Verslag Innovatieve energieconcepten voor de karakteristieke gebouwde omgeving 2 december 13.00 uur, De Gruyterfabriek te ‘s-Hertogenbosch
De bijeenkomst werd geopend door Jennemie Stoelhorst, een van de initiatiefnemers van het netwerk. Introductie door ir. Joost Willems De moderator van de bijeenkomst was ir. Joost Willems van Bureau Sweegers en de Bruijn. Joost vertelde kort over zijn betrokkenheid bij verschillende erfgoedprojecten, waaronder Kasteel Heeswijk, een van de topmonumenten in Brabant. In het kasteel werd een volledig geklimatiseerde stijlkamer ingericht. Andere projectvoorbeelden zijn het Weverij Museum in Geldrop en het Ministerie van Defensie. Bijzonder bij het Weverij Museum is dat de installaties in het zicht zijn gerealiseerd. Bij het ministerie is een modern kantoorconcept gerealiseerd in een historisch gebouw en is het binnenhof overkapt. Het project was in 2013 genomineerd voor de Gulden Feniks. Joost lichtte vervolgens het programma van de bijeenkomst toe, dat uit vijf delen bestond, waaronder ook een presentatie over/rondleiding door het gebouw van de Gruyterfabriek.
Deel 1 - Presentatie Ronald Schleurholts, architect Cepezed: eigen ervaringen met het BaOpt-systeem Ronald is een van de twee hoofdarchitecten van het bureau Cepezed. Hij begon zijn presentatie met een uitleg van de visie van Cepezed: ‘In onze gebouwen werkt alles samen en gaan we bewust om met materialen. Alles grijpt in elkaar. We werken onze ontwerpen uit met BIM. De constructie, de materialen, de beleving zijn één.’ Ronald vertelde vervolgens over zijn ervaringen met het BaOpt-systeem, dat door Cepezed voor twee projecten is gekozen: de herbestemming van een historische kerk tot theater in Helmond en het eigen kantoorgebouw dat gevestigd is in een historisch gebouw van de TU Delft. Aanleiding voor het project in Helmond was een brand in december 2011, waarbij het theater ’t Speelhuis afbrandde. Van het verzekeringsgeld mocht een tijdelijk theater worden gerealiseerd in de Onze Lieve Vrouwe Tenhemelopneming Kerk, een neobyzantijnse kerk uit 1905. Omdat het theater maar voor 5 jaar in de rijksmonumentale kerk gevestigd zou zijn, moesten alle ingrepen reversibel zijn. Er was een extreem korte planning van 8 maanden, waarvan 2 maanden voor de ontwerpfase en 6 maanden voor de bouwfase. In deze korte periode moest er ook nog een bestemmingswijziging plaats vinden. De kerk werd helemaal digitaal opgemeten, zelfs de heiligenbeelden werden ingescand. Daarna werd het plan uitgewerkt. De foyer, de zaal en het podium van het theater werden in de kerk gerealiseerd. De biechtstoelen worden als licht- en geluidssluis gebruikt. Door de biechtstoelen komen de bezoekers nu de kerk/het theater binnen. Het entree is nieuw toegevoegd en bestaat uit demontabele sandwichpanelen. De tribune voor het publiek is als losse meubel in de kerk geplaatst en raakt het monument niet aan. In de tribune zijn verschillende technische oplossingen opgenomen, waaronder licht (in de balustrades) en lucht. Het tweede losse element is het podium, dat op eigen poten op een eigen fundering op ’t zand staat, helemaal los van de constructie van de kerk. De foyer is onder het podium geplaatst. De contrasten tussen de historische kerk en de nieuwe elementen geven het theater nu een speciale sfeer, waarbij de installaties niet zichtbaar zijn. Aan de zijkant van de kerk vindt de luchttoevoer voor het theater plaats. Doordat er voor het BaOpt-systeem is gekozen, zijn er in het theater geen luchtkanalen nodig. Het bijzondere van BaOpt is de aansturing van de installatie: BaOpt is eigenlijk een software pakket met veel meters, waaronder meters voor CO2-concentratie en temperatuur. Bij het BaOpt-systeem wordt bovendien de verse ventilatielucht zodanig ingeblazen dat er een lichte overdruk ontstaat. In plaats van