12 september 2011 Geautoriseerde versie. OPVOEDADVIES VIA E-MAIL Rapportage enquête organisaties in Nederland drs. C. Nieuwboer Universiteit van Amsterdam / Fontys Hogeschool Pedagogiek
Inleiding Hulpverlening via e-mail wordt ook wel e-mailconsult of –consultatie genoemd. Cliënten kunnen digitaal een vraag sturen, die door een hulpverlener wordt beantwoord. Uit een overzicht van 75 wetenschappelijke studies naar digitale vormen van opvoedingsondersteuning (Nieuwboer, C.C., Fukkink, R.G. & Hermanns, J.M.A, The Internet as a Tool to Improve Parenting. A review of the literature. In press) is gebleken dat e-mailconsultatie binnen een derde van de onderzochte interventies tot het aanbod behoort. Een vluchtige zoekactie op internet en de groei van het aantal digitale loketten voor opvoedvragen in Nederland laat zien dat ouders in Nederland gemakkelijk opvoedvragen kunnen stellen via internet en dat het aanbod van e-mailconsulten in Nederland groot is. Dit roept een aantal vragen op: hoe groot is het aanbod, hoe veel ouders worden bereikt? Hoe wordt de kwaliteit van het aanbod gezien en gewaarborgd? Methode Om zicht te krijgen op de situatie in Nederland is van februari tot mei 2011 een verzoek naar een selecte groep organisaties gestuurd om een online vragenlijst in te vullen. Voor dit onderzoek zijn organisaties geselecteerd, die op de peildatum 31 december 2010 (evt. naast andere digitale diensten) gratis e-mailconsulten aanboden aan ouders, met de bedoeling hen bij de opvoeding te ondersteunen. Op de website van de organisatie moest het aanbod van e-mailconsult aan ouders duidelijk zichtbaar zijn. Commerciële diensten, zoals klantensupport rond babyproducten of astrologisch opvoedadvies, zijn bewust buiten beschouwing gelaten1. We hebben de organisaties gezocht door middel van een zoekactie met Google2 aan de hand van een criteriumlijst (op verzoek beschikbaar). Daarnaast is een oproep voor deelname geplaatst op LinkedIn en Twitter3. Hieronder leest u meer over de respondenten. Met de vragenlijst beogen wij een beeld te krijgen van de status van het e-mailconsult in het kader van opvoedingsondersteuning in Nederland. Waaruit bestaat dit aanbod, hoe is het georganiseerd en vooral: hoe denken organisaties over de functie van het e-mailconsult en de professionele inzet die hiervoor nodig is? Wij hebben dan ook twee soorten vragen onderscheiden: vragen over de organisatie zelf en vragen over de visie van de organisatie. U vindt in deze rapportage alleen gegevens, die direct uit deze enquête zijn voortgekomen. Een theoretisch kader en de onderbouwing zullen volgen in een nader te publiceren engelstalig onderzoeksartikel. Respondenten 1
Hierdoor zijn ook enkele professionele adviesbureaus afgevallen, zoals Opvoedadvies.nl, aangezien zij een klein bedrag vragen om hun dienstverlening in stand te kunnen houden 2 http://www.google.nl/ 3 websites waardoor een netwerk bereikt kan worden: http://www.linkedin.com/ en http://twitter.com/ Opvoedadvies via e-mail, rapportage 2011
Pagina 1
