D. Kuipe r, G . J. Dijks t ra, F. J. S ijt s ma e n J.W. G r o o t ho f f
Twee modellen voor taakdelegatie naar een nurse practitioner op het consultatiebureau Op twee consultatiebureaus in de provincie Groningen zijn in de periode maart tot en met december 2006 taken gedelegeerd naar een nurse practitioner (NP); op één locatie volgens het ‘mixmodel’, op de andere volgens het ‘NP-model’. Binnen het mixmodel neemt de NP taken van de consultatiebureauarts over en blijft de verpleegkundige JGZ haar taken als gebruikelijk uitvoeren. Binnen het NP-model neemt de NP zowel de taken van de consultatiebureauarts als van de verpleegkundige JGZ over. Het evaluatieonderzoek richt zich op verschillen tussen de beide modellen in het proces van uitvoering, de klanttevredenheid en de kosten. Het mixmodel is organisatorisch complex en (daardoor) klantonvriendelijker voor ouders dan het NP-model. De eenvoud van het NP-model vergroot de continuïteit van zorg, wat ouders als prettig ervaren. Het mixmodel is kostenbesparend, het NP-model niet. De resultaten zijn relevant voor de discussie over taakdelegatie naar een NP binnen het consultatiebureau.
Inleiding
Achtergrond
Dit artikel gaat in op de resultaten van een evaluatieonderzoek naar de inzet van nurse practitioners in de reguliere setting van het consultatiebureau voor 0-4-jarigen.1 De Stichting Jeugdgezondheidszorg (JGZ) Groningen – onderdeel van Thuiszorg Groningen – heeft in 2006 een pilot uitgevoerd waarbij nurse practitioners (NP’s) werden ingezet op twee locaties. Twee verschillende taakdelegatiemodellen werden geïmplementeerd: op de ene locatie het zogenoemde ‘mixmodel’ en op de andere het ‘NP-model’ (zie figuur 1). In beide modellen werd het eerste consult bij pasgeborenen uitgevoerd door de consultatiebureauarts (CB-arts). In het mixmodel verrichtte de NP daarna de medische consulten, terwijl een verpleegkundige JGZ de verpleegkundige consulten en huisbezoeken bleef doen. In het NP-model deed de NP, behalve het eerste 4 weken-consult, alle consulten en huisbezoeken. Voor beide modellen gold dat kinderen met medische risico’s bij de CB-arts bleven en niet gedelegeerd werden naar de NP.2 In het evaluatieonderzoek stonden de volgende vraagstellingen centraal: – Hoe verloopt het proces van uitvoering van beide taakdelegatiemodellen? – Hoe tevreden zijn ouders over de inzet van een NP op het consultatiebureau en in hoeverre verschilt dit van de klanttevredenheid met de reguliere zorg? – Wat is het verschil in kosten tussen beide taakdelegatiemodellen en hoe verhoudt zich dit tot de kosten van de reguliere zorg?
Sinds het advies van de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg ‘Taakherschikking in de gezondheidszorg’ (2002)3 is de mogelijkheid en wenselijkheid van taakherschikking regelmatig onderwerp van discussie in verschillende geledingen van de JGZ. De commissie Taakherschikking van de Artsen(vereniging) Jeugdgezondheidszorg Nederland (AJN) concludeert dat de eindtermen van de opleidingen tot nurse practitioner (NP) en physician assistant (PA) in principe mogelijkheden bieden tot taakherschikking binnen de JGZ.4 In de literatuur is tot op heden één Nederlands experiment beschreven waarin een NP de JGZ-taken van een huisarts – die tevens consultatiebureauarts is – overneemt.5 Het project, uitgevoerd in een gezondheidscentrum in Almere, was succesvol omdat de continuïteit van zorg verbeterde en de integratie van verpleegkundige en medische zorg door de NP als meerwaarde werd ervaren.6 Het project wordt in een recent onderzoek van de Stichting Prismant herkend als één van de twintig aansprekende voorbeelden van taakherschikking binnen de zorgsector.7 Een kanttekening bij het succes van de pilot in Almere is dat de resultaten niet zonder meer generaliseerbaar zijn naar de reguliere setting van een consultatiebureau.
