VEILIGHEIDSMONITOR DORDRECHT-2 tweede meting van de resultaten van het Integraal Veiligheids Programma Dordrecht voor de periode 2002-2006: jaar 2004
augustus 2005
Colofon opdracht: Gemeente Dordrecht uitvoering: Programmabureau Veiligheid/afd. OOV redactie: drs. P.E. Kees informatie: Afdeling Openbare Orde en Veiligheid telefoon: 078 – 6396354 / 6396446 drukwerk: Stadsdrukkerij Het overnemen van gegevens is toegestaan onder voorwaarde van duidelijke bronvermelding.
INHOUD
Voorwoord
1
Belangrijke opmerkingen vooraf
2
0. Samenvatting ontwikkeling doelstellingen
3
1. Inleiding
7
2. Aanpassingen van het Integraal Veiligheid Programma
8
3. Ontwikkeling IVP-hoofddoelstelling algemeen
12
4. Ontwikkeling IVP-subdoelstelling thema jeugd
14
5. Ontwikkeling IVP-subdoelstelling thema geweld
16
6. Ontwikkeling IVP-subdoelstelling thema overlast
19
7. Ontwikkeling IVP-subdoelstelling thema diefstal
21
8. Ontwikkeling IVP-subdoelstelling thema verkeer
25
9. Ontwikkeling IVP-subdoelstelling thema fysieke veiligheid en rampenbestrijding
27
Bijlage 1. Uitwerking van de Veiligheidsmonitor
40
Bijlage 2. Toelichting gehanteerde indicatoren en begrippen
43
Bijlage 3. Ontwikkeling doelstellingen Grotestedenbeleid
47
1
Voorwoord In deze tweede Veiligheidsmonitor Dordrecht wordt verslag uitgebracht van de resultaten van het Integraal Veiligheid Programma Dordrecht 2002-2006 in het jaar 2004, het tweede jaar dat dit veiligheidsprogramma in uitvoering is. Zoals bekend is in december 2002 met het aanvaarden door de Dordtse gemeenteraad van het Integraal Veiligheid Programma Dordrecht (IVP) het gemeentelijke veiligheidsbeleid voor de periode van 2002 tot en met 2006 van start gegaan. Het IVP is erop gericht om de veiligheid, zowel op sociaal als op fysiek terrein, in Dordrecht daadwerkelijk te verbeteren. Het Dordtse veiligheidsbeleid concentreert zich op de thema’s jeugd, geweld, overlast, diefstal, verkeer, fysieke veiligheid en rampenbestrijding. Voor elk thema zijn concrete en meetbare doelstellingen geformuleerd die in 2006 gerealiseerd dienen te zijn. Om deze doelen te verwezenlijken zijn met onze lokale, professionele partners op veiligheidsgebied – politie, justitie, brandweer, Milieudienst, GGD – afspraken gemaakt over wat er gedaan moet worden. Daarnaast leveren ook gemeentelijk organisatieonderdelen, zoals Onderwijs en Welzijn, Toezicht (vooral stadswachten), belangrijke bijdragen aan het veiliger maken van onze stad. Dit alles vanuit de overtuiging dat de veiligheid in Dordrecht positief kan worden beïnvloed door samenwerking, communicatie en coördinatie. Om na te gaan of de gestelde doelen gehaald worden, wordt jaarlijks een rapportage uitgebracht waarin de resultaten voor elk thema zichtbaar worden gemaakt: de Veiligheidsmonitor Dordrecht. In 2004 is de eerste Veiligheidsmonitor Dordrecht verschenen. Voor het jaar 2004 waren helaas niet voor alle onderdelen actuele gegevens beschikbaar. Dit neemt echter niet weg dat er op de meeste onderdelen waarvoor wel recente gegevens aanwezig zijn, in het afgelopen jaar wederom goede, vaak zelfs zeer goede vooruitgang is geboekt. Het jaar 2004 kan dan ook het best worden gekarakteriseerd als het “jaar van de omslag”. Het is het jaar waarin we erin zijn geslaagd om samen met onze veiligheidspartners een aantal negatieve ontwikkelingen op het gebied van de veiligheid en criminaliteit in Dordrecht in (zeer) positieve zin om te buigen. Tot slot dient een woord van dank te worden gericht aan allen die op verzoek van het Programmabureau Veiligheid gegevens aanleveren op basis waarvan deze Veiligheidsmonitor is samengesteld.
Kees van Netten Directeur Programma Veiligheid
2
Belangrijke opmerkingen vooraf Voor het jaar 2004 zijn niet voor alle onderdelen van de Veiligheidsmonitor nieuwe gegevens aanwezig. In het bijzonder geldt dit voor die onderdelen waarvan de gegevens afkomstig zijn uit de Jeugdmonitor en de Politiemonitor Bevolking. De gegevens uit deze bronnen zijn om verschillende redenen niet anno 2005 beschikbaar. In 2004 heeft Onderwijs en Welzijn het besluit genomen om de Jeugdmonitor niet langer om de twee jaar, maar om de vier jaar uit te voeren. Dit heeft tot gevolg dat de eerstvolgende meting van de Jeugdmonitor niet in 2005 maar in 2007 plaats vindt en dat de benodigde gegevens voor de Veiligheidsmonitor niet in 2006 maar pas in 2008 – na afloop van Integrale Veiligheids Programma Dordrecht 2002-2006 - beschikbaar komen. Begin 2005 hebben de Portefeuillehouder voor Openbare Orde en Veiligheid en de Afdeling Openbare Orde en Veiligheid besloten om in 2005 geen gebruik te maken van de mogelijkheid om het aantal vraaggesprekken voor de gemeente Dordrecht in de Politiemonitor Bevolking op te hogen. Hierdoor zijn er geen gegevens op het niveau van de gemeente Dordrecht over het jaar 2004 beschikbaar. Tot slot heeft de Algemene Directie en het Programmabureau Wijken in 2004 het besluit genomen om de uitvoering van de Monitor Leefbaarheid en Veiligheid vanaf 2005 niet langer, zoals gebruikelijk vanaf 1997, in november/december te laten plaatsvinden, maar te vervroegen naar maart/april. Dit beïnvloedt zowel het tijdstip waarop de rapportage met gegevens uit de Monitor Leefbaarheid en Veiligheid gereed is, als de werkingsduur van allerhande maatregelen en/of activiteiten waarvan het effect op de veiligheid in Dordrecht via de Monitor Leefbaarheid en Veiligheid wordt gemeten. Aangezien daarnaast de eerstvolgende Monitor Leefbaarheid en Veiligheid in maart/april 2007 wordt uitgevoerd, zullen er voor de afsluitende meting in 2006 van het Integrale Veiligheids Programma Dordrecht 2002-2006 geen nieuwe gegevens beschikbaar zijn. Bovengenoemde besluiten hebben tot gevolg dat voor enkele onderdelen geen ontwikkeling in het jaar 2004 kan worden gepresenteerd en dat voor andere onderdelen de weergegeven gegevens de laatste zijn die in het kader van het Integrale Veiligheids Programma Dordrecht 2002-2006 beschikbaar komen. In de volgende hoofdstukken zijn de onderdelen waarvoor in 2004 wel een ontwikkeling zichtbaar is, cursief weergegeven.
3
0. Samenvatting ontwikkeling doelstellingen De Dordtse gemeenteraad heeft op 10 december 2002 ingestemd met het Integraal Veiligheid Programma Dordrecht (IVP). In het IVP zijn de doelstellingen vastgelegd voor de thema’s van het gemeentelijke veiligheidsbeleid in de raadsperiode van 2002 tot en met 2006. De ontwikkeling van de doelstellingen wordt jaarlijks gevolgd door middel van de Veiligheidsmonitor Dordrecht. In deze samenvatting worden - voorzover bekend - beknopt de ontwikkelingen van de doelstellingen van het IVP tot 1 januari 2005 gepresenteerd. De geactualiseerde resultaten over het jaar 2004 zijn cursief weergegeven. Op grond van de behaalde resultaten in het jaar 2004 worden vijf mogelijke ontwikkelingen onderscheiden: a. de doelstelling is gerealiseerd: de afgesproken doelstelling is behaald b. er heeft zich een zeer positieve ontwikkeling voorgedaan: het behaalde resultaat is beter dan het startcijfer of de gemaakte afspraken zijn volledig nagekomen c. er heeft zich een positieve ontwikkeling voorgedaan: het behaalde resultaat is beter dan in het voorgaande jaar of de gemaakte afspraken zijn grotendeels nagekomen d. er heeft zich geen ontwikkeling voorgedaan: het behaalde resultaat is gelijk aan het voorgaande jaar e. er heeft zich een negatieve ontwikkeling voorgedaan: het behaalde resultaat is slechter dan in het voorgaande jaar of de gemaakte afspraken zijn niet nagekomen IVP-hoofddoelstelling algemeen Ontwikkeling
Indicator
Zeer positief
- aandeel inwoners van 18 jaar en ouder dat zich veilig voelt
Positief
- aandeel persoonsgebonden slachtofferschap van criminaliteit - realisering van 3 van de 8 subdoelstellingen thema fysieke veiligheid en rampenbestrijding
Geen
- aandeel inwoners van 18 jaar en ouder dat vindt dat de gemeente voldoende doet om bewoners tegen rampen te beschermen
4 IVP-subdoelstelling jeugd Ontwikkeling
Indicator
Zeer positief
- aandeel recidive 12-minners
Positief
- aandeel wapenbezit scholieren
Geen
- aandeel jeugd van 12 t/m 22 jaar dat zich overdag veilig voelt
Negatief
- aantal delictplegers (gehoorde verdachten) van 12 t/m 24 jaar - aandeel jeugd van 12 t/m 22 jaar dat zich ’s avonds veilig voelt
IVP-subdoelstelling geweld Ontwikkeling
Indicator
Gerealiseerd
- aandeel slachtofferschap van straatroof - aandeel slachtofferschap van mishandeling - aantal aangiften van huiselijk geweld
Zeer positief
- aantal aangiften van straatroof
Positief
- aantal aangiften van bedreiging - aantal aangiften van mishandeling/geweldsgebruik
Negatief
- aandeel slachtofferschap van bedreiging met lichamelijk geweld
IVP-subdoelstelling overlast Ontwikkeling
Indicator
Zeer positief
- aandeel ‘vaak’ drugsgerelateerde overlast
Positief
- indicatorscore overlast - aandeel ‘vaak’ overlast door hangjongeren - aandeel ‘soms’ drugsgerelateerde overlast - aantal meldingen/incidenten van drugsgerelateerde overlast
5 IVP-subdoelstelling diefstal Ontwikkeling
Indicator
Gerealiseerd
- aandeel slachtofferschap van poging tot woninginbraak - aandeel slachtofferschap van inbraak in woning - aandeel slachtofferschap van diefstal uit auto - aantal aangiften van diefstal uit of vanaf auto en vernieling aan auto - aandeel slachtofferschap van diefstal portemonnee zonder geweld - aantal aangiften van diefstal van portemonnee zonder geweld - aandeel slachtofferschap van fietsendiefstal
Zeer positief
- indicatorscore slachtofferschap vermogensdelicten - aantal aangiften van woninginbraak - aandeel slachtofferschap diefstal vanaf of vernieling aan auto - aantal aangiften van fietsendiefstal
IVP-subdoelstelling verkeer Ontwikkeling
Indicator
Gerealiseerd
- indicatorscore verkeersonveiligheid - buurtprobleem “te hard rijden komt vaak voor”
Zeer positief
- indicatorscore verkeersoverlast in de Binnenstad - indicatorscore verkeersoverlast in de Noordflank - indicatorscore verkeersoverlast in Oud-Krispijn
Positief
- aantal verkeersslachtoffers
Negatief
- indicatorscore verkeersoverlast in Het Reeland
6 IVP-subdoelstelling fysieke veiligheid en rampenbestrijding Ontwikkeling
Indicator
Gerealiseerd
- structurele borging paraatheid repressieve functionarissen bij Brandweer en GHOR - opleiding en oefening officieren en manschappen bij Brandweer en GHOR conform (landelijke) normen - rampenplan wordt conform de afspraken geoefend
Positief
- toezicht en handhaving volgens het handhavingsprogramma - Veiligheidseffectrapportages worden uitgevoerd
Negatief
- risico-inventarisatie Brandweer is nog niet gereed, ontwikkeling risicokaart is vertraagd - project “inhaalslag gebruiksvergunningverlening” van Brandweer is vertraagd - productie bereikbaarheidskaarten, aanvalsplannen en rampbestrijdingsplannen door Brandweer is vertraagd
7
1. Inleiding Op 10 december 2002 heeft de gemeenteraad van Dordrecht ingestemd met het Integraal Veiligheid Programma (IVP). Dit programma vormt het organisatorische en inhoudelijke kader voor het gemeentelijke veiligheidsbeleid in de raadsperiode van 2002 tot en met 2006. Tot de thema’s van het IVP zijn benoemd: jeugd, geweld, overlast, diefstal, verkeer, fysieke veiligheid en rampenbestrijding. Het IVP dient te worden beschouwd als de verdere uitwerking voor de onderdelen veiligheid en leefbaarheid van het Dordtse Grotestedenbeleid waarvan Dordrecht sinds 1997 deel uitmaakt. Het IVP kent drie hoofddoelstellingen: toename van het veiligheidsgevoel van inwoners van Dordrecht: afname van het slachtofferschap van criminaliteit; het voorkomen, reduceren en beheersen van fysieke veiligheidsrisico’s. Om deze hoofddoelen te bereiken zijn per thema subdoelstellingen geformuleerd. Om de resultaten van de hoofd- en subdoelstellingen van het IVP te kunnen volgen – en daarmee inzicht te bieden in de (jaarlijkse) voortgang van ontwikkelingen - is een Veiligheidsmonitor ontwikkeld, waarin alle relevante gegevens – die her en der versnipperd voorhanden zijn - worden samengebracht. Voor enkele onderdelen waren in het IVP nog geen concrete doelstellingen geformuleerd. Voor de Veiligheidsmonitor heeft – voor zover mogelijk - een nadere uitwerking van deze doelstellingen plaatsgevonden. Voor het meten en volgen van de hoofd- en subdoelstellingen uit het IVP wordt een aantal indicatoren gebruikt. De gegevens voor deze indicatoren zijn afkomstig uit bestaande onderzoeken (Monitor Leefbaarheid en Veiligheid, Jeugdmonitor, Politiemonitor Bevolking) en beschikbare bronnen (Bedrijfsprocessensysteem Politie, Herkenningsdienstsysteem Politie, Gemeente, Brandweer, Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst, Rijkswaterstaat). Voor een verdere uitwerking van de Veiligheidsmonitor wordt verwezen naar bijlage 1 en voor een toelichting op de gehanteerde indicatoren en begrippen naar bijlage 2. Als startpunt voor de Veiligheidsmonitor is gebruik gemaakt van verschillende peiljaren, afhankelijk van de beschikbaarheid van relevante gegevens. Voor zover mogelijk is gezocht naar het laatst bekende gegeven voor de start van de uitvoering van het IVP eind 2002. Als gevolg daarvan zijn de gegevens die voor het startpunt van enkele doelstellingen in het IVP zijn geformuleerd, in de Veiligheidsmonitor aan het meest recente peiljaar aangepast. Elk thema in de Veiligheidsmonitor begint met een beknopt overzicht van de projecten die vanuit het IVP worden gestuurd (plus-plusprojecten) of actief worden gevolgd (plusprojecten) en waarvan wordt verwacht dat zij de grootste bijdrage leveren aan de doelstellingen van het IVP. In tabelvorm wordt vervolgens voor elke hoofd- of subdoelstelling een cijfermatige weergave gegeven van: doelstelling, situatie streefpunt, situatie startpunt (2001, tenzij anders aangegeven), situatie ijkpunt 1-1-2003, situatie ijkpunt 1-1-2004, situatie ijkpunt 1-1-2005, situatie eindpunt 1-1-2006, bronvermelding. In elke tabel is per doelstelling met een teken (-- of x) aangegeven of voor het betreffende jaar wel (x) of geen (--) gegevens beschikbaar zijn. Deze cijfermatige weergave wordt gevolgd door een woordelijke beschrijving van de ontwikkeling voor elke hoofd- of subdoelstelling. Het thema fysieke veiligheid en rampenbestrijding heeft een afwijkende indeling. In de Veiligheidsmonitor wordt niet alleen aandacht besteed op de ontwikkelingen van de hoofden subdoelstellingen van het IVP, maar wordt tevens ingegaan op eerder geformuleerde doelstellingen inzake veiligheid en leefbaarheid van het Dordtse Grotestedenbeleid. De resultaten hiervan zijn in bijlage 3 opgenomen. Het gaat – voor zover beschikbaar - om gegevens vanaf 1997 (startpunt) tot en met 2004 (streefpunt).
