Verhuyck - De gymnasiasten_Opmaak 1 14-11-13 12:13 Pagina 1
De gymnasiasten
Verhuyck - De gymnasiasten_Opmaak 1 14-11-13 12:13 Pagina 2
Eerder verschenen romans van Paul Verhuyck bij Uitgeverij De Arbeiderspers: De doodbieren (1991) Moord door geboorte (1993) De binnendienst (1995) Hout en koper (1999) De elektrische man (2003)
Met Corine Kisling onder de auteursnaam Kisling & Verhuyck: Het leugenverhaal (2007) Kwelgeest (2008) De duim van Alva (2010) Zwarte kant (2012)
Verhuyck - De gymnasiasten_Opmaak 1 14-11-13 12:13 Pagina 3
Paul Verhuyck De gymnasiasten
Uitgeverij De Arbeiderspers · Utrecht Amsterdam · Antwerpen
Verhuyck - De gymnasiasten_Opmaak 1 14-11-13 12:13 Pagina 4
[FSC-logo]
Copyright © 2014 Paul Verhuyck Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van bv Uitgeverij De Arbeiderspers, Franz Lisztplantsoen 200, 3533 jg Utrecht. No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means, without written permission from bv Uitgeverij De Arbeiderspers, Franz Lisztplantsoen 200, 3533 jg Utrecht. Omslag: Lucas van Hapert isbn 978 90 295 8891 1 / nur 301 www.arbeiderspers.nl www.paulverhuyck.com
Verhuyck - De gymnasiasten_Opmaak 1 14-11-13 12:13 Pagina 5
Aan Corine
Verhuyck - De gymnasiasten_Opmaak 1 14-11-13 12:13 Pagina 6
Verhuyck - De gymnasiasten_Opmaak 1 14-11-13 12:13 Pagina 7
1 Maan Johan op de maan
Er zijn nog altijd mensen die zich afvragen wat er na de dood gebeurt, waar we na onze dood naartoe gaan. Toch is dat simpel. Dan gaan we naar de maan. Na de dood verstijft het lichaam: de rigor mortis treedt in na één tot vier uur en duurt ongeveer twee etmalen. Na drie dagen begint het lichaam te ontbinden. Maar de ziel zweeft als de adem van een vlinder naar de maan. De maan is het vagevuur waarvan sprake is in oude religies, zo genoemd omdat de maan een zwak schijnsel in de hemel is, een vaag vuurtje. In dat vage vuur worden onze zielen gelouterd: ontdaan van de laatste illusies van individualiteit. Dat kan wel even duren. Op de maan zit Johan op ons te wachten, zijn klasgenoten uit april 1958, die zich de elf zonen van Kafka noemden. Hij is de eerste dode van onze eindexamenklas. Als verkenner zit hij daar even alleen. ‘Even alleen,’ zeg ik zomaar, expres vaag, want de tijdsrekening loopt op de maan niet zoals hier, zodat een eeuwigheid maar een uur kan duren – of omgekeerd. Er zit zoveel rek in de tijd. Tijd is niet altijd meetbaar met horloges. Soms is er vertraging, soms versnelling. Soms vloeit de tijd als vluchtige ether, soms als dikke stroop. De tijdsverschillen zijn enorm, astrofysisch gezien. Zo is er het geval van een zekere Guingamor die drie dagen dood was, echt dood, niet schijndood, en daarna terug op aarde kwam: 7
Verhuyck - De gymnasiasten_Opmaak 1 14-11-13 12:13 Pagina 8
die drie dagen bleken driehonderd jaar te zijn geweest. Maar de maan als dodenakker: is dat wel de echte astronomische maan is die we ’s avonds zien? Ik weet het niet. Johan ook niet. In zijn leven op aarde had hij over de maan alleen twee stripboeken van Kuifje gelezen – terwijl Rutger er alles over had gelezen. De maan, heeft Rutger me gezegd, is door de wetenschap of de maanlanding niet onttoverd. De maan, net zoals de regenboog, is door de natuurkunde wetenschappelijk beschreven, en toch is de magie niet ontluisterd. We weten nu dat de regenboog een breking is van het lichtspectrum – en de maan van de aarde is losgebroken. Twee breuken dus. Dat zijn zekerheden. Maar ook wetenschappelijke zekerheden duren niet lang, ze hangen af van de staat van het onderzoek op een bepaald moment. Steeds weer komen er nieuwe inzichten in de fysica aankloppen. En aan de andere kant van de sterrenkunde is er de letterkunde die de wereld hertovert, die het mysterie herstelt en groter maakt. De maanlanding was niet het einde van de poëzie over de maan. En na de demystificatie van de regenboog is men Somewhere over the Rainbow blijven zingen. De mythe houdt stand, de naam van de maan, de naam van de regenboog, de naam van de roos. We gaan naar de maan. Dat is het enige, achteraf gezien, wat we in ons volwassen leven hebben geleerd, het enige zekere. We gaan allemaal naar de maan, naar de lege maan. Later, veel later, gaan de maanzielen naar de zon. Daar kom ik nog op terug; dat is veel moeilijkere materie. Wat er daar gebeurt, valt niet zomaar te begrijpen. En zoals de schrijver die een boek begint de leerling is van wie het boek beëindigt, zo ook is de lezer aan het begin van een boek de leerling van wie het boek uitleest. Johan wacht, staart, mijmert over de elf zonen van Kafka. Zij zullen niet als individuen op de maan overleven, maar als 8
