Versie 3 december 2008
REGLEMENT
STICHTING UWV VRIJWILLIG VERVROEGDE UITTREDING
reglement, blz - 0 -
Versie 3 december 2008
ARTIKEL 1 Begripsbepalingen Werkgever
: het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen.
Werknemer
: 1. de werknemer die op 31 december 2000 in dienst was van Gak Nederland B.V. dan wel van de SFB Uitvoeringsinstelling Sociale Verzekeringen N.V. dan wel GUO Uitvoeringsinstelling B.V. dan wel Cadans Uitvoeringsinstelling B.V. dan wel de Stichting Landelijk Instituut Sociale Verzekeringen dan wel op 31 december 2001 in dienst was Cadans en waarop de pensioenregeling PGGM van toepassing was (ex-BVG) dan wel de Stichting Uitvoeringsinstelling Sociale Zekerheid voor Overheid en onderwijs, deelnemer is geweest in de oude tot en met 31 december 2000 geldende pensioenregeling, aansluitend met ingang van 1 januari 2002 in dienst treedt bij de werkgever en op wie de CAO UWV van toepassing is. 2. de leden van de Raad van Bestuur van de werkgever.
Stichting
:
Bestuur
: het bestuur van de Stichting.
Vut-regeling
: de regeling inzake vrijwillig vervroegde uittreding, ook wel aanvullende VUT-garantie genoemd, zoals die in de CAO in de artikelen 1 lid 3, 3 lid 2 (ex-USZO) en 5 lid 5. (ex-BVG) van Bijlage II is omschreven.
Deeltijd-vutregeling
: de regeling als bedoeld in artikel 4 van dit reglement
Deeltijd-vutter
: de werknemer die met de werkgever is overeengekomen deel te nemen in de deeltijd-vutregeling en die op grond van die regeling gedeeltelijk is uitgetreden.
Fictieve uittredingsdatum
: de eerste dag van de maand waarop de tweede helft van de deeltijd-vut-periode begint zoals die is overeengekomen tussen werkgever en werknemer.
CAO
: de Collectieve Arbeidsovereenkomst Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen zoals die geldt vanaf 1 januari 2006.
Administrateur
: de door het bestuur van de Stichting met de uitvoering van de Vut-regeling belaste instantie.
Gebruikelijke arbeidsduur
:
Stichting UWV Vrijwillig Vervroegde Uittreding
de in de CAO opgenomen normale arbeidsduur; indien tussen de deelnemer en de werkgever een daarvan afwijkende normale arbeidsduur is afgesproken, geldt dat aantal uren.
Financieringsovereenkomst : De overeenkomst gesloten tussen de Stichting en de werkgever, waarin de (bijdrage)betaling door de werkgever aan de Stichting is geregeld. reglement, blz - 1 -
Versie 3 december 2008
Depot
: het voor de werkgever bij de Stichting aangehouden depot, waarin de (bijdrage)betalingen door de werkgever worden gestort en waaruit ten behoeve van deelnemersex-werknemers van de werkgever de uitkeringen en andere financiële verplichtingen volgens dit reglement worden voldaan.
Pensioenfonds
: de Stichting Pensioenfonds UWV.
Prepensioendatum
: de eerste dag van de maand waarin de werknemer de 62jarige leeftijd bereikt.
reglement, blz - 2 -
Versie 3 december 2008
ARTIKEL 2 Deelnemer 1. Het doel van de Vut-regeling is om aan de werknemers, die aan de in dit reglement gestelde voorwaarden voldoen en in aanmerking komen voor prepensioen, een aanvullende uitkering te verstrekken. Er kan geen aanvulling worden verstrekt als niet tevens een prepensioen wordt genoten, tenzij hierna uitdrukkelijk anders is bepaald. 2. Deelnemer aan de vut-regeling is de werknemer van wie het verzoek om aan de vutregeling te mogen deelnemen op grond van de betreffende bepaling inzake vrijwillig vervroegde uittreding in de CAO door de Stichting is ingewilligd.
ARTIKEL 3 Voorwaarden voor deelneming 1.