de gebruikelijke temperatuurverdeling, waarbij de warme lucht naar boven stijgt, ontstaat er een chaotische temperatuurverdeling. De temperatuur is op alle plaatsen in het gebouw ongeveer gelijk. Het systeem is ontwikkeld door de Duitse meneer Bauer, die geïnspireerd werd door een natuurfenomeen: de zogenaamde ‘Föhn’ die aan de rand van de Alpen optreedt. Om BaOpt te kunnen toepassen moet de buitenschil van het gebouw enigszins dicht zijn. Dit is dus, zeker bij historische gebouwen, een aandachtspunt. Bij de kerk in Helmond werd na ingebruikname onverwachts tocht gevoeld. Uiteindelijk bleek dat de deur naar de kerktoren vaak open stond, waardoor het systeem werd verstoord. Nadat de deur gesloten werd, verdwenen de klachten. De kerk is nu circa 2 jaar in gebruik als theater en er zijn geen klachten over de temperatuur of de ventilatie bekend. Wel is het zo dat bij het BaOpt-systeem een deel van de lucht gerecirculeerd wordt. Dit is in Nederland niet gebruikelijk maar vindt plaats op basis van CO2-metingen en leidt niet tot klachten. Inmiddels is besloten dat het theater in de kerk gevestigd zal blijven, dit vanwege de vele positieve reacties van publiek, artiesten en gemeente. Het tweede project waar Cepezed gekozen heeft voor het BaOpt-systeem is de huisvesting van het eigen bureau in een complex van de TU Delft. Oorspronkelijk was het gebouw in gebruik voor de faculteit werktuigbouw en scheepsbouw en bevatte onder meer een stoommachine en diverse praktijklokalen. Daarna was het gebouw in gebruik als museum. Het gebouw is een rijksmonument. Bijzonder zijn ondermeer de hoge ruimten (wel 16 meter), de royale daglichttoetreding (er zit nog veel getrokken glas in de ramen) en de Polenceauspanten. In de hoge ruimten werken mensen op verschillende niveaus, waardoor een gelijkmatige temperatuuropbouw heel belangrijk is. Elke hal heeft een kleine annex. De grote hallen worden nu gebruikt als atelier of kantoorruimte voor creatieve bedrijven (waaronder het architectenbureau van Cepezed), de kleinere annex voor ondersteunende functies (vergaderplekken, garderobe, sanitaire ruimten etc.). Bij de ingang is een tochtsluis geplaatst.
De installatie is in de kelder opgesteld. De lucht wordt ingeblazen via een kast in de hal en afgezogen in het trappenhuis. Doordat gekozen is voor het BaOpt-systeem konden de radiatoren worden verwijderd en was ook geen vloerverwarming nodig. Om de voor BaOpt nodige overdruk van 3 Pascal te kunnen realiseren moet bij oude gebouwen, die vaak kieren en naden hebben, vooraf getoetst worden of BaOpt wel een geschikt systeem is. Bij dit complex was dit geen probleem. Er is gekozen voor een hybride systeem: in de zomer kunnen de klapramen worden geopend en staat het BaOpt-systeem uit. Het gebouw is nog steeds voorzien van enkele beglazing. Er werd wel overwogen om voorzetramen te plaatsen, maar vanuit kostenoverwegingen werd hiervan afgezien. Omdat er gekozen is voor BaOpt is er geen koudeval bij de ramen, wel is er sprake van koudestraling. Ook bij dit project is door de toevoeging van nieuwe elementen (ondermeer een nieuw glazen tussenlid) een contrast tussen oud en nieuw gecreëerd. Het complex is nu een half jaar in gebruik en bevalt goed. Wel zijn er toch iets meer luchtstromingen dan vooraf verwacht, maar dit wordt niet als probleem ervaren. Voor het complex is geen Energielabel aangevraagd. Voordat gekozen werd voor het BaOpt-systeem hebben de architecten van Cepezed samen met Dgmr projecten in Duitsland bezocht, waar dit systeem al eerder werd toegepast. Het is nog steeds zo, dat architecten en adviseurs niet helemaal snappen hoe het systeem werkt, maar de ervaringen in Duitsland en inmiddels ook de eigen ervaringen in Nederland laten zien, dat BaOpt geschikt kan zijn voor grote karakteristieke gebouwen. Vragen/discussie: Henk Schellen (TU Eindhoven) vertelde dat onderzoekers van de TU Eindhoven probeerden om te snappen hoe BaOpt werkt. Zij hebben vier maanden lang metingen uitgevoerd bij de aula van de Rijksuniversiteit in Groningen, waar BaOpt in- en uit-geschakeld kan worden. Het fenomeen van de chaotische temperatuuropbouw was niet meetbaar. Er zijn ook voorbeelden van kerken, die zo lek zijn als een mandje, en waar desondanks BaOpt is toegepast. In dergelijke situaties kan het systeem niet werken. Henk vroeg zich af of bij het complex van de TU Delft ook metingen worden uitgevoerd. Volgens Ronald wordt er voortdurend gemeten en blijkt het systeem aardig te werken. Sjoekie de Bijll Nachenius (BiermanHenket architecten) vroeg zich af of de stookkosten hoger of lager zijn dan bij een conventioneel systeem. Henk verwacht dat de stookkosten ongeveer gelijk zijn aan een gangbaar systeem met CO2-sensoren. Deel 2 - Presentatie Edwin Normann, Wolter en Dros: duurzaam verwarmen en koelen Edwin richtte zich in zijn presentatie op ervaringen met warmtekoudeopslag (wko) en warmtepompen. Om de werking van een warmtepomp uit te leggen begon hij zijn presentatie met een vraag aan het publiek: Als men de deur van een koelkast open laat staan, wordt de ruimte dan warmer of kouder? Het merendeel van het publiek beantwoordde de vraag goed: de ruimte wordt warmer. Edwin concludeerde: ‘Een koelkast is tegelijk aan het verwarmen en aan het koelen, maar is eigenlijk een beter verwarmingstoestel dan een koeltoestel. De achterkant van de koelkast is het deel dat warm wordt, en eigenlijk is dat hoe een warmtepomp werkt.’ Een warmtepomp produceert met behulp van elektriciteit warmte door energie van een lager temperatuurniveau naar een bruikbaar niveau te pompen. Mogelijke bronnen voor een warmtepomp zijn de temperatuur van lucht, grond of grondwater. De door de warmtepomp geproduceerde temperatuur bedraagt tussen de 40-70 graden Celsius. Hoe hoger de temperatuur, des te lager het rendement. Bij hoge temperaturen daalt het rendement sterk. Bij warmtekoudeopslag wordt een warmtepomp gecombineerd met temperatuuropslag in de bodem. In de zomer wordt het afgekoelde water uit de grond opgepompt om het gebouw te koelen, zonder dat de warmtepomp moet draaien, waardoor veel energie voor koeling bespaard wordt. In Nederland zijn inmiddels circa 2.000 open wkosystemen gerealiseerd. Daarnaast zijn er voor kleine gebouwen talrijke gesloten systemen toegepast. Voorbeelden voor wko-systemen in een karakteristieke omgeving zijn het Rijksmuseum en het Scheepvaartsmuseum. Uitgangspunt voor energiezuinige concepten voor gebouwen is de Trias Energetica, die uit drie stappen bestaat: Stap 1 - Beperk de energievraag Stap 2 - Maak maximaal gebruik van energie uit duurzame bronnen Stap 3 - Maak zo efficiënt mogelijk gebruik van fossiele brandstoffen om in de resterende energiebehoefte te voorzien. De vraag is hoe de Trias Energetica voor renovatieprojecten kan worden toegepast. Belangrijke stappen om de energievraag te beperken zijn bij deze projecten: a - Maak een balans tussen de warmte- en koudevraag, b –
Verminder pieken in de warmte- en koudevraag, c – Kies een geschikt afgiftesysteem. Voorbeelden voor afgiftesystemen die geschikt zijn voor lage temperatuurverwarming en hoge temperatuurkoeling zijn vloerverwarming, klimaatmatten (deze kunnen helemaal weggestuuct worden indien gewenst), klimaatplafonds en luchtverwarming (centraal en decentraal). Pieken in de warmte- en koudevraag kunnen worden verminderd door de gebouwmassa als buffer te gebruiken, buffervaten in de installatie op te nemen, bij de inregeling tijdvertragingen en marges toe te staan en in het gebruik wisselende belastingen te vermijden (bijvoorbeeld door zonwering te gebruiken). Warmtepompen en warmtekoudeopslag zijn goed te combineren met andere duurzame