Uitnodiging: Lekker, gezond en betaalbaar koken
(OCMW Balen i.s.m. K.H. Kempen)
Op zoek naar een doeltreffende methodiek om gezonde voeding toegankelijk te maken voor lage inkomensgezinnen
Situering In 2007 liet het OCMW van Balen een onderzoek uitvoeren naar de leefomstandigheden van de gezinnen uit Balen1. Meer bepaald wilden we weten hoeveel arme gezinnen Balen telt, wat hen kenmerkt en in welke mate het sociaal huis via haar hulp- en dienstverlening de kansarme inwoners in Balen bereikt. Uit dit onderzoek blijkt dat één op de tien (10,8%) gezinnen in Balen zegt met hun gezinsinkomen moeilijk tot zeer moeilijk rond te komen en één op acht (12,3%) gezinnen is financieel arm. Als we over armoede spreken mogen we niet enkel denken aan een inkomenstekort, het gaat ook over een niet-participatie aan de dominante waarden van onze samenleving. Naast het lage inkomen, ervaren armen ook op vele andere terreinen (arbeid, huisvesting, onderwijs, vrije tijd, mobiliteit, gezins- en vriendschapsrelaties, …) heel wat hindernissen. Hoewel het recht op de bescherming van de gezondheid en het recht op geneeskundige bijstand is ingeschreven in onze grondwet, blijkt uit het onderzoek dat, indien Balenaars moeten rondkomen met een te laag inkomen, dit vaak ten koste gaat van hun gezondheid (arm maakt ziek). En ook omgekeerd: indien Balenaars een slechte gezondheid hebben, heeft dit vaak een serieuze impact op hun gezinsbudget (ziek maakt arm). Omdat gezond zijn een fundamentele voorwaarde is om volwaardig te kunnen participeren aan de samenleving, wilden we in opvolging van dit armoede-onderzoek hieraan duidelijk prioriteit geven. In de periode 2008-2010 organiseerde het OCMW van Balen twee kookprojecten “Uitnodiging: Lekker, gezond en betaalbaar koken”. Deze vernieuwende kookcursussen komen voort uit een nauwe samenwerking tussen het OCMW van Balen en het Studiecentrum voor Lokaal Sociaal en Lokaal Economisch Beleid van de Katholieke Hogeschool Kempen. We omschrijven deze aanpak als vernieuwend omdat maatwerk, autonomie, motivatie en zelfcontrole, centraal staan. De voornaamste doelstelling van dit project was het ontwikkelen van een methodiek, gebaseerd op wetenschappelijke inzichten, praktijkkennis en ervaringsdeskundigheid, die mensen toelaat om theoretische
1
Voor meer info: http://www.ocmwbalen.be/index.php?ID=31050
2
kennis en praktische vaardigheden te verwerven over gezond en goedkoop koken en deze te implementeren in hun aankoop- en voedingsgedrag. Theoretisch Kader In de voedingskorf die werd opgesteld in het kader van het onderzoek naar de Vlaamse budgetstandaard (Storms & Van den Bosch, 2009) werden alle ingrediënten opgenomen die noodzakelijk zijn om gezond te kunnen eten in onze samenleving. Het bijhorende prijskaartje geeft het inkomen dat hiervoor minimaal noodzakelijk is. De vraag die echter moet gesteld worden is of de oorzaak van de samenhang tussen het voedingspatroon en iemands sociale achtergrond moet gezocht worden in een gebrekkig economisch kapitaal dan wel een gebrekkig cultureel kapitaal van de lagere sociale groepen. In de Verenigde Staten blijken economische factoren het sterkst door te wegen in het aankoopproces van voedingsmiddelen. Prijzen en inkomen verklaren er 97% van de variatie in de vraag naar voedingsmiddelen (Matthys, Januszewska & De Henauw, 2003). Studies uit andere landen spreken dit tegen en geven aan dat opleiding belangrijker is. (Friel, e.a., 2004). Volgens Blisard, Steward & Joliffe (2004) kunnen beide theorieën ondersteund worden. Onder controle van onderwijsniveau besteden gezinnen met hogere inkomens meer aan gezonde voeding (groenten en fruit) dan armere gezinnen, en vice versa. Toch houdt dit niet in dat een stijging van het inkomen bij armere gezinnen automatisch resulteert in een toename van de uitgaven voor bv. groenten en fruit. Uit onderzoek (Buellens & Storms, 2007) leren we dat het