Studiegids 2015-2016 Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen www.rug.nl/frw/studiegids 0-versie d.d. 30-09-2015
Inhoudsopgave 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18.
Studiegids p. 2 Onderwijsvisie p. 3 Onderwijsprogramma p. 4 Roosters en jaarplanning p. 6 Inschrijven voor vakken p. 8 Matching p.10 Keuzevakken en minoren p. 11 Afstuderen p. 13 Studiebegeleiding p. 14 Honours College p. 15 Studying abroad p. 18 Evaluaties en inspraak p. 19 Studentenstatuut p. 20 Scripties online p. 24 Student-assistent worden p. 25 Archief studiegids p. 26 Wie, wat, waar p. 27 Onderwijs- en Examenregelingen p. 29 1. Sociale geografie en planologie p. 30 2. Technische planologie p.67 3. Culturele geografie p. 100 4. Economische geografie p. 122 5. Environmental and Infrastructure Planning p. 143 6. Population Studies p. 162 7. Real Estate Studies p. 180 8. Research master in Regional Studies p. 197 9. Sociale planologie p. 216 10. Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in Aardrijkskunde p. 237 11. Educatieve master p.254 12. Regels en richtlijnen p. 271
1
1. Studiegids Heb je vragen over vakinschrijving? Wil je weten wat je moet doen om af te studeren? Alle praktische informatie kan je hier vinden. Als je vragen hebt waarop je het antwoord niet kan vinden, zoek dan in Student Support Desk Online . Je kan je vraag ook zelf online stellen als je er niet uit komt.
Student Support Desk FRW Je kunt uiteraard ook langskomen bij de Student Support Desk in kamer 5417.0024 op de begane grond van Mercator, Landleven 1 in Groningen (Zernike complex, gebouw F). Je kan bij ons terecht voor algemene vragen, tentameninzage en het verkrijgen van een gewaarmerkte cijferlijst, dit laatste kan je online aanvragen als premaster, bachelor of master. Je krijgt bericht wanneer je de cijferlijst bij de SSD kan afhalen.
Openingstijden
Maandag t/m donderdag: 12.00 - 14.00 uur Vrijdag: gesloten
Aangepaste openingstijden De Student Support Desk is gesloten op deze data:
Kerstvakantie: 23 december 2015 tot en met 1 januari 2016 Goede Vrijdag: 25 maart 2016 Tweede Paasdag: 28 maart 2016 Koningsdag: 27 april 2016 Bevrijdingsdag: 5 mei 2016 Hemelvaartsdag: 5 mei 2016 Tweede Pinksterdag: 16 mei 2016 Op vrije dagen en in vakanties worden ook de vragen die gesteld worden via de Student Support Desk Online niet beantwoord.
2
2. Onderwijsvisie De onderwijsvisie van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen is vanzelfsprekend geënt op die van de RUG. De aandacht is vooral gericht op de volgende vier thema’s: 1. De relatie tussen onderwijs en onderzoek. Onderzoek en onderwijs zijn in de faculteit nauw met elkaar verweven. Het onderzoek is ondergebracht in het Urban and Regional Studies Institute (URSI) en richt zich op het facultaire onderzoeksprogramma tWIST (‘towards Wellbeing, Innovation and Spatial Transformation’). In tWIST werken onderzoekers van de verschillende disciplines van geografie, planologie en demografie samen. 2. Een leercultuur met een basis in betrokkenheid bij de opleiding en het vakgebied; met ambities gericht op niveau en studiesucces. 3. Internationalisering, met name gericht op de international classroom. 4. Talent(h)erkenning en waardering voor excellentie en ambitie.
3
3. Onderwijsprogramma De Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen biedt twee bacheloropleidingen aan: Sociale Geografie & Planologie en Technische Planologie. Daarnaast worden de volgende masteropleidingen aangeboden: Culturele Geografie (Cultural Geography), Economische Geografie, Environmental and Infrastructure Planning, Lerarenopleiding Aardrijkskunde (1en 2-jarig), Population Studies, Real Estate Studies, Researchmaster in Regional Studies en Sociale Planologie.
Vastleggen onderwijsprogramma
Elk studiejaar wordt het onderwijsprogramma van deze opleidingen vastgesteld. Het actuele onderwijsprogramma met de bijbehorende vakbeschrijvingen en gebruikte literatuur is te vinden in Ocasys . Let goed op het genoemde studiejaar boven in het scherm. Een algemene beschrijving van de verschillende bachelor- en masteropleidingen is te vinden op dealgemene RUG-website. Examenprogramma's Een student volgt altijd het examenprogramma van het studiejaar waarin de student gestart is met de opleiding. Bekijk de examenprogramma’s van de afgelopen jaren van de bacheloropleidingen en masteropleidingen. Voor oudere programma’s en met vragen over de examenprogramma’s kunnen studenten terecht bij de studieadviseur, Nienke Harteveld. Overgangsregeling en aanpassing onderwijsprogramma Wanneer er grote veranderingen in het programma hebben plaatsgevonden, wordt er een overgangsregeling vastgesteld. Kleine aanpassingen in het programma ten opzichte van het vorige studiejaar worden weergegeven in het overzicht gewijzigde vakken/vakcodes. Overgangsregelingen eerstejaars 2014-2015 In het studiejaar 2015-2016 verandert het programma van het eerste jaar van de bachelors Sociale Geografie en Planologie en Technische Planologie. Alle opleidingen binnen de Rijksuniversiteit Groningen worden zodanig ingericht dat er per studiejaar nog 8 vakken worden aangeboden (dit waren 12 vakken). De invoering van het nieuwe programma op basis van 8 eindcijfers per jaar gebeurt gefaseerd. Vanaf september 2015 wordt alleen de propedeuse volgens het nieuwe format aangeboden, vanaf 2016 ook het 2e jaar en tenslotte volgt het 3e jaar van de studie in 2017. De eerstejaars die begonnen zijn in 2014-2015 kunnen te maken krijgen met overgangsregelingen, omdat verschillende eerstejaars vakken in het studiejaar 2015-2016 niet in dezelfde vorm worden aangeboden. Wanneer een eerstejaars student een vak niet haalt in 2014-2015 krijgt hij of zij te maken met deze overgangsregelingen. De overgangsregelingen worden in de volgende twee documenten gedetailleerd besproken. Heb je vragen hierover? Neem dan contact op met de studieadviseur Nienke Harteveld. Overgangsregelingen 2014-2015 Bachelor Sociale Geografie en Planologie Overgangsregelingen 2014-2015 Bachelor Technische Planologie Data extra herkansingen 2014-2015 Data extra herkansingen 2015-2016 Overgangsregelingen tweedejaars 2015-2016 In het studiejaar 2016-2017 verandert ook het tweedejaars programma van de bacheloropleidingen. De overgangsregelingen hiervoor voor de tweedejaars van 2015-2016 worden in de volgende twee documenten gedetailleerd besproken. Overgangsregelingen 2015-2016 Bachelor Sociale Geografie en Planologie Overgangsregelingen 2015-2016 Bachelor Technische Planologie
4
Vrijstellingen en aanpassingen Wanneer een student meent recht te hebben op een vrijstelling of een aanpassing in het programma, dan dient de student daarvoor een verzoek in te dienen bij de examencommissie. Een verzoek aan de examencommissie dient in ieder geval naam en studentnummer van de student en de achterliggende bewijsstukken te bevatten. Verzoeken kunnen per e-mail gericht worden aan de secretaris van de examencommissie, dhr. prof. dr. D. Strijker, of op papier worden ingeleverd in het postvak van prof.dr. Strijker op de 2e verdieping van het Mercator, landleven 1.
5
4. Roosters en jaarplanning Op zoek naar je rooster voor dit studiejaar? Bekijk de roosters voor 2015-2016.
Jaarindeling Het studiejaar bestaat uit twee semesters en elk semester is verdeeld in twee periodes. Voor studiejaar 2015-2016 gelden de volgende data: Semester 1A: Collegeperiode: start maandag 31 augustus 2015, eindigt vrijdag 23 oktober 2015. Tentamenperiode: start maandag 26 oktober 2015, eindigt vrijdag 6 november 2015. Herkansingperiode: start 30 november 2015, eindigt vrijdag 18 december 2015. Semester 1B: Collegeperiode: start maandag 9 november 2015, eindigt vrijdag 15 januari 2016. Tentamenperiode: start maandag 18 januari 2016, eindigt vrijdag 29 januari 2016. Herkansingperiode: start maandag 22 februari 2016, eindigt vrijdag 11 maart 2016. Semester 2A: Collegeperiode: start maandag 1 februari 2016, eindigt vrijdag 25 maart 2016. Tentamenperiode: start maandag 28 maart 2016, eindigt vrijdag 8 april 2016. Herkansingperiode: start maandag 2 mei 2016, eindigt vrijdag 20 mei 2016. Semester 2B: Collegeperiode: start maandag 11 april 2016, eindigt vrijdag 3 juni 2016. Tentamenperiode: start maandag 6 juni 2016, eindigt vrijdag 17 juni 2016. Herkansingperiode: start maandag 27 juni 2016, eindigt vrijdag 8 juli 2016.
Vakanties en vrije dagen De periode 21 december 2015 tot en met 3 januari 2016 en de periode 20 juni 2016 tot en met 28 augustus 2016 zijn collegevrije periodes. Daarnaast zijn de universitaire voorzieningen en de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen in het studiejaar 2015-2016 op de volgende dagen gesloten: Tussen Kerst en Nieuwjaar: 25 december 2015 t/m 3 januari 2016 Goede Vrijdag: 25 maart 2016 Tweede Paasdag: 28 maart 2016 Koningsdag: 27 april 2016 Bevrijdingsdag: 5 mei 2016 Hemelvaartsdag: 5 mei 2016 Tweede Pinksterdag: 16 mei 2016 Bekijk de jaarindeling in dit schema.
6
Roosters Het college- en tentamenrooster wordt uitgegeven door Bureau Onderwijs. De roosters zijn onder voorbehoud, wijzigingen zijn altijd mogelijk. Wijzigingen in het college- en tentamenrooster worden bekendgemaakt in het rooster, onder het betreffende vak op Nestor en/of per e-mail. Niet-FRW vakken zijn niet in dit digitale rooster opgenomen. Raadpleeg hiervoor de informatie bij de betreffende faculteit. Collegezalen Collegezalen zijn te vinden in de volgende gebouwen op het Zernike, zoals te zien op de plattegrond: Gebouw C: Gebouwnummer 5256: Blauwborgje 10; Gebouw F: Mercator (Gebouwnummers 5416, 5417): Landleven 1; Gebouw H: Duisenberg Gebouw (Gebouwnummers 5411, 5412, 5414, 5415 en 5433): Nettelbosje 2; Gebouw J: Kapteynborg (Gebouwnummer 5419): Landleven 12.
7
5. Inschrijven voor vakken Het intekenen voor alle vakken via ProgressWWW is verplicht. De intekening staat open 4 weken voor de betreffende collegeperiode tot 5 werkdagen voor deze periode, zoals weergegeven in dit schema. Let op wanneer je een vak volgt bij een andere faculteit. Andere faculteiten kunnen andere aanmeldingstermijnen en procedures hanteren!
De aanmeldingstermijnen voor de studieonderdelen 4 weken voor aanvang tot 1 week voor aanvang van het semester staat Progress open. Voor semester 1a geldt dat deze open staat tot en met de eerste collegeweek. Meld je in deze periode aan voor de vakken die je wilt doen.
semester 1a: 10 augustus t/m 4 september 2015 semester 1b: 12 oktober t/m 1 november 2015 semester 2a: 4 januari t/m 24 januari 2016 semester 2b: 14 maart t/m 3 april 2015
Meld je op tijd aan voor je vakken. De vrijdag nadat de vakinschrijving is gesloten vindt er een na-intekening plaats bij de Student Support Desk. Je moet je daar in persoon melden. Dan kan je nog ingeschreven worden van 9.00 tot 9.30 uur, daarna is inschrijven niet meer mogelijk. Als je niet staat ingeschreven, kan je niet aan het vak deelnemen. De docent kan je niet inschrijven. Laat het daarom niet vanaf afhangen van de na-intekening en meld je aan tijdens de reguliere aanmeldingstermijnen! De na-inschrijving geldt niet voor semester 1a, omdat de vakinschrijving nog openstaat in de eerste collegeweek.
Controleweek tentamens Voor elk tentamen geldt dat er elk studiejaar twee tentamengelegenheden zijn. De tweede tentamengelegenheid (de herkansing) vindt meestal plaats halverwege de opvolgende periode, met uitzondering van periode 2B. Dan vindt de tweede tentamengelegenheid plaats aan het einde van de tentamenperiode. Je wordt op de eerste dag van week 5 van een semester automatisch ingeschreven voor je tentamens. Ook voor herkansingen hoef je je niet zelf in te schrijven. Progress staat open in de onderstaande weken om je aan te melden voor tentamens waar je toch niet automatisch voor bent ingeschreven en om je af te melden voor tentamens die je niet gaat doen. Je krijgt op de eerste dag een mail en bericht in Progress voor welke tentamens je staat ingeschreven.
semester 1a: 28 september t/m 4 oktober 2015 semester 1b: 7 december t/m 13 december 2015 semester 2a: 29 februari t/m 6 maart 2016 semester 2b: 9 mei t/m 15 mei 2016
Extra herkansing De examencommissie FRW heeft als beleid dat er geen extra herkansingen kunnen zijn. Er wordt soms een uitzondering op deze regel gemaakt. Dat is met name het geval bij 'hardheid': onvoorziene, niet beïnvloedbare persoonlijke omstandigheden. Daarvan kan sprake zijn bij ziekte, functiebeperking of akelige omstandigheden in de familiesfeer. Uitgangspunt is dat dergelijke situaties zo snel mogelijk gemeld moeten zijn bij de studieadviseur: ze moeten dus al in het dossier zitten. Tijdverlies en financiële gevolgen worden op zichzelf niet als reden voor uitzondering geaccepteerd. 8
Wat is de route die je moet volgen als je denkt aanspraak te kunnen maken op een uitzondering: 1. Overleg met de studieadviseur. Als die denkt dat je aanspraak terecht kan zijn: 2. Brief (per e-mail) naar de Examencommissie (t.a.v. prof.dr. D. Strijker,
[email protected]). Leg daarin uit wat de omstandigheden zijn die tot een uitzondering zouden moeten leiden. Rechtstreeks vragen bij de docent heeft geen zin. Docenten kunnen alleen een uitzondering maken als ze toestemming van de Examencommissie hebben. Ingangseisen Voor sommige studieonderdelen gelden ingangseisen. Je kunt alleen voor deze vakken intekenen als je voldoet aan de geldende ingangseisen:
Ruimtelijke informatiekunde 2: Geografische informatiesystemen ná behalen van Ruimtelijke informatiekunde 1: data en cartografie Statistiek 2 ná behalen Statistiek 1 Bachelorproject ná behalen Propedeuse én Ruimtelijke informatiekunde 2: geografische informatiesystemen én Methoden van wetenschappelijk onderzoek én Statistiek 2
Toelating tot de master (harde knip) Op basis van zowel een afgeronde bacheloropleiding Sociale Geografie & Planologie als Technische Planologie ben je toelaatbaar tot de masteropleidingen van FRW. De enige uitzondering is de Lerarenopleiding Aardrijkskunde; daarvoor ben je alleen met een bachelor SG&P toelaatbaar. Met een bachelor TP zul je eerst een kort schakelprogramma moeten volgen, die je ook kunt inpassen in je vrije ruimte in het derde jaar. Let op dat je alleen toelaatbaar bent tot de masteropleiding met een volledig afgeronde bacheloropleiding (of schakelprogramma). De masteropleidingen van FRW hebben twee instroommomenten: 1 september en 1 februari en inschrijven in de masteropleiding kan ook alleen per 1 september en per 1 februari. Alleen in bijzondere gevallen kun je ook op een ander moment inschrijven in de masteropleiding; neem daarvoor contact op met de studieadviseur.
