Themarapport
Tot straks op Facebook! november 2014
Zeeuwse kinderen in de digitale wereld
De Jeugdmonitor Zeeland is een samenwerkingsverband van de Provincie Zeeland, de 13 Zeeuwse gemeenten en verschillende instellingen die op het gebied van jeugd werkzaam zijn. De Jeugdmonitor Zeeland brengt de leefwereld van de Zeeuwse jeugd in kaart door gegevens te verzamelen over kinderen en jongeren van 0 tot en met 23 jaar. De primaire doelstelling van de Jeugdmonitor is het voorzien in gegevens en informatie ter ondersteuning van (jeugd- en onderwijs)beleid van gemeenten, provincie en jeugdmonitorpartners. Hoofdverantwoordelijke voor de uitvoering van de Jeugdmonitor Zeeland is SCOOP, Zeeuws instituut voor sociale en culturele ontwikkeling. SCOOP werkt in dit project samen met verschillende partijen, waaronder GGD Zeeland, de Regiopolitie Zeeland, RPCZ, Bureau Jeugdzorg Zeeland, Sport Zeeland, en de Regionale Meld- en Coördinatiefuncties op het gebied van voortijdig schoolverlaten. Een belangrijk kanaal voor het bekend maken van de verzamelde informatie is de website www.jeugdmonitorzeeland.nl.
Inleiding In de wereld van kinderen neemt de computer een steeds belangrijkere plaats in. Ze spelen spelletjes op een tablet of een spelcomputer, zijn actief op sociale media (Facebook, Twitter, WhatsApp, etc.) of zoeken gewoon naar informatie via internet. De computer biedt jongeren heel veel kansen, maar kan ook negatieve gevolgen hebben, zoals gameverslaving, excessief gebruik van de sociale media of digitaal pesten. In dit themarapport worden de cijfers rondom internetgebruik en sociale media uit verschillende enquêtes van de Jeugdmonitor Zeeland op een rijtje gezet. Hoe groot is het internetgebruik onder Zeeuwse jongeren en in welke richting beweegt ze? En hoe verhoudt het gebruik van internet en sociale media zich tot de tijdsbesteding aan andere vrijetijdsactiviteiten zoals lezen, spelen bij vrienden of buiten spelen. Ten slotte wordt ook ingezoomd op het thema ‘digitaal’ pesten via internet. Voor de beantwoording van de bovenstaande vragen is gebruik gemaakt van de gegevens uit de Jeugdmonitor Zeeland. Concreet betreft dit de data uit de enquêtes onder ouders van jonge kinderen (2013/ 2009), onder kinderen uit groep 6 uit het basisonderwijs (2014/ 2010) en onder scholieren uit klas 3 van het voortgezet onderwijs (2011/ 2007/ 2004).
Themarapport Zeeuwse kinderen in de digitale wereld jonge kinderen en computergebruik
Aan de ouders van jonge kinderen werd een aantal activiteiten voorgelegd - zoals binnen spelen, lezen, muziek luisteren - die een kind in zijn/haar eigen tijd kan doen. Gevraagd werd hoeveel dagen per week hun kind deze dingen gewoonlijk deden. Eén van deze genoemde zaken was computerspellen (games) op de computer, tablet, spelcomputer (zoals X-box, Wii, Nintendo DS) of smartphone. In 2009 gaf 63% van de ouders van jonge kinderen aan dat hun kind dat nog niet kan of nooit doet. In 2013 is dit aandeel gedaald tot 41%. Tegelijkertijd antwoordde in 2009 4% van de ouders dat hun kind 5 tot 7 dagen per week hiermee bezig was. Dit percentage steeg tot 17% in 2013. Een belangrijke vraag die men zich kan stellen is of het toenemend computergebruik ten koste is gegaan van andere activiteiten. Als we alle genoemde activiteiten op een rijtje zetten (figuur 1) blijkt dit niet het geval. In vergelijking met 2009 is het aandeel kinderen dat 5-7 dagen per week alle gevraagde activiteiten onderneemt zelfs iets toegenomen. Figuur 1 Activiteiten per week, % dat aangeeft 5-7 dagen per week mee bezig te zijn 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
2009
2013
Om een exact beeld te krijgen van de omgang van jonge kinderen met computer, tablet of smartphone is niet alleen gevraagd naar het aantal dagen per week, maar ook naar het aantal uur per week dat kinderen hiermee bezig zijn. Uit de gegeven antwoorden blijkt dat in 2013 3-4 jarigen gemiddeld 2 uur per week bezig zijn met computer, tablet of smartphone. In 2009 was dit nog 1 uur per week. Een verdubbeling van de tijd dus. We zien geen verschil tussen jongens en meisjes wat betreft de tijd die besteed wordt aan het spelen van computerspellen. Overigens zijn en blijven binnen spelen, lezen en tv kijken de favoriete activiteiten van Zeeuwse kinderen rond de 4 jaar oud. Van invloed op de toegenomen tijd dat jonge kinderen digitaal zijn, is de populariteit en beschikbaarheid van tablets. Uit landelijk onderzoek blijkt dat in 2012 in 33% van de huishoudens met kinderen in de leeftijd van 0 t/m 3 jaar een tablet aanwezig is, in 2014 77%. Jonge kinderen kunnen tablets gemakkelijker bedienen dan computers. 45% van de kinderen is hier al mee bezig voordat ze één jaar worden (bron: Iene Miene Media, 2014, Mediawijzer.net).