De enquête is ingevuld door coördinatoren van zeventien organisaties, waarvan er 4 landelijk, 8 regionaal en 5 gemeentelijk werken. Dit vereist enige toelichting. Het spectrum van deze organisaties laat namelijk een grote diversiteit zien. Er zijn grofweg twee indelingen te maken: - beroepsdomeinen - structuur Opvoedingsondersteuning wordt vanuit meerdere domeinen aangeboden: organisaties voor maatschappelijk werk, geestelijke gezondheidsdiensten, particuliere adviesbureaus, centra voor jeugd en gezin (cjg). In deze cjg’s zijn vervolgens ook weer meerdere disciplines vertegenwoordigd, zoals pedagogen en sociaal verpleegkundigen. Dit komt overeen met het eerder genoemde overzicht van 75 wetenschappelijke studies, dat ook een rijk beeld laat zien van beroepskrachten die zich bezighouden met ondersteuning van ouders. Naast het feit dat organisaties een breder of smaller bereik hebben, zijn er drie organisaties die een opvallende structuur hebben. Als eerste noemen we Ouders Online4, een organisatie die reeds sinds 1996 op het internet actief is en wat betreft het e-mailconsult werkt met een groep van deskundigen, zoals een seksuoloog, een kinderpsychiater etc. De wet schrijft voor dat in 2011 iedere gemeente een centrum voor jeugd en gezin moet aanbieden5. Er zijn ruim 400 gemeenten in Nederland6. Veel cjg’s in Nederland bieden naast een fysiek kantoor ook een digitaal loket aan. Uit de enquête blijkt, dat cjg’s ervoor kunnen kiezen zich hierbij te laten ondersteunen door twee organisaties7, namelijk Hollandsch-Welvaren (met als ‘merknaam’ digitaal CJG of DCJG)8 of de Stichting vCJG (virtueel centrum voor jeugd en gezin)9. Bij de eerstgenoemde organisatie is ruim een kwart van de cjg’s aangesloten. Zij participeren in een netwerk van soortgelijke, centraal ontwikkelde en onderhouden websites. Als een ouder een vraag instuurt, wordt deze beantwoord door iemand uit een groep van externe deskundigen, die werken bij landelijke kennisinstituten zoals het Trimbos-instituut (verslaving etc.), het Voedingscentrum (voeding) of Stivoro (roken). Bij de stichting vCJG zijn eveneens ruim honderd cjg’s aangesloten. De stichting ondersteunt de cjg’s met het ontwikkelen en onderhouden van op maat gemaakte websites en het scholen van de werknemers. In dit geval krijgt de ouder antwoord van een werknemer van het cjg zelf. Echter, er bestaan ook onafhankelijke cjg’s, die zich niet bij deze stichtingen hebben aangesloten, een eigen website laten ontwikkelen en zelf de vragen behandelen. Sommige cjg’s werken regionaal (in deze enquête: 4) en bedienen dus, in ieder geval met hun digitale loket, meerdere gemeenten. Tenslotte zijn er ook nog cjg’s die voor het e-mailconsult meewerken aan een project zoals opvoedmix.nl, een website die o.a. e-mailconsulten aanbiedt aan MarokkaansNederlandse ouders. Wat opvalt is, dat met name de centra voor jeugd en gezin in deze enquête ondervertegenwoordigd lijken. De cjg’s kwamen nauwelijks voor in de resultaten van onze online zoekactie op 31 december 2010. We concluderen dat veel van deze centra nog te kort bestaan en/of in oprichting zijn. Ook de helft van de respondenten is pas gedurende het jaar 2010 gestart met deze vorm van opvoedingsondersteuning. De organisatie Hollandsch-Welvaren is verantwoordelijk voor de afhandeling van de vragen voor ongeveer een kwart van de cjg’s. Niet de aparte cjg’s zijn daarom benaderd voor deze enquête, maar alleen de overkoepelende organisatie. Verder hebben wij de