9
6. Matching Als je je voor het studiejaar 2015/2016 aan wilt melden voor een opleiding zonder numerus fixus in het hoger onderwijs , moet je dat vóór 1 mei doen. Dat is wettelijk vastgelegd. Vervolgens heb je recht op een zogeheten matchingsactiviteit. Bij zo’n activiteit kun je checken of jij en de studie bij elkaar passen.
Wat is matching? Matching is een manier om te toetsen of jij en je gekozen opleiding bij elkaar passen. Matching gaat over het checken van je verwachtingen: klopt het beeld dat je hebt van de opleiding, biedt deze opleiding wat jij wilt? Het matchingstraject begint ermee dat je, na je aanmelding in Studielink, een intakeformulier ontvangt met vragen over onder meer je verwachtingen en motivatie. De Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen zal op basis van dit ingevulde intakeformulier bekijken of we denken dat het verstandig is dat je nog een kleine aanvullende opdracht uitvoert (denk hierbij aan het schrijven van een korte motivatiebrief en/of het maken van een opdracht over een studiegerelateerd onderwerp). Mocht dit het geval zijn, dan nemen we contact met je op. We kunnen pas contact met je opnemen op het moment dat je de toegestuurde vragenlijst hebt ontvangen. Deze vragenlijsten kunnen waarschijnlijk pas vanaf begin maart verstuurd worden, dus houdt er rekening mee dat je voor half maart geen informatie krijgt over een eventuele aanvullende opdracht en/of brief. Bij de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen is een bezoek aan de faculteit geen onderdeel van de matching. Het intakeformulier en de eventuele extra opdracht vormen samen de matchingsactiviteit. Uiteraard ben je van harte welkom om de voorlichtingsactiviteiten van Ruimtelijke Wetenschappen zoals de Open Dag en 1 dag student bij te wonen en de faculteit alvast een beetje te leren kennen.
Waarom? De verkeerde opleiding kiezen is niet leuk. Als je ervoor kiest te stoppen, duurt het soms een heel studiejaar voordat je alles weer op de rails hebt. De ervaring leert dat veel studenten al in het eerste jaar stoppen met hun studie omdat ze het toch niet leuk of interessant genoeg vinden. Vaak komt dit doordat de studie niet aansluit bij de verwachtingen en het beeld dat ze hadden van de opleiding. Via matching willen we ervoor zorgen dat jij zeker weet dat je op de goede plek zit. Matching is geen test, je kunt het niet 'goed' of 'fout' doen. Het is vooral het moment waarop wij samen met jou kijken of de studie die jij leuk vindt ook echt bij je lijkt te passen en of je het juiste beeld hebt van de gekozen studie. Mochten wij aangeven dat wij denken dat de gekozen studie misschien niet de juiste is voor jou, dan is het alsnog aan jou om te beslissen of je alsnog wilt starten of niet. We vragen je dan wel om nog eens goed na te denken over je studiekeuze.
Meer informatie
Bekijk de veelgestelde vragen over matching, of Neem contact op met studieadviseur Nienke Harteveld via
[email protected] Voor interessante sites en tests over studiekeuze bezoek je de keuzehulp van de RUG Bezoek de webpagina's over onze bacheloropleidingen
10
7. Keuzevakken en minoren In het derde jaar van je bacheloropleiding heb je de mogelijkheid om keuzevakken of een minor te volgen. Je kunt hierdoor kennismaken met een andere discipline door vakken van een andere opleiding te volgen of je kunt je verder verdiepen en je goed voorbereiden op een masteropleiding. Ook in de masteropleiding is er de mogelijkheid om keuzevakken te volgen. Je kunt uiteraard ook keuzevakken in het buitenland volgen.
Keuzevakken (bachelor en master)
Een overzicht van de aangeboden keuzevakken binnen en buiten FRW kun je vinden in Ocasys. De binnen FRW aangeboden keuzevakken vind je onder het overzicht van het bachelor- en masterprogramma in Ocasys. Voor keuzevakken in de bachelor geldt dat je vakken op universitair niveau (dus geen HBO-vakken) moet volgen. De vakken dienen bij te dragen aan de eindkwalificaties van de opleiding en mogen geen grote inhoudelijke overlap hebben met andere vakken in de opleiding. Het ligt voor de hand om keuzevakken te kiezen die aansluiten bij je interesse en/of de masteropleiding die je wilt gaan volgen. Voor keuzevakken in de master geldt dat je vakken op masterniveau moet volgen. FRWmastervakken mogen altijd als keuzevak gevolgd worden. Voor vakken buiten FRW geldt dat toestemming nodig is van de mastercoördinator. Let op afwijkende data en afwijkende procedures rondom inschrijving voor vakken en tentamens als je vakken bij een andere faculteit of universiteit volgt! Let op: Wanneer je elders een diploma behaald hebt (of nog gaat behalen), mag je de vakken die op dit diploma staan of komen niet opnemen in je programma van FRW als keuzevak! De vakken die op je diploma van FRW zijn opgenomen, mogen namelijk niet ook op jouw diploma van een andere opleiding staan. Vakken mogen maar één keer op een bul vermeld worden.
Minoren (bachelor)
Als bachelor kan je ervoor kiezen om een minor te doen. Je kan daarbij kiezen uit een universitair minorpakket, een vastgesteld persoonlijk minorpakket en een persoonlijk minorpakket.
Universitair Minorpakket
Binnen de universiteit kan je een Universitair Minorpakket kiezen. Als de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen bieden wij de minor Population Studies aan. Je mag als FRW student kiezen uit elk minorpakket.
Vastgesteld Persoonlijk Minorpakket
Je kan er ook voor kiezen een persoonlijk minorpakket te doen. De Faculteit heeft een aantal vastgestelde persoonlijke minorpakketten. Elk pakket biedt een goede voorbereiding op een van de masteropleidingen binnen de FRW. De vastgestelde pakketten zijn namelijk zo samengesteld dat ze aansluiten bij een master. Deze vakken zijn niet verplicht om toegelaten te worden tot een master, dit is slechts een advies. De vastgestelde minorpakketten zijn al goedgekeurd door de examencommissie. Je moet zelf vaststellen of de vakken in je programma passen. Dit is de verantwoordelijkheid van de student. Je kan in Ocasys zien wanneer welke vakken worden gegeven. Bekijk hier de vastgestelde persoonlijke minorpakketten.
Persoonlijk Minorpakket Je kan er ook voor kiezen om een geheel eigen pakket samen te stellen. Dit is dan een 'echt' persoonlijk minorpakket. Je kan zelf aangeven welke vakken je in je minor wilt opnemen. Dit minorpakket moet nog goedgekeurd worden door de examencommissie. Je moet daarvoor dit formulier invullen en inleveren bij prof. dr. D. Strijker (Mercator kamer 201 of postvak 2de verdieping). De examencommissie keurt dit dan wel of niet goed. Je krijgt daar bericht over via Bureau Onderwijs.
11
Educatieve Minor Voor studenten Sociale Geografie & Planologie is er de mogelijkheid om een Educatieve Minor te volgen, die na het behalen van de bachelorbul een beperkte tweedegraads lesbevoegdheid in Aardrijkskunde oplevert.
Minor buiten de universiteit
Landelijk wordt de Geo Informatie Minor aangeboden, die je kan volgen . Je mag uiteraard ook een (universitaire) minor aan een andere Nederlandse of buitenlandse universiteit volgen. Een volledig afgeronde minor kan op het diplomasupplement bij je bul vermeld worden, mits je dit zelf aanvraagt bij je bulaanvraag. Let op afwijkende data en afwijkende procedures rondom inschrijving voor vakken en tentamens als je minoren bij een andere faculteit of universiteit volgt! Bedenk goed hoe je een minor buiten de universiteit gaat inplannen in je eigen programma.
Advies Neem het vak Inleiding Recht voor Niet-juristen (semester 1A) op als keuzevak in je vrije ruimte als je interesse hebt in de master Vastgoedkunde, omdat je dit vak nodig hebt voor het verplichte mastervak Bouwrecht. Om ook in het tweede semester keuzevakken te kunnen doen, kun je ervoor kiezen om het Bachelorproject in het eerste semester te volgen. Je hebt dan als je nominaal studeert in semester 1A ruimte voor 2 keuzevakken (10 EC), in semester 1B 1 keuzevak (5 EC), in semester 2A 1 keuzevak (5 EC) en in semester 2B 2 keuzevakken (10 EC). Heb je vragen hierover of twijfel je over je keuzes? Neem dan contact op met de studieadviseur, Nienke Harteveld.
12
8. Afstuderen Propedeuse Als alle resultaten bij het Bureau Onderwijs binnen zijn, wordt de propedeusebul klaargemaakt. Eén keer in het jaar, in oktober, vindt een propedeusebuluitreiking plaats. Je ontvangt hier ongeveer 3 weken voor deze datum een uitnodiging voor. Als je geen bericht ontvangt maar wel aan alle eisen voor het behalen van de propedeuse hebt voldaan, kun je je melden bij Didy Nauta (kamer 0028).
Bachelor en Master Om af te kunnen studeren, moet je eerst de onderstaande stappen hebben doorlopen. Stap 1: aanvragen goedkeuring programma via ProgressWWW Wanneer je met je bachelorproject bent begonnen moet je binnen twee maanden je goedkeuring van je programma in Progresswww aanvragen. Voor de masterthesis geldt dat wanneer je bent begonnen, je uiterlijk 3 maanden voordat je denkt af te studeren je goedkeuring moet hebben aangevraagd. Je kunt je goedkeuring aanvragen volgens handleiding voor bachelorstudenten en masterstudenten. Stap 2: uploaden bachelorproject of masterthesis in Nestor Upload je bachelorproject of masterthesis in Nestor: onder “Organizations”: "FRW Evaluation and Archiving ". Stap 3: aanvragen bachelor- of masterbul Na het afronden van je programma ontvang je een automatische email waar het aanvraagformulier bachelor- ofmasterbul is bijgevoegd. De bachelor- of masterbul wordt gedateerd op de dag waarop het laatste studieresultaat is behaald. Vanaf de 1e van de daarop volgende maand hoef je niet meer ingeschreven te staan bij de opleiding. Er zijn verschillende data voor de buluitreiking, daarvan is de inleverdatum voor het aanvraagformulier afhankelijk. Stap 4: uitreiking bachelor- of masterbul Bachelorbuluitreikingen vinden twee keer per jaar groepsgewijs plaats in de Senaatskamer van het Academiegebouw. Masterbuluitreikingen vinden drie keer per jaar individueel in een faculteitskamer in het Academiegebouw plaats. Zie dedata en uiterste inleverdata van het aanvraagformulier. Op de uitreikingsdatum hoef je niet meer ingeschreven te staan voor de opleiding. NB: Na afronding van je studie word je niet automatisch uitgeschreven als student. Dit dien je zelf te regelen via Studielink. Ook het eventuele aanvragen van restitutie collegegeld bij de universiteit en het stopzetten van je studiefinanciering/lening bij DUO dien je zelf te regelen. Voor vragen hierover kan je terecht bij de University Student Desk. (Summa) cum laude Raadpleeg de Onderwijs- en examenregeling van het jaar waarin je gestart bent met de opleiding voor de voor jou geldende regels voor het (summa) cum laude kunnen behalen van je diploma.
13
9. Studiebegeleiding Voor vragen over studieplanning, studiekeuze en bij bijzondere omstandigheden kunnen studenten gedurende de gehele studie terecht bij de studieadviseur, Nienke Harteveld. De studieadviseur is te vinden in kamer 0018 van het Mercator en te bereiken via
[email protected] en 050-3633906. Voor korte vragen en antwoorden is er een inloopspreekuur op maandag en donderdag van 13.00 tot 14.00 uur. Voor wat uitgebreidere vragen graag eerst (per e-mail) een afspraak maken.
Bindend Studie Advies (BSA) Studenten in de propedeuse hebben te maken met het Bindend Studie Advies. Dit houdt in dat studenten in het eerste studiejaar minimaal 45 EC (van de 60 EC) moeten behalen en binnen twee jaar de propedeuse behaald moeten hebben om een negatief bindend studieadvies te voorkomen. Een negatief bindend studieadvies houdt in dat een student zich twee jaar lang niet meer kan inschrijven voor dezelfde opleiding aan de Rijksuniversiteit Groningen. Alle informatie rondom BSA vind je hier. Eerstejaars studenten worden in het begin van het jaar ingedeeld in mentorgroepen onder begeleiding van een ouderejaars student, de mentor. De mentor zal de eerstejaars student wegwijs maken in de faculteit en tips geven over effectief studeren. Elke eerstejaars student heeft ook een tutor, een docent, waarmee een intakegesprek in het eerste semester en een volggesprek in het tweede semester gehouden wordt. Minder goed presterende studenten zullen in ieder geval na de eerste periode door de studieadviseur worden opgeroepen voor een gesprek over de studievoortgang.