8
2. Aanpassingen van het Integraal Veiligheid Programma Bij de ontwikkeling van de Veiligheidsmonitor is gebleken dat er in het Integraal Veiligheid Programma Dordrecht (IVP) enige onvolkomenheden zijn geslopen. Daarnaast hebben zich in het eerste uitvoeringsjaar van het IVP enkele veranderingen in het Dordtse veiligheidsbeleid voorgedaan. In dit hoofdstuk wordt puntsgewijs weergegeven welke wijzigingen – aanpassingen, aanvullingen, correcties, veranderingen – zijn aangebracht in doelstellingen en dergelijke van het Integraal Veiligheid Programma Dordrecht. Onderdeel IVP-hoofddoelstelling algemeen Voor de realisering van een veiliger Dordrecht zijn twee hoofddoelstellingen geformuleerd: toename van de sociale veiligheid en toename van de fysieke veiligheid. Voor beide hoofddoelstellingen te samen is als doelstelling geformuleerd “toename veiligheidsgevoel inwoners Dordrecht met 10%”. Voor deze doelstelling “toename veiligheidsgevoel met 10%” is in het IVP uitgegaan van de indicator ‘het aandeel inwoners dat zich wel eens onveilig voelt’. Om aan te sluiten bij de eerder geformuleerde doelstelling in het Dordtse Grotestedenbeleid is deze indicator gewijzigd in ‘het aandeel inwoners dat zich veilig voelt’. Tegelijkertijd zijn ook de bijbehorende percentages gewijzigd: het streefpunt is 72% geworden, het startpunt is 62%. Daarnaast is de doelstelling correcter geformuleerd als “toename veiligheidsgevoel met 10 procentpunten”. Specifiek voor de hoofddoelstelling “toename sociale veiligheid” is de doelstelling ”afname slachtofferschap van criminaliteit met 5%” geformuleerd en vervolgens - conform de feitelijke inhoud – correcter geformuleerd als “afname persoonsgebonden slachtofferschap met 5 procentpunten”. Het in het IVP opgenomen begrip ‘slachtofferschap’ heeft betrekking op een deel van alle criminaliteit waarvan burgers slachtoffer kunnen worden, namelijk het persoonsgebonden deel. Hiertoe behoren de delicten beroving met of zonder geweld, andere vorm van diefstal of beschadiging/ vernieling, bedreiging met lichamelijk geweld, slachtoffer van mishandeling, aanrijding met of zonder doorrijden, slachtoffer ander misdrijf. Het objectgebonden deel van de criminaliteit – inbraak, fietsdiefstal, autocriminaliteit - is er niet in betrokken. De bijbehorende percentages zijn ongewijzigd gebleven. In het IVP was voor de hoofddoelstelling “toename fysieke veiligheid” de specifieke doelstelling “voorkomen, reduceren en beheersen van fysieke veiligheidsrisico’s” nog geen concrete, meetbare doelstelling of indicator opgenomen. Inmiddels is deze doelstelling uitgesplitst in twee concrete doelstellingen. Voor de eerste concrete doelstelling is uitgegaan van de 8 subdoelstellingen waaruit het IVP-thema “fysieke veiligheid en rampenbestrijding” is opgebouwd. Op grond hiervan is de concrete doelstelling als volgt geformuleerd: “in 2006 zijn 6 van de 8 subdoelstellingen inzake het thema fysieke veiligheid en rampenbestrijding gerealiseerd”. Als indicator gelden de ontwikkelingen die jaarlijks over de subdoelstellingen in de Veiligheidsmonitor worden gerapporteerd. De tweede concrete doelstelling is gebaseerd op het aandeel Dordtenaren dat vindt dat de gemeente Dordrecht voldoende doet om bewoners tegen rampen te beschermen. In het najaar van 2003 is via de Monitor Leefbaarheid en Veiligheid voor de eerste keer vastgesteld wat inwoners van Dordrecht vinden van de inspanningen van de gemeente om de bewoners tegen rampen te beschermen. Op grond van die gegevens zijn het startpunt en het streefpunt voor deze concrete doelstelling bepaald.
9 De doelstelling is geformuleerd als “toename van het aandeel inwoners dat vindt dat de gemeente voldoende doet om bewoners tegen rampen te beschermen met 15 procentpunten” (streefpunt 1-1-2006). Het startpunt is 1-1-2004 met 15% inwoners van Dordrecht die vinden dat de gemeente voldoende doet om bewoners tegen rampen te beschermen. Onderdeel IVP-subdoelstelling thema jeugd In het IVP is als bron van gegevens voor de doelstelling “afname van het aantal delictplegers van 12-24 jaar met 10%” de Jeugdmonitor genoemd in plaats van de eenmalig in 1999 opgestelde Zelfanalyse voor het Grotestedenbeleid. Als gevolg hiervan zijn er geen gegevens voor het volgen van ontwikkelingen op deze doelstelling. Dit maakt de in het IVP opgenomen bron en de bijbehorende gegevens onbruikbaar. Voor het volgen van de prestaties voor deze doelstelling zijn zowel een andere bron als nieuwe gegevens gevonden. De andere bron is het Herkenningsdienstsysteem van de Politie. De nieuwe gegevens zijn: 790 gehoorde verdachten van 12 t/m 24 jaar in 2000 (startpunt) en een afname tot 710 jeugdige delictplegers in 2006 (streefpunt). In het IVP is bij de doelstelling “daling wapenbezit scholieren tot 3%” als startpunt het jaar 1999 genoemd met een wapenbezit van 7%. Door het beschikbaar zijn van meer recente cijfers is dit gegeven geactualiseerd: startpunt is het jaar 2001 met een wapenbezit onder scholieren van 5%. In het IVP de doelstelling “75% van de jeugd voelt zich veilig” opgenomen. De op deze wijze geformuleerde doelstelling is in de praktijk niet meetbaar omdat in de Jeugdmonitor - en niet in de Monitor Leefbaarheid en Veiligheid, zoals abusievelijk in het IVP is vermeld - voor twee situaties de mate van onveiligheid gemeten: overdag en ’s avonds. Als gevolg hiervan zijn beide situaties als uitgangspunt genomen voor een tweeledige doelstelling met een onderscheid tussen overdag en ‘s avonds. De doelstelling voor “overdag” is “75% van de jongeren van 12 t/m 22 jaar voelt zich overdag veilig”, met als startpunt het jaar 2001 met 66%. De doelstelling voor “’s avonds” is “50% van de jongeren van 12 t/m 22 jaar voelt zich ’s avonds veilig”, met als startpunt het jaar 2001 met 42%. Tegelijkertijd is ook de bron aangepast. In het IVP is de doelstelling“geen verschil in delinquentie tussen allochtone en autochtone jeugd” als intentie voor de toekomst geformuleerd en is tevens geconstateerd dat deze doelstelling niet meetbaar is, omdat er geen registratie naar etnische afkomst wordt bijgehouden door politie of OM. Aangezien er geen criminaliteitsgegevens naar etnische afkomst beschikbaar zijn of zullen komen, is deze doelstelling uit het IVP en de Veiligheidsmonitor verwijderd. Onderdeel IVP-subdoelstelling thema geweld In het IVP zijn abusievelijk onjuiste gegevens opgenomen over het aantal aangiften van straatroof. De aldaar vermelde gegevens hebben betrekking op het district Dordrecht/Zwijndrechtse Waard. In 2001 zijn in Dordrecht in totaal 168 aangiften van straatroof (diefstal met geweld in de openbare ruimte) gedaan. Op basis hiervan is de doelstelling opnieuw geformuleerd: “afname aangiften straatroof tot 84” (streefpunt 2006).
10 In het IVP is de doelstelling “toename aangiftebereidheid huiselijk geweld” als intentie voor de toekomst én als tussendoelstelling geformuleerd. Onderzoek (Leven tussen hoop en vrees, huiselijk geweld in Zuid-Holland Zuid, Intomart, 2001) heeft aan het licht gebracht dat huiselijk geweld door de politie onder allerlei incidentcodes in het systeem wordt ingevoerd. De belangrijkste incidentcodes zijn: buren-/ relatieproblematiek, overige conflictbemiddeling, bedreiging, vrouwenmishandeling, conflictbemiddeling, geweld met letsel zonder wapen, geweld zonder letsel met wapen. Geconstateerd werd dat het huidige registratiesysteem van de politie niet onmiddellijk inzicht biedt in het aantal voorvallen van huiselijk geweld. In afwachting van een in ontwikkeling zijnd eenduidig landelijk registratiesysteem voor het delicttype huiselijk geweld (ingevoerd per 11-2004) wordt uit pragmatische overwegingen vooralsnog uitgegaan van de bij de politie bestaande incidentcodes voor relatiemishandeling en kindermishandeling als indicator voor huiselijk geweld. Omdat de aangiftebereidheid van huiselijk geweld laag is, is gekozen voor een tussendoelstelling: het verhogen van de aangiftebereidheid. Op basis van beschikbare gegevens (bron: Bedrijfsprocessensysteem Politie) zijn de gegevens voor het startpunt en het streefpunt vastgesteld. De tussendoelstelling is geformuleerd als “toename aangiften huiselijk geweld tot 182” (streefpunt 2006). Het startpunt is het jaar 2001 met 73 aangiften huiselijk geweld (62 voor relatiemishandeling en 11 voor kindermishandeling). In 2004 is de politie Zuid-Holland Zuid begonnen met de projectcode Huiselijk Geweld. Deze omvat meer dan de incidentcodes voor relatiemishandeling en kindermishandeling. In het jaar 2004 zijn in Dordrecht in totaal 226 aangiften opgenomen die vallen onder de nieuwe projectcode Huiselijk Geweld. Onderdeel IVP-subdoelstelling thema diefstal In het IVP is voor de doelstelling inzake slachtofferschap van woninginbraak als streefpunt in 2006 een afname tot 2% geformuleerd. Deze ambitieuze doelstelling is tussentijds realistischer geherformuleerd tot “afname slachtofferschap inbraak in woning tot 3%” (streefpunt 2006). In het IVP wordt de realisering van de doelstelling inzake (poging tot) woninginbraak alleen op een subjectieve wijze gemeten, via slachtofferschap, met als bron de Monitor Leefbaarheid en Veiligheid. Dit is aangevuld met het objectieve gegeven van het aantal aangiften woninginbraak met als bron het Bedrijfsprocessensysteem Politie (Bps). Uitgaande van het aantal van 632 bij de politie aangegeven woninginbraken in 2001 (startpunt) is als doelstelling geformuleerd: “afname aangiften woninginbraken tot 475” (streefpunt 2006). In het IVP zijn abusievelijk onjuiste gegevens opgenomen over het aantal aangiften van diefstal uit of vanaf auto en vernieling aan auto. In 2001 zijn in totaal 2754 aangiften van diefstal uit of vanaf auto (2107) en vernieling aan auto (647) gedaan. Op grond hiervan is de doelstelling opnieuw geformuleerd: “afname aangiften diefstal uit of vanaf auto en vernieling aan auto tot 2340” (streefpunt 2006). In het IVP wordt de realisering van de doelstelling inzake het zakkenrollen alleen op een objectieve wijze gemeten via het aantal aangiften in het Bedrijfsprocessensysteem Politie (Bps). Dit is aangevuld met het subjectieve gegeven van slachtofferschap van zakkenrollen uit de Monitor Leefbaarheid en Veiligheid. Op basis van het slachtofferschap van zakkenrollen van 5% in 2001 (startpunt) is als doelstelling geformuleerd: “afname slachtofferschap diefstal portemonnee zonder geweld (zakkenrollen) tot 4%” (streefpunt 2006).
11 Onderdeel IVP-subdoelstelling thema verkeer In het IVP is ten behoeve van de verkeersveiligheid onder andere de doelstelling afname aantal snelheidsovertredingen geformuleerd. In overleg met de politie is besloten om deze doelstelling te wijzigen in de doelstelling afname aantal verkeersslachtoffers. Als indicator wordt het aantal bij een verkeersongeval betrokken personen (gewond, overleden) gehanteerd (bron: Rijkswaterstaat). Uitgaande van het aantal van 218 verkeersslachtoffers in 2001 (startpunt) is als concrete doelstelling geformuleerd: “stabilisering aantal verkeersslachtoffers op 218” (streefpunt 2006). Er is gekozen voor stabilisering - en niet voor een daling - omdat in 2001 het aantal verkeersslachtoffers reeds aanzienlijk lager was dan in de voorgaande jaren (1999: 334; 2000: 307) of in het daarop volgende jaar (2002: 261). In het IVP is de doelstelling afstemmen veiligheidsgerelateerde zaken (verkeerswijzigingen) met Stadsontwikkeling als een inspanningsdoelstelling geformuleerd. Hierover wordt door de programmadirecteur veiligheid afzonderlijk gerapporteerd. Als gevolg daarvan is deze doelstelling uit de Veiligheidsmonitor verwijderd. Onderdeel IVP-subdoelstelling thema fysieke veiligheid en rampenbestrijding In het IVP is voor het thema “fysieke veiligheid en rampenbestrijding” een aantal inspanningsdoelstellingen en intenties voor de toekomst vastgesteld die vooral kwalitatief zijn geformuleerd. Inmiddels is dit onderdeel nader geconcretiseerd. Voor de uitwerking wordt verwezen naar het betreffende hoofdstuk in deze Veiligheidsmonitor. Tenslotte Bij aangiften is uitgegaan van de veronderstelling dat de aangiftebereidheid van het betreffende delicttype in de loop van de tijd gelijk blijft. In de praktijk blijkt dit niet het geval te zijn. Zo is de totale aangiftebereidheid in Dordrecht tussen 1 januari 2001 en 1 januari 2003 afgenomen van 34,3% naar 31,4%. De aangiftebereidheid van specifieke delicten of delictcombinaties is in diezelfde periode eveneens (soms fors) gedaald: fietsdiefstal (van 57,7% naar 47,0%), inbraak (van 39,7% naar 37,1%), autocriminaliteit (van 33,4% naar 24,9%), geweld (van 17,3% naar 12,4%) en verkeer (van 33,9% naar 20,3%) (Bron: Politiemonitor Bevolking Dordrecht 2001 en 2003).
12
3. Ontwikkeling IVP-hoofddoelstelling algemeen ontwikkeling per doelstelling in cijfers doelstelling
streefpunt
startpunt 2001
2003 (1-1)
2004 (1-1)
2005 (1-1)
2006 (1-1)
bron
toename veiligheidsgevoel met 10 procentpunten
72%
62%
--
62%
68%
--
Lbv
afname persoonsgebonden slachtofferschap met 5 procentpunten
23%
28%
27%
--
--*
?*
Pm
--
0 van 8
3 van 8
x
Vm
--
15%
15%
--
Lbv
(1999)
realisering 6 van de 8 subdoelstellingen fysieke veiligheid en rampenbestrijding
6 van 8
0 van 8 (2003)
toename aandeel inwoners dat vindt dat de gemeente voldoende doet om bewoners tegen rampen te beschermen met 15 procentpunten
30%
15% (2003)
(Bron: Lbv = Monitor Leefbaarheid en Veiligheid; Pm = Politiemonitor Bevolking; Vm = Veiligheidsmonitor) * Bij de doelstelling “afname persoonsgebonden slachtofferschap met 5 procentpunten” is ervan uitgegaan dat voor de peildata 2005 en 2006 de benodigde gegevens beschikbaar zouden komen uit de Politiemonitor Bevolking. Begin 2005 hebben de portefeuillehouder voor Openbare Orde en Veiligheid en de afdeling Openbare Orde en Veiligheid besloten om in 2005 geen gebruik te maken van de mogelijkheid om het aantal vraaggesprekken voor de gemeente Dordrecht in de Politiemonitor Bevolking op te hogen. Hierdoor zijn er geen gegevens op het niveau van de gemeente Dordrecht over het jaar 2004 beschikbaar. ontwikkeling per doelstelling in woord Het IVP heeft als doelstelling voor de toename van de sociale en fysieke veiligheid geformuleerd dat het veiligheidsgevoel in Dordrecht in 2006 met 10 procentpunten is toegenomen. Het aandeel Dordtenaren van 18 jaar en ouder dat zich in Dordrecht veilig voelt, bedroeg bij de startsituatie in 2001 62%. Dit aandeel is - na een stabilisering anno 2004 op 62% - anno 2005 gestegen naar 68%. Dit houdt in dat er zich een zeer positieve ontwikkeling in het veiligheidsgevoel onder de Dordtse bevolking heeft voorgedaan.
