VLAAMS VERBOND VAN HET KATHOLIEK SECUNDAIR ONDERWIJS LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS
BEDRIJFSVOERTUIGEN Derde graad BSO Derde leerjaar
Licap - Brussel D/1995/0279/032
-
september 1995
LESSENTABEL BEDRIJFSVOERTUIGEN BSO
1
Basisvorming
1.1
Volledig gemeenschappelijk gedeelte AV Godsdienst AV Lichamelijke opvoeding AV Maatschappelijke vorming AV Nederlands OF AV Project algemene vakken
1.2
2
Beperkt gemeenschappelijk gedeelte Te kiezen uit: AV Duits AV Engels AV Frans AV Maatschappelijke vorming (*) AV Nederlands AV Plastische opvoeding AV Project algemene vakken (**) AV Wiskunde Studierichting (fundamenteel gedeelte) PV Praktijk/Stages Autotechniek (x) PV Stages Autotechniek (x) TV Autotechniek Lab toegepaste hydropneumatica (x) Motormanagement (x) Onderstel en rollend gedeelte (x)
12 8 2 2 2 2 4 4 4 1 of 2 1 of 2 1 of 2 1 of 2 1 of 2 1 of 2 2 of 4 1 of 2 20 10 2 8 1 4 3
4 3 Complementair gedeelte: maximum - Te kiezen uit de vakken en/of de specialiteiten opgesomd in het Besluit van de Vlaamse Executieve van 5 juni 1989 tot vaststelling van de algemene vakken, de kunstvakken, de technische vakken en de praktische vakken. - Pedagogische aanbevelingen: PV Praktijk/Stages Autotechniek (x) 2 (C) TV Autotechniek Lab toegepaste hydropneumatica (x) 1 (C) Onderstel en rollend gedeelte (x) 1 (C)
(*) (**) (x) (C)
Maatschappelijke vorming in het beperkt gemeenschappelijk gedeelte kan enkel gecombineerd worden met Maatschappelijke vorming uit het volledig gemeenschappelijk gedeelte. Project algemene vakken in het beperkt gemeenschappelijk gedeelte kan enkel gecombineerd worden met Project algemene vakken uit het volledig gemeenschappelijk gedeelte. Voor deze vakken is het leerplan in deze brochure opgenomen. Staat voor uitbreiding van het aantal lesuren voorzien in het studierichtingsgedeelte.
INHOUD
blz.
1
ALGEMENE VISIE OP DE SPECIALISATIEJAREN IN DE STRUCTUUR SECUNDAIR ONDERWIJS 1989 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
4
2
BEGINSITUATIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
6
3
ALGEMENE DOELSTELLINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
6
4
ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
6
5
TOEKOMSTMOGELIJKHEDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
7
6
TAXONOMIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
7
7
RELATIE MET DE GEINTEGREERDE PROEF . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
7
8
LEERINHOUDEN, LEERPLANDOELSTELLINGEN EN METHODOLOGISCHE WENKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
8
PV PV
Praktijk/Stages Autotechniek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Stages Autotechniek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
9 9
TV
Autotechniek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Lab toegepaste hydropneumatica
20
TV
Autotechniek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Motormanagement
27
TV
Autotechniek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Onderstel en rollend gedeelte
39
Complementair gedeelte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
48
9
BIBLIOGRAFIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
4 1
ALGEMENE VISIE OP DE SPECIALISATIEJAREN IN DE STRUCTUUR SECUNDAIR ONDERWIJS 1989
1.1
Inleiding
Tijdens het schooljaar 1994-1995 bereikte de eenheidsstructuur het 2de leerjaar van de 3de graad. De studierichtingen BSO kregen in de 3de graad een geactualiseerde of een vernieuwde inhoud. Vanzelfsprekend hebben inhoudelijke aanpassingen aan de 3de graad gevolgen voor de op de 3de graad aansluitende specialisatiejaren. In de sectoriële commissies van de VLOR werd nagegaan in welke mate het aanbod van specialisatiejaren moest worden aangepast, rekening houdend met de hieronder vermelde en op het BSO gefocuste visietekst. Dat resulteerde in een reeks adviezen voor schrapping, naamwijziging, actualisering en toevoeging van 3de leerjaren van de 3de graad. 1.2
Het concept van 3de leerjaren van de 3de graad BSO
1.2.1
SPECIALISATIEJAREN BSO
Specialisatiejaren BSO zijn een verdieping van een bepaald onderdeel van de leerstof van de 3de graad. Zij hebben een rechtstreekse koppeling naar tewerkstelling in bedrijven of instellingen. Zij bouwen zoals de specialisatiejaren TSO voort op de kennis die de leerlingen verworven hebben in de 3de graad. De specialisatiejaren kunnen wel vrij eng of vrij breed zijn. (We passen de definitie van specialisatiejaren TSO dus ook toe op specialisatiejaren BSO.) De link naar tewerkstelling heeft belangrijke kwalitatieve consequenties. Die hogere kwaliteitseisen passen trouwens in een maatschappelijke tendens om in algemene zin hogere opleidingsvereisten te stellen. De 3de leerjaren van de 3de graad kunnen in een aantal sectoren een middel zijn om daaraan tegemoet te komen. Door het volgen van een 3de leerjaar van de 3de graad (en de erin opgenomen stages of andersoortige aanwezigheid in bedrijven) hebben de afgestudeerden een grotere kans op tewerkstelling of krijgen zij grotere troeven op de arbeidsmarkt. Specialisatie is een rekbaar begrip. De specificiteit zal gedeeltelijk afhankelijk zijn van de betreffende (deel-)sector. De kwalitatieve invulling van 3de leerjaren van de 3de graad moet geregeld door de sectorcommissies worden geëvalueerd. De hoge kwaliteitseisen vragen op hun beurt adequate uitrusting en goed voorbereide lesgevers. Men moet hieruit afleiden dat de specialisatiejaren niet voorbereiden op het hoger onderwijs. Ze hebben dus als doelpubliek "finalisten van het secundair onderwijs". Dit belet niet dat een leerling toch de smaak voor het hoger onderwijs in zo'n jaar zou te pakken krijgen. Een belangrijke doelstelling, zo niet de belangrijkste, is in ieder geval jonge mensen een betere instap in de tewerkstellingswereld verzekeren. Negatief kunnen we het zo stellen: de specialisatiejaren kunnen geen heroriënteringsfunctie hebben. Dit laatste veronderstelt immers dat de leerlingen in dit leerjaar met een ander beroepsprofiel zouden kennis maken. Deze leerjaren kunnen ook geen actualiseringsfunctie hebben in opgedane kennis. Het zou ongerijmd zijn verouderde technieken te gebruiken in de 2de en de 3de graad om in het 3de leerjaar van de 3de graad dan alle nieuwe technologieën aan te leren. Zowel de heroriëntering als de actualisering horen normalerwijze thuis in het gewone deeltijds volwassenenonderwijs of onderwijs voor sociale promotie. Specialisatiejaren kunnen tenslotte ook geen vervolmakingsfunctie vervullen. Hierdoor zouden we erkennen dat de eigenlijke studieduur van het secundair onderwijs zeven leerjaren omvat. Dit mag nooit de bedoeling zijn. De vormingscyclus moet "afgerond" zijn op het einde van het 2de leerjaar van de 3de graad.
5 De specialisatiejaren BSO hebben echter ook nog een andere functie. Deze leerjaren leiden ook tot het diploma van secundair onderwijs. Men zou in een bepaalde visie kunnen zeggen dat de studieduur in het BSO zeven leerjaren bedraagt. Hierbij zou dan kunnen aansluiten dat de 3de leerjaren van de 3de graad in het BSO pure vervolmakingsjaren zijn of de gewone afronding van een vormingscyclus. In die visie zou de eis van de regelgever daarbij heel zinvol zijn: de jongeren moeten een bepaald aantal uren algemene vakken horend tot de basisvorming volgen, willen ze een diploma behalen. Er bestaat tenslotte een vrij algemene consensus vandaag om inderdaad de leerlingen aan te moedigen dit 3de leerjaar te volgen. Het gevaar is immers niet denkbeeldig dat het precies de BSO-jongeren zijn die morgen als eerste moeten aanschuiven bij allerlei vormingsinstanties om zich bij of om te scholen. Toch wordt tot op vandaag ook in het BSO het 2de leerjaar van de 3de graad algemeen erkend als een eindjaar. Zo wordt de geïntegreerde proef ook in dit leerjaar georganiseerd. De regelgever heeft ook gesteld dat in 3de leerjaren van de 3de graad BSO die ingericht worden als specialisatiejaren het diploma kan worden uitgereikt. Er is dus geen echte reden voorhanden om te stellen dat deze specialisatiejaren anders zouden zijn dan de andere specialisatiejaren. Het begrip specialisatie moet eenduidig blijven. In deze zin kan het hierboven beschreven concept ook op de specialisatiejaren BSO zonder meer verder toegepast worden. Dit sluit niet uit dat de specifieke vorming die men bijkomend verwerft, samen met het diploma, in uitzonderlijke gevallen als een voorwaarde tot de uitoefening van een bepaald beroep zou gesteld worden. Ons land investeert veel in onderwijs. De inspanningen die men in het begin van de jaren '80 geleverd heeft om de leerlingen van het TSO en het BSO via derde graden tot een diploma te brengen, kunnen nooit genoeg geprezen worden. Vroeger bestonden er immers veel studierichtingen enkel op lager secundair niveau, namelijk de A3- en A4-opleidingen. Specialisatiejaren TSO en BSO vinden hun bestaansrecht in de verhoogde kansen op tewerkstelling. De 3de leerjaren van de 3de graad BSO krijgen via de mogelijkheid tot diplomering een heel belangrijke toegevoegde waarde. De gemeenschap investeert in een doelgroep die in onze maatschappij zeker niet tot de meest weerbaren behoort. Vanzelfsprekend kan de gemeenschap een kader opleggen waardoor er op een verantwoorde wijze met deze 3de leerjaren van de 3de graad omgesprongen wordt. 1.2.2
SAMENWERKING MET DE SOCIALE PARTNERS
Uit de omschrijving van de specialisatiejaren TSO en BSO hierboven is zo af te leiden dat de opleiding realiteitsnabij hoort te zijn, dat de opbouw van een nieuw specialisatiejaar in nauw overleg dient te gebeuren met de sociale partners. Er valt in dit verband een behartenswaardige tendens waar te nemen om de betrokkenheid van onderwijsverstrekkers, overheid en sociale partners vast te leggen in een convenant. In ieder geval moet het mogelijk zijn met de sociale partners tot hechte samenwerkingsverbanden te komen, moeten meer projectmatige co-financieringsprojecten gerealiseerd kunnen worden. De samenwerking met de sociale partners heeft voor de specialisatiejaren belangrijke gevolgen: - de klemtoon komt veel meer dan vroeger te liggen op "specialisatie". Dit zal enerzijds de kwaliteit van deze 3de leerjaren van de 3de graad opvoeren; - de klemtoon ligt ook uitdrukkelijk op de tewerkstelling. Dit wil zeggen dat deze zevende leerjaren realiteitsnabij moeten uitgewerkt worden in samenwerking met bedrijven en instellingen. Deze samenwerking mag zich niet beperken tot de technische, praktische of kunstvakken, maar ook de algemene vakken moeten meer dan vroeger ook in dit teken staan; - op basis van de band met tewerkstelling en het realiteitsnabij leren zal reëel contact met bedrijven en instellingen in de regel meer dan wenselijk zijn. Dit kan zich onder meer vertalen in kort- en langlopende stages. Er kan worden overwogen voor bepaalde jaren formules van alternerend leren te bekijken, van opleidingen in duale vorm. Dat vereist dan wel een uitstekende begeleiding, ook op pedagogisch-didactisch vlak, op de werkvloer;
6 -
tot op heden werd de idee van een spreiding in de tijd van specialisatiejaren nog niet gerealiseerd. Als de vrijgekomen tijd wordt ingevuld met regulier werk (en verloning) kan deze mogelijkheid overwogen worden. Als werksituatie en studies bij elkaar aansluiten, komt men tot een goede constructie. Na het beëindigen van het specialisatiejaar (b.v. twee jaar) zou de jongere mogen verwachten aan een full-time job te geraken. (Hier komt men dicht bij het domein van het deeltijds volwassenenonderwijs, zeker als men ook een modulaire opvatting van specialisatiejaren zou overwegen. Hierover moet alle overleg nog plaatsvinden.) Tot hier de visietekst van de VLOR Afdeling TSO-BSO.