4
http://www.ouders.nl/ http://www.vng.nl/smartsite.dws?id=90105#Wetgeving 6 http://almanak.overheid.nl/categorie/2/Gemeenten_A-Z/ 7 Er is in Nederland nog een andere ondersteunende organisatie, t.w. BiblionetID. Deze heeft echter niet gereageerd op de enquête. 8 http://www.hollandsch-welvaren.nl/ 9 http://www.vcjg.nl/ 5
Opvoedadvies via e-mail, rapportage 2011
Pagina 2
Stichting vCJG verzocht de enquête door te geven aan haar aangesloten cjg’s. Dit heeft nog enkele respondenten opgeleverd. Er zijn in totaal 25 organisaties benaderd, die volgens onze zoekactie voldeden aan onze selectiecriteria. Twee organisaties bleken niet per mail bereikbaar te zijn. Twee organisaties bleken geen e-mailconsult (meer) aan te bieden. Uiteindelijk hebben 17 respondenten de enquête afgerond10. De bereidheid om mee te werken aan de enquête was dus erg groot. Resultaten In de resultaten ziet u achtereenvolgens een aantal elementen, die uit de vragenlijst naar voren komen. De organisatorische aspecten behelzen: Bereik Combinaties van het e-mailconsult met andere soorten hulp De organisaties in cijfers Veiligheid, vertrouwelijkheid en evaluatie De aspecten over de visie behelzen: Betrouwbaarheid van de informatie Soorten aangeboden steun Competenties van de hulpverlener De relatie tussen de ouder en de hulpverlener Tenslotte heeft een aantal van de organisaties van de gelegenheid gebruik gemaakt om specifieke aandachtspunten of kenmerken onder de aandacht te brengen. Organisatorische aspecten van Bereik Zoals eerder vermeld werken de zeventien organisaties landelijk (4), regionaal (8) en gemeentelijk (5). De organisaties laten een divers beeld zien als het gaat om (totale) online bezoekersaantallen – niet te verwarren met e-mailconsulten (zie Diagram 1).
10
De meeste vragen zijn door alle respondenten beantwoord
Opvoedadvies via e-mail, rapportage 2011
Pagina 3
Diagram 1 Combinaties van het e-mailconsult met andere soorten hulp Wij hebben de organisaties gevraagd, of het e-mailconsult onderdeel is van een breder pakket van dienstverlening aan ouders. Ook wilden we weten of het e-mailconsult gecombineerd wordt met andere vormen van digitale hulp (zie diagram 2). Het digitaal loket laat zich goed combineren met een fysiek loket. Een combinatie met face-toface hulpverlening komt veel voor (59%). Veel organisaties bieden ook nog hulpverlening via de telefoon aan (88%). Telefoon zou met de tegenwoordige technieken, net als chatten, opgevat kunnen worden als een digitale dienst. Twee organisaties werken uitsluitend via internet. De meeste organisaties bieden informatieve webpagina’s aan (82%). Uit het overzicht blijkt, dat online types van communicatie die meer gericht zijn op onderlinge hulp en uitwisseling (peer support) aanmerkelijk minder aangeboden worden dan hulp van deskundigen. Nieuwere digitale technieken, zoals games en webcamchat, zijn (nog?) niet zo in zwang. Reden zou kunnen zijn dat de ontwikkeling van deze technieken veel investeringen en/of nieuwe expertise vergt. Een uitzondering is Hollandsch-Welvaren, die i.s.m. de landelijke kennisinstituten een chatbot (voor jongeren) en video aanbiedt11 en daarmee het meest innovatief lijkt te zijn.
