1
Vlaamse regering PROTOCOL VAN SAMENWERKING TUSSEN DE VLAAMSE REGERING EN DE SOCIALE PARTNERS VAN HET ANPCB
Tussen de Vlaamse regering, vertegenwoordigd door Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, Marleen Vanderpoorten, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, Renaat Landuyt, Vlaams minister van Economie, Buitenlandse Handel en Huisvesting; Jaak Gabriels; en de sociale partners van het ANPCB (Paritair Comité 218) , vertegenwoordigd door de heer Erwin De Deyn, Federaal secretaris BBTK de heer Herman Vanderhaegen, nationaal secretaris LBC-NVK de heer Koen De Jaeger, nationaal verantwoordelijke ACLVB de heer Arnout De Koster, Directeur Sociaal Departement VBO wordt uiteengezet als volgt: De partijen onderstrepen de noodzaak om te komen tot een structurele samenwerking voor onbepaalde duur, betreffende een geoptimaliseerde overeenstemming tussen enerzijds het beleid inzake opleiding en werkervaring van de Vlaamse regering, en anderzijds de vormings- en tewerkstellingsinspanningen van de sector voor zowel werkzoekenden als werknemers, met het oog op een duurzame en voortdurende ontwikkeling van de werkgelegenheidsperspectieven binnen de sector. Dit protocol dient om de bestaande samenwerking uit het protocol van 1 maart 2000, afgesloten tussen Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, Renaat Landuyt en de sociale partners van het ANPCB, uit te breiden en te versterken. De partijen onderstrepen de noodzaak tot een goede afstemming van de verwachtingen van de werknemers en de ondernemingen op beroepsvlak met de verwachtingen van de werknemers in de privé-sfeer op het vlak van zelfontplooiing of zorgarbeid. De partijen onderstrepen de noodzaak van een personeelsmanagement van diversiteit met het oog op een volwaardige participatie op de arbeidsmarkt van het arbeidspotentieel in Vlaanderen. De partijen onderstrepen de noodzaak om een goede afstemming te creëren van de inspanningen op vlak van onderwijs en opleiding enerzijds, en de vragen en behoeften van de arbeidsmarkt anderzijds.
2
Via dit samenwerkingsprotocol willen de partijen een wezenlijke bijdrage leveren om de actuele knelpunten op de arbeidsmarkt in Vlaanderen en in de sector in het bijzonder aan te pakken. In het protocol van 1 maart 2000 werden daarbij reeds volgende doelstellingen vooropgesteld : -
een verhoging van de werkzaamheidsgraad; een betere invulling van knelpuntvacatures; een verbeterde kennis van de arbeidsmarktbehoeften.
Nieuwe en vernieuwde aandachtspunten binnen dit protocol zijn: -
een verbeterde aansluiting tussen het onderwijs en de sector; een verhoging van de arbeidsmarktdeelname van kansengroepen, met inbegrip van die groepen die met discriminatie op de arbeidsmarkt bedreigd worden; de verspreiding van de cultuur van leven lang leren en competentiemanagement, waaronder het bevorderen van ICT-(basis)vaardigheden; het bevorderen van de kwaliteit van de arbeid via vormingsinitiatieven.