Taakdelegatiemodellen De taakdelegatiemodellen zijn ontwikkeld door een denktank bestaande uit een afvaardiging van management, staf, CB-artsen en NP’s van de Stichting JGZ Groningen. Figuur 1 is een schematisch overzicht van de
Drs. D. Kuiper onderzoeker, Toegepast GezondheidsOnderzoek, UMCG, Rijksuniversiteit Groningen. Dr. G.J. Dijkstra coördinator, Toegepast GezondheidsOnderzoek, UMCG, Rijksuniversiteit Groningen. Dr. F.J. Sijtsma onderzoeker, Wetenschapswinkel Economie en Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen. Prof. dr. J.W. Groothoff hoogleraar Gezondheidswetenschappen, vakgroep Sociale Geneeskunde, UMCG, Rijksuniversiteit Groningen. Correspondentieadres: Drs. D. Kuiper, TGO, UMCG, Rijksuniversiteit Groningen, Postbus 196, 9700 AD Groningen, tel. 050-3638410,
[email protected].
74
bsl - JGZ 4 08 bw.indd 74
nr 4 augustus 2008 ı jaargang 40
19-08-2008 15:39:45
verdeling van taken binnen beide modellen. Ter waarborging van de kwaliteit van zorg is door de Stichting JGZ Groningen een werkdocument opgesteld voor de medische handelingen, het terugverwijzen naar de CB-arts en het doorverwijzen naar de huisarts. Tevens zijn risicoformulieren ontwikkeld om kinderen met medische risico’s te onderscheiden. De CB-arts en de NP vullen – onafhankelijk van elkaar – per kind een risicoformulier in en overleggen op basis daarvan of de zorg gedelegeerd wordt. Alle ouders werden voor de start van de pilot door de Stichting JGZ Groningen per brief geïnformeerd over de inzet van een NP op het bureau. Tabel 1 geeft een samenvatting van een aantal implementatiekenmerken van de taakdelegatiemodellen. Voor de Stichting JGZ Groningen vormde de bereidheid van ervaren CB-artsen om in de pilot supervisie te verlenen aan een NP het uitgangspunt voor de keuze van de pilotlocaties. Vervolgens heeft de bekendheid van de NP’s met de betreffende teams en met de sociale kaart van het bureau geprevaleerd.
dellen is onderzocht door semigestructureerde interviews waarin de ervaringen van de leden van de pilotteams (mixmodel: n=7; NP-model: n=3) aan het begin van de pilot (zes weken na de start) zijn geïnventariseerd. Dit is schriftelijk herhaald halverwege (zes maanden na de start) en na afloop van de pilot (tien maanden na de start).
Klanttevredenheidsonderzoek De tevredenheid van ouders is onderzocht met een aangepaste versie van een vragenformulier voor zorgevaluatie van de Stichting JGZ Groningen. De vragenlijst is anoniem ingevuld en verwerkt. De data van de zorgevaluatie 2006 golden daarbij als vergelijkingsmateriaal. In totaal zijn vanaf september 2006 tot en met oktober 2006 140 vragenlijsten verspreid. Binnen het mixmodel is een deel van de vragenlijsten (n=25) overhandigd aan ouders op het moment dat zij met hun kind voor een consult bij de NP kwamen en een deel (n=49) is naar het postadres van ouders gestuurd. In totaal zijn 37 vragenlijsten geretourneerd (respons 50%). Binnen het NP-model zijn alle vragenlijsten (n=66) aan de ouders overhandigd op het moment dat zij met hun kind voor een consult bij de NP kwamen. Hiervan zijn er 63 geretourneerd (respons 95%). De vragenlijsten zijn in een gesloten antwoordenvelop ingeleverd bij de CB-assistente of per post geretourneerd. Eventuele verschillen in klanttevredenheid tussen het mixmodel, het NP-model en de reguliere zorg zijn tweezijdig getoetst met behulp van de wilson-toets voor proporties (α=0,05).
