981 tot 1998 naar leeftijd
Epidemiologisch onderzoek toont aan dat,
De Verenigde Staten spannen echter nog
zowel in Europa als in de Verenigde Staten,
steeds de kroon in alle categorieën, met in
het aantal mannen, vrouwen en zelfs kin-
de jaren 1988-1994 20% obesen bij man-
deren met overgewicht verontrustend toe-
nen en 25% bij vrouwen.
neemt. Dit ondanks alle initiatieven die
Helaas vormen kinderen geen uitzonde-
door de gezondheidszorg worden genomen
ring op de regel. In de Verenigde Staten,
en ieders voornemen om fit te willen blij-
waar men over gedetailleerde statistieken
ven. (Zie figuur 1 en 2).
beschikt, is het aantal kinderen dat obees
35
is in vijf jaar tijd verdubbeld.
30
Zo is in België 11% van de bevolking echt
Bovendien stelt men over het algemeen
25
te zwaar (BMI > 30). Uit een evaluatie
met het ouder worden een systematische
van het aantal mensen met overgewicht
verhoging van het gewicht vast. Een verho-
(BMI > 25) blijkt dat er tussen 1987 en
ging die bij vrouwen in het bijzonder tot
20 15
1993 alleen al in de categorie mannen van
extreme obesitas kan leiden.
10
45 tot 54 jaar een verdubbeling opgetreden
Men dient zich ook te realiseren dat zelfs
5
is. In deze leeftijdsgroep neemt het aantal
een lichte verstoring van de energiebalans
personen met overgewicht bij vrouwen
op den duur kan leiden tot een aanzien-
systematisch met de leeftijd toe, terwijl
lijke verhoging van het aantal obesen.
65+ met overgewicht 45-64 met overgewicht 20-44 met overgewicht
het bij mannen stagneert.
Zo zal de prevalentie van obesitas in tien
In Nederland bedraagt de prevalentie
jaar tijd van 10 naar 15% stijgen wan-
65+ met aanzienlijk overgewicht 45-64 met aanzienlijk overgewicht 20-44 met aanzienlijk overgewicht
van obesitas (BMI > 30) in de groep van
neer de gemiddelde BMI van 25 kg/m2
20-60 jarigen ongeveer 8% bij mannen en
naar 26 kg/m2 gaat. Dit vindt plaats als
0 '81
'85
'90 =
'95
'98
4
Vo e d i n g e n g e w i c h t s b e h e e r s i n g i n d e p r a k t i j k
het gemiddelde gewicht met 3kg toeneemt
Een BMI tussen 20 en 25 wordt over het
(bij een lengte van 1,75m en een oorspron-
algemeen als normaal beschouwd voor een
kelijk gewicht van 76,6 kg). Een overschot
volwassen persoon uit een geïndustrialiseerd
op de energiebalans van 6 kcal per dag is
land. Een BMI tussen 25 en 30 wordt als
voldoende om in tien jaar tijd die 3 kg aan
overgewicht beschouwd en bij een BMI van
te komen.
boven de 30 spreekt men van obesitas, die
Dit betekent ook dat een verlies van enkele
als extreem wordt bestempeld wanneer hij
kilo’s op bevolkingsniveau een groot voor-
hoger dan 35 is.
deel voor de volksgezondheid zal opleveren.
Gezondheidsrisico’s Gewoon overgewicht of obesitas De mortaliteitscurve als functie van de BMI Om de begrippen juist te omschrijven,
neemt exponentieel toe. Dat betekent dat
hebben experts een verband gelegd tussen
het risico sneller toeneemt dan de BMI-
gewicht en lengte. Dit verband wordt
schaal en dus absoluut niet te verwaarlozen
meestal uitgedrukt door de afkorting van
is. Integendeel: een persoon met een BMI
de Engelse term Body Mass Index. De BMI
gelijk aan 30, die dus op het randje van
wordt berekend door het gewicht (in kg) te
overgewicht naar obesitas zit, heeft een
delen door de lengte (in m) in het kwadraat:
mortaliteitsrisico dat 25% hoger ligt dan dat van personen met een BMI lager dan 25. Met een BMI van 35 verdubbelt dit risico en wanneer de BMI hoger dan 40 is, ver-
Deze vergelijking houdt dus zowel rekening
Figuur 2
drievoudigt het.
met de gewichtstoename als met de groei.
Tevens bevordert overgewicht het ontstaan
Zoals alle kengetallen heeft ook deze BMI
van o.a. ischemische cardiopathieën (vooral
een beperkte betekenis. Alhoewel er an-
wanneer de vetophoping zich situeert ter
dere benaderingen voor het kwantificeren
hoogte van de buikstreek), hypertentie,
van overgewicht worden gebruikt, is de BMI
type-II-diabetes, galstenen en tal van reu-
vooralsnog de meest praktische.
matische en respiratoire aandoeningen.
% van de
MI
et hoog B
gevallen m
Jaar Mannen
Preventieve gewichtscontrole is noodzakelijk bij alle leeftijden ; in minstens één derde van de gevallen is de oorsprong van overgewicht bij de volwassene immers terug te vinden in de kindertijd of adolescentie.
5
Vrouwen
In België stelde men een verhoogde prevalentie vast van overgewicht, zowel bij mannen als bij vrouwen.