technieken, zoals zonnecollectoren of pv-panelen. Een probleem is wel dat wko-systemen in de praktijk niet altijd opleveren wat men van tevoren had verwacht. Om wel de beoogde prestatie te bereiken is het belangrijk om het systeem onderdeel te laten zijn van een integraal ontwerpproces, waarbij rekening wordt gehouden met veranderende omstandigheden (er zullen eventueel meer of minder mensen werken dan verwacht, de gebruikstijden kunnen veranderen, deuren kunnen anders open of dicht staan dan oorspronkelijk aangenomen). Het is dus slim om met verschillende scenario’s rekening te houden. Vervolgens is het belangrijk om een goede koppeling te maken tussen ontwerp, uitvoering en beheer. Het beheer van een warmtepomp en wko-systeem vraagt om goede monitoring en deskundige aandacht. ‘Het systeem doet het niet van zelf.’ Vragen/discussie: Jeanine Katsman (gemeente Dordrecht) vroeg of er bij een wko-systeem een minimale afstand tussen de warmteen de koudeopslag vereist wordt. Dit is inderdaad het geval en vereist in binnenstedelijke gebieden afstemming. Henk Schellen (TU Eindhoven) vroeg naar het vereiste evenwicht tussen warmte- en koudebronnen, waar dankzij nieuwe inzichten meer ruimte wordt geboden. Dit wordt bevestigd door Edwin. Terwijl vroeger de koude- en warmtevraag in balans moesten zijn, wordt nu een lichte overschot aan koude in de bodem toegestaan. Deze nieuwe regelgeving biedt meer ruimte voor wko-systemen. Eigenlijk wordt de bodem als een soort accu gezien, die geladen wordt – het rendement van het systeem neemt daardoor naar verwachting toe. Sjoekie de Bijll Nachenius (BiermanHenket architecten) vroeg naar de potenties van de Solar Freezer, waarbij warmteopslag plaats vindt in rubberen zakken in de kruipruimte of de kelder. Volgens Edwin is dit systeem een variant op de bronsystemen. Deze variant is sneller en goedkoper te realiseren dan de aanleg van grondcollectoren, omdat de procedures hiervoor lang kunnen duren, maar het basisprincipe is hetzelfde. Vraag is nog hoe deze varianten op de langere termijn zullen werken, hier is nog geen ervaring beschikbaar. Deel 3 - Presentatie Clemens Bolhaar, Bossche Investeringsmaatschappij (BIM): ervaringen met de Gruyterfabriek BIM heeft de Gruyterfabriek in 1986 verworven en heeft de oorspronkelijke levensmiddelenfabriek herbestemd tot bedrijfsverzamelgebouw voor creatieve ondernemers. In het gebouw zijn nu 149 bedrijven gevestigd, waaronder naast de creatieve bedrijven ook een Brasserie. In de voormalige fabriek werken nu dagelijks 800-900 personen. Het streven is dat er over twee jaar dagelijks 1.100 personen in het gebouw werken. Oorspronkelijk had de fabriek vijf productiehallen en een bedrijfskantoor. Er werkten circa 1.500 personen. Het oudste deel van de fabriek dateert uit 1932. De fabriek heeft een diverse structuur, bestaande uit 2-3 bouwlagen deels voorzien van sheddaken. Tussen de verschillende delen van het gebouw zijn binnentuinen gesitueerd. Wanneer de fabriek ruimte tekort kwam, werden binnentuinen overkapt en zo nieuwe ruimte gecreëerd. De achterkant van de fabriek is aan het water gelegen. In de jaren ’80 dreigde het gebouw teloor te gaan en er vonden ‘duistere activiteiten’ plaats. In de eerste jaren nadat BIM de fabriek had verworven vonden weinig ingrepen plaats. Eerdere verbouwingen waren op niet al te deskundige wijze uitgevoerd. Zo was bijvoorbeeld het hele gebouw in Trespa-beplating ingepakt en waren er veel kunststof kozijnen geplaatst. BIM begon de karakteristieke architectonische elementen weer in ere te herstellen: De wanden werden schoongemaakt, de nog aanwezige stalen kozijnen werden hersteld en behouden, de overige kozijnen werden vervangen door aluminium kozijnen en de Trespa platen werden verwijderd. Na deze ingrepen kreeg de fabriek de status van gemeentelijk monument.