Methode van onderzoek Het evaluatieonderzoek bestond uit drie delen: een procesevaluatie, een klanttevredenheidsonderzoek en een kostenevaluatie. Binnen elk team en op alle meetmomenten was de respons 100%.
Procesevaluatie Het verloop van de uitvoering van beide taakdelegatiemoFiguur 1 Taakdelegatiemodellen. ‘Mixmodel’
‘NP-model’ Kind wordt geboren
Legenda:
Kind wordt geboren
= begin en eind Huisbezoek VPK-JGZ
2 weken
= acties
2 weken
Huisbezoek NP
ja
Toestemming pilot
= beslismomenten Toestemming pilot
ja e
1 consultatiebureaubezoek bij CB-arts Kind in reguliere zorg
Risicoformulier Gedelegeerd kind 2 maanden
VPK-JGZ
3 maanden
NP
4 maanden
VPK-JGZ
5½ maand
CB-arts (+NP)
7 maanden
VPK-JGZ
9 maanden
NP
11 maanden
VPK-JGZ
14 maanden
NP
18 maanden
VPK-JGZ
2 jaar
CB-arts (+NP)
3 jaar
VPK-JGZ
3 jaar 9 maanden
Niet-gedelegeerd kind NP
NP
NP
NP
NP
NP
NP
nee
e
1 consultatiebureaubezoek bij CB-arts
4 weken
Kind in reguliere zorg
Risicoformulier Gedelegeerd kind
Niet-gedelegeerd kind
VPK-JGZ
NP
NP
CB-arts
NP
CB-arts
VPK-JGZ
NP
NP
CB-arts
NP
CB-arts
VPK-JGZ
NP
NP
CB-arts
NP
CB-arts
VPK-JGZ
NP
NP CB-arts
CB-arts
NP
VPK-JGZ
NP
NP
CB-arts
NP
CB-arts
VPK-JGZ
NP
NP
CB-arts
NP
CB-arts
Kind wordt 4 jaar
nr 4 augustus 2008 ı jaargang 40
bsl - JGZ 4 08 bw.indd 75
nee
Kind wordt 4 jaar
75
19-08-2008 15:39:45
Tabel 1 Implementatiekenmerken taakdelegatiemodellen
mixmodel
NP-model
Delfzijl
Stadskanaal
– aantal pasgeborenen (≤1 maand)
n=107
n=46
– aantal dossierkinderen (>1 maand)
n=259
n=224
– totaal aantal kinderen
n=366
n=270
locatie
CB-arts 8%. In het NP-model verricht de NP 92% van de taken en de CB-arts 8%. De genoemde percentages zijn normpercentages.
aantal kinderen in pilot
Resultaten procesevaluatie De resultaten van de drie meetmomenten van de procesevaluatie worden in het hiernavolgende allereerst voor het mixmodel en vervolgens voor het NP-model samengevat.
aantal gedelegeerde kinderen – aantal gedelegeerde pasgeborenen
n=83
(78%)
n=34
(74%)
– aantal gedelegeerde dossierkinderen
n=163
(63%)
n=188
(84%)
– totaal aantal gedelegeerde kinderen
n=246
(67%)
n=222
(82%)
De bij de uitvoering van het mixmodel betrokken CB-arts was bereid supervisie te verlenen aan 0% een NP in de pilot, maar het daad92% werkelijk delegeren van de zorg 8% aan de NP ervoer zij als een grote 10 maanden verantwoordelijkheid. Daarom bepleitte zij kort voor de start van de pilot een tweetal wijzigingen in het delegatieschema van het mixmodel die de handelingsvrijheid van de NP beperkten: het 5 1/2 maand- en 2 jaar-consult worden niet door de NP alleen, maar door de CB-arts en NP samen gedaan en bij verdenking van medische problematiek bij gedelegeerde kinderen dient de NP de CB-arts te consulteren alvorens zij doorverwijst naar de huisarts. De NP gaf aan dat deze wijzigingen geen positieve invloed hadden op het vertrouwen van ouders in haar handelen. Bovenal betreurde de NP het dat zij binnen het mixmodel haar verpleegkundige en opvoedkundige competenties niet kan benutten. Wanneer er op deze terreinen iets bijzonders is met een
arbeidsinzet betrokken professionals – verpleegkundige JGZ
68%
– nurse practitioner
24%
– CB-arts
8%
looptijd pilot
10 maanden