Alvorens een werknemer aan de vut-regeling kan gaan deelnemen, moet: I. de betreffende werknemer: a. bij uittreding de leeftijd hebben bereikt als omschreven in bijlage II van de CAO,dan wel die leeftijd in de maand van uittreding gaan bereiken. b. ten genoegen van het bestuur aantonen gedurende de laatste tien jaren direct voorafgaande aan het moment van deelneming, onafgebroken als werknemer in dienst te zijn geweest bij de werkgever dan wel vóór 1 januari 2002 bij een van haar rechtsvoorgangers of/en voorkomen op de door het bestuur vastgestelde lijst van werkgevers, dan wel vóór 1 juli 1996 bij werkgevers die (verplicht) waren aangesloten bij de Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding Bedrijfstak Werknemersverzekeringen S.V. , behoudens: − een onderbreking wegens arbeidsongeschiktheid; − andere onderbreking van beperkte duur ter beoordeling van het bestuur van de Stichting;. c. niet in aanmerking komen voor een uitkering, hoe ook genaamd, die in verband met het verricht hebben van arbeid wordt verstrekt, of invaliditeitspensioen van het ABP of van de werkgever en/of niet in aanmerking komen voor loondoorbetaling tijdens ziekte als bedoeld in artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek, tenzij deze uitkering, dit pensioen en/of deze aanspraak op doorbetaling is ontstaan in de periode van deelneming in de deeltijd-vutregeling; d. niet in het genot zijn van een ouderdomspensioen op grond van een pensioenregeling welke de 60-jarige leeftijd als pensioengerechtigde leeftijd hanteert en welk pensioen bovendien voortvloeit uit het laatste dienstverband waarop ook het recht op uittreding volgens de Vut-regeling is gebaseerd; e. niet de status hebben van werknemer (ambtenaar) in de zin van de regelingen van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds; f. de arbeidsovereenkomst met de werkgever hebben beëindigd bij volledig uittreden dan wel omzetten naar een deeltijd-
reglement, blz - 3 -
Versie 3 december 2008
arbeidsovereenkomst bij deeltijd-uittreden; II. de werkgever op het moment dat de uitkering ingaat: a. geen achterstand hebben in zijn verplichting tot het betalen van de op grond van de CAO en de financieringsovereenkomst aan de Stichting verschuldigde (voorschot)bijdragen, een en ander naar het oordeel van de Stichting; b. ervoor zorgdragen dat het depot voldoende reserves bevat om daaruit de uitkeringen en andere financiële verplichtingen ten behoeve van de al uitgetreden werknemers van de werkgever en van de betreffende werknemer te kunnen betalen. Indien de werkgever aan bovengenoemde voorwaarden niet heeft voldaan, kan de betreffende werknemer tegenover de Stichting geen beroep doen op deelneming aan de vut-regeling. 2.
Ten minste 6 maanden voor de uittredingsdatum stuurt de administrateur een aanvraagformulier naar de werknemer. Het aanvraagformulier dient ten minste twee maanden voor de gevraagde uittredingsdatum door de administrateur te zijn ontvangen.
3.
De werknemer heeft het recht om uit te treden vóór het bereiken van de in bijlage II van de CAO genoemde uittredingsleeftijd, doch niet eerder dan de eerste dag van de maand waarin hij de 60-jarige leeftijd bereikt. Het bepaalde in artikel 6, lid 2, onderdeel b. is in dat geval van toepassing.
4.
De deelneming aan de vut-regeling kan slechts aanvangen tegelijk met de aanvang van het prepensioen. In afwijking van het in de vorige volzin bepaalde dient de werknemer, die wenst deel te nemen aan de deeltijd-vut-regeling, met het pensioenfonds overeen te komen dat de prepensioenuitkering ingaat op de fictieve uittredingsdatum.
reglement, blz - 4 -
Versie 3 december 2008
ARTIKEL 4 Deeltijd-vut en aansluitende deelneming aan de vut-regeling 1.
De werknemer kan vanaf de eerste dag van de maand waarin hij de 60-jarige leeftijd bereikt van de deeltijd-vutregeling gebruik maken, indien: a. de werkgever hiermee instemt; b. de werknemer bij het bereiken van de 60-jarige leeftijd voldoet aan de voorwaarden voor deelneming aan de vut-regeling als genoemd in artikel 3; c. de werkgever bij de aanvang van deeltijd-vutperiode heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 3, eerste lid, onder II, sub a en b, waarbij dan onder uitkeringen en financiële verplichtingen tevens worden verstaan de (toekomstige) uitkeringen en financiële verplichtingen ten behoeve van de in dit artikellid bedoelde werknemer/aspirant deeltijd-vutter; d. de werknemer verklaart na deelneming aan de deeltijd-vutregeling te zullen gaan deelnemen aan de vut-regeling. De deeltijd-vutperiode dient, in overleg met de werkgever, steeds vastgesteld te worden op een periode van een even aantal maanden. De deeltijd-vutperiode duurt maximaal 24 maanden en eindigt in ieder geval bij het bereiken van de prepensioendatum.
2.
Vanaf de uittredingsdatum betaalt de Stichting maandelijks aan de deelnemer een uitkering waarvan de hoogte wordt vastgesteld naar de mate dat van de vut-regeling gebruik wordt gemaakt.
3.
De deeltijd-vutter neemt na de periode van deelneming in de deeltijd-vutregeling, deel aan de vut-regeling indien de deeltijd-vutregeling niet voortduurt tot de prepensioendatum.
4.
De overige bepalingen van het reglement zijn, voor zover mogelijk, van overeenkomstige toepassing.
reglement, blz - 5 -
Versie 3 december 2008
ARTIKEL 5 Deelneming aan de vut-regeling na voorafgaande deelneming aan een non-activiteitsregeling 1.
In dit artikel wordt onder Non-activiteitsregeling verstaan een binnen de Bedrijfstak Sociale Zekerheid in het leven geroepen non-activiteitsregeling, welke voldoet aan door cao-partijen betrokken bij de CAO nader te stellen voorwaarden.
2.