2
BEGINSITUATIE
De leerlingen die het 3de leerjaar van de 3de graad 'Bedrijfsvoertuigen BSO' aanvangen worden verondersteld de leerstof van het 1ste en 2de leerjaar van de 3de graad BSO 'Autotechnieken' te beheersen. Zij zijn met andere woorden, tot op het niveau voorzien in het leerplan, opgeleid tot automecanicien. 3
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
Leerlingen met een behoorlijke voorkennis van autotechniek kunnen deze theoretisch-technologische en praktische opleiding en specialisatie volgen om met gebruik van moderne apparatuur bedrijfsauto's in perfecte staat te kunnen houden. Het gaat om een verdieping van de kennis van verbrandingsmotortechniek en algemene autotechnieken, toegespitst op typische bedrijfsvoertuigen. Dit veronderstelt natuurlijk inzicht, kennis en voldoende praktijkervaring. Onder meer volgende facetten zijn hier dus belangrijk: - inzicht in constructie en opbouw van onderstellen van bestelauto's, vrachtwagens, trekkers en autobussen; - grondige kennis van dieseltechniek; - opsporen en verhelpen van storingen aan de hydraulische systemen bij bedrijfsauto's, zoals laad- en lossystemen, laadkleppen, afzetsystemen ...; - via inzicht eventuele storingen in ABR- (anti-blokkeer), ASR- (anti-slip), EGAS- (elektronisch gaspedaal) en ECAS-systemen (elektronisch geregelde luchtvering) in bedrijfsvoertuigen kunnen opsporen zodat ze opgelost kunnen worden; - opsporen van storingen en diagnosestelling bij luchtdrukvering en luchtdrukremmen; - opsporen van storingen en zelfstandig uitvoeren van grote reparaties en revisiewerkzaamheden (cabine, onderstel, motor ...) op bestelauto's, vrachtwagens, trekkers, autobussen; - basiskennis van moderne gangwissels, toegepast in bedrijfsvoertuigen (EPS, geartronic, easy-shift, Scania, ZF ...); - Kennis van de verschillende luchtdrukrem- en veringssystemen (met of zonder ophaalassen) gebruikt bij vrachtwagens en zware trucks. 4
ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN
Het gebruik van het gereedschap en de testapparatuur werd niet als afzonderlijke leerinhoud opgenomen. Het theoretisch en het praktisch gebruik ervan wordt toegelicht en aangeleerd op het ogenblik dat met dit gereedschap en/of apparaat moet worden gewerkt. Dit leerplan is een minimumleerplan, men kan er als uitbreiding nog veel aan toevoegen. Deze uitbreiding zal op de eerste plaats bepaald worden in functie van de bekwaamheid en/of belangstelling van de
7 vluggere leerlingen. Materiële factoren in de werkplaats en de stagemogelijkheden in de omgeving van de school kunnen hierop een invloed hebben. Zowel de inhoud als de manier van aanbrengen (al handelend van doen naar denken) moet erop gericht zijn de nodige praktische kennis en attitudes bij de brengen zodat de leerling evolueert naar iemand die zelfstandig, met inzicht, met verantwoordelijkheidsgevoel en met beroepsfierheid zijn opdracht als gespecialiseerd bedrijfsvoertuigenmecanicien kan uitvoeren. Door het veelvuldig inschakelen en gebruiken van technische documentatie zal men de leerlingen de weg wijzen bij het zoeken naar oplossingen zodat zij hierdoor geleidelijk zelfstandiger problemen leren oplossen. 5
TOEKOMSTMOGELIJKHEDEN
In de sector: - zelfde tewerkstelling als na de 3de graad maar met ruimere mogelijkheden; - vrachtwagenmecanicien bij transportfirma's; - voertuigen- en vrachtwagencontroleur in schouwingsstations; - mecanicien in herstelwerkplaatsen van land- en tuinbouwmateriaal; - mecanicien in garages van busmaatschappijen (openbaar en privé). 6
TAXONOMIE De Technische Vakken (TV) in dit leerplan zijn opgesteld in de vorm van leerinhouden en verwerking die samen de doelstellingen vormen. Het minimumniveau van de verwerking wordt ook aangegeven. Hiervoor wordt de taxonomie van BLOOM toegepast met de volgende afkortingen: K = Kennen B = Begrijpen T = Toepassen A = Analyseren S = Synthetiseren E = Evalueren Voor de Praktische Vakken (PV) maakt men gebruik van de taxonomie voor de psychomotorische doelstellingen volgens BRION, met de volgende afkortingen : W = Waarnemen N = Nabootsen I = Inoefenen B = Beheersen De B en U in de kolommen betekenen basis en uitbreiding. De basisdoelstellingen MOETEN bereikt worden terwijl het voor de uitbreidingsdoelen wenselijk is dat ze worden behandeld.
7
RELATIE MET DE GEINTEGREERDE PROEF
De wettelijke en reglementaire basis voor de geïntegreerde proef is te vinden in: - het besluit van de Vlaamse Executieve van 13 maart 1991 betreffende de organisatie van het voltijds secundair onderwijs; - de ministeriële omzendbrief SOZ(91)7 van 3 mei 1991 met betrekking tot de structuur en de organisatie van het voltijds secundair onderwijs. Het VVKSO, Guimardstraat 1, 1040 Brussel, publiceerde in verband met de geïntegreerde proef reeds volgende uitgaven:
8 - mededeling van 6 mei 1994 betreffende "De geïntegreerde proef" (Kl.50.01.03); - mededeling van 22 november 1994 betreffende "De geïntegreerde proef - aanvulling vademecum" (Kl.50.01.03). Voor de 3de leerjaren van de 3de graad zal later een speciale publikatie volgen. Toch moet men bij de toepassing van de leerplannen tijd voorzien voor een zinvol opgebouwde proef. Verder verwijzen we naar de Algemene Pedagogische Reglementering (Kl. 62) en naar de mededeling van 16 november 1994 over "De voorwaarden voor een diploma van secundair onderwijs in het 3de leerjaar (= specialisatiejaar) van de 3de graad BSO (Kl. 50.01.03). 8
LEERINHOUDEN, WENKEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN
EN
METHODOLOGISCHE
9 PV Praktijk/Stages Autotechniek PV Stages Autotechniek
1
10 (+2) u./w. 2 u./w.
BEGINSITUATIE
De leerlingen die het 3de leerjaar van de 3de graad 'Bedrijfsvoertuigen BSO' aanvangen worden verondersteld de leerstof van het 1ste en 2de leerjaar van de 3de graad BSO 'Autotechnieken' te beheersen. Zij zijn met andere woorden, tot op het niveau voorzien in het leerplan, opgeleid tot automecanicien. 2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
In dit specialisatiejaar is de praktijk erg belangrijk. Voor de afgestudeerden is het belangrijk dat ze via de praktijk een ruimer theoretisch inzicht en voldoende praktische vaardigheden verwerven in het diagnostiseren, opsporen en herstellen van storingen aan: - onderstellen van bestelauto's, vrachtwagens, trekkers en autobussen; - hydraulische systemen bij bedrijfsauto's, zoals laad- en lossytemen, laadkleppen, afzetsystemen; - luchtdruk- en luchtdrukreminstallatie; - automatische ABS- (anti-blokkeer), ASR- (anti-slip), EGAS- (elektronisch gaspedaal) en ECAS-systemen (elektronisch geregelde luchtvering) bij bedrijfsvoertuigen. 3
ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN
Het gebruik van gereedschap en meetapparatuur wordt toegelicht een aangeleerd op het ogenblik dat het praktisch moet worden gebruikt. Tijdens de stages en de praktijklessen zullen de leerlingen elke werkopdracht uitvoeren volgens een vooraf opgestelde en gecontroleerde werkmethode. Dit leerplan is een minimumleerplan, men kan er nog tal van werkzaamheden aan toevoegen. Dergelijke uitbreidingen zijn vooral afhankelijk van het potentieel aan leerlingen, aan de uitrusting en de werkplaatsruimte en aan de nabijheid van grote bedrijven waar de leerlingen stage kunnen lopen. De moeilijkheidsgraad van de uit te voeren worden best geleidelijk opgedreven en kunnen van leerling tot leerling variëren, dit om succesbeleving bij de leerlingen te kunnen waarborgen. Gezien de snelle evolutie is het binnen de praktijk eveneens noodzakelijk de leerlingen te laten werken en vertrouwd te maken met het gebruik van moderne informatiesystemen (microfiches, computer, enz.). De omgang met veel technische informaties is noodzakelijk om snel correcte diagnoses te kunnen stellen. 4
LEERINHOUDEN, COGNITIEVE EN MOTORISCHE LEERPLANDOELSTELLINGEN
Nr.
LEERINHOUDEN
COGNITIEF
MOTORISCH
1
ALGEMENE WERKZAAMHEDEN OP MOTOREN
De principewerking van de desbetreffende motor toelichten en bespreken.
Algemene werkzaamheden op bedrijfsvoertuigenmotoren: - herkennen van het motortype, - praktisch bepalen van het kleppendiagram, - ontstekings- of inspuitvolgorde bepalen, - afstellen van de distributie, - afregelen van de kleppen, - carburator: demonteren, herstellen, afregelen en monteren, - injectiepomp controleren op goede werking en correcte afstelling.