Kostenevaluatie In overleg met het management van de Stichting JGZ Groningen zijn financieel-administratieve gegevens geraadpleegd. Op grond van deze gegevens is een basisschatting gemaakt van de verschillen in loonkosten voor een CB-team dat reguliere zorg verleent en de teams van het mixmodel en het NP-model. Het uitgangspunt voor de schatting van de loonkostenverschillen vormt de verdeling qua arbeidsinzet in de modellen. In het reguliere model verricht de verpleegkundige JGZ 68% van de taken en de CB-arts 32%. In het mixmodel verricht de verpleegkundige JGZ 68% van de taken, de NP 24% en de
Tabel 2 Tevredenheid ouders over informatie en adviezen ontwikkeling kind
pilot
in het eerste levensjaar
tevreden matig tevreden
zorgevaluatie Stichting JGZ Groningen, 2006
mixmodel
NP-model
reguliere zorg
n= 23
n=41
n=2.548
21
91%
39
95%
2
9%
2
5%
2.121
83%
302
12%
niet tevreden
0
0%
0
0%
33
1%
weet niet/n.v.t.
0
0%
0
0%
92
4%
n=23 na het eerste levensjaar
*
tevreden
n=32
20
87%
matig tevreden
3
niet tevreden weet niet/n.v.t.
*
n=3.211
28
88%
13%
0
0
0%
0
0%
*
1.738
54%
0%
214
7%
0
0%
15
0%
4
12%
1.244
39%
* Wilson-toets voor proporties tussen taakdelegatiemodellen en provinciale zorgevaluatie: p<0,05.
76
bsl - JGZ 4 08 bw.indd 76
nr 4 augustus 2008 ı jaargang 40
19-08-2008 15:39:47
Tabel 3 Kwaliteit zorg NP in vergelijking met reguliere zorg voorheen
mixmodel n zorg NP
beter dan voorheen
%
n
1
3%
9
18
48%
19
slechter dan voorheen
3
8%
0
geen mening hierover
15
41%
34
even goed als voorheen
kind, draagt de NP het over aan een verpleegkundige JGZ, omdat deze binnen het mixmodel de verpleegkundige consulten en huisbezoeken als gebruikelijk onder haar hoede heeft. De betrokken verpleegkundigen JGZ bevestigden dat de uitvoering van het mixmodel weinig invloed heeft op de inhoud van hun werk. Opvallend is dat op geen enkel evaluatiemoment door één van de betrokken professionals gesproken werd over een verbetering van de kwaliteit van zorg aan kinderen. Veeleer was aan het einde van de pilot sprake van ‘implementatiemoeheid’ als gevolg van de organisatorische complexiteit van het mixmodel. De bij de uitvoering van het NP-model betrokken CB-arts was eveneens bereid supervisie te verlenen aan de NP in de pilot, maar zag het daadwerkelijk delegeren van taken naar de NP ook als een tijdelijke verrijking van zijn werk. De focus op kinderen met medische risico’s ervoer hij als interessant, omdat er meer een beroep werd gedaan op zijn ‘arts-zijn’ dan in het reguliere model. De NP ervoer een verbetering van de kwaliteit van zorg, die vooral verband houdt met de continuïteit van zorg die zij kinderen en ouders kan bieden. Wanneer zij bijvoorbeeld bij een kind van 3 maanden een ‘niet-pluis’ gevoel heeft, dan ziet zij – in tegenstelling tot de arts in het reguliere model – het kind na één maand al weer en kan zij dan indien nodig actie ondernemen. De enige kanttekening die de CB-arts bij dit model plaatste, was dat de NP – overeenkomstig het reguliere contactschema – nog te vaak bij het ene consult een ‘verpleegkundige pet’ opzet en bij het volgende een ‘medische pet’. De continuïteit van zorg is dan wellicht beter, maar zijns inziens valt er met het NP-model nog meer winst te behalen. Indien de NP haar verpleegkundige en medische competenties geïntegreerd binnen één consult leert aanbieden, achtte de CB-arts het goed mogelijk om het aantal contactmomenten voor bepaalde gezinnen met één à twee consulten te verminderen.