Als dusdanig kadert deze samenwerking in de bredere doelstellingen die men terugvindt in het Vlaams actieplan voor de invulling van de Europese werkgelegenheidsrichtsnoeren; het Vlaams Werkgelegenheidsakkoord van 12 februari 2001; het protocol van 1 maart 2000, waarbij de hierin opgenomen overeenkomsten onveranderd zullen nageleefd worden tot en met 28 februari 2003; en de paritaire akkoorden gesloten op sectoraal vlak, in het bijzonder de CAO van 25 april 2001. Er wordt overeengekomen hetgeen volgt: Hoofdstuk 1: overleg en samenwerking 1. De Vlaamse regering zal het advies van de betrokken sociale partners inwinnen indien zij sectorspecifieke maatregelen voorbereidt die een impact hebben op de ontwikkelingen in de sector. Deze uitwisseling zal gebeuren via CEVORA. 2. De sociale partners van de sector zullen sectorspecifieke informatie inwinnen en verwerken in een jaarlijks beleidsadvies aan de Vlaamse regering. Dit beleidsadvies wordt overgemaakt volgens de modaliteiten beschreven in artikel 37 van dit protocol. 3. De administratie Werkgelegenheid zal het jaarlijkse beleidsadvies van de sector overmaken aan het VIZO, de SERV, de VDAB, de STC’s en de VLOR. 4. De sociale partners zullen het resultaat van het overleg met de Vlaamse regering verspreiden in de sector en meewerken aan de uitvoering van de in dit protocol vermelde Vlaamse maatregelen. De Vlaamse regering zal via haar instellingen, de beleidsadviezen van de sector implementeren waar mogelijk en hierover een terugkoppeling voorzien naar de sector. 5. De sector zal een jaarlijkse knelpuntenanalyse opstellen, die zal dienen als bijdrage aan de ronde tafel ondernomen door de SERV met betrekking tot de knelpunten op de Vlaamse arbeidsmarkt; in het bijzonder herneemt de CEVORA-studiedienst jaarlijks de enquête bij uitzendconsulenten, die een aanvulling op de VDAB-vacatureanalyse is. Andere onderdelen die zullen bijdragen tot de opmaak van sectorale actieplannen zijn: -de opmaak van een sectorfoto (tweejaarlijks); -de link tussen groeisectoren en knelpuntberoepen aan de ene kant en de kansen van kansengroepen daarbinnen langs de andere kant.
3
6. In coherentie met de activiteiten van de SERV rond de beroepenstructuren en beroepsprofielen, engageert CEVORA zich om in 2002 en 2003 intensiever werk te maken van het in kaart brengen van de beroepenstructuren van zijn (sub)sectoren, door middel van subsectorale ‘surveys’ bij representatieve stalen van bedrijven. 7. Met het reeds aanwezige en het bijkomend per sector aangeleverde cijfermateriaal zal CEVORA zijn acties in de diverse subsectoren verder verfijnen en tot preciezere actieplannen uitwerken, zoals nu reeds deels gebeurd is voor de subsectoren van de informaticasector, de grafische sector, de bouwsector en de groothandelssector. Deze actieplannen zullen rekening houden met de vooropgestelde drie terreinen waar het VESOC vooral de accenten legt, met name het beleid kansengroepen en diversiteit, de aansluiting onderwijs arbeidsmarkt en het levenslang leren/competentiemanagement. 8. De Vlaamse regering en de sociale partners engageren zich gezamenlijk te onderzoeken in welke mate de collectieve procedures betreffende decretaal bepaalde voordelen en het statuut van werkzoekenden binnen het kader van de werkloosheidsreglementering van toepassing kunnen worden gesteld op alle door CEVORA ingerichte opleidingen voor werkzoekenden. Hoofdstuk 2: kansengroepen en diversiteitsbeleid De sociale partners en de Vlaamse regering engageren zich om gezamenlijk en gestructureerd een kansengroepenbeleid te voeren, in het bijzonder om de werkzaamheidsgraad van groepen die een lage werkzaamheidsgraad kennen m.n. jongeren, ouderen, laaggeschoolden, vrouwen, allochtonen, langdurig werkzoekenden, arbeidsgehandicapten te verhogen teneinde te komen tot een evenredige en volwaardige participatie op alle niveaus van de arbeidsmarkt. 