Vlaamse regering PROTOCOL VAN SAMENWERKING in het kader van het Akkoord 2003 - 2004
TUSSEN DE VLAAMSE REGERING EN DE SOCIALE PARTNERS VAN DE SECTOR, VAN DE INTERNATIONALE HANDEL, HET VERVOER EN DE AANVERWANTE BEDRIJFSTAKKEN. Tussen de Vlaamse Regering vertegenwoordigd door: De heer Renaat Landuyt, Minister vice-president van de Vlaamse regering en Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme Mevrouw Marleen Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming De heer Gilbert Bossuyt, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie Mevrouw Patricia Ceysens, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid en E-government en de sociale partners van de sector van de internationale handel, het vervoer en de aanverwante bedrijfstakken met als vertegenwoordigers voor de werkgevers: De heer Marino Vermeersch, Voorzitter van de werkgeversfederatie voor de internationale handel, het vervoer en de aanverwante bedrijfstakken met als vertegenwoordigers voor de werknemers: De heer Frank Van den Bogaert, Bestendig Secretaris van De Algemene Centrale der Liberale Vakbonden van België De heer Erwin De Deyn, Nationaal Secretaris van de Bond der Bedienden, Technici en Kaders De heer Vic Naveau, Nationaal Verantwoordelijke van de Landelijke Bedienden Centrale en van het Nationaal Verbond voor Kaderpersoneel wordt uiteengezet als volgt:
1
De partijen erkennen de noodzaak tot sterkere overeenstemming tussen enerzijds het arbeidsmarktbeleid van de Vlaamse regering en anderzijds de vormings- en tewerkstellingsinspanningen van de sector voor zowel werkzoekenden als werknemers. De partijen erkennen de noodzaak om aan de werknemers van de sector ontplooiingsmogelijkheden te bieden op beroeps- en individueel vlak. De partijen erkennen de noodzaak van een personeelsmanagement van diversiteit. De partijen erkennen de noodzaak om een goede afstemming te creëren met betrekking tot de inspanningen op vlak van onderwijs en opleiding enerzijds, en de vragen en behoeften van de arbeidsmarkt, inzonderheid de sectorale arbeidsmarkt, anderzijds. Via dit protocol van samenwerking willen de partijen een wezenlijke bijdrage leveren om actuele knelpunten op de arbeidsmarkt in Vlaanderen en in de sector in het bijzonder aan te pakken, wat moet leiden tot: -
een verhoging van de werkzaamheidsgraad een verhoging van de werkbaarheidsgraad een betere invulling van knelpuntvacatures een verhoging van de arbeidsmarktdeelname van kansengroepen, met inbegrip van die groepen die met discriminatie op de arbeidsmarkt bedreigd worden een verbeterde kennis van de arbeidsmarktbehoeften een betere aansluiting tussen onderwijs en bedrijfsleven verspreiding van de cultuur van leven lang leren en competentiemanagement, waaronder het bevorderen van ICT-(basis)vaardigheden het bevorderen van de kwaliteit van de arbeidsomstandigheden, waaronder de mobiliteit en de afstemming tussen arbeid en gezin
Gelet op het Vlaams Actieplan voor de invulling van de Europese werkgelegenheidsrichtsnoeren; Gelet op het Akkoord 2003 – 2004, gesloten tussen de Vlaamse regering en de Vlaamse sociale partners op 21 maart 2003; Gelet op de Gemeenschappelijke Platformtekst van 3 december 2002, afgesloten tussen de Vlaamse regering, de Vlaamse sociale partners en de allochtone gemeenschappen met betrekking tot “Evenredige arbeidsdeelname en diversiteit 2010”; Gelet op de Gemeenschappelijke Platformtekst van 2 december 2003, afgesloten tussen de Vlaamse regering, de Vlaamse sociale partners, de gebruikersorganisaties en intermediaire organisaties van personen met een handicap met betrekking tot evenredige arbeidsdeelname en diversiteit 2010; Gelet op het Pact van Vilvoorde van 22 november 2001;
2
Gelet op het protocol van samenwerking tussen de sector en de SERV van 5/12/2001; Gelet op de sector-CAO van 14/5/2003. wordt er overeengekomen wat volgt: Hoofdstuk 1: overleg en samenwerking 1. De Vlaamse regering zal het advies van de betrokken sociale partners inwinnen indien zij sectorspecifieke maatregelen voorbereidt die een impact hebben op de ontwikkelingen in de sector. Deze uitwisseling zal desgevallend gebeuren via het paritair orgaan in opdracht van de sector. 2. De sociale partners van de sector zullen sectorspecifieke informatie inwinnen en verwerken in een jaarlijks beleidsadvies aan de Vlaamse regering. Dit beleidsadvies wordt overgemaakt volgens de modaliteiten beschreven in artikel 40 van dit protocol. 