Resultaten klanttevredenheid In tabel 2 wordt de tevredenheid van ouders binnen beide pilotmodellen weergegeven en zijn ter vergelijking tevens de resultaten van de zorgevaluatie JGZ Groningen 2006 opgenomen. Ouders van kinderen die jonger zijn dan 1 jaar zijn signi-
nr 4 augustus 2008 ı jaargang 40
bsl - JGZ 4 08 bw.indd 77
ficant vaker tevreden over de informatie en adviezen die zij binnen het NP-model % krijgen dan identieke ouders die informatie en adviezen krijgen binnen het regu14% liere zorgmodel (wilson-toets voor proporties p=0,00). 31% Ook voor ouders van kinderen die ouder zijn dan 1 jaar geldt dat zij significant 0% tevredener zijn over de informatie en 55% adviezen die zij van een NP krijgen, ongeacht het model waarbinnen de NP werkt (wilson-toets voor proporties p=0,00, voor zowel mixmodel als NP-model). Aan de ouders is ook gevraagd een oordeel te geven over de kwaliteit van de zorg van de NP in vergelijking met de reguliere zorg die voorheen geboden werd. In tabel 3 worden per taakdelegatiemodel de resultaten weergegeven. Opvallend is dat een groot aantal ouders (respectievelijk 41% en 55%) zich onthoudt van een mening. Wellicht hebben ouders daadwerkelijk geen ervaring met de reguliere zorg, omdat zij met hun eerste pasgeboren kind alleen het consultatiebureau van de pilot bezochten. Bij de pilot betrokken professionals interpreteren het hoge percentage ‘geen mening’ als een bevestiging van hun gevoel dat zolang ouders tevreden zijn over de zorg die zij krijgen, het hen niet uitmaakt welke professional de zorg verstrekt. Verder valt op dat het percentage ouders dat de zorg van de NP als ‘beter dan voorheen’ ervaart, het hoogst is binnen het NP-model, terwijl geen enkele ouder de zorg van de NP binnen het NP-model als ‘slechter dan voorheen’ ervaart.
NP-model
Resultaten kostenevaluatie In tabel 4 wordt de absolute en procentuele verhouding van het verschil in loonkosten1 onder de verschillende modellen weergegeven. Hierbij wordt rekening gehouden met de verandering van inschaling van JGZ-personeel die op dit moment gaande is. Dit betekent dat de oude Integrale Methode voor Functieclassificatie (IMF) wordt omgezet naar de nieuwe FunctieWaardering Gezondheidszorg (FWG)-indeling. De aannames die aan de berekeningen ten grondslag liggen, worden onder aan de tabel vermeld. Uit tabel 4 blijkt dat invoering van het mixmodel onder de huidige inschaling een kostenbesparing van 11% oplevert en het NP-model een kostenbesparing oplevert van 4% ten opzichte van de reguliere zorg. Onder de toekomstige inschaling zijn dit kostenbesparingen van respectievelijk 9% en 2%. Het mixmodel is dus goedkoper dan het NP-model. Dit is eenvoudig te verklaren doordat in het mixmodel veel dure artsconsulten vervangen 1 Loonkosten zijn de maandelijkse brutoloonkosten (incl. sociale lasten werkgever, vakantiegeld en eindejaarsuitkering). Deze loonkosten zijn gewogen naar arbeidsinzet van CB-arts VPK-JGZ en NP in de verschillende modellen.