Vo e d i n g e n g e w i c h t s b e h e e r s i n g i n d e p r a k t i j k
Factoren van invloed op de energiebalans Overgewicht is het gevolg van een ver-
Zelfs zeer bescheiden fysieke activiteit maakt
Zonder het mechanisme exact te kennen,
stoorde energiebalans: de energieopname,
een gezonde gewichtsbeheersing mogelijk.
is de wetenschap het er over eens dat er in
of het aantal ingenomen calorieën, is hoger
Iemand met voldoende lichamelijke acti-
de etiologie van de gewichtstoename een
dan het verbruik van energie, of het aantal
viteit verbrandt vetten beter dan iemand
genetische factor meespeelt. Het is echter
verbruikte calorieën. Deze verstoorde balans
met weinig lichaamsbeweging.
moeilijk om erfelijkheidseffecten te onderscheiden van de omgevingsfactoren.
is zelden te wijten aan één bepaalde duidelijk omschreven oorzaak. In tegenstelling
Voor een man van 65 kilo bijvoorbeeld,
Deze genetische voorbestemdheid heeft
tot wat men nog vaak denkt, is obesitas
volstaat het dagelijks één, of beter twee,
echter niets bindends; het komt pas tot
niet enkel het resultaat van een te uitge-
uurtjes met een snelheid van 20 km/uur te
uiting bij een verkeerd voedingspatroon
sproken voorkeur voor lekker eten. Zo zijn
fietsen om, zelfs wanneer hij ouder wordt,
en/of een verkeerde levenswijze.
er personen die regelmatig vetrijk eten maar
geen buikje te krijgen.
toch weinig aankomen en nooit obees worden. Ook blijken sociaal-economische
Figuur 3
aspecten een belangrijke rol te spelen. Opsplitsingen dagelijkse energieverbruik en bepalende factoren (Ravussin et all. Pathophysiology of obesity, 1992, The Lancet, 340 : 404-408)
Rekening houdend met de interactie tussen bepaalde fysiologische processen en
Bepalende factoren
100
omgevingsfactoren, stellen onderzoekers voor om de individuen in twee catego-
Bijkomende fysieke activiteit
rieën in te delen: de HF of “high-fat”
Intensiteit Duur Lichaamsgewicht
fenotypes en de LF of “low-fat” fenotypes. Zo zou bij bepaalde jonge volwassen man-
75
compenseerd kunnen worden door een metabolisch profiel dat gewichtstoename belet. Het gaat hier echter om recente beschouwingen die nog bevestigd moeten worden. Zoals uit figuur 3 op te maken valt, is
% ideaal energieverbruik
nen bijvoorbeeld een vetrijke voeding ge-
Spontane fysieke activiteit Thermogenese na de maaltijd
50
Wakkere toestand
lichaamsbeweging een belangrijke bepa-
25
lende factor. Een gebrek aan lichaamsbeweging draagt in ruime mate bij tot de gewichtstoename. Een onderzoek uitge-
Slaapmetabolisme
Basismetabolisme
Genetica Sympatisch zenuwstelsel Hoeveelheid en samenstelling van de voedingsinname hormonen en sympatisch zenuwstelsel
+
Arme massa Vetmassa Leeftijd Geslacht Genetica Hormonen/sympatisch zenuwstelsel
voerd in België door onderzoekers van de Vrije Universiteit Brussel, de Katholieke
0
Universiteit Leuven en de Universiteit van Gent op ongeveer 11.000 volwassenen,
Naast de voeding kunnen verschillende risicofactoren van fysiologische maar ook van sociaal-economische aard de energiebalans uit evenwicht brengen. De voornaamste boosdoener van obesitas als veel voorkomende welvaartsziekte, is de steeds teruglopende energiebehoefte doordat we minder bewegen en onze energieopname daar onvoldoende aan aanpassen.
bevestigt de conclusies van een uitgebreid Fins onderzoek uit 1991 en laat geen twijfel bestaan: fysieke activiteit houdt negatief verband met het BMI-niveau. 6
Vo e d i n g e n g e w i c h t s b e h e e r s i n g i n d e p r a k t i j k
Vetten en overgewicht
demiologisch onderzoek waaraan 10.000
Figuur 4
personen deelnamen, gaf aan dat de BMI veel minder stijgt als gevolg van een
richting wijst, erkent de meerderheid van
gematigde vetinname bij een gelijktijdige
de experts dat er een positief oorzakelijk
inname van koolhydraten in de vorm van
verband bestaat tussen het percentage
fruit, groenten, granen of vezels.
energie geleverd door vetten en overgewicht. Veel recent epidemiologisch onderzoek
Er is ook een associatie tussen de evolutie
geeft aan dat er een belangrijke correlatie
van de prevalentie van obesitas in bepaalde
bestaat tussen de vetinname enerzijds en
landen en de toename van vetconsumptie.
gewichtstoename anderzijds. (Zie figuur
Er is echter ook bevolkingsonderzoek be-
4 ‘Zeven landen studie’). Experimentele
kend waarbij de vetinname niet gerelateerd
gegevens bevestigen deze conclusie.
is aan de gewichtstoename of een reductie
Verhouding tussen het % vetten in de dagelijkse voeding en het gemiddeld gewicht in zeven landen (Overgenomen van Lissner L.)
Gemiddeld relatief gewicht
Hoewel niet al het onderzoek in dezelfde
105 Verenigde Staten 100
Nederland
Italië=
Finland Joegoslavië= Griekenland
95 90
Finland Joegoslavië=
85
Japan
in vetinname niet de verwachte resultaten
Onderzoek naar het verband tussen vetinname en overgewicht
geeft. (Dit fenomeen staat bekend als de Amerikaanse paradox). Uit puur epidemiologische studies kan echter geen oor-
De Wereldgezondheidsorganisatie
zaak-gevolg relatie worden aangetoond.