3. De administratie Werkgelegenheid zal het jaarlijkse beleidsadvies van de sector overmaken aan het VIZO, de SERV, de VDAB, de STC’s, de streekplatformen, de RTC’s en de VLOR. 4. De sociale partners zullen het resultaat van het overleg met de Vlaamse regering waar mogelijk verspreiden in de sector en meewerken aan de uitvoering van de Vlaamse maatregelen. De Vlaamse regering zal via haar instellingen de beleidsadviezen van de sector implementeren waar mogelijk en hierover een terugkoppeling voorzien naar de sector. 5. De sector zal op ad hoc basis de sectorale knelpunten opsporen en meedelen aan de Vlaamse regering. De Vlaamse regering maakt deze knelpuntinfo over aan de instellingen die op dit vlak acties kunnen ondernemen. 6. De sociale partners erkennen het nut van de premie knelpuntberoepen en zullen dit instrument promoten in hun sector om zo het probleem van de knelpuntberoepen aan te pakken. De sociale partners engageren zich om in dit kader bijkomende inspanningen te leveren die personen stimuleren om opleidingen te volgen die leiden naar tewerkstelling in een knelpuntberoep. Zij gaan tevens na op welke wijze zij de bijzondere premie voor ongekwalificeerde jongeren in een opleiding naar het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar kunnen versterken.
Hoofdstuk 2: kansengroepen en diversiteitbeleid 7. De sociale partners en de Vlaamse regering zullen samenwerken om de toeleiding, screening, opleiding en vorming van kansengroepen in de sector structureel te bevorderen, zowel wat werkzoekenden als werknemers betreft. De Vlaamse regering zal hiervoor de VDAB als publieke bemiddelings- en opleidingsinstelling inschakelen. De sociale partners zullen hiervoor sectorale middelen (enkel uit de 0,10%) voor doelgroepen, roldoorbrekende opleidingen, e.d. inzetten. Zij zullen tevens hun ervaring en ‘knowhow’ inbrengen teneinde het instrumentarium doeltreffend ten dienste van de sector te stellen. De sociale partners engageren zich om hun
3
bijdrage te leveren om tegen 2010 de achterstand van de kansengroepen inzake deelname aan het arbeidsproces weg te werken.
8. De sociale partners en de Vlaamse regering engageren zich tot het bespreekbaar maken van een diversiteitbeleid in de sector. De sociale partners zullen hiervoor een actieplan opstellen, met meetbare objectieven. De sector ontwikkelt instrumenten en sensibiliseringsacties die de bedrijven helpen of stimuleren om in hun arbeidsorganisatie ruimte te scheppen voor kansengroepen of maakt gebruik van de instrumenten die ter beschikking gesteld worden in het kader van TRIVISI. De sociale partners zullen bijzondere aandacht verlenen aan het ontwikkelen van sectoreigen acties voor de toeleiding van arbeidsgehandicapten en jonge werkzoekenden van allochtone afkomst. De Vlaamse regering ondersteunt de sociale partners, via de administratie Werkgelegenheid en de projectontwikkelaars van de STC’s, voor de uitvoering van deze diversiteitplannen. 9. De sociale partners verbinden zich om hun werkgevers te sensibiliseren voor een optimaal onthaal van nieuwe werknemers, en in het bijzonder deze van allochtone afkomst, door het vormen van peter- en meterschap in de onderneming en het opstarten van leerwerkroutes. 10. De sociale partners onderschrijven het principe om, in het kader van hun voorbeeldfunctie, ook in het personeelsbeleid van hun paritair fonds een diversiteitbeleid te voeren, dat mogelijkheden creëert voor de tewerkstelling van kansengroepen, waaronder allochtonen en nieuwkomers, ouderen, arbeidsgehandicapten en laaggeschoolden. De Vlaamse regering ondersteunt de sociale partners in deze via de administratie Werkgelegenheid. 11. De sociale partners verbinden zich om uiterlijk tegen 31-10-2004 een gedragscode op te stellen waarin ook een non-discriminatieclausule zal opgenomen zijn, en die te verspreiden zowel bij de federaties en de ondernemingen van de sector als bij de opleidingsinstellingen die in opdracht van LOGOS werken. De sociale partners engageren zich de bedrijven in de sector aan te sporen tot het naleven van deze code en het afsluiten van een code op ondernemingsvlak. 12. Ter versterking van het diversiteitbeleid zal waar nodig met andere actoren die op het terrein van het diversiteitbeleid actief zijn, samengewerkt worden. 13. De sociale partners engageren zich om voor wat betreft het sectorale opleidings- en begeleidingsaanbod uitvoering te geven aan de bepalingen van het ‘decreet houdende evenredige participatie op de arbeidsmarkt ‘ van 8 mei 2002.