77
19-08-2008 15:39:48
Tabel 4 Verschil in loonkosten tussen mixmodel, NP-model en reguliere zorg onder huidige en toekomstige inschaling
huidige inschaling (IMF)b
toekomstige inschaling (FWG)c
a
mixmodela
NP-modela
reguliere zorg
€ 3.846
€ 4.152
€ 4.337
89%
96%
100%
€ 3.601
€ 3.909
€ 3.998
83%
90%
92%
Uitgaande dat 85% van de kinderen wordt gedelegeerd naar de zorg van de NP.
b
Onder het IMF-systeem is de inschaling als volgt: CB-artsen: 13, NP: 9, VPK-JGZ: 8.
c
Onder het FWG-systeen is de inschaling als volgt: 50% van de CB-artsen IMF 13 en 50% van de CB-artsen FWG 60, NP: FWG 50, VPK-JGZ:
FWG 45. Tabel 5 Verschil in loonkosten tussen mixmodel, NP-model en reguliere zorg rekening houdend met opleidingskosten en reductie aantal contactmomenten
huidige inschaling
toekomstige inschaling
mixmodel
NP-model
reguliere zorg
mixmodel
NP-model
reguliere zorg
basisschatting loonkosten (als % van de huidige kosten)
89%
96%
100%
83%
90%
92%
loonkosten inclusief opleidingskosten
93%
110%
100%
87%
104%
92%
loonkosten inclusief opleidingskosten, maar met reductie aantal contactmomenten – bij 1 consult minder
108%
102%
– bij 2 consulten minder
106%
100%
– bij 3 consulten minder
104%
98%
– bij 1 consult minder
94%
88%
– bij 2 consulten minder
92%
86%
– bij 3 consulten minder
90%
84%
loonkosten exclusief opleidingskosten, maar met reductie aantal contactmomenten
worden door NP-consulten. In het NP-model gebeurt dit ook, maar worden bovendien alle goedkopere verpleegkundigenconsulten vervangen door duurdere NP-consulten. Het NP-model is daarom duurder dan het mixmodel. In de berekeningen van tabel 4 is echter nog geen rekening gehouden met de extra kosten voor de organisatie om personeel op te leiden tot NP en de extra besparingen die in de toekomst eventueel kunnen worden bereikt binnen het NP-model indien de NP door het geïn-
78
bsl - JGZ 4 08 bw.indd 78
tegreerd aanbieden van medisch en verpleegkundig advies dezelfde kwaliteit van zorg kan leveren in minder contacten. Rekening houdend met deze twee factoren worden in tabel 5 de uiteindelijke resulterende loonkosten van een CB-team onder de beide modellen gepresenteerd in vergelijking met de reguliere zorg. Uit tabel 5 blijkt dat, zolang de kosten voor de opleiding tot NP voor rekening van de JGZ-organisatie komen, implementatie van de nieuwe functie van NP volgens
nr 4 augustus 2008 ı jaargang 40
19-08-2008 15:39:48
het mixmodel tot een kostenbesparing zal leiden, maar volgens het NP-model tot een kostenverhoging. Pas wanneer er over – naar schatting – tien jaar geen opleidingskosten meer van toepassing zijn, kan het NP-model een kostenbesparend effect (van minimaal 6% onder de huidige en 12% onder de toekomstige inschaling) sorteren, maar alleen dan wanneer het contactschema gemiddeld met minimaal één consult kan worden gereduceerd.
