Verslag GENERO Invitational Conference Onderwijs en opleiding voor professionals in de ouderenzorg
12 september 2011 Bilderberg Parkhotel, Rotterdam
In het kader van GENERO: Netwerk ouderenzorg voor Zuidwest-Nederland
Contact: Corine Penning | 06-41391806 | E
[email protected] Dini Smilde | T 06-18317510 | E
[email protected]
Inhoud 1
Inleiding
3
2
Verslag Invitational Conference Onderwijs en opleiding
4
2.1 Opening
4
2.2 Integraliteit: multidisciplinair werken, verder kijken dan een enkel gebrek
4
2.3 Zoeken naar evidentie, verbetering en vernieuwing
5
2.4 Samen werken: wat kunnen hoger en lager opgeleiden aan elkaar hebben?
6
Workshops
7
3.1 Workshops docenten en opleidingsmanagers (workshops 1 en 2)
7
3.2 Workshop professionals (workshop 3)
9
3
4
Conclusies
11
5
Deelnemers
13
BIJLAGE I Uitnodigingsbrief
14
BIJLAGE II Programma
15
GENERO Invitational Conference Onderwijs en opleiding in de ouderenzorg 12 september 2011
2
1 Inleiding Op 12 september 2011 vond een GENERO Invitational Conference plaats met als titel „Onderwijs en opleiding voor professionals in de ouderenzorg‟. Betrokkenen van onderwijs- en zorg/welzijnsorganisaties, kennisinstellingen, zorgverleners en ouderen/mantelzorgers gingen met elkaar in gesprek over de huidige en toekomstige samenhang tussen onderwijs en zorg en welzijn voor ouderen. Het programma van de bijeenkomst was als volgt:
Opening door Marleen Goumans, lector Samenhang in de ouderenzorg, Hogeschool Rotterdam (voorzitter)
Korte plenaire presentaties over aspecten van goede ouderenzorg gerelateerd aan onderwijs en opleiding: 1. Integraliteit: multidisciplinair werken, verder kijken dan een enkel gebrek. Niels de Bruin, specialist ouderengeneeskunde, Laurens, Rotterdam; 2. Zoeken naar evidentie, verbetering en vernieuwing. Marleen Bekker, programmamanager innovatie, Careyn Zuwe Aveant, Schiedam; 3. Samen werken: wat kunnen hoger en lager opgeleiden aan elkaar hebben? Anky Romeijnders, directeur zorgopleidingen, Albeda College, Rotterdam
Parallelle workshops: Docenten en opleidingsmanagers (workshops 1 en 2) 1 Connie Klingeman, projectleider Zorg voor Beter dementieonderwijs, Hogeschool Rotterdam; 2 Frederique Nieuwenhuizen, voorlichter opleiding Gezondheidszorg, Albeda College, Rotterdam Tijdens twee workshops werd over de volgende vragen gediscussieerd: Waaraan wordt volgens u in opleiding op het gebied van de ouderenzorg (nog) onvoldoende aandacht besteed? Hoe kunnen we collega‟s enthousiasmeren voor de ouderenzorg? Hoe kunnen we studenten enthousiasmeren om voor de ouderenzorg te kiezen? Zorgprofessionals (workshop 3) Leona Ouwehand, manager acquisitie en marketing, Laurens. Tijdens deze workshop werd over de volgende vragen gediscussieerd: Wat zijn lacunes in de kennis op het gebied van de ouderenzorg? Op welke manier zou men nieuwe kennis aangeboden willen krijgen? Welke kennis ontbreekt er volgens u op het gebied van (na)scholing in de praktijk van de ouderenzorg? Wat zou een zorgorganisatie zelf moeten aanbieden aan nascholing?
Plenaire samenvatting van de workshops
In totaal waren er 43 deelnemers aanwezig. Voor deze bijeenkomst waren docenten en opleidingsmanagers van opleidingsinstellingen, lectoren, studenten, zorgprofessionals uit verschillende disciplines en opleiders van zorgorganisaties uitgenodigd. Ook leden van het ouderenen mantelzorgforum waren aanwezig.
GENERO Invitational Conference Onderwijs en opleiding in de ouderenzorg 12 september 2011
3
2 Verslag Invitational Conference Onderwijs en opleiding In de volgende paragrafen vindt u een kort verslag van de verschillende onderdelen van het programma van de GENERO Invitational Conference Onderwijs en opleiding voor professionals in de ouderenzorg te Rotterdam.
2.1 Opening Marleen Goumans, lector Samenhang in de ouderenzorg, Hogeschool Rotterdam Zorg voor ouderen vraagt om aandacht voor ouderen, variërend van aandacht voor de kleine alledaagse dingen die ouderen bezighouden tot brede en ingewikkelde diagnostiek om psychische of gezondheidsproblematiek op te sporen. Werken in de ouderenzorg vereist daardoor kennis op veel verschillende gebieden. Hogeschool Rotterdam biedt studenten de kans om zich extra te verdiepen in de ouderenzorg om deze kennis te vergaren. Voor studenten is werken in de ouderenzorg vaak niet de eerste keuze. De ouderenzorg lijdt aan een imagoprobleem: jongeren denken dat werken in de ouderenzorg zwaar is en werken met ouderen sluit voor hen gevoelsmatig niet aan bij de levensfase waarin zij zich bevinden. Het advies van Marleen Goumans is om de eerstejaars stagiairs goede ondersteuning te bieden als ze stage gaan lopen in de ouderenzorg. De stagiairs moeten zich welkom voelen in de praktijk van de ouderenzorg, zodat hun eerste echte kennismaking met de praktijk goed verloopt. Vaak blijkt dat de praktijkmedewerkers ook kunnen leren van de studenten en vindt er een interessante uitwisseling van kennis plaats. Binnen GENERO ontvangen twee onderwijsprojecten subsidie van ZonMw. Het project “Implementatie van actuele kennis over dementiezorg in onderwijs en bijscholing” en het project “Zorgregie en Seniorenkracht: Regie en betekenisvol leven met ZZP's”. Binnen deze projecten wordt bestaande kennis, afkomstig uit onderzoek, vertaald naar de praktijk, maar er wordt ook gekeken hoe de bruikbare kennis uit de praktijk in het lesprogramma van het reguliere onderwijs kan worden opgenomen. Het doel van de huidige bijeenkomst is met elkaar te discussiëren over de kennis die (jonge) zorgprofessionals missen bij het uitoefenen van hun vak en hoe onderwijsinstellingen en zorgorganisaties op dit gebrek aan kennis kunnen anticiperen.