Deelnemers aan een Non-activiteitsregeling kunnen deelnemen aan de vut-regeling onder de volgende voorwaarden: a. Er is voldaan aan de uittredingsvoorwaarden zoals opgenomen in artikel 3. Hierbij geldt dat de jaren gedurende welke gebruik is gemaakt van de Non-activiteitsregeling, worden beschouwd als dienstjaren als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder I b. b. Gedurende de periode dat gebruik gemaakt wordt van de Non-activiteitsregeling wordt voor degenen die van deze regeling gebruik maken door de werkgever de verschuldigde bijdrage betaald als waren zij nog normaal werkzaam. Heffingsgrondslag is in deze gevallen het Brutoloon Sociale Verzekeringen dat voor betrokkenen gold direct voorafgaande aan de non-activiteitsperiode. c. Degenen die van een Non-activiteitsregeling gebruik maken worden door de werkgever zo spoedig mogelijk bij de Stichting aangemeld. d. Op verzoek van de Stichting worden door de werkgever de gegevens verstrekt die de Stichting nodig acht in het kader van de uitvoering van het bepaalde in dit artikel.
3.
De vut-uitkering ingaand na de non-activiteitsperiode, wordt berekend op basis van de conform artikel 6 vastgestelde uitkeringsgrondslag. Daarbij wordt uitgegaan van het brutoloon in geld, inclusief vakantietoeslag, eindejaarsuitkering en andere onderdelen van het inkomen die als een vast loonbestanddeel moeten worden beschouwd, dat voor de betrokkene gold direct voorafgaand aan de non-activiteitsperiode.
4.
Het loon als bedoeld in het tweede lid onder b, en het derde lid, wordt aangepast overeenkomstig de algemene aanpassing van de salarissen inclusief vakantiegeld en eindejaarsuitkering zoals overeengekomen in de UWV CAO.
5.
Voor zover daar in dit artikel niet van wordt afgeweken, zijn de bepalingen van het vut-reglement van toepassing op de deelnemers aan de vut-regeling die eerder gebruik hebben gemaakt van een non-activiteitsregeling.
reglement, blz - 6 -
Versie 3 december 2008
ARTIKEL 6 Uitkeringsgrondslag; aanvullende vut-uitkering 1.
a. Als grondslag voor de uitkering geldt het laatstgeldende vaste brutoloon in geld behorend bij de gebruikelijke arbeidsduur op jaarbasis, inclusief vakantietoeslag en eindejaarsuitkering, alsmede die onderdelen van het inkomen die door het bestuur op een daartoe bestemde lijst zijn geplaatst.(Bijlage 1) b. Voor de deeltijd-vutter worden voor de onder a genoemde bestanddelen van de daar bedoelde grondslag de bedragen gehanteerd die onmiddellijk voor de uittredingsdatum gegolden zouden hebben als de werknemer niet van de deeltijdvutregeling gebruik zou hebben gemaakt. In die grondslag worden de algemene en de individuele salariswijzigingen tijdens de periode van deelneming aan de deeltijd-vutregeling doorberekend. c. Voor degenen die gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn en in aanmerking komen voor doorbetaling door de werkgever van minder dan 100% van het voor hen geldende brutoloon, wordt als grondslag voor de uitkering gehanteerd 100% van vorenbedoeld brutoloon.
2. a. Bij uittreding op de in bijlage II van de CAO genoemde uittredingsleeftijd,heeft de deelnemer recht op een uitkering die vermeerderd met het opgebouwde prepensioen 70% is van de uitkeringsgrondslag als bedoeld in het eerste lid, herleid tot een maandbedrag. In afwijking hiervan geldt voor de deelnemers als bedoeld in artikel 3, lid 2 (ex-USZO) dan wel artikel 5, lid 4 (exs-BVG) van bijlage II bij de CAO een uitkeringsniveau zoals voor die groepen deelnemer is vastgelegd in de FPU respectievelijk de OBU. b. Degene die deelnemer wil worden vóór het bereiken van de in bijlage II van de CAO genoemde uittredingsleeftijd (doch niet eerder dan op de eerste dag van de maand waarin de 60-jarige leeftijd wordt bereikt), heeft, rekening houdend met het in sub a hierboven gestelde, recht op een uitkering die als volgt wordt vastgesteld: - berekend wordt het totale recht, uitgedrukt in een percentage van de uitkeringsgrondslag, waarop betrokkene aanspraak zou kunnen maken wanneer hij op het moment van de gewenste uittreding, de voor hem geldende uittredingsleeftijd zou bereiken; - het aldus berekende totale recht wordt, in maanden nauwkeurig, op evenredige wijze verdeeld over de daadwerkelijke uittredingsperiode (de periode gelegen tussen de daadwerkelijke uittredingsdatum en de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt), uitgedrukt in een percentage van de uitkeringsgrondslag. Het vorenbedoelde percentage wordt afgerond op twee decimalen nauwkeurig. 3.