Verhuyck - De gymnasiasten_Opmaak 1 14-11-13 12:13 Pagina 9
een roedel, een groepsziel. Johan wacht rustig op de anderen, geduld is niet moeilijk, het is ook geen wachten als er geen tijd is. Het is altijd april 1958. *** Johan mijmert over de elf zonen van Kafka. Over april 1958 en hoe de wereld er toen uitzag. Johans wereld was de school, het Gymnasium van Dürer, zo geheten omdat Albrecht Dürer anderhalf jaar in Antwerpen had gewoond. Boven de poort prijkte zijn arduinen portret in bas-reliëf. April 1958, West-Europa. Een gymnasium bevolkt door uitsluitend blanke jongens. Nog geen drugs leverbaar. Elk gezin koopt een auto en een televisietoestel. De breekbare schellakplaat wordt vervangen door de vinylplaat. Er wonen bijna drie miljard mensen op de aarde. En wij. April 58 is een lentegevoel, een wij-gevoel. We zitten met elf jongens in de eindexamenklas. Elf jongens van zeventien jaar, bijna los, bijna vrij. Vol verwachtingen tussen ooit en nooit. We noemen onszelf de elf zonen van Kafka. Daar is heel wat denkwerk aan voorafgegaan. Een elftal deed aan voetbal denken, maar niet elk van ons voetbalde. Elf was een moeilijk getal in vergelijking met twaalf. Waren we met z’n twaalven geweest, hadden we onszelf misschien de tekens van de dierenriem genoemd, de twaalf apostelen, de ridders van de ronde tafel of twelve angry men, naar de film van Sidney Lumet die toen liep. Maar elf... eigenlijk een raar getal, iets meer dan de voleinding van tien, iets minder dan de perfectie van twaalf. Een anarchist, een eenzaam priemgetal, dobberend, hangend of zwevend. Het was Cyriel die met een hoogst bedenkelijke analyse van het getal elf kwam aanzetten. Elf is oneven en heeft geen 9
Verhuyck - De gymnasiasten_Opmaak 1 14-11-13 12:13 Pagina 10
helft: daarom heeft helft vijf letters en elf drie, maar zit elf wel verscholen in helft. Waren we halve elfen? Interessant, vond Stijn, maar dat klankspel geldt alleen in onze taal, en is dus onvertaalbaar, want elke taal heeft zijn eigen metaforen, andere kruisverbanden voor afwijkende gewrichten. Stijn zou daar later zijn proefschrift over schrijven, Het vertalen van onvertaalbaarheden. Kobus wees erop dat elf ook het getal was van de zotten bij de carnavalsviering, de Raad van Elf, maar om ons nou de Elf Zotten te noemen, daar hadden we net niet genoeg zelfspot voor. Neen, we kozen voor de Elf Zonen van Kafka, dat klonk mooi en somber – en als puber moest je levensmoeheid uitstralen. Een verveelde blik, sigaret in de mondhoek, een rebels air van onbemindheid. Kafka was toen al in de mode, hoewel hij in de lessen nog niet vermeld werd. Hij heerste over de buitenschoolse tegencultuur. Kafka’s verhaal over de elf zonen was niet erg bekend, dat vonden we een voordeel. We dachten dat alleen wij het kenden. Het is een heel kort verhaal. De vader is aan het woord en begint met de zin ‘Ik heb elf zonen’, daarna bespreekt hij elke zoon in een korte, kritische alinea om te eindigen met de laconieke zin ‘dat zijn de elf zonen’. Hij somt ze op, hij geeft ze niet eens een naam, hij vindt ze niet geweldig. Maar de elf zonen en wij, dat was problematischer. Dagenlang hebben we bij elke zoon een passende klasgenoot gezocht. Dat lukte niet goed, hoe we ook schoven met de mogelijkheden tot we de tekst bijna uit ons hoofd kenden. We goochelden met genummerde rechthoekjes van gekleurd karton, links de rode voor de elf zonen van Kafka, rechts de groene voor ons, maar hoe we ook schoven en wisselden, we kwamen er niet uit. De kartonnetjes, die Alexander uit het kelderlokaal van Handenarbeid had gepikt, wilden geen ver10
Verhuyck - De gymnasiasten_Opmaak 1 14-11-13 12:13 Pagina 11
standshuwelijk aangaan, zelfs geen afspraakje, hoezeer we onze vermeende eigenschappen ook vervalsten. Hadden we wel goed gekozen? Waren we wel de elf zonen van Kafka? Kennelijk niet. Toch bleven we ons stug zo noemen, misschien wel een paar maanden lang, tot de fictie in april 58 een stille dood stierf. Daar is nog een foto van, een klassenfoto.