2.2 Integraliteit: multidisciplinair werken, verder kijken dan een enkel gebrek Niels de Bruin, specialist ouderengeneeskunde, Laurens. Niels de Bruin vertelt in zijn presentatie over integraal en multidisciplinair werken in de ouderenzorg. Ouderenzorg is complex doordat er veel verschillende factoren zijn die van invloed zijn op de gezondheid en het welzijn van ouderen. Er kan sprake zijn van somatische, psychische en sociale problemen. Ouderen kunnen daarnaast ook nog een bijzondere levensgeschiedenis hebben, bijvoorbeeld een oorlog hebben meegemaakt. Een evenwichtige en goede gezondheid is multifactorieel, interactief en dynamisch. Bij ouderen is het evenwicht vaak kwetsbaarder. Door kleine ongelukjes kunnen bijvoorbeeld grote problemen ontstaan. Daarom is er in de ouderenzorg een brede aanpak nodig. Een kenmerk van multidisciplinaire ouderenzorg is dat het vaak om chronische en complexe zorg gaat. Bij goede ouderenzorg wordt er gedacht vanuit functionaliteit en niet vanuit de ziekte: wat kan de GENERO Invitational Conference Onderwijs en opleiding in de ouderenzorg 12 september 2011
4
oudere nog wel? De aanpak bestaat idealiter niet uit losse behandelingen, maar uit interventies waarbij meerdere specialisten streven naar hetzelfde doel. Er wordt gestreefd naar behoud van anatomie, habitat en welbevinden. Bij dit alles staat de hulpvraag, die vaak impliciet is, voorop en is de zorg vraaggestuurd. Ouderen moeten niet betutteld worden en er moet niet voor hen bepaald worden wat ze nodig hebben. In de piramide van Maslow staan de menselijke levensbehoeften hiërarchisch gerangschikt van fysieke behoeften tot zelfontplooiing. Bij ouderdom treden vooral op het fysieke niveau problemen op, maar bij kwetsbaarheid ontstaan deze ook op de andere niveaus van levensbehoeften, waardoor het evenwicht broos wordt. Kwetsbaarheid is een complex begrip dat door veel factoren wordt bepaald. In de ouderenzorg is het belangrijk dat zorgprofessionals begrijpen wat kwetsbaarheid betekent en dat zij kwetsbaarheid bij nieuwe patiënten herkennen. Goede zorg voor ouderen is multidisciplinair. Er zou een paar keer per jaar een multidisciplinair overleg moeten plaatsvinden, waarvoor familie, zorg, welzijn en andere betrokken disciplines worden uitgenodigd. Tijdens dit overleg moet er geëvalueerd worden of de huidige zorg voor de oudere nog steeds de optimale zorg is. Binnen de zorg zou er meer aandacht besteed moeten worden aan bekendheid met het begrip kwetsbaarheid en aan zingeving. Bij multidisciplinaire zorg is het belangrijk dat er duidelijkheid is over wie de zorg met elkaar verbindt en welke partijen er met elkaar samenwerken. Multidisciplinaire zorg hoort geen chaos te zijn, maar hoort synergie op te leveren.
2.3 Zoeken naar evidentie, verbetering en vernieuwing Marleen Bekker, programmamanager innovatie bij Careyn Zuwe Aveant, ging in op de attitude van professionals met betrekking tot verbetering en vernieuwing in de ouderenzorg. Velen zijn van mening dat de ouderenzorg verbeterd en vernieuwd moet worden. Maar wie bepaalt wat goede ouderenzorg inhoudt? Alhoewel veel zorginstellingen goede cijfers krijgen van hun klanten, zijn er toch nog veel aspecten in de ouderenzorg die verbeterd kunnen worden. De kwaliteit van de zorg wordt bepaald door de manier waarop met elkaar wordt omgegaan, de prikkels die vanuit een organisatie gegeven worden en door de vooropleiding die een zorgmedewerker gehad heeft. Verbetering op deze punten kan de kwaliteit van de ouderenzorg verbeteren. Werken in de zorg gaat gepaard met veel papierwerk en regelgevingen op allerlei gebieden. Dit zorgt ervoor dat er relatief weinig tijd overblijft voor een goede samenwerking en intercollegiale toetsing. Om de ouderenzorg te verbeteren moet er eerst een aantal standpunten helder worden. Gaan we in een vernieuwde ouderenzorg van organisatie en management terug naar de basis van klanten en zorgmedewerkers? Gaan we van al het papierwerk terug naar het oorspronkelijke doel, namelijk mensen helpen? Gaan we van losstaande projecten terug naar de operationele zorgprocessen? En gaan we van „samenwerking om de samenwerking‟ terug naar cliënt-gestuurde, integraal afgestemde, en tijdige zorg op maat? De cliënt en zorgverlener willen graag zorg op maat krijgen en geven. Dit kan alleen gerealiseerd worden als er gelegenheid is om met elkaar samen te kunnen werken. De medewerker en cliënt moeten zich beiden betrokken voelen bij het zorgproces en door de ander serieus genomen worden met hun twijfels, vragen en kritiek. Voor de cliënt is empowerment nodig, daarnaast moet de zorgmedewerker voldoende ruimte hebben om te kunnen afwijken van protocollen en richtlijnen. Ook intercollegiale reflectie is belangrijk voor zorgprofessionals. Dit bevordert de ervaren samenhang in het team, het onderlinge vertrouwen en de gezamenlijke oplossingscapaciteit voor praktische en complexe problemen. Ook bevordert het de conceptuele borging van de kernwaarden, zoals ervaren door cliënten en medewerkers, in het collectieve gedachtegoed. Zorgorganisaties zouden moeten investeren in het mogelijk maken van dit proces.