Basisschoolleerlingen en computergebruik
Ook in de enquête onder leerlingen uit groep 6 van het basisonderwijs (2014) werd een aantal vragen gesteld over vrijetijdsbesteding, waaronder computerspelletjes/gamen (zoals Playstation, Nintendo, Wii), sociale media (‘chatten’, Facebook, WhatsApp) en ‘gewoon’ informatie zoeken op internet. Uit de antwoorden op deze vragen blijkt dat 7% van de basisscholieren nooit computerspelletjes speelt (2010: 6%); 23% van de leerlingen doet dit 1-2 dagen per week; 18% 3-4 dagen per week. Door 52% (2010: 41%) werd aangegeven dat ze 5 dagen of meer computerspelletjes spelen.
SCOOP, Jeugdmonitor Zeeland, november 2014 Bij uitsplitsing van de leerlingen blijkt dat jongens significant vaker games/computerspelletjes spelen dan meisjes. Van de jongens geeft bijna de helft (47%) aan dit elke dag te doen; bij de meisjes 26%. De leeftijd van de leerlingen leidde niet tot significante verschillen. Dit was wel het geval met het leerlinggewicht van de basisschoolleerlingen1. Leerlingen met het hoogste leerlinggewicht gaven significant vaker aan elke dag computerspelletjes te spelen dan leerlingen met lagere gewichten. Van de basisschoolleerlingen gaf 47% (2010: 41%) aan niet actief te zijn op sociale media. 17% antwoordde 1-2 dagen per week met sociale media bezig te zijn; 11% 3-4 dagen per week, 7% 5-6 dagen per week. 19% is elke dag actief op Facebook, WhatsApp etc. Dit is iets meer dan vier jaar geleden (13%) . Meisjes zijn iets actiever op sociale media dan jongens (64% is er minstens 1 dag per week mee bezig t.o.v. 55% van de jongens)2. Uit een nadere analyse van de antwoorden blijkt dat leerlingen van 10 jaar of ouder significant vaker actief zijn op sociale media dan 9-jarige leerlingen. Dit geldt ook voor leerlingen met het hoogste leerlinggewicht ten opzichte van leerlingen met een lager ‘gewicht’. In de enquête werd ook nog gevraagd naar de frequentie van het zoeken naar informatie op internet. Hieruit blijkt dat 25% (2010: 20%) van de leerlingen dit nooit doet. 43% doet dit 1-2 keer per week, 16% 3-4 keer per week. 8% zoekt 5-6 dagen per week informatie op internet; 9% is elke dag zoekend op het internet. Dit is duidelijk minder dan in 2010 (18%)3. Ook wat betreft het zoeken naar informatie op internet zijn oudere leerlingen (10 jaar) wat actiever op internet dan de jongere leerlingen (9 jaar). Dit geldt ook hier voor leerlingen met het hoogste leerlinggewicht ten opzichte van de overige leerlingen. Tussen jongens en meisjes zijn weinig verschillen. In figuur 2 staat grafisch weergegeven in hoeverre de ontwikkeling in de omgang met en gebruik van computer, sociale media en internet zich verhoudt tot de ontwikkeling van de tijdsbesteding aan andere activiteiten tussen 2010 en 2014. Het gamen is duidelijk toegenomen tussen 2010 en 2014. Verder lijkt er in deze periode een toename in het gebruik van sociale media en een afname in het informatie zoeken op internet, maar deze ontwikkelingen zijn onder voorbehoud, omdat de vraagstellingen zijn gewijzigd. Voor de meeste andere vrijetijdsactiviteiten is de verandering tussen 2010 en 2014 betrekkelijk klein, behalve voor knutselen en muziek luisteren. Hier wordt in 2014 meer tijd aan besteed. Overigens is en blijft buiten spelen de favoriete bezigheid van Zeeuwse kinderen rond de 10 jaar oud.