11
Zie als voorbeeld: http://www.chatmetbzz.nl/
Opvoedadvies via e-mail, rapportage 2011
Pagina 4
n=17 Diagram 2. De organisaties in cijfers12 Het aantal ontvangen aanvragen voor hulp via e-mail is erg divers. Ouders Online, jarenlang de enige aanbieder op dit gebied met een landelijk bereik, spant de kroon met 500 vragen per week. Echter, juist omdat er veel nieuwe aanbieders zijn, heeft deze organisatie ervoor gekozen om deze dienstverlening in 2011 te beëindigen. De vragen en antwoorden blijven beschikbaar via een online vraagbaak. De meeste organisaties beantwoorden 1-5 aanvragen per week. Uitzonderingen zijn de organisaties CJG Nijmegen (regionaal) en Kwadraad (landelijk) met 20-50 aanvragen per week. Eén organisatie (CJG Millingen aan de Rijn) vult in, dat er minder dan 1 aanvraag per week komt. In totaal rapporteren de organisaties een aantal vragen van 600-700 per week, waarvan een groot deel gesteld werd bij Ouders Online. Het beëindigen van het aanbod van e-mailconsulten aan ouders door Ouders Online zou kunnen leiden tot een toename van het aantal e-mailconsulten bij andere organisaties. Vanzelfsprekend wisselt ook de personele inzet om de vragen te beantwoorden, afhankelijk van het aantal aanvragen (zie diagram 3). Over het algemeen ontvangen ouders binnen 4 werkdagen een reactie op hun vraag, één organisatie slaagt er meestal in om vragen dezelfde werkdag nog te behandelen (Kwadraad). De meeste vragen worden in minder dan 30 minuten behandeld, maar 3060 minuten is zeker geen uitzondering (25%). De helft van de organisaties geeft aan, dat er wel eens meerdere e-mailuitwisselingen zijn met een ouder rond dezelfde hulpvraag. Dit kan relevant zijn, bijvoorbeeld om een vraag te verhelderen voordat er een advies wordt gegeven - of om later terug te 12
De zelfrapportage is over het algemeen gebaseerd op schattingen (71,4%). De rest heeft gegevens uit een jaarverslag gebruikt. Opvoedadvies via e-mail, rapportage 2011
Pagina 5
komen op het effect van een gegeven advies. Het is ook het snel-reagerende Kwadraad dat aangeeft, dat er vaak 3 of meer mails over dezelfde hulpvraag worden uitgewisseld.
Diagram 3. Bij het merendeel van de organisaties worden de vragen behandeld door eigen werknemers, soms in combinatie met externe betaalde deskundigen (80%). Enkele organisaties werken met vrijwilligers en/of stagiaires. In een enkel geval verzorgen deze ook wel eens e-mailconsulten. In een derde van de organisaties worden hulpvragen eerst gescreend om te bepalen welke deskundigheid nodig is om deze te beantwoorden. Een vraag over overgewicht gaat bijvoorbeeld naar een diëtiste; een vraag over verslaving naar een verpleegkundige. Bij de andere organisaties beantwoorden de werknemers alle vragen. Veel organisaties bieden, naast opvoedingsondersteuning, ook hulp aan kinderen en jongeren zelf (70%). Eén organisatie richt zich specifiek op Marokkaans-Nederlandse ouders (Opvoedmix). Zes organisaties werken vanuit de Triple-P methodiek13. Inhoudelijk zijn de hulpvragen van ouders tamelijk divers. Gevraagd naar een ‘top drie’ worden veel verschillende thema’s genoemd. Sommige respondenten geven aan dat zij deze vraag ‘uit de losse pols’ hebben ingevuld. Gecategoriseerd worden de volgende thema’s het meest genoemd: 1. moeilijk gedrag (ongehoorzaamheid, onzekerheid, opstandigheid, angsten); 2. slapen (vooral bij jonge kinderen); 3. opvoedvaardigheden (onzekerheid, regels, problemen, communicatie, ruzie). Vooral ouders van kinderen tot 12 jaar stellen vragen via dit medium. Vragen over kinderen in de puberteit worden veel minder vaak genoemd in de top 3. Veiligheid, vertrouwelijkheid en evaluatie Bij het e-mailconsult komen persoonlijke vragen aan de orde, die gevoelig kunnen liggen. Het is dan ook de verantwoordelijkheid van organisaties om goed na te denken over de herleidbaarheid van zulke vragen tot personen.