a. Indien de tussen de werknemer en werkgever overeengekomen arbeidsduur, gedurende enige periode in de vijf jaren voorafgaand aan het vervroegde uittreden, minder heeft bedragen dan de gebruikelijke arbeidsduur, dan wordt gehandeld met toepassing van de volgende leden van dit artikel. reglement, blz - 7 -
Versie 3 december 2008
b. In het geval het een deeltijd-vutter betreft wordt voor "voorafgaand aan het vervroegde uittreden" onder a gelezen: "voorafgaand aan de fictieve uittredingsdatum - waarbij de vermindering van de werktijd tijdens deelneming in de deeltijd-vutregeling buiten beschouwing blijft -". c. Voor de werknemers die op of na 1 januari 1988 gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn geworden en voor wie dit heeft geleid tot een aangepaste arbeidsovereenkomst met als gevolg dat gedurende enige periode direct voorafgaand aan het vervroegd uittreden de overeengekomen arbeidsduur minder bedraagt dan de gebruikelijke arbeidsduur, wordt de nieuw overeengekomen arbeidsduur geacht te hebben gegolden gedurende de volledige periode van vijf jaren voorafgaand aan het vervroegde uittreden. 4.
a. Bij toepasselijkheid van het bepaalde in het derde lid wordt voor de betrokken deelnemer uitgegaan van de parttimebreuk vastgesteld naar de datum vijf jaren voorafgaand aan de vervroegde uittreding. De teller van deze breuk is gelijk aan het op deze datum voor de deelnemer geldende aantal werkuren en de noemer het aantal werkuren, dat op die datum voor de deelnemer zou hebben gegolden, indien hij/zij wel gedurende de gebruikelijke arbeidsduur werkzaam zou zijn geweest.
5.
Voor de berekening van de hoogte van de uitkering van een deelnemer als bedoeld in lid 3 van dit artikel wordt voorgenoemde parttimebreuk vermenigvuldigd met het aantal maanden dat de deelnemer volgens deze parttimebreuk vervolgens heeft gewerkt. Bij enige hierna intredende wijziging van de parttimebreuk wordt deze, berekend naar de datum van de wijziging, vermenigvuldigd met het aantal maanden waarop volgens deze nieuwe parttimebreuk is gewerkt. Door de som van deze produkten te delen door het aantal maanden waarin de deelnemer in deze periode van vijf jaren in dienst is geweest ontstaat de gemiddelde parttimebreuk.
6.
a. Voor de berekening van de uitkering als bedoeld in lid 2 van dit artikel, voor een deelnemer als bedoeld in lid 3 van dit artikel wordt de gemiddelde parttimebreuk vermenigvuldigd met de uitkering welke op de datum van uittreding van de deelnemer gegolden zou hebben indien hij/zij wel gedurende de gebruikelijke arbeidsduur werkzaam zou zijn geweest. b. In afwijking van het bepaalde in de vorige volzin, wordt de gemiddelde parttimebreuk, in het geval het een deeltijd-vutter betreft, vermenigvuldigd met de uitkering welke volgt uit toepassing van het eerste lid, onderdeel b, met dien verstande dat daarbij wordt verondersteld dat de werknemer gedurende de gebruikelijke arbeidsduur werkzaam zou zijn geweest in de periode voorafgaand aan de aanvangsdatum van de deelneming in de deeltijd-vutregeling.
7
a. Indien de grondslag voor de uitkering hoger is dan het grensbedrag, dat resulteert uit de onder b bedoelde berekening geldt het volgende. De deelnemer dient ten genoegen van het bestuur aan te tonen dat hij gedurende de periode van 18 jaar onmiddellijk voorafgaande aan de datum van uittreden ononderbroken werkzaam is geweest op basis van een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek. In het geval het een deeltijd-vutter betreft wordt voor "datum van uittreden" in de tweede volzin gelezen:"fictieve uittredingsdatum".
reglement, blz - 8 -
Versie 3 december 2008
b. Het onder a bedoelde grensbedrag wordt als volgt berekend:12 x het maximum maandsalaris voor functiegroep 9 volgens de cao, inclusief vakantietoeslag en eindejaarsuitkering; c. Bij een of meer onderbrekingen wordt op de uitkering, vastgesteld volgens de voorafgaande leden, een korting toegepast die, behoudens het bepaalde in het achtste lid, gelijk is aan het aantal volle jaren van onderbreking vermenigvuldigd met 2%. Als onderbreking wordt mede beschouwd iedere periode waarin de op grond van een arbeidsovereenkomst verrichte arbeid niet de hoofdwerkzaamheid was van de werknemer. Niet als onderbreking wordt aangemerkt: - een onderbreking wegens arbeidsongeschiktheid; - een andere onderbreking van beperkte duur ter beoordeling van het bestuur. 8.
De uitkering die met toepassing van het bepaalde in het vorige lid is vastgesteld, is ten minste gelijk aan de uitkering die hoort bij de grondslag die is berekend volgens het zevende lid onder b.
9.
Het bedrag dat volgens het in het zevende en achtste lid bepaalde voor de daar vermelde periode geldt, wordt telkens als daartoe aanleiding bestaat bijgesteld overeenkomstig de algemene salarisaanpassing volgens de UWV CAO die betrekking heeft op diezelfde periode.
