Van BRIC tot familiebedrijf Arbeidskansen voor laagopgeleiden in de Metropoolregio Amsterdam Mensen met een lage opleiding zijn kwetsbaar op de arbeidsmarkt. De werkloosheid onder hen is hoog en hun imago is vaak slecht. Hoe zijn hun kansen op werk in deze tijd van crisis? De regiogemeenten lieten hier onderzoek naar doen. En op het symposium ‘Laagopgeleiden op de arbeidsmarkt in de Metropoolregio Amsterdam’, op 18 april in Pakhuis de Zwijger, lieten deskundigen er hun licht over schijnen. Ze namen het publiek mee van macro- naar microniveau. Van de dynamiek in de wereldwijde arbeidsverdeling naar een Purmerends familiebedrijf dat zijn laag geschoolde werknemers koestert als ‘onze mensen’. Daar tussenin liggen de cijfers over de Metropoolregio die onderzoekers uit Amsterdam, Zaanstad en andere MRA-gemeenten hebben verwerkt in het rapport ‘Laagopgeleiden in de Metropoolregio Amsterdam’.
China Stefan Groot is onderzoeker bij de Vrije Universiteit van Amsterdam. Hij stelt dat de handel tussen Nederland en BRIC-landen zoals China de afgelopen jaren stormachtig is toegenomen, in het bijzonder de invoer. Velen zijn bang dat de Chinezen op grote schaal werk inpikken dat nu door Nederlanders wordt gedaan. Maar die angst is vooralsnog ongegrond, zegt Groot. Twintig jaar geleden, toen de handelsstroom nog niet zo groot was, werden de Chinese exportgoederen vooral gemaakt door ongeschoolde werknemers. Vooral de laatste vijf jaar is de Chinese productie veel technologie-intensiever geworden. Maar doordat Nederland en China zich op verschillende terreinen specialiseren, is de onderlinge concurrentie relatief beperkt gebleven. Ook andere te verwachten gevolgen van globalisering doen zich in Nederland minder sterk voor dan in andere landen. De loonongelijkheid blijft beperkt doordat niet alleen de reële lonen van de hogere inkomensgroepen tussen 2000 tot 2008 iets meer dan gemiddeld stegen, maar ook die van lagere inkomensgroepen. Toch zijn laagopgeleiden in Nederland vaker werkloos dan andere groepen, zegt Groot. Dit komt voornamelijk doordat ze na ontslag meer tijd nodig hebben om een nieuwe baan te vinden en er minder vaak in slagen een duurzame arbeidsrelatie op te bouwen.
Polarisering Hoe zit het nu met de laagopgeleiden in de MRA? Idske de Jong van Bureau Onderzoek en Statistiek vertelt dat er in 2001 al veel meer banen van laag niveau waren (288.100) dan laagopgeleiden (254.700). Die onevenwichtigheid is tien jaar later versterkt: 350.600 banen tegenover 247.200 laagopgeleiden. De stijging van het aantal lage banen deed zich vooral voor in de deelregio’s Flevoland en Waterland.
Volgens onderzoekers leiden globalisering en automatisering tot een polarisering van de arbeidsmarkt in rijke landen. De vraag naar middelbaar geschoolden neemt daarbij af, als gevolg van automatisering en outsourcing. Terwijl het aantal banen van zowel laag als hoog niveau juist toeneemt. Ook in de Metropoolregio Amsterdam is tussen 2001 en 2011 duidelijk sprake van polarisatie. Heel Nederland kenmerkt zich daarentegen door professionalisering: zowel het aandeel banen van laag als middenniveau neemt af, ten gunste van die van hoog niveau. Verdringing De arbeidsmarktpositie van laagopgeleiden wordt onder meer beïnvloed door de in- en uitstroom, flexibilisering, verdringing door andere groepen en natuurlijk door vraag en aanbod. Op termijn valt in de MRA een flinke uitstroom van ouderen uit banen van laag niveau te verwachten, wellicht iets later als gevolg van nieuwe pensioenregels. Wat betreft de flexibilisering verschillen laag geschoolden in de MRA niet veel van de andere groepen: 69 procent had in 2011 nog een vast contract, vergeleken met 78 procent in 2001. Wel nam het aandeel vaste contracten onder laaggeschoolden in die tijd iets sneller af. Het is te verwachten dat de flexibilisering zich voort zal zetten. Banen van laag niveau worden voor slechts 52 procent vervuld door laagopgeleiden, vertelt De Jong. Zevenendertig procent wordt gedaan door middelbaar opgeleiden en 10 procent door hoogopgeleiden. Daarnaast zijn er studenten die als bijverdienste laaggeschoold werk verrichten, maar de veel gevreesde verdringing door arbeidsmigranten is beperkt. Overigens werkt verdringing ook de andere kant op. In 2011 werkten bijna drie op de tien laagopgeleiden in een baan van middelbaar of zelfs hoog niveau.
Onder druk Wat zijn de toekomstige arbeidskansen voor laagopgeleiden? Voor 2016 wordt - mogelijk iets te optimistisch - een extra vraag van 6000 banen voorzien. Daarmee komt het totaal op 356.600 banen. Het verwachte aanbod van laagopgeleiden groeit echter sterker, met 39.000 naar 286.000. Dit komt mede door de Participatiewet, die mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, waaronder arbeidsgehandicapten, naar regulier werk moet leiden. De balans tussen vraag en aanbod komt hierdoor iets meer in evenwicht.