9. De sector zal een analyse maken van het voor de sector relevante materiaal door middel van: a) het verzamelen van statistische gegevens(bv aandeel/kansen in bepaalde bediendeberoepen, concentratie van de hierboven vermelde doelgroepen naar arrondissement i.f.v. spreiding van acties, enz.…); b) het evalueren van bestaande categoriale instrumenten (zoals bv. jobrotatie, wisselbanen, positieve acties voor allochtonen, TRIVISI-instrumenten, …). 10. Op basis van de in artikel 9 aangehaalde analyse zal een globaal actieplan worden opgesteld dat de integratie van de beoogde doelgroepen ten goede moet komen. Dit plan zal waar mogelijk per subsector worden verfijnd. 11. In algemene zin engageert de sector zich tot het bespreekbaar maken, binnen de verschillende sectorale geledingen, van een non-discriminatie beleid en het streven naar het opstellen van een non-dicriminatiecode binnen het kader van de Europese non-discriminatierichtlijnen. De sociale partners engageren zich hierbij mee te willen werken rond het sensibiliseren van de bedrijven uit de sector. 12. Eveneens engageert de sector zich naar de toekomst om een ‘groter dan gemiddeld’ aandeel allochtonen in opleidingen voor knelpuntberoepen op te leiden, voor zover de gevraagde scholingsgraad in deze bediendeberoepen en de scholingsgraad van werkzoekende allochtonen dit toelaat. 13. De sector engageert zich eveneens om het aandeel migranten in de huidige Nederlandstalige opleidingen voor werkzoekenden op te trekken. In de jaarlijkse planning zullen concrete objectieven bepaald worden. 14. De sociale partners onderschrijven het principe om, in het kader van haar voorbeeldfunctie, ook in het personeelsbeleid van de sectorale instellingen te streven naar het voeren van een
4
diversiteitsbeleid. De Vlaamse regering ondersteunt de sociale partners in deze via de administratie Werkgelegenheid. Hoofdstuk 3: aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt De sociale partners en de Vlaamse regering engageren zich de knowhow aanwezig in de bedrijven, de sectoren en het onderwijs op elkaar af te stemmen en door een actieve samenwerking te versterken. Eveneens wordt het engagement genomen jongeren beter voor te bereiden op en te integreren in het bedrijfsleven. De sociale partners en de Vlaamse regering engageren zich in het bijzonder ertoe om ernstige inspanningen te doen om het technisch en beroepsonderwijs opnieuw te waarderen. 15. In overleg met de interprofessionele sociale partners werken de sociale partners en de Vlaamse regering samen om de technisch/technologische opvoeding in het basisonderwijs en de eerste graad van het secundair onderwijs grondig te hervormen zodat leerlingen op een betere manier kunnen kennismaken met de wereld van de technische beroepen. De sociale partners engageren zich op dit vlak tot de uitwisseling van knowhow, bedrijfsbezoeken, … In het bijzonder verbinden de sociale partners zich ertoe om, in samenwerking met de Vlaamse regering, sensibiliserings- en promotiecampagnes van voor de sector relevante technische beroepen te organiseren. De inrichtende machten worden opgeroepen om zoveel als mogelijk zinvolle stages te voorzien voor alle betrokken leerlingen. De Vlaamse regering zal op haar beurt het basisonderwijs en de eerste graad SO grondig hervormen zodanig dat leerlingen op een betere manier kunnen kennismaken met de wereld van de techniek en de technische beroepen. Ze zal tevens het experiment in de eerst graad SO voorbereiden waardoor deze een brede gemeenschappelijke invulling zal kregen met een zwaar pakket technologische opvoeding. 16. De sociale partners en de Vlaamse regering zullen samenwerken om overeenkomsten met scholen en inrichtende machten te stimuleren. Deze samenwerking kan betrekking hebben op o.m. de didactische infrastructuur, de oprichting van studierichtingen, na- en bijscholing van leerkrachten, job-to job-uitwisselingen tussen leerkrachten en werknemers, de organisatie van stages en/of werkervaringsplaatsen. De Vlaamse regering ondersteunt deze samenwerking, via het ministerie van Onderwijs, voor de opvolging en uitvoering van deze overeenkomsten. 