Hoofdstuk 3: aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt 14. In overleg met de interprofessionele sociale partners werken de sociale partners en de Vlaamse regering samen om de technische opleiding in het secundair en hoger onderwijs van het korte type te laten herbronnen, zodat leerlingen op een betere manier kunnen kennismaken met de wereld van de internationale handel, het vervoer en aanverwante bedrijfstakken. De Vlaamse regering, de onderwijskoepels en de sociale partners werken samen om de opleidingen met een
4
commerciële component beter te laten kennismaken met de wereld van de internationale handel, het vervoer en de aanverwante bedrijfstakken. Aandacht zal ondermeer gaan naar het specialisatiejaar ‘internationaal transport en goederenvervoer’. 15. De sociale partners en de Vlaamse regering zullen samenwerken om overeenkomsten met scholen te stimuleren. Deze overeenkomst kan betrekking hebben op inzonderheid de inrichting van stages, de samenwerking rond veiligheid en milieu en de beschikbaarheid van infrastructuur. 16. De sociale partners engageren zich tot het ondersteunen en realiseren van vormen van alternerend leren - opleidingen met daaraan gekoppeld kwaliteitsvolle stages en daadwerkelijke tewerkstelling. 17. Betreffende de beroepsprofielen werkt de sector samen met de SERV die instaat voor de ontwikkeling van een beroepenstructuur en van de concrete beroepsprofielen. Deze gegevens zullen opgenomen worden in een informatiedatabank bij de SERV met de gegevens over sectoren, beroepen en competenties. De basisgegevens zullen o.m. aangewend worden voor de uitwerking van opleidingsprofielen voor de onderwijs- en opleidingsverstrekkers. De Vlaamse minister van onderwijs en vorming stelt de Dienst voor Onderwijsontwikkeling ter beschikking voor de ontwikkeling van opleidingsprofielen voor onderwijs- en opleidingsverstrekkers. De Vlaamse regering engageert zich hierbij om bij het opstellen van de specifieke eindtermen te vertrekken van door de SERV opgestelde of gelegitimeerde beroepsprofielen. Bij het opstellen van de specifieke eindtermen zal de sector via de SERV betrokken worden. De sociale partners zullen ook inspanningen leveren om waar nodig beroepsprofielen te ontwikkelen voor beroepen die een opleiding op niveau hoger onderwijs veronderstellen als basis voor de accreditatieprocedures in het kader van de Bolognaverklaring. 18. Om de samenwerking tussen onderwijs, bedrijfswereld en socio-economische organisaties te bevorderen, inzonderheid inzake infrastructuur en hoogtechnologische apparatuur, stimuleert de Vlaamse regering de oprichting en uitbouw van Regionale Technologische Centra. De partijen onderschrijven inzonderheid het belang van een goede afstemming tussen de sectorale initiatieven en de RTC’s. De sociale partners rekenen in deze context op de volledige steun van de Vlaamse regering in de realisatie en ontplooiing van een sectoraal competentiecentrum. Ook de VDAB zal hierin een actieve rol spelen. 19. De sociale partners engageren zich om samen met de Vlaamse regering aan de uitbouw van het modulair onderwijs te werken met betrekking tot de beroepen van hun sector.