Bijzondere omstandigheden Loop je door ziekte, overmacht of andere bijzondere omstandigheden studievertraging op of loop je tegen praktische problemen aan, meld dat dan onmiddellijk bij je studieadviseur. Samen met de studieadviseur kijk je dan naar mogelijkheden voor voorzieningen en eventuele financiële compensatie van het Profileringsfonds van de universiteit voor opgelopen studievertraging (mits binnen een maand gemeld). Zie ook www.rug.nl/hoehetanderskan . Het profileringsfonds biedt ook bestuursbeurzen en topsportbeurzen.
Voorzieningen De universiteit biedt allerlei voorzieningen voor tijdens je studie op het gebied van effectief studeren, persoonlijke ontwikkeling en loopbaanoriëntatie. Maak gebruik van het aanbod van cursussen, workshops, studentendecanen en studentenpsychologen van het Studenten Service Centrum. Voor loopbaanoriëntatie en hulp bij stages, CV en sollicitatiebrieven en dergelijke kan je in het Duisenberg gebouw terecht bij de Careers Company. Je kan ook terecht bij Next (in de binnenstad) voor verschillende career services.
14
10. Honours College What is it? The honours college provides talented and motivated students with small-scale, challenging programs in order to offer the best opportunities to use and develop their talents to the very best of their abilities. Students follow extra Honours courses to a total of 45 EC (bachelor honours) or 15 EC (master honours) as an addition to their regular bachelor or master program.
Bachelor honours program The bachelor honours program consist of a disciplinary part (advanced spatial sciences) of 25 EC and a broadening part (20 EC). The disciplinary part focuses on new and challenging ideas in geography, planning and demography. The number of students participating in the courses averages 5-10, so you work in a tutorial setting with your teacher. The broadening part contains courses on academic skills, courses in other disciplines that you follow together with students from other faculties, and a connected Summer School on location (e.g. in New York, or on a boat on the Wadden Sea). The maximum number of students participating in broadening modules is 25. If you want to focus less on broadening your knowledge and skills, and more on becoming a researcher in spatial sciences, you may opt for the research variant of the bachelor honours program. Instead of the broadening modules and its accompanying Summer School (10 EC in total) we offer a specific course on advanced research methods (generally in GIS) of 5 EC and an extension of the bachelor project (5 EC).
Master’s honours program The master’s honours programme focuses on the theme of leadership. You participate in theoretical as well as practical debates and activities to better understand what leadership is and can be, and how to become engaged in leadership. You can find more information about the Honours College on the website of the University of Groningen Honours College:www.rug.nl/honours
Why?
Because this is the period of your life in which you can really develop and challenge yourself, and that is what you want to do! Because you went to University to work together with other motivated and intelligent students and staff members to really understand why society works as it does, and how we might change it. Because you are interested in other disciplines and skills than just your bachelor or master’s program. Because you want to build a CV that really shows what your ambitions and capabilities are and that allows you to distinguish yourself in the rest of your career. Because you want to develop yourself further on the theme of leadership (master’s honours).
Program and courses
Bachelor honours program Spatial sciences part: Ground breaking Ideas in Spatial Sciences . In this module you discuss a number of key publications about breakthrough ideas from the various disciplines within the faculty.
15
Idea lab Spatial Sciences . This course focuses on the recognition of and reflection on the use of theoretical concepts from the spatial sciences in public and policy debates. Planning project Analysis concerns the analysis of a spatial planning project on location, normally abroad. In the past we have been working in New Orleans, Chicago and Hong Kong, but for financial reasons in the future we will probably have to choose cheaper locations. This course is taught once every 2 years, for 2 cohorts of honours students together. Analysis of research processes . In this course students and staff go deeper into the practice of doing research. Prospects of Spatial Sciences. This course tries to develop ideas on the future of human geography, planning and demography. It may be speculative and innovative, but at the same time reflective. General Honours College part: See the general honours college website and Ocasys for details on the courses offered in the general part, including the broadening modules and the Summer Schools. Master honours programme The program (15 EC) focuses on the theme of leadership from a variety of perspectives, both theoretical and practical. The program is flexible and in large part tailor-made by the student. It contains a series of four 1 EC Master Classes of your choice, a personal development training, a Leadership Lab, and a concluding Masterwork. Assessment is through a portfolio that the students build up over the year.
How to enroll? Bachelor honours program After semester 1b the students with the highest grades will receive an invitation to apply for the Honours College. However, other students with a strong motivation can also apply. All students who apply will be invited for an interview by the faculty Honours coordinator. The final decision to enter the program is done by the Dean of the Honours College, based on the advice of the faculty selection committee. More information about the selection procedure can be found atwww.rug.nl/education/honours-college/bachelor-programme/selection Master honours program The program starts in September and February, depending on your enrollment in your master’s program. There will be general notifications targeted at all master’s students in the faculty through Nestor and email. In contrast to the bachelor honours, there is no preselection. You apply through a special Nestor course, and upload material supporting your application. You will be invited for an interview by the faculty honours coordinator. The decision to enter the program is taken by the Dean of the Honours College, on the advice of the faculty selection committee. More information about the selection procedure can be found at http://www.rug.nl/education/honours-college/masterprogramme/application/application-procedure.
More information? For more information about the honours programme you can contact the University of Groningen Honours College, or the honours coordinator of the Faculty of Spatial Sciences, dr. Peter Groote
16
11. Studying abroad Every year dozens of students of the Faculty of Spatial Sciences are taking part in an exchange programme with a foreign university. You can study abroad as a bachelor student (third year) and as a master student. Students who are considering to become an exchange student are advised to read the brochure first. It is important to explore the possibilities where you can go and what you can study abroad. It is equally important to plan your own study programme and your progress. You can ask Paul van Steen to get access to the Nestor Organization Spatial Sciences Abroad. Here you can see student experiences, the applications forms and other documents you need.
Planning your exchange In the first or second week of semester 1b there is a meeting for students of the Faculty of Spatial Sciences. After this meeting at the beginning of semester 1b there are application forms available on Nestor. Paul van Steen has to add you to this group first. You can get personal advise from Paul van Steen after the first meeting. You can sign up for a personal meeting on the door of Paul van Steen (room 019 in the Mercator building).
Meeting in November 2015 The information meeting for students who want to go abroad in the academic year 20162017 will take place in November. More information about this will follow. You can see the powerpoint for the meeting of 2014-2015 here.
Personal advice about your exchange programme 2015 - January 2016 The sign-up sheets for the advice meetings will be hung on the door of room 019 in the Mercator building. You are also welcome at the open office hours. You can just come by the room of Paul van Steen at those times. The form to sign up for your exchange programme is available on the Nestor Organization Spatial Sciences Abroad. Paul van Steen can give you access to this page on Nestor. You have turn in the form no later than 15 January 2016.
Reading up on your possibilities
Read the brochure about the exchange programme Check the websites of our partner universities where you can go Read the student experiences you can find on Nestor Organization The University Student Desk in the Academy building has a lot of documentation also
http://www.rug.nl/frw/education/more-education/studerenbuitenland/
17
12. Evaluaties en inspraak De Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen (FRW) is voortdurend bezig met het verder verbeteren van het onderwijs. De inbreng van studenten wordt hierbij als zeer waardevol ervaren. Zij hebben inspraak in het onderwijs via evaluaties, opleidingscommissies en Pro Geo.
Evaluaties Studenten krijgen na afloop van elke cursus (cursusevaluatie) en na afloop van een opleiding (curriculumevaluatie) de gelegenheid om anoniem te laten weten wat zij vinden van de cursus en de opleiding. Daarnaast kun je door het invullen van een aparte vragenlijst laten weten wat je vindt van de verschillende docenten die de cursus hebben gegeven. De uitkomsten van de evaluaties worden via Nestor bekendgemaakt en worden besproken door de betreffende docent(en), de opleidingsdirecteur en de opleidingscommissies. Er wordt ook daadwerkelijk wat met de uitkomsten van de evaluaties gedaan. Het is dan ook erg nuttig om de evaluaties in te vullen en gebruik te maken van de mogelijkheid tot het maken van open opmerkingen. Indien studenten vragen of opmerkingen hebt over de evaluaties, dan kunnen zij contact opnemen met de Beleidsmedewerker Onderwijs:
[email protected] .
Opleidingscommissies Elke opleiding heeft een opleidingscommissie die bestaat uit docenten en studenten. Alle evaluaties en andere onderwijszaken worden in de opleidingscommissies besproken. De opleidingscommissie kan naar aanleiding van uitkomsten met betrekking tot een cursus of een opleiding het Faculteitsbestuur advies geven. Studenten die iets kwijt willen over een cursus of een opleiding kunnen hierover contact opnemen met de studentleden van de betreffende opleidingscommissie. Een belangrijke taak van de opleidingscommissies is de bewaking van de kwaliteit van de opleiding en het signaleren van problemen en het suggereren van mogelijke verbeteringen.
Pro Geo Pro Geo is een studentenorganisatie die zich inzet voor de belangen van de studenten op de FRW. Pro Geo zorgt ook voor de werving van nieuwe studentleden voor de verschillende opleidingscommissies. Voor vragen over of kritiek op onderwijs of voorzieningen kunnen studenten contact opnemen met Pro Geo. Dit kan (eventueel anoniem) door middel van het digitale klachtenformulier.
Klachten Als studenten het niet eens zijn met beslissingen, is er een aantal mogelijkheden. Het wordt gestimuleerd om te proberen het meningsverschil met de ander (bijvoorbeeld de docent) informeel op te lossen, eventueel met advies van de studieadviseur. Als een student er met de docent niet uitkomt kan deze, indien de klacht betrekking heeft op een beoordeling, contact opnemen met de secretaris van de Examencommissie (
[email protected]). Indien de klacht ergens anders betrekking op heeft, kan contact worden opgenomen met de coördinator van de opleiding of de opleidingsdirecteur of met Pro Geo. Mocht ook dit niet afdoende zijn, dan kan een student een formele klacht indienen via het Centraal Loket Rechtsbescherming Studenten.
18
13. Studentenstatuut Het Studentenstatuut is een overzicht van de rechten en plichten van zowel studenten als de universiteit. Het is gebaseerd op landelijke wet- en regelgeving (vooral de Wet op Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek, de WHW) en aangevuld met regelingen die specifiek van de RUG afkomstig zijn. Deze laatste regelingen zijn opgenomen in de bijlagen bij het instellingsdeel van het Studentenstatuut. Het Studentenstatuut bestaat uit twee delen. In het instellingsspecifiekdeel worden de algemene rechten en plichten genoemd voor de gehele universitaire organisatie, zoals inschrijving en rechtsbescherming. In het instellingsdeel van het Studentenstatuut worden de artikelen van wetten en regelingen niet letterlijk geciteerd, maar zo leesbaar mogelijk weergegeven. Bij de verschillende onderwerpen zijn links opgenomen naar de betreffende artikelen van de wet of regeling. Het opleidingsspecifiekdeel beschrijft de rechten en plichten die specifiek gelden voor een opleiding, zoals examens en studiepunten. Deze verschillen per opleiding en faculteit. Je kunt het opleidingsdeel raadplegen bij de facultaire onderwijs- en examenadministratie en in de facultaire studiegidsen. Geldigheid Het Studentenstatuut geldt voor het studiejaar 2015-2016. Het instellingsdeel van het Studentenstatuut wordt jaarlijks, met instemming van de Universiteitsraad, door het College van Bestuur vastgesteld. Als het Statuut in strijd of tegenspraak is met wettelijke regels, dan gaan de wettelijke regels voor. Bekendmaking Alle studenten ontvangen aan het begin van het studiejaar een mail van het College van Bestuur met de vermelding waar zij het Studentenstatuut op de website van de RUG kunnen vinden en waar zij binnen de universiteit het statuut kunnen inzien. Het belang van het Studentenstatuut Alle studenten worden geacht op de hoogte te zijn van de inhoud van het Studentenstatuut. Als je je niet houdt aan de plichten die uit het statuut voortvloeien, heeft dat mogelijk consequenties voor je rechten, bijvoorbeeld op financiële ondersteuning uit het Afstudeerfonds. Een wet of regeling heeft per definitie een algemeen karakter. Dat geldt ook voor het Studentenstatuut. Dit betekent dat het effect in een concrete situatie en in een individueel geval niet altijd eenduidig en voorspelbaar is. Ten slotte is ‘recht’ nooit statisch, maar voortdurend in ontwikkeling. Studenten die dit studiejaar begonnen zijn, krijgen te maken met andere regelingen dan ouderejaars. Zorg er dus altijd voor dat je je goed laat informeren door jouw faculteit en/of het Studenten Service Centrum (SSC) en lees het Studentenstatuut goed door. Onderwerpen in het Studentenstatuut Het centrale deel van het Studentenstatuut bevat nadere informatie over de rechten en plichten van de student met betrekking tot de volgende onderwerpen:
toegang en toelating tot universitaire opleidingen, inschrijving en beëindiging inschrijving, betaling collegegeld het onderwijs, inclusief het bindend studieadvies, de tentamens en examens, financiële ondersteuning in geval van overmacht of bijzondere omstandigheden, medezeggenschap, gedragsregels, 19
rechtsbescherming.