17. De sociale partners engageren zich tot het onderzoeken van de behoefte aan kwaliteitsvolle stageplaatsen voor het voltijds onderwijs en het in functie hiervan sensibiliseren van de bedrijven in de sector,. De Vlaamse regering engageert zich om te onderzoeken in hoeverre leerlingen die niet klaar zijn voor het opnemen van een stageplaats, een voortraject kunnen lopen. 18. De sociale partners engageren zich tot het ondersteunen van alternerende opleiding en realiseren van meer en kwaliteitsvollere opleidingsplaatsen, werkervaringsplaatsen in het kader van alternerend leren, bij voorkeur binnen de krachtlijnen die door het paritair leercomité of het deeltijds onderwijs worden opgesteld en in samenspraak met de trajectbegeleiders van de centra deeltijds onderwijs. 19. Betreffende de beroepsprofielen werkt de sector samen met de SERV die instaat voor de de ontwikkeling van een beroepenstructuur en van de concrete beroepsprofielen. Deze gegevens zullen opgenomen worden in een informatiedatabank bij de SERV met de gegevens over sectoren, beroepen en competenties. De basisgegevens zullen o.m. aangewend worden voor de uitwerking van opleidingsprofielen voor onderwijs- en opleidingsverstrekkers. De Vlaamse minister van onderwijs en vorming stelt de Dienst voor Onderwijsontwikkeling ter beschikking voor de ontwikkeling van opleidingsprofielen voor onderwijs. De Vlaamse regering engageert zich hierbij om bij het opstellen van de conventionele specifieke eindtermen te vertrekken van door de SERV opgestelde of gelegitimeerde beroepsprofielen. Bij het opstellen van de specifieke conventionele eindtermen zal de respectieve sector via de SERV betrokken worden.
5
20. Om de samenwerking tussen onderwijs, bedrijfswereld en socio-economische organisaties te bevorderen, stimuleert de Vlaamse regering de oprichting van Regionale Technologiecentra. De Vlaamse regering engageert zich om, in een eerste fase, zes regionale technologische centra op te richten. In die centra zal o.a. de vraag naar gebruik van technische apparatuur en infrastructuur en het aanbod ervan op elkaar worden afgestemd. Ook de afstemming van vraag en aanbod van stageplaatsen zal op elkaar worden afgestemd. Hiervoor zal een elektronische stagedatabank ter beschikking van de scholen en andere actoren, gesteld worden, volgens nog nader te bepalen modaliteiten in de interface. De sociale partners engageren zich tot het onderzoeken van de mogelijkheid actief samen te werken met de Regionale Technologie Centra, wanneer het sectorspecifieke materies betreft. 21. De sociale partners engageren zich om samen met de Vlaamse regering aan de uitbouw van het modulair onderwijs te werken met betrekking tot de beroepen uit hun sector, en dienen hierbij zowel rekening te houden met deelcertificaten bij de organisatie van de eigen beroepsopleiding als met het samenwerkingsakkoord onderwijs-VDAB en VIZO. Hoofdstuk 4: levenslang leren en competentiemanagement De sociale partners en de Vlaamse regering engageren zich om de individuele, professionele en maatschappelijke ontplooiing te verstevigen. Via een bredere betekenis en een ruimere omkadering van vorming en opleiding zullen er inspanningen worden geleverd om gestalte te geven aan het recht inzake een leven lang leren. 22. Conform het protocol dat afgesloten is tussen de SERV en de VDAB werken de sociale partners met VDAB mee aan de uitbouw van het COBRA-competentieprofielensysteem zodat werknemers en werkzoekenden een beter inzicht krijgen in hun competenties. 