Maar als de recessie aanhoudt zal de banengroei in dit segment minder groot zijn en zal de verdringing toenemen. Dit betekent dat de arbeidsmarktpositie van laagopgeleiden, die volgens De Jong nu redelijk kan worden genoemd, verder onder druk komt te staan. Maar vooral de middengroep lijkt het moeilijk te krijgen. “Voor laagopgeleiden zijn er nog relatief veel banen”, aldus De Jong. “Voor de middengroepen is die stijging beperkter. Dus daar is in de toekomst ook aandacht voor nodig.”
Opleidingstraject Peter de Graaf is directeur van De Graaf Afvalbeheer in Purmerend. Hij begrijpt uit het voorgaande dat zijn bedrijf in 2016 nog steeds moeite zal moeten doen om laagopgeleiden te strikken. De Graaf Afvalbeheer werd ruim zestig jaar geleden opgericht door de vader van De Graaf. Nu bestaat het uit twee onderdelen: Afval en Security. Dat laatste houdt zich onder meer bezig met digitaliseren en vernietigen van archieven. “Daarvoor zijn andere competenties nodig dan bij de afvalverwerking. We werken graag met laag opgeleide mensen. Die hebben een groot voordeel: ze hebben twee handen die ze smerig willen maken”, aldus De Graaf, die het overigens liever niet over laagopgeleiden heeft, maar over “onze mensen”.
De Graaf bindt zijn medewerkers, onder wie ook vrouwen, aan het bedrijf met een opleidingstraject, waarbij een oudere werknemer als mentor optreedt. Daardoor kunnen jongeren met 18 jaar chauffeur van een vuilniswagen worden. “Daarna proberen we ze door te sluizen naar De Graaf Security. Ook daar zijn eenvoudige werkzaamheden te doen, zoals het verwijderen van paperclips en nietjes. Wij doen dat ook met mensen die een achterstand hebben op de arbeidsmarkt. We lopen dus vooruit op het quotum dat er misschien komt.” Vooroordelen Als voorbeeld noemt De Graaf de autistische Walter. Die wilde na enkele maanden lopende band meer verantwoordelijkheid, maar zou door zijn handicap nooit chauffeur kunnen worden. Doordat Walter zo’n goed oog heeft voor alle bijzonderheden van klanten, schopte hij het tot coach van de chauffeurs. Walter kan hen precies vertellen hoe ze de klant kunnen bereiken en waar ze allemaal op moeten letten. Een andere laagopgeleide werknemer werd zelfs hoofd van de metaaltak, die 40 procent van de omzet genereert. Laagopgeleiden kunnen dus nog aardig wat leren. “Ik denk alleen dat er nog veel vooroordelen zijn bij werkgevers over laagopgeleiden. En daar moeten we wat aan doen.” Hoger opgeleide mensen kan De Graaf moeilijker vasthouden, “die willen na verloop van tijd wat anders”. En een reguliere opleiding voor dit soort werk bestaat niet. De Graaf: “We zijn eigenlijk op zoek naar uitvallers uit het onderwijs.”
Aanspreekpunt Het Werkgeverservicepunt (WSP) Groot-Amsterdam speelt een belangrijke rol bij het bij elkaar brengen van werkgevers en mensen die werk zoeken in de regio. Programmamanager Niels Krouwel vertelt wat het WSP doet en vooral hoe het te werk gaat. Het WSP is een samenwerkingsverband van negen regiogemeenten (niet de hele Metropoolregio), het UWV en het SW-bedrijf AM Groep. Daarmee hebben werkgevers één aanspreekpunt voor arbeidsmarktvragen. Daarnaast wordt er geld bespaard en worden slaagkansen groter door het grotere bereik. Krouwel legt uit dat het WSP op basis van de eigen doelstellingen en een analyse van vraag en aanbod vaststelt op welke sectoren het zich het beste kan richten. Voor 2012-13 zijn dat onder meer Greenport Aalsmeer, ‘hospitality’ (horeca), ‘main ports’ als Schiphol en Westpoort, en zakelijke dienstverlening (schoonmaak, beveiliging, callcenters). De projecten van WSP zijn bijvoorbeeld masterclasses waarin winkelketens als Albert Heijn en Zeeman aan werkzoekenden vertellen wat ze verwachten van hun personeel. Of kennismakingsbijeenkomsten in de hotelbranche waarop mensen met een beperkt CV zich kunnen presenteren. Voor de OsiraGroep verzorgde het WSP een opleidingstraject met een vast contract in het vooruitzicht. “Dat werkt het beste”, aldus Krouwel. In samenwerking met schoonmaakbedrijf Asito stelde WSP een schoonmaakpool samen, waaruit nieuw schoonmaakpersoneel kan worden gerekruteerd. “Veel mensen denken dat iedereen kan schoonmaken, maar dat is niet zo,” zegt Krouwel. Ook voor laaggeschoold werk gelden eisen waaraan niet iedereen voldoet.
Zaaien Het WSP ziet ook mogelijke nieuwe taken voor zich opdoemen, met reorganiserende bedrijven die vragen hebben over werk-naar-werkbegeleiding. Ook op de toename van het aantal flex- en kleine banen is het WSP nog niet helemaal toegerust. Flexwerkers hebben soms meerdere werkgevers om rond te kunnen komen. Maar hoe kunnen werkgevers dan nog op hen blijven rekenen? Het WSP Groot-Amsterdam, dat inmiddels anderhalf jaar bestaat, zit nu in een periode van veel zaaien, weinig oogst. Bedrijven zijn aan het overleven en teren in op hun reserves. Het is van belang dat we elkaar goed gaan begrijpen. Dat we weten wat er speelt. Dat we elkaar direct op de juiste manier weten te vinden als die vraag naar arbeid wat groter wordt.”