13 In het IVP is als doelstelling voor de toename van de sociale veiligheid geformuleerd dat het aandeel persoonsgebonden slachtofferschap in Dordrecht in 2006 is gedaald tot 23%. Bij de startsituatie in 1999 bedroeg het aandeel persoonsgebonden slachtofferschap onder de Dordtse bevolking van 15 jaar en ouder 28%. Anno 2003 is dit aandeel afgenomen tot 27%. Dit betekent dat het aandeel persoonsgebonden slachtofferschap zich tot 1 januari 2004 in positieve zin heeft ontwikkeld. Na de start van het IVP is de doelstelling voor de toename van de fysieke veiligheid – voorkomen, reduceren, beheersen van fysieke veiligheidsrisico’s – nader geoperationaliseerd en uiteengelegd in twee concrete doelstellingen: “in 2006 zijn 6 van de 8 subdoelstellingen inzake het thema fysieke veiligheid en rampenbestrijding gerealiseerd” en “toename van het aandeel inwoners dat vindt dat de gemeente voldoende doet om bewoners tegen rampen te beschermen met 15 procentpunten” (streefpunt 1-1-2006). Voor de eerste concrete doelstelling is uitgegaan van de 8 subdoelstellingen waaruit het IVP-thema “fysieke veiligheid en rampenbestrijding” is opgebouwd. Op grond hiervan is de concrete doelstelling dat 6 van de 8 subdoelstellingen inzake het thema fysieke veiligheid en rampenbestrijding in 2006 zijn gerealiseerd”. Als indicator gelden de ontwikkelingen die jaarlijks over de subdoelstellingen in de Veiligheidsmonitor worden gerapporteerd. Voor het jaar 2004 kan op basis van hetgeen in het hoofdstuk over fysieke veiligheid en rampenbestrijding (hoofdstuk 9) is weergegeven worden afgeleid dat 3 van de 8 subdoelstellingen inmiddels zijn gerealiseerd. De tweede concrete doelstelling is gebaseerd op het aandeel Dordtenaren dat vindt dat de gemeente Dordrecht voldoende doet om bewoners tegen rampen te beschermen. In het najaar van 2003 is via de Monitor Leefbaarheid en Veiligheid voor de eerste keer vastgesteld wat inwoners van Dordrecht vinden van de inspanningen van de gemeente om de bewoners tegen rampen te beschermen. Op dat moment vindt 15% van de Dordtse bevolking van 18 jaar en ouder dat de gemeente voldoende doet om bewoners tegen rampen te beschermen, terwijl 12% meent dat de gemeente daaraan te weinig doet. De meerderheid van de Dordtenaren (72%) weet niet of de gemeente wel of niet voldoende doet om de bewoners te beschermen tegen rampen. Op grond van deze uitkomsten is bepaald dat het aandeel inwoners van Dordrecht dat vindt dat de gemeente voldoende doet om bewoners tegen rampen te beschermen in 2006 dient te zijn toegenomen met 15 procentpunten. Dit betekent dat het aandeel onder de Dordtse bevolking dat van mening is dat de gemeente voldoende doet om bewoners te beschermen tegen rampen, stijgt van 15% in 2004 naar 30% in 2006. Anno 2005 is dit aandeel met 15% gelijk gebleven. Dit houdt in dat er zich geen ontwikkeling heeft voorgedaan in het aandeel inwoners dat vindt dat de gemeente voldoende doet om hen tegen rampen te beschermen. Een zeer positieve ontwikkeling heeft zich voorgedaan bij: - aandeel inwoners van 18 jaar en ouder dat zich veilig voelt Positieve ontwikkelingen hebben zich voorgedaan bij: - aandeel persoonsgebonden slachtofferschap van criminaliteit - realisering van 3 van de 8 subdoelstellingen thema fysieke veiligheid en rampenbestrijding Geen ontwikkeling heeft zich voorgedaan bij: - aandeel inwoners van 18 jaar en ouder dat vindt dat de gemeente voldoende doet om bewoners tegen rampen te beschermen
14
4. Ontwikkeling IVP-subdoelstelling thema jeugd overzicht van projecten Het project Veelplegers heeft als doel het leveren van een substantiële bijdrage aan het verminderen van overlast door criminaliteit door een geïntegreerde aanpak van veelplegers door politie, justitie en ketenpartners (plus-plusproject). Het project Individuele trajectbegeleiding CRIEM beoogt het terugdringen van recidive en overlast door het bieden van een nieuw toekomstperspectief aan (bepaalde categorieën) allochtone jongeren van 12 tot 18 jaar, die vanwege hun leeftijd of eerder contact met politie of justitie niet meer in aanmerking komen voor Halt (plusproject). Het project Individuele trajectbegeleiding Harde Kern heeft als oogmerk het terugdringen van criminaliteit en overlast door recidiverende jongeren tussen 12 en 25 jaar, die meerdere malen voor ernstige strafbare feiten in aanraking zijn geweest met justitie en voor het eerst in aanmerking komen voor een zware vrijheidsstraf (plusproject). ontwikkeling per doelstelling in cijfers doelstelling
streefpunt
startpunt 2001
2003 (1-1)
2004 (1-1)
2005 (1-1)
2006 (1-1)
bron
afname aantal delictplegers (gehoorde verdachten) van 12-24 jaar met 10%
710
790
799
1044
1157
x
Hks
afname recidive 12-minners met 33%
8%
12%
11%
3%
9%
x
Bps
(1999)
daling wapenbezit scholieren tot 3%
3%
5%
--
4%
--
--
Jm
75% van de jeugd van 1222 jaar voelt zich overdag veilig
75%
66%
--
66%
--
--
Jm
50% van de jeugd van 1222 jaar voelt zich ’s avonds veilig
50%
42%
--
38%
--
--
Jm
(Bron: Hks = Herkenningsdienstsysteem Politie; Bps = Bedrijfsprocessensysteem Politie; Jm = Jeugdmonitor)
15 ontwikkeling per doelstelling in woord In het IVP is als doelstelling voor het aantal delictplegers (gehoorde verdachten) van 12 tot en met 24 jaar geformuleerd dat dit aantal in Dordrecht in 2006 is gedaald tot 710. Bij de startsituatie in 2001 bedroeg het aantal delictplegers van 12 tot en met 24 jaar 790. In 2003 is dit aantal toegenomen tot 1044 om vervolgens in 2004 verder te stijgen naar 1157. Dit betekent dat het aantal delictplegers van 12 tot en met 24 jaar zich negatief heeft ontwikkeld. Het IVP heeft als doelstelling voor de recidive van 12-minners geformuleerd dat het aandeel recidivisten onder 12-minners in Dordrecht die in aanraking komen met de politie in 2006 is afgenomen tot 8%. Het recidive-aandeel bedroeg bij de startsituatie in 1999 in totaal 12%. Anno 2004 is dit aandeel gedaald tot 3% om daarna anno 2005 weer te stijgen naar 9%. Desondanks heeft zich – ten opzichte van de startsituatie - een zeer positieve ontwikkeling heeft voorgedaan in de recidive van 12-minners. In het IVP is als doelstelling voor het wapenbezit onder scholieren geformuleerd dat het aandeel scholieren in Dordrecht dat wel eens een wapen bij zich draagt, in 2006 is gedaald tot 3%. Bij de startsituatie in 2001 bedroeg het aandeel scholieren met wapenbezit 5%. Anno 2004 is dit aandeel afgenomen tot 4%. Dit betekent dat het aandeel scholieren dat wel eens een wapen bij zich draagt zich positief heeft ontwikkeld. Het IVP heeft als doelstelling voor de veiligheidsgevoelens onder jongeren geformuleerd dat het aandeel jongeren van 12 t/m 22 jaar dat zich overdag respectievelijk ’s avonds veilig voelt in 2006 tot 75% respectievelijk 50% is toegenomen. Het aandeel jongeren van 12 t/m 22 jaar dat zich in Dordrecht veilig voelt, bedroeg bij het startpunt in 2001 achtereenvolgens 66% (overdag) en 42% (’s avonds). Anno 2004 is het aandeel dat zich overdag veilig voelt, gelijk gebleven (66%) en het aandeel dat zich ’s avonds veilig voelt, gedaald naar 38%. Dit houdt in dat er zich geen (overdag) respectievelijk een negatieve (’s avonds) ontwikkeling in de veiligheidsgevoelens onder jongeren heeft voorgedaan. Een zeer positieve ontwikkeling heeft zich voorgedaan bij: - aandeel recidive 12-minners Een positieve ontwikkeling heeft zich voorgedaan bij: - aandeel wapenbezit scholieren Geen ontwikkeling heeft zich voorgedaan bij: - aandeel jeugd van 12 t/m 22 jaar dat zich overdag veilig voelt Negatieve ontwikkelingen hebben zich voorgedaan bij: - aantal delictplegers (gehoorde verdachten) van 12 t/m 24 jaar - aandeel jeugd van 12 t/m 22 jaar dat zich ’s avonds veilig voelt
16
5. Ontwikkeling IVP-subdoelstelling thema geweld overzicht van projecten Het project Geweldsdelicten beoogt geweldsdelicten te bestrijden en het aantal terug te dringen door een beter inzicht te creëren in de frequentie en oorzaken van de delicten (plus-plusproject). Het project Straatroof heeft als doelstelling het bestrijden en terugdringen van gevallen van beroving, zoals straatroof en (gewapende) overvallen (plus-plusproject). Het project Veilig Uitgaan Dordrecht heeft als doelstelling om uitgaan in Dordrecht veilig te maken en te houden en richt zich op het terugdringen van geweld in en rondom de horeca, het sluiten van overlastgevende horeca en het vergroten van het bewustzijn van horecaondernemers en het normbesef van het uitgaanspubliek (plusproject). Voor het project Huiselijk Geweld is met het oog op het ontwikkelen en uitvoeren van adequate en integrale hulpverlening aan slachtoffers, plegers en daders een implementatieplan opgesteld, gericht op de ontwikkeling van een integraal hulpverleningsnetwerk, de bevordering van deskundigheid en een publiekscampagne (plusproject). ontwikkeling per doelstelling in cijfers doelstelling
streefpunt
startpunt 2001
2003 (1-1)
2004 (1-1)
2005 (1-1)
2006 (1-1)
bron
afname slachtofferschap straatroof tot 1%
1%
2%
--
1%
1%
--
Lbv
afname aangiften straatroof tot 84
84
168
125
123
98
x
Bps
afname slachtofferschap bedreiging met lichamelijk geweld tot 3%
3%
6%
--
5%
6%
--
Lbv
afname aangiften bedreiging tot 207
207
231
305
335
328
x
Bps
afname slachtofferschap mishandeling tot 1%
1%
2%
--
1%
1%
--
Lbv
afname aangiften mishandeling/geweldsgebruik tot 500
500
520
600
700
679
x
Bps
toename aangiften huiselijk geweld* tot 182
182
73
91
125
226*
x
Bps
(Bron: Lbv = Monitor Leefbaarheid en Veiligheid; Bps = Bedrijfsprocessensysteem Politie) * In 2004 is de politie Zuid-Holland Zuid begonnen met de nieuwe, landelijke projectcode huiselijk geweld. Deze omvat meer dan de incidentcodes 343 (relatiemishandeling) en 346 (kindermishandeling) die tot dan toe zijn gehanteerd voor het begrip huiselijk geweld.
17 ontwikkeling per doelstelling in woord In het IVP is als doelstelling voor het delict straatroof geformuleerd dat het aandeel Dordtenaren dat slachtoffer is van straatroof in 2006 is gedaald naar 1% en dat het aantal aangiften van straatroof is afgenomen tot 84. Bij het startpunt in 2001 bedroeg het slachtofferschap van straatroof 2% en het aantal aangiften van straatroof 168. Het aandeel inwoners van Dordrecht dat in het voorgaande jaar slachtoffer is geworden van straatroof, is - na een daling anno 2004 naar 1% - anno 2005 gestabiliseerd op 1%. Dit betekent dat de doelstelling voor wat betreft het slachtofferschap van straatroof zowel anno 2004 als anno 2005 is gerealiseerd. Het aantal aangiften van straatroof is - na een geringe daling in 2003 (van 125 naar 123) - in het jaar 2004 fors afgenomen van 123 naar 98. Dit betekent dat de doelstelling voor het aantal aangiften van straatroof zich in 2004 zeer positief heeft ontwikkeld. Het IVP heeft als doelstelling voor het delict bedreiging geformuleerd dat het aandeel inwoners van Dordrecht dat slachtoffer is van bedreiging van lichamelijk geweld in 2006 is gedaald naar 3% en dat het aantal aangiften van bedreiging is afgenomen tot 207. Bij de startsituatie in 2001 bedroeg het slachtofferschap van bedreiging met lichamelijk geweld 6% en het aantal aangiften van bedreiging 231. Het aandeel Dordtenaren dat in het voorgaande jaar slachtoffer is geworden van bedreiging met lichamelijk geweld, is – na een daling anno 2004 naar 5% - anno 2005 weer gestegen naar 6%. Dit betekent dat er zich anno 2005 een negatieve ontwikkeling heeft voorgedaan in het slachtofferschap van bedreiging met lichamelijk geweld. Het aantal aangiften van bedreiging is - na een stijging in het jaar 2003 (van 305 naar 335) – in 2004 licht gedaald van 335 naar 328. Dit betekent dat er zich in 2004 een (licht) positieve ontwikkeling in het aantal aangiften van bedreiging heeft voorgedaan. In het IVP is als doelstelling voor het delict mishandeling geformuleerd dat het aandeel Dordtenaren dat slachtoffer is van mishandeling in 2006 is gedaald naar 1% en dat het aantal aangiften van mishandeling/geweldsgebruik is afgenomen tot 500. Bij de startsituatie in 2001 bedroeg het slachtofferschap van mishandeling 2% en het aantal aangiften van mishandeling/geweldsgebruik 520. Het aandeel inwoners van Dordrecht dat in het voorgaande jaar slachtoffer is geworden van mishandeling, is - na een daling anno 2004 naar 1% - anno 2005 gestabiliseerd op 1%. Dit betekent dat de doelstelling voor het slachtofferschap van mishandeling zowel anno 2004 als anno 2005 is gerealiseerd. Het aantal aangiften van mishandeling/geweldsgebruik is – na een stijging in 2003 (van 600 naar 700) – in het jaar 2004 licht gedaald van 700 naar 679. Dit betekent dat de doelstelling voor het aantal aangiften van mishandeling/geweldsgebruik zich in 2004 (licht) positief heeft ontwikkeld. Het IVP heeft als tussendoelstelling voor het delict huiselijk geweld geformuleerd dat het aantal aangiften van huiselijk geweld in Dordrecht in 2006 is toegenomen tot 182. Bij de startsituatie in 2001 bedroeg het aantal aangiften van huiselijk geweld 73. In 2003 is dit aantal gestegen van 91 naar 125. Anno 2005 is het aantal aangiften van huiselijk geweld – mede als gevolg van de invoering van een nieuwe projectcode – fors toegenomen van 125 naar 226. Dit betekent dat de doelstelling voor het aantal aangiften van huiselijk geweld anno 2005 reeds is gerealiseerd.