Adressen Centrale instanties Rijksuniversiteit Groningen ALGEMENE ADRESSEN College van Bestuur (CvB) P: Postbus 72, 9700 AB Groningen T: (050) 363 5285 Universiteitsraad (U-raad) P: Postbus 72, 9700 AB Groningen T: (050) 363 8535 E:
[email protected] I: www.rug.nl/uraad Algemeen Bestuurlijke en Juridische Zaken (ABJZ) P: Postbus 72, 9700 AB Groningen T: (050) 363 5440 I: www.rug.nl/about-us/organization/bureau-of-the-university/abjz Donald Smits Centrum voor Informatie Technologie (CIT) B: Smitsborg, Nettelbosje 1 P: Postbus 11044, 9700 CA Groningen T: (050) 363 9200 E:
[email protected] I: www.rug.nl/cit Helpdesk CIT T: (050) 363 3232 E:
[email protected] Arbo- en Milieudienst (AMD) B+P: Visserstraat 49, 9712 CT Groningen T: (050) 363 5551 E:
[email protected] I: www.rug.nl/amd Bureau Vertrouwenspersoon Marijke Dam, Vertrouwenspersoon B+P: Visserstraat 47, 9712 CT Groningen T: (050) 363 5435 E:
[email protected] E:
[email protected] I: www.rug.nl/vertrouwenspersoon 20
Klachtencommissie (Seksuele) Intimidatie, Agressie, Geweld en Discriminatie P: Antwoordnummer 172, 9700 AB Groningen ADRESSEN VOOR STUDENTEN University Student Desk (USD) B: Broerstraat 5 P: Postbus 72, 9700 AB Groningen T: (050) 363 8004 E: www.rug.nl/hoezithet I: www.rug.nl/usd International Service Desk (ISD) B: Broerstraat 5 P: Postbus 72, 9700 AB Groningen T: (050) 363 8181 E:
[email protected] I: www.rug.nl/isd Studenten Service Centrum (SSC) B: Uurwerkersgang 10 P: Postbus 72, 9700 AB Groningen T: (050) 363 8066 E:
[email protected] I: www.rug.nl/ssc NEXT Careers Advice B: Uurwerkersgang 10 P: Postbus 72, 9700 AB Groningen E:
[email protected] I: www.rug.nl/next Centraal Loket Rechtsbescherming Studenten (CLRS) P: postbus 72, 9700 AB Groningen I/E: www.rug.nl/clrs of myuniversity.rug.nl: Veel gestelde vragen Universitaire Fondsen Commissie (UFC) P: Postbus 72, 9700 AB Groningen E:
[email protected]
21
PRIJSBELEID STUDIEKOSTEN De RUG kent een prijsbeleid studiekosten. Deze regeling beoogt beheersing van de studiekosten, zodat de component ‘studiekosten’ in het budget van de studiefinanciering niet te boven wordt gegaan. Men is dus niet meer geld aan studiemateriaal kwijt dan de Minister ter beschikking stelt. Voor 2015-2016 is het normbedrag € 740,-. Per opleidingsfase geldt een plafondbedrag van het normbedrag x de cursusduur. Soms is het onvermijdelijk dat de kosten hoger zijn dan het plafondbedrag. In dat geval kan de helft van het bedrag dat men meer kwijt is bij het faculteitsbestuur worden teruggevraagd d.m.v. het overleggen van aankoopbewijzen, of is een andere regeling getroffen. Studenten kunnen informatie over het prijsbeleid studiekosten krijgen via www.rug.nl/hoezithet. Zij kunnen zich tevens wenden tot de University Student Desk of de studieadviseur. Een overzicht van de studiekosten per studiefase vind je hier.
22
14. Scripties online Ga je bijna beginnen met je afstudeerscriptie en wil je zien hoe zoiets er eigenlijk uit ziet? Ben je op zoek naar informatie over een bepaald onderwerp? De scripties van de FRW-studenten zijn online beschikbaar in de digitale bibliotheek. Je kan bachelorprojecten en mastertheses inzien. Van oudere jaren kan je doctoraal scripties inzien.
23
15. Student-assistent worden Jaarlijks is voor een beperkt aantal studenten van de faculteit een student-assistentschap beschikbaar, meestal betreft dat een aanstelling van een dag per week, voor een periode van enkele weken of maanden of zelfs een heel jaar. De meeste student-assistenten worden ingezet in ondersteunende onderwijstaken, maar soms betreft het ook assistentie ten behoeve van onderzoek of andere speciale projecten. Individuele stafleden hebben soms een persoonlijke student-assistent in verband met hun senioriteit. Er is geen vast format voor de werving en selectie. In veel gevallen selecteert een medewerker, gelet op de vereiste kwalificaties, een kandidaat uit een groep studenten die een bepaald programma of programma onderdeel volgt of gevolgd heeft. Soms wordt er aan zo’n groep als geheel een gerichte oproep tot sollicitatie gedaan. In enkele gevallen wordt een vacature algemeen bekend gemaakt, via publicatieborden of een enkele maal via een oproep in de Universiteitskrant, of via Nestor. Studenten die belangstelling hebben voor een student-assistentschap doen er het beste aan hiernaar zelf gericht te informeren, via de docenten waarvan bekend is dat die regelmatig student-assistentie inzetten bij hun onderwijs of onderzoek. Ook kan men desgewenst informatie inwinnen bij de voorzitters van de basiseenheden, die in het algemeen het beste overzicht hebben van alle in hun eenheid te verrichten taken. Belangrijk om te weten is dat elk jaar een aantal student-assistentenplaatsen ter beschikking worden gesteld aan studenten die het Research Master programma Regional Studies volgen. Dit betreft vooral student-assistentie ten behoeve van de methodologische vakken in de Bachelorprogramma’s Sociale Geografie & Planologie en Technische Planologie. Ook voor andere cursussen wordt student-assistentie bij voorkeur uit de Research Master studenten gerekruteerd. Tenslotte gelden er een aantal belangrijke basis-eisen waaraan iedere student moet voldoen die een student-assistentschap wil vervullen. Men moet (1) gedurende de hele aanstelling als student-assistent als student ingeschreven staan bij de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen, (2) de propedeuse behaald hebben, en (3) de inwoner zijn van de EU.
24
16. Archief studiegids In juli van elk jaar komt de studiegids van het daarop volgende collegejaar van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen uit. Klik op het betreffende collegejaar in het linker menu om de gids in te zien als pdf-bestand. Wil je inzage in een oudere versie van de studiegids? Het Bureau Onderwijs heeft deze in het archief.
25
17. Wie, wat, waar FRW
Student Support Desk Student Support Desk Online Mercator, 5417-0024 Maandag t/m donderdag 12.00-14.00 uur
voor algemene vragen over intekenen voor vakken en tentamens, resultaten, afstuderen, tentameninzage
Studieadviseur Nienke Harteveld Mercator, 5417-0018,
[email protected] Inloopspreekuur maandag en donderdag 13.00-14.00 uur
voor vragen over studiebegeleiding, Bindend Studie Advies (BSA), keuzevakken, masterkeuze, persoonlijke omstandigheden, toelating tot de bacheloropleiding, algemene vragen over toelating tot masteropleiding
Bachelorcoördinator Sociale Geografie & Planologie: dr. M. (Mark) van Duijn Technische Planologie: dr. F. (Femke) Niekerk
voor specifieke vragen over inhoud bacheloropleiding
Mastercoördinator Culturele Geografie: dr. T. (Tialda) Haartsen Economische Geografie: dr. S. (Sierdjan) Koster Environmental and Infrastructure Planning: W.S. (Ward) Rauws, MSc. Lerarenopleiding Aardrijkskunde: drs. H.C. (Chris) Diederiks Population Studies: dr. F. (Fanny) Janssen Real Estate Studies (Vastgoedkunde): prof.dr.ir. A.J. (Arno) van der Vlist Researchmaster in Regional Studies: prof.dr. P.(Philip) McCann, gesteund door dr. L.B. (Louise) Meijering, dr. B. (Bettina) van Hoven en dr. C. (Christian) Zuidema Sociale Planologie: dr. E. (Elen-Maarja) Trell
voor specifieke vragen over inhoud masteropleiding, toewijzing masterthesis begeleider, toestemming volgen keuzevakken buiten FRW, specifieke vragen over toelating tot de masteropleiding
Examencommissie Secretaris: prof.dr. D. Strijker:
[email protected]
voor verzoeken tot vrijstelling, klachten over beoordelingen, aanpassingen onderwijsprogramma, sanctiebepaling bij meldingen van fraude, verzoeken voor extra tentamengelegenheid (mits er sprake is van persoonlijke omstandigheden die tijdig bij de studieadviseur gemeld zijn), beoordelen persoonlijke minorpakketten
Faculteitsvereniging Ibn Battuta Duisenberggebouw, 5414-0025 www.ibnbattuta.nl
voor boeken en studiegerelateerde activiteiten
Stichting Pro Geo Duisenberggebouw, 5414-0023 www.progeo.nl
voor opmerkingen en klachten over onderwijs gerelateerde zaken
Faculteitsblad Girugten www.girugten.nl
voor artikelen en interviews voor extra achtergrond in je studie
26
Congres stichting Geo Promotion www.geopromotion.nl
jaarlijkse organisatie van een congres met een ruimtelijk thema
RUG University Student Desk www.rug.nl/hoezithet; 050-3638004
voor vragen over in- en uitschrijving, collegegeld, collegekaart
Studenten Service Centrum Uurwerkersgang 10 www.rug.nl/ssc
voor studentendecanen, studentenpsychologen, cursussen en workshops voor effectief studeren en ondersteuning bij studie
Vertrouwenspersoon drs. J.M. (Marijke) Dam www.rug.nl/vertrouwenspersoon
[email protected]
voor onafhankelijk advies, ondersteuning en bemiddeling bij ongewenst gedrag en voor het melden van misstanden met betrekking tot de universiteit
CIT Servicedesk Zernike (Centrum voor Informatie Technologie) Mercator, 5415-0052 www.rug.nl/servicedesk
ICT-vragen, inlogproblemen
27
18. Onderwijs- en Examenregelingen (OER) Bacheloropleidingen
Sociale Geografie & Planologie Technische Planologie
Masteropleidingen
Culturele Geografie Economische Geografie Environmental and Infrastructure Planning Population Studies Real Estate Studies Research master in Regional Studies Sociale Planologie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in Aardrijkskunde Educatieve Master (LIO)
Overig
Regels en richtlijnen
28
18.1 Sociale Geografie en Planologie
Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen
Onderwijs- en Examenregeling (OER)
Bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie
voor het studiejaar 2015-2016
29
Inhoud:
1
Algemene bepalingen………………………………………………………pagina 3
2
Vooropleiding en toelating………………………………….……………pagina 5
3
Inhoud en inrichting van de opleiding………………….……………pagina 7
4
De propedeutische fase van de opleiding……………..…………..pagina 10
5
Studieadvies………………………………………………………………….pagina 11
6
Toelating tot de postpropedeutische fase van de opleiding...pagina 14
7
De postpropedeutische fase van de opleiding….………………..pagina 16
8
Overige programma’s…………………………………………………….pagina 17
9
Tentamens ……………………………………………………………….…..pagina 19
10
Het examen………………………………………………….……………….pagina 24
11
Studiebegeleiding………………………………………………………….pagina 26
12
Overgangs- en slotbepalingen……………………….………………..pagina 26
Bijlage 1……………………………..………………….…………………....pagina 28
Bijlage 2……..……………………..………………….……………………..pagina 29 30
In de Onderwijs- en Examenregeling (OER) zijn de specifieke rechten en plichten opgenomen die per opleiding van de Rijksuniversiteit Groningen gelden voor zowel student als opleiding. In het (algemene universitaire) Studentenstatuut staan de rechten en plichten die voor alle studenten gelden.
Deze regeling is vastgesteld door het bestuur van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen op 30 juni 2015 met instemming van de faculteitsraad op de daartoe wettelijk bepaalde onderdelen d.d. 18 juni 2015.
31
PARAGRAAF 1 - ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1.1 - Toepasselijkheid van de OER 1.
Deze regeling geldt voor het studiejaar 2015-2016 en is van toepassing op het onderwijs, de toetsen en de examens van de bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie met CROHO-opleidingscode 56838 , hierna te noemen: de opleiding, en op alle studenten die voor de opleiding staan ingeschreven.
2.
De opleiding wordt verzorgd binnen de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen, hierna te noemen: de faculteit.
3.
Deze OER is ook van toepassing op studenten van andere opleidingen, faculteiten of onderwijsinstellingen, voor zover ze onderdelen van de opleiding waar deze OER voor geldt volgen, al dan niet in de vorm van een door de faculteit aangeboden minor.
4.
Voor de onderdelen of de minor die studenten van de opleiding, als bedoeld in lid 1, volgen bij andere opleidingen, faculteiten of onderwijsinstellingen, geldt de OER van die andere opleiding, faculteit of instelling.
5.
Op studenten die een pre-masterprogramma als bedoeld in artikel 8.6, lid 1, volgen, zijn uitsluitend de volgende bepalingen in deze OER van toepassing: art. 1.1 lid 1, lid 4 en lid 5, art. 1.2, art. 3.1 tot en met 3.3, art. 3.4 lid 3, art. 3.8, art. 8.6, art. 9.1, art. 9.3, art. 9.6 tot en met 9.17, art. 11 en art. 12.