De gebruikte methode voor het bepalen van: - het kleppendiagram, - de ontstekings- of de inspuitvolgorde, verantwoorden. Het afstellen en afregelen van de distributie en de kleppen toelichten.
2 2.1
I
B
B
B B
B B
B
B
HERSTELLEN VAN MOTOREN Compressie- en oliedrukmeting
Het doel en het principe van de verschillende metingen uitleggen. De diagnose verantwoorden aan de hand van de meetresultaten.
2.2
N
10
De principes en de werking van de desbetreffende carburator of injectiepomp omschrijven.
W
Motordiagnose opstellen met behulp van: - compressiemetingen, - cilinderlektest, - oliedrukmetingen, - koelcircuittest.
B
Herstellen van de cilinderkop - Cilinderkop
Het principe en de werkmethode toegepast bij de controle op vlakheid van de cilinderkop toelichten.
Cilinderkop op vlakheid controleren.
B
Cilinderkop op barsten en dichtheid controleren.
B
Nr.
LEERINHOUDEN
- Klep- en klepzittingshoeken
COGNITIEF
De verschillende hoeken opsommen en omschrijven. De principes en de werkgang toegepast bij het: - slijpen en/of frezen van kleppen, - slijpen en/of frezen van klepzittingen, - roderen van klep en dito klepzitting, toelichten.
- Klepveren en klepgeleiders
2.4
Uit- en inbouwen van de motor
Demontage, controle en montage van de motor - Demontage van de motor
Cilinderkop vlakslijpen binnen de opgegeven toleranties. Kleppen en klepzittingen correct slijpen en/of frezen volgens de gegevens van de constructeur.
W
N
I
B
U B
Kleppen en klepzittingen op elkaar roderen.
B
Klepveren demonteren, uittesten en monteren. Oliekeerringen rond de klepgeleiders vervangen. Klepgeleiders uitpersen en vervangen.
B
Met behulp van het werkplaatshandboek de bewerkingsvolgorde voor het uit- en het inbouwen van de motor bepalen en toelichten. De veiligheidsvoorschriften in verband met het uit- en inbouwen van een motor opzoeken en verantwoorden.
Een motor van een bedrijfsvoertuig uiten/of inbouwen overeenkomstig de richtlijnen van het werkplaatshandboek van het desbetreffende voertuig. De veiligheidsvoorschriften respecteren en in de praktijk toepassen.
De belangrijkste onderdelen van het motorblok opsommen en hun doel omschrijven.
Het motorblok volledig demonteren.
B U U
B
B
11
2.3
De werkgang toegepast bij de demontage en de montage van klepveren en klepgeleiders verantwoorden.
MOTORISCH
Nr.
LEERINHOUDEN
COGNITIEF
MOTORISCH
W
N
De verschillende onderdelen visueel controleren op slijtage of beschadiging.
- Opmeten van motoronderdelen
I
B
B
De demontagevolgorde opzoeken, opstellen en toelichten.
De onderdelen reinigen.
Het gebruik van speciaal gereedschap toelichten.
De onderdelen zorgvuldig rangschikken en opbergen.
B
De veiligheidsvoorschriften naleven.
B
De meest voorkomende fouten opsommen.
Uitvoeren van een eerste visuele controle op eventuele beschadiging, vervorming of slijtage van de verschillende delen.
B
12
De meetmethoden voor de elementaire controlemetingen van: - zuigers en zuigerveren, - cilinders, - krukas, - nokkenas, - kleppen, - lagers, - ...., opzoeken in de technische documentatie en de praktische werkwijze toelichten.
B
Met aangepaste meetapparatuur de vereiste controlemetingen uitvoeren op: - zuigers en zuigerveren, - cilinders, - krukas, -
B
nokkenas, kleppen, lagers, ....
De methode voor het controleren van drijfstangen op vervorming toelichten.
Drijfstangen op vervorming controleren.
De algemene principes voor het vervangen van cilindervoeringen, zuigers en zuigerveren toelichten.
Vervangen van cilindervoeringen, zuiger en zuigerveren praktisch toepassen.
U U
Nr.
LEERINHOUDEN - Monteren van de motor
COGNITIEF
MOTORISCH
De algemene werkvolgorde voor het correct en logisch monteren van de motor omschrijven.
De opeenvolgende montagehandelingen met de vereiste controlemetingen en afstellingen uitvoeren:
De noodzaak van een juiste montagevolgorde toelichten.
-
De verschillende handelingen opsommen en toelichten.
-
De afstelgegevens opzoeken in de technische documentatie en: - hun betekenis uitleggen, - de afstelmethode omschrijven.
-
3 3.1
-
N
I B
monteren van de krukas, monteren van zuigers op drijfstangen, monteren van de zuigerveren, monteren van de zuigers in hun cilinders, monteren van de nokkenas en de distributie, monteren van de cilinderkop op het cilinderblok, monteren van tuimelaars en tuimelaaras op de cilinderkop, afstellen van de kleppen.
AANDRIJFSYSTEMEN Nazicht, afstellen en vernieuwen van koppeling
Het werkingsprincipe van de verschillende koppelingssystemen toelichten.
Een koppeling van een bedrijfsvoertuig volgens de voorgeschreven werkvolgorde van de fabrikant demonteren.
B
B
De afstelgegevens opzoeken en toelichten.
De koppeling, met eventuele nieuwe onderdelen, monteren en afregelen overeenkomstig de technische voorschriften van de fabrikant.
De noodzaak van de vervanging van bepaalde onderdelen motiveren.
Demonteren en monteren van speciale koppelingen.
U
De correcte demontage- en montagevolgorde opzoeken en uitleggen.
B
13
De keuze en het correct gebruik van speciale gereedschappen toelichten.
-
W
Nr.
LEERINHOUDEN
COGNITIEF
3.2
Gangwissel - aandrijfassen en differentieel
De montage- en de demontagevoorschriften opzoeken en toelichten. De controle en het onderhoud van deze verschillende onderdelen omschrijven.
REMMEN
Het werkingsprincipe van de remsystemen op schema uitleggen. Het testen van de remmen op de remtestbank omschrijven. De controle en het afstellen van de remmen toelichten. De werkgang voor het vervangen van remschoenen en/of remblokken opzoeken en uitleggen. De in acht te nemen veiligheidsvoorschriften kennen en toelichten. Mogelijke foutoorzaken en zwakke punten bij hydraulische en pneumatische remsystemen opnoemen.
Demonteren en monteren van: - gangwissel, - differentieel, - aandrijfassen.
W
N
I
B
B U U
Het correct vastzitten van de bevestigingsbouten van de kruiskoppelingen controleren en indien nodig aanspannen. De speling op de kruiskoppelingen controleren. Het olieniveau in de gangwissel en in het differentieel controleren en eventueel aanvullen. Olie van de gangwissel verversen overeenkomstig de voorschriften van de fabrikant.
B
Remmen op hun goede werking testen (remdiagnose). Controles uitvoeren op: - de toestand van remblokken en/of remschoenen, - de toestand van de remschijf en/of remtrommel, - het niveau van de remvloeistof in het reservoir, - mogelijke lekkages in het pneumatisch en/of hydraulisch remcircuit en de eventuele bevindingen ter bespreking voorleggen aan de leraar. Oefeningen op het vervangen van: - remschoenen, - remblokken.
B
B B B
B B B B
B
14
4
MOTORISCH
Nr.
VERING EN OPHANGING
COGNITIEF
MOTORISCH
Het doel en het belang van het opsporen van lekkages toelichten.
Toepassingen op het testen en vervangen van pneumatische kleppen: - voetremklep, - aanhangwagenremklep, - rem- en veerremcilinder. Remdrukbegrenzer en -regelaar controleren op hun werking. Ontluchten van het hydraulisch remcircuit. Handrem en trommelremmen manueel afstellen. Finaaltest op de remtestbank uitvoeren.
Het doel en het belang van een goede vering en ophanging toelichten. De praktische werkgang voor het controleren van de vering uitleggen. Het onderhoud en de visuele controle van bladveren bespreken. De werkmethode voor het vervangen van bladveren, schroefveren, schokdempers, veerbol en veerbalg opzoeken en toelichten. Het principe van de diagnose bij luchtvering omschrijven.
De vering en de ophanging van een bedrijfsvoertuig controleren. Demonteren en monteren van: - bladveren, - schroefveren, - schokdempers, - fuseekogels, - rubberbussen, - draagarmen - veerbol en veerbalg, enz. De veiligheidsvoorschriften toepassen. Storingen opsporen bij luchtvering; drukmeter aansluiten op het systeem en de installatie uittesten.
W
N
I
B
B
B B B U B
15
5
LEERINHOUDEN
B
B
B
Nr. 6 6.1
LEERINHOUDEN
COGNITIEF
MOTORISCH
Op schema de verschillende stuursystemen toelichten.
De kogelgewrichten van de stuurinrichting: - controleren, - vervangen. Een stuurhuis uit- en inbouwen, controleren en regelen overeenkomstig de richtlijnen en afstelgegevens van de fabrikant. De verschillende wielstanden opmeten en zo nodig corrigeren met aangepaste meetapparatuur. De servobesturing controleren op haar goede werking en zonodig afstellen en bijregelen.
N
I
B
STUURINRICHTING EN STUURGEOMETRIE Algemeen
De begrippen toespoor, uitspoor, camber en caster schematisch voorstellen. Het doel en de praktische toepassing van deze verschillende wielstanden toelichten.
Banden - wielen en wielmontages bij bedrijfsvoertuigen
De verschillende banden en velgtypes, naar vorm en constructie, kennen en herkennen. De specifieke veiligheidsvoorschriften in verband met het op druk brengen van banden van zware bedrijfsvoertuigen toelichten. De betekenis van de letter- en cijfercodes op de banden uitleggen. De werkgang voor het monteren en demonteren van banden en wiellagers uitleggen. Het doel, het belang en het principe van het uitbalanceren van wielen uitleggen.
Banden op druk brengen met inachtname van de specifieke veiligheidsvoorschriften. Monteren en demonteren van banden met aangepaste apparatuur: - met binnenband, - zonder binnenband. Wielen uitbalanceren op een balanceerapparaat. Beschadigde wiellagers demonteren en nieuwe lagers monteren. Gemonteerde lagers correct afstellen.
U
B U
U B
16
De principewerking van de servobesturing toelichten. 6.2
W
B B
B B B
Nr. 7
LEERINHOUDEN ONDERHOUD
COGNITIEF
MOTORISCH
De periodieke onderhoudsvoorschriften toelichten aan de hand van het onderhoudsboekje van de voertuigfabrikant.
De periodieke onderhoudsbeurten conform de voorschriften correct uitvoeren.
