TOETSVRAGEN TRENDS IN ASTMA 2013
Workshop Astma monitoring & E-health Bij monitoren van astma staat centraal: A. de FEV1 in de afgelopen 12 maanden B. de FeNO waarden van het afgelopen half jaar C. frequentie van exacerbaties, nachtelijke klachten en beta-2-mimetica gebruik D. het aantal geplande polikliniek bezoeken in het afgelopen jaar Juiste antwoord C
Welke stelling over de astmaverpleegkundige is correct? A. de astmaverpleegkundige en kinderarts zijn even goed in monitoring van astma B. de astmaverpleegkundige is vooral geschikt voor uitleg over gebruik en toedieningsvorm van medicatie C. bij een goede astma controle is er geen rol voor de astmaverpleegkundige Juiste antwoord A
De beste wijze om astma thuis adequaat te monitoren is A. het gebruik van de piekflowmeter B. het gebruik van een FEV1 thuismeter C. het gebruik van een papieren dagboek D. het gebruik van een elektronisch dagboek E. geen van bovenstaande mogelijkheden is correct Juiste antwoord E Welke stelling ten aanzien van E-health is juist? A. een keurmerk voor medische websites bestaat nog niet B. er zijn nog geen eenduidige Nederlandse richtlijnen over het gebruik van E-health C. E-health bereikt vergelijkbare resultaten in vergelijking met poliklinische follow-up Juiste antwoord C
Workshop Inhalatie technologie Longdepositie A. Is beter als de deeltjes groter zijn dan 5 micron B. Is niet afhankelijk van de inhalatiesnelheid C. Wordt beïnvloed door het kaliber van de luchtwegen D. Is het zelfde bij elke inhalator Juiste antwoord is C
Een dosisaërosol heeft als voordeel t.o.v. een poederinhalator dat A. dosisafgifte niet afhankelijk is van de inspiratoire flow B. de inhalatietechniek niet hoeft worden geoefend C. er van tevoren niet geschud hoeft te worden D. deze ook te gebruiken is zonder voorzetkamer Juiste antwoord is A
Bij een poederinhalator A. moet je snel en krachtig inhaleren B. moet je uitademen door de inhalator C. is de deeltjesgrootte flow-onafhankelijk D. is volgens de richtlijn van de NVK geschikt vanaf de leeftijd van 4 jaar Juiste antwoord is A
Voor onderhoudsbehandeling is een poederinhalator de juiste therapie voor A. een (therapietrouwe) tiener met astma B. een jongen van 5 jaar die regelmatig luchtwegverwijders nodig heeft C. een psychomotor geretardeerd meisje van 8 jaar met astma Juiste antwoord is A
Welke wijze van instructie geeft de meeste kans op correcte inhalatietechniek? A. video instructie + demonstratie door het kind B. eenmalige instructie + video instructie C. herhaaldelijke instructie + instructie op schrift D. herhaaldelijke instructie + demonstratie door het kind Juiste antwoord is D
Workshop Longfunctieonderzoek Welke longvolumina zijn dynamisch? A. vorm van de flow/volume curve, FEV1, FVC, FEV1/FVC B. FEV1, FVC, RV, TLC C. vorm van de flow/volume curve, FEV1, FEV0,5, FEF 25-75 D. FEV1, FEV 0,5, FVC Juiste antwoord is D
Aan welke voorwaarden moet een flow/volume curve voldoen om technisch voldoende te zijn? a) steile oploop van de curve bij start expiratie b) geleidelijk aflopende curve richting de X-as (zonder pieken) c) een bij voorkeur 3x reproduceerbare curve
A. a+b B. a+c C. b+c D. a+b+c Juiste antwoord is D
Wat zijn de meest recente referentiewaarden van longfunctie uitslagen bij kinderen? A. Zapletal B. Stanojevic C. GLI D. Koopman Juiste antwoord is C
FeNO is: A. een maat voor eosinofiele inflammatie B. verhoogd bij astma of roken C. verlaagd bij astma of roken D. verhoogd na inspanning Juiste antwoord is A