10. De minimumuitkering (inclusief een eventueel overgangsrecht op grond van artikel 20) bedraagt bij de aanvang van en gedurende de gehele looptijd van de deelneming ten minste het voor de deelnemer geldende nettobedrag van het wettelijk minimumloon van een werknemer inclusief vakantietoeslag en eindejaarsuitkering zoals deze zijn overeengekomen in de UWV CAO met inachtneming van overheidsmaatregelen. Indien minder is gewerkt dan de gebruikelijke arbeidsduur wordt de bruto minimum uitkering naar evenredigheid verlaagd; Bij uittreden op een tijdstip gelegen vóór het bereiken van de uittredingsleeftijd wordt het percentage vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 6, tweede lid, onder b. 11. De vut-uitkering wordt vastgesteld door op de volgens de voorgaande leden berekende vut-uitkering van de deelnemer de prepensioenuitkering van het fonds met inbegrip van de daarop door het fonds verleende verhogingen in mindering te brengen. In geval van deelneming aan de deeltijd-vutregeling wordt de prepensioenuitkering op de vut-uitkering in mindering gebracht vanaf de fictieve uittredingsdatum. 12. De werknemer/deelnemer is verplicht de Stichting omgaand op de hoogte te stellen van ingangsdatum en bedrag van het prepensioen (inclusief verhogingen) en van elke wijziging van de bedragen. De verhoogde bedragen worden vanaf de verhogingsdatum op de uitkering van de stichting in mindering gebracht. 13. Het totale bedrag aan prepensioen en vut-uitkering mag niet uitgaan boven het in artikel 38a van de Wet op de loonbelasting 1964 bedoelde maximum. Bij overschrijding wordt het meerdere op de aanvullende vut-uitkering in mindering gebracht. 14. a. Indien de uitkering, als bedoeld in voorgaande leden op verzoek van de werknemer vanwege verlenging van zijn dienstverband met de reglement, blz - 9 -
Versie 3 december 2008
werkgever niet ingaat, wordt die uitkering verhoogd, waarbij de verhoging 50% bedraagt van de verhoging van de uitkeringen bij een herrekening met inachtneming van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen. b. Indien de uitkering vóór het 65-ste jaar ingaat, geldt een maximum van 100% van het laatstverdiende loon, waarbij de resterende waarde van de uitkering met inachtneming van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen wordt aangewend voor verhoging van het ouderdomspensioen overeenkomstig het pensioenreglement, waarvoor eveneens een maximum van 100% geldt. c. Indien de uitkering niet voor het bereiken van de 65-jarige leeftijd is ingegaan, worden de aanspraken volgens algemeen aanvaarde actuariële grondslagen omgezet in aanspraken op ouderdomspensioen overeenkomstig het pensioenreglement, waarbij het ouderdomspensioen na de omzetting niet meer bedraagt dan 100% van het laatstverdiende loon.
reglement, blz - 10 -
Versie 3 december 2008
ARTIKEL 7 Rechten van een deelnemer 1.
2.
De Stichting willigt het verzoek tot deelneming in als naar het oordeel van de Stichting aan alle voorwaarden is voldaan. Voor zover de deelnemer tijdens de VUT-regeling niet in aanmerking komt voor de wettelijk verplichte bijdrage, ontvangt hij een brutovergoeding ter hoogte van 2,2% inkomensafhankelijke bijdrage als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, met uitzondering van de deelnemer die gebruik maakt van de OBU-regeling. De uitkering zal in maandelijkse termijnen worden betaald. De uitkering zal worden aangepast overeenkomstig de algemene aanpassing van de salarissen inclusief vakantiegeld en eindejaarsuitkering zoals overeengekomen in de UWV CAO. Eventuele overheidsmaatregelen zullen prevaleren in verband waarmee de uitkeringen dienovereenkomstig worden aangepast.
ARTIKEL 8 Inhoudingen Door de Stichting worden op de uitkeringen aan de deelnemers ingehouden: a. de verschuldigde loonheffing; b. de inkomensafhankelijke bijdrage die de deelnemer verschuldigd is ingevolge de Zorgverzekeringswet; c. het werknemersdeel van de pensioenpremie volgens de regeling van de pensioenvoorziening van de deelnemer. Het ingehouden werknemersdeel van de pensioenpremie wordt door de Stichting afgedragen aan het pensioenfonds. .
ARTIKEL 9 Financiële verplichtingen 1.
De Stichting neemt de inkomensafhankelijke bijdrage die de deelnemer ingevolge de Zorgverzekeringswet verschuldigd is voor haar rekening, voorzover dit voortvloeit uit de wet of uit hetgeen bij CAO is overeengekomen.
2. De Stichting neemt het werkgeversdeel van de pensioenpremie volgens de regeling van de pensioenvoorziening van de deelnemer voor haar rekening.
reglement, blz - 11 -
Versie 3 december 2008
ARTIKEL 10 Tijdstip uitkering De eerste uitkering aan de deelnemer geschiedt over de maand waarin de deelneming is begonnen. Het tijdstip van de betaling ligt in de tweede helft van de maand waarover de uitkering verschuldigd is.