inkomensaandeel dat lage inkomensgezinnen besteden aan voeding niet noodzakelijk kleiner is dan het aandeel dat ze dienen te reserveren voor gezonde voeding. Wat wel opvallend verschilt, is het aandeel dat aan gezonde voeding wordt besteed. Zo besteden lage inkomensgezinnen 21% van hun inkomen aan voeding, waarvan 1,7% aan groenten en fruit. Volgens de budgetstandaard neemt gezonde voeding evenzeer een vijfde weg uit een bescheiden gezinsbudget, doch het aandeel dat naar groenten en fruit zou moeten gaan, indien het voedingspakket evenwichtig is opgebouwd, bedraagt maar liefst 6,4%. Met andere woorden, hoe noodzakelijk het identificeren van deze basisbehoeften en het opstellen van een bijhorende richtnorm voor een menswaardig budget ook is, het volstaat niet om de armoede in ons land op te heffen. Mensen hebben daarnaast ook individuele ondersteuning nodig. Het volstaat immers vaak niet om hen de financiële mogelijkheid te geven om gezond en autonoom te kunnen leven (gezond te eten, toegang te hebben tot noodzakelijke medische zorgen, ontspanningsmogelijkheden, …). De betrokkenen moeten ook het gedrag leren stellen dat correspondeert met de
3
richtnorm en deze gedragsverandering moet ook een duurzaam karakter krijgen, wil ze een maatschappelijk verschil maken. Van evidence based practice naar practice based evidence In de internationale wetenschappelijke literatuur van de laatste jaren klinkt een duidelijke roep om de banden tussen wetenschappelijk onderzoek op het vlak van gezondheidsbevordering en de praktijk strakker aan te halen. Ook beleidsmakers vragen steeds uitdrukkelijker naar effectieve programma’s en acties, gebaseerd op theoretische inzichten over de determinanten van gezondheid en op onderzoek naar de effecten van bestaande interventies. Zij zijn immers van oordeel dat onderzoek tot nog toe te weinig impact heeft op de dagelijkse hulpverleningspraktijk (Van den Broucke, 2004). Maar “evidence based practice” is niet de enige invalshoek. Samen met Hermans (2005) pleiten we voor een ruime benadering, die zoekt naar een integratie van de resultaten van
wetenschappelijk
onderzoek,
expertise
in
termen
van
ervaringskennis
en
verwachtingen en behoeften van patiënten/cliënten en gebruikers. In die zin moet “practice-based evidence” als een aanvullende benadering worden beschouwd. Hier werken onderzoekers en hulpverleners samen om informatie te verzamelen bij mensen met echte problemen om het effect van het hulpverlenend handelen te verhelderen en te toetsen (Veerman, 1997). Via de nauwe samenwerking tussen het Studiecentrum voor Lokaal Sociaal en Lokaal Economisch Beleid van de K.H. Kempen en het Research Marketing Center van de K.U. Leuven krijgen we inzicht in de wetenschappelijke studies rond zelfbeheersing en duurzame gedragsverandering. Zo weten we dat motivatie, autonome keuzes, mentale rekeningen, het doseren van inspanningen en groepsgerichte hulpverlening belangrijke factoren zijn om tot zelfcontrole te komen. Door deze zgn. kritische succesfactoren toe te passen in een context van gedragsverandering m.b.t. voedingsgewoonten, hebben we evidentie willen opbouwen over gezondheidsbevordering, inz. m.b.t. gezonde voeding bij lage inkomensgezinnen. Via herhaalde metingen hebben we trachten na te gaan hoe de deelnemers aan dit project evolueren op het vlak van kennis, inzicht en zelfcontrole. Omdat we weten dat mensen, inz. kansarme mensen graag iets willen betekenen voor anderen, zorgen we ervoor dat deze kookprojecten niet alleen voor hen zelf een grote meerwaarde kan hebben, maar tevens een product oplevert dat ook vele andere mensen goed
kunnen
gebruiken,
namelijk
kookfiches
waarin
gezonde
(door
diëtisten
gevalideerde), lekkere (door lage inkomensgezinnen aanvaardbare) en betaalbare dagmenu’s op een heldere manier beschreven staan. We streven ernaar om in de nabije toekomst deze kookfiches samen te brengen in een kookboek, dat later samen met het