Artikel 1.2 - Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: a. de wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW); b. student: degene die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en de examens van de opleiding. Waar in de OER de student als ‘hij’ wordt aangeduid, wordt tevens ‘zij’ bedoeld; c. opleiding: de bacheloropleiding genoemd in artikel 1.1 van deze regeling, bestaande uit een samenhangend geheel van onderwijseenheden; d. onderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding, in de zin van artikel 7.3 van de wet, opgenomen in OCASYS; e. OCASYS: het onderwijscatalogussysteem van de Rijksuniversiteit Groningen; f. ECTS: studiepunt als bedoeld in artikel 7.4 van de wet, waarmee de omvang van het onderdeel van de opleiding wordt uitgedrukt. 1 ECTS staat gelijk aan 28 uur studeren; g. propedeuse: de propedeutische fase van de bacheloropleiding, bedoeld in artikel 7.8 van de wet; h. postpropedeuse: het gedeelte van de bacheloropleiding dat volgt op de propedeutische fase; i. studievoortgangsoverzicht: een schriftelijk resultatenoverzicht met de daarbij behorende ECTS, dat per e-mail aan de student wordt verstuurd; j. voorlopig studieadvies: een voorlopig studieadvies verbonden aan een studievoortgangsoverzicht, dat gegeven wordt halverwege het studiejaar;
32
k. definitief studieadvies: een studieadvies, dat gegeven wordt aan het einde van het eerste studiejaar, dat kan luiden: negatief, voorwaardelijk positief en positief. Zulks conform artikel 7.8b lid 1 van de wet; l. bindend studieadvies: een negatief studieadvies dat bindend is voor de student, inhoudende een afwijzing voor de opleiding. Zulks conform artikel 7.8b, lid 3 van de wet; m. major: het geheel van verplichte onderwijseenheden in de propedeutische- en postpropedeutische fase; n. minorruimte: de geprogrammeerde ruimte voor differentiatie binnen de opleiding; o. minorpakket: samenhangend pakket van onderwijseenheden die in de minorruimte gevolgd kunnen worden; p. universitair minorpakket: het minorpakket ter verbreding van de opleiding, te volgen bij de eigen of een andere faculteit; q. persoonlijk minorpakket: het minorpakket door de student zelf samen te stellen , ter verdieping of verbreding van de opleiding, te volgen bij de eigen of een andere faculteit; r. toets of tentamen: een onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student, alsmede de beoordeling van de uitkomsten daarvan; s. examen: het propedeuse- of afsluitend bachelorexamen van de opleiding dat met goed gevolg is afgelegd, als aan alle verplichtingen van respectievelijk de gehele propedeuse- of bacheloropleiding is voldaan; t. studiejaar: het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende jaar; u. semester: deel van het studiejaar, beginnend op 1 september en eindigend op een door het College van Bestuur te bepalen datum, dan wel beginnend op een door het College van Bestuur te bepalen datum en eindigend op 31 augustus; v. practicum: een praktische oefening, als bedoeld in artikel 7.13 van de wet, in een van de volgende vormen: - het maken van een scriptie; - het maken van een werkstuk of een proef-ontwerp; - het uitvoeren van een onderzoeksopdracht; - het deelnemen aan veldwerk of een excursie; - het doorlopen van een stage; - het deelnemen aan een andere onderwijsleeractiviteit, die gericht is op het bereiken van bepaalde vaardigheden. w. Examencommissie: het onafhankelijk orgaan belast met de taken en bevoegdheden als vermeld in de artikelen 7.11, 7.12 ,7.12b en 7.12 c van de wet, waaronder de beoordeling of aan de eisen van het afsluitend examen is voldaan; x. Toelatingscommissie: de commissie die namens het faculteitsbestuur over de toelating tot de opleiding beslist; y. vwo-diploma: het diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, conform art. 13, lid 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs, dan wel art. 7 van de Wet voortgezet onderwijs BES. z. Examinator: degene die door de Examencommissie is aangewezen voor het afnemen van tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan. aa. Opleidingscommissie: het adviesorgaan dat de taken uitoefent als omschreven in artikel 9.18 van de wet. De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent. 33
PARAGRAAF 2
VOOROPLEIDING EN TOELATING
Artikel 2.1 - Toelating tot de opleiding 1. Toelating tot de opleiding geeft een VWO-diploma met elk profiel. 2. Degene die niet een vwo-diploma heeft, maar wel een gelijkwaardig diploma dat op grond van de wet of op grond van artikel 2.1, toegang geeft, kan pas worden ingeschreven voor de opleiding nadat is aangetoond dat hij of zij voldoende kennis op het niveau van het vwo-eindexamen bezit van de volgende vakken van het verplichte vwo-profiel:
Wiskunde, A, B of C
3. Deficiënties in de vooropleiding kunnen worden vervuld door het afleggen van de desbetreffende toetsen. De Examencommissie kan in bijzondere gevallen een examinator in het desbetreffende vak belasten met het afnemen van een of meer toetsen. Artikel 2.2 - Toelating tot de opleiding met een propedeuse van het hbo, het wo of de OU 1. De opleiding is niet automatisch toegankelijk voor studenten zonder vwo-diploma die in het bezit zijn van een propedeuse (hbo, wo of de OU). 2. Bezitters van een propedeuse zonder vwo-diploma moeten een verzoek tot toelating indienen bij de Toelatingscommissie. Artikel 2.3 Toelating tot de opleiding na eerdere inschrijving voor een opleiding uit een ander opleidingscluster Tussentijdse doorstroming of inschrijving voor een tweede opleiding vanuit een opleiding buiten het opleidingscluster is toegestaan, mits een tussentijdse matchingsactiviteit bepaald door de studieadviseur is voltooid. Instroom van buiten de RUG is niet mogelijk gedurende het studiejaar. Artikel 2.4 - Taaleis bij buitenlandse diploma’s 1.
Indien de student wordt toegelaten tot de opleiding krachtens een diploma dat buiten Nederland is behaald, dan kan de Toelatingscommissie hem – voorafgaand aan de inschrijving - verplichten tot het met goed gevolg afleggen van een toets Nederlands of Engels, afhankelijk van de taal van de gekozen opleiding, af te nemen door een door de Examencommissie aan te wijzen instantie. 34
2.
Aan de eis inzake voldoende beheersing van de Nederlandse taal wordt voldaan door het met goed gevolg afleggen van het staatsexamen Nederlands als tweede taal (NT2).
Artikel 2.5 - Colloquium doctum 1.
Degene die niet voldoet aan de vooropleidingseis als genoemd in de artikelen 2.1 en 2, kan deelnemen aan een toelatingsonderzoek (colloquium doctum) , conform artikel 7.29 van de wet.
2.
Degene die het colloquium doctum wil afleggen, dient de leeftijd van eenentwintig jaar te hebben bereikt op de datum, waarop het onderzoek zal plaatsvinden. Van deze eis kan worden afgezien, als betrokkene een diploma bezit dat buiten Nederland is afgegeven. Van de leeftijdseis kan eveneens worden afgezien als betrokkene een vluchtelingenstatus bezit en zijn diploma om die reden niet kan tonen.
3.
Het toelatingsonderzoek, heeft betrekking op de volgende vakken op het daarbij vermelde niveau: > Wiskunde: VWO-niveau > Nederlands: VWO-niveau > Engels: VWO-niveau > Aardrijkskunde: VWO-niveau Het bepaalde in artikel 2.4 is van toepassing.
4.
Het bewijs dat het colloquium doctum met goed resultaat is afgelegd, geeft gedurende twee studiejaren na het afleggen van het colloquium doctum toelating tot de opleiding van de Rijksuniversiteit Groningen waarvoor het colloquium doctum is afgelegd.
Artikel 2.6 - Toelatingscommissie 1. De Toelatingscommissie beslist namens het faculteitsbestuur over de toelating tot de opleiding. 2. De Toelatingscommissie wordt gevormd door: - een lid, tevens voorzitter, die met onderwijs in de opleiding is belast; - een lid / twee leden aangewezen uit het overige wetenschappelijk personeel dat met onderwijs in de opleiding is belast. 3. Als adviserend lid wordt aangewezen de studieadviseur voor de opleiding. 4. De aanwijzing geschiedt door het faculteitsbestuur, dat tevens het Toelatingsreglement vaststelt. Artikel 2.7 - Studiekeuzeactiviteiten en -advies 1.
Voorafgaand aan de eerste inschrijving voor de opleiding, dient een aspirant-student deel te nemen aan de studiekeuzeactiviteiten, met daaraan verbonden een studiekeuzeadvies, zoals deze gelden voor de opleiding.
35
2.
Het hieromtrent bepaalde in de Regeling Inschrijving en Collegegeld (RIC) van de RUG en de facultaire matchingsprocedure is van toepassing.
PARAGRAAF 3 – INHOUD EN INRICHTING VAN DE OPLEIDING Artikel 3.1. - Doel en eindkwalificaties van de opleiding 1. Kennis en inzicht De afgestudeerde heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen; de afgestudeerde functioneert doorgaans op een niveau waarop met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist zijn. a) Afgestudeerden kennen op basisniveau de historische en actuele inzichten in de sociale geografie, planologie en demografie en kunnen hier een overzicht van geven. b) Afgestudeerden kennen de voornaamste actuele maatschappelijke thema’s, onderzoeksthema’s en beleidsrichtingen op het gebied van de sociale geografie, planologie en demografie. c) Afgestudeerden kennen de voornaamste theoretische, methodologische en ethische grondslagen van de sociale geografie, planologie en demografie. d) Afgestudeerden hebben op basisniveau kennis van de centrale methoden en onderzoektechnieken (zowel kwantitatieve als kwalitatieve benaderingen inclusief GIS) die bij probleemanalyse voor handen zijn. e) Afgestudeerden hebben inzicht in de diversiteit en complexiteit van maatschappelijke structuren en processen en van hun interacties met omgevingsstructuren en -processen. f) Afgestudeerden hebben inzicht in de fysieke kenmerken van het (cultuur)landschap en de ondergrond in hun samenhang met sociaalgeografische en planologische processen. g) Afgestudeerden hebben kennis van voor sociaal geografen, planologen en demografen relevante carrièreperspectieven, zowel op de arbeidsmarkt als bij vervolgstudies. 2. Toepassen kennis en inzicht De afgestudeerde is in staat kennis en inzicht op een dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien, en beschikt over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied. a) Afgestudeerden hebben het vermogen om onder begeleiding geografisch, planologisch en demografisch onderzoek op te zetten en uit te voeren. b) Afgestudeerden kunnen een zelfstandige bijdrage leveren aan de formulering, analyse en oplossing van problemen die zich voordoen op het werkterrein van de sociale geografie, planologie en demografie. Daarbij hebben ze oog voor de tijdruimtecontext waarin en de ruimtelijke schaal waarop het probleem zich voordoet en kunnen ze geïnformeerde keuzes maken en uitvoeren met 36
betrekking tot de te volgen methode, de theoretische positionering en het betrekken van eerder gedaan empirisch onderzoek. c) Afgestudeerden kunnen belangrijke onderzoeksthema’s, bijvoorbeeld zoals die in het facultaire onderzoeksprogramma “towards Wellbeing, Innovation and Spatial Transformation” (tWIST) zijn beschreven, in hun samenhang plaatsen in maatschappelijke en beleidsmatige ontwikkelingen. 3. Oordeelsvorming De afgestudeerde is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten. a) Afgestudeerden kunnen effectief data verzamelen gebruikmakend van primaire bronnen (veldwerk, observatie, interviews, enquêtes) en secundaire bronnen (beschikbare kwantitatieve en kwalitatieve data). b) Afgestudeerden kunnen onderzoeksresultaten op een wetenschappelijk verantwoorde manier interpreteren en hebben oog voor eventuele alternatieve interpretaties. c) Afgestudeerden hebben het vermogen tot het evalueren van de (ruimtelijke) consequenties van interventies. d) Afgestudeerden zijn zich bewust van het interdisciplinaire karakter van ruimtelijk onderzoek en zij zijn in staat om inzichten vanuit de verschillende thema’s (oa. sociale, culturele, economische, planologische, demografische en fysisch geografische) te integreren en in samenhang te analyseren. e) De afgestudeerde kan het vakgebied van de sociale geografie, planologie en demografie positioneren ten opzichte van andere vakgebieden. f) De afgestudeerde kan kritisch reflecteren op het eigen wetenschappelijk handelen, onder andere op de gevolgde methodologische benadering, maar ook de ethische implicaties van een onderzoek. 4. Communicatie De afgestudeerde is in staat informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten of niet-specialisten. a) De afgestudeerde kan opgedane kennis en inzichten in woord en geschrift overdragen op specialisten en niet-specialisten. b) De afgestudeerde kan gegevens op een heldere manier presenteren en visualiseren, onder andere met gebruik van GIS. c) De afgestudeerde kan op een constructieve manier samenwerken in teamverband. d) De afgestudeerde is in staat input van anderen en de uitkomsten van debat met anderen op te nemen en te integreren in het eigen werk. 5. Leervaardigheden De afgestudeerde bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan. a) De afgestudeerde bezit leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een 37
vervolgstudie aan te gaan die een hoog niveau van autonomie veronderstelt. b) De afgestudeerde bezit vaardigheden (zoals computergebruik, verslaglegging, presenteren) die nodig zijn om adequaat in maatschappelijke functies te kunnen optreden. c) De afgestudeerde bezit de vaardigheid om, binnen verschillende tijdruimtecontexten, zelfstandig relevante informatie te verzamelen bij het oplossen van een onderzoeksprobleem. Artikel 3.2 - Vorm van de opleiding De opleiding wordt voltijds verzorgd. Artikel 3.3 - Taal van de opleiding 1.
De opleiding wordt in het Nederlands verzorgd.
2. In afwijking van het eerste lid kunnen een of meer onderdelen van de opleiding in het Engels worden verzorgd, conform de Gedragscode Voertaal van de RUG. Artikel 3.4 - Studielast 1.
De opleiding heeft een studielast van 180 ECTS.
2.
De propedeutische fase van de opleiding heeft een studielast van 60 ECTS.
3.
De studielast wordt uitgedrukt in hele ECTS.
Artikel 3.5 - Voorwaarden graadverlening RUG 1.
Voorwaarde voor het verlenen van de bachelorgraad van de opleiding is dat ten minste de helft van het onderwijsprogramma is behaald via onderdelen verzorgd door de RUG, tijdens de inschrijving als student aan de RUG.
2.
In geval van een double degree bachelorprogramma met een buitenlandse instelling dient ten minste een kwart van het onderwijsprogramma daadwerkelijk aan de RUG te zijn gevolgd, tijdens de inschrijving als student aan de RUG.
Artikel 3.6 - Contacturen 1.
De opleiding heeft in de propedeutische fase minimaal 480 contacturen per jaar.
2.
De vormgeving van de contacturen is opgenomen in de bijlage 1 van deze OER en tevens geregistreerd in de studiegids en/of OCASYS.
Artikel 3.7- Indeling en examens van de opleiding 1.
In de opleiding kunnen de volgende examens worden afgelegd: a. het propedeutisch examen; 38
b. het bachelor examen. 2.
De opleiding is opgedeeld in een propedeutische fase en een postpropedeutische fase.
3.
Het geheel van de opleiding bestaat uit een major en een universitair/ persoonlijk minorpakket.