ARTIKEL 11 Vermindering, respectievelijk wijziging van de rechten 1.
Wanneer de deelnemer bij het begin van of tijdens zijn/haar deelnemerschap in aanmerking komt voor een uitkering, hoe ook genaamd, die in verband met het verricht hebben van arbeid wordt verstrekt, herplaatsingstoelage-ABP of invaliditeitspensioen-ABP/of werkgever uit hoofde van een arbeidsovereenkomst met de werkgever, dan wel in het genot is van een ouderdomspensioen, dan dient hij/zij zulks te melden aan de Stichting.
2.
a. De bruto-uitkering, met uitzondering van het ouderdomspensioen, als bedoeld in het vorige lid wordt in mindering gebracht op de bruto door de Stichting te verstrekken uitkering. b. Onverminderd het bepaalde onder a, wordt in het geval het werknemers betreft die op of na 1 januari 1988 gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn geworden en dit voor de betreffende werknemers heeft geleid tot aanpassing van de arbeidsovereenkomst, een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering alsmede een herplaatsingstoelage-ABP of invaliditeitspensioen-ABP niet in mindering gebracht op de door de Stichting verstrekte uitkering. Evenmin wordt een (individueel) aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen uit hoofde van een arbeidsovereenkomst met de werkgever in mindering gebracht op de door de Stichting te verstrekken uitkering. c. de bruto pensioenuitkering als bedoeld in het eerste lid wordt in mindering gebracht op de bruto door de Stichting te verstrekken uitkering en wel voor zover de bruto vut-uitkering en de bruto pensioenuitkering tezamen meer bedragen dan 100% van het laatstgenoten brutoloon als omschreven in artikel 6, eerste lid, onder a.
3.
De deelnemer is verplicht elke wijziging in de uitkering, herplaatsingstoelage-ABP of invaliditeitsuitkering direct aan de Stichting te melden.
reglement, blz - 12 -
Versie 3 december 2008
ARTIKEL 12 Verrichten van werkzaamheden tegen beloning 1.
Indien de deelnemer op het tijdstip waarop de deelneming aanvangt tegen beloning werkzaamheden verricht, dan wel tijdens de deelneming tegen beloning werkzaamheden gaat verrichten, dient hij/zij dit te melden aan de Stichting en is hij/zij verplicht de bruto-inkomsten uit deze werkzaamheden aan de stichting door te geven.
2.
Worden de in het eerste lid bedoelde werkzaamheden verricht bij de werkgever, dan vervallen daarmee zijn/haar rechten op de door de Stichting te verstrekken uitkering. Deze bepaling geldt niet voor zover de deelnemer gebruik maakt van de mogelijkheid van deeltijd-vut conform artikel 4 van dit reglement.
3.
Worden de in het eerste lid bedoelde werkzaamheden verricht bij andere werkgevers, dan worden de uit deze werkzaamheden genoten bruto-inkomsten in mindering gebracht op de door de Stichting te verstrekken uitkering voorzover de som van deze inkomsten en het bedrag van de uitkering de hoogte van het laatstgenoten bruto-salaris overtreft.
4.
Het bepaalde in het derde lid is niet van toepassing met betrekking tot inkomsten uit werkzaamheden welke reeds gedurende een periode van tenminste 12 maanden bestonden bij de aanvang van de deelneming, tenzij voorafgaand aan de deelneming aan de vut-regeling gebruik is gemaakt van een non-activiteitsregeling als bedoeld in artikel 5. In dat geval is het derde lid van toepassing. De inkomsten dienen vóór de aanvang van de deelneming aan de vut-regeling aan de Stichting te worden gemeld en aangetoond.
5.
Het verrekenen van inkomsten met de uitkering, als bedoeld in het derde lid, geschiedt in het kalenderjaar volgend op het verwerven van de inkomsten, waarbij de inkomsten van dat voorafgaande jaar in ogenschouw worden genomen.
reglement, blz - 13 -
Versie 3 december 2008
ARTIKEL 13 Algemene verplichtingen, terugvordering, beëindiging 1.
De werknemer die een verzoek tot vervroegde uittreding indient en de werkgever zijn verplicht de door de administrateur voor de behandeling van de aanvraag benodigde gegevens te verstrekken. De deelnemer die een uitkering ingevolge de vut-regeling geniet en de werkgever zijn verplicht om aan de administrateur opgave te doen van die gegevens die de administrateur voor de uitvoering van dit reglement behoeft.
1. Indien door de Stichting teveel aan vut-uitkering of ten onrechte een vut-uitkering is betaald doordat de deelnemer niet voldeed aan zijn/haar meldingsplicht op grond van het vorige lid, artikel 11 en/of 12, kan deze uitkering worden teruggevorderd. Het bestuur is in deze gevallen bevoegd om de uitkering te verminderen of te beëindigen.
ARTIKEL 14 Vaststellen betaling van de bijdrage 1.