4
bijhorende draaiboek kan gebruikt worden door organisaties die willen werken rond gezonde en betaalbare voeding. Maatwerk Vermits elk gezinstype andere noden en behoeften heeft, gaan we steeds aan de slag met een afgebakende doelgroep. Koken voor een gezin met kleine kinderen is immers niet hetzelfde als koken voor alleenstaanden en gezinnen waar ouders buitenshuis werken hebben minder tijd om in de kookpotten te roeren dan gezinnen waar beide ouders niet actief zijn op de arbeidsmarkt. Zo willen we op maat van de specifieke leefsituatie werken. In december 2008 gingen we aan de slag met eenoudergezinnen of koppels met kinderen, waarvan de volwassenen leden werkloos zijn. Eind 2009 besloten we te werken met werkende ouders die over een laag inkomen beschikken en nog inwonende kinderen hebben. Enkele van deze kinderen waren ook zelf deelnemer aan de cursus. Een derde kookcursus die momenteel wordt georganiseerd door ’T ANtWoord, een Kempense vereniging waar armen het woord nemen, richt zich dan weer op alleenstaanden met een bescheiden inkomen. Deze doelgroepen hebben andere noden en behoeften, zo gaan we met ouders vaak in op de eetgewoonten van hun kinderen en de problemen die ze ondervinden om hun kinderen gezond te laten eten. Werkenden hebben dan weer minder tijd om eten klaar te maken, zij hebben nood aan snelle recepten. Alleenstaanden hebben specifieke problemen doordat ze alleen voor zichzelf moeten kopen en koken. Kopen in de supermarkt wordt al gauw duurder doordat ze geen voordeelverpakkingen kunnen aankopen. Daarnaast is het voor velen ook iedere keer weer een opgave om alleen voor zichzelf een potje te koken. Voorts gaan we dieper in op de verwachtingen die elk individu heeft bij het volgen van deze cursus. Zo helpen we alle deelnemers om bij het begin van cursus concrete doelstellingen te formuleren en monitoren we hen doorheen de verschillende sessies. Het lijkt ons van groot belang om van in het begin in te spelen op de eigen verwachtingen van de deelnemers om hun gedrag
en
situatie
te
veranderen.
De doelstellingen
worden
genoteerd
in
een
eetdagboekje dat op regelmatige tijdstippen samen met de diëtiste wordt bekeken Zij overloopt het eetpatroon van de deelnemers en zoekt samen met hen naar haalbare en praktische verbeterpunten. Gezonde en betaalbare voeding toegankelijk maken In de gesprekken met de deelnemers hebben we gemerkt dat er heel wat misverstanden bestaan rond gezonde voeding en dat de meeste cursisten niet weten hoe je op een betaalbare manier van gezonde ingrediënten lekkere maaltijden kan bereiden. Om gezonde voeding toegankelijk te maken, is het echter niet alleen belangrijk dat men weet
5
wat gezonde voeding inhoudt, maar ook waar je goedkoop kan winkelen, hoe je in supermarkten de goedkoopste producten vindt, hoe je jouw aankopen plant en hoe je efficiënt kookt. Ten slotte moet je ook over de vaardigheden beschikken om met deze gezonde en betaalbare ingrediënten lekkere maaltijden te bereiden. Deze drie aspecten trachten we via een tweetal informatiesessies en een negental kooksessies bij te brengen aan de cursisten. Tijdens de informatiesessies geeft de diëtiste interactieve presentaties over gezonde voeding en het belang hierbij van voldoende beweging en zoekt ze samen met de deelnemers naar concrete tips en valkuilen bij het winkelen. Ook de deelnemers worden dus mee ingeschakeld als deskundigen. Vanuit hun ervaringskennis geven ze elkaar tips rond gezond en goedkoop winkelen, kinderen aan het eten zetten, variatie in de gerechten brengen, enzovoort. Op deze manier leren de deelnemers van elkaar en wordt de meerwaarde van een groepsgerichte werking meteen zichtbaar. Om er zeker van te zijn dat de kennis over gezonde voeding blijft hangen, doen we regelmatig ludieke individuele en groepsoefeningen, niet alleen tijdens de informatiesessies, maar ook tijdens de pauzes van de