11
Verhuyck - De gymnasiasten_Opmaak 1 14-11-13 12:13 Pagina 12
2 April 58 De klassenfoto
De klassenfoto werd gemaakt toen we net geen zonen van Kafka meer waren. Die foto is een van de zeldzame documenten die bewijzen dat onze eindexamenklas ooit echt bestaan heeft, hetgeen met de jaren minder evident wordt. Verder zijn er ook de ‘palmaressen’ geweest, gestencilde, geniete boekjes met de uitslagen die aan het eind van elk schooljaar ongevraagd werden uitgedeeld. De palmares: letterlijk de lijst van de uitgedeelde palmen. Palmen van lauwerblad. Daarin kon je zien wie de eerste van de klas was, wie de tweede, wie de laatste, wie bleef zitten of een herexamen had; we leken roedels wolven met alfa-, bèta- en omegadieren. Tegenwoordig mag zo’n rangorde alleen nog in sportuitslagen vermeld worden. Die palmaressen heb ik niet meer, en ik ken niemand die ze bewaard heeft. Misschien liggen ze in het archief van de school. Alhoewel. Ons neogotische schoolgebouw is inmiddels al twee keer afgebroken en lelijk en nog lelijker herbouwd; de school is al lang gemengd en de rector is een rectrix. Is er een schoolarchief geweest, is het er nog? Is het totale vergeten, het verglijden in onwerkelijkheid, niet ons enige voorland? De oude klassenfoto is niet vergeeld, maar geeft een zilverig gefixeerd beeld van een andere wereld, een gestorven planeet van zwartgrijs en staarwit, een land van ooit en ergens. Je kunt ernaar terugkijken in ongeloof en onbegrip. De 12
Verhuyck - De gymnasiasten_Opmaak 1 14-11-13 12:13 Pagina 13
jongens, ook die met een vetkuif, lijken allemaal oude mannetjes met hun colberts en flanellen pantalons en stropdassen. De foto is, zoals alle klassenfoto’s uit die tijd, wat schuin genomen, in de diagonale lijn van het lokaal, zodat iedereen goed zichtbaar is. Er zijn twee rijen schoolbanken te zien. Daar begint de vertekening al: er waren in werkelijkheid drie rijen. De plaatsing op de foto kwam ook niet overeen met onze echte plaatsen in de klas. Nu rest alleen de foto, de leugen van een misleidende mise en scène. Johan zit zo onverschillig mogelijk op de foto, helemaal vooraan, ongeïnteresseerd als de man die alles al doorhad. Hij had als eerste in Europa van de beatniks gehoord, terwijl de meeste progressievelingen nog het existentialisme uitdroegen door middel van een zwarte coltrui. Johan was messcherp tegen iedereen en teder tegen ons. Hij heeft net binnensmonds ‘grote broek’ richting de fotograaf en de leraar gemompeld, omdat hij vooraan moest zitten voor de foto. Zijn gewone plek was achter in de klas. Hij noemde de meeste leraren en surveillanten misprijzend ‘grote broek’, maar met een speciale intonatie zodat alleen wij het verstonden en de leraar niet. Het was een halfluid, selectief fluisteren, bijna buikspreken, met een onbewogen gezicht. Grote Broek. Het ultieme woord van verzet en verachting. Alleen Johan beheerste deze ingehouden, speciaal gearticuleerde kunst. Daardoor was hij niet te pakken. Ooit heeft Ben geprobeerd de ‘grote broek’-act te imiteren, maar veel te luid helaas: hij werd meteen opgepakt en afgetuigd door surveillant Lombree en kon een hele week nablijven in het bezemhok. Johan ging kunstgeschiedenis studeren, dat wist hij toen al. Hij volgde al jaren de nieuwste kunstrichtingen, hoe abstracter hoe beter. 13