23. De sociale partners engageren zich verder om hun aandeel bij te dragen aan de verwezenlijking van de interprofessionele doelstelling om tegen 2004 1.9% van de loonmassa te besteden aan vorming in bedrijven en aan het gevoelig verminderen van niet-vormingsbedrijven. In het bijzonder garandeert de sector vanuit de laatst afgesloten CAO van 25 april 2001, binnen de modaliteiten van deze CAO, het jaarlijks recht op 2 dagen vorming voor elke bediende in de sector. Bij het intekenen op die CAO worden sterke stimulansen ingebouwd voor het effectief opmaken van opleidingsplannen. 24. De sociale partners en de Vlaamse regering werken actief mee aan een strategisch en kwalitatief opleidingsbeleid in bedrijven. Dit behelst ondermeer het ontwikkelen van instrumenten zoals opleidingsplannen, waarbij het accent wordt gelegd op behoeftedetectie en effectevaluatie. Verder moedigen zij bedrijven aan tot het voeren van een kwaliteitsvol opleidingsbeleid via advisering bij ondermeer de introductie van opleidingsplannen en informatie over het behalen van kwaliteitslabels. De sociale partners kunnen gebruik maken van de instrumenten die in het kader van Trivisi worden ontwikkeld. Sinds vorige CAO, en o.a. door toedoen van extra in te schakelen sectorconsulenten, werd geleidelijk de expliciete ondersteunende rol op het vlak van opleidingsmanagement uitgebouwd. De sector engageert zich deze rol verder te spelen en uit te bouwen, meer concreet via volgende acties: -het opleiden en sensibiliseren van opleidingsverantwoordelijken en/of zaakvoerders op het vlak van ‘opleidingsmanagement’; -het ondersteunen van de deelnemers na deze sessies door middel van individuele consultancy in het bedrijf; -het uitbouwen van sessies opleidingsmanagement voor gevorderden, waarbij momenteel aan bod komen ‘Het opmaken van een eigen opleidingsplan’, ‘Het evalueren van opleidingsacties’ en ‘Met kennis- en competentiemanagement naar een lerende organisatie’;
6
-naast de acties voor de verantwoordelijken worden tevens alle interne vormers/coachen ondersteund met opleidingsmodules ‘Train the trainer’, ‘Interactieve lesmethodes’, ‘Opleiden op de werkplek’ en ‘Opleiden van peters’. 25. Los van deze rechtstreekse acties in het kader van het ondersteunen van bedrijven tot het voeren van een kwaliteitsvol opleidingsbeleid, wil de sector een constructieve discussie aangaan rond de rol van de diverse mogelijke betrokkenen in het te voeren debat rond: -de competentiecentra; -het certifiëren van werkzoekenden, werknemers en bedrijven; -de erkenning van elders verworven competenties. 26. De sociale partners en de Vlaamse regering onderschrijven het principe dat opleiding zich moet richten naar iedereen, onafhankelijk van scholing, geslacht enz. Bij het uitwerken van het opleidingsbeleid zal aandacht gaan naar het bereik van specifiek kansengroepen (45+’ers, laag geschoolden, allochtonen, personen met een handicap) en zullen initiatieven worden genomen gericht op deze specifieke kansengroepen. (vb. Nederlands tweede taal). 27. De sociale partners en de Vlaamse regering zullen gezamenlijk onderzoeken of de toepassing van individuele leerrekeningen een goed instrument is om werknemers te stimuleren om deel te nemen aan vorming. 28. De sociale partners en de Vlaamse regering onderschrijven de noodzaak om de ontwikkeling van ICT gerelateerde competenties te bevorderen, in het bijzonder de ICT-basisvaardigheden voor kansengroepen. De aandacht gaat uit naar opleidingen, gericht op het bevorderen van basisvaardigheden, ICT voor kansengroepen, het promoten van formules zoals het Europees Computer Rijbewijs (ECDL). 29. De sociale partners zullen verder ook inspelen op het hefboomkrediet en het Europees Sociaal Fonds (ESF), de Trivisi-fora, de Individuele Beroepsopleiding en het wisselbanenplan. Zij zullen bedrijven informeren en ondersteunen bij de opmaak van een aanvraagdossier. 30. De sociale partners engageren zich om een solide overkoepelende samenwerking en wisselwerking tot stand te brengen tussen enerzijds het onderwijs en de beroepsopleiding en anderzijds de sociale partners. 30.1.