In het onderwijs wordt getracht elke leerling dezelfde kansen te geven. De uitgangssituatie is echter niet voor elke leerling gelijk. Daarom is de gewichtenregeling in het leven geroepen. Met behulp van deze regeling krijgen basisscholen extra gelden om onderwijsachterstanden te bestrijden. Er zijn 3 gewichten: 1,20: voor leerlingen van wie één van de ouders maximaal basisonderwijs of (v)so-zmlk heeft gehad en de ander maximaal dezelfde opleiding heeft gevolgd óf maximaal lbo/vbo, praktijkonderwijs of VMBO basis- of kaderberoepsgerichte leerweg heeft gedaan; 0,30: voor leerlingen van wie beide ouders maximaal lbo/vbo, praktijkonderwijs of VMBO basis- of kaderberoepsgerichte leerweg hebben gedaan; 0,00: voor alle overige leerlingen. (Bron: Sociale Atlas 2013, Scoop). 2 De toename in het gebruik van sociale media is mogelijk (deels) veroorzaakt door een veranderde vraagstelling. In 2010 heette het item ‘chatten’; in 2014 heette het item ‘sociale media (chatten, Facebook, WhatsApp enz)’. 3 De afname van het zoeken naar informatie op internet is mogelijk (deels) veroorzaakt door een veranderde vraagstelling. In 2010 heette het item ‘surfen op internet’; in 2014 heette het item ‘informatie zoeken op internet’. 1
Themarapport Zeeuwse kinderen in de digitale wereld Figuur 2 Vrijetijdsactiviteiten, % dat aangeeft 5-7 dagen per week mee bezig te zijn (2010-2014) 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
2010
Digitaal pesten basisonderwijs
2014
De steeds grotere rol die internet en sociale media innemen in de leefwereld van jongeren kan er toe leiden dat ook allerlei negatieve aspecten rond dit gedrag op de voorgrond treden. Eén aspect daarvan betreft het zgn. digitaal pesten; het via internet of de sociale media pesten of bewust verspreiden van negatieve informatie over een persoon. Van de Zeeuwse basisschoolleerlingen uit groep 6 gaf 31% aan wel eens te worden gepest. Dit is duidelijk minder dan vier jaar geleden (52%). Uit de antwoorden op de vraag waar dit plaatsvindt blijkt dat dit meestal op het schoolplein (68%), op straat (43%) of in de klas (33%) gebeurt. Van alle basisschoolleerlingen antwoordde 3% dat ze gepest worden op internet. Dit percentage is vergelijkbaar met 2010 (5%). Als we de basisschoolleerlingen onderscheiden naar leeftijd, geslacht en leerlinggewicht blijkt dat dit niet leidt tot (significante) verschillen wat betreft de mate waarin men gepest wordt op internet.
Scholieren en computergebruik
In de enquête onder scholieren uit klas 3 van het voortgezet onderwijs werd een vraag gesteld over het gebruik van (onder andere) computer en sociale media. Concreet werd aan hen gevraagd hoeveel uur per week men gemiddeld besteedt aan deze zaken. Uit de cijfers blijkt dat leerlingen uit klas 3 van het voortgezet onderwijs in 2011 gemiddeld 10 uur per week actief waren op sociale media als Facebook, Twitter, MSN, enz. Dit is meer dan in 2007 (9 uur) en 2004 (8 uur). Als we deze cijfers uitsplitsen naar schooltype blijken er aanzienlijke verschillen. Leerlingen van het VMBO waren in 2011 gemiddeld het actiefst op de sociale media (11 uur), VWO-leerlingen gemiddeld het minst (7 uur). HAVO- (10 uur) en VSO-leerlingen (10 uur) zaten hier tussenin. Verder spendeerden meisjes hieraan gemiddeld duidelijk meer tijd dan jongens (11 uur versus 9 uur). Deze verschillen tussen schooltype en geslacht zijn ook landelijk terug te zien in de Monitor Internet en Jongeren (Van Rooij & Schoenmaker, 2013). Ook leeftijd speelt een rol. Hoe ouder, hoe actiever op sociale media (14 jarigen: gemiddeld 9 uur; 15-jarigen: 10 uur; 16-jarigen: 12 uur). Ten slotte is er ook een groot verschil tussen autochtone- en allochtone jongeren. Autochtone jonge Zeeuwen waren in 2011 gemiddeld 9 uur per week actief op Facebook etc.; niet-westers allochtone jongeren4 gemiddeld 11 uur en westers allochtone jongeren gemiddeld 12 uur per week.