13
http://www.nji.nl/eCache/DEF/1/22/684.html
Opvoedadvies via e-mail, rapportage 2011
Pagina 6
Iets meer dan de helft van de respondenten besteedt het waarborgen van de veiligheid uit aan IT-professionals en een derde gebruikt een gangbaar anti-virusprogramma. Eén respondent (Ouders Online) wijst erop dat dit een kerntaak zou moeten zijn van een organisatie die dit soort hulp aanbiedt. De helft van de organisaties geeft aan, dat de vragen anoniem gesteld kunnen worden. Een derde van de organisaties vult in dat gebruik gemaakt wordt van een beveiligd registratiesysteem. Driekwart van de organisaties archiveert de hulpvragen en de adviezen, gekoppeld. Deze mailuitwisselingen worden bijvoorbeeld gebruikt voor intervisie-doeleinden. Visie op e-mailconsulten aan ouders in Nederland Eerder werd al genoemd, dat organisaties in Nederland verschillende procedures hebben om met een hulpvraag om te gaan. De ene organisatie heeft zelf breed georiënteerde hulpverleners in huis en handelt de vragen snel af; de andere organisatie screent een hulpvraag eerst en stuurt hem door naar een externe expert. De kwaliteit van het e-mailconsult wordt door meerdere factoren bepaald. In de vragenlijst hebben wij een aantal factoren terug laten komen: a. betrouwbaarheid van de informatie b. soorten aangeboden steun c. competenties van de hulpverlener d. de relatie tussen de ouder en de hulpverlener Hierbij moet opgemerkt worden, dat de vragenlijst niet is afgenomen bij individuele hulpverleners, maar bij coördinatoren van de hulpverlening. Nadrukkelijk is hen gevraagd naar de visie van de organisatie. In een latere fase van ons onderzoek zullen we ook individuele hulpverleners zelf vragen hoe zij deze relatie daadwerkelijk ervaren en vormgeven. Overigens verzorgde iets meer dan de helft van de coördinatoren ook zelf e-mailconsulten (53%). a. Betrouwbaarheid van de informatie Om de betrouwbaarheid van gegeven adviezen te waarborgen, hechten veel organisaties waarde aan het gebruik van gevalideerde informatie: informatie, waar deskundigen het over eens zijn. Denk aan adviezen over de slaaphouding bij baby’s of de leeftijd waarop kan worden begonnen met het aanbieden van vast voedsel. De wens achter het gebruik van gevalideerde informatie is bovendien, dat ouders bij soortgelijke vragen ook soortgelijke adviezen krijgen. In Nederland is de laatste jaren hard gewerkt aan het opbouwen van een database met dit soort informatie over opvoeden en opgroeien, die beschikbaar is via de Stichting Opvoeden. Bijna de helft van de organisaties maakt wel gebruik van een dergelijke databank, hoewel deze soms ook door de organisatie zelf is opgebouwd (en dus wellicht minder valide is). Uit onze vragenlijst blijkt echter, dat slechts 1 organisatie haar hulpverleners verplicht stelt om deze databank als enige bron van informatie te gebruiken (Gemeente Vianen). De andere organisaties vullen over het algemeen meerdere bronnen van informatie in, die door de hulpverlener ingezet kunnen worden bij het geven van een advies, waarbij meerdere keuzes mogelijk waren en het totale percentage dus hoger ligt dan honderd procent: de eigen beroepsopleiding (75%), openbare bronnen (50%), de eigen professionele mening/ervaring (69%). Klaarblijkelijk gaat het bij het verzorgen van een e-mailconsult om een combinatie van informatie-hulpbronnen. b. Soorten aangeboden steun Informatie is niet de enige soort ondersteuning die kan worden aangeboden aan ouders met een hulpvraag. Andere vormen van steun worden ook gezien als kenmerken van het e-mailconsult, waarbij doorverwijzen, het bieden van emotionele steun en het trainen van opvoedvaardigheden als belangrijkste kenmerken genoemd worden. Toegang bieden tot hulp in het eigen netwerk (bijvoorbeeld: samen met ouders zoeken naar familie en/of vrienden die verder kunnen helpen met het probleem) wordt minder vaak belangrijk gevonden (zie Diagram 4).