Het gepaste testgereedschap verantwoord kiezen en het correct gebruik ervan toelichten.
INSPUITSYSTEMEN
De belangrijkste delen van het brandstofinjectiesysteem opsommen en hun doel omschrijven. Het praktisch testen en afstellen van de verstuivers en van de injectiepomp op de testbank omschrijven. De verschillende principes voor het instellen van de injectiepomp toelichten: - met zwanehals, - met capillaire buis, - elektronisch.
N
I
B
Bij eventuele storingen een storingsdiagnose uitvoeren en de nodige herstellingen uitvoeren.
B
Nazicht van bedrijfsvoertuigen ter voorbereiding van een technische keuring: - de nodige metingen, afstellingen en eventuele herstellingen uitvoeren.
B
Bedrijfsvoertuigen in orde brengen overeenkomstig de wettelijke bepalingen voor de ADR-keuring.
U
Het brandstofinjectiesysteem van dieselmotoren controleren en afstellen: - demontage en reinigen van verstuivers en injectiepomp, - testen en afstellen van de verstuivers op de testbank, - uittesten en afregelen van de injectiepomp op de testbank, - montage van verstuivers en injectiepomp en ontluchten van het geheel. - instellen van de injectiepomp op de motor.
B
17
8
W
B B U B B
Nr. 9 9.1
LEERINHOUDEN
COGNITIEF
MOTORISCH
Het onderhoud en het laden van de batterij toelichten.
Onderhoud van de batterij: - laadtoestand opmeten, - niveau elektroliet controleren en bijvullen met gedistilleerd water, - batterij opladen. Veiligheidsvoorschriften onderhouden.
I
B
Batterij
Laadkring
Ontstekings- en/of voorgloeiinstallatie - Ontstekingskring
De verschillende onderdelen van de laadkring opsommen en van elk deel het doel omschrijven. De praktische werkgang bij het opsporen van fouten in de laadkring toelichten. Het praktisch testen van de alternator en de bijhorende regelaar uitleggen.
De verschillende bougietypes kennen en hun specifieke eigenschappen en hun gebruik toelichten. Het reinigen, de controle en het afstellen van bougies uitleggen. Het aansluiten en het praktisch gebruik van het tune-up-apparaat voor het controleren en afstellen van de ontstekingskring uitleggen.
De laadkring op zijn goede werking controleren. Storingen en foutoorzaken opzoeken met behulp van het tune-up-apparaat. Uit te voeren werkzaamheden: - alternatoren en/of regelaars demonteren, - dioden los solderen en uitmeten, - alternator en/of regelaar monteren en correct verbinden, - laadkring testen op zijn goede werking.
B
B B B 18
9.3
N
ELEKTRISCHE INSTALLATIE
Veiligheidsvoorschriften kennen en omschrijven. 9.2
W
B U
B B
Bougies controleren, reinigen en afstellen. Met het tune-up-apparaat de ontstekingskring op zijn goede werking controleren en afstellen: - ontsteking met onderbreker en met stroomverdeler, - elektronische ontsteking.
B
B U
Nr.
LEERINHOUDEN - Voorgloeiinstallatie
COGNITIEF
MOTORISCH
Het doel en het principe van de gloeiinrichting toelichten.
Storingen in gloeiinrichtingsinstallaties opzoeken en verhelpen: - gloeispiraal in de inlaatkamer, - spiraalgloeibougies, - staafgloeibougies, - snelgloeibougies.
Het gedeelte voorgloeiinstallatie opzoeken op het algemeen elektrisch schema en het werkingsprincipe hiervan toelichten. 9.4
Startmotor
Het werkingsprincipe van het mechanisch ingrijpen van de startmotor omschrijven.
Het praktisch gebruik van de startertestbank uitleggen. 9.5
Algemene elektrische kringlopen
De verschillende stroomkringen op het algemeen schema opzoeken: - lichten, controlelampen en -meetapparaten, ruitewissers, audio-apparatuur, kabelnummeringen ... De praktische werkgang bij het opsporen van fouten toelichten.
N
I
B
B
B B B B
Foutoorzaken opsporen met universeel meettoestel in defecte stroomkringen: - opzoeken stroomkringonderbreking, - opsporen defecte onderdelen, - nazicht verbindingen en klemmen, - controle van de massaverbindingen, - afstellen van de verlichting, - ...
B
De stroomkring herstellen en controleren op zijn goede werking.
B
B B B
19
De mogelijke fouten en de zwakke punten bij startmotoren opsommen en toelichten.
Fouten opsporen bij startklachten: - elektrische kringloop controleren, - startmotor uittesten: @ mechanisch, @ elektrisch op de startertestbank, - startmotor demonteren, - herstellen of onderdelen vernieuwen, - montage van de startmotor, - controle op de goede werking.
W
TV Autotechniek Lab toegepaste hydropneumatica
1
1 (+1) u./w.
BEGINSITUATIE
De leerlingen van dit specialisatiejaar komen uit de 3de graad BSO 'Autotechnieken'. Voor hen zijn een aantal begrippen en elementen zeker niet nieuw en onbekend. Zij hebben reeds in de 3de graad in het vak 'TV Autotechniek Technologie' bij de studie van de remsystemen reeds kennis genomen van de elementaire principes van pneumatica en hydraulica. 2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
De algemene doelstelling is de leerlingen voldoende theoretisch en ook praktisch inzicht en kennis te laten verwerven met alle aspecten van pneumatische en hydraulische toepassingen op bedrijfsvoertuigen zoals: kranen, liften, laadborden, heftrucks, kooi-aap en de diverse remsystemen. Tevens moeten zij kunnen instaan voor het onderhoud, de controle en het herstellen van mogelijke defecten aan alle hydraulische en pneumatische systemen die vaak bij bedrijfsvoertuigen terug te vinden zijn en dit met inachtname van alle veiligheidsvoorschriften. 3
ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN
Bij dit vak is het veelvuldig gebruik van didactisch materiaal zeker aangewezen. Een uitgebreide documentatie, talrijke doorsnedetekeningen en een uitgebreid arsenaal van didactische stukken zullen dit vak boeiend maken. Het is zeker ook aan te bevelen de leerlingen enkele eenvoudige kleppen, ventielen, pompen of motoren te laten demonteren en nadien opnieuw te monteren of ze eventueel te confronteren met didactische doorsneden van reële componenten. De verschillende onderwerpen worden best niet te theoretisch benaderd. Veel belangrijker is een beredeneerde praktische benadering vooral in verband met het doel, de werkingsprincipes, het onderhoud en de analyse van schema's bij het opsporen van fouten en bij het stellen van een diagnose. Inhoudelijk ligt de nadruk vooral op het kennen van principes en symbolen, het herkennen van de toestellen en het begrijpen van eenvoudige basisschakelingen. 4
LEERINHOUDEN, WENKEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN
EN
METHODOLOGISCHE
Nr.
LEERINHOUDEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN
K
De basisprincipes van de pneumatica kennen. De eigenschappen van lucht kennen.
B
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
PNEUMATICA 1
2 2.1
2.3
B
COMPONENTEN Compressoren
Luchttank en filters
Luchtconditionering
De principewerking van de zuigercompressor uitleggen. De meest gebruikte compressoren opnoemen en hun eigenschappen toelichten. Het doel en het onderhoud verklaren van: - de luchttank, - de filters, - de leidingen, - het overdrukventiel. Het doel, het principe en de algemene opbouw van de perslucht-conditioneringsinstallatie omschrijven. De voorwaarden waaraan perslucht moet voldoen kennen. Het doel en de plaatsing toelichten van: - het reduceerventiel, - de olienevelaar, - de waterafscheider, - de antivriespot.
B B
B B B B B
Illustreren met didactische wandplaten.
Gebruik maken van: - didactische panelen, - transparanten, - modellen in doorsnede.
De verschillende delen laten zien op een bestaande installatie.
B Transparanten gebruiken. B B B B
21
2.2
ALGEMENE BEGRIPPEN
Nr.
LEERINHOUDEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN
K
De veiligheidsvoorschriften bij werkzaamheden aan de compressorgroep kennen.
B
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN Een aantal praktische tips bij onderhoudswerkzaamheden meegeven.
Verdeelorganen
Het doel, het gebruik en de werking toelichten van: - een drukbegrenzer, - terugslagkleppen, - beveiligingsventielen, - snellosventielen, - voetremventiel.
B
Illustreren met behulp van doorsnedetekeningen, transparanten en/of documentatiemateriaal van fabrikanten van pneumatische componenten.
2.5
Bedieningsorganen
Het doel van de verschillende bedieningsorganen omschrijven en hun principewerking toelichten: - membraancilinders, - veerremcilinders.
B
Gebruik maken van: - didactische panelen, - transparanten, - modellen in doorsnede.
2.6
Bijkomende elementen
Het doel van bijkomende hulpelementen kennen en toelichten: - drukmeters, - signalisatietoestellen, - drukcontacten.
3
SYMBOLEN
Van alle elementen de genormaliseerde symbolen kennen.
4
TOEPASSINGEN EN SCHEMA'S
De verschillende toepassingen op bedrijfsvoertuigen opsommen.
Didactische panelen gebruiken of tonen op praktische toepassingen.
B B U U
B
De leerlingen een tabel bezorgen met de genormaliseerde symbolen. (NBN E 04-003) Schema's van bestelwagens, vrachtwagens, trekkers, autobussen, e.a. ter beschikking stellen van de leerlingen.
22
2.4
Nr.
LEERINHOUDEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN Op een schema van een pneumatisch remsysteem de verschillende samenstellende onderdelen herkennen en hun functie toelichten. De opbouw, het werkingsprincipe en de eigenschappen van een luchtveersysteem omschrijven. De meest voorkomende storingen kennen en toelichten hoe men ze kan opsporen.
K
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
B
U B
De herkenningspunten toelichten.
HYDRAULICA 1
HYDRAULISCHE KRING
De basisprincipes van de hydrostatica en de hydrodynamica kennen en toelichten. Begrippen als druk en debiet verklaren. Het ontstaan van druk in een vloeistof verklaren. De wet van Pascal kennen en toelichten. Enkele eenvoudige berekeningen op druk- en krachtenbepaling uitvoeren. De gebruikte eenheden kennen en toepassen. De verschillen tussen hydraulica en pneumatica toelichten. De principewerking van een eenvoudige hydraulische kring toelichten.
B 23
2
ALGEMENE BEGRIPPEN
B U U U B B
B
Vertrekken van een blokschema. De nadruk leggen op de beveiligingen.
Nr.
3
LEERINHOUDEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN
K
B
De verschillende symbolen van de hydraulica kennen en herkennen in een schema. Van deze kring de opbouw, de delen en hun functie verklaren.
B
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
B
COMPONENTEN Hydraulische vloeistoffen
De eigenschappen en de functie van de gebruikte vloeistoffen kennen en toelichten.