De betrokken partijen herbevestigen de bestaande afspraken uit het protocol van 1 maart 2000, waarin de uitvoeringsovereenkomst tussen CEVORA en de VDAB is bepaald. Deze samenwerking wordt onverminderd verdergezet en naar de toekomst structureel uitgediept aan de hand van deze convenant. De concrete objectieven worden hernomen: -de sociale partners van de sector zullen hun vormingsinspanningen via CEVORA, waarmee ze jaarlijks in globo minimum 1000 werkzoekenden zullen bereiken en waarmee ze tot op heden een plaatsingsgraad in tewerkstelling van 70% bereikten, prioritair richten op het invullen van knelpuntvacatures en op werkzoekenden die ondermaats scoren op de werkzaamheidsgraad voor zover de toeleiding van werkzoekenden kan worden gerealiseerd; -via de VDAB worden jaarlijks 250 werkzoekenden bijkomend toegeleid en opgeleid naar de gedetecteerde knelpuntberoepen, op basis van een door de sector via CEVORA gedefinieerde opleidingsinhoud en trajectplan. Om de realisatie van CEVORAopleidingsprogramma’s mogelijk te maken ziet de minister van Werkgelegenheid erop toe dat de sector zoveel mogelijk zal kunnen rekenen op voldoende toeleiding van werkzoekenden via de VDAB, de werkwinkels en consortia, op de betere bekendmaking van de opleidingsprogramma’s via de WIS-computer en de werkwinkelinstrumenten, op de
7
trajectbegeleiding via de werkwinkels, het gratis ter beschikking stellen van het adressenbestand van bij de VDAB ingeschreven werkzoekenden en toegang tot het KISS bestand; -aan 600 jongeren opleiding- en tewerkstellingsbegeleiding aanbieden met het oog op een duurzame tewerkstelling in de sector, op voorwaarde dat de toeleiding van werkzoekenden naar vorming en tewerkstelling kan worden gerealiseerd; -100 stageplaatsen aanbieden voor het voltijds en/of werkervaringsplaatsen in het kader van alternerend leren, binnen de krachtlijnen die het paritair leercomité worden opgesteld en in samenspraak met de trajectbegeleiders van de centra voor deeltijds onderwijs. De sociale partners engageren zich daarbij om volgende objectieven te realiseren, in samenwerking met de centra voor volwassenenonderwijs, volgens een jaarlijks op te maken actieplan: -het in samenwerking met het onderwijs voor sociale promotie uitwerken van een substantieel aanbod voor de sector op het vlak van informatica en talen, via gecombineerd onderwijs; -er worden engagementen genomen om actief mee te werken aan de ontwikkeling van leertrajecten die voldoen aan de eisen van de sector, in overleg met het onderwijsveld, en binnen het kader van het decreet op het volwassenenonderwijs; -de decretaal vastgestelde minimum inschrijvingsgelden worden ten laste genomen door CEVORA, en bovendien worden aan de loyaal meewerkende centra budgetten ter beschikking gesteld voor cursusmateriaal en / of infrastructurele aanpassingen , noodzakelijk voor een kwalitatief hoogstaand onderwijs à rato van 250 fr/lesuur; -de beslissing of de school van deze vergoeding kan gebruik maken wordt bepaald volgens drie criteria, met name het aantal jaarlijks voor de sector gepresteerde uren, de kwaliteit van de opleiding en verdere perspectieven naar samenwerking; -de sector neemt de volledige kost voor de recrutering van de cursisten voor haar rekening, en zorgt voor een passende publiciteit, waarin ook het participerende centrum wordt belicht. Het tijdspad en het volume lestijden waarbinnen de objectieven dienen te worden gerealiseerd zullen worden vastgelegd in een voor beide partijen bindend actieplan. 30.2.