GENERO Invitational Conference Onderwijs en opleiding in de ouderenzorg 12 september 2011
5
De toekomstige ouderen, de huidige “babyboomers”, zullen andere eisen stellen aan de zorg dan de ouderen van nu. Het is belangrijk dat zorgorganisaties nu al beginnen met nadenken over de consequenties die dit zal hebben voor de zorg en dat zij hier tijdig op anticiperen. Ook is het belangrijk dat zorgorganisaties bekijken hoe zij de resultaten die voortkomen uit praktijkgericht onderzoek kunnen integreren in de zorg. Men kan leren van de evaluaties van de bevindingen van bijvoorbeeld de academische werkplaatsen publieke gezondheid. Daarbij moet men contact houden met de onderzoekers en de discussie met hen op gang houden. Als laatste punt noemde Marleen Bekker dat het een goed idee is om een ideeënbrievenbus op de werkplek te plaatsen. In deze brievenbus kunnen door zorgprofessionals van alle niveaus nieuwe oplossingen worden voorgedragen en voorstellen worden gedaan voor doelmatiger werkprocessen.
2.4 Samen werken: wat kunnen hoger en lager opgeleiden aan elkaar hebben? Samen werken: wat kunnen hoger en lager opgeleiden aan elkaar hebben? Anky Romeijnders, directeur zorgopleidingen, Albeda College De derde plenaire presentatie werd gegeven door Anky Romeijnders. Zij hield een pleidooi voor het verbeteren van de samenwerking tussen hoger en lager opgeleide professionals in de ouderenzorg. In de praktijk is er sprake van een duidelijke kloof tussen hoger en lager opgeleide professionals. Waardoor wordt deze kloof veroorzaakt en waarom hebben deze groepen moeite om samen te werken? Bij samenwerken speelt het beeld dat je van elkaar hebt een belangrijke rol: lager opgeleide professionals kijken bijvoorbeeld vaak op tegen hun hoger opgeleide collega‟s, ze voelen zich ondergeschikt en denken dat de andere partij een mening over hen heeft. Hierdoor kunnen zij zich geremd voelen in de communicatie met deze collega‟s, hetgeen de samenwerking niet bevordert. Deze beeldvorming lijkt al te ontstaan tijdens de opleiding. Het onderwijs kan echter zorgen voor een verbinding tussen de niveaus door de beeldvorming van hoger en lager opgeleiden te doorbreken en door empowerment van de leerlingen die de lagere niveaus volgen. Men moet zich ervan bewust zijn dat elke schakel in het zorgproces belangrijk is: alle medewerkers moeten uitgaan van hun eigen kracht. De attitude van de docent speelt hierbij ook een belangrijke rol. Toch is het moeilijk om vanuit de wij-zij situatie de kloof te overbruggen en de verbinding met elkaar te leggen. Echter, samen naar één doel toewerken bevordert het ontstaan van het wij-gevoel. Denk bijvoorbeeld aan wedstrijden van het Nederlands elftal: de meerderheid van de bevolking voelt zich dan met elkaar verbonden omdat iedereen hetzelfde doel heeft: Nederland kampioen! Ook binnen zorgorganisaties zou men zich steeds bewust moeten zijn van het gezamenlijke einddoel waarnaar gestreefd wordt, namelijk betere ouderenzorg. In de zorg zou het introduceren van een overlegstructuur waarbij alle partijen gelijkwaardig zijn en waarbij ieders inbreng gewaardeerd wordt, eveneens een stap in de goede richting zijn van het wij-gevoel. Er moet sprake zijn van respect en vertrouwen in elkaar, dit kan echter niet afgedwongen worden maar zal moeten groeien.