kooksessies of aan tafel, tijdens het eten. Al tijdens de eerste twee infosessies worden de deelnemers uitgenodigd tot het proeven van op voorhand gemaakte boterhammen met zelfgemaakt beleg of gevarieerde koude pastaslaatjes. De meeste deelnemers kijken hierna nieuwsgierig uit om zelf aan de slag te kunnen gaan in de keuken. Tijdens een negental kooksessies bereiden de deelnemers in samenwerking met de begeleiders telkens een driegangenmenu. De deelnemers worden in kleine teams verdeeld die instaan voor de bereiding van één gang. Het is vanzelfsprekend dat de deelnemers zelf mogen kiezen welk gerecht ze willen bereiden. Tijdens de kooksessies wordt er niet alleen gekookt, het is ook de bedoeling dat elke deelnemer een tweetal keren met een begeleider mee naar de supermarkt gaat om te winkelen. Tijdens deze winkeluitstap wordt de theoretische kennis over goedkoop winkelen omgezet in de praktijk. Vervolgens is het erg belangrijk dat niet de diëtiste, maar de deelnemers bepalen wat er wordt gegeten. Aan de hand van hun suggesties gaat de diëtiste creatief aan de slag en komt ze met een gezond en betaalbaar voorstel. Het respecteren van de autonomie van de deelnemers bij de keuze van de gerechten, vergroot de kans op acceptatie alsook de kans dat ze daarna hun kennis en vaardigheden zullen gebruiken om er thuis mee aan de slag te gaan. Eerste resultaten
In de loop van de projecten werd er via verschillende methoden en op verschillende momenten informatie verzameld over het gedrag, de kennis en de attitudes van de deelnemers. In de eerste
6
infosessie en de voorlaatste kooksessie kregen de deelnemers eenzelfde vragenlijst2 (nulmeting, effectmeting) voorgeschoteld die peilde naar de kennis van de deelnemers over goedkoop winkelen, hun koop- en eetgewoonten en hun motivatie om deze workshops te volgen. Daarnaast vonden gedurende de infosessies en kooksessies verscheidene individuele en groepsinterviews plaats. Via deze interviews wilden we informatie verkrijgen over de motivatie van de deelnemers, hun eetgedrag, suggesties, en dergelijke. Deze metingen van het gedrag, de attitudes en de verwachtingen van de deelnemers vonden plaats in verschillende fasen van het project. We kozen ervoor om de relevante data onder te brengen in drie tijdscategorieën, namelijk: vóór, tijdens en na. De informatie die thuishoort onder ‘vóór’ verwijst naar houdingen en gedrag vooraleer deze beïnvloed werden door het project. Onder ‘tijdens’ verstaan we de gegevens die verkregen zijn nadat het project mogelijk een invloed gehad heeft op de kennis, de attituden of het gedrag van de deelnemers. ‘Na’ verwijst naar informatie die verkregen werd na afloop van het project. Tot nog toe werden enkel de resultaten van het eerste kookproject al volledig verwerkt en werden op basis hiervan enkele lessen getrokken voor de twee andere projecten, waarvan de volledige resultaten eind september zullen gekend zijn. De voornaamste doelstelling van dit project beoogt het toegankelijk maken van gezonde voeding voor lage inkomensgezinnen. We peilden hier achtereenvolgens naar de evolutie die de deelnemers doormaakten op vlak van begrijpbaarheid, betaalbaarheid, bruikbaarheid en bereikbaarheid van gezonde voeding. Wat betreft de begrijpbaarheid, stelden we vast dat het vertrekpunt van waaruit de verschillende deelnemers vertrokken grondig verschillend was. Twee deelnemers hadden duidelijk onvoldoende kennis over gezonde voeding, van een persoon was de kennis eerder beperkt te noemen, twee mensen hadden voldoende kennis over gezonde voeding en één persoon was reeds goed op de hoogte van wat gezonde voeding inhoudt. De zevende deelnemer was tijdens de tweede sessie afwezig. Van hem/haar hebben we te weinig informatie om de beginsituatie goed te kunnen beoordelen. Ondanks deze verschillende startsituaties kunnen we toch concluderen dat de groep er in zijn geheel op vooruit is gegaan.