Opvoedadvies via e-mail, rapportage 2011
Pagina 7
Diagram 4. c. Competenties van de hulpverlener Ruim een derde van de organisaties geeft aan wel of misschien een training te willen krijgen rondom het e-mailconsult. De meeste hulpverleners ontvangen overigens al een in- of externe training voor het e-mailconsult (73%). Trainingen die met naam genoemd zijn, zijn: Online hulpverlenen via mail van de Stichting E-hulp14; Training Econsult van Spectrum Gelderland15 en de Training Online Opvoeding Ondersteunen, TRI-O van de Fontys Hogeschool Pedagogiek16. Verder worden het NIM Maatschappelijk werk en de Stichting vCJG als organisatoren van trainingen genoemd. Desgevraagd blijkt, dat ruim een kwart van de hulpverleners e-mailconsulten verzorgt vanuit de eigen competenties, zonder specifieke training. Een kenniskring, onder auspiciën van het Nederlands Jeugdinstituut, heeft in 2011 een document opgesteld over de specifieke beroepscompetenties rond online hulp.17 d. De relatie tussen de ouder en de hulpverlener Om vast te kunnen stellen of ouders en hulpverleners de ernst van hun situatie hetzelfde inschatten zullen specifieke e-mailconsulten geanalyseerd moeten worden. Daar zullen we later nader onderzoek naar doen. Uit de vragenlijst blijkt in ieder geval, dat de hulpverleners wat betreft het e-mailconsult allen zelf een inschatting maken. Zij gebruiken hiervoor geen instrument, zoals
14
http://www.e-hulp.nl/diensten.html http://www.spectrum-gelderland.nl/smartsite.dws?id=56581 16 http://www.fontys.nl/extens/cursusinfo.aspx?Cursuscode=5006ZD0034 17 http://www.nji.nl/eCache/DEF/1/12/476.html 15
Opvoedadvies via e-mail, rapportage 2011
Pagina 8
bijvoorbeeld het continuüm van Kousemaker18. De meeste respondenten zijn het er niet geheel mee eens dat e-mailconsulten alleen over eenvoudige opvoedvragen gaan. Meer dan de helft denkt, dat hiermee zwaardere problematiek voorkomen kan worden. In de wetenschappelijke literatuur zijn verschillende oriëntaties op het verlenen van hulp geformuleerd en is de effectiviteit van deze oriëntaties onderzocht1920. Veertien respondenten hebben hieruit het profiel gekozen dat de visie van de organisatie het dichtst benaderde. 1. Onze hulpverleners benadrukken dat het goed is dat de ouder professionele hulp zoekt; stellen de behoeften van de ouder vast; doen een voorstel voor aanpak; lossen het probleem voor de cliënt op. 2. Onze hulpverleners doen een concreet voorstel voor nieuw opvoedgedrag; benoemen dat de ouder tot verandering in staat is als hij de aanbevelingen goed uitvoert; geven een verwijzing naar professionele hulp. 3. Onze hulpverleners geven de ouder de keuze uit verschillende soorten professionele hulp; moedigen de ouder aan tot het maken van een keuze; bieden aan om de uitvoering van nieuw opvoedgedrag te begeleiden. 4. Onze hulpverleners bedanken de ouder voor het gebruik van de e-mailfunctie; benoemen bestaande vaardigheden van de ouder; geven complimenten dat de ouder iets nieuws wil leren; stellen zich dienstbaar op aan de ouder. 5. Onze hulpverleners betrekken familie of het netwerk van de ouder bij het zoeken naar oplossingen; verhelderen de behoeften van alle betrokkenen; benoemen de kansen in de (problematische) situatie; benoemen de eigen rol als begeleider van een proces naar meer grip op de situatie. Het vierde profiel werd het vaakst gekozen (43%). Het vijfde profiel het minst vaak (één keer). Het vierde profiel komt overeen met een family centered oriëntatie. Op een continuüm van expertgeoriënteerde hulpverlening ten opzichte van gezinsgerichte hulpverlening ziet de respons er als volgt uit (zie Diagram 5): Oplossingen van de expert ……………………………………….. Oplossingen van het Gezin