GENERO Invitational Conference Onderwijs en opleiding in de ouderenzorg 12 september 2011
6
3 Workshops 3.1 Workshops docenten en opleidingsmanagers (workshops 1 en 2) Omdat er veel aanmeldingen waren van docenten en opleidingsmanagers van zorgorganisaties, zijn twee afzonderlijke workshops gehouden voor deze doelgroep. De deelnemers aan beide workshops waren gemengd qua werkgebied: beide groepen bestonden uit medewerkers van opleidingsinstellingen en medewerkers van zorgorganisaties. Ook leden van het ouderenforum namen aan deze workshops deel. De uitkomsten van beide workshops zijn samengevoegd en worden hieronder beschreven. Workshopleiders waren Connie Klingeman (projectleider Zorg voor Beter dementieonderwijs, Hogeschool Rotterdam) en Frederique Nieuwenhuizen (voorlichter opleiding Gezondheidszorg, Albeda college, Rotterdam). Inleiding Onderwijsvormen veranderen. In het verleden lag de nadruk in het onderwijs vooral op kennis vergaren, terwijl tegenwoordig de nadruk ligt op het verwerven van competenties. Veel kennis wordt door de leerlingen via internet verworven. Vaak mogen leerlingen zelf kiezen over welke onderwerpen ze les willen krijgen en waarin ze zich meer willen verdiepen. In het verleden werd zoveel mogelijk lesstof behandeld, maar een deel daarvan was op dat moment vaak al verouderd. Tijdens stages is er ruimte voor verdieping en komen de leerlingen in aanraking met additionele aspecten van de ouderenzorg. Vaak moeten leerlingen nog leren omgaan met het centraal stellen van de zorgvrager. Ze moeten leren welke dingen de oudere zelf mag bepalen, en welke dingen bij goede zorg horen en waarvoor een verzorgende (of verplegende) verantwoordelijk is. In het begin kan dit leerproces tegenvallen voor leerlingen en moeten ze zoeken naar een goede balans. Het is belangrijk dat leerlingen enthousiast worden over werken in de ouderenzorg. Een mooi voorbeeld is een docent die aan de leerlingen vraagt of ze aan het einde van hun stage ouderen waaraan ze zorg hadden gegeven, wilden interview over die gegeven zorg. De gesprekken die ontstonden tussen leerlingen en ouderen werden intense vraaggesprekken waar leerlingen en ouderen plezier aan beleefden. Dit enthousiasme willen we graag meer zien. Als leerlingen enthousiast zijn, willen ze ook meer kennis vergaren en zich meer verdiepen. We moeten voorkómen dat leerlingen het beeld houden dat ouderenzorg zwaar is en niet interessant. Resultaten workshops In beide workshops werd aan de hand van vier vragen gediscussieerd over onderwijs en ouderenzorg. 1. Waaraan wordt volgens u in opleidingen op het gebied van de ouderenzorg (nog) onvoldoende aandacht besteed? In de ouderenzorg wordt vaak gekeken naar ziekte en niet naar gezondheid. Wellicht kan de negatieve kleuring van de ouderenzorg positiever gemaakt worden als je ook aandacht besteed aan preventie en functiebehoud. Vaak wordt er vanuit een probleem gedacht en niet vanuit een bredere context. Een bredere context richt zich ook op het gedrag rondom ziekte en gezondheid. Ouderen en leerlingen moeten in hun waarde worden gelaten. Er moet gekeken worden naar de verantwoordelijkheden die ouderen en leerlingen aankunnen. Leerlingen moeten leren onderhandelen met de oudere over de zorg die ze aan de oudere kunnen bieden.
GENERO Invitational Conference Onderwijs en opleiding in de ouderenzorg 12 september 2011
7
Hebben leerlingen wel genoeg kennis over de complexe ouderenzorg? Er lijkt soms belangrijke kennis te ontbreken op onder andere anatomisch en fysiologisch gebied. Bijvoorbeeld het verschil tussen delier en dementie is niet bij alle leerlingen duidelijk. Gedragsproblemen komen veel voor onder ouderen en dienen meer aandacht te krijgen tijdens de opleiding. Niet alleen lichamelijke problemen, maar ook hoe iemand zich voelt. Bij multidisciplinair overleg is het belangrijk dat iedereen dezelfde taal spreekt. Leerlingen zouden al tijdens hun opleiding in contact moeten komen met leerlingen van andere disciplines en andere niveaus. Een voorbeeld is het inrichten van een minor bij de hogeschool waarin verschillende onderwijsrichtingen samen les krijgen. Ook moet men al vroeg investeren in de contacten tussen leerlingen op HBO en op universitair niveau (artsen). In de regio Rotterdam wonen mensen met verschillende achtergronden. Het is goed als leerlingen leren daarmee om te gaan. Het begrijpen van normen en waarden van andere culturen zorgt voor minder onbegrip tussen leerlingen en ouderen van allochtone afkomst. Er is door de groepjes besproken of het inzetten van allochtone rolmodellen een positieve bijdrage zou kunnen leveren. Eén van de groepjes is echter bang dat het gebruik van deze rolmodellen een tegengesteld effect zal hebben, want veel allochtonen zien zichzelf niet als allochtoon, maar als Nederlander. Veel allochtonen met een voorbeeldfunctie beschouwen zichzelf niet als rolmodel. Het onderwijs zou meer vraaggestuurd moeten worden, waarbij de vragen geformuleerd worden in de zorginstellingen. Daarnaast moet er meer nadruk gelegd worden op het delen van kennis. Jongeren moeten voorzichtig in de zorg geïntroduceerd worden, omdat zij soms onbekend zijn met de werkelijke gang van zaken in een zorginstelling. Dit kan voorkómen dat zij gedesillusioneerd raken. Als zij tijdens deze eerste kennismaking goed worden begeleid en letterlijk kunnen meelopen met een ervaren zorgmedewerker, verhoogt dit de kans dat zij enthousiast worden van werken in de ouderenzorg. Een belangrijke reden om voor de zorg te kiezen, is dat de studenten contact met mensen belangrijk vinden. In de praktijk is er niet altijd ruimte voor echt contact met de ouderen. Het is echter opvallend dat als deze ruimte er wél is, de jongeren niet goed raad weten met de situatie. Het is mogelijk dat het onderwijs hen onvoldoende vaardigheden biedt om een gesprek te voeren met ouderen. Het gevolg kan zijn dat zij “geen tijd hebben” als argument gaan gebruiken om contactmomenten met zorgvragers te vermijden.