De werkgever is verplicht op de tijdstippen, op de wijze en over de tijdvakken als door de Stichting bepaald, de gegevens te verstrekken die de Stichting nodig heeft om de door de werkgever volgens de UWV CAO en de financieringsovereenkomst verschuldigde bijdrage en andere betalingen en het door de Stichting te heffen voorschot op de bijdrage vast te stellen. Indien de werkgever niet, niet tijdig, of onvolledig de benodigde gegevens aan de Stichting verstrekt, is de Stichting bevoegd de hoogte van de bijdrage of het voorschot naar beste weten zelf vast te stellen. De kosten van het vergaren en verstrekken van de door de Stichting gewenste informatie komen voor rekening van de werkgever.
2.
De werkgever is verplicht de over een kalenderjaar verschuldigde bijdrage en andere betalingen te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van de desbetreffende nota van de Stichting. De Stichting is bevoegd van de werkgever een voorschot te vorderen ter grootte van de bijdrage die vermoedelijk over het kalenderjaar verschuldigd zal zijn. Het voorschot moet, tenzij het bestuur van de Stichting anders bepaalt, worden voldaan in ten hoogste vier gelijke kwartaaltermijnen, te betalen op de eerste van ieder kwartaal, met dien verstande dat de eerste termijn niet eerder vervalt dan 14 dagen na de dagtekening van de voorschotnota. Bij niet tijdige betaling van een voorschottermijn wordt het gehele resterende bedrag van de voorschotnota opeisbaar.
reglement, blz - 14 -
Versie 3 december 2008
ARTIKEL 15 Sancties bij niet-tijdige betaling van de bijdrage 1.
Bij niet-tijdige betaling van de verschuldigde bijdrage of het verschuldigde voorschot is de werkgever door het enkele verloop van de termijn in verzuim.
2.
De Stichting is dan bevoegd te vorderen: - wettelijke rente over het verschuldigde bedrag van de dag af volgend op de dag dat het verschuldigde bedrag betaald had moeten zijn; - vergoeding van de buitengerechtelijke invorderingskosten, onverminderd de overige kosten van vervolging verschuldigd volgens de wet.
3.
De rente wordt berekend naar het percentage van de wettelijke rente als bedoeld in de artikelen 6:119 juncto 120 van het Burgerlijk Wetboek. De buitengerechtelijke invorderingskosten worden gesteld op 15% van het verschuldigde bedrag met een minimum van € 50,--.
ARTIKEL 16 Controle De Stichting zal controle uitoefenen op de naleving van de voorwaarden.
ARTIKEL 17 Beëindiging uitkering 1.
De uitkering wordt beëindigd: a. met ingang van de eerste dag van de maand, volgend op de maand waarin de deelnemer is overleden; b. met ingang van de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt.
2.
In die gevallen waarin geen aansluiting wordt verkregen tussen de laatste door de Stichting te verstrekken uitkering als bedoeld in het voorgaande lid en de eerste pensioenbetaling, draagt de werkgever zorg voor een overbruggingsuitkering. Het brutobedrag van deze overbruggingsuitkering heeft dezelfde hoogte als de laatste door de Stichting verstrekte bruto-uitkering. De bruto aow-uitkering wordt op deze overbruggingsuitkering in mindering gebracht, eventueel naar rato wanneer het pensioen ingaat op de dag waarop de deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt.
3.
Bij overlijden van een deelnemer wordt aan de nabestaanden een bedrag gelijk aan driemaal de maandelijkse uitkering verstrekt, waarin niet is begrepen de uitkering over de maand van overlijden. reglement, blz - 15 -
Versie 3 december 2008
4.
Met een deelnemer wordt voor de toepassing van het derde lid gelijkgesteld degene die in de maand waarin hij de leeftijd van 65 jaar zou hebben bereikt, overlijdt vóór het bereiken van deze leeftijd, en aan wie uitsluitend ten gevolge van artikel 17 lid 1, over de maand van overlijden geen uitkering is uitgekeerd. De uitkering wordt dan met terugwerkende kracht - uitbetaald, met ingang van de eerste dag van de maand van overlijden.
5.
Onder nabestaanden wordt hier verstaan: - de echtgenote of echtgenoot waarvan de deelnemer niet duurzaam gescheiden leefde, dan wel - de langstlevende der partners die buiten huwelijk duurzaam met de overledene samenleefde, waarbij het begrip "partner" wordt gehanteerd conform de criteria van de partnerpensioenregeling van de voor de deelnemer geldende pensioenregeling en - bij gebreke van voornoemde personen: de minderjarige wettige of erkend natuurlijke kinderen en bij gebreke daarvan degenen met wie de deelnemer in gezinsverband samenleefde en wiens kostwinner hij/zij was.