Verhuyck - De gymnasiasten_Opmaak 1 14-11-13 12:13 Pagina 14
Naast Johan zit Ben, die na zijn dubbele studie biologie en geneeskunde hoogleraar medische hygiëne zou worden. Die waterige ogen! Hij was zachtaardig en poëtisch, en kon zo mooi gedichten declameren dat hij onze school jaren had vertegenwoordigd in interscolaire wedstrijden. Die won hij uiteindelijk nooit, omdat hij tijdens de finales in grote schouwburgen steeds aan zijn kont stond te krabben. Hij gaf zich daar geen rekenschap van, de leraren Nederlands die hem afvaardigden evenmin. Wij wel. Op de foto droomt hij weg in hogere sferen, hij glimlacht van beate verliefdheid. Ik word weer zeventien als ik zijn vochtige blik zie. Achter hem zit Bartholomeus. Die had ongeveer alle talenten, zowel op wetenschappelijk als op artistiek terrein. Alle mogelijkheden. Te veel om te realiseren. Het genie in de zuiverste staat. Oceaan zonder vorm, kosmos zonder planeten. Een wonderkind, bijna ongeboren, maar lijdend onder zijn vader. De jongen naast hem is Stijn. Zou hoogleraar vertaalwetenschap worden, gespecialiseerd in onvertaalbaarheid en in het compenserend vertalen van woordspelingen. Hij was zeer geleerd en zeer geil. Dat zie je aan zijn vurige ogen van gesmolten staal. Een hoogoven van borrelende begeerte die hem uiteindelijk zuur zou opbreken. Daarachter zit Piet. Hij was veruit de beste in gym. Logisch, hij was de enige die gym leuk vond. Een geval apart dus, een elastieken buitenbeentje. Hij placht te schateren met een hinnikende paardenlach na zowat elke zin die hij zei en die hij altijd – meestal als enige – grappig achtte. Naast hem zit Cyriel, de mooiste van de klas, die later rechter zou worden. Piet en Cyriel konden het zo goed met elkaar vinden dat ze normaliter nooit naast elkaar mochten zitten. Hier is de toevallige foto echter dan echt, namelijk bedrieglijk. Cyriel met zijn pretgezicht probeerde elke dag 14
Verhuyck - De gymnasiasten_Opmaak 1 14-11-13 12:13 Pagina 15
andere meisjes met zijn glimlach te verleiden tot onnoemlijke daden, die hij tegenover ons dan ook ongenoemd liet. Tussen de twee rijen, achteraan tegen de muur, staat meneer Snodgrass, leraar Engels. Hij kijkt naar buiten, ten prooi aan diepzinnige gedachten zoals ‘hoeveel minuten nog tot het einde van de les’ en ‘hoeveel jaren nog tot mijn pensioen’. Wij hielden niet van hem en hij hield niet van ons. Jammer dat we uitgerekend van deze knijperige man les hadden toen de schoolfotograaf langskwam. Nog zo’n leugen: uiteraard had onze klassenleraar, de heer Delaroche, leraar Grieks en Latijn, daar moeten staan, hij was onze held. Nu heb ik geen beeltenis meer van hem. In zijn plaats staat Snodgrass ten onrechte met ons vereeuwigd. Engels had een machtig vak kunnen zijn, met al die literaire reuzen, maar Snodgrass wist het zo ongeïnspireerd als een vaatdoek te brengen. Aan het hoofd van de tweede rij zit de gespierde reus Marco. Hij is tandarts geworden, zoals wij dat pesterig bleven noemen, al heeft hij na zijn studie nooit één tand getrokken of één kies gevuld. Wel werd hij