2. Aan welke kennis op het gebied van de ouderenzorg heeft u als docent behoefte? Om goed op te hoogte te blijven, zouden docenten ook tijdschriften voor verzorgenden (niveau 3) kunnen lezen, in plaats van alleen tijdschriften voor niveau 4 en 5. In het Tijdschrift voor Verzorgenden staat meer informatie over de ouderenzorg. Het is goed als docenten op de hoogte blijven van de ontwikkelingen op alle verschillende niveaus. 3. Hoe kunnen we collega’s enthousiasmeren voor de ouderenzorg? Het is belangrijk dat docenten goed op de hoogte blijven van de situatie in de praktijk, daarom zouden docenten zelf op stage kunnen gaan. De docenten worden daar vaak zelf ook enthousiast van. Andersom is het leuk om mensen uit de praktijk op school gastlessen te laten geven. Wellicht is het zelfs mogelijk om ouderen te laten spreken. Dit zou misschien een deel van het imagoprobleem kunnen oplossen. Tijdens de plenaire bespreking van de workshops wordt er gezegd dat docenten nog te weinig in het werkveld komen. Als reactie op deze opmerking nodigt Leona Ouwehand docenten uit om een keer bij Laurens te komen kijken. 4. Hoe kunnen we studenten enthousiasmeren om voor de ouderenzorg te kiezen? In de ouderenzorg lijkt te gelden „onbekend maakt onbemind‟. Leerlingen die terugkomen van een stage zijn vaak veel positiever over het werkveld dan ze voor hun stage waren. Er zijn ook leerlingen die dan nog steeds niet graag in de ouderenzorg willen werken, maar die kunnen hun mening dan goed onderbouwen en beter kiezen voor de richting die wel bij ze past. GENERO Invitational Conference Onderwijs en opleiding in de ouderenzorg 12 september 2011
8
De zogenaamde „leerafdelingen‟, klassen binnen een zorginstelling, werken erg enthousiasmerend omdat de jongeren als groep beginnen met werken in de zorg en ze voortdurend contact met elkaar en met docenten kunnen hebben. De leerafdelingen zorgen voor een geleidelijke en goed ondersteunde overgang van de schoolbanken naar de zorgsituatie. Sociale media worden nu nog weinig gebruikt door scholen en zorginstellingen, maar voor jongeren is het onderdeel van hun dagelijks leven. Er zou in de dagelijkse praktijk meer gebruik gemaakt kunnen worden van sociale media om met jongeren in contact te komen en te blijven. De term ouderenzorg heeft voor veel jongeren een negatieve klank. Dit wordt deels veroorzaakt door berichten in de media over misstanden in de zorg. We zouden kunnen zoeken naar positievere benamingen voor mensen die werken in de ouderenzorg, bijvoorbeeld „levenscoach‟. Dat spreekt jongeren misschien meer aan. Ook zou het een positieve invloed hebben als het imago van de ouderen zelf zou veranderen, want dat bepaalt mede de beeldvorming van de ouderenzorg. Een reclamespot voor de ouderenzorg, waarin de nadruk wordt gelegd op de complexiteit, kan jongeren nieuwsgierig maken omdat „je heel wat in je mars moet hebben als professional in de ouderenzorg‟.
5. Overige opmerkingen In de praktijk blijkt dat door de jaren heen veel taken zijn verschoven van hogere naar lagere niveaus. Werk dat eerst door zorgmedewerkers van niveau 4 of 5 werd gedaan, wordt nu vaak door niveau 3 gedaan. Echter, niet alle taken kunnen zomaar naar medewerkers van lagere niveaus worden doorgeschoven, sommige taken zijn daarvoor misschien te complex. Er moet beter opgelet worden dat werkzaamheden door de juiste mensen worden uitgevoerd.
3.2 Workshop professionals (workshop 3) Aan workshop 3 namen zorgprofessionals, managers / bestuurders en leden van het ouderenforum deel. De workshop werd geleid door Leona Ouwehand, manager acquisitie en marketing bij Laurens. Na een voorstelronde van alle workshopdeelnemers hield zij eerst een presentatie over de Rotterdamse Leerhuizen van Laurens. Inleiding Stichting Laurens is een grote Rotterdamse organisatie voor zorg en dienstverlening aan ouderen. Deze stichting is zowel intramuraal als extramuraal actief en is actief op het gebied van innovatie, onder andere door de ontwikkeling van zogenaamde leerhuizen. Het concept van een leerhuis is om vanuit een multidisciplinair perspectief kennis en innovatie te ontwikkelen op een specifiek terrein en deze kennis vervolgens aan te bieden aan de betrokken professionals. Stichting Laurens ontwikkelt deze leerhuizen op het gebied van de ouderenzorg. De leerhuizen hebben als doel om de kwaliteit van de ouderenzorg te verbeteren. Daarnaast verrichten de leerhuizen, in samenwerking met universiteiten en hogescholen, wetenschappelijke onderzoeken die helpen om de kwaliteit van de zorg in de praktijk van morgen te verbeteren, worden er trainingen, cursussen en lezingen gegeven en worden er nieuwe methodes ontwikkeld om de ouderenzorg te verbeteren. De zorg is momenteel sterk in beweging; er vindt bijvoorbeeld een verschuiving plaats van intra- naar extramurale zorg. Dit betekent dat er binnen de leerhuizen aandacht moet zijn voor zowel de huidige als de toekomstige praktijksituatie. Binnen de leerhuizen worden „good practices‟ onderzocht en verder doorontwikkeld. De leerhuizen zijn gericht op een specifiek onderdeel van de ouderenzorg en hebben als doel het uitdragen van kennis aan alle betrokken professionals binnen de zorg. Na deze introductie is er gediscussieerd over de workshopvragen. De uitkomsten worden per vraag weergegeven.