18 De doelstelling is inmiddels gerealiseerd bij: - aandeel slachtofferschap van straatroof - aandeel slachtofferschap van mishandeling - aantal aangiften van huiselijk geweld Een zeer positieve ontwikkeling heeft zich voorgedaan bij: - aantal aangiften van straatroof Positieve ontwikkelingen hebben zich voorgedaan bij: - aantal aangiften van bedreiging - aantal aangiften van mishandeling/geweldsgebruik Een negatieve ontwikkeling heeft zich voorgedaan bij: - aandeel slachtofferschap van bedreiging met lichamelijk geweld
19
6. Ontwikkeling IVP-subdoelstelling thema overlast overzicht van projecten Het project Overlast en 24-uursstructuur heeft als oogmerk het voorkomen van overlast door verslaafden en het ontwikkelen van een sluitende 24-uursstructuur voor de opvang van mensen die overlast veroorzaken en hulp nodig hebben, maar die meestal niet zoeken (plusproject). Het project Drugsoverlast beoogt bestrijding en terugdringing van overlast van drugsgebruikers en drugsdealers, en vermindering van drugshandel via integraal repressief optreden tegen overlast vanuit drugspanden, coffeeshops en op straat (plusproject). Het project Cameratoezicht (proef) heeft als doelstelling om een bijdrage te leveren aan de besluitvorming over de wenselijkheid van permanent (mobiel) cameratoezicht op aan te wijzen locaties (plusproject). Het project Veilige Sportcomplexen in Dordrecht beoogt het terugdringen van vandalisme op sportcomplexen en het vergroten van het veiligheidsgevoel van bezoekers en beheerders (plusproject). ontwikkeling per doelstelling in cijfers doelstelling
streefpunt
startpunt 2001
2003 (1-1)
2004 (1-1)
2005 (1-1)
2006 (1-1)
bron
afname overlast tot indicatorscore* 2,5
2,5
2,9
--
3,2
3,0
--
Lbv
afname ‘vaak’ overlast door hangjongeren tot 10%
10%
14%
--
17%
14%
--
Lbv
afname ‘vaak’/’soms’ drugsgerelateerde overlast met 33%: vaak overlast soms overlast
6% 12%
9% 18%
---
12% 21%
8% 19%
---
Lbv Lbv
afname meldingen/incidenten drugsgerelateerde overlast tot 130
130
196
233
329
211
x
Bps
(Bron: Lbv = Monitor Leefbaarheid en Veiligheid; Bps = Bedrijfsprocessensysteem Politie) * Indicatorscore is schaalscore van 0 t/m 10: hoe hoger, hoe slechter.
20 ontwikkeling per doelstelling in woord In het IVP is als doelstelling voor het overlast geformuleerd dat de indicatorscore voor overlast in 2006 is gedaald naar 2,5. Bij het startpunt in 2001 bedroeg de indicatorscore voor overlast 2,9. Anno 2005 is de indicatorscore voor overlast – na een toename anno 2004 naar 3,2 – gedaald naar 3,0. Dit betekent dat de indicatorscore voor overlast zich anno 2005 positief heeft ontwikkeld en dat inwoners van Dordrecht minder overlast in hun buurt ervaren. Het IVP heeft als doelstelling voor overlast door hangjongeren geformuleerd dat het aandeel inwoners van Dordrecht dat vaak overlast heeft van hangjongeren in 2006 is afgenomen tot 10%. Het aandeel Dordtenaren met vaak overlast door hangjongeren bedroeg bij de startsituatie in 2001 in totaal 14%. Anno 2005 is dit aandeel – na een stijging anno 2004 naar 17% - gedaald naar 14%. Dit houdt in dat er zich anno 2005 een positieve ontwikkeling heeft voorgedaan in de overlast door hangjongeren in Dordrecht. In het IVP is als doelstelling voor het delict drugsgerelateerde overlast geformuleerd dat het aandeel Dordtenaren dat vaak of soms te maken heeft met drugsgerelateerde overlast in 2006 is gedaald naar 6% (vaak overlast) en 12% (soms overlast) en dat aantal meldingen/incidenten van drugsgerelateerde overlast is afgenomen tot 130. Bij de startsituatie in 2001 bedroeg het aandeel inwoners met vaak of soms drugsgerelateerde overlast 9% respectievelijk 18% en het aantal meldingen van drugsgerelateerde overlast 196. Anno 2004 is het aandeel Dordtenaren dat te maken heeft met drugsgerelateerde overlast gestegen naar 12% vaak en 21% soms. Anno 2005 is het aandeel Dordtenaren dat te maken heeft met drugsgerelateerde overlast gedaald naar 8% vaak en 19% soms. Dit duidt erop dat er zich anno 2005 een zeer positieve ontwikkeling heeft voorgedaan in het aandeel inwoners van Dordrecht dat vaak te maken heeft met drugsgerelateerde overlast en een positieve ontwikkeling in het aandeel dat daar soms mee te maken heeft. Het aantal meldingen/incidenten van drugsgerelateerde overlast is – na een forse toename in het jaar 2003 (van 233 naar 329) – in 2004 weer fiks gedaald van 329 naar 211. Dit betekent dat er zich in het jaar 2004 een positieve ontwikkeling in het aantal meldingen/incidenten van drugsgerelateerde overlast heeft voorgedaan. Een zeer positieve ontwikkeling heeft zich voorgedaan bij: - aandeel ‘vaak’ drugsgerelateerde overlast Positieve ontwikkelingen hebben zich voorgedaan bij: -
indicatorscore overlast aandeel ‘vaak’ overlast door hangjongeren aandeel ‘soms’ drugsgerelateerde overlast aantal meldingen/incidenten van drugsgerelateerde overlast
21
7. Ontwikkeling IVP-subdoelstelling thema diefstal overzicht van projecten Het project Woninginbraken beoogt het bestrijden en terugdringen van woninginbraken door inzet van het districtelijk woninginbrakenteam, snelrechtzaken bij recidive, bevordering van preventiemaatregelen (plusproject). Het project Politiekeurmerk Veilig Wonen is opgezet om woninginbraken terug te dringen en richt zich op het geven (op verzoek) door gebiedsagenten van preventievoorlichting en –advies, en het uitreiken bij aangifte aan slachtoffers van woninginbraak van een informatiepakket met preventieve maatregelen van woningbeveiliging (plusproject). Het project Autocriminaliteit is gericht op het bestrijden van autocriminaliteit en het terugdringen van het slachtofferrisico (plusproject). Het project Samen Veilig Ondernemen heeft als doelen het terugdringen van winkelcriminaliteit in de Dordtse binnenstad en het versterken van de concurrentie- en aantrekkingskracht van de Dordtse binnenstad (plusproject).
22 ontwikkeling per doelstelling in cijfers doelstelling
streefpunt
startpunt 2001
2003 (1-1)
2004 (1-1)
2005 (1-1)
2006 (1-1)
bron
afname slachtofferschap vermogensdelicten tot indicatorscore* 3,9
3,9
5,1
--
4,9
4,3
--
Lbv
afname slachtofferschap poging tot woninginbraak tot 5%
5%
6%
--
6%
5%
--
Lbv
afname slachtofferschap inbraak in woning tot 3%
3%
4%
--
4%
2%
--
Lbv
afname aangiften woninginbraak tot 475
475
632
681
702
576
x
Bps
afname slachtofferschap diefstal uit auto tot 12%
12%
14%
--
14%
10%
--
Lbv
afname slachtofferschap diefstal vanaf of vernieling aan auto tot 25%
25%
30%
--
31%
27%
--
Lbv
afname aangiften diefstal uit of vanaf auto en vernieling aan auto tot 2340
2340
2754
2532
2816
2293
x
Bps
afname slachtofferschap diefstal portemonnee zonder geweld tot 4%
4%
5%
--
4%
3%
--
Lbv
afname aangiften diefstal portemonnee zonder geweld (zakkenrollen) tot 193
193
206
275
150
129
x
Bps
afname slachtofferschap fietsendiefstal tot 12%
12%
16%
--
18%
12%
--
Lbv
afname aangiften fietsendiefstal tot 1032
1032
1377
1583
1646
1213
x
Bps
(Bron: Lbv = Monitor Leefbaarheid en Veiligheid; Bps = Bedrijfsprocessensysteem Politie) * Indicatorscore is schaalscore van 0 t/m 10: hoe hoger, hoe slechter.
23 ontwikkeling per doelstelling in woord Het IVP heeft als doelstelling voor het slachtofferschap van vermogensdelicten geformuleerd dat de indicatorscore in Dordrecht in 2006 is afgenomen tot 3,9. De indicatorscore bedroeg bij de startsituatie in 2001 voor vermogensdelicten 5,1. Anno 2005 is de indicatorscore – na een daling anno 2004 naar 4,9 – verder gedaald naar 4,3. Dit houdt in dat er zich anno 2005 een zeer positieve ontwikkeling in het slachtofferschap van vermogensdelicten heeft voorgedaan en dat inwoners van Dordrecht minder vermogensdelicten in hun buurt ervaren. In het IVP is als doelstelling voor het delict woninginbraak geformuleerd dat in 2006 het aandeel inwoners van Dordrecht dat slachtoffer is van poging tot woninginbraak of van (feitelijke) inbraak in woning achtereenvolgens is gedaald naar 5% en 3%, en dat het aantal aangiften van woninginbraak is afgenomen tot 475. Bij de startsituatie in 2001 bedroeg het slachtofferschap van poging tot woninginbraak 6% en van (feitelijke) inbraak in woning 4%, en het aantal aangiften van woninginbraak 632. Anno 2004 is het aandeel Dordtenaren dat in het voorgaande jaar slachtoffer is geworden van poging tot woninginbraak of van (feitelijke) inbraak in woning gelijk gebleven (6% en 4%). Anno 2005 zijn de aandelen Dordtenaren die slachtoffer zijn geworden van poging tot woninginbraak (5%) of van (feitelijke) inbraak in woning (2%) gedaald. Dit betekent dat anno 2005 de doelstellingen voor het slachtofferschap van poging tot inbraak of van (feitelijke) inbraak in woning zijn gerealiseerd. Het aantal aangiften van woninginbraak is – na een lichte stijging in het jaar 2003 (van 681 tot 702) – in 2004 fors gedaald van 702 naar 576. Daarmee is het aantal aangiften van woninginbraak onder dat van het startpunt in 2001 gekomen. Dat betekent dat er zich in 2004 een zeer positieve ontwikkeling heeft voorgedaan in het aantal aangiften van woninginbraak. Het IVP heeft als doelstelling voor het delict diefstal uit of vanaf auto en vernieling aan auto geformuleerd dat in 2006 het aandeel Dordtenaren dat slachtoffer is van diefstal uit de auto of van diefstal vanaf of vernieling aan de auto achtereenvolgens is gedaald naar 12% en 25%, en dat het aantal aangiften van deze vormen van autocriminaliteit is afgenomen tot 2340. Bij de startsituatie in 2001 bedroeg het slachtofferschap van diefstal uit auto 14%, van diefstal vanaf of vernieling aan auto 30% en het aantal aangiften van autocriminaliteit 2754. Anno 2004 is het aandeel inwoners van Dordrecht dat in het voorgaande jaar slachtoffer is geworden van diefstal uit auto gelijk gebleven (14%) en dat van diefstal vanaf of vernieling aan auto gestegen naar 31%. Anno 2005 zijn de aandelen Dordtenaren die slachtoffer zijn geworden van diefstal uit auto (10%) en van diefstal vanaf of vernieling aan auto (27%) gedaald. Dit houdt in dat anno 2005 de doelstelling voor het slachtofferschap van diefstal uit auto is gerealiseerd en dat er zich een zeer positieve ontwikkeling in het slachtofferschap van diefstal vanaf of vernieling aan auto heeft voorgedaan. Het aantal aangiften van autocriminaliteit is – na een stijging in 2003 (van 2532 naar 2816) – in het jaar 2004 gedaald van 2816 naar 2293. Hiermee is het aantal aangiften van autocriminaliteit zowel onder dat van het startpunt van 2001 als onder dat van het streefpunt in 2006 beland. Dit betekent dat anno 2005 de doelstelling voor wat betreft het aantal aangiften van diefstal uit of vanaf auto en vernieling aan auto is gerealiseerd. In het IVP is als doelstelling voor het delict diefstal van portemonnee zonder geweld (zakkenrollen) geformuleerd dat in 2006 het slachtofferschap van diefstal van portemonnee zonder geweld is gedaald naar 4% en dat het aantal aangiften van diefstal van portemonnee zonder geweld is afgenomen tot 193. Bij de startsituatie in 2001 bedroeg het slachtofferschap van diefstal van portemonnee zonder geweld 5% en het aantal aangiften van diefstal van portemonnee zonder geweld 206.
24 Anno 2005 is het aandeel inwoners van Dordrecht dat in het voorgaande jaar slachtoffer is geworden van zakkenrollerij – na een daling anno 2004 naar 4% - verder gedaald naar 3%. Dit betekent dat de doelstelling voor het slachtofferschap van diefstal van portemonnee zonder geweld zowel anno 2004 als anno 2005 is gerealiseerd. Het aantal aangiften van zakkenrollen is – na een forse daling in het jaar 2003 (van 275 naar 150) – in 2004 nog verder gedaald van 150 naar 129. Dat betekent dat anno 2005 de doelstelling voor het aantal aangiften van diefstal van portemonnee zonder geweld weer is gerealiseerd. Het IVP heeft als doelstelling voor het delict fietsendiefstal geformuleerd dat in 2006 het aandeel Dordtenaren dat slachtoffer is van fietsendiefstal is gedaald naar 12% en het aantal aangiften van fietsendiefstal is afgenomen tot 1032. Bij de startsituatie in 2001 bedroeg het slachtofferschap van fietsendiefstal 16% en het aantal aangiften van fietsendiefstal 1377. Anno 2005 is het aandeel inwoners van Dordrecht dat in het voorgaande jaar slachtoffer is geworden van fietsendiefstal – na een stijging anno 2004 naar 18% - fors gedaald naar 12%. Dit houdt in dat anno 2005 de doelstelling voor het slachtofferschap van fietsendiefstal is gerealiseerd. Het aantal aangiften van fietsendiefstal is – na een toename in 2003 (van 1583 naar 1646) – in het jaar 2004 fors gedaald van 1646 naar 1213. Daardoor is het aantal aangiften van fietsendiefstal onder dat van het startpunt in 2001 terecht gekomen. Dat betekent dat er zich in 2004 een zeer positieve ontwikkeling heeft voorgedaan in het aantal aangiften van fietsendiefstal. De doelstelling is inmiddels gerealiseerd bij: -
aandeel slachtofferschap van poging tot woninginbraak aandeel slachtofferschap van inbraak in woning aandeel slachtofferschap van diefstal uit auto aantal aangiften van diefstal uit of vanaf auto en vernieling aan auto aandeel slachtofferschap van diefstal portemonnee zonder geweld aantal aangiften van diefstal van portemonnee zonder geweld aandeel slachtofferschap van fietsendiefstal
Zeer positieve ontwikkelingen hebben zich voorgedaan bij: -
indicatorscore slachtofferschap vermogensdelicten aantal aangiften van woninginbraak aandeel slachtofferschap diefstal vanaf of vernieling aan auto aantal aangiften van fietsendiefstal
25
8. Ontwikkeling IVP-subdoelstelling thema verkeer overzicht van projecten Het project Wijkverkeersplannen beoogt de bevordering van de verkeersveiligheid en het terugdringen van het aantal verkeersslachtoffers door een structurele aanpak van de verkeersproblematiek in de wijken via de uitvoering van maatregelen die aansluiten bij de analyse van objectieve en subjectieve verkeersonveiligheid en de categorisering van het wegennet (plusproject). Het project Verkeersveiligheid streeft naar de bevordering van de verkeersveiligheid en het terugbrengen van het aantal verkeersslachtoffers door middel van verkeerscontroles op alcohol, gordels, rood licht, snelheid, APK, verzekering, rijbewijs, bromfiets (plusproject). ontwikkeling per doelstelling in cijfers doelstelling
streefpunt
startpunt 2001
2003 (1-1)
2004 (1-1)
2005 (1-1)
2006 (1-1)
Bron
Binnenstad tot 4,2
4,2
4,7
--
4,9
4,5
--
Lbv
Noordflank tot 4,2
4,2
4,9
--
4,9
4,8
--
Lbv
Oud-Krispijn tot 3,0
3,0
3,7
--
4,3
3,6
--
Lbv
Het Reeland tot 3,0
3,0
3,6
--
3,5
3,8
--
Lbv
afname verkeersonveiligheid tot indicatorscore* 4,0
4,0
4,3
--
4,3
3,9
--
Lbv
afname buurtprobleem ‘te hard rijden komt vaak voor’ tot 40%
40%
43%
--
40%
34%
--
Lbv
stabilisering aantal verkeersslachtoffers op 218
218
218
261
239
x**
x
Rw
afname verkeersoverlast in gebieden met de hoogste indicatorscore*:
(Bron: Lbv = Monitor Leefbaarheid en Veiligheid; Rw = Rijkswaterstaat) * Indicatorscore is schaalscore van 0 t/m 10: hoe hoger, hoe slechter. ** Door een wijziging in de verwerking van de meldingen van verkeersongevallen van de politie zijn ongevalgegevens (dodelijk, zwaar letsel, licht letsel) over 2004 pas in november 2005 beschikbaar.