(WHO) heeft een onderzoek uitgevoerd
Zo worden de laatst genoemde resultaten
in 48 landen over de hele wereld. Dit
door deskundigen ook wel verklaard als het
onderzoek, de WHO-Monica Survey,
mogelijke resultaat van onderrapportage van
toont een direct verband tussen de BMI
de vetinname en het storend effect van de
van de bevolking en het percentage energie
gelijktijdige afname in lichamelijke activiteit.
afkomstig uit vetrijke voedingsmiddelen.
Drie meta-analyses van gecontroleerde interventieonderzoeken laten zonder uit-
Een zeer grootschalig Duits onderzoek,
zondering zien dat ad libitum vetarme
uitgevoerd in het kader van een programma
voeding gewichtstoename verhindert (bij
over volksgezondheid, betrof 200.000 man-
een normaal gewicht) en bij personen met
nen en vrouwen met overgewicht : de
overgewicht leidt tot een bescheiden doch
gemiddelde BMI die 27,4 bedroeg bij
significante gewichtsreductie. Bij de in deze
een energieverbruik in de vorm van vetten
analyses meegenomen experimenten liet
lager dan 40%, steeg tot 29,1 wanneer dit
men de proefpersonen veelal vrij om de
verbruik 46 % overschreed. In tegenstel-
vermindering van calorieën al dan niet
ling tot het voorgaande bleek dat, wanneer
(gedeeltelijk) te compenseren door kool-
het percentage energie afkomstig van kool-
hydraten. Dit in tegenstelling tot de zgn.
hydraten toenam, de BMI verminderde.
iso-calorische studies. Dit waren echter
Een in de Verenigde Staten uitgevoerd epi-
meestal korte termijn studies.
Twee belangrijke mechanismen treden gelijktijdig op bij de interactie tussen vetten en gewichtstoename. Ten eerste ziet het er naar uit dat zowel mensen als dieren de neiging vertonen om bij een vetrijke voeding zowel passief als actief te overeten. Ten tweede verwerkt ons lichaam calorieën afkomstig van vetten anders dan die van koolhydraten. Zo zal ons lichaam het teveel aan ingenomen calorieën afkomstig van vetten makkelijker omvormen en opslaan dan calorieën afkomstig van koolhydraten, hetgeen gewichtstoename uiteraard in de hand werkt.
7
0
10
20
30
40
50
Resorptie van vetten uit de voeding (% energie)
Vo e d i n g e n g e w i c h t s b e h e e r s i n g i n d e p r a k t i j k
Vetrijke voeding en de neiging tot overeten
Zoals alle zoogdieren heeft ook de mens van nature de neiging om het teveel aan calorieën op te slaan, om zo fluctuaties in
Vet heeft een hoge energiedichtheid, dus
de bevoorrading op te vangen. Het is effi-
bij een vetrijke voeding passen er veel
ciënter om vet dan om koolhydraten op
calorieën op een bord. Bovendien zijn er
te slaan. Vetopslag kost slechts 4% van de
aanwijzingen dat voeding met veel vetten
totaal ingenomen hoeveelheid calorieën.
een minder verzadigende werking heeft
De opslag van koolhydraten kost drie tot
dan een voeding met koolhydraten. Zo
zes maal zoveel: 12% voor de glycogenese
kon men bijvoorbeeld vaststellen dat voe-
en 23% voor de novo-lipogenese (omzet-
ding met veel vetten niet alleen een klei-
ting van glucose in vet). Het teveel aan
nere uitzetting van de maag tot gevolg
koolhydraten wordt eerder geoxideerd
heeft, gelet op het aantal calorieën, maar
dan opgeslagen (zie verder bij koolhy-
dat bovendien de maaglediging versnelt
draatmetabolisme). Tenslotte verloopt de
doordat de verblijftijd in de dunne darm
oxidatie van vet minder makkelijk bij
korter is. Deze twee factoren spelen mede
personen die de aanleg hebben om dik te
een belangrijke rol in het complexe
worden dan bij slanke personen.
mechanisme van verzadiging en eetlust.
Bij post-obese vrouwen waarbij de ener-
Personen die veel vet eten, ervaren sneller
gieopname met 50% - onafhankelijk van
een hongerig gevoel na de maaltijd en
de energiebalans - verhoogd is middels de
hebben een grotere mate van honger vóór
vetinname, werd vastgesteld dat de vet-
de maaltijd. (Zie figuur 5).
ten snel worden opgeslagen, terwijl de koolhydraten niet meer oxideren en het totale
Figuur 5
energieverbruik per 24 uur vermindert.
honger. Eetlust heeft veelal te maken
Slanke personen beheersen hun metabo-
met een aangename affectieve toestand
lisme en de oxidatie van vet heel wat
die o.a. geconditioneerd is door vroegere
beter. Er is dus sprake van een zichzelf
ervaringen met voedingsmiddelen. Vandaar
versterkend effect.
het belang van opvoeding en de keuze van
Verschillende graden van honger in de loop der tijd te kennen gegeven door gebruikers van diëten met een hoog ( ) en een laag ( ) vetgehalte
80 Graad van honger
Eetlust is echter iets totaal anders dan
voedingsmiddelen op zeer jonge leeftijd. Tot slot: vetrijke voedingsstoffen zijn over
Wat minder vet verdient de voorkeur
het algemeen makkelijker te kauwen, dit in tegenstelling tot producten met veel vezels
Om in onze landen het risico op overge-
en andere samengestelde koolhydraten.