GENERO Invitational Conference Onderwijs en opleiding in de ouderenzorg 12 september 2011
9
1. Welke lacunes in kennis op het gebied van de ouderenzorg ervaart men tijdens de beroepsbeoefening? De deelnemers van de workshop vonden voornamelijk dat er meer intercollegiale reflectie mocht plaatsvinden op het werk. Dit zou door tijdsdruk vaak niet mogelijk zijn, terwijl reflectie belangrijk is om de kwaliteit van de ouderenzorg te verhogen. Daarnaast vond men ook dat er veel jonge mensen in de zorg werken die bij de start van hun werk er nog niet helemaal klaar voor waren om de verantwoordelijkheid van de zorg op zich te nemen. Deze jonge werknemers moeten na hun studie iemand aangewezen krijgen die als rolmodel fungeert. Op deze manier kunnen ze groeien in hun psychosociale vaardigheden en blijven ze leren na hun studie. Daarnaast vinden de deelnemers het belangrijk dat de sfeer op het werk positief blijft. Wanneer de sfeer op het werk negatief wordt, komt dit niet ten goede aan de kwaliteit van de zorg. Ook de ervaren werkdruk speelt hierbij een rol. Zorgverleners moeten goed kunnen omgaan met groepsdynamiek en belevingsdruk. Door de bezuinigingen en het inkrimpen van budgetten worden functies wegbezuinigd en neemt de groepsdruk nog meer toe. Hier moeten werknemers mee kunnen omgaan. Een andere lacune is dat er vaak specifieke kennis over de geriatrie ontbreekt. Ook kennen de meeste zorgverleners kennis uit nieuwe onderzoeken niet en kunnen ze deze dus niet toepassen. Een laatste lacune is dat er meer samengewerkt moet worden met elkaar. Organisaties en zorgprofessionals moeten een gezamenlijke visie en doel hebben om tot betere ouderenzorg te komen. Daarnaast moet ervaring en kennis binnen en buiten de organisatie gedeeld worden. 2. Op welke manier zou men nieuwe kennis aangeboden willen krijgen? Men was het erover eens dat er meer intervisie moet zijn met het team en met andere disciplines. Dit is ook een aantal keer genoemd bij vraag 1. Daarnaast vonden de workshopdeelnemers dat er kennis op basis van ervaring gegenereerd en gedeeld moet worden. Een opmerking van een studente was dat er in de verpleegkunde-opleiding momenteel alleen in het eerste studiejaar aandacht besteed wordt aan de ouderenzorg. Wanneer hieraan ook in het laatste studiejaar aandacht wordt besteed, zullen studenten veel enthousiaster zijn (ze mogen tenslotte in het laatste jaar meer handelingen verrichten), en zullen ze ook meer van de ouderenzorg leren en er misschien eerder voor kiezen om in de ouderenzorg te gaan werken? Tot slot gaf een deelnemer aan dat het een goed idee was om een „serious game‟ te ontwikkelen. Deze digitale methode kan op een groot aantal manieren worden ingezet: van het verbeteren van het welzijn van de ouderen tot efficiënter werken en beter samenwerken. Serious gaming gericht op verzorgenden en verplegenden kan ingezet worden voor bijscholing op het gebied van zorgverlening en het leren omgaan met specifieke situaties: men leert bijvoorbeeld hoe dementie herkend kan worden. Ook is het mogelijk om te ervaren hoe het is om verschillende rollen in de zorg te spelen: in de game kan men een andere functie aannemen, waardoor men collega‟s beter leert begrijpen en de samenwerking beter wordt. 3. Wat zou een zorgorganisatie zelf moeten aanbieden aan nascholing? De deelnemers willen graag dat er aangestuurd wordt op meer intervisie binnen de zorgorganisatie. Ook zou het goed zijn om meer nascholing op maat te bieden, wellicht samen met opleidingsinstellingen. Ook coaching en klinische lessen kunnen bijdragen aan het vergroten van de kennis van zorgmedewerkers.