26 ontwikkeling per doelstelling in woord In het IVP is als doelstelling voor verkeersoverlast geformuleerd dat in 2006 de indicatorscore in de gebieden met de meeste verkeersoverlast is afgenomen: in de Binnenstad en de Noordflank tot 4,2, in Oud-Krispijn en Het Reeland tot 3,0. Bij de startsituatie in 2001 bedroeg de indicatorscore voor verkeersoverlast in de Binnenstad 4,7, de Noordflank 4,9, Oud-Krispijn 3,7 en Het Reeland 3,6. Anno 2005 is de indicatorscore voor verkeersoverlast in de Binnenstad – na een stijging anno 2004 naar 4,9 – gedaald naar 4,5, in de Noordflank – na een stabilisering anno 2004 op 4,9 – gedaald naar 4,8, in Oud-Krispijn – na een toename anno 2004 tot 4,3 – gedaald naar 3,6 en in het Reeland – na een afname anno 2004 naar 3,5 – gestegen naar 3,8. Dit betekent dat de indicatorscore voor verkeersoverlast zich anno 2005 zeer positief heeft ontwikkeld in de Binnenstad, de Noordflank en Oud-Krispijn en negatief in Het Reeland. Dit duidt erop dat anno 2005 de bewoners in Binnenstad, Noordflank en Oud-Krispijn minder verkeersoverlast in hun buurt ervaren en in Het Reeland meer verkeersoverlast. Het IVP heeft als doelstelling voor verkeersonveiligheid geformuleerd dat in 2006 de indicatorscore voor verkeersonveiligheid is gedaald naar 4,0. Bij de startsituatie in 2001 bedroeg de indicatorscore voor verkeersonveiligheid 4,3. Anno 2005 is de indicatorscore voor verkeersonveiligheid – na een stabilisering anno 2004 op 4,3 – anno 2005 gedaald naar 3,9. Dit houdt in dat de doelstelling voor verkeersonveiligheid anno 2005 is gerealiseerd. In het IVP is als doelstelling voor het buurtprobleem “te hard rijden in de buurt” geformuleerd dat in 2006 het aandeel Dordtenaren dat van mening is dat te hard rijden in hun buurt vaak voorkomt is afgenomen tot 40%. Bij het startpunt in 2001 vond 43% van de inwoners van Dordrecht dat te hard rijden in hun buurt vaak voorkwam. Anno 2005 is dit aandeel – na een daling anno 2004 naar 40% - verder gedaald naar 34%. Dit betekent dat de doelstelling voor het buurtprobleem “te hard rijden komt vaak voor” zowel anno 2004 als anno 2005 is gerealiseerd. Het IVP heeft als doelstelling voor verkeersslachtoffers geformuleerd dat in 2006 het aantal verkeersslachtoffer in Dordrecht is gestabiliseerd op 218. Bij de startsituatie in 2001 bedroeg het aantal verkeersslachtoffers 218. In het jaar 2003 is het aantal verkeersslachtoffers afgenomen van 261 naar 239. Dit houdt in dat er zich een positieve ontwikkeling heeft voorgedaan in het aantal verkeersslachtoffers. De doelstelling is inmiddels gerealiseerd bij: - indicatorscore verkeersonveiligheid - buurtprobleem “te hard rijden komt vaak voor” Zeer positieve ontwikkelingen hebben zich voorgedaan bij: - indicatorscore verkeersoverlast in de Binnenstad - indicatorscore verkeersoverlast in de Noordflank - indicatorscore verkeersoverlast in Oud-Krispijn Een positieve ontwikkeling heeft zich voorgedaan bij: - aantal verkeersslachtoffers Een negatieve ontwikkeling heeft zich voorgedaan bij: - indicatorscore verkeersoverlast in Het Reeland
27
9. Ontwikkeling IVP-subdoelstelling thema fysieke veiligheid en rampenbestrijding overzicht van projecten Het project Risico-inventarisatie Zuid-Holland Zuid behelst een integrale inventarisatie, analyse, presentatie en beheer van stationaire objecten, dynamische transportassen en ramptypen in de regio, met als doel het minimaliseren van risico’s ten behoeve van de ruimtelijke ordening en de incidentenbestrijding (plus-plusproject). Het project Urgente actiepunten uit de Rapportage Quick Scan Oosting waarbij het gaat om de uitwerking van de aanbevelingen van de Commissies Oosting en Alders die betrekking hebben op toezicht, handhaving, transparantie van het veiligheidsbeleid en op een heldere verdeling van verantwoordelijkheden, leidend tot een versterking van de brandveiligheid en de rampbestrijdingsorganisatie is in 2004 afgerond met de Eindrapportage Oosting (plus-plusproject). Het Handhavingsprogramma heeft tot doel het stellen van prioriteiten voor de handhaving, het afstemmen van de handhavingsorganisatie op prioriteiten, het bevorderen van de samenwerking en het maken van een openbare verantwoording voor het gemeentebestuur. In 2003 wordt een fysiek handhavingsprogramma opgesteld en in 2004 een integraal handhavingsprogramma (plusplusproject). De Veiligheidsstudie Spoorzone Dordrecht/Zwijndrecht heeft als doel het zicht krijgen op mogelijke veiligheidsrisico’s en consequenties van vervoer van gevaarlijke stoffen over bestaand spoor en het ontwikkelen van alternatieven om aan deze risico’s tegemoet te komen (plus-plusproject). Met het uitkomen van de nota Spoorbundel is de Werkgroep Duurzaam Spoor/Spoorbundel (plusplusproject) opgeheven en is dit project beëindigd. De resultaten zijn betrokken bij de Veiligheidsstudie Spoorzone. Het Onderzoek Onveiligheid Spoorwegen beoogt de veiligheid op gelijkvloerse spoorwegovergangen te verbeteren door (onder meer) de aanleg van tunnels (plus-plusproject). Het project Besluit Rampen en Zware Ongevallen (BRZO) beoogt inzicht te geven in de veiligheidssituatie van BRZO-plichtige bedrijven door intensivering van de controles door Milieudienst, Brandweer en Arbeidsinspectie (plusproject). De Actualisering Rampenplan en deelplannen heeft het bieden van een kader voor de rampenbestrijding en het waarborgen van goede onderlinge samenwerking en afstemming tussen alle bij de rampenbestrijding betrokken organisaties en diensten als doel (plusproject). Het project Uitwerking Leidraad Maatramp / Leidraad Operationele Prestaties heeft als doelstelling inzicht te bieden in de hulpvraag bij grote incidenten of rampen (maatramp) in relatie tot het hulpaanbod dat de hulpverlenende diensten kunnen bieden (operationele prestaties) (plusproject). Het Informatiesysteem Multidisciplinaire Incidentbestrijding – een geautomatiseerde en digitale versie van het regionale operationele basisplan - is bedoeld om de informatievoorziening en de communicatie bij calamiteitenbestrijding te verbeteren (plusproject). Door de Uitvoering van het Brandweerbeleidsplan – waarin doelstellingen en activiteiten zijn opgenomen die gericht zijn op de versterking van alle schakels in de veiligheidsketen - wordt bijgedragen aan de beheersing en bestrijding van incidenten en rampen (plusproject).
28 ontwikkeling per doelstelling in woord en/of cijfers doelstelling: de risicokaart is in 2006 actueel In 2000 is in overleg met de provincie Zuid-Holland en de Drechtsteden het “Plan van aanpak Risico-inventarisatie” vastgesteld inzake de inventarisatie, de registratie en het beheer van gegevens over risicovolle inrichtingen en transport van gevaarlijke stoffen, de ontwikkeling van een informatiesysteem en van een (geografische) risicokaart (mede) ten behoeve van het gemeentelijk ruimtelijke ordeningsbeleid, het in beeld brengen van optredende risico’s en effecten van mogelijke calamiteiten. De aanpak kent vier fasen: inventarisatie risicogegevens, opstellen risicokaart, implementatie gebruik risico-informatie, beheren en evalueren risico-informatie. Bij de ontwikkeling van de risicokaart zijn in Dordrecht twee gemeentelijke diensten betrokken: de Milieudienst en de Brandweer. De Milieudienst richt zich in het bijzonder op het inventariseren, analyseren, presenteren en beheren van stationaire risicovolle objecten en transportassen met gevaarlijke stoffen (80% van de risicokaart). Bij de Brandweer gaat het om het inventariseren van risico’s op basis van de Wet kwaliteitsbevordering rampenbestrijding ten behoeve van gevaarlijke stoffen en kwetsbare objecten ten behoeve van milieu en ruimtelijke ordening (15% van de risicokaart en 5% voor het Informatiesysteem Multidisciplinaire Incidentbestrijding). De ontwikkeling van de risicokaart wordt gevolgd door middel van de voortgang van de planning van de verschillende activiteiten van het proces: inventarisatie, analyse, communicatie, beheer. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de onderdelen Milieudienst en Brandweer. activiteiten Milieudienst
gereed volgens planning
feitelijk gereed
inventarisatie
1-1-2004
1-1-2004
analyse
x
x
communicatie
x
x
beheer
x
x
activiteiten Brandweer
gereed volgens planning
feitelijk gereed
inventarisatie
medio 2004
x
analyse
x
x
communicatie
x
x
beheer
x
x
(bron: Milieudienst)
(bron: Brandweer)
29 Medio 2003 blijkt nog onvoldoende informatie beschikbaar te zijn om een goede risicokaart te maken. In het bijzonder wordt gewacht op een modelrisicokaart en op de informatie over de implementatie ervan die het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) moet aanleveren. Informatie voor het vullen van de risicokaart is er inmiddels wel. De risico-inventarisatie van de Milieudienst Zuid-Holland Zuid is gereed. In mei/juni 2003 zijn de gebruiksvergunningsplichtige objecten opnieuw geïnventariseerd. Kritische succesfactoren voor het maken van de risicokaart zijn volgens de Brandweer de beschikbaarheid van de overzichten van risicovolle objecten, de modelrisicokaart en de informatie over de implementatie van het ministerie van BZK. Eind 2003 is de handleiding van BZK ontvangen. De inventarisatie start in 2004. Het verwerken en beheren van de risicokaart vervalt, omdat de Provincie dit overneemt. Het streven is dat de actuele gegevens na de zomer van 2004 zijn aangeleverd. In de notitie Risico-inventarisatie Risicoregister en Risicokaart van de Milieudienst Zuid-Holland Zuid (maart 2004) wordt een tussenbalans opgemaakt inzake de uitvoering van de risico-inventarisatie en de ontwikkeling van een regionale risicokaart. De te inventariseren gegevens zijn in overleg met de provincie vastgesteld en afgestemd met de regionale brandweer. De inventarisatie van risicogegevens van risicovolle inrichtingen is in de Drechtsteden aan de hand van een concept-leidraad van de provincie Zuid-Holland gereed. Van de beoogde eindresultaten van het plan van aanpak is tot nu toe alleen de risico-inventarisatie Drechtsteden afgerond. De uitwerking van de vervolgfasen heeft geresulteerd in de opstelling van een signalerende papieren “stippenkaart” van gemeentelijke inrichtingen met gevaarlijke stoffen in de Drechtsteden. De door de ministeries van VROM en BZK aan te leveren hulpmiddelen om te komen tot vertaling van risicogegevens naar risico- en calamiteitseffectcontouren ontbreken volgens de Milieudienst op dit moment en zullen naar verwachting niet op korte termijn beschikbaar komen. De reeds opgetreden vertragingen in de landelijke en provinciale randvoorwaardelijke trajecten in de afgelopen periode stemmen niet tot tevredenheid. De Brandweer geeft aan dat eind 2004 het resultaat nog niet is bereikt, aangezien de risicoinventarisatie nog niet is afgerond. De ontwikkeling van de risicokaart is een complex proces waarin diverse overheidslagen speler zijn. De stippenkaart van de Milieudienst Zuid-Holland Zuid is gereed. De Provincie Zuid-Holland ontwikkelt de risicokaart. De start ervan is in het eerste kwartaal van 2005. De overige activiteiten zijn volgend op de risicokaart. Uit informatie van de Milieudienst blijkt dat begin maart 2005 een lijst met risicorelevante en hulpdienstrelevante bedrijven naar de gemeenten is gezonden, met 31 januari 2005 als peildatum. De nog openstaande gegevens over de naam en de hoeveelheid van stoffen die het risico bepalen worden meegenomen met het invoeren van gegevens in het landelijke Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (RRGS). In mei en juni 2005 worden de risicorelevante bedrijven, samen met transportgegevens van inrichtingen, in het RRGS ingevoerd. Als gevolg van computerproblemen bij het RIVM is vertraging ontstaan, met name bij het invoeren van de geografische weergave van de inrichtingen. Vooralsnog worden alleen de alfanumerieke gegevens ingevoerd, later gevolgd door de geografische gegevens. Conform de bestuurlijke besluitvorming worden bij het invoeren in het RRGS de Landelijke Leidraad Risico-Inventarisatie als norm gehanteerd. Eind juni 2005 zullen de gegevens van de belangrijkste categorieën risicobedrijven zijn ingevoerd. Alle risicorelevante bedrijven moeten namens de gemeente door de Milieudienst schriftelijk worden geïnformeerd over het feit dat ze als risicorelevant zijn aangemerkt. Pas na toestemming van de gemeente zal de informatie uit het register worden vrijgegeven voor de openbaarheid. In juli 2005 wordt op basis van de beschikbare gegevens een nieuwe stippenkaart worden gemaakt.