Workshop Therapietrouw, adherentie & concordantie De mate van therapietrouw wordt het meest beïnvloed door A. opleidingsniveau van ouders B. leeftijd van de patiënt C. interne motivatie van de patiënt D. ernst van de ziekte bij de patiënt Juiste antwoord is C Bron: gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering, Brug, Assema, Lechner, Van Gorcum 2008 Adherentie is: A. de mate waarin een patiënt het door een zorgverlener eenzijdig verstrekte therapie-advies opvolgt. Een zorgverlener vertelt de patiënt wat deze moet doen. De patiënt heeft niet direct een actieve rol en volgt vooral. B. de mate waarin iemands gezondheidsgedrag – zoals het innemen van geneesmiddelen –
overeenkomt met adviezen van de zorgverlener waar de patiënt mee heeft ingestemd. Hier heeft de patiënt dus een actievere rol, want deze moetactief instemmen met. C. het proces van bereiken van overeenstemming tussen zorgverlener en patiënt over een in te stellen therapie. Juiste antwoord is B Bron: Nivel; http://www.therapietrouwmonitor.nl/achtergrond-therapietrouw
Therapietrouw is de verantwoordelijkheid van: A. de patiënt B. de ouders en de patiënt C. de arts D. het hele zorgsysteem, dat wil zeggen ouders, patiënt, arts, apotheker, etc. Juiste antwoord is D Bron: Nivel
State of the art: Preschool wheezing Een 2-jarig meisje presenteert zich met de derde episode van piepen en hoesten. U concludeert dat er sprake is van ‘atypisch piepen’. Welke bevinding bij lichamelijk onderzoek past het meest bij deze conclusie? A. rhinitis B. inspiratoire stridor C. verlengd expirium D. tachypnoe Juiste antwoord is B Een 1-jarig meisje presenteert zich met recidiverende episodes van hoesten en benauwdheid. De huisarts gaf al 3 maal een antibioticumkuur met goed effect. Bij lichamelijk onderzoek hoort u rechts basaal crepitaties. Neonataal was ze kortdurend opgenomen met tachypneu en O2 behoefte. Op de thoraxfoto was toen een verdichting te zien welke werd geduid als een atelectase. Deze bevindingen zouden kunnen passen bij: A. episodisch viraal piepen B. multicausaal piepen C. congenitale afwijking aan longen of luchtwegen D. bronchiolitis Juiste antwoord is C
Een 3-jarig jongetje komt op uw poli met recidiverende episodes van piepen en hoesten sinds een ½ jaar. Moeder rookte in de zwangerschap en is bekend met hooikoorts. Het kind heeft eczeem gehad
toen hij baby was. Ook heeft hij het afgelopen voorjaar wat last gehad van loopneuzen en rode oogjes. Welke van de volgende factoren is GEEN risicofactor voor het ontstaan van astma? A. roken van de moeder in de zwangerschap B. hooikoorts bij de moeder C. loopneuzen en rode ogen in ‘t voorjaar bij het kind D. eczeem bij het kind Juiste antwoord is A Welke van de volgende beweringen over de behandeling van jonge kinderen met piepen is juist? A. bij kinderen met piepen door multipele prikkels is proefbehandeling met montelukast de eerste keus B. bij kinderen met episodisch viraal piepen moet altijd een keer een proefbehandeling met inhalatiesteroïden worden geprobeerd C. bij kinderen met episodisch viraal piepen is proefbehandeling met inhalatiesteroïden niet geïndiceerd D. bij kinderen met episodisch viraal piepen en een positieve RAST voor kattenepitheel is een proefbehandeling met inhalatiesteroïden zeker te overwegen Juiste antwoord is D
State of the art: Pediatric asthma – year in review
De Sectie Kinderlongziekten houdt al vele jaren levendige discussie over het vermeende nut van ‘extra kleine’ deeltjes (HFA beclomethason) versus grotere deeltjes (b.v. fluticason) bij de behandeling van astma met inhalatiecorticosteroïden. Goede onderzoeken bij jonge kinderen zijn immers schaars. Recent grootschalig retrospectief onderzoek bij oudere kinderen (>12 jr) en volwassenen concludeerde het volgende: A. Er was geen enkel voordeel van kleine deeltjes B. Kleine deeltjes werkten minstens even goed op astmacontrole en waren goedkoper C. Het effect maakte niet uit maar de bijwerkingen van kleine deeltjes waren frequenter D. Kleine deeltjes werkten beter maar waren ook duurder Juiste antwoord is B