GENERO Invitational Conference Onderwijs en opleiding in de ouderenzorg 12 september 2011 10
4 Conclusies Tijdens deze eerste GENERO Invitational Conference rond onderwijs en zorg werden er geanimeerde discussies gevoerd tussen medewerkers van opleidingsinstituten en zorgorganisaties over mogelijkheden om opleiding en praktijk beter op elkaar af te stemmen. De bijeenkomst is goed bezocht vanuit opleidingsinstellingen en zorgorganisaties, wat aangeeft dat er vanuit verschillende perspectieven veel belangstelling bestaat voor de samenwerking tussen onderwijs en de praktijk van de zorg. Docenten en coördinatoren van hogescholen en ROC‟s waren in gelijke mate vertegenwoordigd, er waren echter geen afgevaardigden van de universitaire opleidingen aanwezig. Uit de verschillende workshops bleek duidelijk dat er op veel punten nog verbetering mogelijk is: Negatief imago ouderenzorg is hindernis voor het enthousiasmeren van studenten Uit de discussies bleek dat het negatieve imago dat ouderen en de ouderenzorg in onze samenleving lijken te hebben, de keuze om in de zorg te gaan werken negatief beïnvloedt. Er is een aantal nuttige suggesties gedaan om dit imago te verbeteren en daardoor de instroom van nieuwe studenten te verhogen, namelijk het maken van een reclamespot waarbij de nadruk wordt gelegd op de uitdaging die werken in de ouderenzorg biedt vanwege de gevarieerde en complexe zorgvragen en het gebruik van aansprekende rolmodellen om verschillende groepen studenten te motiveren. Kennis en vaardigheden Wanneer studenten vervolgens kiezen voor opleidingen gericht op de ouderenzorg, is het belangrijk om te zorgen dat zij voldoende kennis verwerven over alle aspecten die met de ouderenzorg samenhangen. Studenten moeten zich bewust zijn dat de zorg vraaggestuurd moet zijn: de wensen van de ouderen staan voorop en betutteling is niet wenselijk. Minstens zo belangrijk is het aanleren van vaardigheden om goed te kunnen communiceren: niet alleen met de ouderen, maar ook met collega‟s van verschillende niveaus. Enthousiasme behouden door goede ondersteuning en uitwisseling ervaringen en kennis De introductie in de praktijk tijdens stages dient heel zorgvuldig te verlopen met adequate begeleiding door professionals met ervaring en gelegenheid, om de studenten definitief te enthousiasmeren voor de ouderenzorg. Ook werkt het stimulerend als de studenten tijdens deze stages hun ervaringen onderling kunnen uitwisselen via de genoemde leerafdelingen. Voor de zorgprofessionals die al in de praktijk werkzaam zijn is het belangrijk om voldoende ruimte te krijgen voor intervisie en reflectie op het werk, zodat men meer voldoening uit het werk haalt waardoor het initiële enthousiasme aanwezig blijft. Communicatie Een belangrijke conclusie is dat er meer aandacht besteed moet worden aan het verwerven van vaardigheden om goed met ouderen te kunnen communiceren, zodat de studenten later in de praktijk meer voldoening uit hun werk halen. Ook op het gebied van de communicatie met collega‟s is er verbetering mogelijk: studenten moeten in een vroeg stadium in gesprek gaan met studenten van alle andere niveaus in de vorm van een multidisciplinair overleg, waardoor negatieve beeldvorming wordt doorbroken. In het onderwijs moet tevens meer nadruk gelegd worden op het feit dat zorgmedewerkers van alle verschillende niveaus een gezamenlijk doel hebben (samen streven naar betere ouderenzorg) en dat alle schakels in de keten belangrijk zijn. Hierdoor zal de samenwerking in de praktijk beter verlopen waardoor men eerder de dialoog met elkaar zal aangaan en waardoor intercollegiale reflectie en overleg in de praktijk op meer gelijkwaardige basis kan plaatsvinden.
GENERO Invitational Conference Onderwijs en opleiding in de ouderenzorg 12 september 2011 11
Integratie van nieuwe kennis en anticipatie op de toekomst Nieuwe kennis afkomstig uit praktijkgericht onderzoek, GENERO experimenten en ontwikkeld door academische werkplaatsen moet geïntegreerd worden in het onderwijs aan studenten en in nascholingen aan zorgprofessionals. Het onderwijs moet hierbij anticiperen op de veranderende oudere: de ouderen van morgen zullen andere wensen hebben wat tot uiting komt in een verandering van de zorgvraag.
GENERO Invitational Conference Onderwijs en opleiding in de ouderenzorg 12 september 2011 12
5 Deelnemers Ronald Bal Annelies Bannink Marleen Bekker Nan Besseler Judith Bours Niels de Bruin Karin Buijs R. van Dams Geke Denissen Cees van Die Jennifer Eeuwijk Robbert Gobbens Marleen Goumans Willem van der Grinten Hanny Groenewoud Liesbeth Hagenaars Esther Harmsen Elina Hoogendoorn Connie Klingeman Suzanne Kok Kitty Koning Karin Kooijman Jacomine de Lange Inge Logghe Anja Machielse Ineke Meulenbeek Mathilde van Mil Frederique Nieuwenhuizen Leona Ouwehand Corine Penning Wilma Piek Christine Pijnappels Gemmie Reinen Liesbeth Ridder-Penning Anky Romeijnders M.E. Seijmonson-Hart Dini Smilde Heleen van Terheijden Rosemarie van Troost Joost Vaessens Mieke van der Ven-Heere Ada van de Weg Elja van der Wolf
Laurens Calibris Careyn Calibris Aafje Laurens Hogeschool Rotterdam Stichting Zorggroep Crabbehof GENERO Ouderenforumlid GENERO GENERO Hogeschool Rotterdam Hogeschool Rotterdam SVRZ Hogeschool Rotterdam, Kenniscentrum Zorginnovatie Vitalis college Zadkine Laurens Aesopus Hogeschool Rotterdam Hogeschool Rotterdam Laurens Albeda College Hogeschool Rotterdam Avans Hogeschool Universiteit Utrecht Argos Zorggroep Jungiaanse Praktijk Albeda College Laurens GENERO ROC West-Brabant Hogeschool Rotterdam Laurens Careyn, De Plantage Albeda College Ouderenforumlid GENERO GENERO Zorgorganisatie Het Spectrum Van Kleef Instituut Zorgcampus Ouderenforumlid GENERO Aafje Laurens