30 Analyse van de gegevens kan in de tweede helft van 2005 plaatsvinden binnen het project Versterken Externe Veiligheid. Daarvoor zijn gegevens nodig die nu nog niet voorhanden zijn: risicocontouren, effectafstanden, kwetsbare objecten, ruimtelijke plannen, bevolkingsdichtheden, enzovoorts. Na de risicorelevante bedrijven zullen de hulpdienstrelevante bedrijven worden opgepakt. Hierover moeten nog nadere werkafspraken worden gemaakt met de brandweer en/of de ambtenaar rampenbestrijding. doelstelling: de achterstand van verlening van gebruiksvergunningen is ingelopen en alle vergunningsplichtige objecten hebben in 2006 een actuele gebruiksvergunning In het Handhavingsprogramma 2003 is geconstateerd dat de Brandweer een forse achterstand heeft in het verlenen van gebruiksvergunningen. De inwerkingtreding van het Beleid Bestaande Bouw per 1 mei 2003 betekent voor de Brandweer het startsein voor het project “Inhaalslag gebruiksvergunningverlening”. Vanaf 1 juli 2003 benadert de Brandweer alle eigenaren/gebruikers van een pand in de gemeente Dordrecht die mogelijk een gebruiksvergunningsplicht hebben, met het verzoek om een beoordelingsenquête in te vullen. Op basis hiervan kan de Brandweer bepalen wie daadwerkelijk gebruiksvergunningsplichtig zijn en kan de aanvraagprocedure voor een gebruiksvergunning starten. Met ingang van 31 december 2005 dienen alle panden, waarvan de gebruiker een vergunningsplicht heeft, aan de brandveiligheidseisen te voldoen en te beschikken over een gebruiksvergunning. De ontwikkeling van de inhaalslag van de gebruiksvergunningverlening door de Brandweer wordt gevolgd door jaarlijks de stand van zaken weer te geven van het aantal vergunningen dat volgens planning zou worden verleend en van het aantal vergunningen dat feitelijk is verleend. Daarnaast wordt voor elk jaar het aantal nieuwe aanvragen voor gebruiksvergunningen weergegeven. jaar
aantal vergunningen planning inhaalslag
aantal vergunningen feitelijk inhaalslag
aantal nieuwe aanvragen
2003
429
?
?
2004
708
?
?
2005
1367
x
x
2006
2504
x
x
(bron: Brandweer) (N.B.: De vermelde aantallen hebben betrekking op het totaal van de afgegeven of te reviseren vergunningen en de nog te verlenen vergunningen bestaande bouw samen.)
31 Volgens informatie van de Brandweer is er nog geen zicht op het feitelijke aantal verleende gebruiksvergunningen in 2003 (wel zijn er per oktober 2003 23 in procedure) en is er ook geen zicht op het aantal nieuwe aanvragen voor een gebruiksvergunning. Dit wordt veroorzaakt door een vertraging in het project “inhaalslag gebruiksvergunningverlening”. Voor de vertraging in het project inhaalslag gebruiksvergunningverlening worden door de Brandweer drie belangrijke oorzaken aangegeven: 1. Door onduidelijkheden in enkele procedurestappen hebben de vergunningen die klaar lagen een aanzienlijke vertraging opgelopen. 2. Het tempo waarin gebruikers hun aanvraag indienen is veel trager dan verwacht, waardoor de opstart van de procedures lang duurt. 3. Er blijken meer vergunningen al afgegeven dan verwacht en onder de huidige regelgeving vallen die onder handhaving en dus niet onder dit project. De gevolgen van deze vertraging zijn dat in 2004 en 2005 een veel groter aantal vergunningen zal moeten worden verleend of geactualiseerd dan eerder gepland. Eind 2004 is de verwachting van de Brandweer dat voor 31 december 2005 alle aanvragen voor een gebruiksvergunning in behandeling zijn. Gelet op de termijnen die aanvragers wordt gegund om de geconstateerde gebreken te herstellen, zal pas medio 2006 de inhaalslag zijn voltooid met het verstrekken van de laatste vergunningen. doelstelling: toezicht en handhaving geschieden in 2006 volgens het handhavingsprogramma Binnen het Programmabureau Integrale Veiligheid is het Handhavingsprogramma 2003 opgesteld. Het bevat drie niveaus: inventarisatie en planning van te ondernemen activiteiten, voorbereiding en uitvoering. De doelstellingen van het Handhavingsprogramma zijn gefaseerd voor de jaren 2003-2006. Voor de realisatie van de projectdoelstellingen van het Handhavingsprogramma is een aantal structurele en incidentele acties in het project ondergebracht. In het Handhavingsprogramma zijn de begrippen handhaving en toezicht als volgt gedefinieerd: handhaving is elke handeling van de gemeente die erop gericht is de naleving van rechtsregels te bevorderen of een overtreding te voorkomen of beëindigen, door middel van controle op de naleving van een gestelde regel (toezicht) en het toepassen van sancties en/of dwangmiddelen om die naleving te bewerkstelligen. Het streven om toezicht en handhaving in 2006 te laten plaatsvinden conform het Handhavingsprogramma wordt gevolgd via de ontwikkeling in de tijd van de structurele (S) en incidentele (I) acties die ten behoeve van de realisering van de projectdoelstellingen in het project zijn ondergebracht. a. Het stellen van een ambitieniveau van de handhaving en de gezamenlijke handhavingsprioriteiten S/I S
Actie Jaarlijks wordt een handhavingsprogramma opgesteld waarin de doelstellingen van de handhaving en de prioriteiten zijn opgenomen. Deze prioriteiten worden onderling tussen afdelingen afgestemd. Het handhavingsprogramma wordt door de gemeenteraad vastgesteld.
Stand van zaken per 1-1-2005 Het handhavingsprogramma voor 2005 is vastgesteld door het college.
32 b.1. Zorgen voor een kwalitatieve handhavingsorganisatie (…) S/I S
I
I I I I
Actie Het evalueren van de kwaliteit van de handhavingsorganisatie en het treffen van verbeteringen daarin is een vast onderdeel van het handhavingsprogramma. Elke afdeling actualiseert jaarlijks het verbeterprogramma. Om de kwaliteit van de handhaving op het gewenste niveau te brengen is een “inhaalslag” afgesproken die er toe moet leiden dat eind 2006 de handhaving op alle afdelingen is geprofessionaliseerd. Daarvoor is het nodig dat: - een uniform kwaliteitsniveau voor professionele handhaving wordt vastgesteld. - de afdelingen in 2004 een verbeterplan voor de inhaalslag opstellen en aan de gemeenteraad ter goedkeuring voorleggen. - de goedgekeurde verbeterplannen voor de inhaalslag uiterlijk op 31 december 2006 door de afdelingen zijn uitgevoerd. - uitgevoerde gemeentebrede kwaliteitsverbeteringen.
Stand van zaken per 1-1-2005 De kwaliteitsstandaard is in 2005 door het college vastgesteld. Het opstellen van verbeterprogramma’s voor 2005 en 2006 is vertraagd ten gevolge van de late vaststelling van de kwaliteitsstandaard.
P.M. Gemeentebrede verbeterpunten in 2004: Handhaafbaarheidstoets (uitgesteld), Dereguleringsoperatie (afgedaan), Rol stafafdeling JUDOC bij bestuurlijke handhaving (afgedaan), Evaluatie handhavingsbeleid in 2004 (uitgesteld), Monitoring van de handhaving (afgedaan), Toekomstige structuur handhavingsprogrammering (loopt nog), ICT (loopt nog).
b.2. (…) Waarin samenhang en samenwerking tussen het werk van de verschillende handhavers wordt bevorderd. S/I S I
I
Actie In het handhavingsprogramma is het verbeteren van de samenwerking een vast onderdeel, dat jaarlijks wordt geactualiseerd. Evaluatie van 3 samenwerkinsgverbanden: horeca, evenementen en coffeeshops. Verdere uitbouw samenwerking bouwen en wonen (BOWO), brandweer (BRZ) en milieudienst Zuid-Holland Zuid (MZHZ).
Stand van zaken per 1-1-2005 In het jaarplan 2005 zijn geen nieuwe initiatieven opgenomen. De evaluaties horeca en coffeeshops zijn afgerond. De evaluatie evenementen is vertraagd. Aan de nadere uitwerking van de samenwerking van BOWO, BRW en MZHZ wordt inhoud gegeven.
33 c. Het afleggen van publieke verantwoording door het bestuur. S/I S
Actie Het handhavingsprogramma is een openbaar stuk over de uitvoering waarvan 2x per jaar bestuurlijke verantwoording wordt afgelegd.
S
Het communicatieplan handhaving voorziet erin dat 3x per jaar extern gecommuniceerd wordt middels een persbericht/persbijeenkomst (vaststelling handhavingsprogramma, 2x bestuurlijke marap)
I
In 2004 zal een aanvulling op het communicatieprogramma worden gemaakt waarbij naar gezamenlijke, aansprekende communicatie over handhaving wordt gestreefd
Stand van zaken per 1-1-2005 Er is in 2005 een bestuurlijk jaarverslag over de uitvoering van het handhavingsprogramma 2003 vastgesteld en een bestuurlijke marap over de uitvoering van het handhavingsprogramma 2004. Naar aanleiding van het uitbrengen van het bestuurlijk jaarverslag handhaving 2003 en de bestuurlijke marap 2004 is een persbericht opgesteld. Hieraan is in 2004 nog geen uitvoering gegeven.
d. De ontwikkeling van handhavingsbeleid. S/I I
I
Actie In 2002 is gemeentelijk handhavingsbeleid vastgesteld. De afdelingen moeten op basis daarvan ieder voor zich een nadere invulling geven aan de handelwijze in individuele zaken. In 2004 zal een evaluatie van het beleid worden uitgevoerd waarin ook aan dit aspect aandacht zal worden gegeven.
Stand van zaken per 1-1-2005 Dit maakt onderdeel uit van het kwaliteitsverbetertraject van de handhavingsafdelingen. De evaluatie van het handhavingsbeleid is uitgesteld tot eind 2005 zodat er meer ervaring is opgedaan met het beleid.
doelstelling: paraatheid van repressieve functionarissen bij Brandweer en GHOR is geborgd De paraatheid van repressieve functionarissen bij de Brandweer en de GHOR (Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen) dient te worden versterkt. De ontwikkeling naar een structurele borging van de paraatheid van repressieve functionarissen in beide organisaties wordt gevolgd door jaarlijks inzicht te geven in het aantal repressieve functionarissen dat paraat dient te zijn (norm) en het aantal repressieve functionarissen dat paraat is (feitelijk). jaar norm
Brandweer feitelijk
norm
GHOR feitelijk
2003
15
15
115
92
2004
15
15
115
136
2005
x
x
115
x
2006
x
x
115
x
(bron: Brandweer en GHOR)
34 Het genoemde aantal van 15 functionarissen voor de Brandweer betreft een volledige ploeg van 14 functionarissen die altijd op de kazerne aanwezig is om te kunnen voorzien in de basis brandweerzorg en 1 officier van dienst altijd paraat is. Het potentieel aantal functionarissen dat oproepbaar is ten tijde van een zwaar ongeval of ramp is groter; het exacte aantal is echter niet goed aan te geven. Volgens de GHOR sluit de gestelde norm van 115 niet aan bij de normering van de Brandweer. Als er bij de Brandweer wordt uitgegaan van een repressieve blusploeg en een officier van dienst, dan zal voor de GHOR de norm op 25 gezet moeten worden: het aantal mensen dat ingezet kan worden. De gehanteerde norm komt voort uit de kanspiketten en de volledige pools van officieren van dienst geneeskundig tot en met regionaal geneeskundig functionarissen. De GHOR pleit voor duidelijkheid over de normering en het hanteren van eenzelfde normering voor beide diensten. doelstelling: opleiding en oefening van officieren en manschappen van Brandweer en GHOR vinden plaats conform de landelijke norm Officieren en manschappen bij Brandweer en GHOR (Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen) beschikten anno 2002 niet over een realistisch oefenprogramma. Het streven om officieren en manschappen in beide organisaties op te leiden en te laten oefenen volgens de landelijke norm wordt gevolgd door jaarlijks inzicht te geven in het aantal officieren en manschappen dat opgeleid en geoefend dient te zijn (norm) en het aantal officieren en manschappen dat opgeleid en geoefend is (feitelijk). jaar norm 2003
80%
Brandweer feitelijk 80%
GHOR norm
2004
80%
80%
2005
x
x
? 80% 50% 90% 50%
2006
x
x
x
feitelijk
(basisleerstof) (functiegericht) (basisleerstof) (functiegericht)
18 80% 25% x x x
(bron: Brandweer en GHOR) De Brandweer wil bereiken dat het repressieve personeel conform de functie-eisen is opgeleid en de opleiding/training conform het opleidingsplan eind 2003 is gerealiseerd. De opleidingen verlopen volgens het opleidingsplan. Naar verwachting is eind 2004 het huidige personeel uit de 24uurs dienst conform de functie-eisen opgeleid. Voor nieuw personeel en nieuwe vrijwilligers loopt deze termijn verder door. De Brandweer streeft ernaar dat de gemiddelde deelname van manschappen, bevelvoerders en officieren aan de oefeningen conform het oefenplan 80% bedraagt. Vanaf mei 2003 is er realistisch geoefend bij de RISC in Rotterdam, eind september 2003 zijn 6 bevelvoerders voor een 5daagse realistische training naar Zweden geweest en medio oktober 2003 hebben 3 officieren een 5-daagse training in Engeland gehad. Daarnaast heeft er voor officieren een trainingsweek plaatsgevonden met de onderdelen virtueel oefenen en peletonsoefeningen. In oktober en november 2003 hebben 2 multidisciplinaire CoPI-oefeningen plaatsgehad. De manschappen oefenen op alle dagen dat zij dienst hebben, terwijl gedurende het hele jaar eindoefeningen plaatsvinden bij bedrijven en/of objecten. De Brandweer beschikt over een realistisch oefenprogramma voor 2004.
35 Volgens de Brandweer is voor 2004 voldaan aan de landelijke norm voor opleiding en oefening voor officieren en manschappen. Het aantal van 18 in 2003 opgeleide functionarissen bij de GHOR betreft piketfunctionarissen waarvan er 6 een basisopleiding en 12 een basis- en een functiegerichte opleiding hebben gevolgd. Volgens de GHOR is er geen sprake van een doordachte landelijke norm voor het opleiden van GHOR-functionarissen, kwantitatief noch kwalitatief. Er zijn op dat gebied wel ontwikkelingen, met name binnen het Onderwijs- en Kenniscentrum van de GHOR. Op dit moment spelen daar evenwel vragen over en problemen rond de positionering een negatieve rol bij de voortgang in de inhoudelijke ontwikkeling. Doelstellingen ten aanzien van de basisleerstof GHOR die in 2002 zijn gesteld, zijn in 2005 weer losgelaten. Momenteel hanteert het GHOR-bureau Zuid-Holland Zuid een eigen “norm”: - alle piketfunctionarissen en verpleegkundig centralisten van de Gemeenschappelijk Meldcentrale volgen de basisleerstof GHOR en doen verplicht examen; - de overige centralisten, verpleegkundigen Spoedeisende Hulp en ambulancepersoneel volgen de basisleerstof en worden in staat gesteld examen te doen; - alle piketfunctionarissen volgen een functiegerichte opleiding, voorzover deze voorhanden is, bij het Onderwijs- en Kenniscentrum GHOR waarin Zuid-Holland Zuid participeert. Het GHOR-bureau participeert in het multidisciplinair regionaal oefenprogramma en organiseert daarnaast voor het geneeskundige personeel (de “witte kolom”) oefeningen. doelstelling: het rampenplan wordt volgens jaarlijkse afspraken geoefend Dordrecht beschikt over een Rampenplan. Een rampenplan is een organisatieplan waarin in algemene zin is aangegeven hoe in geval van een ramp of een dreigende ramp gehandeld dient te worden om tot een doelmatig bestrijden van de ramp en de gevolgen daarvan te komen. Een belangrijk aspect van het Rampenplan Dordrecht is om dit structureel zowel beperkt als op onderdelen op zijn werking te beoefenen. Hiertoe worden jaarlijks afspraken gemaakt. Het oefenen van het Rampenplan Dordrecht wordt gevolgd door jaarlijks inzicht te geven in de voorgenomen oefeningen (planning) en de uitgevoerde of gerealiseerde oefeningen (feitelijk). Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in de oefeningen die afzonderlijk door de operationele diensten (Brandweer, GHOR, gemeente) en de oefeningen die in multidisciplinair verband worden voorgenomen en uitgevoerd. De politie oefent niet afzonderlijk (behalve ten behoeve van de ME), maar wel in multidisciplinair verband. oefeningen Brandweer
aantal volgens planning
aantal feitelijk
2003
1
1
2004
1
1
2005
1
1
2006
x
x
(bron: Brandweer)
36 De Regionale Brandweer Zuid-Holland Zuid organiseert voor elke gemeente in de regio eens per jaar een bestuurlijke oefening. Hierbij wordt de gemeentelijke rampenstaf geoefend. De gemeente Dordrecht heeft in september 2003 een bestuurlijke oefening gehouden in samenwerking met het Waterschap De Groote Waard. In oktober 2004 is een bestuurlijke oefening gehouden. De geplande oefening voor 2005 is reeds in maart van dit jaar uitgevoerd.
oefeningen GHOR
aantal volgens planning
aantal feitelijk
2003
1
1
2004
1
1
2005
1
1
2006
2
x
(bron: GHOR) Volgens de GHOR is de gemeente Dordrecht verantwoordelijk voor het beoefenen van het Rampenplan Dordrecht. In 2003 was het oefenen van dit plan niet opgenomen in de planning van de GHOR, behoudens de bijdrage aan de bestuurlijke oefening die eens per jaar wordt gehouden. In oktober 2004 is een bestuurlijke oefening gehouden. De geplande oefening voor 2005 is reeds in maart van dit jaar uitgevoerd.
oefeningen Gemeente
aantal volgens planning
aantal feitelijk
2003
4*
4
2004
5
5
2005
5
x
2006
5
x
(bron: Gemeente Dordrecht) * In de loop van 2003 is het aantal geplande gemeentelijke oefeningen wegens vertraging in de planvorming bijgesteld naar 4. Zowel in 2003 als in 2004 is het aantal geplande gemeentelijke oefeningen ook daadwerkelijk uitgevoerd.