wicht, dat uiteindelijk zal leiden tot obesitas, te beperken, raden de verantwoordelijke
70
Vetrijke voeding en energiemetabolisme
60 50 40
instanties een vermindering (van 10 tot 30%) aan van het gebruik van vet in de voeding. Als dit gepaard gaat met een
30 20 10 Voor de= Na de= 15 maaltijd maaltijd
30
45
60
120
Tijd verstreken na de maaltijd (minuten)
180
Calorieën afkomstig van vetten zullen snel-
toename van koolhydraatrijke voedings-
ler tot een gewichtstoename leiden dan
middelen, dan wordt, zoals we later zullen
calorieën afkomstig van eiwitten of kool-
zien, niet alleen de energiebalans makke-
hydraten, omdat ze makkelijker worden
lijker in evenwicht gehouden, maar ook
opgeslagen en moeilijker oxideren.
de honger gestild en blijft men slank.
8
Vo e d i n g e n g e w i c h t s b e h e e r s i n g i n d e p r a k t i j k
Koolhydraten en gewichtsbeheersing Op wereldschaal zijn koolhydraten de
Koolhydraten kunnen in twee hoofdcate-
Indeling van koolhydraten
gorieën worden ingedeeld:
belangrijkste en goedkoopste energiebron voor het organisme. In de westerse landen
Er zijn verschillende soorten koolhydraten.
verschaffen ze 40 tot 45% van de behoefte
Hoewel vroeger alleen een chemische inde-
Deze worden ter hoogte van het colon
aan energie. Uit de Voedselconsumptie-
ling volgens ketenlengte werd gehanteerd,
afgebroken door specifieke bacteriën;
peiling die in 1997–1998 in Nederland
wordt nu ook meer rekening gehouden
gehouden is, blijkt dat 23% van de totale
met de voedingskundige benadering (zie
Deze worden ter hoogte van het maag-
energieopname uit enkelvoudige koolhy-
FAO/WHO Rapport).
darmkanaal geabsorbeerd en vormen een
draten bestaat. Gemiddeld is bijna de helft
De chemische indeling weerspiegelt na-
van de dagelijkse hoeveelheid hiervan van
melijk slechts ten dele de fysiologische
Niet-verteerbare koolhydraten kunnen
nature aanwezig in voedingsmiddelen; de
waarde van deze koolhydraten.
(door een fermentatieproces) uiteindelijk
Samengestelde koolhydraten bestaan uit
• de verteerbare koolhydraten.
bruikbare energiebron.
wel beschikbaar zijn voor het lichaam.
rest wordt door de consument of door de fabrikant aan de voeding toegevoegd.
• de niet-verteerbare koolhydraten.
Figuur 6 Diverse koolhydraten en hun aanwezigheid als zodanig in voedingsmiddelen.
meerdere moleculen glucose. Zij vertegenwoordigen eveneens 23% van de totale ener-
Koolhydraten
gieopname. In Nederland wordt dus 46%
Bron
van de totale energieopname door koolhy-
Verteerbaar
draten geleverd. Volgens de WHO zou men
Monosachariden
bij een ideaal voedingspatroon zelfs 55% van
Glucose
Fruit, frisdranken, bakkerijproducten, zoetwaren
de energie moeten halen uit koolhydraten.
Fructose
Fruit, honing, groente en vruchtendranken
Aan koolhydraten wordt een energetische
Disachariden
waarde van 4 kcal of 17 kJ per gram toe-
Lactose
gekend. We wijzen erop dat deze waarde
Maltose
Bier
voor vetten veel hoger ligt, namelijk 9 kcal
Sacharose
Biet- en rietsuiker, groente, fruit, frisdranken, bakkerijproducten, zoetwaren
of 37 kJ per gram. Er gaan geluiden op dat
Zuivelproducten
Suikeralcoholen
het beter zou zijn aan elke categorie koolhydraten een eigen energetische waarde
Sorbitol
toe te kennen in plaats van één algemene
Suikervrije kauwgum, suikervrije chocolade
Oligosachariden
waarde. Koolhydraten die het colon berei-
Maltodextrinen
Koffiemelkpoeders, puddingpoeders
ken zouden slechts een gemiddelde ener-
Dextrinen
Korst van brood, beschuit
getische waarde van 2 kcal of 8 kJ per
Polysachariden
gram vertegenwoordigen.
Zetmeel
Granen, aardappelen, meel, pasta, rijst, peulvruchten
Niet-verteerbaar Oligosachariden Raffinose, stachyose
Peulvruchten
Polysachariden
9
Cellulose
Groente, fruit, volkoren graanproducten
Hemicellulose
Bonen, ongeraffineerde granen
Vo e d i n g e n g e w i c h t s b e h e e r s i n g i n d e p r a k t i j k
Koolhydraten en energiemetabolisme
is in geval van nood. De mens kan een
Figuur 7
beperkte hoeveelheid koolhydraten in de vorm van glycogeen opslaan (500 gram).