GENERO Invitational Conference Onderwijs en opleiding in de ouderenzorg 12 september 2011 13
BIJLAGE I
Uitnodigingsbrief
GENERO-Invitational Conference 12 september 2011
Onderwijs en opleiding voor professionals in de ouderenzorg Geachte genodigden, Op de komende GENERO-invitational conference op 12 september 2011 willen we graag met u, ouderen/mantelzorgers, betrokkenen bij onderwijs- en zorg/welzijnsorganisaties, kennisinstellingen, zorgverleners en studenten in gesprek over opleiding en onderwijs in de ouderenzorg. Achtergrond Het aantal zorgprofessionals op het gebied van de ouderenzorg neemt de komende jaren af op de arbeidsmarkt, terwijl het aantal senioren blijft toenemen, ook het aantal senioren met complexe problematiek. Om de huidige en toekomstige zorgprofessionals vanuit dat perspectief zo goed mogelijk te ondersteunen, is het van belang hen alle mogelijke kennis aan te bieden die nodig is om hun vak zo goed mogelijk uit te oefenen. Het waarborgen van een optimale samenwerking tussen zorgprofessionals op verschillende niveaus die betrokken zijn bij de zorg voor de oudere is daarbij minstens zo belangrijk. Ook zal er in de komende jaren nieuwe kennis beschikbaar komen uit de GENERO-experimenten, die opgenomen zou kunnen worden in het (na)scholingsaanbod. Vragen die tijdens de bijeenkomst aan de orde komen zijn onder andere: Welke lacunes in kennis ervaren zorgprofessionals bij de zorg voor ouderen, en studenten tijdens hun opleiding? Hoe kunnen we studenten enthousiasmeren om voor de ouderenzorg te kiezen? Op welke manier kan nieuwe kennis, die uit onder andere voortvloeit uit GENERO-projecten, verankerd worden in het huidige onderwijsaanbod en in nascholingen? Op welke manier zou nieuwe kennis het beste aangeboden kunnen worden voor de professionals uit de verschillende disciplines? Genodigden Voor de invitational conference worden docenten en opleidingsmanagers van opleidingsinstellingen, lectoren, studenten, zorgprofessionals uit verschillende disciplines en opleiders van zorgorganisaties uitgenodigd. Samen met de aanwezige ouderen en mantelzorgers willen we tijdens twee workshops op de verschillende vragen een antwoord formuleren. Product Alle suggesties uit de workshops zullen gebundeld worden tot een verslag dat aangeboden zal worden aan de deelnemers en aan alle opleidingsinstellingen betrokken bij de ouderenzorg in de regio Zuidwest-Nederland (en andere partijen die volgens u dit verslag zouden kunnen ontvangen). We nodigen u van harte uit aanwezig te zijn. Bijgevoegd vindt u het programma en een GENERO Folder. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Corine Penning (
[email protected]). Aanmeldingen graag voor 7 september via
[email protected]. Met vriendelijke groet, namens het Erasmus MC/GENERO, Dini Smilde-van den Doel T 06-18317510 / 010-447 4449 E
[email protected] GENERO Invitational Conference Onderwijs en opleiding in de ouderenzorg 12 september 2011 14
BIJLAGE II Programma Programma Datum: Tijd: Locatie: Aanmelden:
12 september 2011 17:00-20:00 uur, ontvangst vanaf 16:30 uur Bilderberg Parkhotel Rotterdam, Westersingel 70, Rotterdam via
[email protected] (uiterlijk 7 september a.s.) o.v.v. naam, organisatie, functie en/of wijze waarop u bij opleiding/onderwijs in ouderenzorg betrokken bent.
17:00-17:15 Opening Inleiding, doel van de bijeenkomst, onderwijsprojecten en transitie-experimenten binnen GENERO Marleen Goumans, lector Samenhang in de ouderenzorg, Hogeschool Rotterdam (voorzitter) 17:15-18:15 Korte presentaties over belangrijke aspecten van goede ouderenzorg gerelateerd aan onderwijs en opleiding: Integraliteit: multidisciplinair werken, verder kijken dan een enkel gebrek Niels de Bruin, specialist ouderengeneeskunde, Laurens Zoeken naar evidentie, verbetering en vernieuwing Marleen Bekker, programmamanager innovatie, Careyn Zuwe Aveant Samen werken: wat kunnen hoger en lager opgeleiden aan elkaar hebben? Anky Romeijnders, directeur zorgopleidingen, Albeda College 18:15-18:30 Pauze 18:30-19:30 Twee parallelle workshops: 1. Docenten (niet alleen Hogeschool, ook opleiders huisartsen, specialisten ouderengeneeskunde, MBO-zorgpersoneel) en opleidingsmanagers: Connie Klingeman, projectleider Zorg voor Beter dementieonderwijs, Hogeschool Rotterdam Waaraan wordt volgens u in opleidingen op het gebied van de ouderenzorg (nog) onvoldoende aandacht besteed? Hoe kunnen we collega‟s enthousiasmeren voor de ouderenzorg? Hoe kunnen we studenten enthousiasmeren om voor de ouderenzorg te kiezen? 2. Professionals (verpleegkundigen, fysiotherapeuten, ergotherapeuten, artsen etc) en studenten: Leona Ouwehand, manager acquisitie en marketing, Laurens Wat zijn lacunes in de kennis op het gebied van de ouderenzorg? Op welke manier zou men nieuwe kennis aangeboden willen krijgen (voor de professionals)? Welke kennis ontbreekt er volgens u op het gebied van (na)scholing in de praktijk van de ouderenzorg? Wat zou een zorgorganisatie zelf moeten aanbieden aan nascholing? Afhankelijk van de opkomst zal er een derde workshop gehouden worden die gebaseerd zal zijn op bovengenoemde onderwerpen. 19:30-20:00 Samenvatting van de suggesties uit alle workshops en afsluiting
GENERO Invitational Conference Onderwijs en opleiding in de ouderenzorg 12 september 2011 15