Uitgangspunten bij de herbestemming tot bedrijfsverzamelgebouw waren: BIM wilde zich richten op de creatieve industrie (zoals webdesign, grafisch ontwerpen, journalisme, kunstenaars). In het gebouw moesten contacten tussen de verschillende gebruikers mogelijk zijn. Routes en doorgangen in het gebouw moesten stimuleren dat gebruikers elkaar in het gebouw tegen komen. Om verschillende gebruikers aan te trekken, moest er een variatie in maten en uitvoering komen. Het principe tijdens de bouw was, dat iedere werkplek daglicht en verse lucht moest hebben. In een van de grote hallen werken webdesigners op drie verschillende niveaus. De binnentuinen worden nu gebruikt als expositieruimte voor kunstenaars of als terras van de Brasserie. Het realiseren van ontmoetingen tussen de gebruikers is gelukt: er vindt wel samenwerking en kruisbestuiving plaats. De Gruyterfabriek is inmiddels een gewilde plek en zit voor 80-90% vol: er is zoveel belangstelling dat BIM de huurders kan selecteren. Wat duurzaamheid betreft zijn de volgende keuzes gemaakt: Het behoud en de instandhouding van het gebouw zelf is al duurzaam. ‘En daar zijn we heel gelukkig mee.’ De buitenschil is geïsoleerd Er is bewust de keuze gemaakt voor meerdere kleine verwarmingssystemen in plaats van een groot systeem. ‘We wilden Bulgaarse toestanden vermijden – dus niet een enkele grote ketel die het hele gebouw verwarmd en waar het dan in sommige delen te warm wordt en de ramen open staan.’ Het gebouw heeft nu 36 verwarmingssystemen, de warmte wordt opgewekt met HR-ketels, de afgifte systemen verschillen (zoals luchtverwarming en vloerverwarming). Per ruimte werd geïnventariseerd wat het beste systeem voor de beoogde functie zou zijn. De energiekosten worden per gebruiker individueel gemeten en afgerekend. Er werd wel overwogen om een warmtepomp en wko-systeem toe te passen. Maar in de omgeving zit bierbrouwerij Heineken, die afspraken met de gemeente heeft, waardoor geen ingrepen in de grond mogelijk zijn. Vragen/discussie: Vanuit het publiek werd de vraag gesteld of ieder deel van de fabriek apart werd aangepakt of dat er een Masterplan was. Clemens vertelde dat er wel een Masterplan was (er werd getekend en gerekend in 2007 en 2008, in 2009 uitgewerkt, start renovatie in januari 2010), maar dat men gaandeweg het project steeds weer dingen tegenkwam, die niet waren voorzien. De plannen moesten continue worden aangepast, waarbij het de kunst was om geen budgetoverschrijdingen te veroorzaken. Er was wel een onrendabele top, maar die kon gedekt worden uit een projectsubsidie voor industrieel erfgoed. Clemens gaf ook aan: ‘We zijn nog niet klaar: We blijven altijd investeren in dit pand. Het is nooit af. Tot nu toe hebben we driekwart van het gebouw onder handen gehad.’ Op de presentatie van Clemens volgde een rondleiding door de Gruyterfabriek.