De kennis over gezonde voeding is toegenomen voor de zes
deelnemers. Op het einde van de cursus is de kennis over gezonde voeding voor vijf van
2 Omdat niet alle deelnemers goed geletterd waren, opteerden we ervoor om heel wat afbeeldingen in de vragenlijst mee op te nemen. We letten er extra op dat we de vragen in een heldere en begrijpbare taal formuleerden en we kleurden iedere vraag in met een andere kleur. De begeleider las iedere vraag en bijhorende antwoordcategorieën hardop voor en vermeldde hierbij steeds het nummer en de kleur van de vraag.
7
de zes deelnemers goed, een deelnemer heeft nog steeds onvoldoende kennis, hoewel hij/zij ook duidelijk vooruitgang heeft gemaakt.
Gezonde voeding en gezond koken
toegankelijk willen maken, impliceert natuurlijk dat de gerealiseerde recepten duidelijk begrijpbaar moeten zijn voor de deelnemers. Dit aspect werd geëvalueerd aan de hand van observaties. We checkten of de deelnemers tijdens de sessies zonder al te veel toelichting het recept konden uitvoeren. Er werd herhaaldelijk gevraagd of alles duidelijk was en of ze moeilijkheden hadden om de gerechten thuis te maken. Deze observaties leren ons dat de recepten zeer duidelijk begrepen worden door vijf deelnemers. Bij een zesde deelnemer beoordelen we de begrijpbaarheid van de recepten als voldoende. Voor een zevende deelnemer werden de recepten slechts nipt voldoende begrepen, dit omwille van een gebrekkige geletterdheid.
De betaalbaarheid van gezonde voeding beoordeelden we op basis van de antwoorden die de deelnemers gaven op vragen naar hun winkelgedrag.
Hieruit bleek dat vooraf
niemand wist in welke winkel men het goedkoopst kan winkelen, terwijl nadien dit wel het geval was voor de helft van de deelnemers. Opvallend was echter dat niemand na het volgen van de cursus zijn/haar favoriete winkel inruilde voor een winkel waar producten goedkoper kunnen aangekocht worden. Een belangrijke verklaring hiervoor is wellicht dat alle deelnemers, na het volgen van de cursus gezonde voeding oordeelden dat gezonde voeding betaalbaar is. Een derde aspect van toegankelijkheid betreft de bruikbaarheid. Hier onderzochten we of de deelnemers erin slagen om met de kennis en vaardigheden, verworven in deze cursus aan de slag te gaan. Met name peilden we naar de evolutie die de deelnemers hebben doorgemaakt op vlak van het vaardig kunnen samenstellen van gezond menu’s, hun eetgewoonten en de mate waarin ze de cursus als nuttig ervaren hebben. Uit deze peilingen bleek dat door het volgen van de cursus vier van de zeven deelnemers beter in staat zijn om een gezond dagmenu samen te stellen voor zichzelf. Opvallend was hierbij was dat diegenen die het laagst scoorden voordien, er het sterkst op vooruit zijn gegaan. Voor slechts één persoon is de behaalde score nog licht onvoldoende, terwijl dit bij aanvang van de cursus nog het geval was voor drie van de zeven deelnemers. De antwoorden van de respondenten op de vragen naar hun eetgedrag scoorden we op een 100-puntenschaal. Hieruit bleek dat slechts drie respondenten een goede score haalden, één
respondent
haalde
nipt
voldoende,
het
voedingsgedrag
van
twee
andere
respondenten beoordeelden we als onvoldoende en één respondent scoorde ronduit slecht. Gemiddeld haalde de groep een score van 59%. Indien we nagaan in welke mate de deelnemers erop vooruit zijn gegaan wat betreft gezond eten, moeten we vaststellen
8
dat na de workshops, de gemiddelde groepsscore slechts lichtjes gestegen is van 59% naar
64%.