Onverminderd de engagementen vermeld in artikel 30.1, engageren de sociale partners zich: - om de aanwezige informatie over beroepen en professionele kansen optimaal te communiceren aan het onderwijs; - om de centra voor volwassenenonderwijs accuraat te informeren met betrekking tot de initiatieven die het neemt en van belang kunnen zijn voor het onderwijsgebeuren; - om in samenwerking met de leerkrachten van het volwassenenonderwijs, de Dienst voor Onderwijsontwikkeling, de Dienst voor Beroepsopleiding, de Inspectie Volwassenenonderwijs, de Vlaamse Onderwijsraad te komen tot de ontwikkeling van nieuwe opleidingen en nieuwe opleidingsmethoden, en dit volgens de noden op de arbeidsmarkt, zodat er ook een vernieuwende dynamiek blijft uitgaan van het volwassenenonderwijs, hetgeen de modernisering van het volwassenenonderwijs ten goede komt; - om actief mee te werken aan een bijscholingsplan in functie van de noden die zich binnen het PC 218 voordoen, en de meewerkende scholen te ondersteunen in deze voortgang door de leerkrachten uit de meewerkende scholen pro rata in aantal uren gratis te laten participeren aan het CEVORA-opleidingsaanbod; - om actief mee te helpen zoeken naar stageplaatsen voor leerkrachten, die geïnteresseerd zijn in een specifieke stage die zou kunnen bijdragen in de ontwikkeling van een nieuw
8
onderwijsaanbod, of die hen moet toelaten praktijkervaring op te doen, om over de nodige bijkomende vaardigheden of attitudes te beschikken om kwalitatief hoogstaand onderwijs te kunnen blijven garanderen; - om mee te helpen aan de uitwerking van nieuwe leervormen, hierbij gebruik makend van de reeds aanwezige know-how. 30.3.
De overheid engageert zich om: - de centra voor volwassenenonderwijs te stimuleren om te participeren binnen de contouren van deze convenant en hen te overtuigen van het belang om medewerkers vrij te stellen voor (deel)taken die deze convenant met zich meebrengt, ten einde een vlotte samenwerking te kunnen garanderen - de financiering voor haar rekening te nemen van die cursisten die het leertraject volgen conform de decretaal vastgelegde financieringscriteria, en die dus te beschouwen zijn als regelmatig cursist; - de Edufora te motiveren om in overleg met de sociale partners en de institutionele opleidingsaanbieders te komen tot concrete afspraken nopens de concrete invulling van opleidingsbehoeften die zich in een bepaalde regio voordoen, en betrekking hebben op de sectoren behorend tot het ANPCB; - de inspectie Volwassenenonderwijs, de DVO, de DBO, de VLOR te sensibiliseren voor dit project en hen te motiveren om de bij hen aanwezige know-how ten dienste te stellen van de concrete uitwerking van dit convenant; - binnen de grenzen van het decreet volwassenenonderwijs mee te helpen zoeken naar constructieve oplossingen voor hinderpalen die zouden kunnen opduiken bij de implementatie van bepaalde scholingstrajecten; - de centra voor volwassenenonderwijs die binnen de contouren van deze convenant willen meewerken, te wijzen op de verplichting dat ze enkel kunnen toetreden tot de uitvoering van de convenant, in de mate dat ze slechts het minimuminschrijvingsgeld van CEVORA vorderen, zoals vastgelegd in artikel 50 van het decreet van 02 maart 1999; - actief mee te werken om een positief leerklimaat te creëren; - een oproep te doen naar alle centra voor volwassenenonderwijs om een informatiebijeenkomst bij te wonen op het Ministerie van de Vlaamse gemeenschap – Departement Onderwijs met betrekking tot de concrete implementatie van deze convenant.
30.4.