B
3.2
Pompen
De meest gangbare soorten pompen met hun genormaliseerde symbolen kennen. Het principe en de theoretische werking van de verschillende pompen uitleggen. De specifieke pompkarakteristieken zoals druk, debiet en vermogen opzoeken in catalogi en deze gegevens toelichten.
B
Hydromotoren
De voornaamste soorten hydromotoren kennen. Het principe en de theoretische werking van de verschillende hydromotoren uitleggen. De symbolische voorstelling kennen en herkennen op installatieschema's.
Didactisch materiaal gebruiken ter illustratie. 24
3.1
3.3
T
U B
B U B
Catalogi en documentatiemateriaal van verschillende fabrikanten ter beschikking stellen van de leerlingen.
Nr.
LEERINHOUDEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN
K
B
De specifieke werkkarakteristieken zoals druk, debiet en vermogen opzoeken in catalogi en deze gegevens toelichten. 3.4
Cilinders
T B
De belangrijkste soorten kennen en hun praktisch gebruik toelichten.
B
Het werkingsprincipe van deze cilinders verklaren.
B
De genormaliseerde symbolen kennen en herkennen op installatieschema's.
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN Catalogi en documentatiemateriaal van verschillende fabrikanten van hydromotoren ter beschikking leggen. Illustreren met behulp van didactische platen en/of catalogi van fabrikanten.
B
Schuiven en kleppen
De voornaamste soorten kennen, de werking beschrijven en de genormaliseerde symbolen kennen.
B
In functie van de bedrijfsvoertuigen en laad- en losapparatuur.
3.6
Ventielen
De verschillende ventielen en hun symbolen kennen en herkennen op schema's.
B
Overzicht met alle symbolen ter beschikking stellen van de leerlingen. (Norm NBN 04-003)
3.7
Leidingen
Het bepalen van de diameter van olieleidingen in functie van: - de leidinglengte, - de oliedruk, - het oliedebiet, met behulp van tabellen en/of nomogrammen toelichten.
3.8
Olietanks en filters
Het doel, de plaatsing en het onderhoud toelichten van: - olietanks, - oliefilters, - leidingen.
B
B
Tabellen en nomogrammen ter beschikking stellen van de leerlingen.
Gebruik maken van: - didactische wandplaten, - transparanten, - modellen in doorsnede.
25
3.5
Nr. 3.9
4
LEERINHOUDEN Afdichtingen en koppelingen
TOEPASSINGEN EN SCHEMAANALYSE
LEERPLANDOELSTELLINGEN
K
De voornaamste soorten afdichtingen en koppelingen kennen en hun praktisch gebruik toelichten. De noodzaak van afdichtingen verklaren. De belangrijkste toepassingen in bedrijfsvoertuigen kennen en opnoemen.
B B
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN Catalogi van fabrikanten gebruiken ter illustratie.
B B
Didactische wandplaten gebruiken.
B
Een enkelvoudige hydraulische kring uit een globaal schema halen en bespreken.
B
Het schema van basisschakelingen lezen en de werking uitleggen.
B
Hydraulische schema's van bouwplaatsmachines gebruiken.
26
Op een hydraulisch schema de verschillende samenstellende onderdelen herkennen en hun functie toelichten.
Eenvoudige foutendiagnose bij hydraulische kringlopen opstellen.
T
B
De herkenningspunten toelichten.
TV Autotechniek Motormanagement 1
4 u./w.
BEGINSITUATIE
De leerlingen van dit specialisatiejaar komen uit de 3de graad BSO 'Autotechnieken'. Voor hen is het vak Motormanagement niet nieuw. Zij hebben reeds een basiskennis van benzinemotoren en van de elektrische uitrusting van autovoertuigen en een elementaire kennis van dieselmotoren. Deze kennis wordt nu verder uitgediept in functie van bedrijfsvoertuigen. De laatste nieuwe technologieën worden hier ook doorgelicht en besproken. 2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
De algemene doelstelling van het vak Motormanagement is de technische kennis en inzicht van de leerlingen in verband met de opbouw, de werking, het afstellen, het onderhoud, het reviseren en het herstellen van verbrandingsmotoren (hoofdzakelijk gericht naar dieselmotoren) van bedrijfsvoertuigen ver der uit te diepen. Zij moeten op het einde van het schooljaar in staat zijn zelfstandig motorstoringen op te sporen, herstellingen en revisiewerkzaamheden uit te voeren, zowel op de motor als op de mechanische en elektrisch/elektronische hulpapparatuur. 3
ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN
Het leerplan sluit nauw aan bij de praktijk. De theoretische uitleg moet dan ook in het teken staan van de concrete toepassingen en werkopdrachten in de werkplaats of in het stage-bedrijf. Om de leerstof duidelijk over te brengen, is het aangewezen om de technologische uitleg zoveel mogelijk te verduidelijken met opbouwtransparanten, videofilms, didactische doorsneden en eenvoudige didactische voorstellingen als inleiding van complexe systemen. De volgorde van de leerstofelementen zijn niet bindend en kan eventueel gewijzigd worden, maar moet zoveel mogelijk aansluiten bij de praktijk. 4
LEERINHOUDEN, WENKEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN
EN
METHODOLOGISCHE
Nr.
LEERINHOUDEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN
K
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
DIESEL 1
2.1
Het principe en de theoretische werking van de tweetakt- en de viertaktdieselmotor bespreken en toelichten met behulp van het SANKY-diagram. De principewerking van diesel- en benzinemotoren onderling vergelijken. De verschillende soorten dieselmotoren, in functie van de inspuiting, opsommen en hun principewerking uitleggen: - met directe inspuiting, - met indirecte inspuiting. De specifieke kenmerken van dieselmotoren bespreken: - vermogen, - koppel, - brandstofverbruik, - rendement.
B
De specifieke kenmerken en de vooren nadelen van de brandstoftoevoersystemen bespreken: - rechtstreekse verstuiving, - onrechtstreekse verstuiving: @ met voorkamer, @ met luchtkamer, @ met wervelkamer.
B
B B
B
BRANDSTOFCIRCUIT Toevoer
Illustreren met didactische panelen, motordoorsneden, videofilms ...
28
2
DIESELMOTOR
Nr.
2.2
2.4
Brandstofpompen
Brandstofregelaars
Verstuivers
LEERPLANDOELSTELLINGEN
K
B
De specifieke kenmerken en de vooren nadelen van de verschillende brandstoftoevoersystemen kennen. Het doel, de constructie, de principewerking en de voor- en nadelen van de verschillende opvoerpompen bespreken. Het doel, het nut, de constructie en het werkingsprincipe van verwarmde brandstoffilters kennen en toelichten.
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
B
Illustreren met didactische doorsneden van opvoerpompen.
B
Brandstoffilters in doorsnede gebruiken als illustratiemateriaal.
Het algemeen principe en de werking van de lijn- en de rotatieve brandstofinspuitpomp bespreken. Het algemeen principe en de werking van de elektronisch gestuurde lijn- en rotatieve brandstof-inspuitpompen bespreken.
B
Korte herhaling en verdere uitdieping van reeds geziene leerstof.
B
Gebruik maken van didactische platen en technische documentatie van de fabrikanten.
De noodzaak van de automatische regeling van de voorinspuiting toelichten. De opbouw en het werkingsprincipe van de meest gebruikte regelaars bespreken: - de centrifugaalregelaar, - de vacuümregelaar.
B
Het doel van verstuivers omschrijven.
B
De verschillende soorten verstuivers kennen en hun verstuivingseffect toelichten.
B
B
Didactische wandplaten met afbeeldingen van de verstuivers. Catalogi en technische documentatie. Losse onderdelen: verstuivers en verstuiverhouders.
29
2.3
LEERINHOUDEN
Nr.
3
LEERINHOUDEN
4.2
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
De afstelmogelijkheden van de verschillende verstuivers bespreken.
B
Het doel, het principe en de noodzaak van een voorgloeiinstallatie begrijpen en verantwoorden. De verschillende soorten voorgloeiinstallaties opsommen en hun werking op basis van het schakelschema verduidelijken.
B B
Illustreren met: - didactische wandplaten, - losse onderdelen, - didactisch opgebouwd systeem.
Het doel en de noodzaak van smering bij brandstofmotoren bespreken. Het verschil tussen: - droge wrijving, - volledige vloeistofsmering, - halfdroge of grenssmering, kennen en toelichten. De verschillende soorten smeeroliën en hun voornaamste eigenschappen kennen.
B
De smeerfuncties aantonen.
SMERING Doel
Olie-classificaties en specificaties
De algemene eigenschappen waaraan smeeroliën voor voertuigen moeten voldoen opsommen en nader toelichten. Het begrip viscositeit van oliën omschrijven en verduidelijken.
U
B
Soorten smeeroliën: plantaardige, dierlijke, minerale, compound en synthetische oliën. B
B
SAE: Society of Automotive Engineers CCMC: Comité des Constructeurs d'automobiles du Marché Commun API: American Petroleum Institute
30
4.1
K
VOORGLOEIINSTALLATIES - stiften - centraal - vlamstart
4
LEERPLANDOELSTELLINGEN
Nr.
LEERINHOUDEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN
K
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
De SAE-classificaties, de CCMC en de API-specificaties kennen en hun praktische betekenis uitleggen.
B
Leerlingen gepaste oliesoorten laten opzoeken in tabellen.
Smeersystemen
De verschillende soorten smering kennen, hun werkingsprincipe en hun praktische toepassingen in de verbrandingsmotoren toelichten.
B
Soorten smering: - druksmering, - spatsmering, - mengsmering.
4.4
Smeerkring
De algemene opbouw en de werking van het smeersysteem bij meercilindermotoren bespreken.
B
Gebruik maken van schematische voorstellingen van het smeersysteem.
4.5
Oliefilters
De verschillende soorten oliefilters kennen en de filterwerking in functie van de oliedoorstroming toelichten. De verschillende toegepaste filtersystemen kennen en hun principe uitleggen: - full-flow systeem, - by-pass systeem, - combinatie full-flow en by-pass.
B
De constructie en de werking van de tandwiel- en van de schottenpompen uitleggen. De functie van de oliezeef omschrijven.
B
Geopende oliepompen tonen.
B
Het begrip pompopbrengst verduidelijken.
De verschillende soorten oliedrukventielen kennen. De constructie, de werking van het ventiel en de eventuele regelingsmogelijkheden bespreken.
B
4.6
4.7
Oliepompen
Oliedrukventielen
B
B
De leerlingen de verschillende soorten oliefilters in doorsnede tonen.
De plaatsing binnen het smeercircuit aanduiden.
31
4.3
Nr. 4.8
LEERINHOUDEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN
K
B
Het principe van de oliekoeling door carterventilatie uitleggen. De verschillende carterventilatiesystemen bespreken: - het open PCV-systeem, - het gesloten PCV-systeem.