Surfen op internet
In de enquête werd ook gevraagd naar de tijd die men doorgaans per week besteedt aan ‘gewoon’ surfen (informatie zoeken) op internet (niet voor school). Uit een analyse van de antwoorden blijkt dat Zeeuwse scholieren hier in 2011 gemiddeld 7 uur mee bezig waren. Dit is één uur meer dan het gemiddelde in 2007.
SCOOP, Jeugdmonitor Zeeland, november 2014 Als wordt onderscheiden naar schooltype blijkt dat – evenals bij de sociale media – VMBO-scholieren gemiddeld de meeste tijd besteden aan internet (7 uur). Kijkend naar leeftijd, geslacht en etniciteit zien we voor het zoeken naar informatie op internet ten dele hetzelfde patroon als bij de sociale media. Naarmate de leeftijd stijgt, neemt het gemiddeld gebruik toe. Autochtone Zeeuwse jongeren surfen gemiddeld minder dan niet-westers allochtonen; laatstgenoemde categorie gemiddeld weer minder dan westers allochtone jongeren. Er was echter wel één verschil met het gebruik van de sociale media. Gemiddeld besteedden jongens er meer tijd aan dan meisjes (7 versus 6 uur).
Andere activiteiten
In figuur 3 staat grafisch weergegeven in hoeverre de ontwikkeling in het gebruik van sociale media en internet zich verhoudt tot de ontwikkeling van de tijdsbesteding aan andere activiteiten tussen 2007 en 2011. Hoewel het gebruik van sociale media is toegenomen, besteden Zeeuwse jongeren evenveel tijd aan het ontmoeten van hun vrienden in het echt (op school of thuis) als via de sociale media (beide 10 uur per week). Aan surfen op internet wordt gemiddeld 7 uur per week besteed en aan gamen gemiddeld 5 uur per week. Jongens van 15 gamen wel veel meer dan meisjes van 15; jongens gemiddeld 10 uur per week en meisjes gemiddeld twee en een half uur per week. Figuur 3 Gemiddelde tijdsbesteding (aantal uur) per week aan vrijetijdsactiviteiten 12
10
8
6
4
2
0
tv kijken
sociale media
krant lezen
gamen 2007
Digitaal pesten
surfen op internet 2011
bellen met vrienden
vrienden ontmoeten op school
vrienden ontmoeten thuis
Uit de antwoorden van de Zeeuwse scholieren uit klas 3 van het voortgezet onderwijs blijkt dat 17% van hen in de 3 maanden voor het invullen van de enquête wel eens is gepest (2007: 20%). In 2011 werd 3% van de scholieren gepest via internet, sms of e-mail (2007: 4%) In vergelijking met andere ‘pestmethoden’ als uitschelden/uitlachen of leugens vertellen neemt het digitaal pesten hier nog geen grote plaats in. In de Veiligheidsmonitor 2012 heeft het CBS landelijke gegevens verzameld over digitaal pesten. In 2012 gaf 10 procent van de jongeren van 15 tot 18 jaar aan gepest te worden op internet. Laster, roddel en achterklap komen het meest voor, gevolgd door stalken, bedreiging en chantage.
Niet-westerse allochtonen: allochtonen met als herkomstgroepering Turkije of een van de landen in de werelddelen Afrika, Latijns-Amerika en Azië (met uitzondering van Indonesië en Japan). Op grond van hun sociaaleconomische en culturele positie worden allochtonen uit Indonesië en Japan tot de westerse allochtonen gerekend. Het gaat vooral om mensen die in voormalig Nederlands Indië zijn geboren en werknemers van Japanse bedrijven met hun gezin. Westerse allochtonen: allochtonen met als herkomstgroepering een van de landen in de werelddelen Europa (met uitzondering van Turkije), NoordAmerika en Oceanië of Indonesië of Japan. 4
Dat is aanzienlijk meer dan uit de Zeeuwse cijfers blijkt. Volgend jaar (2015) wordt een nieuwe meting gedaan onder Zeeuwse jongeren in het voortgezet onderwijs.