Fysiologische eigenschappen
In het maag-darmkanaal worden de ver-
Volgens een recent onderzoek zou, indien
van koolhydraten
teerbare koolhydraten langzaam afgebro-
men bijvoorbeeld een overschot van 1.010
ken door de werking van enzymen. De
gram koolhydraten absorbeert, het ver-
vertering start in de mond dankzij de
stoorde evenwicht van de glycogeenreserve
werking van het speeksel en gaat verder
beperkt blijven tot slechts 137 gram. Het
in de maag onder invloed van de lage pH
teveel aan koolhydraten zou maar zelden
van dit orgaan. Het zetmeel dat vervolgens
omgezet worden in vet.
• Aanvoer van energie • Invloed op verzadiging/ maaglediging • Controle van glucose in het bloed en insulinemetabolisme • Glycosylatie van proteïnen
in de dunne darm terecht komt, ondergaat daar de werking van het alfa-amylase
De dagelijkse absorptie van een minimum
van het pancreas. Aan het einde komen de
aan koolhydraten is noodzakelijk om aan
koolhydraten, die nu herleid zijn tot het
de glucosebehoefte van het organisme te
stadium van monosachariden - hoofdzake-
voldoen. Het gevoel van verzadiging valt
lijk glucose -, terecht in de darmwand en
samen met een inname van koolhydraten
worden ze via het bloed naar de lever
die overeenkomt met de dagelijkse oxi-
gebracht waar ze door het organisme ver-
datie ervan.
• Spijsvertering en fermentatie • Invloed op de darmfunctie/ constipatie • Invloed op de microflora van het colon
werkt worden. (Zie figuur 7). Koolhydraten worden snel geabsorbeerd De inname van koolhydraten brengt een
en dragen vrijwel onmiddellijk bij tot de
thermogenetische reactie op gang, welke
thermogenese, een verschijnsel dat een rol
groter is dan die bij vetten. Dit betekent
speelt bij het controleren van de eetlust.
dat er meer energie nodig is voor de ver-
Vetten daarentegen verteren langzaam en
werking van het voedsel. Daarnaast veroor-
aangezien de toevoer van vetten slechts te
zaakt een teveel aan koolhydraten een eigen
verwaarlozen is indien rekening wordt ge-
oxidatiemechanisme doordat de cellulaire
houden met de vetweefsels, heeft deze toe-
assimilatie en de oxidatie van de glucose
voer bijna geen effect op het hongergevoel.
gestimuleerd wordt. Vetten zouden een dergelijke zelfregulerende reactie niet opwekken. Zelfs een even-
De koolhydraat-vetverhouding
tuele overtollige dosis lijkt gemetaboliseerd te worden, terwijl een overschot aan vetten
Koolhydraten zijn, in tegenstelling tot vetten, uitstekende controleurs van de eetlust.
(zoals eerder vermeld) onmiddellijk wordt
Hierdoor zal men zich minder makkelijk overeten.
vertaald door de opslag daarvan met het
Het evenwicht van de energiebalans is essentieel als men een ongemerkte gewichts-
risico van gewichtstoename.
toename wil vermijden. Dit evenwicht is makkelijker te beheersen met een koolhydraatrijke voeding dan met een vetrijke voeding. Met name “simpelweg” doordat de
Boven een bepaalde waarde wordt over-
totale energieopname zal dalen, maar waarschijnlijk, in mindere mate, ook doordat als
tollige glucose omgevormd tot glycogeen
gevolg van metabolische verschillen het totale energieverbruik zal toenemen.
en zowel in de lever als in de spieren
Voedingspatronen waarbij minstens 55 % van de energie gehaald wordt uit koolhy-
opgeslagen. Deze hoeveelheid doet dan
draten verminderen het risico van opslag van vet.
dienst als energiereserve die beschikbaar
10
Vo e d i n g e n g e w i c h t s b e h e e r s i n g i n d e p r a k t i j k
Energiebalans, enkelvoudige en complexe koolhydraten Welke effecten hebben de verschillende
Bovendien blijkt uit voedselconsumptie-
relatieve overgewicht. Beschikbare onder-
soorten koolhydraten nu op het even-
onderzoek dat personen met een lage
zoeksresultaten tonen aan dat koolhydraten
wicht van de energiebalans ? Beschikbare
suikerinname meer vet consumeren en
doeltreffend bijdragen tot het evenwicht
resultaten uit epidemiologische en expe-
daardoor juist meer overgewicht te ver-
van de energiebalans, dit in tegenstelling tot
rimentele onderzoeken lijken het tradi-
wachten is. Het aantal experimenten naar
vetten. Bovendien is er voldoende aanlei-
tionele onderscheid tussen enkelvoudige
de effecten van verschillende koolhydraten
ding om te veronderstellen dat onderscheid
en complexe koolhydraten niet te recht-
is beperkt.
tussen enkelvoudige en complexe kool-
vaardigen. Uit allemaal blijkt één zeer
hydraten hierbij niet relevant is. Om dit in
waarschijnlijke hypothese, een hypothese
Een andere wijd verspreide overtuiging is
de praktijk te toetsen, is de grootschalige
die wordt bevestigd door het “CARMEN-
dat de voorkeur voor zoet leidt tot overeten
interventiestudie (acroniem CARMEN)
Project”. De effecten zijn vergelijkbaar.
en dat dit nadelig is voor ons lichaamsge-
opgezet en uitgevoerd. De FAO heeft de
wicht. Verschillende onderzoekers hebben
term “complexe koolhydraten” laten ver-
de voorkeur van mensen voor zoete en
vallen. Bovendien stelt de FAO dat er geen
vette voedingsstoffen onderzocht. Obesen
enkele reden is om onderscheid te maken
bleken niet meer of minder voorkeur voor
tussen van nature aanwezige en toege-
De publieke opinie is dat suikers, met
zoet te vertonen. De voorkeur voor vet laat
voegde suikers.
name tafelsuiker, meer gewichtstoename
wel een positief verband zien met het
Verschillende koolhydraten en gewichtsregeling
tot gevolg hebben dan, bijvoorbeeld, de koolhydraten die aanwezig zijn in graanproducten. Studies naar het energiemetabolisme tonen echter aan dat het lichaam enkelvoudige koolhydraten niet efficiënter behandelt dan complexe koolhydraten. Dit is in overeenstemming met bevindingen uit observationeel onderzoek. Deze studies geven namelijk eenduidig aan dat er een negatief verband bestaat tussen suikerinname en obesitas.