hoogleraar tandheelkunde en rector van de universiteit. Bleef de vraag waarom iemand tandarts wilde worden. We hebben het hem gevraagd. Uit sadisme, antwoordde hij steeds met een onbewogen, ondoorgrondelijk gezicht (daar had hij op geoefend). Naast hem zit Kobus, die normaal naast mij zat. Kobus, de eerste van de klas, de primus perpetuus, filosofisch zeer onderlegd. Hij is later tot ieders verbazing – inclusief de zijne – aan de filmacademie gaan studeren en is in Parijs een wereldberoemd filmer geworden, geen Bekende Nederlander, geen Bekende Vlaming. Op de foto draagt hij een solide vetkuif, de stevigste van de klas, stormbestendig dankzij Brylcreem op basis van bijenwas. 15
Verhuyck - De gymnasiasten_Opmaak 1 14-11-13 12:13 Pagina 16
De vetkuif, een gebruiksaanwijzing. Hoewel de eerste vetkuiven ooit vervaardigd zijn uit etter van jeugdpuistjes, is de klassieke manier algauw geworden: je haar overvloedig invetten met een half pond Brylcreem of Plifix. Het haar eerst naar achter kammen en daarna met de vlakke hand naar voren duwen zodat er boven je voorhoofd een afdakje ontstaat van ongeveer drie centimeter lang en hoog. Bij de vetkuif hoort een envelop. Daarvoor kam je het haar op het achterhoofd links en rechts horizontaal naar het midden toe – en daar waar de twee helften elkaar raken, maak je met de kam een verticaal streepje van boven naar beneden. Die fijne scheiding heet de envelop. Achter Kobus zit Alexander, de guitige losbol, de onwillige leerling, later leraar Duits. Duits? Iedereen verwonderd. De lollige grappen over nazi’s in steenkolenduits waren niet van de lucht. Maar Duits was voor hem de poëzie van Hölderlin, Heine en Rilke. Die had hij in de zomervakantie leren kennen door een Duits vriendinnetje. Naast hem alweer een totaal verschillende planeet: Rutger. Die was vanaf zijn geboorte al gefascineerd door het communisme, echt extreem links – en met stip de meest wellevende jongen uit de klas. Als knaap had hij boeken en prenten verzameld over de maan. Hij wist toen al dat hij geschiedenis zou gaan studeren – van de aarde, niet van de maan. Op de achterste rij, als elfde, ik, Frederik. Ik sta er maar half op. Vanuit mijn hoekje neig ik iets naar voren om niet helemaal achter Rutger te verdwijnen. Dat neigen moest ik doen van de fotograaf. Dat herinner ik me nog. Want ik sta liever niet op groepsfoto’s: dan krijg ik de spontane neiging níét te neigen en me achter anderen te verbergen, alsof ik 16
Verhuyck - De gymnasiasten_Opmaak 1 14-11-13 12:13 Pagina 17
niet bij een meervoud gezien wil worden – andermans lot niet wil delen. Alle elf hebben later een universitaire studie afgemaakt. Zes van de elf zijn hoogleraar geworden. De klassenfoto, hoe bedrieglijk ook, bevatte nog een andere, hogere zijnsorde, die niemand kon vermoeden, een bovennatuurlijk, tegennatuurlijk gegeven: de eenmalige, kunstmatig geënsceneerde volgorde van leven en dood. De foto gaf de volgorde aan waarin we zouden sterven. De volgorde van de zelfmoorden. Tot op heden. Ik leef kennelijk nog, en Rutger ook. Het kan niet anders dan dat wij de volgende doden worden, de uitgestelde doden. Maar worden wij daarom ook de volgende zelfmoordenaars?