Hoofdstuk 4: opleiding, competentiemanagement en loopbaanontwikkeling 20. De sociale partners engageren zich om hun aandeel bij te dragen aan de verwezenlijking van de interprofessionele doelstelling om tegen 2004 1,9 % van de loonmassa te besteden aan vorming in bedrijven . Niet-vormingsbedrijven zullen extra impulsen krijgen. 21. De sociale partners en de Vlaamse regering werken actief mee aan een strategisch en kwalitatief opleidingsbeleid in bedrijven. Dit behelst ondermeer het ontwikkelen van instrumenten zoals
5
opleidingsplannen, waarbij het accent wordt gelegd op behoeftedetectie en effectmeting. Verder moedigen zij bedrijven aan tot het voeren van een kwaliteitsvol opleidingsbeleid. De sociale partners kunnen gebruik maken van de instrumenten die in het kader van Trivisi worden ontwikkeld. 22. De sociale partners en de Vlaamse regering onderschrijven het beginsel dat iedereen in het bedrijf, ongeacht scholing, geslacht enz., moet kunnen deelnemen aan opleiding. Bij het uitwerken van het opleidingsbeleid zal aandacht gaan naar het bereik van specifieke kansengroepen. De sociale partners engageren zich tot het realiseren van evenredige participatie van kansengroepen aan alle sectoropleidingen en – begeleidingen. 23. Conform het protocol dat afgesloten is tussen de SERV en de VDAB werken de sociale partners met VDAB mee aan de uitbouw van het COBRA competentieprofielensysteem, zodat werknemers en werkzoekenden een beter inzicht krijgen in hun competenties. 24. De sociale partners en de Vlaamse regering werken samen aan het certificeren van sectorale opleidingen, alsook aan het erkennen en certificeren van elders verworven competenties van waarde voor de sector. Van zodra er met de institutionele opleidingsverstrekkers een akkoord is bereikt over de voorstellen van de SERV inzake het leerbewijs en de gemeenschappelijke portfoliomethodologie, engageren de sectorale sociale partners zich te onderzoeken op welke wijze zij zich daarbij kunnen aansluiten door: - de aflevering van een leerbewijs na elke door de sector georganiseerde of gesubsidieerde opleiding; - bij de ontwikkelingen van sectorale EVC-procedures ook gebruik te maken van de ontwikkelde methodiek inzake portfolio’s. 25. De sociale partners en de Vlaamse regering engageren zich tot het stimuleren van loopbaanbegeleiding en sporen bedrijven aan een competentiegericht personeelsbeleid te voeren. 26. De Training- en Opleidingscentra van de VDAB worden omgevormd tot competentiecentra. De dienstverlening wordt uitgebreid en verdiept. De kerntaak bestaat uit het aanbieden van dienstverlening op vier domeinen: verstrekken van arbeidsmarktinformatie, aanbieden van opleiding, loopbaandienstverlening en meting van verworven competenties. Simultaan met de opstart van de competentiecentra wordt gezocht naar nieuwe vormen van samenwerking met sectoren, die in de eerste plaats versterkend moeten werken. M.a.w. door het samenbrengen van overheidsmiddelen en sectorale middelen moet men beter tegemoet kunnen komen aan vragen die zowel leven aan de aanbodzijde (werkzoekenden en werknemers) als vraagzijde (bedrijven). 27. De sociale partners en de Vlaamse regering onderschrijven de noodzaak om de ontwikkeling van basisvaardigheden te bevorderen, in het bijzonder de ICT-basisvaardigheden voor specifieke kansengroepen, Nederlands als tweede taal voor Nederlands-onkundigen.