11
Vo e d i n g e n g e w i c h t s b e h e e r s i n g i n d e p r a k t i j k
Het CARMEN-project Verband tussen onderzoeksmethoden
haalden daarbij het grootste deel van hun eten bij een als supermarkt ingericht laboratorium waarbij er een keuze was uit 100
2. Observationeel epidemiologisch onderzoek Observatie van samenhang tussen kenmerken binnen geselecteerde groep. Geen oorzakelijk verband. Associatie : (hypothese vormend).
tot 150 producten. Voorwaarde was daarbij dat men moest kiezen uit de alternatieven die thuis hoorden in hun experimentele groep. Een dubbele controle was ingebouwd om er zeker van te zijn dat de gewenste
Beschrijvend epidemiologisch onderzoek
3. Experimenteel (clinical trials ed.) Geselecteerde kleine groepen, gecontroleerd meten van effecten. (hypothese vormend).
Grote bevolkingsgroepen: is er een relatie tussen 2 of meer meetbare verschijnselen? Correlatie : (hypothese vormend).
verhouding voedingsstoffen werd genuttigd. Er werden geen restricties gesteld aan de dagelijks geconsumeerde hoeveelheid voedingsmiddelen. Zodoende werd het werkelijke leven zoveel mogelijk nagebootst, maar toch voldoende beïnvloed om de noodzakelijke verandering in voed-
4. Interventie onderzoek (CARMEN) Grotere aantallen, praktijk gericht, statistisch te bewerken. Ingrijpen om één effect te meten in (semi-) gecontroleerde omgeving. Verband : oorzaak- gevolg (hypothese toetsend).
selkeuze te waarborgen. De 400 vrijwilligers werden willekeurig toegewezen aan ofwel de seizoensgroep (geen interventie) ofwel een van de drie
In de zoektocht naar de oorzakelijke (voe-
Universiteit van Maastricht, was een samen-
interventiegroepen: de controlegroep (CD:
dings) factoren van overgewicht geeft - bij
werkingsverband tussen instituten in vijf
40% vet), de groep met een lage vetcon-
een goed onderbouwde hypothese - een
Europese landen: Nederland, Denemarken,
sumptie met de nadruk op enkelvoudige
lange termijn gerandomiseerd, gecontro-
Groot-Brittannië, Spanje en Duitsland.
koolhydraten (SCHO) en de groep laag in vet met een hoge intake van complexe
leerde interventiestudie (RCT) uiteindelijk de harde wetenschappelijke bewijzen. Het
Het onderzoek volgde 400 vrijwilligers
koolhydraten (CCHO).
aantal RCT’s naar vetarme voeding en
in goede gezondheid, zowel mannen als
De vervanging van vetten door koolhy-
gewicht is beperkt. Daarnaast waren er
vrouwen van 20 tot 55 jaar, afkomstig uit
draten werd niet bewust opgelegd. Het
geen RCT’s bekend waarin ook de invloed
de vijf genoemde landen. Allen vertoonden
doel was te komen tot een verlaging van
van het soort koolhydraat (enkelvoudig/
ze een (gematigde) obesitas, met andere
de vetinname met 10% en tegelijkertijd
samengesteld) in de koolhydraat-vetratio
woorden: een BMI hoger dan 26 maar
een verandering in de ratio enkelvoudige/
op de gewichtbalans werd meegenomen.
lager dan 35. Al deze vrijwilligers volgden
samengestelde koolhydraten van de ge-
een voedingspatroon dat kenmerkend was
bruikelijke 1.0 naar 1.5 en 0.5 resp. in de
CARMEN is een RCT naar de langeter-
voor het landelijk gemiddelde. Een voe-
SCHO- en CCHO-groep.
mijneffecten van de verandering in de
ding dus waarbij de hoeveelheid vetten
Uit de uiteindelijke resultaten bleek dat de
koolhydraat-vetratio door verlaging van
ongeveer 40% van de totale energiehoe-
SCHO-groep “toevallig” evenveel calorieën
de vetinname, gepaard gaande met een
veelheid levert. Tijdens dit zes maanden
gebruikt had als de CD-groep, terwijl de
relatieve toename in de consumptie van
durende onderzoek mochten de deelnemers
CCHO-groep genoegen nam met een
koolhydraten. Dit Europese onderzoek,
hun dagelijkse leven leiden, zonder iets aan
beperkte hoeveelheid.
geleid door Professor W.H.M. Saris van de
hun gewoontes te wijzigen. De vrijwilligers 12
Vo e d i n g e n g e w i c h t s b e h e e r s i n g i n d e p r a k t i j k
Tijdens het experiment veranderden de
Ondanks het hoge gebruik van enkelvou-
proefpersonen hun voeding met succes ;
dige koolhydraten, zijn de effecten op de
enkel ten gevolge van een veranderde
energiedichtheid zodanig dat dit een daling
samenstelling van het voedselpakket.