17
Verhuyck - De gymnasiasten_Opmaak 1 14-11-13 12:13 Pagina 18
3 Inmiddels op aarde 1964 Johan
Ik heb veel met Johan opgetrokken. Al op de middelbare school. We bezochten jazzclubs in slecht verlichte kelders, waar cool jazz werd gespeeld. Ik kwam ook bij hem thuis, zogenaamd om samen huiswerk te maken. Maar het ging me om zijn zus. Ik maakte mezelf wijs dat ik verliefd was op haar. Als ik met haar trouwde, zou ik Johans zwager worden: wie zou dat niet willen! Het ging me dus primair om hem, een vaag homogevoel via tussenpersoon, want ik was overtuigd hetero. Zelf had ik geen zus. Ik was zonder meisjes opgevoed, thuis en op school. Mijn ouders wilden niet dat ik met meisjes omging, want dat was slecht voor mijn studie. ‘Vrouwen zijn de zandbanken van de wetenschap,’ zei mijn moeder in navolging van Godfried Bomans, maar zonder de humor. Ik ken geen vrouw, zelfs geen man, die zo antifeministisch was als mijn moeder. Hoe vaak heb ik tegenover haar de vrouwen moeten verdedigen, die volgens haar geen politicus of bedrijfsleider mochten worden? Vaak. Door deze voorgeschiedenis had ik op mijn vijftiende nog maar weinig inzicht in de verleidingstechnieken voor beginners. Ik durfde de zus van Johan mijn liefde niet te verklaren of haar ten huwelijk te vragen. Stel je voor dat ze nee zou zeggen. Stel je voor dat ze ja zou zeggen. In beide gevallen zou ik mooi voor paal staan. De trots blokkeerde mijn begeerte. En hoe moest je dat doen, je liefde verklaren? Verkla18
Verhuyck - De gymnasiasten_Opmaak 1 14-11-13 12:13 Pagina 19
ren betekent toch ‘uitleggen’, hoe leg je liefde uit? En zijn zus, van haar kant (ik ben haar naam vergeten), gaf geen sjoege, leek me niet eens waar te nemen met haar lichtgroene waterogen. Goede raad was duur, schamel stamelen was mijn deel. En het Johan vragen vond ik beneden alle peil, beneden de waardigheid van vriendschap. Die zelfverklaarde verliefdheid ging gelukkig gauw over, namelijk in een andere zelfverklaarde verliefdheid. Mijn tweede. De zus van Kobus. Die me wel zag staan. Met haar heb ik vijf keer kuis gewandeld. In een periode van zeven weken, meer niet. Stiekem langs velden en bomen tussen Mortsel en Edegem, waar nu lelijke verkavelingen zijn aangericht. Vijf kussen op de wang, één per wandeling. Johan en ik spraken over Paul Van Ostaijen en Hans Lodeizen, over Ben Webster en Thelonious Monk, over René Guiette en Paul Klee – en bij al die onderwerpen spraken we eigenlijk over onszelf, over ongeleide verwachtingen, onduidelijk begeren van petticoats en nylonkousen. We spraken heel redelijk en afgewogen, maar dat was schijn. We tintelden van jongensachtige wereldbeelden waarvan we de helft niet begrepen, kleffe begeertebeelden die we maar beter konden vertalen in literatuur, kunst en cultuur: schrijvers en kunstenaars waren ons daarin voorgegaan en hadden onze schimmige gevoelens beter doorvoeld en beschreven. Het was van een verwarrende diepte, van een heerlijke vaagheid van immense voornemens. Het was een frisse, prille regenbui. Het was april 1958. We waren vrolijk en noemden onszelf filosofische cultuurpessimisten. Jong zijn is onvergetelijk. Niet vanwege dat pessimisme. Daar is geen bal aan, dat blijft wel aanzeuren, levenslang als je niet goed oplet. Nee, die vrolijkheid, daar gaat het om. Die vrolijkheid komt nooit meer terug, of je moet er heel veel moeite voor doen.
19
Verhuyck - De gymnasiasten_Opmaak 1 14-11-13 12:13 Pagina 20
*** Nee, dat is niet waar. Het komt wel terug, het gaat nooit over. Het is er nog steeds, het is onze absolute leeftijd, niet de chronologische. De chronologische leeftijd is veroudering, tijd, verval. Maar het is de absolute leeftijd die telt, zoals Harry Mulisch en Hella Haasse dat veel later zouden noemen. Die staat vast. Het is ‘de leeftijd van de ziel’, en die was bij Harry Mulisch ook zeventien, zij het om een heel andere reden, de oorlog. Hoe dan ook, het is een interessante denkoefening – en soms een openbaring – na te gaan wat je absolute leeftijd is, wat de absolute leeftijd van anderen is. Het speciale aan ons elftal uit die eindexamenklas is dat we ondanks onze verschillen allemaal zeventien jaar als absolute