6
28. De sociale partners zullen inspelen op het instrument van de opleidingscheque voor bedrijven. De sector zal haar steun verlenen door informatie aan haar bedrijven aan te reiken via het kanaal van de beroepsgroeperingen. 29. De sociale partners maken gebruik van de uitgebreide mogelijkheden die het VIZO en het Syntra-netwerk bieden. Dit netwerk verzorgt opleiding, begeleiding en advies voor zowel kleine als grote bedrijven, organisaties en overheidsinstellingen. De Syntra zijn vragende partij om de beschikbare middelen (sectoraal, overheid en privé) via samenwerkingsverbanden door middel van een contract of convenant met de sectoren optimaal in te zetten. 30. De sociale partners zullen meewerken aan een kwaliteitsverbetering van de opleiding op de werkvloer door werknemers een opleiding te laten volgen in het begeleiden en in het opleiden van collega’s. Logos zal extra inspanningen leveren om de participatie aan de cursussen 'coachen', opleidingsmanagement en Train the Trainer te stimuleren. 31. De sociale partners werken ook mee aan initiatieven van de Dienst Informatie Vorming en Afstemming (DIVA). Inzonderheid zal de sector zijn opleidingsaanbod (dat vrij te raadplegen is op www.logosinform.be) nader toelichten bij DIVA, met het oog op het transparant maken van het vormingslandschap in Vlaanderen. 32. De sociale partners zullen verder ook inspelen op het hefboomkrediet en het Europees Sociaal Fonds (ESF), de Trivisi-fora en de Individuele Beroepsopleiding. Zij zullen bedrijven informeren en ondersteunen bij de opmaak van een aanvraagdossier. 33. De sociale partners en de Vlaamse regering stimuleren gezamenlijk het gebruik van het stelsel van de aanmoedigingspremies, in het bijzonder de ondersteuning van het levenslang leren in het kader van het opleidingskrediet en de zorgaspecten in de private sfeer door toepassing van het zorgkrediet. De sociale partners zullen in het uittekenen van de arbeidsorganisatie creatief de noden van de onderneming laten aansluiten op de verwachtingen van de werknemers.
Hoofdstuk 5: mobiliteit 34. De sociale partners en de Vlaamse regering nemen, waar mogelijk, gezamenlijk initiatieven die de mobiliteit van werkzoekenden en werknemers ten goede komen. Hierbij wordt door de partijen bijzondere aandacht besteed aan het woon-werkverkeer. De sociale partners kunnen in het kader van hun mobiliteitsbeleid een beroep doen op de ondersteuning door de Vlaamse Stichting Verkeerskunde, de Mobiliteitscel van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en de mobiliteitsconsulenten van de Vlaamse Vervoersmaatschappij. 35. De sociale partners zullen de bedrijven aanmoedigen om de mobiliteitsvragen te integreren in hun personeelsbeleid en arbeidsorganisatie, om zodoende het collectief vervoer te stimuleren en te ondersteunen. 36. De sociale partners zullen de sectorconsulent(e) ook voldoende inzetten voor de uitvoering van de initiatieven in het kader van de versterking van een duurzaam mobiliteitsbeleid.
7
Hoofdstuk 6: herstructureringsbeleid 37. De sociale partners verbinden zich ertoe een intensieve begeleiding aan werknemers bij (dreiging van) ontslag te bieden. Bij deze begeleiding wordt gestreefd naar een snelle reïntegratie op de arbeidsmarkt, bij voorkeur in de sector, van de ontslagen werknemer. 38. De sociale partners engageren zich om bij bedrijfsherstructureringen het behoud van de werkgelegenheid als een prioriteit te beschouwen en maatregelen inzake arbeidsherverdeling of herplaatsing prioritair te onderzoeken. De Vlaamse regering zal met het Herplaatsingsfonds, de dienstverlening van de VDAB, inzonderheid de sociale interventieadviseurs en het stelsel van de aanmoedigingspremies voor ondernemingen in herstructurering of in moeilijkheden, deze aanpak ondersteunen. 39. De sociale partners onderzoeken op welke wijze zij uitvoering kunnen geven aan de nieuwe mogelijkheid die is voorzien in het Herplaatsingsfonds om telkens voor de duur van één jaar één concreet outplacementbureau te belasten met de outplacement van werknemers die in aanmerking komen voor het Herplaatsingsfonds, dit met het oog op de administratieve vereenvoudiging en versnelling van de procedure.
Hoofdstuk 7: uitvoering en opvolging 40. Op basis van deze convenant en het actieplan in bijlage kent de Vlaamse regering 1 consulent(e) toe aan het Sociaal Fonds van het PC 226. Deze zal in de sector onder paritair toezicht werken, onder LOGOS, het Vormingsfonds van de sector. 41. De sociale partners van de sector zijn belast met de uitvoering van het actieplan. De Vlaamse regering voorziet hiervoor een bedrag van € 51.000,00 per jaar. 42. Op geregelde tijdstippen worden er overlegmomenten in het kader van ervaringsuitwisseling georganiseerd onder regie van de SERV. Hiervoor zal de sectorconsulent(e) als contactpersoon aangeduid worden. Deze zal deelnemen aan de themagroepen en overlegmomenten waarbij de SERV, administratie Werkgelegenheid en andere consulenten van de sectorfondsen aanwezig zijn. De consulenten geven een stand van zaken en signaleren de noden in het veld. 43. De sociale partners verbinden zich ertoe jaarlijks een opvolgingsrapport over te maken aan de Administratie Werkgelegenheid. Dit rapport, dat opgemaakt wordt volgens een door de administratie voorzien model, dient uiterlijk bezorgd te worden tijdens de eerste maand na het respectievelijke werkingsjaar. Het bevat een beleidsadvies, een werkingsverslag en geactualiseerde arbeidsmarktgegevens. De administratie Werkgelegenheid staat in voor de opvolging en de monitoring van deze convenant.