Conclusie en discussie Bij deze evaluatiestudie dient een aantal kanttekeningen te worden geplaatst. Ten eerste is zowel het mixmodel als het NP-model slechts op één locatie in de provincie Groningen geïmplementeerd. Vooralsnog is daardoor niet vast te stellen in hoeverre de resultaten beïnvloed zijn door persoonlijke kenmerken van bij het team betrokken professionals. Wellicht dat het proces van uitvoering van het mixmodel gunstiger was verlopen, wanneer de vernieuwings- en delegatiebereidheid van de betrokken CB-arts even groot was geweest als die van de CB-arts betrokken bij het NP-model. Het strekt tot aanbeveling te toetsen of de beide modellen op andere locaties – met een ander team van professionals – vergelijkbaar of wellicht anders verlopen. Een tweede kanttekening geldt de beperkte tijd die beschikbaar was (duur pilot tien maanden) om binnen het NP-model te experimenteren met het geïntegreerd aanbieden van de verpleegkundige en medische competenties van de NP binnen één consult. Pas wanneer hiermee ervaring is opgedaan, kan een volgende stap in de richting van het differentiëren van het aantal contactmomenten worden gezet. Het NP-model sluit in dit opzicht goed aan bij de wens van 74% van de JGZ-organisaties in Nederland om onderscheid aan te brengen in de Richtlijn Contactmomenten, te weten: meer contactmomenten voor risicokinderen en -gezinnen en minder contactmomenten bij een normaal verloop van de ontwikkeling.8 Een derde kanttekening geldt het feit dat dit onderzoek een procesevaluatie betreft en geen effectevaluatie. Uitspraken over de kwaliteit van zorg die door de NP geboden is, zijn gebaseerd op subjectieve oordelen van ouders en/of betrokken professionals en niet op objectieve parameters zoals het percentage (terechte) verwijzingen van de NP naar de huisarts of observatie van inhoudelijke aspecten van een NP-consult. De resultaten van dit onderzoek maken plausibel dat ook in de reguliere setting van een consultatiebureau taakdelegatie naar een NP haalbaar is, waarbij qua uitvoering en klanttevredenheid de voorkeur uitgaat naar het NP-model, maar qua kosten naar het mixmodel. Ten
nr 4 augustus 2008 ı jaargang 40
bsl - JGZ 4 08 bw.indd 79
opzichte van het mixmodel blinkt het NP-model uit in zijn organisatorische eenvoud. Ouders waarderen het feit dat steeds dezelfde persoon de controles bij hun kind uitvoert en de betrokken professionals (NP en CB-arts) vinden dat zij door deze continuïteit een toegenomen kwaliteit van zorg bieden. Het mixmodel is organisatorisch complexer en daardoor minder klantvriendelijk, maar levert op korte termijn wel een kostenbesparing op. Daarnaast dienen, wanneer gewerkt gaat worden met het NP-model, alle verpleegkundigen JGZ omgeschoold te worden tot NP. Dit vergt tijd en om die reden kan het mixmodel voor de praktijk een overgangsmodel zijn. Het biedt vertrouwen dat de Stichting JGZ van Thuiszorg Groningen – mede op grond van de resultaten van het onderhavige onderzoek – heeft besloten tot verbreding van de implementatie van de nieuwe functie van NP in de reguliere setting van het consultatiebureau in haar regio. Per 1 september 2007 zijn drie NP’s werkzaam op drie verschillende locaties volgens het in de pilot getoetste NP-model. Vervolgonderzoek zal meer betrouwbare informatie kunnen opleveren om in landelijk verband verantwoorde keuzes te maken ten aanzien van taakdelegatie naar een NP op het consultatiebureau. Dit onderzoek is gesubsidieerd door het ministerie van VWS.
Literatuur 1. Kuiper D, Sijtsma FJ, Dijkstra GJ, Groothoff JW. Inzet van nurse practitioners op het consultatiebureau. Groningen: Noordelijk Centrum voor Gezondheidsvraagstukken, 2007. 2. Brouwer R. Nurse practitioner in de JGZ. JGZ Actueel. 2006;7. 3. Taakherschikking in de gezondheidszorg. Advies uitgebracht door de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Zoetermeer, 2002. 4. Mettes-Kroese C. Taakherschikking in de JGZ: Mogelijk? Wenselijk? JGZ Actueel. 2006;7. 5. Brokx I. Nurse practitioner JGZ, in gezondheidscentrum de Spil, Almere. Uitkomsten en evaluatie van het project januaridecember 2004 [projectverslag]. Almere: Zorggroep-Almere, 2005. 6. Brokx IHM, Ebbens EH, Kampschöer VM. De nurse practitioner in de jeugdgezondheidszorg. De eerste ervaringen op het consultatiebureau. Tijdschr JGZ. 2007;39:67-72. 7. Essen G van, Derks M, Bloemendaal A. Praktijkervaringen met taakherschikking in de zorgsector. Aansprekende voorbeelden in het medische domein. Utrecht: Stuurgroep MOBG, 2006. 8. Platform Jeugdgezondheidszorg. Standpunt naar aanleiding van de evaluatie Richtlijn Contactmomenten 0-19 jaar. 2005.
79
19-08-2008 15:39:48