leeftijd hadden en hebben. Voor altijd zullen hebben. Daarom juist komen we op de maan weer samen als een groepsziel, de groepsziel van elf zeventienjarigen, in een soortement eeuwig nu dat april 58 heet. De jaren vijftig zijn niet voorbij. Ik bedoel het decennium 1950-1959. De jaren vijftig die momenteel zo bespot worden op mondaine recepties als saai, stom, stoffig, autoritair, burgerlijk, reactionair, cultuurloos. Saai. Het tegenbeeld van de swingende sixties (ook een verplichte uitdrukking, maar dan meer op de barbecue). Saai, de jaren vijftig van de cool jazz en Thelonious Monk? Saai, de beat generation? De tijd dat het existentialisme de wereld overspoelde. Het absurde toneel van Ionesco, Beckett, Adamov, Vian... De chansons van Brassens, Brel, Ferré. Saai? De atonale poëzie in Nederland, en in Antwerpen, de Gard Sivik, de Nevelvlek, de Tafelronde... en de abstracte schilders van g 58 in het Hessenhuis. Saai? Het begin van de nouveau roman, van de nouvelle vague in de film. Wereldwijd de bevrijdingsbewegingen als aanzet tot dekolo20
Verhuyck - De gymnasiasten_Opmaak 1 14-11-13 12:13 Pagina 21
nisering. Saai? Het decennium van de rock-’n-roll, de petticoats en de jeans. De jeans, een gebruiksaanwijzing. Johan was de eerste die ik in een spijkerbroek gezien heb. Buiten de school uiteraard. De jeans was oorspronkelijk een werkbroek voor cowboys, mijnwerkers en goudzoekers, uitgevonden door Oskar Levi Strauss die van Beieren naar Amerika was getrokken. Het was dan ook een kosmopolitisch kledingstuk. De stofnaam denim (de Nîmes) verwijst naar serge de Nîmes, waar deze dikke keperse stof voor het eerst werd vervaardigd. En bluejeans komt van de Franse benaming Gênes voor Genua, waar de blauwe verfstof vandaan kwam: bleu de Gênes. Johans bluejeans was van een sterke, bijna onbuigzame stof en kostte, omgerekend, vijf euro. De randen van je broekspijp moest je toen vijf centimeter omslaan boven je suède schoenen. *** Na ons eindexamen gingen we naar dezelfde universiteit. Johan studeerde kunstgeschiedenis, en ik Latijn, maar we zagen elkaar veel, als oud-klasgenoten, op feestjes of in kroegen. We dronken heel Gent leeg, tot we onder de zeespiegel belandden. En daar bleven drijven tot de volgende ochtend, iets na het middaguur. We leenden elkaar boeken, wezen elkaar op belangrijke werken, zoals Ubu roi van Alfred Jarry, dat Johan me uitgeleend heeft en dat ik hem nog steeds moet teruggeven. Hoe, weet ik niet, dat moet ik hem eens vragen. Op de maan, te zijner tijd. Johan zou waarschijnlijk de eerste hoogleraar uit onze eindexamenklas worden. Toch is dat nooit echt gebeurd. Dat kon ook niet, want hij is gestorven vóór hij afgestudeerd 21
Verhuyck - De gymnasiasten_Opmaak 1 14-11-13 12:13 Pagina 22
was. Maar hij was op dat moment al student-assistent. Zijn hoogleraar had hem opgemerkt, geroepen en uitverkoren. Johans talenten schitterden immers zo zonneklaar. Daarbij had hij een speciaal talent om zijn promotor te paaien door het steeds over ‘ritmische vormstructuur’ te hebben, want dat waren toverwoorden op diens vakgebied. Johan zat in zijn laatste jaar, en zou cum laude afstuderen. Zijn scriptie was een opstapje naar zijn proefschrift, dat was al geregeld; en hij hielp zijn prof bij diens onderzoek naar ritmische vormstructuur. Op een avond was hij met Alexander diep in de nacht gaan doorzakken. In een donkerbruin volkskroegje buiten het academische circuit, want Johan en Alexander hielden niet van studentencafés en lolbroekerij van corpsballen. Met oude Gentenaren verbroederen en verloederen, hun verhalen aanhoren, proberen Gents te praten (‘een dreupke,... moer nie te gewaaldig’). Dat was links, dat was etnisch. Dat was hun illusie van het authentieke, de illusie van echtheid / hechtheid in het bodemloze vat van verdwaling, tintelende verdwazing en schuimende eenheid met de mensheid. Met de mensheid die in de kroeg was en stug meedronk, welteverstaan. Maar er was die avond één lid van de mensheid, dat wel fors meezoop, maar niet verbroederde. Een man met een ‘kwalijke afdronk’, zoals Alexander dat noemde, later, toen hij over die nacht vertelde. Een kolossale militair, parachutist in burger. Hij had de twee in het vizier gekregen en werd agressief, wrong zich aan de toog tussen Johan en Alexander in, zeggende: ‘Ik mag hier ook staan’. De twee studenten bleven vreedzaam, zeiden ‘ja natuurlijk’ en schoven een meter op, om vrolijk verder te drinken op de uitzichtloosheid des bestaans. Het was lang na middernacht, meters alcohol na middernacht. De militair bleef hen uitdagen: ‘Dit is mijn 22