van lichaamsgewicht tot gevolg heeft. In deze studie was ondanks een 7,2% verho-
De resultaten waren duidelijk. De contro-
ging in enkelvoudige koolhydraten geen
legroep kwam aan, terwijl de vrijwilligers
daling in de vezelinname te zien. Er was
in beide groepen met een hogere koolhy-
ook geen verschil in vezelinname tussen
draat-vetverhouding afvielen. In zes maan-
de verschillende koolhydraatgroepen.
den daalde zowel het lichaamsgewicht als de vetmassa van deze proefpersonen signi-
Tenslotte was er in deze studie geen sprake
ficant ten opzichte van de controlegroep.
van negatieve effecten op de diverse rele-
Er was echter geen significant verschil
vante bloedlipiden. Dit is consistent met
tussen de twee koolhydraatgroepen. Zoals
analyses van eerder uitgevoerde ad libitum
eerder aangegeven, kunnen echter de rela-
voedingsinterventies waarbij gewichtsver-
tief kleine veranderingen in vetmassa van
lies optreedt. Zeer waarschijnlijk worden
1,9 en 2,4 en de gewichtsreductie van 1,7 en
eerder waargenomen negatieve effecten
2,6 uit dit experiment, net als de effecten
op de bloedlipiden bij een iso-calorische
gecalculeerd in de eerder genoemde meta-
voeding laag in vet en hoog in koolhy-
analyses (1,6 gram/dag per energieper-
draten hierdoor teniet gedaan.
centage vetverlaging), uiteindelijk een aanzienlijke impact hebben op de daling van de prevalentie van obesitas. Er dient hierbij te worden opgemerkt dat deze studie niet opgezet is om een maximaal gewichtsverlies bij individuen te bewerkstelligen.
13
Vo e d i n g e n g e w i c h t s b e h e e r s i n g i n d e p r a k t i j k
Een “simpele” oplossing
Energie-inname
• Ook bij gewichtsbeheersing is het
liefst dagelijks of minstens één keer per
gebruik van suiker niet uit den boze.
week, aan lichaamsbeweging te doen.
• Het is niet nodig om calorieën te tellen.
Bij het reduceren van de vetinname
Hierbij hoeft niet direct gedacht te
Een andere keuze van voedingsmiddelen
kunnen suikers behulpzaam zijn. Met
worden aan sport op topniveau. Stap
is bovendien langer vol te houden en
andere woorden, een boterham met
bijvoorbeeld eens wat vaker op de fiets
veroorzaakt geen jojo-effect zoals streng
jam of suiker in de yoghurt past prima
en verkies zo mogelijk de trap boven de
energiebeperkte diëten. Het gebruike-
in een voedingspatroon waarbij het
lift of wandel dagelijks twintig minuten
lijke voedingspatroon met 40 % vet zal
lichaamsgewicht beheerst wordt.
met de hond.
onvermijdelijk leiden tot overgewicht
• Suiker kan uitstekend als smaakmaker
naar mate we ouder worden. Beperk
fungeren in een laag calorisch vetarme
daarom de regelmatige consumptie van
voeding.
vetrijke voedingsmiddelen zonder deze echter volledig uit het voedingspatroon
Energieverbruik
te schrappen. Vergeet niet dat we een bepaalde hoeveelheid vetten nodig hebben.
• Te weinig lichaamsbeweging brengt de
Vetrijke voedingsmiddelen leveren vetop-
balans tussen energieopname en ener-
losbare vitaminen en essentiële vetzuren.
gieverbruik uit evenwicht en kan daar-
• Met meer koolhydraten is de energie-
door makkelijk tot overgewicht leiden.
balans makkelijker in evenwicht te hou-
Lichaamsbeweging is noodzakelijk om
den. Alle soorten koolhydraten zijn
het teveel aan calorieën te verwerken.
hierbij welkom.