Artikel 3.8 - Deelname aan onderwijseenheden 1. De student kan deelnemen aan een onderdeel van de opleiding nadat hij zich daarvoor tijdig heeft ingeschreven door middel van https://progresswww.nl/rug. 2. In OCASYS wordt aangegeven hoeveel studenten maximaal aan het onderdeel kunnen deelnemen. 3. Deelname aan een onderdeel met een beperkte capaciteit vindt plaats op volgorde van inschrijving, met dien verstande dat de voor de opleiding ingeschreven studenten voorrang genieten bij de onderdelen die behoren tot het verplichte deel van hun major. PARAGRAAF 4 -
DE PROPEDEUTISCHE FASE VAN DE OPLEIDING
Artikel 4.1 - Samenstelling propedeutische fase De propedeutische fase omvat de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast: Cursus Urbanism and Planning (Ruimtelijke Planning 1) Denken over Geografie en Planologie Economische Geografie
Semester 1a 1a 1b
ECTS 10 5 10
Statistiek 1
1b
5
GIS
2a
10
Inleiding Wetenschappelijk Onderzoek
2a
5
Population Geographies
2b
10
Ruraal-urbane relaties
2b
5
Alle onderdelen zijn opgenomen in de digitale universitaire onderwijscatalogus, OCASYS. Ten opzichte van studiejaar 2014-2015 is de propedeutische fase gewijzigd in verband met het invoeren van 8 eindcijfers. In bijlage 2 zijn de overgangsbepalingen opgenomen. Artikel 4.2 - Vrijstelling 1.
De Examencommissie kan de student op diens verzoek, gehoord de desbetreffende Examinator, vrijstelling verlenen van een tentamen op grond van eerder (elders) behaalde resultaten, indien de student:
39
a. b.
hetzij een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire of hogere beroepsopleiding, in binnen- of buitenland, heeft voltooid; hetzij aantoont door werk- c.q. beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken m.b.t. het desbetreffende onderdeel.
2.
Het bepaalde in artikel 3.5 is van toepassing op het verlenen van vrijstellingen.
3.
Voor verleende vrijstellingen voor examenonderdelen (of gedeelten daarvan) geldt eenzelfde geldigheidsduur als voor tentamenresultaten.
PARAGRAAF 5 -
STUDIEADVIES
Artikel 5.1 – Voorlopig studieadies 1. In het eerste jaar van inschrijving voor de propedeuse van de opleiding, ontvangt de student halverwege het eerste semester een studievoortgangsoverzicht, met daarin een overzicht van de gerealiseerde studielast. Ook later in studiejaar worden de student studievoortgangsoverzichten toegezonden. 2. Zo spoedig mogelijk na afloop van het eerste semester doch uiterlijk vóór 1 maart ontvangt de student een schriftelijk voorlopig studieadvies. 3. Dit voorlopig studieadvies geeft een waarschuwing indien er sprake is van onvoldoende studievoortgang, zodat de student nog de gelegenheid heeft om zijn prestaties te verbeteren. 4. Wanneer de studievoortgang dermate onvoldoende is dat in redelijkheid niet te verwachten is dat de student aan de voorwaarden van een (voorlopig) positief studieadvies, zal gaan voldoen, zoals genoemd in artikel 5.2, lid 2, onder a en b, wordt de student uitgenodigd voor een gesprek met de studieadviseur. Dit gesprek heeft tot doel het bespreken van de wijze van studeren, een heroverweging van de studiekeuze en een eventuele verwijzing naar een andere opleiding. Artikel 5.2 - Definitief studieadvies 1. Als BSA-norm (Bindend Studieadvies-norm) geldt een minimum van 45 ECTS in het eerste jaar van inschrijving voor de propedeuse. 2. Het definitieve studieadvies wordt gegeven aan het einde van het eerste studiejaar, uiterlijk 31 juli, en is: a. positief: indien de student het propedeutisch programma met goed gevolg geheel heeft afgerond; b. voorwaardelijk positief: indien de student ten minste 45 ECTS van het propedeutisch programma heeft behaald, met de aan het advies verbonden voorwaarde dat de propedeuse aan het einde van het tweede studiejaar geheel moet zijn afgerond (P-in-2); 40
c. negatief: indien de student minder dan 45 ECTS van het propedeutisch programma heeft behaald. Dit studieadvies is bindend voor de student (BSA), op grond van artikel 7.8b, lid 3 van de wet. 3. Indien de resultaten tussentijds al dermate onvoldoende zijn dat het redelijkerwijs niet mogelijk zal zijn om aan het einde van het eerste studiejaar te voldoen aan de BSAnorm van 45 ECTS (voor deeltijdstudenten 20 ECTS), kan, desgewenst ook op verzoek van de student, na het voorlopige studieadvies conform artikel 5.1, reeds voor het einde van het eerste studiejaar een bindend studieadvies worden uitgebracht. De procedure als beschreven in artikel 5.5 is van toepassing. 4. Aan het einde van het tweede jaar van inschrijving voor de opleiding, uiterlijk 31 juli, wordt beoordeeld of aan de voorwaarde van een op grond van lid 2, sub b, afgegeven voorwaardelijk positief studieadvies is voldaan: a. indien de student alsnog voldoet aan alle eisen van de propedeuse (P-in-2), wordt het voorwaardelijk positief advies omgezet in een (onvoorwaardelijk) positief advies. b. indien de student nog steeds niet voldoet aan alle eisen van de propedeuse (geen P-in-2), heeft hij daarmee de voorwaarde van het afgegeven voorwaardelijk positief advies niet vervuld. Het positieve advies onder voorwaarden vervalt en verwordt alsnog tot een negatief advies, dat bindend is voor de student (BSA). 5. In de afweging voor een studieadvies in het eerste jaar van inschrijving voor de opleiding, dan wel bij de beoordeling van het voorwaardelijk positief advies in het tweede jaar van inschrijving, betrekt het faculteitsbestuur de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden: a. persoonlijke omstandigheden zoals bedoeld in artikel 5.4 en a. het bekleden van een erkende bestuursfunctie in het tweede jaar van inschrijving op grond van een voorwaardelijk positief studieadvies. Artikel 5.3 - Uitzonderingen definitief studieadvies meerdere opleidingen RUG 1.
Indien de student zich voor het eerste jaar van de propedeuse bij 2 of meer opleidingen aan de RUG heeft ingeschreven en hij voldoet vervolgens bij één van de opleidingen aan de BSA-norm als bedoeld in artikel 5.2, lid 1, vervalt dat jaar de verplichting om bij de andere opleiding(en) aan de norm te voldoen. Nadat de student de propedeutische fase met goed gevolg geheel heeft afgerond bij één van de opleidingen, wordt hij ontheven van de BSAverplichting bij inschrijvingen bij andere opleidingen. reeds behaalde propedeuse 2. Indien de student voor een wo-opleiding aan de RUG of aan een andere Nederlandse universiteit reeds het propedeutisch examen heeft behaald, dan wel -bij afwezigheid daarvan- de 60 ECTS van het eerste jaar heeft afgerond, valt de student voor de opleiding
41
aan de RUG waarbij hij zich in de propedeutische fase inschrijft niet onder het BSAregime. uitschrijving vóór 1 februari 3. Aan de student die een verzoek tot uitschrijving vóór of met ingang van 1 februari van het eerste jaar van inschrijving voor de propedeuse van de opleiding doet, wordt geen definitief studieadvies uitgebracht. Indien deze student zich in een volgend studiejaar opnieuw inschrijft, zal in dat volgende studiejaar de procedure als genoemd onder artikel 5.1 opnieuw van toepassing zijn. De student valt onder de BSA-regeling van het studiejaar waarin hij zich opnieuw voor de opleiding inschrijft. uitschrijving vóór 1 februari + inschrijving per 1 februari 4. Voor de student die zich vóór 1 februari uitschrijft voor een opleiding en zich per 1 februari van hetzelfde studiejaar inschrijft voor een opleiding behorend tot hetzelfde opleidingscluster, geldt artikel 5.2 onverminderd. 5. Voor de student die zich vóór 1 februari uitschrijft voor de voltijdse variant van de opleiding en zich per 1 februari van hetzelfde studiejaar inschrijft voor de deeltijdvariant van dezelfde opleiding of voor een opleiding behorend tot hetzelfde opleidingscluster, geldt artikel 5.2 onverminderd. inschrijving per 1 februari 6. Voor de student die zich vanaf 1 februari inschrijft voor een bacheloropleiding van de RUG en niet eerder in hetzelfde jaar als student stond ingeschreven, geldt een aanpassing van de BSA-norm. Aan het eind van het tweede semester van zijn eerste jaar van inschrijving dient 20 ECTS van het propedeutisch programma van de opleiding te zijn behaald. Aan het einde van het tweede jaar van inschrijving dient de propedeuse met goed gevolg geheel te zijn afgerond (P-in-2). Voor het overige is het bepaalde in artikel 5.2 van overeenkomstige toepassing. Artikel 5.4 - Persoonlijke omstandigheden 1. In zijn afweging om een bindend studieadvies uit te brengen betrekt het faculteitsbestuur op verzoek van de student diens persoonlijke, individueel bepaalbare, omstandigheden. Bij deze afweging worden tevens betrokken het studiegedrag van de student, de met de studieadviseur gemaakte afspraken en/of studieplanning, het moment van melden van de persoonlijke omstandigheden en het aan het einde van het eerste studiejaar behaalde studieresultaat. 2. Teneinde de student zo goed mogelijk te kunnen begeleiden, dient de student de persoonlijke omstandigheden zo spoedig mogelijk te melden bij de studieadviseur. Ook indien de met de studieadviseur gemaakte studieplanning niet wordt gehaald, dient de student dit zo spoedig mogelijk bij de studieadviseur te melden.
42
3. Indien de student een voorwaardelijk positief studieadvies heeft gekregen en in het volgende jaar sprake is van persoonlijke omstandigheden als bedoelt in lid 1, kan het faculteitsbestuur besluiten om ook in dat studiejaar af te zien van een bindend studieadvies. In dat geval wordt definitief afgezien van het uitbrengen van een bindend studieadvies. Het bepaalde in het eerste lid is van overeenkomstige toepassing 4. Omstandigheden als bedoeld in lid 1 leiden niet automatisch tot een succesvolle aanspraak op een uitkering uit het Profileringsfonds. Artikel 5.5 - Procedure uitreiken definitief studieadvies 1. Het definitief studieadvies wordt namens het College van Bestuur uitgebracht door het faculteitsbestuur. In het besluit wordt melding gemaakt van de geldende rechtsbeschermingsvoorziening. 2. Alvorens een negatief studieadvies wordt uitgebracht, wordt een voornemen tot BSA aan de student verzonden, waarna de student in de gelegenheid wordt gesteld gehoord te worden door of namens het faculteitsbestuur. Artikel 5.6 – Gevolgen bindend studieadvies 1. Het bindend studieadvies heeft als gevolg dat de student zich gedurende een periode van 2 volgende studiejaren ingaande op 1 september van het aansluitende collegejaar niet mag inschrijven voor de opleiding, noch voor de overige opleidingen behorend tot het cluster met verwante opleidingen. 2. Het is studenten met een bindend studieadvies niet toegestaan onderdelen voor deze opleiding via een andere opleiding of onderwijsinstelling te volgen teneinde de gevolgen van het BSA te ontlopen. Voor de op deze wijze behaalde onderdelen wordt geen vrijstelling verleend en ook anderszins worden deze onderdelen niet erkend in het kader van de opleiding. PARAGRAAF 6 OPLEIDING
TOELATING TOT DE POSTPROPEDEUTISCHE FASE VAN DE
Artikel 6.1 - Criteria toelating postpropedeutische fase 1.
Toelaatbaar tot de postpropedeutische fase van de opleiding, is de bezitter van het propedeutisch getuigschrift.
2.
In afwijking van het eerste lid is voorwaardelijk toelaatbaar de student die ten minste 45 ECTS in het eerste jaar van de propedeutische fase heeft behaald en/of in het bezit is van een voorwaardelijk positief studieadvies.
3.
De voorwaardelijke toelating geldt niet voor de minor van de opleiding. Hiervoor is het propedeutisch getuigschrift vereist.
4.
Een voorwaardelijke toelating tot de postpropedeutische fase vervalt, indien de student aan het eind van het tweede jaar van zijn inschrijving het propedeutisch 43
examen niet heeft behaald. De reeds behaalde onderdelen van de postpropedeutische fase behouden hun geldigheid. 5.
De voorwaardelijke toelating als beschreven in lid 2 van dit artikel geldt alleen voor onderdelen van het eerste jaar van de postpropedeuse (het tweede bachelorjaar). Om te kunnen deelnemen aan onderdelen van het tweede jaar van de postpropedeuse (het derde bachelorjaar) dient het propedeutisch examen met goed gevolg te zijn afgelegd.
Artikel 6.2 - Hardheidsclausule toelating postpropedeutische fase In situaties waarbij een onderwijsinhoudelijke wijziging/onderwijskundige overmacht aantoonbaar leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard, kan de Examencommissie afwijken van het in artikel 6.1 bepaalde. In dat geval moet er sprake zijn van een unieke individuele omstandigheid die zodanig onderscheidend is dat de toelating redelijkerwijs niet achterwege kan blijven. Artikel 6.3 - Studieplanning Elke student die een voorwaardelijk positief studieadvies heeft gekregen als genoemd in paragraaf 5, moet een studieplanning maken. De student moet in deze gevallen samen met de studieadviseur/mentor/aangewezen begeleider van de opleiding een studieplanning opstellen die ten minste behelst: a.
de propedeusevakken die nog niet zijn behaald met het daarbij behorende tijdpad;
b.
de postpropedeutische vakken die in aanvulling op de onder a. genoemde vakken zouden kunnen worden gevolgd.