Deel 4 - Presentatie Beate Bouwman, EcoScala: Duurzaam renoveren met dampopen bouwmaterialen EcoScala is een ingenieursbureau en leverancier van duurzame bouwproducten en richt zich vooral op de particuliere markt. Naast advies en producten voor historische woningen, biedt EcoScala ook adviezen en producten aan voor woningeigenaren met hoge duurzaamheidsambities (zoals Passiefhuisstandaard of energieopwekkende woningen). Beate komt oorspronkelijk uit Duitsland en werkt vanuit EcoScala ook samen met Duitse bedrijven, die volgens haar een paar stappen verder zijn op het gebied van duurzaam bouwen – onder meer omdat er in Duitsland ook al slechte ervaringen zijn gemaakt. Uitgangspunten bij het verduurzamen van woningen zijn volgens Beate: Het gaat niet om de status van een gebouw (wel of niet beschermd monument) maar om het behoud van waarden en bouwcultuur. ‘We zijn in Europa druk bezig om het Energielabel geaccepteerd te krijgen door consumenten. Maar het gaat niet alleen om energie. Het gaat ook om comfort. En het gaat vooral ook om behoud van de bouwcultuur. Door huizen massaal in te pakken, te voorzien van andere ramen en nieuwe installaties te plaatsen, gaat veel van de cultuur verloren. Die ervaringen zijn in Duitsland gemaakt: van hele dorpen zijn de karakters verdwenen.’ Ook esthetiek speelt een rol bij de keuze voor duurzaamheidsconcepten. Zo vertelde zij over Duitse nieuwbouwwijken met Passiefhuisstandaard, waar alle woningen dezelfde oriëntatie hebben, wat wel tot energiezuinige maar niet tot prettige wijken heeft geleid. Gezondheid is een belangrijk thema, maar omvat meer dan alleen eisen m.b.t. binnentemperatuur en ventilatie. Het gaat hierbij bijvoorbeeld ook om geuren, kleuren, de emissies van schadelijke stoffen e.d. De invloed van onze ingrepen op het milieu moet bij de keuze voor een duurzaamheidsconcept mee worden genomen. Wat is bijvoorbeeld de invloed van een wko-systeem op het ecologische systeem onder de grond? Ook sociale aspecten moeten worden mee genomen bij de keuze voor duurzame maatregelen. Zo zijn bijvoorbeeld de arbeidsomstandigheden in fabrieken voor zonnepanelen in Azië niet goed geregeld. Dampopen bouwen krijgt steeds meer belangstelling, mede omdat mensen denken dat dampopen bouwen altijd gezond is. Zowel organische als minerale bouwmaterialen kunnen dampopen zijn. Voorbeelden zijn houtvezel, cellulose en vlas. Zij kunnen worden gebruikt in combinatie met capillair actieve materialen, zoals leem en houtsnippers. Door de eigenschappen van deze materialen te gebruiken, kan men zorgen voor een continue natuurlijk damp-/vochttransport. Vocht en temperatuur uit de ruimte worden in de materialen opgeslagen en tijdverschoven weer afgegeven. In Duitsland en in Nederland worden voor de monitoring van dampopen bouwdelen verschillende meetmethoden gebruikt: In Duitsland is de dynamische hygroskopische toets gebruikelijk, die anders werkt dan de in Nederland vaak toegepaste Glaser-methode. De Glaser-methode was oorspronkelijk niet voor deze materialen bedoeld en meet alleen de effecten op jaarbasis. Op het gebied van dampopen materialen zijn inmiddels al verschillende innovaties beschikbaar. Voorbeelden zijn: Toevoeging van phase changing materials (pcm), waardoor de massa vergroot wordt. PCM is parafine dat bijvoorbeeld in leembouwplaten gemengd wordt. Door de grotere massa neemt de opslagcapaciteit toe: een 8mm dunnen leemlaag met pcm heeft dezelfde opslagcapaciteit als 8cm beton. In de zomer is door de toevoeging van pcm minder koeling nodig. Ook Lithotherm (lavaplaten) zorgt voor extra warmteopslag. Neputherm zijn zeegrasballen die op het strand aan de Middelandse Zee worden aangespoeld. Zij worden op het strand ingezameld en verwijderd om de toeristen een schone strand te bieden. Het is dus een afvalproduct. De zeegrasballen zijn schimmelresistent en onbrandbaar zijn. Zowel Lithotherm als