Er wordt wel een verband gelegd tussen de actuele toename van obesitas en de toename van astma. Hoe dat precies zit is nog onduidelijk. De timing van het ontstaan van overgewicht lijkt een cruciale rol te spelen. Welke stelling geeft dit goed weer: A. Astma komt vaker voor bij kinderen die op 8 jaar te dik zijn B. Astma komt vaker voor bij kinderen met een verhoogd geboortegewicht C. Astma komt vaker voor na een sterke gewichtstoename in de eerste levensjaren D. De relatie tussen obesitas en astma is een artefact samenhangend met westerse leefstijl
Juiste antwoord is C
Bij prematuren bestaat een hoog risico op levenslange effecten van vroeggeboorte op de longfunctie, en een verhoogd risico op longklachten. Dit is het geval: A. bij alle prematuren B. bij extreem premature kinderen C. bij prematuren met BPD D. bij prematuren die beademd zijn Juiste antwoord is A
De kans op RSV-bronchiolitis wordt verminderd door profylactische toediening van Palivizumab, een monoclonaal antilichaam, gedurende het winterseizoen. Recent onderzoek heeft gekeken naar het effect van palivizumab op klachten van piepende ademhaling in een grote groep prematuren. De auteurs concludeerden uit hun onderzoek het volgende: A. Na palivizumab is bij prematuren in het eerste jaar het absolute aantal dagen met piepen bijna 3% lager B. Na palivizumab is bij prematuren in het eerste jaar het absolute aantal dagen met piepen ruim 60% lager C. RSV infectie veroorzaakt bij prematuren in het eerste jaar absoluut bijna 3% dagen met piepen D. Palivizumab verkleint de kans op astma na RSV-bronchiolitis met ruim 60% Juiste antwoord is C
State of the art: Immunotherapie bij kinderen Een jongen van 6 jaar komt op het spreekuur met een verhaal passend bij een chronisch allergische rhinitis (verstopte neus, loopneus en vermoeidheid) o.b.v. een huisstofmijtallergie. U start een behandeling met: A. antihistaminicum B. nasaal corticosteroid C. leukotrieenantagonist D. fysiologisch zout Juiste antwoord is B
Ondanks maximale medicamenteuze behandeling blijft bovengenoemde 6-jarige jongen veel klachten houden. Wat zijn uw overwegingen? A. immunotherapie is geen optie, daar is hij te jong voor B. immunotherapie is niet effectief bij kinderen C. hij komt wel in aanmerking voor behandeling met orale immunotherapie D. hij komt wel in aanmerking voor behandeling met subcutane immunotherapie Juiste antwoord is D Welke van onderstaande beweringen betreffende immunotherapie is juist A. astma is een contra-indicatie voor het starten van immunotherapie B. anafylaxie is een vaak voorkomende bijwerking van immunotherapie C. het hebben van een huisdier waarvoor een kind gesensibiliseerd is, is een relatieve contraindicatie voor het starten met immunotherapie. D. de therapietrouw van sublinguale immunotherapie is vergelijkbaar met die van subcutane immunotherapie Juiste antwoord is C
Workshop Astmabehandeling Welke van onderstaande kenmerken behoort niet tot de SKL-definitie van ‘Moeilijk Behandelbaar Astma (MBA): A. Leeftijd gelijk aan of ouder dan 6 jaar B. In verleden aangetoonde allergie / sensibilisatie C. ≥ 6 maanden behandeling met dagelijks ≥ 800 mcg Bud/BDP of equivalent +LABA D. Een obstructieve stoornis aangetoond met Flow-Volume curve (partiele) reversibiliteit van de FEV1 op beta-agonist. Juiste antwoord is B
Welke stelling(en) is/zijn juist? I:
Astma en Gastro-oesophageale reflux (GER) komen samen meer voor dan op grond van toeval verwacht mag worden.