PARAGRAAF 7 OPLEIDING
DE POSTPROPEDEUTISCHE FASE VAN DE
Artikel 7 .1 - Samenstelling postpropedeutische fase Jaar 2: Cursus
Semester
ECTS
Globalisering van de Regio (Economische Geografie 2)
1a
5
Geografische Informatiesystemen (Ruimtelijke Informatiekunde 2) Migration
1a
5
1a
5
Governance Dynamiek (Ruimtelijke Planning 3)
1b
5
Gebonden keuze: Ruimtelijke Innovatie en Evolutie (Economische Geografie 3) of Vastgoedkunde People and Place
1b
5
1b
5
Methoden van Wetenschappelijk Onderzoek
2a
5
44
Culturen van Planning (Ruimtelijke Planning 4)
2a
5
Toerisme
2a
5
Statistiek 2
2b
5
Bodem en Landschap van Nederland
2b
5
Plattelandsgeografie
2b
5
Semester 1 2a 2a 2a 2b 2b
ECTS 30 5 5 5 5 10
Jaar 3: Cursus Keuzeruimte / minor Philosophy of Social Science, Human Geography and Planning Geography, Planning and the European Union Bachelorproject SG&P (totaal 15 ECTS) Veldwerk Buitenland Bachelorproject SG&P
De student kan ter invulling van de minorruimte een keuze maken uit onderstaande mogelijkheden: - onderzoeksstage (2015-2016: pilot met maximaal 10 studenten) - een universitair of persoonlijk minorpakket bestaande uit vakken van buiten de eigen major - een studieperiode aan een buitenlandse universiteit - zelf een pakket van keuzevakken samenstellen (Opgevoerde keuzevakken die elders zijn gevolgd mogen niet elders op een diploma zijn opgenomen.) Artikel 7.2 - Vervanging en keuzeonderdelen elders: 1.
De Examencommissie kan, na een gemotiveerd verzoek van de student, voorafgaande toestemming verlenen om: a. een onderdeel van het examenprogramma te vervangen door een ander door de RUG of een andere universiteit in binnen- of buitenland aangeboden vak dat past in het examenprogramma, dan wel b. een keuzeonderdeel van het examenprogramma in te vullen met één of meer vakken die gevolgd worden of aan de RUG of een andere universiteit in binnen- of buitenland.
2.
Bij de beoordeling van het verzoek let de Examencommissie in ieder geval op samenhang van (delen van) het vakkenpakket en het niveau van de vakken.
45
PARAGRAAF 8 A.
OVERIGE PROGRAMMA’S
Minorpakket
Artikel 8 .1 – Minorpakket 1. 2.
De minorruimte kan worden ingevuld door de mogelijkheden genoemd in artikel 8.1, lid 2. Bij het volgen van een minorpakket kan worden gekozen uit: a) een universitair minorpakket; b) een persoonlijk minorpakket.
Artikel 8.2 – Universitair minorpakket 1.
Een universitair minorpakket betreft een samenhangend pakket van onderwijseenheden ter verbreding van de opleiding, te volgen bij de eigen of een andere faculteit. 2. Bij de keuze voor een universitair minorpakket ter invulling van de minorruimte van de opleiding, wordt de toestemming van de Examencommissie van de opleiding verondersteld te zijn gegeven. Artikel 8.3 – Persoonlijk minorpakket 1.
2.
Een persoonlijk minorpakket betreft een door de student zelf samen te stellen samenhangend deel van onderwijsheden, ter verdieping of verbreding van de opleiding, te volgen bij de eigen of een andere faculteit. Het persoonlijk minorpakket dient voorafgaand ter goedkeuring aan de Examencommissie van de eigen opleiding te worden voorgelegd.
Artikel 8.4 – Bevoegdheid Examencommissie minorpakket 1.
De keuze voor een bepaalde invulling van de minorruimte dient door de Examencommissie van de eigen opleiding te worden goedgekeurd, met uitzondering van invulling door middel van een universitair minorpakket conform artikel 8.2 lid 2.
2.
Voor het minorpakket dat studenten van de opleiding volgen bij andere opleidingen, faculteiten of onderwijsinstellingen is de Examencommissie bevoegd van de opleiding die het tentamen afneemt.
3.
Voor het minorpakket dat studenten van andere opleidingen, faculteiten of onderwijsinstellingen volgen, is de Examencommissie van de opleiding bevoegd.
4.
Ten aanzien van een interfacultair universitair minorpakket wordt een penvoerende Examencommissie aangewezen.
B.
Honoursprogramma
46
Artikel 8.5 - Honoursprogramma bacheloropleiding 1.
De faculteit neemt deel aan het Bachelor Honoursprogramma van het University of Groningen Honours College. Dit Bachelor Honoursprogramma maakt geen deel uit van het reguliere bachelorcurriculum.
2.
Studenten die zijn toegelaten tot een van de bacheloropleidingen van de faculteit kunnen aan het Bachelor Honoursprogramma deelnemen, indien zij worden geselecteerd door de Dean van het University of Groningen Honours College. Voor de selectieprocedure wordt verwezen naar de Onderwijs- en Examenregeling van het University of Groningen Honours College.
3.
Het Bachelor Honoursprogramma heeft een totale studielast van 45 ECTS, verdeeld over de drie bachelorjaren. Op het Bachelor Honoursprogramma, waar het facultaire verdiepende deel een onderdeel van is, is de Onderwijs- en Examenregeling van het University of Groningen Honours College van toepassing.
4.
a.
b.
C.
Het Honoursprogramma maakt geen onderdeel uit van het reguliere bachelorcurriculum. De resultaten en cijfers tellen niet mee voor de toekenning van het judicium cum laude of summa cum laude van de bacheloropleiding. In het bij het bachelordiploma behorende diplomasupplement worden ook de resultaten van het Bachelor Honoursprogramma vermeld.
Pre-masters
Artikel 8.6 – Pre-masters 1.
De faculteit biedt pre-masters aan met het oog op toelating tot een master van de faculteit.
2.
Bij deelname aan de pre-masterprogramma’s van Culturele Geografie, Economische Geografie, Population Dynamics, Real Estate Studies en de Lerarenopleiding Aardrijkskunde vindt inschrijving bij de desbetreffende bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie plaats.
3.
De Toelatingscommissie van de beoogde masteropleiding beslist over toelating tot en samenstelling van de pre-master.
4.
Ten aanzien van onderdelen van het pre-master is de Examencommissie van de opleiding, als bedoeld in artikel 1.1, lid 1, bevoegd.
5.
De bepalingen betreffende pre-masters in de Regeling Inschrijving en Collegegeld RUG zijn van toepassing.
47
PARAGRAAF 9
TENTAMENS
Artikel 9.1 - Algemeen 1.
Aan elk onderdeel van de opleiding is een tentamen verbonden.
2.
Door middel van het tentamen wordt de student op academische vorming getoetst en wordt getoetst of de student in voldoende mate de gestelde leerdoelen bereikt.
3.
Tentamencijfers worden afgerond op hele cijfers, behalve het Bachelorproject dat op halve cijfers wordt beoordeeld. Een 6 of hoger (voor het Bachelorproject 5,5 of hoger) geldt als voldoende.
Artikel 9.2 - Verplichte volgorde Aan de tentamens van de hierna te noemen onderdelen kan niet eerder worden deelgenomen dan nadat de tentamens van de daarbij vermelde onderdelen zijn behaald:
Statistiek 2 ná behalen van Statistiek 1 Bachelorproject SG&P ná Statistiek 2, Methoden van Wetenschappelijk Onderzoek en Ruimtelijke Informatiekunde 2: Geografische informatiesystemen.
De Examencommissie kan afwijken van de regels genoemd in onderhavig artikel 9.2 als door de toepassing ervan de voortgang van de studie in voorkomende gevallen in ernstige mate wordt geschaad en als redelijkerwijs kan worden verwacht dat de kandidaat voldoende voorkennis heeft. Artikel 9.3 - Tijdvakken en frequentie tentamens
1. Tot het afleggen van de tentamens van de in artikel 4.1. en artikel 7.1. genoemde onderdelen wordt per studiejaar ten minste tweemaal de gelegenheid gegeven. 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt tot het afleggen van het tentamen van een onderdeel, waarvan het onderwijs in een bepaald studiejaar niet is gegeven, in dat jaar slechts eenmaal de gelegenheid gegeven: zie bijlage 2. 3. In de studiegids en/of OCASYS worden de tijdvakken waarin de tentamens kunnen worden afgelegd vermeld. Deeltentamens kunnen ook buiten de aangegeven periode afgenomen worden. Artikel 9.4 - Beoordeling stage- of onderzoeksopdracht De beoordeling van een stage- of onderzoeksopdracht wordt verricht door een door de 48
Examencommissie aangewezen Examinator van de Faculteit Ruimtelijk Wetenschappen. Artikel 9.5 - de scriptie 1. De scriptie geldt in beginsel voor één RUG-opleiding. Een (gedeeltelijke) vrijstelling voor de scriptie bij een opleiding, op grond van een scriptie voor een andere opleiding is ter beoordeling van de Examencommissie. 2. De toetsing van de scriptie wordt verricht door ten minste twee examinatoren. 3. Artikel 10.1, lid 7 inzake de bewaartermijn van de scriptie is van toepassing. 4. Er wordt tweemaal per jaar de gelegenheid geboden tot het starten met de scriptie. 5. Het tijdvak of de tijdvakken waarin de gelegenheid tot het maken hiervan wordt geboden, wordt in de studiegids en/of OCASYS bekendgemaakt. 6. Nadere regels over de vorm, de inhoud, het tijdpad en de beoordeling van de scriptie zijn opgenomen in de Handleiding Bachelorproject. 7. Indien aan het einde van het tijdvak de scriptie naar het oordeel van de beoordelaar(s) niet als voldoende aangemerkt kan worden, is er éénmaal de gelegenheid om binnen een door de opleiding vastgestelde periode door middel van een reparatieopdracht alsnog tot een voldoende te komen. Voor deze reparatieopdracht wordt maximaal een 6,0 gegeven. 8. Uitsluitend de Examencommissie kan, op schriftelijk verzoek van de student, afwijken van het in de voorgaande leden van dit artikel bepaalde. 9. Om in aanmerking te komen voor begeleiding en beoordeling van de (eind)scriptie van de opleiding dient de student aan de volgende eisen te hebben voldaan: – hij heeft ten minste 60 ECTS aan postpropedeutische onderdelen met succes afgerond; – zijn bachelorprogramma is goedgekeurd door de Examencommissie, indien vereist op grond van paragraaf 7; - Daarnaast geldt dat de in artikel 9.2 genoemde cursussen afgerond dienen te zijn. Artikel 9.6 - Vorm van de tentamens 1. De tentamens worden afgelegd op de in OCASYS vermelde wijze. 2. Op verzoek van de student kan de Examencommissie toestaan dat een tentamen op een andere wijze dan vorenbedoeld wordt afgelegd. 3. Bij elke cursus wordt een oefenversie van het tentamen beschikbaar gesteld. Artikel 9.7 - Verzoek buitenreguliere tentamenmogelijkheid 49
1.
Een student kan de Examencommissie verzoeken om aan hem een buitenreguliere tentamenmogelijkheid toe te kennen.
2.
Een dergelijk verzoek kan worden toegewezen, indien de student door bijzondere omstandigheden het betreffende tentamen niet heeft gehaald en het niet toekennen van een buitenreguliere tentamenmogelijkheid onaanvaardbare studievertraging oplevert.
3.
Voor het toekennen van een buitenreguliere tentamenkans voor het laatste onderdeel van de opleiding gelden de navolgende criteria: - het moet gaan om het laatste te behalen studieresultaat; - de studievertraging bedraagt bij het niet toekennen van de buitenreguliere tentamenmogelijkheid ten minste een semester; - de examinandus moet hebben deelgenomen aan de laatste twee reguliere tentamenmogelijkheden van het vak waarvoor hij een buitenreguliere tentamenmogelijkheid aanvraagt, en daarop tenminste de cijfers 4 en 5 hebben behaald.
Artikel 9.8 - Bevoegde Examencommissie keuzeonderdelen andere opleiding 1.
Een verzoek tot een keuzeonderdeel bij een andere opleiding dient goedgekeurd te worden door de Examencommissie van de eigen opleiding.
2.
Ten aanzien van de tentaminering van, en bij verzoeken voor een afwijkende tentamenregeling voor, een keuzeonderdeel bij een andere opleiding, is de Examencommissie van die andere opleiding bevoegd. Artikel 9.9 lid 2 is van toepassing.
Artikel 9.9 - Tentamens en functiestoornis 1.
Aan studenten met een functiestoornis wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze af te leggen. De Examencommissie wint zo nodig deskundig advies in bij de studentendecaan van het Studenten Service Centrum (SSC) alvorens te beslissen.
2.
Bij het afleggen van een tentamen van een keuzeonderdeel bij een andere opleiding door een student met een functiestoornis houdt de Examencommissie van die andere opleiding zich aan de voorzieningen zoals deze worden toegestaan door de Examencommissie van de opleiding waarvoor de student staat ingeschreven.
Artikel 9.10 - Mondelinge tentamens 1. Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk getentamineerd, tenzij de Examencommissie anders heeft bepaald. 2.
Het mondeling afnemen van een tentamen is openbaar, tenzij de Examencommissie of de desbetreffende Examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de student daar niet mee instemt. 50
3. Mondelinge tentamens zijn alleen geldig als hiervoor toestemming is gegeven door de Examencommissie. 4. Bij mondelinge tentamens zijn altijd twee examinatoren aanwezig. Artikel 9.11 - Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag 1. De Examinator stelt terstond na het afnemen van een mondeling tentamen de uitslag vast en reikt de student desgevraagd een verklaring uit. 2.
De Examinator stelt de uitslag van een schriftelijk tentamen vast binnen tien werkdagen na de dag waarop het is afgelegd en verschaft de administratie van de faculteit de nodige gegevens ten behoeve van registratie van de uitslag in Progress.
3.
Voor een op andere wijze dan mondeling of schriftelijk af te leggen tentamen bepaalt de Examencommissie tevoren op welke wijze en binnen welke termijn de student de uitslag zal ontvangen.
4.
Bij het bekendmaken van de uitslag van een tentamen wordt de student gewezen op het inzagerecht, bedoeld in artikel 9.13, eerste lid, alsmede op de beroepsmogelijkheid.
Artikel 9.12 - Geldigheidsduur 1.
De geldigheidsduur van behaalde onderdelen is onbeperkt.
2.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan de Examencommissie voor een onderdeel, waarvan het tentamen langer dan zes jaar geleden is behaald, een aanvullend dan wel vervangend tentamen opleggen, alvorens de student wordt toegelaten tot het afleggen van het desbetreffende examen.