B
- Oliekoeler
Het doel, de constructie en de werking uitleggen.
B
- Koeling van de zuigers
Het doel en de principewerking van de koeling van de zuigers bij bedrijfsvoertuigen bespreken.
B
4.9
Krukas olie-afdichtingen
De olie-afdichtingstechnieken rond de krukas kennen: - de labyrinttechnieken, - de Zimmerringen enzovoort.
4.10
Controle-apparatuur
De meetprincipes die gebruikt worden voor de controle van het olieniveau, de oliedruk en de olietemperatuur uitleggen.
B
De algemene principes van het warmtetransport uitleggen.
B
Het doel en de noodzaak van motorkoeling toelichten.
B
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
B PCV: positief carterventilatie.
U
Voorbeelden tonen.
KOELING Motorkoeling
De plaats van de oliekoeler in het smeercircuit aanduiden op het schema.
32
5.1
A
Oliekoeling - Carterventilaties
5
T
Voelers en toestellen tonen en de werking demonstreren.
Nr.
5.2
LEERINHOUDEN
De temperatuurregeling
LEERPLANDOELSTELLINGEN
K
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
B
Gebruik maken van transparanten met schematische voorstelling van de verschillende systemen.
Het doel en het werkingsprincipe van de thermostatisch werkende regelkleppen uitleggen: - balgthermostaten, - wasthermostaten, - by-pass- of mengthermostaten, - dubbelwerkende thermostaten. Het doel en het werkingsprincipe van de drukdop op de radiator of op het expansievat toelichten.
B
De werking van thermostaten demonstreren.
B
De werking demonstreren. 33
De algemene principes van gesloten vloeistofkoelsystemen met expansievat en circulatiepomp op bedrijfsvoertuigen bespreken.
5.3
Controle-apparatuur
De meetprincipes voor de controle van het koelvloeistofpeil en de koelvloeistoftemperatuur uitleggen.
B
Voelers en toestellen tonen en de werking demonstreren.
5.4
Vorstbeveiliging
De vorstbeveiliging van de koelvloeistof toelichten. De verschillende antivries-toevoegmiddelen kennen en hun gebruik en praktische dosering toelichten.
B
De controle op de beschermingsgraad tegen vriestemperaturen demonstreren.
De noodzaak en het nut van een bijkomende koeling van de koelvloeistof met een ventilator omschrijven. Het algemeen werkingsprincipe van de verschillende automatische ventilatorkoppelingssystemen bespreken: - elektromagnetisch, - visco-koppeling.
B
5.5
Ventilator
B
B
Nr.
LEERINHOUDEN
6
STANDVERWARMING
7
OPLADING
7.1
Algemeen
LEERPLANDOELSTELLINGEN
K
B
Het doel en de principewerking van de verschillende soorten standverwarmingen bespreken: - elektrisch, - met brandstof.
U
Het doel en het algemeen principe van de oplading van bedrijfsvoertuigmotoren kennen en toelichten. De voordelen van de oplading opsommen.
B B
Soorten
De soorten en de principewerking van de verschillende oplaadsystemen bespreken: - met roots-compressor, - met Holset-compressor.
B
7.3
Intercooler
Het doel, de principewerking en de verschillende soorten intercoolsystemen bespreken.
B
Het doel en de functie van de batterij bij bedrijfsvoertuigen omschrijven. De opbouw en het werkingsprincipe van de loodbatterij uitleggen.
B
8 8.1
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
Ook de aandacht vestigen op het EGR-principe (Exhaust Gas Recycling).
34
7.2
T
ELEKTRISCHE INSTALLATIE Batterij
B
Illustreren met didactische wandplaten of met een batterij in doorsnede.
Nr.
8.3
Startkring 12/24 V
Laadkring
LEERPLANDOELSTELLINGEN
K
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
De begrippen capaciteit, ontlaad-, laad- en startstroom definiëren en toelichten. De invloed van de ontlaadstroom op de capaciteit verklaren. Het verband tussen de capaciteit en de maximum koudstartstroom omschrijven. De controle, het onderhoud en het aansluiten van batterijen bespreken. Het laden van batterijen omschrijven. De veiligheidsvoorschriften bij het verhandelen en aansluiten van batterijen kennen en in de praktijk toepassen.
B
De algemene opbouw en de principewerking van de 12/24 V startstroomkring bespreken. Het principe en de werking van de startmotor met verschuivend anker uitleggen.
B
Aandacht voor de rol van de serie/parallelschakelaar.
B
Doorsneden van startmotoren voor bedrijfsvoertuigen gebruiken ter illustratie.
Het algemeen principe van de laadkring bespreken. Het praktisch gebruik van de testapparatuur voor het uittesten van: - losse onderdelen van de laadstroomkring, - de werking van de alternator op het voertuig, toelichten.
B
Korte herhaling en verdere uitdieping naar bedrijfsvoertuigen toe. Het gebruik van de testapparatuur en de interpretatie van de meetresultaten praktisch demonstreren in de garage.
B B B B
B
Toelichten met behulp van het verloop van de laadstroom en van de celspanning in functie van de tijd. 35
8.2
LEERINHOUDEN
B
De technische documentatie van de apparatuur ter beschikking stellen van de leerlingen.
Nr.
LEERINHOUDEN
8.4
Extra signalisatie
8.5
Extra voorzieningen -
elektrische laadklep tachograaf snelheidsbegrenzer ...
LEERPLANDOELSTELLINGEN
K
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
U
Informatie te bekomen bij de automobielinspecties en bij het ministerie van verkeer.
De elektrische schema's voor de installatie van: - elektrische laadkleppen, - tachografen, - snelheidsbegrenzers, - ... binnen het algemeen elektrisch schema bespreken.
B
Gebruik maken van de bijhorende elektrische aansluitschema's van de fabrikant.
De opbouw en het werkingsprincipe van de ééncilinder-viertaktmotor bespreken. De verschillende onderdelen met hun naam benoemen en hun respectievelijk doel beschrijven. Het arbeidsproces met behulp van het p,V-diagram analyseren en bespreken. De basisbegrippen: boring, slaglengte, slagvolume, verbrandingskamervolume, compressieverhouding, bovenste en onderste doodpunt definiëren en toelichten.
B
Bondige herhaling en verder uitdiepen van reeds gekende leerstof.
B
Didactisch model van de viertaktmotor gebruiken. Illustreren met videofilm.
36
De reglementering in verband met extra audio- en visuele lichtsignalisatie kennen en toelichten: - hoogte- en breedteverlichting, - waarschuwingssignalisaties.
BENZINE 9
BENZINEMOTOR
B B
Onderdelen van een gedemonteerde motor tonen. De begrippen verduidelijken met het gebruik van doorsnedetekeningen.
Nr.
LEERINHOUDEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN
K
Het kleppendiagram opstellen en verantwoorden (openings- en sluitingstijd in functie van de zuigerstand). Het doel en het algemeen principe van meercilindermotoren omschrijven. De verschillende opstellingen kennen en hun specifiek gebruik toelichten: - de lijnmotor, - de V-motor, - de boxermotor, - de stermotor. 10
- single-point - multi-point
11
ELEKTRONISCHE INJECTIESYSTEMEN - KE, LE, Motronic
12
LPG-INSTALLATIES
T
A B B
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN Praktisch arbeidsdiagram met symmetrisch en asymmetrisch verloop opstellen.
B
Gebruik maken van: - didactische wandplaten met doorsnedetekeningen, - transparanten met principeschema's.
Het doel, de opbouw en de algemene principewerking van de carburator bespreken. Het doel, het algemeen werkingsprincipe en de voor- en nadelen van elektronisch gestuurde carburatoren omschrijven: - singlepoint systeem, - multipoint systeem.
B
Korte herhaling.
B
Gebruik maken van de technische documentatie van fabrikanten.
Het algemeen principe van de elektronisch gestuurde KE-, LE- en Motronic-inspuitsystemen bespreken: - naar opbouw, - naar basisonderdelen, - naar algemene werking, - naar voor- en nadelen.
B
De eigenschappen opsommen.
van
LPG
37
ELEKTRONISCH GESTUURDE CARBURATOREN
B
B
Nr.
LEERINHOUDEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN Het algemeen principe en de werking van een LPG-inrichting toelichten: - installatie met verdamper, - installatie met vloeibare inspuiting. De verschillende onderdelen herkennen en hun functie verklaren. De wettelijke voorschriften met betrekking tot montage en veiligheid kennen.
K
B B
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN Didactisch illustreren met: - wandplaten en/of transparanten, - losse onderdelen of didactische opstelling van een LPG-inrichting, - technische documentatie.
B
38
39 TV
1
Autotechniek Onderstel en rollend gedeelte
3 (+1) u./w.
BEGINSITUATIE
De leerlingen van dit specialisatiejaar komen uit de 3de graad BSO 'Autotechnieken'. Zij hebben reeds een elementaire kennis van onderstel en rollend gedeelte van gewone autovoertuigen die verder kan worden uitgediept en gericht naar de moderne technieken die specifiek worden toegepast op bedrijfsvoertuigen. 2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
De algemene doelstelling van dit vak is duidelijk inzicht verwerven in de algemene opbouw, de werking, het afstellen, het onderhoud en het herstellen van elementen en onderdelen van het onderstel en het rollend gedeelte van bedrijfsvoertuigen. Het is eveneens belangrijk dat de leerlingen door deze theoretische basiskennis duidelijker inzicht krijgen in het gebruik en het correct interpreteren van de gegevens van meet- en testapparatuur. Ook dit vak is dus een noodzakelijke aanvulling van de praktijk. 3
ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN
Om de leerstof duidelijk over te brengen, is het absoluut aangewezen de theoretisch toelichtingen zoveel mogelijk te ondersteunen met: - didactisch materiaal, - transparanten, - het gebruik en inlassen van verhelderende videofilms. Het is wenselijk dat de theoretische uiteenzettingen steeds gericht worden op concrete toepassingen in de praktijk. De volgorde van de leerstofeenheden zijn niet bindend en mag eventueel gewijzigd worden. Men moet er wel rekening mee houden dat de theorie zoveel mogelijk moet aansluiten bij de praktijkoefeningen. Om theorie en praktijk zoveel mogelijk geïntegreerd te kunnen geven, is het wenselijk dat beide vakken toevertrouwd worden aan één leraar. Zo kan er ook meer aandacht besteed worden aan het aanleren van gepaste en correcte werkmethoden. 4
LEERINHOUDEN, LEERPLANDOELSTELLINGEN EN METHODOLOGISCHE WENKEN
Nr. 1
2 2.1
LEERPLANDOELSTELLINGEN
K
B
De verschillende types onderstellen kennen en hun opbouw bespreken.
B
De functie van de samenstellende elementen verklaren.