Verhuyck - De gymnasiasten_Opmaak 1 14-11-13 12:13 Pagina 23
kroeg.’ Na een poos begon hij hen met zijn kont verder van de toog te duwen. Van lieverlede gingen de jongens aan een tafeltje zitten in het leeggelopen café; hun gesprekken minder vrolijk, en het bestaan minder uitzichtloos, want de kroegdeur kwam in zicht. Ze wilden naar huis. De man volgde hen naar buiten, en riep: ‘Deze straat is ook van mij.’ Zwalpend, zwaaiend met al zijn armen, het leken er wel vier of zes. ‘Wij zoeken geen ruzie,’ zei Johan, en toen Alexander dat wilde herhalen, gaf de militair hem een benaderende hijs die Alexander amper raakte, omdat ze beiden te veel slingerden. En op dat moment dacht Johan de militair te overtroeven met zijn klassieke kreet. ‘Grote broek!’ Hij brulde uit alle macht, mond wijd open. De gymnasiastenkreet die hij zo goed binnensmonds kon uitspreken, gebruikte hij nu op volume om de man met decibels te overschreeuwen. Het was hoorbaar tot in Nazareth en Bazel. ‘Grote broek!’ Zijn gebulder leek effect te hebben, want de man draaide zich om, verwijderde zich, een stap, twee stappen, een derde stap. Toen kwam hij ineens terug en sloeg Johan boven op zijn bril. Johan viel ervan om, zijn hoofd knalde op de stoeprand, schedel tegen steen. Hij was op slag dood. Letterlijk: op slag. Letterlijk: dood. Exit Johan. Nog geen 24. Op zijn begrafenis waren heel veel mensen, onder wie de tien overgebleven klasgenoten. Het leek wel een reünie, een ongewilde, en veel te vroeg na ons eindexamen. En we hadden alle elf een hekel aan reünies, we hadden gezworen het nooit te doen. Reünies waren voor vierkante sukkels. Tien overlevers. Toen waren er nog maar tien. Jawel, het aftelrijmpje, bijna een vaste uitdrukking, een voorzet voor open doel. Misschien dachten we het allemaal, maar we zei23
Verhuyck - De gymnasiasten_Opmaak 1 14-11-13 12:13 Pagina 24
den het niet. De grap was te evident, te spreekwoordelijk. Alleen Piet had geen scrupules en meende de macabere lachers op zijn hand te zetten door half lachend, half mantisch te oreren: ‘En toen waren er nog maar tien.’ Niet iedereen wist dit te waarderen, maar het omen was uitgesproken door de nar van dienst. De dobbelstenen waren gegooid, numerologisch, kabbalistisch. Het rad van het noodlot begon te draaien, de reeks was in gang gezet. En toen Piet uitgehinnikt was, had iedereen daar op het kerkhof het gevoel dat er iets van waarheid in die flauwe grap zat, een levenslijntje in die waanzin. De weg der zelfmoorden. Want Johan had zelfmoord gepleegd, vond Rutger, door ‘grote broek’ te roepen. Had hij dat niet zo luid geroepen, dan had hij nog geleefd. Zijn ‘grote broek’ was een suïcidale kreet geweest, want die belediging hoorde je zachtjes uit te spreken, niet verstaanbaar voor het doelwit. Dat was Johans kunst geweest, daar blonk hij in uit. Het hard schreeuwen van ‘grote broek’ was derhalve een bewuste uitdaging, een soort harakiri, de daad van een kamikaze, een risico van alles of niets. Deze zelfmoord-interpretatie van Rutger is nooit de mijne geworden, ze leek me vergezocht, maar zoals de Italianen zeggen: als het niet waar is, is het toch goed gevonden, se non è vero è ben trovato. De moordenaar kwam na amper vijf jaar weer vrij. En werd huursoldaat in Afrika. Dat zag ik in een reportage op tv. Zijn naam werd genoemd, geen vergissing mogelijk. In die uitzending zag je hem ook sterven. Ongelooflijk maar waar. De filmer was in de buurt, in een gevaarlijke oorlogszone, en had toevallig de dood van de huursoldaat in zijn documentaire vastgelegd. Doodgeschoten in Afrika, op tv. Door onzichtbare geweren. Hij maakte een spectaculaire val, krampachtig, filmisch kronkelend door de ratelende kogelinslagen. Ik keek ernaar vanaf de bank, verbijsterd, niet24