37 oefeningen multidisciplinair
aantal volgens planning
aantal feitelijk
2003
4
2
2004
42*
?
2005
10
x
2006
x
x
(bron: onderscheiden operationele diensten) * Voor het eind van 2003 stond de vaststelling van het Integraal Meerjaren Oefenbeleidsplan Rampenbestrijding (IMOR) gepland. Dit is niet gelukt, maar is doorgeschoven naar 2004. Vanaf 2004 is het voornemen om in de regio Zuid-Holland Zuid (inclusief Dordrecht) in totaal 42 oefeningen te houden: 10 Regionaal Operationeel Team, 20 Commando Plaats Incident, 6 Kleinschalig, 2 Grootschalig, 4 Regionaal Beleidsteam. De Brandweer geeft aan dat het overzicht van “oefeningen multidisciplinair” niet in de Veiligheidsmonitor hoort. Naar de mening van de Brandweer is het IMOR regionaal van karakter en is niet na te gaan hoeveel Dordtse functionarissen hierbij betrokken zijn (geweest). Dit geldt zowel voor de aantallen als voor de uitsplitsing naar functies/rollen. Volgens de GHOR zijn er in 2004 geen oefeningen multidisciplinair uitgevoerd. Wel zijn er themadagen Commando Plaats Incident en Regionaal Operationeel Team geweest. Voor 2005 staan er 10 multidisciplinaire oefeningen in de planning: 1 keer groot operationeel (Cascade) en 9 keer oefeningen Commando Plaats Incident en Regionaal Operationeel Team. Eventuele kleinschalige multidisciplinaire oefeningen die lokaal zijn georganiseerd, zijn niet meegeteld. doelstelling: alle noodzakelijke bereikbaarheidskaarten, aanvalsplannen en rampbestrijdingsplannen zijn in 2006 gereed en actueel Anno 2002 beschikt de Brandweer over gedeeltelijk actuele bereikbaarheidskaarten, niet-actuele aanvalsplannen en niet-recente rampbestrijdingsplannen voor relevante objecten of risico’s. Voor het inlopen van de achterstand van de object- of risicopreparatie en het ontwikkelen van noodzakelijke en actuele bereikbaarheidskaarten, aanvalsplannen en rampbestrijdingsplannen in 2006 zijn afspraken gemaakt. De ontwikkeling en actualisering van bereikbaarheidskaarten, aanvalsplannen en rampbestrijdingsplannen wordt gevolgd door inzicht te geven in het aantal dat jaarlijks ontwikkeld moet worden (planning) en het aantal dat in feite ontwikkeld is (feitelijk). bereikbaarheidskaarten
aantal volgens planning
aantal feitelijk
2003
363
140*
2004
363
?
2005
x
x
2006
x
x
38 aanvalsplannen
aantal volgens planning
aantal feitelijk
2003
126
21*
2004
126
?
2005
x
x
2006
x
x
* Volgens informatie van de Brandweer zijn in 2003 op verzoek extra wijkkaarten gemaakt ten behoeve van het aanrijden. Dit heeft een vermindering in de productie van bereikbaarheidskaarten en aanvalsplannen tot gevolg gehad. rampbestrijdingsplannen
aantal volgens planning
aantal feitelijk
2003
0
0*
2004
3
0
2005
4
x
2006
?
x
(bron: Brandweer) * De Brandweer geeft aan dat dit aantal de geactualiseerde rampbestrijdingsplannen betreft. Er zijn binnen de gemeente Dordrecht 3 bestaande rampbestrijdingsplannen van oudere datum. Deze zijn nog wel geldig, totdat ze vervangen worden door geactualiseerde plannen. Bij de bestuurlijke oefening in maart 2005 is ook het rampbestrijdingsplan van Dupont geoefend. doelstelling: alle voorgeschreven VER’s worden uitgevoerd Het College van B&W heeft besloten dat bij grote ruimtelijke ingrepen in Dordrecht een Veiligheidseffectrapportage (VER) is voorgeschreven. Met een VER wordt een duidelijk overzicht verkregen van alle mogelijke risico’s die in een project een rol (kunnen) spelen. Het is de bedoeling dat een VER-plicht systematisch wordt ingevoerd en dat in 2006 een VER een integraal onderdeel is geworden van ruimtelijke ingrepen. Eind 2004 dient er een reguliere situatie te zijn bereikt met betrekking tot het inventariseren van VER-plichtige projecten en het rapporteren over de voortgang daarvan. Momenteel is landelijk een discussie gaande over de VER-plicht van projecten. Op termijn lijken criteria steeds noodzakelijker te worden. De uitkomst van de discussie wordt vooralsnog afgewacht. Tot die tijd worden alleen de huidige, benoemde VER-plichtige projecten op hun uitvoering gevolgd.
39 In 2003 zijn in Dordrecht drie Veiligheidseffectrapportages opgestart of afgerond: Leerpark Oostpoort Stadswerven In 2004 is één Veiligheidseffectrapportage opgestart: Smitsweg intenties voor de toekomst De ontwikkelingen met betrekking tot de intenties voor de toekomst voor de “afname transportrisico’s (weg, water, rail)” en “afname risico’s stationaire inrichtingen” worden beschrijvend in de Veiligheidsmonitor opgenomen. Voor relevante ontwikkelingen in 2003 en 2004 wordt verwezen naar hetgeen bij de beschrijving van de doelstelling inzake de risicokaart is vermeld. De omvang en beoordeling van de transportrisico’s (weg, water, rail) en de risico’s van stationaire inrichtingen zijn immers pas na het uitkomen van de risicokaart inzichtelijk. De ontwikkeling van deze risicokaart is vertraagd.
De doelstelling is inmiddels gerealiseerd bij: - structurele borging paraatheid repressieve functionarissen bij Brandweer en GHOR - opleiding en oefening officieren en manschappen bij Brandweer en GHOR conform (landelijke) normen - rampenplan wordt conform de afspraken geoefend Positieve ontwikkelingen hebben zich voorgedaan bij: - toezicht en handhaving volgens het handhavingsprogramma - Veiligheidseffectrapportages worden uitgevoerd Negatieve ontwikkelingen hebben zich voorgedaan bij: - risico-inventarisatie Brandweer is nog niet gereed, ontwikkeling risicokaart is vertraagd - project “inhaalslag gebruiksvergunningverlening” van Brandweer is vertraagd - productie bereikbaarheidskaarten, aanvalsplannen en rampbestrijdingsplannen door Brandweer is vertraagd
40
Bijlage 1: Uitwerking van de Veiligheidsmonitor De Dordtse gemeenteraad heeft op 10 december 2002 ingestemd met het Integraal Veiligheid Programma (IVP). Dit programma vormt het organisatorische en inhoudelijke kader voor het gemeentelijke veiligheidsbeleid in de raadsperiode van 2002 tot en met 2006. De thema’s van het IVP zijn jeugd, geweld, overlast, diefstal, verkeer, fysieke veiligheid en rampenbestrijding. Het IVP kent drie hoofddoelstellingen en – gekoppeld aan de onderscheiden thema’s – een aantal subdoelstellingen. Om de resultaten van de hoofd- en subdoelstellingen van het IVP te kunnen volgen – en daarmee inzicht te bieden in de (jaarlijkse) voortgang van ontwikkelingen - is een Veiligheidsmonitor ontwikkeld, waarin alle relevante gegevens worden samengebracht. Voor enkele onderdelen waarvoor in het IVP nog geen concrete doelstellingen waren geformuleerd, heeft in de Veiligheidsmonitor een nadere uitwerking van deze doelstellingen plaatsgevonden. In de Veiligheidsmonitor wordt voor het meten en volgen van de doelstellingen uit het IVP een aantal indicatoren gebruikt. De gegevens voor deze indicatoren zijn afkomstig uit bestaande onderzoeken (Monitor Leefbaarheid en Veiligheid, Jeugdmonitor, Politiemonitor Bevolking) en beschikbare bronnen (Bedrijfsprocessensysteem Politie, Herkenningsdienstsysteem Politie, Brandweer, Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst, Rijkswaterstaat). Hieronder is per onderzoek of bron het tijdstip aangegeven waarop gegevens uit de verschillende onderzoeken en bronnen beschikbaar zijn in de periode 2002-2006: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Uitvoering: 2003, 2005 (4de kwartaal) (gewijzigd in 1ste-2de kwartaal van 2005) Rapportage: 2004, 2006 (2-3de kwartaal) (gewijzigd in 3de kwartaal van 2005) Jeugdmonitor Uitvoering: 2003, 2005 (3de kwartaal) (gewijzigd in 3de kwartaal 2007) Rapportage: 2004, 2006 (2-3de kwartaal) (gewijzigd in 2-3de kwartaal 2008) Politiemonitor Bevolking Uitvoering: 2003, 2005 (geen deelname van Dordrecht), 2006 (1ste kwartaal) Rapportage: 2003, 2005 (geen deelname van Dordrecht), 2006 (2de kwartaal) Bedrijfsprocessensysteem Politie: Rapportage: jaarlijks (1ste kwartaal) Herkenningsdienstsysteem Politie: Rapportage: jaarlijks (1ste kwartaal) Brandweer: Rapportage: jaarlijks (1ste kwartaal) Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst: Rapportage: jaarlijks (1ste kwartaal) Rijkswaterstaat: jaarlijks (1ste kwartaal)
41 Als startpunt voor de Veiligheidsmonitor is gebruik gemaakt van verschillende peiljaren, afhankelijk van de beschikbaarheid van relevante gegevens. Voor zover mogelijk is gezocht naar het laatst bekende gegeven voor de start van de uitvoering van het IVP eind 2002. Als gevolg daarvan zijn de gegevens die voor het startpunt van enkele doelstellingen in het IVP zijn geformuleerd, in de Veiligheidsmonitor aan het meest recente peiljaar aangepast. Aan de uitvoering van de Veiligheidsmonitor zijn enkele belangrijke randvoorwaarden verbonden. Deze betreffen de voortdurende beschikbaarheid van gegevens vanuit onderzoeken en bronnen en de instandhouding van gehanteerde definities tijdens de looptijd van het IVP. Globale inhoud van de Veiligheidsmonitor In tabelvorm wordt voor elke hoofd- of subdoelstelling een cijfermatige weergave gegeven van: doelstelling, situatie streefpunt, situatie startpunt (met vermelding van peiljaar), situatie ijkpunt 2003, situatie ijkpunt 2004, situatie ijkpunt 2005, situatie eindpunt 2006, bronvermelding. Deze cijfermatige weergave wordt gevolgd door een woordelijke beschrijving van de ontwikkeling voor elke hoofd- of subdoelstelling. Het IVP dient te worden beschouwd als een verdere uitwerking voor de onderdelen veiligheid en leefbaarheid van het Dordtse Grotestedenbeleid waarvan Dordrecht sinds 1997 deel uitmaakt. In een bijlage wordt daarom ingegaan op de resultaten van enkele doelstellingen inzake veiligheid en leefbaarheid uit het Dordtse Grotestedenbeleid. Het gaat hierbij – voor zover beschikbaar - om gegevens vanaf 1997 (startpunt) tot en met 2004 (streefpunt). Frequentie en feitelijke inhoud van de Veiligheidsmonitor In het IVP is opgemerkt dat ernaar wordt gestreefd om jaarlijks uitvoerig te rapporteren over de voortgang van het IVP: hoe staat het met het doelbereik, loopt de organisatie die ervoor in het leven is geroepen. De Veiligheidsmonitor richt zich daarbij in het bijzonder op het volgen van de resultaten of prestaties die in de hoofd- en subdoelstellingen van het IVP zijn geformuleerd: het doelbereik. Omdat niet in elk jaar alle gegevens beschikbaar zijn of komen, zal de Veiligheidsmonitor – bij een jaarlijkse verschijning – afwisselend een beperkt of een uitgebreid karakter hebben. Immers: de gegevens uit de Monitor Leefbaarheid en Veiligheid, de Jeugdmonitor komen in 2004 en 2006 beschikbaar, die uit de Politiemonitor Bevolking in 2003 en 2005, en die uit het Bedrijfsprocessensysteem Politie, het Herkenningsdienstsysteem Politie, de Brandweer, de Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst en Rijkswaterstaat elk jaar. Hieronder is voor elk jaar vermeld uit welke onderzoeken of bronnen in principe gegevens worden verkregen voor opname en weergave in de Veiligheidsmonitor: 2003: gegevens uit Politiemonitor Bevolking, Bedrijfsprocessensysteem Politie, Herkenningsdienstsysteem Politie, Brandweer, Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst, Rijkswaterstaat
42 2004: gegevens uit Monitor Leefbaarheid en Veiligheid, Jeugdmonitor, Bedrijfsprocessensysteem Politie, Herkenningsdienstsysteem Politie, Brandweer, Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst, Rijkswaterstaat 2005: gegevens uit Monitor Leefbaarheid en Veiligheid , Bedrijfsprocessensysteem Politie, Herkenningsdienstsysteem Politie, Brandweer, Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst, Rijkswaterstaat 2006: gegevens uit Bedrijfsprocessensysteem Politie, Herkenningsdienstsysteem Politie, Brandweer, Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst, Rijkswaterstaat Verschijningsdatum van de Veiligheidsmonitor Op basis van de beschikbaarheid van gegevens uit de diverse onderzoeken of bronnen is hieronder aangegeven op welk tijdstip de Veiligheidsmonitor de komende jaren in principe verschijnt: 2004: 2de kwartaal 2005: 2de kwartaal 2006: 2de kwartaal
43
Bijlage 2: Toelichting gehanteerde indicatoren en begrippen IVP-hoofddoelstelling algemeen Veiligheidsgevoel = aandeel inwoners van 18 jaar en ouder dat zich in het algemeen veilig voelt. Persoonsgebonden slachtofferschap = aandeel inwoners van 15 jaar en ouder dat in de afgelopen twaalf maanden slachtoffer is geweest van beroving met geweld, beroving zonder geweld, andere vorm van diefstal, andere vorm van beschadiging/vernieling, bedreiging met lichamelijk geweld, mishandeling, aanrijding met doorrijden, aanrijding zonder doorrijden, ander misdrijf. IVP-subdoelstelling thema jeugd Delictplegers van 12-24 jaar = aantal personen in de leeftijd van 12 t/m 24 jaar, woonachtig in Dordrecht, tegen wie proces-verbaal van aangifte is opgemaakt of proces-verbaal tegen bekende of onbekende daders (gehoorde verdachten). Recidive 12-minners = aandeel kinderen tot 12 jaar dat in een kalenderjaar twee of meer keer als verdachte bij de politie staat geregistreerd, ongeacht of zij ook als verdachte zijn aangehouden of verhoord. Wapenbezit scholieren = aandeel jongeren van 12 tot en met 22 jaar dat in de afgelopen twaalf maanden wel eens een wapen (bijvoorbeeld een stiletto, boksbeugel) bij zich heeft gedragen. Veiligheidsgevoel = aandeel jongeren van 12 tot en met 22 jaar dat zich in de afgelopen twaalf maanden overdag of ’s avonds niet onveilig heeft gevoeld. IVP-subdoelstelling thema geweld Slachtofferschap straatroof = aandeel inwoners van 18 jaar en ouder dat in de afgelopen twaalf maanden slachtoffer is geweest van diefstal van portemonnee, portefeuille of tasje met geweld of dreiging met geweld. Aangiften straatroof = aantal aangiften bij de politie van het delict diefstal met geweld in de openbare ruimte (beroving/tasjesroof, diefstal van portemonnee of mobiele telefoon e.d. met geweld) (incidentcode 242) Slachtofferschap bedreiging met lichamelijk geweld = aandeel inwoners van 18 jaar en ouder dat in de afgelopen twaalf maanden is bedreigd met lichamelijk geweld. Aangiften bedreiging = aantal aangiften bij de politie van het delict bedreiging (incidentcode 342). Slachtofferschap mishandeling = aandeel inwoners van 18 jaar en ouder dat in de afgelopen twaalf maanden slachtoffer is geworden van mishandeling. Aangiften mishandeling/geweldsgebruik = aantal aangiften bij de politie van de delicten geweld zonder letsel zonder wapen (incidentcode 301), met wapen (code 302), met vuurwapen (code 303); openlijk geweld (code 308, vanaf 2002: code 325), geweld met letsel zonder wapen (code 311), met wapen (code 312), met vuurwapen (code 313); geweld dodelijk zonder wapen (code 321), met wapen (code 322), met vuurwapen (code 323); relatiemishandeling (code 343); homogeweld (code 345); kindermishandeling (code 346).