II:
Hyperventilatie en/of stembanddysfunctie komt als co-morbiditeit bij een beperkt (< 25%) deel van de patiënten met astma voor. A. I is juist, II is onjuist B. I is onjuist, II is juist C. I en II zijn juist D. I en II zijn onjuist
Juiste antwoord is A
Bij kinderen onder de 6 jaar is het gebruik van de toedieningsvorm met ‘extra-fijne deeltjes’ de eerste keus bij een indicatie voor inhalatietherapie met inhalatie-corticosteroïden. A. Juist B. Onjuist Juiste antwoord is B
Indien bij een kind met astma met een normale dosering inhalatie-corticosteroïden (fluticason 2 dd 100 mcg of equivalent) geen goede controle van de klachten wordt bereikt is de in Nederland eerst aanbevolen volgende stap A. het ophogen van inhalatiesteroïden B. het toevoegen van een langwerkende B2 sympathicomimeticum C. het toevoegen van een leukotrieen receptor antagonist Juiste antwoord is A
Workshop Voedselallergie
Een atopische jongen van 8 jaar oud, bij u bekend met eczeem, astma en hooikoorts, presenteert zich op de SEH met urticaria. Een dag tevoren heeft hij paranoten gegeten.
Wat is waar? A. Als er sprake is van koorts, sluit dit een allergische reactie uit. B. Het is waarschijnlijk een allergische reactie op de paranoten C. Als hij enkele jaren geleden nog probleemloos paranoten heeft gegeten, sluit dat een allergie voor paranoot uit. D. Urticaria bij kinderen berusten vaak niet op een allergische reactie. Juiste antwoord is D
Een meisje, van 10 jaar met astma heeft een pindavrij dieet, omdat op de leeftijd van 2 jaar een sensibilisatie voor pinda werd gevonden. Tot de leeftijd van 2 jaar at ze pindakaas zonder problemen; zij had toen wel eczeem.
Wat is waar? A. Wanneer het specifiek IgE op pinda nu negatief is, kan pinda zonder problemen thuis worden geïntroduceerd (met een schema voor laagrisico thuisintroductie van pinda). B. De hoogte van het specifiek IgE voorspelt de ernst van een mogelijke reactie: hoe hoger het specifiek IgE, des te ernstiger de reactie. C. Na een jarenlang strikt pindavrij dieet, dat ook vrij is van sporen, is de kans op een allergische reactie in de toekomst kleiner.
D. Indien er een allergie voor pinda bestaat, moeten alle noten uit het dieet worden gemeden Juiste antwoord is A
U wordt geroepen bij een meisje op de SEH van 14 jaar oud met zeer forse dyspneu en wheezing, plots ontstaan op een feest. Ze is bekend met astma en hooikoorts en oral allergy klachten op appel.