Neputherm zijn droge bouwsystemen en kunnen dus reversibel worden toegepast. In de praktijk komen mensen vaak met hoge ambities en weinig kennis naar EcoScala. Ze hebben iets gehoord, maar hebben niet de middelen om al hun ambities uit te voeren. Aan het begin van het traject moet dus in beeld worden gebracht wat het beschikbare budget is. Daarna kan worden besloten of alle wensen in een keer realiseerbaar zijn of dat men voor een gefaseerde aanpak kiest. In de meeste gevallen resulteert dit in een gefaseerde aanpak. Een groot deel van de kosten moet worden besteed aan het verwijderen van ‘oude rotzooi’, waaronder asbest. Voor eigenaren met een historische woning zou het wenselijk zijn dat een rapport van de Monumentenwacht beschikbaar is. EPA-adviezen zijn voor deze woningen te gestandaardiseerd. Vragen/discussie: Volgens Henk Schellen (TU Eindhoven) zit er iets gevaarlijks aan de grootschalige renovatie van woningen met natuurlijke en dampopen materialen. Hij noemde een voorbeeld van een woningbouwproject in Vught, waarbij de spouw geïsoleerd werd met cellulose. Na 7 jaar was de cellulose uitgezakt in de spouw. Beate geeft aan dat zij geen fan is van spouwmuurisolatie en dat cellulose in de spouw inderdaad uitzakt. Zij adviseert daarom om cellulose niet in de spouw toe te passen, eerder bij dakisolatie. Volgens Henk blijft er ook dan het risico van inwendige condensatie. Jeanine Katsman zei dat zij in principe open staat voor dampopen bouwen, maar zich ook zorgen maakt over inwendige condensatie en vroeg waar meer informatie te vinden is. Beate verwees naar de site van EcoScala. Ernst van der Grijp (Monumentenwacht Gelderland) was blij met de vermelding van de Monumentenwachtrapporten. De inventarisaties van de Monumentenwacht worden door eigenaren en professionals gewaardeerd, er komt de laatste tijd ook steeds meer advisering bij. Tenslotte vroeg een van de deelnemers naar de ervaringen van Beate in haar eigen woning. Zij vertelde dat zij in een villa uit de jaren ’20 woont, waar zij en haar man veel duurzame oplossingen hebben toegepast, maar niet alles wat er mogelijk was. Zo hebben zij bijvoorbeeld niet gekozen voor driedubbel glas maar voor gewoon dubbel glas. Deel 5 - Presentatie Jo Schiprowski, Heating Solutions: Infrarood vloerverwarming Jo Schiprowski begon zijn presentatie met een filmpje over de Sint Servatiuskerk in Oijen, waar de oude gasketels zijn vervangen door infrarood vloerverwarming http://www.allesoverwonen.tv/video_lists/item/seizoen-2aflevering-4/ Bij de kerk is gekozen voor een all-electric concept met als streven ‘Nul-op-de meter’. Het voordeel van infrarood verwarming is dat er lokale verwarming plaats vindt, op de plekken waar de warmte gewenst is. In de kerk is een infraroodlint geplaats in de vloer onder de kerkbank. Er is een verdeling gemaakt in 8 zones die apart te regelen zijn. Het oppervlak van de metalen lint is te klein om warmte op te nemen, daarom begint te warmteafgifte direct. De opwarmtijd is dus heel kort, voor de Servatiuskerk betekent dit dat de kerk binnen 30 minuten op temperatuur is. De warmteafgifte vindt bij infraroodverwarming plaats via stralingswarmte in plaats van convectie. Ten opzichte van conventionele verwarmingsystemen wordt een 2 graden lagere temperatuur al als comfortabel ervaren. In principe is infraroodverwarming geschikt als hoofdverwarming, maar de mogelijkheden hiervoor zijn natuurlijk mede afhankelijk van het volume van de betreffende ruimte. Vanwege de lokale verwarming is het systeem goed geschikt voor hoge ruimten en voor gebouwen met een onregelmatig gebruik (bijvoorbeeld kerken, maar ook tentoonstellingsruimten en ruimten voor evenementen). Voor een goede warmteafgifte is het wel belangrijk dat er een vloer gekozen wordt met een lage isolatiewaarde, zoals plavuizen, gietvloeren of laminaat. Vragen/discussie: Han van der Zanden (gemeente Amsterdam) vroeg of het systeem niet heel slecht is voor orgels, omdat deze juist heel gevoelig zijn voor snelle temperatuurwisselingen. Jo bevestigde dit, en vertelde dat in de Sint Servatiuskerk daarom rondom het orgel een aparte oplossing is gerealiseerd. Er werd vanuit het publiek gevraagd naar de kosten van het systeem: Doordat de temperatuur 2 graden lager kan worden ingesteld dan gebruikelijk, wordt bij de Sint Servatiuskerk een energiebesparing van 35% bereikt. Het resterende elektriciteitsverbruik wordt opgewekt door zonnepanelen op het dak van de kerk. Omdat er zo een all-electric systeem is gerealiseerd, zijn er geen kosten voor onderhoud van de installatie. Vervolgens werd gevraagd of het systeem ook in andere landen wordt toegepast. Jo vertelde dat infraroodverwarming veel wordt gebruikt in zuidelijke landen, met name in Spanje en Portugaal. In Duitsland wordt het systeem minder toegepast, maar volgens Jo heeft dat onder meer te maken met de