8
44. De administratie zal na ontvangst van het opvolgingsrapport een globaal jaarrapport aan het VESOC overmaken. Het VESOC zal het afgesloten protocol en de door de sector aangegane engagementen evalueren. 45. Indien de in het actieplan opgenomen normen, zonder verantwoorde motivatie, niet behaald worden kan de Vlaamse regering overgaan tot gehele of gedeeltelijke terugvordering van de toegekende subsidies. 46. De ondertekenende partijen erkennen het fundamentele belang van deze samenwerking en geven hierbij uitdrukking aan hun wil tot samenwerking voor onbepaalde duur. 47. Dit protocol treedt in werking vanaf 1 april 2004 en loopt tot 31 maart 2006. Opgemaakt in drie exemplaren te Brussel, 30 april 2004. Voor de Vlaamse regering:
Minister vice-president van de Vlaamse regering en Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme,
Renaat Landuyt
Vlaams minister van Onderwijs en Vorming,
Marleen Vanderpoorten
Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie,
9
Gilbert Bossuyt
Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid en E-government,
Patricia Ceysens Voor de werkgevers van de sector:
De Werkgeversfederatie voor de internationale handel, het vervoer en de aanverwante bedrijfstakken,
Marino Vermeersch, Voorzitter
Voor de werknemers van de sector:
De Algemene Centrale der Liberale Vakbonden van België,
Frank Van den Bogaert, Bestendig Secretaris
De Bond der Bedienden, Technici en Kaders,
10
Erwin De Deyn, Nationaal Secretaris
De Landelijke Bedienden Centrale - Het Nationaal Verbond voor Kaderpersoneel,
Vic Naveau, Nationaal Verantwoordelijke
11
Het sectoraal actieplan PC 226 Concretisering van mogelijke acties
Nota vooraf: opgegeven aantallen gelden voor de totale duur van de convenant (2 jaar). Hoofdstuk 1: overleg en samenwerking Acties ter uitvoering van artikel 6 De sector zal in overleg met de VDAB een lijst opstellen met knelpuntberoepen die in aanmerking komen voor de premie inzake de knelpuntberoepen.
Hoofdstuk 2: kansengroepen en diversiteitbeleid Acties ter uitvoering van artikel 7 (Toeleiding, screening, opleiding van werkenden/werkzoekenden) De sector en de VDAB onderzoeken en verstrekken cijfers over hoeveel werknemers/ werkzoekenden uit de kansengroepen worden toegeleid, gescreend en opgeleid in de sector. Streefdoelen wat werkzoekenden betreft: - toeleiding: 300 werkzoekenden informeren, de geïnteresseerden interviewen - screening (tests talen en/of bureautica/informatica en/of medisch/psychologisch): 90 - opleiding: 45 Streefdoelen wat werknemers betreft: op ad hoc basis, in overeenstemming met de vraag van de werkgevers. Bedoeling is vooral preventief te werken (nakend ontslag, outplacement) De sector zal ondersteuning bieden bij sectorspecifieke acties door middel van: r verspreiding informatie over projecten naar werkzoekenden toe via de website en via folders voor de werkend/leren-projecten op ad hoc basis r verspreiding informatie over projecten naar werknemers toe via de website en de beroepsgroeperingen op ad hoc basis -
Startkwalificatie van allochtonen De sector engageert zich tot het bevorderen van de participatie van allochtonen aan vormen van alternerend leren en werken en met bijzondere aandacht voor leerkansen via bedrijfsstages voor allochtone meisjes. Indien nodig zullen vooropleidingen Nederlands voorzien worden voor een vlottere integratie. Streefdoel is min. 20% van totaal aantal.