De in artikel 30 vermelde afspraken gelden voor onbepaalde duur en zullen worden geconcretiseerd door een in overleg jaarlijks te herzien actieplan, uit te werken conform de wederzijdse afspraken en principes opgenomen in voorgaande paragrafen
Hoofdstuk 5: Mobiliteit in en naar de arbeidsmarkt 31. In het protocol van 1 maart 2000 werd door de sociale partners en VDAB/Forem/Bruxelles Formation, een engagement aangegaan om inspanningen te blijven doen om de tweetaligheid te bevorderen, o.a. d.m.v. het opdrijven van kortlopende taalopleidingen. Deze inspanningen worden uitgediept: -CEVORA engageert zich tot het uitwerken van een significant sectorspecifiek aanbod taalopleidingen voor werknemers aan beide taalgrenzen, zoals bepaald in artikel 30 van deze convenant. -op het vlak van ‘mobiliteit’ gaan de sector en de Vlaamse regering een gemeenschappelijk engagement aan om taalopleidingen en taaluitwisselingen in en rond Brussel effectiever te
9
stimuleren en om de erbij horende bemiddelingsacties (samenwerking VDAB, ORBEM, FOREM) effectiever te laten verlopen. 32. De sociale partners verbinden zich ertoe een intensieve ontslagbegeleiding aan werknemers te bieden binnen het bestaande sectorale aanbod. Bij deze begeleiding wordt gestreefd naar een snelle reïntegratie op de arbeidsmarkt, bij voorkeur in de sector, van de ontslagen werknemer. 33. De sociale partners werken ook mee aan initiatieven van de Vlaamse regering op subregionaal niveau. De sectoren zullen hun opleidingsaanbod mee laten opnemen en actualiseren in de opleidingsdatabank van de Edufora. De Edufora zullen m.b.t. de oprichting van een geïntegreerde opleidingsdatabank contact opnemen met de sector, volgens de nog nader te bepalen modaliteiten in de interface.. Hoofdstuk 6: uitvoering en opvolging 34. Op basis van deze convenant en het actieplan in bijlage kent de Vlaamse regering 10 consulenten toe aan de sociale partners van het ANPCB. De sector engageert zich tot de opleiding van alle opleidingsverantwoordelijken binnen CEVORA tot sectorconsulent. 35. De sociale partners van de sector zijn belast met de uitvoering van de in artikel 7 vermelde actieplannen. De Vlaamse regering voorziet hiervoor op jaarbasis per VTE-consulent een bruto loonkost van EUR 74.368,05. Deze regeling werd getroffen middels het protocol van 1 maart 2000 en eindigt voor een aantal van 5 consulenten op 28 februari 2003. Voor de bijkomende consulenten is op jaarbasis EUR 49.600,00 voorzien. 36. Op regelmatige basis worden er overlegmomenten in het kader van ervaringsuitwisseling georganiseerd onder de aansturing van de SERV. CEVORA zal participeren aan de themagroepen en overlegmomenten waarbij minstens de SERV, administratie Werkgelegenheid en andere consulenten van de sectorfondsen aanwezig zijn. Dezen geven een stand van zaken en signaleren de noden in het veld. 37. De sociale partners verbinden zich ertoe tijdens de eerste maand na het eerste werkingsjaar een opvolgingsrapport opgemaakt volgens het bestaand model van Administratie Werkgelegenheid over te maken aan de Administratie Werkgelegenheid. Dit rapport bevat een beleidsadvies, een werkingsverslag over de uitwerking van dit protocol en een ge-update arbeidsmarktanalyse. 38. De Vlaamse regering en de sociale partners van de sector engageren zich om de werking en opvolging van deze sectorconvenant op de voet te volgen. 39. De administratie Werkgelegenheid zal na ontvangst van de sectorale opvolgingsrapporten een jaarrapport aan het VESOC overmaken. Het VESOC zal het afgesloten protocol en de door de sector aangegane engagementen evalueren. 40. Dit protocol treedt in werking vanaf 1 januari 2002 tot loopt tot 31 december 2003 .
10
Voor de Vlaamse regering
Voor het ANCPB
Marleen Vanderpoorten Vlaams minister van Onderwijs en Vorming
Renaat Landuyt Vlaams minister Toerisme
van
Werkgelegenheid
Erwin De Deyn Federaal secretaris BBTK
Arnout De Koster en Directeur Sociaal Departement VBO
Jaak Gabriels Herman Vanderhaegen Vlaams minister van Economie, Buitenlandse nationaal secretaris LBC-NVK Handel en Huisvesting
Koen De Jaeger nationaal verantwoordelijke ACLVB