marketingstrategie van Heating Solutions. Henk Schellen (TU Eindhoven) vroeg naar de aansluitwaarde, vooral omdat kerken een groot verliesoppervlak hebben. Volgens Jo bedraagt deze in de Sint Servatiuskerk 3x 25 Ampère. Beate Bouwman vroeg of het een optie is om de opgewekte warmte op te slaan, bijvoorbeeld in een laag lithotherm onder de infraroodlinten, waardoor het systeem eerder kan worden uitgezet. Jo vertelde dat er op dit moment een proef wordt gerealiseerd met een laag schelpen om dit effect uit te testen. Het publiek vroeg zich wel af of het slim is om de (dure) elektrisch opgewekte warmte in de vloer op te slaan en in plaats van snel afgeven en dus direct te gebruiken. Het voordeel van infraroodverwarming is juist de snelle opwarming. Als langdurige warmte gewenst wordt, kiest men waarschijnlijk een ander concept. De laatste vraag vanuit het publiek was gericht op het effect van vloerverwarming op kleine kinderen. Doordat de kinderen veel over de vloer kruipen, komen zij continue in aanraking met de warmte. Dit is mogelijk slecht voor de gewrichten, blijkt uit studies in kinderopvangcentra. Jo vertelde dat infraroodvloerverwarming een ander soort warmte is, dan de warmte die door waterleidingen in de vloer wordt afgegeven. Bij een woning waar infraroodvloerverwarming is toegepast, hadden de bewoners rheuma en bleek dit type verwarming juist de klachten te verminderen. Moderator Joost Willems vatte de presentaties kort samen. Hij concludeerde dat er veel de revue is gepasseerd, variërend van een ventilatieysteem ‘dat we niet helemaal begrijpen, maar dat blijkbaar werkt’, via warmtepompen en warmtekoude opslag, we hebben rondgekeken in de Gruyterfabriek, hebben iets geleerd over natuurlijke materialen en dampopen bouwen en hebben kennis gemaakt met infraroodvloerverwarming. Al met al weer een heel informatieve bijeenkomst met veel belangstelling vanuit het publiek. Ter afronding vertelde Birgit Dulski (Nyenrode Business Universiteit / NIBE) over de actualiteiten op het gebied van duurzame monumentenzorg. Aan bod kwam het programma ‘Duurzaam Erfgoed’ van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, waarin onder meer drie brochures voor verschillende doelgroepen zijn gepubliceerd over de mogelijkheden voor zonnepanelen op historische gebouwen en waarin eind november een ‘Socratisch Dialoog’ plaats vond over de kansen en risico’s van Energielabels voor monumenten. Ook het ministerie OCW houdt zich bezig met het thema Energielabels en laat door DWA en IVAM een onderzoek uitvoeren naar de verhouding tussen Energielabels en het werkelijke energieverbruik in monumentale woningen. In dit onderzoek wordt ook het bewonersgedrag onderzocht, bijvoorbeeld door aan de bewoners te vragen of zij alle ruimten op dezelfde temperatuur verwarmen, of zij deuren sluiten tussen verschillende ruimten enz. Tenslotte gaf Birgit nog twee boekentips, beide boeken zijn gratis te downloaden via onderstaande links: ‘Durable Past – Sustainable Future’, TU Delft, faculteit Bouwkunde, auteurs: Rob Hees, Silvia Naldini en Job roos http://books.bk.tudelft.nl/index.php/press/catalog/book/420 ‘The past in the Present’, over de betrokkenheid van lokale gemeenschappen bij erfgoedbeheer, door de Griekse onderzoeker Ioannis Poulios http://www.ubiquitypress.com/site/books/detail/9/past-in-thepresent/?dm_t=0,0,0,0,0&dm_i=TG6,2RL1T,CDHYTR,A37OF,1 Jennemie Stoelhorst bedankte vervolgens de moderator, de sprekers en alle aanwezigen voor hun enthousiaste bijdragen en deelname. In 2015 vinden wederom bijeenkomsten plaats vanuit het thema DUMO. Mochten er onderwerpen of suggesties zijn, neemt u dan contact op met Jennemie via
[email protected]