1: 14.3 %
2: 21.4%
3: 14.3%
4: 42.9%
5: 7.1%
Diagram 5. Ongeveer de helft van de organisaties richt zich op het versterken van oplossingen vanuit de innerlijke competenties van het gezin en het persoonlijke netwerk; de helft van de respondenten herkent zich in de rol van een wat meer aansturend advies, waarin het gaat om oplossingen vanuit de deskundige. Het is interessant om te zien, of deze visie van de coördinatoren ook terug te zien is in de concrete hulpverleningscontacten. Dit kan door een inhoudsanalyse vastgesteld worden. Inmiddels zijn alle deelnemende organisaties verzocht om hiertoe e-mailuitwisselingen aan te leveren. Later 18
http://www.nji.nl/eCache/DEF/26/575.html Dunst, C. J., K. Boyd, C. M. Trivette & D. W. Hamby (2002) Family-oriented program models and professional helpgiving practices. Family Relations, 51, 221-229. 19
20
Turnbull, A., Turnbull, R. , Erwin, E., Soodak, L., (2006), Families, Professionals and Exceptionality, Positive outcomes through partnerships and trust, Pearson Education Opvoedadvies via e-mail, rapportage 2011
Pagina 9
wordt in een experiment ook nog gekeken hoe de ouders op een bepaalde hulpverleningsstijl reageren. Veel hulpverleners zijn tijdens hun opleiding geschoold in gesprekstechnieken, maar niet in schriftelijke adviesvaardigheden. Wij wilden graag van de coördinatoren weten, of zij een verschil zien in de hulpverleningsmethodiek van face-to-face hulp in vergelijking met het e-mailconsult. Zijn de twee middelen gelijkwaardig, als het gaat om het opbouwen van een vertrouwensband, het ingaan op sterke en zwakke punten, het helpen keuzes te maken, nieuwe perspectieven te helpen zien, een veranderingsproces te begeleiden? Hieruit komen weinig verschillen naar voren. De coördinatoren denken dat de online hulp hetzelfde kan opbrengen als een gesprek. Alleen het helpen zien van nieuwe perspectieven wordt door sommige organisaties als meer problematisch gezien. De respondenten hebben allen veel vertrouwen in het succes van het e-mailconsult. Over het emailconsult zijn, volgens de coördinatoren, zowel ouders als opvoedingsondersteuners redelijk tevreden tot tevreden. De meeste organisaties willen dan ook niet op korte termijn iets veranderen (68.8%). Wie wel aan veranderingen denkt, noemt: werken volgens een gezamenlijke visie, werken met een protocol, betere marketing en het toevoegen van andere vormen van online hulp. Diversen Enkele organisaties hebben de open vragen benut om specifieke informatie over zichzelf te vermelden. Ouders Online (landelijk) geeft aan dat er eerder onderzoek is gedaan naar de effecten en tevredenheid over online opvoedingsadviezen21 en hecht veel waarde aan maatwerk en ondersteuning door mede-ouders (peer support). Loes (regionaal) benadrukt dat, door middel van de Triple P-methode, ook ‘moeilijk bereikbare doelgroepen’ bereikt worden. Het CJG ’s Hertogenbosch (plaatselijk, v/h de Opvoedwinkel) heeft concrete doelen geformuleerd , zoals een daling met 6 % van het aantal ouders dat de zorg over hun kinderen als zwaar ervaart (in 2005 was dat 21%). Ook Opvoedmix (landelijk) heeft concrete, meetbare doelen geformuleerd, o.a. om op termijn 