Vanzelfsprekend
verbergt
deze
lichte
vooruitgang
veel
verschillende
individuele evoluties. Over het algemeen kunnen we dus zeggen dat de deelnemers er net in slagen om gezond te eten en hierin maar beperkt evolueerden na het volgen van de cursus. Op onze vraag in welke mate de cursus als nuttig ervaren werd door de deelnemers gaven zes van de zeven op overtuigende wijze te kennen dat ze de cursus als heel nuttig ervaren hebben. Velen onder hen gaan er thuis mee aan de slag. Een
laatste
aspect
van
toegankelijkheid
dat
we
hebben
gemeten,
betreft
de
bereikbaarheid van gezonde voeding. Hier hebben we gepeild naar de mate waarin de respondenten erin slagen de winkels te bereiken. Dit bleek voor geen enkele deelnemer een probleem te zijn. Allen gaven aan, zowel in de eerste als in de tweede vragenlijst, dat de winkels voor hen bereikbaar zijn. Ook al beschikken vier van de zeven deelnemers niet over een eigen wagen. Uit deze metingen die gebeurden in het eerste kookproject blijkt dus dat de cursus voor de meeste deelnemers als positief mag beoordeeld worden. Ondanks deze positieve balans, merkten we ook grote individuele verschillen. De reden hiervoor moet gezocht worden in de verschillende individuele startpositie. Het bleek immers dat niet alle deelnemers om dezelfde reden gemotiveerd waren om deze cursus te volgen. Daarnaast stelden we vast dat het voor heel wat deelnemers een te hoge verwachting was om volgehouden aan de slag te gaan met de in deze cursus aangeboden kennis en vaardigheden. Gedragsverandering is een proces Een van de redenen hiervoor is dat we, net zoals dit heel vaak het geval is in de hulpverlening, een methodiek ontwikkelden waarvan de interventies zich situeren in de vierde fase van gedragsverandering, nl. de actiefase. In dit project hebben we vastgesteld dat het niet voldoende is om mensen kennis en vaardigheden mee te geven over gezonde voeding. Even belangrijk is de mate waarin mensen gemotiveerd worden om hun gedrag in nabije toekomst te veranderen. De uitdaging bestond er dan ook in hieraan meer aandacht te besteden tijdens de twee volgende voedingsprojecten. Op verschillende manieren hebben we gepoogd om meer aandacht te geven aan het motiveren van deelnemers om gezond te koken. Vooreerst hebben we voor de aanvang van ieder project een individueel gesprek gehad met iedere deelnemer om te peilen naar de motivatie om deel te nemen aan de cursus. Uit het transtheoretische model van
9
Prochaska en DiClemente (1992) leren we immers dat gedragsverandering een motivationeel proces is waarin een zestal fasen kunnen worden onderscheiden. Elke fase wordt getypeerd door enkele criteria. Op basis van deze kenmerken is het mogelijk om via een korte vragenlijst (López-Azpiazu et al., 2004) te bepalen in welke fase een deelnemer zich bevindt. Bij elke fase horen een aantal processen die het progressief bewegen doorheen de fasen stimuleert, richting de onderhoudsfase van het nieuwe gedrag, in dit geval gezond eten. In de twee laatste kookprojecten probeerden wij de individuele interventies bijgevolg steeds af te stemmen op de motivationele fase waarin deelnemers zich bevinden. Door deze match tussen interventie en fase vergroot de kans dat deelnemers gezonder zullen eten. Zo letten we er bij de opvolging van de eetdagboekjes extra bv. op dat hieruit voortvloeiende individuele doelstellingen en bijhorende