-
Arbeidsdeelname van arbeidsgehandicapten
12
De sectoren geeft bekendheid via de geëigende kanalen aan nieuwe mogelijkheden ter bevordering van de werkgelegenheid van arbeidsgehandicapten (aangepaste opleiding, tussenkomst voor aanpassingen aan de werkpost, ...). De sector engageert zich om min. 5 arbeidsgehandicapten via deze weg aan werk te helpen. Acties ter uitvoering van artikel 8 (diversiteit in de onderneming) Sensibilisering en promotie van het diversiteitbeleid en -maatregelen door: het organiseren van drie informatiesessies t.b.v de werkgevers, met 'TRIVISI'-specialisten ter zake. r het ideeëngoed te promoten via de website binnen de 9 maand, met aangepaste voorbeelden en goede praktijken en een meldingsformulier bij interesse. r het doorgeven van adressen van bedrijven die interesse hebben voor de opmaak van een diversiteitplan. r het concreet bekendmaken van de plannen/projecten/beste praktijken en ander infomateriaal inzake diversiteit bij min. 5 bedrijven met meer dan 100 werknemers en 20 bedrijven met minder dan 100 werknemers van de sector . r het concreet helpen/ondersteunen bij het opstellen van een project/plan (inhoudelijk en financieel) en bij het verwerven van subsidies. Organisatie en ondersteuning van ervaringsuitwisseling De sector zal de ervaringsuitwisseling tussen de ondernemingen met een diversiteitplan faciliteren (o.a. opleidingen en trainingen, ter beschikking stellen van infomateriaal, infomomenten beleggen, netwerking, ...). Arbeidsdeelname van allochtonen De sector engageert zich om in het kader van de beroepsinlevingsovereenkomst en/of startbanen, 10 % meer werkzoekenden duurzaam te integreren in de bedrijven dan in 2002 en 2003. Om te kunnen vergelijken zullen cijfers 2002/2003 aan de bevoegde overheid opgevraagd worden. Acties ter uitvoering van artikel 9 (onthaal nieuwe werknemers) De sector zal een modelbrochure ontwikkelen en verspreiden als inspiratie voor zijn werkgevers, om hen aan te sporen hun nieuwe werknemers, en in het bijzonder deze van allochtone afkomst, optimaal te onthalen. Het systeem van peter- of meterschap zal hierin extra in de kijker gezet worden, om de bedrijven te sensibiliseren voor dit model. Acties ter uitvoering van artikel 11 (de non-dicriminatiecode) De sector zal uiterlijk tegen 31/12/2004 een model gedragscode per post verspreiden aan zijn werkgevers onder de vorm van een minibrochure en deze ook op de website bekend maken.
Hoofdstuk 3: aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt
13
Acties ter uitvoering van artikels 14 en 15 Met het oog op de promotie van de studierichtingen die uitmonden in beroepen van de sector, zullen de sociale partners: - de opgestarte promotiecampagne voor de sector (samen met IWT, BITO en Sociaal Fonds Vervoer) verder ondersteunen. - alle scholen met zulke finaliteit (beroeps-, technisch en hoger) gaan bezoeken, om: ? hun noden, knelpunten te noteren ? samenwerkingsmogelijkheden te onderzoeken (faciliteren van bedrijfsstages via de SISdatabank voor leerlingen, én via persoonlijke introducties voor leraars) ? de actualisering van de cursusinhouden te stimuleren - meewerken aan de BAV's van de VDAB. - meewerken aan de invulling van de COBRA-fiches. - bijscholingsprogramma’s (sectortechnische) aanbieden voor leerkrachten. Inhoud zal in overleg met de leraars bepaald worden. Vier cursusreeksen voor telkens 15 leerkrachten zullen georganiseerd worden. - de werkgevers aansporen om het peter-/meterschap ook te hanteren voor de begeleiding van stagiaires. Een infobrochure zal hiervoor opgemaakt worden. Acties ter uitvoering van artikel 16 De sector engageert zich tot het opleiden van 30 werkzoekenden in een werkend/leren systeem voor niet-leerplichtigen (18-25 jaar) , met opvolging door een peter/meter in het bedrijf en volledige ondersteuning door een externe trajectbegeleider. De cursisten zullen vanaf hun 4/5 tewerkstelling in de bedrijven verder ondersteund worden onder een IBO-contract (individuele beroepsopleiding) en een getuigschrift Deeltijds Onderwijs voor volwassenen ontvangen. De sector engageert zich tot het voeren van leergesprekken met deze peters/meters in de ondernemingen voor de begeleiding van deze jongvolwassenen in het Deeltijds Onderwijs tijdens de werkplekopleiding. De sector engageert zich tot het informeren, werven en ondersteunen van de ondernemingen die een werkovereenkomst aanbieden aan deze werkzoekenden. De sector engageert zich tot opvolging van trajecten met het leercomité van de organiserende instantie. Acties ter uitvoering van artikel 17 De sector engageert zich om werk te maken van de ontwikkeling van minimum 8 beroepsprofielen in het kader van het afgesloten convenant met de SERV. Acties ter uitvoering van artikel 18 De sector engageert zich tot de uitbouw van een sectoraal opleidings- en competentiecentrum, in samenwerking met de bevoegde instanties.