B
Het doel van de koppeling omschrijven.
B
De constructie, de algemene principewerking, de bediening en het afstellen van de meest gebruikte koppelingen uitleggen: - de meervoudige plaatkoppeling, - de diafragmakoppeling, - de automatische koppeling: @ centrifugaalkoppeling, @ hydraulische koppeling, - de koppelomvormer, - de overbruggingskoppeling.
B
Gangwissel en automaat
Het doel en het belang van de gangwissel toelichten.
B
- Handgeschakelde gangwissel
De verschillende uitvoeringsvormen van gangwissels herkennen.
ONDERSTEL
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN Illustreren met behulp van foto's en transparanten.
KOPPELING - GANGWISSEL DIFFERENTIEEL Koppelingen
De opbouw en de werking van de handgeschakelde gangwissels op schema verklaren.
De werking uitleggen met gebruik van: - didactische opstellingen, - transparanten.
B B
De werking tonen op een didactische gangwissel.
40
2.2
LEERINHOUDEN
Nr.
LEERINHOUDEN
- Automatische gangwissel
2.4
Achterbruggen en sperdifferentieel
Aandrijfassen - cardanassen
K
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
Het doel, de constructie en de werking van de synchroniseerinrichting uitleggen.
B
De uitvoeringsvormen van de blokkeer- en vergrendelinrichtingen van de versnellingshendel en schakelvorken kennen en de werking uitleggen.
B
Principe en werking demonstreren op een didactische gangwissel.
Het werkingsprincipe van de automatische gangwissel met planetair tandwielstelsel mechanisch toelichten.
B
Transparanten met doorsnedetekeningen gebruiken.
De bediening van de gangwissel, de werking van meervoudige plaatkoppelingen en de rembanden binnen de automatische gangwissel toelichten.
U
De constructie en de werking van de achterbrug bespreken.
B
De verschillende constructietypes kennen en hun werkingsprincipe toelichten: - gewoon differentieel, - sperdifferentieel.
B
De functie en de bouw van de verschillende aandrijfassen kennen.
Een didactische montage gebruiken om de werking van het planetair systeem te demonstreren. 41
2.3
LEERPLANDOELSTELLINGEN
B
Een didactische montage gebruiken om de werking van het differentieel praktisch te demonstreren.
Illustreren met didactische wandplaten.
Het doel en het algemeen gebruik van gewrichtskoppelingen toelichten.
B
De verschillende soorten gewrichtskoppelingen kennen en hun specifiek gebruik omschrijven.
B
De verschillende soorten gewrichtskoppelingen tonen.
Nr.
LEERINHOUDEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN
K
B
De eventuele fouten die zich kunnen voordoen bij aandrijfassen en cardankoppelingen kunnen bepalen. 2.5
Wielreductie
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
Het doel, de constructie en de werking van de wielreductie bespreken.
B
Gebruik maken van foto's, transparanten, dia's en/of videofilms.
Tekeningen ter beschikking stellen van de leerlingen.
3.1
Mechanisch-hydraulische vering
De mechanisch-hydraulische vering van bedrijfsvoertuigen met behulp van de tekening bespreken.
B
3.2
Luchtvering
Het doel, het belang en het nut van luchtvering bij bedrijfsvoertuigen omschrijven De verschillende systemen bespreken naar opbouw, principewerking en toepassingsgebied. Het principe en de werking van een elektronisch geregelde luchtveersysteem (ECAS-systeem) uitleggen.
B
Het doel, de noodzaak en de eisen gesteld aan een onafhankelijke voorwielophanging opsommen en toelichten. De verschillende soorten naar hun praktische uitvoering herkennen.
B
42
OPHANGING EN BESTURING
Onafhankelijke voorwielophanging
A U
3
3.3
T
B B
B
Gebruik maken van de technische documentatie van de fabrikant.
Nr.
Servostuurinrichtingen
LEERPLANDOELSTELLINGEN
K
B
De verschillende systemen naar hun opbouw en werking omschrijven. Het begrip stuurgeometrie definiëren en omschrijven. De verschillende hoeken die invloed hebben op het stuurgedrag definiëren: - wielvlucht of wielhoek (camber), - dwarshelling van de fuseepen (KPI), - achteroverhelling van de fuseepen (caster), - toespoor en uitspoor, - uitspoor in de bocht. Het afstellen van de verschillende wielhoeken toelichten en praktisch kunnen uitvoeren.
B
Het doel en het gebruik van de stuurbekrachtiging omschrijven.
B
Van elk onderdeel het doel en de werking beschrijven.
B
Het algemeen principe en de werking op schema uitleggen van: - de enkele servostuurinrichting, - de dubbele servostuurinrichting, - de servokring.
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN Gebruik maken van: - didactisch montage van een onafhankelijke voorwielophanging, - didactische wandplaten. Gebruik maken van: - didactisch gemonteerde voorwielinstallatie met stuurinrichting, - didactische wandplaten.
B B
B 43
3.4
LEERINHOUDEN
Didactische montage van stuurbekrachtigingssysteem gebruiken.
Nr. 3.5
LEERINHOUDEN Wielen en lagering
LEERPLANDOELSTELLINGEN
B
De verschillende soorten wielen en wielmontagesystemen omschrijven.
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN Gebruik maken van foto's, transparanten, dia's en didactisch materiaal ter illustratie.
B
44
Banden
B
De verschillende lageringen herkennen en het gebruik ervan toelichten.
De verschillende wielbevestigings- en centreringsmethoden toegepast bij bedrijfsvoertuigen kennen en herkennen: - het DIN-systeem, - het Engelse systeem, - het platte systeem, - het M-systeem, - het Motorwheel-systeem, - het M22-DIN-systeem, - door middel van kikkerplaten. 3.6
K
De verschillende soorten banden kennen, hun opbouw en hun eigenschappen bespreken.
B
Didactische wandplaten en fotomateriaal van bandenfabrikanten gebruiken.
De gestandaardiseerde bandenbematingen kennen en toelichten.
U
Praktisch laten nameten op gemonteerde banden.
Het belang van: - de bandenspanning, - het profiel en de profieldiepte, - de juiste bandenkeuze op het rijgedrag van het voertuig omschrijven.
B
De oorzaken van abnormale bandenslijtage opsommen en toelichten.
B
Banden met verschillende slijtagesymptomen laten zien.
Nr.
LEERINHOUDEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN Het monteren, demonteren en herstellen van banden uitleggen. De verschillende soorten bandenvernieuwingen met hun voor- en nadelen bespreken.
4 4.1
K
B B
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN Praktisch demonstreren in de garagewerkplaats.
U
REMMEN Hydropneumatische remsystemen
B
Het doel en de werking van de verschillende componenten van het remcircuit bespreken in functie van de totale werking.
B
Persluchtremsystemen
Didactisch gemonteerde remsystemen gebruiken ter illustratie.
45
De algemene opbouw en de principewerking van hydropneumatische remsystemen omschrijven.
B
Bij mogelijke defecten met behulp van het schema een correcte foutenanalyse kunnen uitvoeren.
4.2
T
De bediening, het onderhoud en de mogelijke afstellingen van het remsysteem omschrijven.
B
Afstelmogelijkheden en gegevens laten opzoeken in technische documentatie.
De algemene opbouw en de principewerking van persluchtremsystemen omschrijven.
B
Didactisch gemonteerde remsystemen gebruiken ter illustratie.
Het doel en de werking van de verschillende componenten van het remcircuit bespreken in functie van de totale werking.
B
Nr.
LEERINHOUDEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN
K
B
Bij mogelijke defecten met behulp van het schema een correcte foutenanalyse kunnen uitvoeren.
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
B
De bediening, het onderhoud en de mogelijke afstellingen van het remsysteem omschrijven.
B
Afstelmogelijkheden en gegevens laten opzoeken in technische documentatie.
Extra reminrichtingen
Het doel, de algemene opbouw en de principewerking van extra reminrichtingsinstallaties bespreken: - elektrisch, - op oliedruk.
B
4.4
Elektronische stuursystemen
Het doel en het nut van elektronische stuursytemen op de reminstallatie omschrijven.
B
Uitleggen en illustreren met foto's, transparanten, dia's en/of videofilm.
De algemene opbouw en de principewerking van de elektronische ABSen ASR- stuursystemen omschrijven.
B
Het centrale stuurelement als een black-box beschouwen.
Het doel en de algemene werking van de verschillende componenten van het remcircuit bespreken in functie van de totale werking.
B
- anti-blokkeersysteem (ABS) - anti-slipsysteem (ASR)
5
AANHANGERS EN OPLEGGERS
De verschillende soorten naar constructie, doel en praktisch gebruik kennen. De rem- en elektrische aansluitmogelijkheden toelichten.
B
Technische documentatie en schema's gebruiken ter illustratie. B
46
4.3
Nr.
LEERINHOUDEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN
K
De bijkomende reminstallatie bespreken naar opbouw, principewerking en afstelmogelijkheden. 6
ADR
De gereglementeerde signalisatie in verband met het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg kennen en toelichten. De aanpassingen en ADR-uitrustingen in functie van de wettelijke voorschriften toelichten en correct kunnen aanbrengen op de bedrijfsvoertuigen.
B
T
B
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN Afspreken met de leraar 'Lab toegepaste hydropneumatica' om overlappingen te vermijden.
B
De ADR-reglementering ter beschikking hebben in de klas.
U
47
48 COMPLEMENTAIR GEDEELTE
PV Praktijk/Stages Autotechniek
2 u./w.
Hiervoor vindt men voldoende leerinhouden in het leerplan PV Praktijk/Stages Autotechniek van het fundamenteel gedeelte. Er zijn de uitbreidingsleerinhouden (U) die men kan verwerken, indien men opteert voor deze extra uren. Eventueel kunnen ook bepaalde leerinhouden uit de basisleerstof verder uitgediept en ingeoefend worden.
TV Autotechniek Lab toegepaste hydropneumatica
1 u./w.
Hiervoor vindt men voldoende leerinhouden in het leerplan TV Autotechniek Lab toegepaste hydropneumatica van het fundamenteel gedeelte. Er zijn de uitbreidingsleerinhouden (U) die men kan verwerken, indien men opteert voor deze extra uren. Eventueel kunnen ook bepaalde leerinhouden uit de basisleerstof verder uitgediept en ingeoefend worden.
TV Autotechniek Onderstel en rollend gedeelte
1 u./w.
Hiervoor vindt men voldoende leerinhouden in het leerplan TV Autotechniek Onderstel en rollend gedeelte van het fundamenteel gedeelte. Er zijn de uitbreidingsleerinhouden (U) die men kan verwerken, indien men opteert voor deze extra uren. Eventueel kunnen ook bepaalde leerinhouden uit de basisleerstof verder uitgediept en ingeoefend worden.