implementatieïntenties
goed
afgestemd
zijn
op
de
fase
van
gedragsverandering waarin de deelnemers zich bevinden Tot slot organiseerden we twee maanden na de cursus nog een nazorgsessie, waarin de deelnemers niet alleen bij ons terecht konden met hun vragen en bekommernissen, maar waarin we ze ook de gebundelde fiches overhandigden met de dagmenu’s die ze zelf hadden samengesteld, aangekocht en bereid. Wordt vervolgd Het draaiboek dat uit deze projecten zal voorkomen is niet het einde, maar het begin. Hiemee willen we ook andere organisaties die de gezondheidsbevordering, in het bijzonder van kansarme burgers hoog in het vaandel dragen, uitnodigen om aan de slag te gaan met lekker, gezond en betaalbaar te koken. Daarnaast zullen we de 30 kookfiches met volledige dagmenu’s die uit deze cursussen voortkomen, bundelen tot een heus kookboek, dat we samen met de cursisten aanbieden aan al wie graag wil leren hoe je lekker, gezond en toch betaalbaar kan koken. Klinkt 4 euro per persoon ongeloofwaardig om iedere dag lekker en gezond te eten? Wacht dan niet op het verschijnen van dit kookboek, maar neem vooraf gerust een kijkje op http://www.ocmwbalen.be/index.php?ID=36937
Referenties Buellens, K., & Storms, B. (2007). Uitgavenpatronen van mensen met een laag inkomen. Katholieke Hogeschool Kempen, Geel. Blisard, N., Stewart, H., & Jolliffe, D. (2004). Low Income Households' Expenditures on Fruits and Vegetables. USDA, ERS, AER 833. Friel, S., Walsh, O., & D., McCarthy. (2004). The Financial Cost of Healthy Eating in Ireland. Combat Poverty Agency.
10
Dirickx, E., Luyten, K., Vandervoort, B., Vannuffelen, K., & Storms, B. (2009). Uitnodiging: Lekker, gezond en betaalbaar koken. Op zoek naar een doeltreffende methodiek om gezonde voeding toegankelijk te maken voor lage inkomensgezinnen. (Niet-gepubliceerd rapport). Katholieke Hogeschool Kempen, Studiecentrum voor Lokaal Sociaal en Lokaal Economisch Beleid, Geel. Doyle, L., & Gough, I. (1991). A theory of human need. Houndmills: Macmillan Education LTD. Hermans, K., (2005). Evidence-based maatschappelijk benadering, Sociale interventie, 14 (3), pp.5-14.
werk,
een
pragmatische
López-Azpiazu, I., Martinez-gonzález, M.A., León-Mateos, A., Kearney, J., Gibney, M., & Martinez, J.A. (2004). Stages of dietary change and nutrition attitudes in the Spanish population. Public Health, 114, 183-189. Prochaska, J. O., DiClemente, C. C., & Norcross, J. C. (1992). In search of how people change: applications to addictive behaviors. American psychologist, 47 (9), 1102-1114. Mathys, C., Januszewska, R., & S., De Henauw. (2003). Sociale stratificatie in aankoop en consumptie van voedingsmiddelen en de potentiële impact daarvan op de volksgezondheid: samenvatting. Academia Press, Gent. Storms, B., Légat, S., & Bonroy, C. (2007). Leefomstandigheden van de gezinnen uit Balen. Storms, B., Van den Bosch, K., (2009), Wat heeft een gezin minimaal nodig? Een budgetstandaard voor Vlaanderen, Leuven: Acco Van den Broucke, S. (2004). Inleiding evidence-based werken, Vigoureus, jaargang 12, nr 1. Veerman, J.W. (1997). Meten en weten in de jeugdzorg. Rede uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van bijzonder hoogleraar in de Speciale Kinder- en Jeugdzorg aan de Faculteit der Sociale Wetenschappen van de Katholieke Universiteit Nijmegen op woensdag 3-12-1997.