44 Aangiften huiselijk geweld = tot 1 januari 2004: aantal aangiften bij de politie van de delicten relatiemishandeling (incidentcode 343) en kindermishandeling (code 346); vanaf 1 januari 2004 is een nieuwe, landelijke projectcode ingevoerd die meer omvat dan de eerder genoemde incidentcodes. IVP-subdoelstelling thema overlast Indicatorscore overlast = de indicator “overlast” is gebaseerd op het oordeel van bewoners van 18 jaar en ouder over de mate waarin er in hun buurt bepaalde vormen van overlast vóórkomen. Deze vormen van overlast zijn: overlast van groepen jongeren, overlast door omwonenden, geluidsoverlast (geen geluidsoverlast door verkeer). De indicatorscore varieert van 0 (nooit overlast) tot en met 10 (vaak overlast). Naarmate de score hoger is, ervaren bewoners meer overlast in hun buurt. Overlast door hangjongeren = aandeel inwoners van 18 jaar en ouder dat vindt dat overlast van groepen van jongeren in hun buurt vaak vóórkomt. Drugsgerelateerde overlast = aandeel inwoners van 18 jaar en ouder dat vindt dat drugsoverlast in hun buurt vaak of soms vóórkomt. Meldingen/incidenten drugsgerelateerde overlast = aantal meldingen/incidenten van iedere vorm van overlast van/door drugs/medicijnen (incidentcode 553) IVP-subdoelstelling thema diefstal Indicatorscore slachtofferschap vermogensdelicten = de indicator “vermogensdelicten” is gebaseerd op het oordeel van bewoners van 18 jaar en ouder over de mate waarin in hun buurt bepaalde voorvallen of misdrijven vóórkomen. Deze voorvallen of misdrijven zijn: fietsendiefstal, diefstal uit auto’s, beschadiging of vernieling aan auto’s en diefstal van auto’s, inbraak in woningen. De indicatorscore varieert van 0 (nooit) tot en met 10 (vaak). Naarmate de score hoger is, ervaren bewoners meer vermogensdelicten in hun buurt. Slachtofferschap poging tot woninginbraak = aandeel inwoners van 18 jaar en ouder dat in de afgelopen twaalf maanden slachtoffer is geworden van een poging tot inbraak in hun woning Slachtofferschap inbraak in woning = aandeel inwoners van 18 jaar en ouder dat in de afgelopen twaalf maanden slachtoffer is geworden van diefstal uit hun woning. Aangiften woninginbraak = aantal aangiften bij de politie van het delict diefstal uit woning (incidentcode 221) Slachtofferschap diefstal uit auto = aandeel inwoners van 18 jaar en ouder dat in de afgelopen twaalf maanden slachtoffer is geworden van diefstal uit hun auto (‘s). Slachtofferschap diefstal vanaf of vernieling aan auto = aandeel inwoners van 18 jaar en ouder dat in de afgelopen twaalf maanden slachtoffer is geworden van diefstal vanaf of vernieling aan hun auto (‘s). Aangiften diefstal uit of vanaf auto en vernieling aan auto = aantal aangiften bij de politie van de delicten diefstal uit of vanaf de auto (incidentcode 214) of vernieling aan auto (incidentcode 261).
45 Slachtofferschap diefstal portemonnee zonder geweld (zakkenrollen) = aandeel inwoners van 18 jaar en ouder dat in de afgelopen twaalf maanden slachtoffer is geworden van diefstal van portemonnee, portefeuille of tasje, zonder (dreiging met) geweld. Aangiften diefstal portemonnee zonder geweld (zakkenrollen) = aantal aangiften bij de politie van het delict zakkenrollen (diefstal van portemonnee zonder geweld) (incidentcode 233). Slachtofferschap fietsendiefstal = aandeel inwoners van 18 jaar en ouder dat in de afgelopen twaalf maanden slachtoffer is geworden van fietsendiefstal. Aangiften fietsendiefstal = aantal aangiften bij de politie van het delict fietsendiefstal (incidentcode 201). IVP-subdoelstelling thema verkeer Indicatorscore verkeersoverlast = de indicator “verkeersoverlast” is gebaseerd op het oordeel van bewoners van 18 jaar en ouder over de mate waarin in hun buurt bepaalde vormen van verkeersoverlast vóórkomen. Deze vormen van verkeersoverlast zijn: geluidsoverlast van verkeer, parkeeroverlast, stankoverlast door verkeer. De indicatorscore varieert van 0 (nooit) tot en met 10 (vaak). Naarmate de score hoger is, ervaren meer bewoners overlast van het verkeer in hun buurt. Indicatorscore verkeersonveiligheid = de indicator “verkeersonveiligheid” is gebaseerd op het oordeel van bewoners van 18 jaar en ouder over de mate waarin in hun buurt bepaalde verkeersproblemen vóórkomen. Deze verkeersproblemen zijn: agressief verkeersgedrag, te hard rijden, aanrijdingen. De indicatorscore varieert van 0 (nooit) tot en met 10 (vaak). Naarmate de score hoger is, hebben meer bewoners het gevoel dat hun buurt verkeersonveilig is. Buurtprobleem “te hard rijden komt vaak voor” = aandeel inwoners van 18 jaar en ouder dat vindt dat te hard rijden in hun buurt vaak vóórkomt. Verkeersslachtoffers = aantal bij een verkeersongeval betrokken personen naar afloop (gewond, overleden) IVP-subdoelstelling thema fysieke veiligheid en rampenbestrijding Risicokaart = een kaart waarop alle risico-objecten zijn aangegeven. De ontwikkeling van een risicokaart wordt voorafgegaan door een risico-inventarisatie en een risicoregister. Alle risicovolle situaties worden opgeslagen in een centraal, openbaar register. Het gaat om bedrijven met gevaarlijke stoffen en om transportroutes van gevaarlijke stoffen. Inventarisatie, register en kaart zijn voor iedereen toegankelijk en kunnen door iedereen geraadpleegd worden. Handhavingsprogramma = een door de gemeente Dordrecht vastgesteld programma waarmee de verbetering van de kwaliteit van de handhaving wordt nagestreefd, door het stellen van een ambitieniveau van de handhaving en gezamenlijke handhavingsprioriteiten, door te zorgen voor een handhavingsorganisatie die kwalitatief en kwantitatief op orde is en waarin samenhang en samenwerking tussen het werk van verschillende handhavers wordt bevorderd, en door publieke verantwoording. De ontwikkeling van een handhavingsprogramma geschiedt volgens een groeimodel. Op grond van de ervaring met het opstellen van een handhavingsprogramma fysieke veiligheid is in 2003 een integraal handhavingsprogramma 2004 ontwikkeld.
46 Gebruiksvergunning = een vergunning die aangeeft dat een bouwwerk of inrichting op een brandveilige manier wordt gebruikt. Een gebruiksvergunning is niet vrijblijvend: de gemeentelijke regelgeving schrijft deze voor. Een gebruiksvergunning is onder meer verplicht voor gebouwen waarin op enig moment meer dan 50 of 25 (Historische Binnenstad) personen aanwezig zijn of bedrijfsmatige stoffen zijn opgeslagen die brandbaar, brandbevorderend en gevaarlijk bij brand zijn of in de regel aan meer dan 4 mensen, bedrijfsmatig of door verzorging, nachtverblijf verschaft of in de regel aan meer dan 10 kinderen, jonger dan twaalf jaar, of aan meer dan 10 verstandelijk en/of lichamelijk gehandicapten dagverblijf verschaft. Rampenplan = een door de gemeente Dordrecht vastgesteld document waarin is vastgelegd hoe de samenwerking tussen de verschillende betrokken diensten en organisaties is geregeld en wie welke taken dient uit te voeren teneinde een doelmatige uitoefening van de bestrijding van rampen en zware ongevallen te bereiken. Bereikbaarheidskaart = een set met snel toegankelijke basisgegevens voor bevelvoerenden ten behoeve van een initiële inzet bij een gebouw of complex. Deze basisgegevens betreffen: opvangregeling, aard/gebruik van bedrijf, schets van gebouw en omgeving, waterwinning, toegangen, aanrijroute. Aanvalsplan = een plan dat specifieke gegevens bevat over een locatie ten behoeve van een veilig en doelmatig optreden van een hulpverleningsdienst, indien zich op die locatie een incident voordoet. Deze gegevens betreffen: plattegronden met bouwkundige voorzieningen, aansluiting met de bedrijfshulpverleningsorganisatie, gevaarlijke stoffeninformatie, aanwezigheid personen, informatie bedrijfskundigen, mogelijke scenario’s. Rampbestrijdingsplan = een samenstel van maatregelen dat voorbereid is voor het geval zich een ramp voordoet die naar plaats (object, gebied, traject), aard en gevolgen voorzienbaar is. Veiligheidseffectrapportage = een instrument waarmee via een gestructureerd en transparant proces samen met betrokken partijen in een vroegtijdig stadium inzicht wordt verkregen in de mogelijke veiligheidsrisico’s van ruimtelijke of bouwprojecten. Tenslotte In de Veiligheidsmonitor wordt een onderscheid gemaakt tussen meldingen en aangiften. Bij een melding gaat het erom dat de politie is geïnformeerd over een voorval. Er is sprake van een aangifte wanneer er een proces-verbaal is ondertekend.
47
Bijlage 3: Ontwikkeling doelstellingen Grotestedenbeleid GSB-doelstelling 8: Verbeteren veiligheid en veiligheid op scholen Onderdeel IVP-hoofddoelstelling algemeen doelstelling GSB
streefpunt GSB
1998 (1-1)
2000 (1-1)
2001 (1-1)
2002 (1-1)
2003 (1-1)
2004 (1-1)
verbetering subjectieve veiligheid* met 5% in 2004
62%
59%
54%
--
62%
--
62%
daling persoonsgebonden slachtofferschap met 5% in 2004
32%
34%
28%
--
35%
27%
--
stijging aangiftebereidheid met 5% in 2004
39,4%
--
37,5%
34,3%
--
31,4%
--
* In het Grotestedenbeleid Gemeente Dordrecht is als meetbaar doel geformuleerd: in 2004 is de subjectieve veiligheid verbeterd met 5%. In de 0-meting van de Monitor Grotestedenbeleid (SGB, oktober 2000) is als indicator genoemd: het aandeel bewoners dat zich wel eens veilig voelt. De in het Integraal Veiligheid Programma Dordrecht vermelde indicator “aandeel bewoners dat zich wel eens onveilig voelt” is in de Veiligheidsmonitor gewijzigd in “aandeel bewoners dat zich wel eens veilig voelt”. Onderdeel IVP-subdoelstelling thema overlast doelstelling GSB drugsoverlast Binnenstad* gedaald met 5 procentpunten in 2004: vaak overlast soms overlast
streefpunt GSB
1998 (1-1)
2000 (1-1)
2001 (1-1)
2002 (1-1)
2003 (1-1)
2004 (1-1)
29% 18%
34% 23%
28% 36%
---
23% 29%
---
30% 34%
* In het Grotestedenbeleid Gemeente Dordrecht is als meetbaar doel geformuleerd: in 2004 is de drugsoverlast in de Binnenstad gedaald met 5%. In de 0-meting van de Monitor Grotestedenbeleid (SGB, oktober 2000) zijn evenwel de gegevens van geheel Dordrecht in plaats van de Binnenstad vermeld. In de 2-meting van de Monitor Grotestedenbeleid (SGB, oktober 2003) zijn de gegevens gecorrigeerd en is de doelstelling geherformuleerd van 5% naar 5 procentpunten.
48 Onderdeel IVP-subdoelstelling thema jeugd doelstelling GSB afname aantal delictplegers van 12-24 jaar met 5% in 2004 vermindering recidive binnen een jaar 12minners met 25% in 2004 daling wapenbezit Dordtse scholieren tot 5% in 2004 60% van de jeugd van 12-22 jaar voelt zich veilig* in 2004
streefpunt GSB
1998 (1-1)
2000 (1-1)
2001 (1-1)
2002 (1-1)
2003 (1-1)
2004 (1-1)
690
720
770
--
790
799
1044
9%
12%
12%
16%
12%
11%
3%
5%
10%
7%
--
5%
--
4%
overdag
--
60%
--
66%
--
66%
--
36%
--
42%
--
38%
(niet bepaald)
‘s avonds: (niet bepaald)
* In het Grotestedenbeleid Gemeente Dordrecht is als meetbaar doel geformuleerd: in 2004 is het percentage van de jeugd dat zich veilig voelt gestegen tot 60%. In de 0-meting van de Monitor Grotestedenbeleid is het begrip jeugd verbijzonderd tot jeugd van 12-17 jaar. In de Jeugdmonitor wordt aan de jeugd van 12 t/m 22 jaar voor twee situaties gevraagd of zij zich wel eens onveilig voelen: overdag en ’s avonds. De streefwaarden voor overdag en ’s avonds zijn in GSB-verband niet opnieuw geformuleerd. In de tabel zijn de meetgegevens voor beide situaties (overdag en ’s avonds) weergegeven. Onderdeel IVP-subdoelstelling thema verkeer doelstelling GSB minder agressief verkeersgedrag (indicatorscore* verkeersonveiligheid)
streefpunt GSB
1998 (1-1)
2000 (1-1)
2001 (1-1)
2002 (1-1)
2003 (1-1)
2004 (1-1)
niet bepaald
4,1
4,2
--
4,3
--
4,3
* Indicatorscore is schaalscore van 0 t/m 10: hoe hoger, hoe slechter.
49 GSB-doelstelling 5: Verbeteren (fysieke) leefomgeving en leefbaarheid Onderdeel IVP-subdoelstelling thema verkeer doelstelling GSB
streefpunt GSB
1998 (1-1)
2000 (1-1)
2001 (1-1)
2002 (1-1)
2003 (1-1)
2004 (1-1)
Binnenstad tot 4,1
4,1
5,0
4,5
--
4,7
--
4,9
Noordflank tot 4,0
4,0
4,2
4,4
--
4,9
--
4,9
Oud-Krispijn tot 3,1
3,1
3,0
3,4
--
3,7
--
4,3
Het Reeland tot 3,2
3,2
3,3
3,6
--
3,6
--
3,5
afname verkeersoverlast met 10% in 2004, in gebieden met hoogste scores*:
* Indicatorscore is schaalscore van 0 t/m 10: hoe hoger, hoe slechter.