Belangrijkste conclusies
Voor het te ontwikkelen beleid met betrekking tot ‘socialbesitas’, bijvoorbeeld in de jeugdhulpverlening, is het bijzonder relevant te inventariseren in hoeverre bovenstaande trends zich in Zeeland verder hebben ontwikkeld. De computer speelt een steeds belangrijkere rol in de leefwereld van jongeren. In dit themarapport is daarom aan de hand van cijfers uit de Jeugdmonitor Zeeland een inventarisatie gemaakt van de ontwikkelingen in het gebruik van computer en sociale media. Ook is ingezoomd op het onderwerp ‘digitaal pesten’. Uit een analyse van de antwoorden van drie onderscheiden leeftijdscategorieën; jonge kinderen (3/4 jaar), basisschoolleerlingen (9/10 jaar) en scholieren uit het voortgezet onderwijs (14/15 jaar), wordt het toegenomen gebruik van computer en sociale media bevestigd. Digitaal pesten daarentegen, neemt geen grote vormen aan en blijft stabiel. Bij jonge kinderen was tussen 2009 en 2013 sprake van een toename van het computer en tablet gebruik. Het gemiddeld aantal dagen en uren per week dat zij daarmee bezig waren nam in deze periode sterk toe; in tijd bijna een verdubbeling. Deze ontwikkeling ging bij deze jongsten echter niet ten koste van andere vrijetijdsactiviteiten. Binnen spelen, lezen en tv kijken blijven de favoriete activiteiten van Zeeuwse kinderen rond de 4 jaar oud. Bij leerlingen uit groep 6 van het basisonderwijs zien we dat het gamen duidelijk is toegenomen tussen 2010 en 2014. Verder lijkt er in deze periode een toename in het gebruik van sociale media en een afname in het informatie zoeken op internet, maar deze ontwikkelingen zijn onder voorbehoud, omdat de vraagstellingen zijn gewijzigd. Overigens spelen jongens vaker een computergame dan meisjes. Meisjes besteden juist meer tijd aan sociale media. Buiten spelen blijft de favoriete bezigheid van Zeeuwse kinderen rond de 10 jaar oud. Ook onder scholieren uit klas 3 van het voortgezet onderwijs worden sociale media en computer steeds belangijker. Uit de cijfers blijkt dat de tijd dat zij met Facebook,Twitter, etc. actief waren tussen 2007 en 2011 is toegenomen. Ook het gewoon ‘surfen’ op internet nam in die periode toe. Ondanks deze ontwikkelingen besteden Zeeuwse jongeren evenveel tijd aan het ontmoeten van hun vrienden in het echt als via sociale media. De verschillen tussen jongens en meisjes die we zien bij Zeeuwse basisschoolleerlingen en tieners (jongens gamen meer en meisjes besteden meer tijd aan sociale media) en tussen schooltype (VMBO- leerlingen besteden meer tijd aan sociale media en internetten), zien we ook terug in landelijk onderzoek. Digitaal pesten is een onderwerp dat steeds meer in het nieuws is. Uit de cijfers van Jeugdmonitor Zeeland blijkt dat het onder basisschoolleerlingen in 2014 wel speelt, maar (nog) geen grote aantallen betreft (3%) en stabiel blijft. Ook onder scholieren in het voortgezet onderwijs speelde het in 2011 (nog) geen grote rol (3%) en blijft het stabiel.De vraag is in hoeverre het digitaal pesten op dit moment (2014) onder scholieren een probleem vormt. De Jeugdmonitor-enquête van 2015 kan hierover meer duidelijkheid verschaffen. Over dit rapport is ook een animatie gemaakt. Kijk hiervoor op www.jeugdmonitorzeeland.nl
Colofon Analyse & rapportage: Wim van Gorsel, Paulette de Kraker, Jolanda van Overbeeke, SCOOP
De Jeugdmonitor Zeeland is een samenwerkingsverband van de Provincie Zeeland, de 13 Zeeuwse gemeenten en de verschillende instellingen die op het gebied van jeugd werkzaam zijn. Deze uitgave is tot stand gekomen in (mede)opdracht van de Provincie Zeeland en de Zeeuwse gemeenten. Postbus 407 4330 AK Middelburg tel 0118 68 25 00
SCOOP, november 2014 www.scoopzld.nl
www.jeugdmonitorzeeland.nl
[email protected]