14
In dit centrum zullen synergieën in opleiding, screening, certificering, toeleiding gezocht en gevonden worden. Alle partijen die hierin een bijdrage kunnen leveren zullen aangezocht worden.
15
Hoofdstuk 4: opleiding, competentiemanagement en loopbaanontwikkeling Acties ter uitvoering van artikel 20 De sector wil 50 bedrijven (van min. 10, max. 49) bedienden bereiken die geen vorming organiseren. Acties ter uitvoering van artikel 21 De sector wil in 10 bedrijven projecten opstarten waarin gewerkt wordt aan een verbetering van de kwaliteit van het opleidingsbeleid. In de loop van het tweede werkingsjaar zullen de inspanningen nog opgedreven worden om dit streefdoel maximaal te overtreffen. De sector participeert in het Trivisi-proces en werkt actief mee aan de verspreiding van de aldaar gerealiseerde producten. Andere initiatieven van de sector zijn: • e-learning professioneel "dichter bij de klant brengen" • samenwerking met andere officiële opleidingsverstrekkers zoeken, als VIZO, BIS, OSP • competentieontwikkeling van de werknemers, via een rijk sectoraal cursusaanbod Acties ter uitvoering van artikel 22 De sector stelt een gemiddeld bereik voorop van 1% ouderen, 40% vrouwen in de opleidingsacties, 2% allochtonen en 0,5 % personen met een handicap. Acties ter uitvoering van artikel 24 Binnen de sector zal gewerkt worden aan een systeem om elders verworven sectortechnische competenties te kunnen testen, evalueren en certificeren. Acties ter uitvoering van artikel 27
-
Vanuit de sector zullen specifieke acties rond basisvaardigheden ICT worden georganiseerd. Men voorziet een bereik van 45 werkzoekenden en 45 werknemers (telkens 3 groepen van 15). Hiervoor zal een beroep gedaan worden op de opleidingsmodules zoals ze uitgewerkt worden door de VDAB: Specifiek naar bepaalde kansengroepen worden volgende initiatieven genomen: Bijscholing voor 10 leerkrachten MS Office basiskennis voor 50 werknemers van 55+ MS Office basiskennis voor 10 arbeidsgehandicapten Acties ter uitvoering van artikel 32
16
De sector zal wanneer het hefboomkrediet gelanceerd wordt zorgen voor een goede verspreiding van informatie en zal, indien er zich voor de sector opportuniteiten voordoen, 10 bedrijven met minder dan 50 bedienden in dienst ondersteunen bij het indienen van een dossier. Acties ter uitvoering van artikel 33 De sector zal bijkomende subsidiekredieten toestaan aan haar vormingsbedrijven (incentives voor wie beter presteert dan de norm). Modaliteiten zullen te gepaster tijde aan de werkgevers meegedeeld worden.
Hoofdstuk 5: mobiliteit Acties ter uitvoering van artikel 34 De sector engageert zich om de carpooldatabank te promoten in een 10-tal bedrijven en zodoende een 250-tal werknemers te bereiken. De sector engageert zich om het geven van reisadvies bij aanwervingen. De sector-CAO bevat een aantal aspecten inzake mobiliteit.
Hoofdstuk 6: herstructureringsbeleid Acties ter uitvoering van artikel 37 Het gratis aanbod van de sector staat ook ten dienste van ontslagen werknemers, die ingeschreven zijn in het outplacementprogramma door de sector voorzien, via RIGHT MANAGEMENT CONSULTANTS/Curriculum Plus.
------------------
17