2100 Marokkaans-Nederlandse ouders per maand te bereiken. De Stichting Korrelatie (landelijk) zet de opvoedvragen in een breder kader van psychosociale hulpverlening. GGD Hollands Midden (regionaal) legt de nadruk op ‘langer gezond leven in de regio’ en laat dit meten met diverse onderzoeken naar gezondheidsverwachting. SO&T (regionaal) streeft naar het verbeteren van de levenskwaliteit van kinderen en hun ouders om te voorkomen dat er risico’s ontstaan; zo kunnen jeugdigen en hun ouders participeren in de maatschappij. Voor Hollandsch-Welvaren is het vooral belangrijk om de druk op het opvoeden, die soms ontstaat door relatief eenvoudige vragen, te verminderen. Centrum Jeugd en Gezin Maasland geeft aan dat online hulp niet op zichzelf staat, maar ook zichtbaar gemaakt moet worden en is bijvoorbeeld veel aanwezig op scholen. Conclusies We wilden door middel van deze vragenlijst zicht krijgen op het aanbod van e-mailconsult voor ouders in Nederland. We kunnen vanuit deze enquête concluderen dat ouders een ruime keuze hebben in het stellen van opvoedvragen per e-mail. Zij kunnen bij landelijke, regionale en plaatselijke organisaties terecht. Soms zijn deze organisaties specifiek bedoeld voor ondersteuning bij het opvoeden, soms vanuit een ander domein georiënteerd. De meeste organisaties hebben naast de online hulp ook een fysiek loket. Gezien het aantal gestelde vragen per week is er een duidelijke behoefte van ouders aan het e-mailconsult. De inhoud van de vragen is divers, met een accent op de opvoeding van kinderen tot twaalf jaar. De opvoedingsondersteuners en hulpverleners gebruiken veelal meerdere kennisbronnen om de opvoedvragen te beantwoorden, maar regelmatig wordt ook gebruik gemaakt van gevalideerde informatie. De functie van het e-mailconsult doet volgens de respondenten niet onder voor het face-to-face adviesgesprek. Er zijn verschillende trainingen rond het e-mailconsult beschikbaar voor hulpverleners. De organisaties verschillen in hun oriëntatie op 21
Rie, A. de (2009) Vragen over antwoorden, Onderzoek naar de effecten van en tevredenheid over online, opvoedingsadviezen, InHolland Opvoedadvies via e-mail, rapportage 2011
Pagina 10
hulp verlenen. De expertrol wordt belangrijk gevonden, maar ook de rol van het netwerk van het gezin en de competenties die het gezin zelf heeft. Nader onderzoek zal uitwijzen of deze visie ook in de mailcontacten zichtbaar is.
Met dank aan de respondenten: Centrum Jeugd & Gezin 's-Hertogenbosch Centrum Jeugd en Gezin Gemeente Tilburg Centrum Jeugd en Gezin Maasland Centrum voor Jeugd en Gezin Leudal, Nederweert, Weert CJG Heuvelland CJG Millingen aan de Rijn CJG Nijmegen (regio) Gemeente Vianen GGD Hollands Midden Hollandsch-Welvaren Kwadraad Loes Info Centrum Jeugd en Gezin NIM Maatschappelijk Werk Opvoedmix.nl Ouders Online Stichting Korrelatie Stichting Opvoedingsondersteuning & Trainingen
Deze rapportage is een onderdeel van het promotie-onderzoek van Christa Nieuwboer naar digitale vormen van opvoedingsondersteuning en de effectiviteit van het e-mailconsult. Universiteit van Amsterdam / Fontys Hogeschool Pedagogiek. Contact: Christa Nieuwboer Fontys Hogeschool Pedagogiek Sittard Mgr. Claessenstraat 4 6131 AJ Sittard tel. 08850 77485
[email protected] www.onlineopvoedingondersteunen.nl http://twitter.com/parentinternet
Opvoedadvies via e-mail, rapportage 2011
Pagina 11
Opvoedadvies via e-mail, rapportage 2011
Pagina 12