49 9
BIBLIOGRAFIE
9.1
Naslagwerken
Integrale kwaliteitszorg in het Technisch Onderwijs. VVKSO - Guimardstraat 1 - 1040 Brussel. Veiligheid & gezondheid bij de arbeid. Provinciaal Veiligheidsinstituut - Jezusstraat 28 - 2000 Antwerpen - D/1990/0180/1. Autodata - Afstelgegevens 1992. Autodata bvba - Thillostraat 3 - 2920 Kalmthout. Autodata - Distributie. Autodata bvba - Thillostraat 3 - 2920 Kalmthout. Autodata - Carburateurs NE2. Autodata bvba - Thillostraat 3 - 2920 Kalmthout. Autodata - Benzine-injectie NE2+3 (economy kit). Autodata bvba - Thillostraat 3 - 2920 Kalmthout. Autodata - Schakelschema's Europese wagens. Autodata bvba - Thillostraat 3 - 2920 Kalmthout. Autodata - Schakelschema's Japanse wagens. Autodata bvba - Thillostraat 3 - 2920 Kalmthout. Autodata - Carrosserie. Autodata bvba - Thillostraat 3 - 2920 Kalmthout. Autodata - Auto info bovenmaten. Autodata bvba - Thillostraat 3 - 2920 Kalmthout. Autodata - Auto info chassismaten. Autodata bvba - Thillostraat 3 - 2920 Kalmthout. Autodata - Koppelingen (embrayages). Autodata bvba - Thillostraat 3 - 2920 Kalmthout. Autodata - Werktijden carrosserie. Autodata bvba - Thillostraat 3 - 2920 Kalmthout. Autodata - Werktijden NE 1+2 (economy kit). Autodata bvba - Thillostraat 3 - 2920 Kalmthout. Autotechnisch handboek in 13 banden. Kluwer Technische Boeken - Santvoortbeeklaan 21-25 - 2100 Deurne. Adviesset P1. Innovam - Structuurbaan 2 - Postbus 2360 - 3430 DV Nieuwegein - Nederland - ISBN 90 405 4100 0. Adviesset P2 personenwagens. Innovam - Structuurbaan 2 - Postbus 2360 - 3430 DV Nieuwegein - Nederland - ISBN 90 405 36101 X. ABS - Antiblokkeer-systemen bij personenauto's. Innovam - Structuurbaan 2 - Postbus 2360 - 3430 DV Nieuwegein - Nederland - ISBN 90 405 5579 6. Auto-elektriciteit. Innovam - Structuurbaan 2 - Postbus 2360 - 3430 DV Nieuwegein - Nederland - ISBN 90 405 2552 8.
50 Autogas. Innovam - Structuurbaan 2 - Postbus 2360 - 3430 DV Nieuwegein - Nederland - ISBN 90 405 5606.7. Autotechnisch zakboekje. Innovam - Structuurbaan 2 - Postbus 2360 - 3430 DV Nieuwegein - Nederland - ISBN 90 405 5577 X. Benzinemotoren. Innovam - Structuurbaan 2 - Postbus 2360 - 3430 DV Nieuwegein - Nederland - ISBN 90 405 2550 1. Carrosserietechnieken (2 delen). Innovam - Structuurbaan 2 - Postbus 2360 - 3430 DV Nieuwegein - Nederland ISBN 90 405 2031.3/2032.1. Dieselmotoren (2 delen). Innovam - Structuurbaan 2 - Postbus 2360 - 3430 DV Nieuwegein - Nederland ISBN 90 405 2548 X / 2549 8. Katalysatoren. Innovam - Structuurbaan 2 - Postbus 2360 - 3430 DV Nieuwegein - Nederland - ISBN 90 405 5605 9. Luchtdrukremmen. Innovam - Structuurbaan 2 - Postbus 2360 - 3430 DV Nieuwegein - Nederland - ISBN 90 405 5601 6. Testapparatuur voor motoren. Innovam - Structuurbaan 2 - Postbus 2360 - 3430 DV Nieuwegein - Nederland - ISBN 90 405 2538 2. Testapparatuur voor onderstellen. Innovam - Structuurbaan 2 - Postbus 2360 - 3430 DV Nieuwegein - Nederland - ISBN 90 405 2539 0. Wisselstroomdynamo's. Innovam - Structuurbaan 2 - Postbus 2360 - 3430 DV Nieuwegein - Nederland - ISBN 90 405 5604 0. Auto-elektriciteit/elektronica Bosch/Delta Press BV - Postbus 86 - 3958 ZV Amerongen - Nederland, ISBN 3-18-419 106-0 Automobiel elektronica (principes en toepassingen) Kluwer Technische Boeken - Santvoortbeeklaan 21-25 - 2100 Deurne, ISBN 90-201-2010-7. Het beste autohandboek (Vraagbaak voor gebruik en onderhoud). Reader's Digest - Grote Markt 12 A - 1000 Brussel. Polytechnisch zakboekje. Standaard Educatieve Uitgeverij - Belgiëlei 147a - 2018 Antwerpen, ISBN 90 622 8087 0. Tabellen mechanische techniek. Educaboek - Stam Technische Boeken - Culemborg - Nederland, ISBN 9011 007476. Tabellenboek voor metaaltechniek. Plantyn - Santvoortbeeklaan 21-25 - 2100 Deurne-Antwerpen, ISBN 90 301 5695 3. BLOK, JEZEWSKI, Geïllustreerd woordenboek voor de automobieltechniek in 6 talen N-R-E-F-D-I. Kluwer Technische Boeken - Santvoortbeeklaan 21-25 - 2100 Deurne. DE MOOR, L., Voertuigtechniek - Krachtoverbrengingen. De Sikkel - Nijverheidsstraat 8 - 2390 Malle, ISBN 90 260 3031 2. DOBBELAAR, Elektriciteitsleer van de motorvoertuigentechniek. Kluwer Technische Boeken - Santvoortbeeklaan 21-25 - 2100 Deurne. FRANKE, Roest- en carosserieschade zelf repareren. Kluwer Technische Boeken - Santvoortbeeklaan 21-25 - 2100 Deurne.
51 GOORDEN, H., VGOS Doe-boek. LICAP - Guimardstraat 1 - 1040 Brussel. HARMSEN, Plaatwerkgereedschap voor het carrosseriebedrijf. Kluwer Technische Boeken - Santvoortbeeklaan 21-25 - 2100 Deurne. HARMSEN, Persluchtgereedschap voor het carrosseriebedrijf. Kluwer Technische Boeken - Santvoortbeeklaan 21-25 - 2100 Deurne. KASEDORF, Communicatie- en comfortelektronica in de auto. Kluwer Technische Boeken - Santvoortbeeklaan 21-25 - 2100 Deurne. KASEDORF, J., Inspuitsystemen Kluwer Technische Boeken - Santvoortbeeklaan 21-25 - 2100 Deurne, ISBN 90-201-2344-0. OLVING, De carrosserie. Kluwer Technische Boeken - Santvoortbeeklaan 21-25 - 2100 Deurne. PORTER, Handboek Carrosseriereparatie. Kluwer Technische Boeken - Santvoortbeeklaan 21-25 - 2100 Deurne. RENARD, Cl., WAERZEGGERS, R., A.D.R.-opleiding voor bestuurders van transporteenheden Instituut voor Wegtransport - Archimedesstraat 5 - 1040 Brussel, ISBN 90 6606 106 5 STEINBUCH, De Automobiel (8 delen). Kluwer Technische Boeken - Santvoortbeeklaan 21-25 - 2100 Deurne. TROMMELMANS, Auto-elektroschema's. Kluwer Technische Boeken - Santvoortbeeklaan 21-25 - 2100 Deurne. WUICH, W., Lijmen Lassen Solderen. De Vey Mestdagh - Markt 51 - 4331 LK Middelburg - Nederland, ISBN 90 6376 012 4. 9.2
Tijdschriften
Febiac Info. Febiac vzw - Woluwedal 46 bus 6 - 1200 Brussel. Auto en Motortechniek. Misset bv - Hanzestraat 1 - Postbus 4 - 7000 BA Doetinchem - Nederland. CAR Belgium. CAR Belgium - Oudstrijderslaan 87/21 - 1140 Brussel. Fegarbel revue. Fegarbel - Woluwedal 46 bus 10 - 1200 Brussel. Autotechnica. Comaubel vzw - Woluwedal 46 bus 9 - 1200 Brussel. 9.3
Normen
NBN C 03-617-1 Grafische symbolen voor schema's - Elektrotechniek (6de uitgave). NBN 518
Tekeningen - Maataanduiding (1ste uitgave).
NBN 580
Tekeningen - Aanduiding van maattoleranties (1ste uitgave).
NBN 602
Maatafwijkingen voor maten zonder tolerantieaanduiding (1ste uitgave).
NBN 671
Tekeningen - Tandwielen (1ste uitgave met erratum).
52 9.4
Reglementen
AREI (Algemeen reglement voor elektrische installaties). Bedrijfsfederatie der voortbrengers en verdelers van elektriciteit in België Tervurenlaan 34 bus 38 - 1040 Brussel - Tel.: (02)733 96 07. ARAB (Algemeen reglement voor arbeidsbeveiliging). Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid - Centrale bibliotheek Belliardstraat 51 - 1040 Brussel - Tel.: (02)233 44 44. 9.5
Nuttige adressen
BIN (Belgisch Instituut voor Normalisatie) Brabançonnelaan 29 - 1040 Brussel - Tel: (02)734 92 05. EDUCAM (Stichting voor Beroepsopleiding in de Autosector en aanverwante sectoren) Woluwedal 46 bus 8 - 1200 Brussel - Tel.: (02)778 63 30. FABRIMETAL Lakenweversstraat 21 - 1050 Brussel - Tel.: (02)511 23 70. FEDERAUTO (Belgische Federatie der Rijtuigmakerij en bijbehorende Ambachten) Woluwedal 46 bus 14 - 1200 Brussel - Tel.: (02)778 62 00. FEBIAC (Belgische Federatie der Auto- en Rijwielnijverheid) Woluwedal 46 bus 6 - 1200 Brussel - Tel.: (02)778 64 00. INNOVAM (Innovatie- en onderwijscentrum motorvoertuigen en tweewielerbranche) Structuurbaan 2 - Postbus 2360 - 3430 DV Nieuwegein - Nederland - Tel.: 0031.3402-87777. NVVA (Nationale Vereniging tot Voorkoming van Arbeidsongevallen) Gachardstraat 88 bus 4 - 1050 Brussel - Tel.: (02)648 03 37. ATC (Vereniging van Automobieltechnici - met afdeling in België) Algemeen secretariaat - Gastelepad 3 - 5711 BS Someren - Nederland - Tel.: 0031.4937-93145. Secretariaat voo België: Hellichtstraat 60 - 3100 Rotselaar - Tel.: (016)44 41 08.