De ideale situatie bestaat uit regelmatig,
14
Vo e d i n g e n g e w i c h t s b e h e e r s i n g i n d e p r a k t i j k
Literatuur • Acheson K.J.& al. 1989. Glycogen storage capacity and the novo lipogenesis
• Piatti P.M. & al. 1993. Insulin sensitivity and lipid levels in obese subjects
during massive carbohydrate overfeeding in man. Am. J. Clin. Nutr. 48, 240-247
after slimming diets with different complex and simple carbohydrates content. Int. J. Obes. 17, 375-381
• Astrup A. & al. 2000.The role of dietary fat in body fatness: evidence
• Rissanen A. & al. 1991. Determinants of weight gain and overweight in
from a preliminary meta-analysis of ad libitum low fat dietary intervention studies. Br.J.Nutr. 83, 25-32
adult Finns. Eur.J. Clin. Nutr. 45, 419-430
• Roberfroid M. & al. 1993. The biochemistry of oligo-fructose, a non • Blaak E.E. & Saris W.H.M. 1995. Health aspects of various digestible carbohydrates. Nutr. Research 15, 1547-1573
digestible fibre: an approach to calculate its caloric value. Nutr. Rev. 51, 137-146
• Blundell J.E. and Cooling J. 1999. High-fat and low-fat (behavioural)
• Rosenbaum M. & Leibel R.L. 1998. The physiology of body weight
phenotypes: biology or environment ? Proceedings of the Nutrition Society 58, 1-5
regulation: relevance to the etiology of obesity in children. Pediatrics, march 1998
• Blundell J.E. & J.I.Macdiarmid. 1998. Passive overconsumption fat intake
• Saris W.H.M. 1998. Verlaging vetinname voorkomt overwicht. Voedings
and short term energy balance. Annals N.Y. Acad Sci. 827, 392-407
Magazine 2, 10-12
• Connor W.E. & al. 1997. Should a low-fat, high-carbohydrate diet be
• Saris W.H.M. & al.2000. Randomised controlled trial of changes in dietary
recommended for everyone ? New Engl. J. Med. 337, 562-563 and 338, 128-129
carbohydrate/fat ratio and simple vs. complex carbohydrates on body weight and blood lipids : the CARMEN study. Int.J.Obes.24,1310-1318
• Drewnowski A. & al. 1992. Food preferences in human obesity: carbo-
• Schutz Y. & Jéquier E. 1989. Failure of dietary fat intake to promote fat
hydrates vs fats. Appetite 18, 207-211
oxydation: a factor favoring the development of obesity. Am. J. Clin. Nutr. 50, 307- 314
• FAO “CARBOHYDRATES IN HUMAN NUTRITION” Report of a Joint FAO/WHO Expert Consultation 14 – 18 april 1997, FAO Food and Nutrition Paper nr. 66 , Rome 1998
• Seidell J.C.1999. Overgewicht als volksgezondsheidsprobleem. Flair
• Hulshof K. & Kruizinga A. 1999. De inname van toegevoegde en van
• Seidell J.C.1997. Time trends in obesity: an epidemiological perspective.
nature aanwezige suikers. Voedselconsumptiepeiling 1997-1998. TNOrapport nr. V99.515
Flow Symposium: “koolhydraten en gewichtsbeheersing”
Horm Metab Res 29:155-158
• Seidell J.C.1999. Prevention of obesity: The role of the food industry. • Katan M.B. & al. 1997. Beyond low-fat diets. New Engl. J. Med. 337,
Nutr.Metab.Cardiovasc.Dis. 9: 45-50
563-566 and 338, 129
• Warwick Z. & Schiffman S. 1992. Role of dietary fat in caloric intake • Kleges R. & al. 1992. A longitudinal analysis of the impact of dietary intake and physical activity on weight change in adults. Am. J. Clin. Nutr. 55, 818-822
and weight gain. Neurosci. Biobehav. Rev. 16, 585-596
• WHO. 1998. Obesity : preventing and managing the global epidemic. Report of a WHO consultation on obesity. Geneva 1997
• Lawton C.L. & al. 1993. Dietary fat and appetite control in obese subjects: weak effects on satiation and satiety. Int. J. Obes. 17, 409-416
• Lissner L. & Heitmann B. 1995. Dietary fat and obesity : evidence from epidemiology. Eur. J. Clin. Nutr. 49, 79-90
• Melanson K.J. & al. 1997. Fat oxydation in response to four graded energy challenges in younger and older woman. Am. J. Clin. Nutr. 66, 860-866
15
• Ursin G. & al. 1993. Dietary patterns associated with low-fat diet in the National Health examination follow up study. Am. J. Epidemio. 137, 916-927
Koolhydraten en gewichtsbeheersing slechts tijdelijk soelaas. Meer bewegen blijkt
wens. De aandacht zal dus meer uit moeten gaan naar gewichtsbeheersing gedurende het
Realisatie :
voor de gemiddelde volwassene een vrome
hele leven, om te voorkomen dat je, ongemerkt, systematisch enkele kilo’s aankomt.
Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat het hierbij het belangrijkste is dat de hoeveelheid vet in de voeding wordt beperkt. In de praktijk blijkt een lager gebruik van vet in de voeding te resulteren in een hogere consumptie van koolhydraten en ook van suiker. Een effect dat sommigen verontrustte. Dankzij recent wetenschappelijk onderzoek, waaronder het CARMEN-onderzoek min
Het aantal personen dat te zwaar is neemt in
het haast vanzelf gedeeltelijk compenseren
de West-Europese landen schrikbarend toe.
van een lager vetgebruik door een grotere
Het dreigt een serieus volksgezondheidspro-
inname van koolhydraatrijke voedingsmid-
bleem te worden en daarom zijn overgewicht
delen eigenlijk geen bezwaar vormt. Kool-
en obesitas al lange tijd het onderwerp van
hydraten kunnen juist een positieve rol spelen
wetenschappelijk onderzoek. Omdat de voor-
bij de controle van het lichaamsgewicht. Met
naamste oorzaak van overgewicht vooral gezien
name “simpelweg” doordat de totale energie
wordt in een te hoge energieopname gepaard
inname zal dalen, maar waarschijnlijk ook
gaande met een te laag verbruik van energie,
doordat, als gevolg van metabolische verschil-
luidt het advies dan ook in het algemeen:
len, het totale energieverbruik zal toenemen.
gebruik minder calorieën en beweeg meer.
Een nieuw gegeven is ook dat het verschil
Beide aanbevelingen lijken echter nog geen
tussen de zgn. complexe koolhydraten en de
concreet resultaat op te leveren. Energiebe-
enkelvoudige koolhydraten hierbij van
perkte diëten vragen om discipline en brengen
ondergeschikt belang is.
Documentatie- en Informatiecentrum van de Tiense Suikerraffinaderij.
Verantwoordelijke uitgever: J.P. Sandron - Tervurenlaan, 182 - 1150 Brussel
of meer als praktijkproef, weten wij nu dat