ARTIKEL 18 Overgangsregelingen 1. Voor werknemers geboren tussen 31 december 1941 en 1 januari 1949 die willen uittreden vóór het bereiken van de 62-jarige leeftijd geldt een overgangsregeling welke als volgt wordt vastgesteld: a. De overgangsregeling geeft bij het bereiken van de 61-jarige leeftijd recht op een overgangsuitkering. Deze overgangsuitkering bedraagt in totaal maximaal 35% van de uitkeringsgrondslag indien de deelnemer in januari 2003 de 61-jarige leeftijd bereikt. Het percentage van 35 wordt verlaagd met 5% per jaar, voor elk jaar dat de deelnemer later dan januari 2003 de 61-jarige leeftijd bereikt. De verlaging van het percentage geschiedt in maanden nauwkeurig en wordt afgerond op twee decimalen nauwkeurig. b. De van toepassing zijnde overgangsuitkering wordt verlaagd met ééntwaalfde per maand, voor elke maand die men later uittreedt dan de eerste dag van de maand waarin de 61-jarige leeftijd wordt bereikt en vervalt bij uittreding op of na de eerste dag van de maand waarin de 62-jarige leeftijd wordt bereikt. c. De op grond van de onderdelen a en b berekende overgangsuitkering wordt, in maanden nauwkeurig, op evenredige wijze verdeeld over de uittredingsperiode (de periode gelegen tussen de daadwerkelijke uittredingsdatum en de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt). d. Wordt uitgetreden op een datum gelegen vóór het bereiken van de 61-jarige leeftijd, dan wordt de overgangsuitkering waar de betrokkene recht op zou hebben gehad bij uittreding in de maand waarin de 61-jarige leeftijd zou worden bereikt, op evenredige wijze verdeeld over de uittredingsperiode (de periode gelegen tussen de daadwerkelijke uittredingsdatum en de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt). De overgangsuitkering wordt slechts betaald indien de werkgever op het
reglement, blz - 16 -
Versie 3 december 2008
tijdstip waarop de overgangsuitkering moet ingaan heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 3, eerste lid, onder II.
ARTIKEL 19 Voortzetting bestaande vutuitkeringen; inhouding prepensioen 1. De op 1 januari 2001 reeds lopende vutuitkeringen van degenen die na 31 januari 2001 62 jaar worden, worden vanaf de prepensioendatum dan wel de eerdere ingangsdatum van het prepensioen resp. de fictieve uittredingsdatum nog slechts als aanvulling op het prepensioen uitbetaald. Daartoe wordt de prepensioenuitkering van het fonds met inbegrip van de daarop verleende verhogingen op de vutuitkering van de deelnemer in mindering gebracht.
ARTIKEL 20
TIJDELIJKE
REGELING OUDERE MEDEWERKERS
1. De werknemer die op 31 december 2004 - tenminste 55 jaar of ouder is - voldoet aan het bepaalde in artikel 3, lid 1, onder I sub b - in aanmerking komt voor de Vut-regeling - en door de werkgever als boventallig is aangewezen kan onder de hieronder staande voorwaarden en met inachtneming van hetgeen de werkgever en de vakbonden daarover hebben afgesproken, in afwijking van artikel 3, lid 1, sub I onder a, verzoeken om uittreding vanaf de 55-jarige leeftijd. 2. Indien de uittreding, als bedoeld in lid 1, plaatsvindt worden de aanspraken uit hoofde van de Vut-regeling uitgekeerd over de periode van uittreding tot aan de 65-jarige leeftijd, naar rato van het aantal maanden dat eerder dan de voorziene uittredingsdatum wordt uitgetreden.. De opgebouwde prepensioenrechten worden, onder actuariële gelijkwaardigheid, eveneens over deze periode uitgekeerd. 3. De uitkering gaat in vanaf de eerste dag van de maand waarin de Stichting van de werkgever de mededeling heeft ontvangen dat de werknemer in aanmerking komt voor deze regeling. 4. Waar in het eerste en tweede lid wordt gesproken van ‘vut-regeling’, wordt daaronder tevens verstaan de FPU-garantie, zoals die gold voor deelnemers aan de regeling van het ABP. 5. Voor zover in dit artikel niet anders bepaald, is het reglement voor het overige van toepassing op deze tijdelijke regeling. In afwijking daarvan blijft voor degenen die in aanmerking voor de FPU-garantie het betreffende reglement van toepassing, 6. Deze regeling gaat in op 21 december 2004.
reglement, blz - 17 -
Versie 3 december 2008
ARTIKEL 21 Hardheidsclausule In gevallen waarin toepassing van het reglement van de Stichting tot onbillijkheden leidt, kan het bestuur een beslissing in afwijking van de bepalingen van het reglement nemen.
ARTIKEL 22 Slotbepaling In onvoorziene gevallen beslist het bestuur. ARTIKEL 23 Inwerkingtreding Dit reglement is in werking getreden op 1 januari 2006 en laatstelijk gewijzigd per 17 december 2009. Artikel 6, lid 14, onderdeel a, dat bij uitstel een verhoging van 50% van de verhoging bij algemeen aanvaarde actuariële grondslagen regelt, geldt voor uitkeringen die ingaan vanaf 1 januari 2009. Voor uitkeringen die vóór die datum zijn ingegaan, blijft een percentage van 100 gelden.
De heer mr. drs. J.J.A. Hylkema Voorzitter
De heer A. Hazekamp Secretaris
reglement, blz - 18 -