Wat is waar? A. Bij bronchusobstructie zijn bronchusverwijders altijd de meest effectieve initiële therapie. B. Indien het een anafylaxie betreft, kan zij 2 uur na verdwijnen van de klachten worden ontslagen C. Voor de definitieve beslissing of het een anafylaxie zou kunnen zijn, kunt u binnen 24 uur spijtserum afnemen. D. Indien er tevoren flink is gesport door haar, maakt dit anafylaxie in de DD waarschijnlijker. Juiste antwoord is D
State of the art: Zorgstandaard astma
De zorgstandaard "Astma bij kinderen" A. is geïnitieerd door VWS en uitgevoerd door een commissie vanuit de LAN (Long Alliantie Nederland) B. is een initiatief van de NVK (SKL) C. is een initiatief van de NHG en zal ook leiden tot een nieuwe huisartsen standaard D. is gemaakt door een commissie van TNO, aangestuurd door de LAN Juiste antwoord is A
Stelling: I.
De zorgstandaard "Astma bij kinderen" is alleen bedoeld voor de 1e lijn
II.
De zorgstandaard "Astma bij kinderen" is een richtlijn die in algemene zin een kader geeft voor goede astmazorg voor alle disciplines die betrokken zijn.
A. I en II zijn beiden juist B. I en II zijn beiden onjuist C. I is juist en II is onjuist D. I is onjuist en II is juist Juiste antwoord is D
Nieuw in de zorgstandaard is: A. heldere uitspraken over wie wat en wanneer doet B. het individuele zorgplan op schrift voor iedere patiënt
C. duidelijke uitspraken over de rol van ICS D. een goede definitie van astma Juiste antwoord is B
De zorgstandaard spreekt over "Integrale beoordeling" in de diagnostische en follow-up fase: A. dit betekent beoordeling van fysieke parameters, ervaren klachten, maar ook mogelijkheden en beperkingen en kwaliteit van leven B. dit betekent altijd multidisciplinaire beoordeling van het kind C. dit betekent beoordeling van het kind, waarbij zowel de luchtwegen als de huid als het KNO gebied worden beoordeeld D. dit betekent samenwerking tussen de 1e en 2e lijn en op indicatie de 3e lijn Juiste antwoord is A
State of the art: Acuut Astma De arts-assistent van dienst belt u op met een paar dilemma’s over de behandeling van een meisje van 9 jaar bekend met astma en nu een matige acute astma-aanval (astmascore 11) en saturatie van 95% bij binnenkomst. Haar temperatuur bedraagt 37,9 C. Met welke overweging bent u het bij dit meisje het meest eens? A. door het toevoegen van een macrolide zal dit meisje sneller opknappen. B. puffen van B2-mimetica met een voorzetkamer is in dit geval net zo effectief als vernevelen. C. als dit meisje na 2x toedienen van bronchodilatatie goed opknapt heb ik geen prednison nodig. D. er is een goede indicatie om dit meisje op te nemen in het ziekenhuis Juiste antwoord is B
De volgende patiënt in dezelfde dienst is een jongen van 14 jaar met een ernstige acute astma-aanval (astmascore 14) en saturatie bij binnenkomst 89%. Hij heeft weinig air-entry. Met welke overweging bent u het nu het meest eens? A. prednison i.v. is in dit geval beter dan prednison per os B. eenmalig salbutamol iv is een zinvolle stap als hij niet snel opknapt C. magnesiumsulfaat i.v. is een zinvolle stap als hij niet snel opknapt D. in dit geval is een (dubbele) oplaaddosis prednison een zinvolle stap Juiste antwoord is C
Een collega komt overleggen over een capillair afgenomen bloedgas bij een jongen van 10 jaar met een acute astma-aanval die na 1 uur behandeling met bronchodilatatie maar matig opknapt (astmascore 12), en laat de volgende waarden zien: pH 7.30, pCO2 5.0 kPa, BE -2.3. U denkt het volgende:
A.
help! Ik bel de IC wel.
B.
oh, valt best mee.
C.
’t Kan vriezen, ’t kan dooien. Dit was niet heel zinvol.
D.
ik had liever een X-thorax gemaakt.
Juiste antwoord is C