3.
Deeltoetsen en opdrachten die zijn behaald binnen een onderdeel dat niet met goed gevolg is afgelegd, vervallen na het studiejaar waarin zij zijn behaald. Een examinator kan hier van afwijken.
Artikel 9.13 - Inzagerecht 1. De tentamens liggen gedurende zes weken na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen ter inzage bij de Student Support Desk. Ook tentamens die digitaal zijn afgenomen kunnen worden ingezien. 51
2. Gedurende de in het eerste lid genoemde termijn kan de student die aan het tentamen heeft deelgenomen kennis nemen van vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. 3. De Examencommissie kan bepalen, dat de inzage of de kennisneming geschiedt op een vaste plaats en op tenminste twee vaste tijdstippen. Indien de betrokken student aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op een aldus vastgestelde plaats en tijdstip te verschijnen, wordt hem een andere mogelijkheid geboden, zo mogelijk binnen de in het eerste lid genoemde termijn. Artikel 9.14 - Examencommissie en Examinatoren 1.
De Examencommissie is het onafhankelijk orgaan dat vaststelt of een student de kennis, het inzicht en de vaardigheden bezit die nodig zijn voor het verkrijgen van de graad.
2.
Het faculteitsbestuur benoemt de leden op basis van hun deskundigheid op het terrein van de opleiding (of groep van opleidingen).
3.
Regels ten aanzien van de samenstelling van de Examencommissie zijn opgenomen in het Handboek voor Examencommissies van de RUG.
4.
Voor het afnemen van tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan, wijst de Examencommissie Examinatoren aan.
5.
De Examencommissie stelt Regels en Richtlijnen van de Examencommissie vast.
Artikel 9.15 - Fraude en plagiaat 1.
Onder fraude wordt verstaan het handelen of nalaten van een student waardoor een juist oordeel over zijn of andermans kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk wordt.
2.
Onder fraude wordt tevens het plegen van plagiaat verstaan, hetgeen het overnemen van andermans werk zonder correcte bronvermelding is. Onder (zelf)plagiaat wordt ook verstaan het opnieuw indienen van eigen werk van een andere cursus.
3.
Indien een student fraudeert, kan de Examencommissie hem het recht ontnemen een of meer tentamens of examens af te leggen gedurende ten hoogste een jaar.
4.
Bij ernstige fraude kan de Examencommissie het College van Bestuur voorstellen de inschrijving voor de opleiding van de student definitief te beëindigen.
52
5.
De Examencommissie legt haar handelwijze bij fraude vast in de Regels en Richtlijnen.
Artikel 9.16 – Ongeldig tentamen Indien er sprake is van zodanige onregelmatigheden ten aanzien van een tentamen, dat een juist oordeel over de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de examinandus onmogelijk is gebleken, kan de Examencommissie het tentamen ongeldig verklaren voor zowel de examinandus als een groep van examinandi. Artikel 9.17 - Iudicium Abeundi 1.
In geval van ernstig laakbare gedragingen en/of uitlatingen van een student kan het College van Bestuur in bijzondere gevallen na advies van de Examencommissie of van het faculteitsbestuur de inschrijving van een student beëindigen, nadat een zorgvuldige afweging van alle belangen van de student en van de instelling heeft plaatsgevonden en nadat aannemelijk is geworden dat de student door zijn/haar gedragingen en/of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door hem/haar gevolgde studie opleidt, dan wel voor de praktische voorbereiding op die beroepsopleiding.
2.
Het hieromtrent bepaalde in de Regeling Inschrijving en Collegegeld van de RUG is van toepassing.
PARAGRAAF 10 HET EXAMEN Artikel 10.1 – Examen vaststelling 1.
Aan de opleiding is een examen verbonden ter afsluiting hiervan.
2.
De Examencommissie stelt de uitslag van het examen vast zodra de student de voor het examen benodigde tentamens heeft behaald, waarmee hij tevens de benodigde academische vorming heeft verworven.
3.
Alvorens de uitslag van het examen vast te stellen kan de Examencommissie een onderzoek instellen naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student met betrekking tot een of meer onderdelen of aspecten van de opleiding, indien en voor zover de uitslagen van de desbetreffende tentamens daartoe aanleiding geven.
4. Met de vaststelling van de uitslag van het examen draagt de Examencommissie tevens zorg voor een spoedige afhandeling van de buluitreiking.
5. Indien de student de datum van zijn afstuderen wil uitstellen in verband met nog extra af te leggen tentamens, dient hij de Examencommissie tijdig schriftelijk hiertoe te verzoeken. 6. De datum van afstuderen is de datum waarop het afsluitend examen is behaald, 53
zoals vastgesteld door de Examencommissie conform het bepaalde in lid 2, en niet de datum waarop de bul wordt uitgereikt. 7. Het examen bedoeld in lid 1 dat met goed gevolg is afgelegd en de met het oog daarop vervaardigde werkstukken worden door het faculteitsbestuur gedurende een periode van ten minste 7 jaar bewaard. Artikel 10.2 – Getuigschrift 1. Ten bewijze dat het examen met goed gevolg is afgelegd, wordt door de Examencommissie een getuigschrift uitgereikt. Per opleiding wordt één getuigschrift uitgereikt, ook al rondt de student meerdere programma’s van de opleiding af. Artikel 3.5 is van toepassing. 2. De Examencommissie voegt aan het getuigschrift het Internationaal Diploma Supplement toe. 3. Indien van toepassing, worden de resultaten van het Bachelor Honoursprogramma in het bij het bachelordiploma behorende diplomasupplement vermeld. Artikel 10.3 - Graad 1. Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad “Bachelor of Science” verleend. 2. De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen vermeld. Artikel 10.4 - Judicium 1.
De Examencommissie beoordeelt of aan het bachelorgetuigschrift een onderscheiding wordt toegekend.
2.
Hierbij dient aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan: a) Het cijfer voor de scriptie moet voldoen aan de volgende minima: i. ii.
‘Cum laude’: het cijfer voor de scriptie of thesis is tenminste 8,0; ‘Summa cum laude’: het cijfer voor de scriptie of thesis is tenminste 9,0.
b) Het onafgeronde gewogen gemiddelde van alle onderwijseenheden, exclusief de scriptie, van het door de Examencommissie goedgekeurde examenprogramma is i. ii.
groter dan of gelijk aan 8,0 voor ‘Cum laude’; groter dan of gelijk aan 9,0 voor ‘Summa cum laude’.
54
3.
Geen judicium wordt toegekend indien de omvang van de vrijstellingen in ECTS meer dan de helft van het totale aantal ECTS van de opleiding bedraagt.
4.
Voor het behalen van enig judicium geldt dat het tentamen van een onderwijseenheid slechts eenmaal afgelegd mag zijn.
5.
Voor het behalen van een judicium geldt dat voor geen enkel vak een cijfer lager dan 7,0 is behaald.
6.
Voor het behalen van een judicium geldt als voorwaarde dat er geen beslissing is van de Examencommissie inhoudende dat de student, vanwege vastgestelde fraude/plagiaat, niet meer in aanmerking komt voor een judicium.
7.
In bijzondere gevallen kan de Examencommissie afwijken van het bepaalde in de leden 2 tot en met 6 van dit artikel.
8.
Voor studenten die vóór 1 september 2010 met de opleiding zijn gestart blijft de Judiciumregeling van kracht die voor hen gold op 31 augustus 2010.
Artikel 10.5 – Toetsplan Er is een door het faculteitsbestuur vastgesteld toetsplan. Dit toetsplan bevat de volgende onderwerpen: 1. 2. 3. 4. 5.
de eindtermen van de opleiding; de curriculumonderdelen en leerdoelen van ieder curriculumonderdeel; de relatie tussen curriculumonderdelen en eindtermen; de toegepaste toetsvorm en de toetsmomenten per onderdeel; de gehanteerde opstellingsprocedures, beoordelingsprocedures en beoordelingscriteria; 6. de verantwoordelijken voor de uitvoering van de verschillende onderdelen van het toetsbeleid; 7. de wijze van periodieke evaluatie. PARAGRAAF 11
STUDIEBEGELEIDING
Artikel 11.1 - Studievoortgangsadministratie De individuele studieresultaten zijn door de student te raadplegen via ProgressWWW. Artikel 11.2 – Studiebegeleiding De faculteit draagt zorg voor de introductie en de studiebegeleiding van de studenten die voor de opleiding zijn ingeschreven, mede ten behoeve van hun voortgang tijdens de studie en oriëntatie op mogelijke studiewegen in en buiten de opleiding.
PARAGRAAF 12
OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
55
Artikel 12.1 - Wijzigingen 1. Wijzigingen van deze regeling worden door het faculteitsbestuur, gehoord de opleidingscommissie en na overleg met, en waar nodig met instemming van, de faculteitsraad, bij afzonderlijk besluit vastgesteld. 2. Een wijziging van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad. 3. Een wijziging kan voorts niet ten nadele van studenten van invloed zijn op enige andere beslissing, die krachtens deze regeling door de Examencommissie is genomen ten aanzien van een student.
Artikel 12.2 - Bekendmaking 1. Het faculteitsbestuur draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling, alsmede van elke wijziging hiervan. 2. Elke belangstellende kan op het faculteitsbureau een exemplaar van deze OER verkrijgen. De bedoelde stukken zijn digitaal toegankelijk op de facultaire website via ‘my university’.
Artikel 12.3 - Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op 1 september 2015. Bijlage 1: Ingevolge de prestatieafspraken bestaat het academisch jaar aan de RUG vanaf collegejaar 2013-2014 uit 40 onderwijsweken. Faculteiten dienen zich hieraan te conformeren. Uit deze afspraak volgt dat in de propedeuse 12 contacturen per week geprogrammeerd moeten zijn (480 in totaal). Daartoe is onderstaand schema gemaakt, dat uitgaat van 40 weken onderwijsactiviteit per jaar. Hieronder vallen ook tentamen/examenperiodes. De afspraken zijn verder uitgewerkt als volgt: 1. 2.
Een contactuur is een onderwijsuur waarbij een docent fysiek aanwezig is. Een docent is een persoon die onderwijs verzorgt in dienst van de onderwijsinstelling (inclusief studentassistenten en tutoren).
3.
Onder contacttijd vallen onder meer hoor‐ en werkcolleges, studiebegeleiding, stagebegeleiding, practica, tentamens en examens en ook studieloopbaanbegeleiding voor zover de instelling die voor alle studenten heeft geprogrammeerd
56
4.
Overige gestructureerde uren zijn alle overige uren die door de instelling zijn geprogrammeerd, waarbij er of a) sprake is van contact tussen studenten onderling, of b) sprake is van fysieke aanwezigheid van een docent, of c) sprake is van virtueel contact met een docent
5.
Zelfstudie of het alleen bekijken van (virtueel) beeldmateriaal, behoren dus niet tot de overige gestructureerde uren of de contacturen.
6.
Tijd voor zelfstudie, stages/werkplekleren en (onbegeleide) tijd voor afstudeeronderzoek en scriptie behoort niet tot de contacttijd, ook al is dit wel tijd die de student aan zijn opleiding besteedt.
Bachelor jaar 1 Contacttijd
Aantal contacturen per jaar
Hoorcolleges
398
Werkcolleges en practica
90
Studiebegeleiding
8
Stagebegeleiding
0
Tentamens
36
Studieloopbaanbegeleiding
0
(ingeprogrammeerd voor alle studenten) Overige gestructureerde uren
0
Totaal
532
Bijlage 2: overgangsbepalingen
57
Overgangsregelingen Sociale Geografie en Planologie 2014 - 2015
Opgesteld en vastgesteld door de Examencommissie 10 februari 2015
1. Een nieuw programma vanaf 2015-2016
Wat verandert er? Alle Bacheloropleidingen aan de Rijksuniversiteit Groningen gaan op een andere manier vorm worden gegeven. Om de concurrentie tussen vakken te verminderen, met de hoop dat het studierendement van studenten omhoog gaat, worden alle opleidingen zodanig ingericht dat er per studiejaar nog 8 vakken worden aangeboden (dit was 12). Dit nieuwe systeem wordt voor de bacheloropleidingen van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen, zowel voor Sociale Geografie en Planologie als voor Technische Planologie, in 2015-2016 ingevoerd.
De invoering van het nieuwe programma op basis van 8 eindcijfers per jaar gebeurt gefaseerd. Vanaf september 2015 wordt alleen de propedeuse volgens het nieuwe format aangeboden, vanaf 2016 ook het 2e jaar en tenslotte volgt het 3e jaar van de studie in 2017.
Voor Sociale Geografie en Technische Planologie wordt het nieuwe programma zodanig vormgegeven dat er per onderwijsblok één van 10 punten wordt aangeboden en één vak van 5 punten. In de tabel hieronder zie je de verandering schematisch weergegeven.
2014-2015
2015-2016 58
1a
1b
2a
2b
1a
1b
2a
2b
5 ECTS
5 ECTS
5 ECTS
5 ECTS
5 ECTS
5 ECTS
5 ECTS
5 ECTS
10 ECTS
10 ECTS
10 ECTS
10 ECTS
5 ECTS
5 ECTS
5 ECTS
5 ECTS
5 ECTS
5 ECTS
5 ECTS
5 ECTS
Overgangsregelingen De invoering van dit nieuwe programma betekent dat een aantal vakken uit het eerste jaar vanaf 2015-2016 vervallen en dat er nieuwe vakken worden aangeboden. Omdat deze vakken in een ander ritme worden aangeboden zijn er overgangsregelingen nodig voor degenen die in 2014-2015 één of meerdere vakken niet met voldoende resultaat hebben afgerond. Dit document beschrijft de overgangsgregelingen voor de eerstejaarsvakken Sociale Geografie en Planologie die in het jaar 2014-2015 zijn aangeboden. Aan het begin van studiejaar 2015-2016 volgt een vergelijkbaar document waarin de overgangsregelingen voor de tweedejaarsvakken worden uitgelegd.
2. Uitgangspunten overgangsregelingen Het uitgangspunt bij de overgangsregelingen is dat de eindkwalificaties van de opleiding gehaald worden. Met andere woorden, er mag geen gat vallen in de thema’s / methoden en benaderingen die in het in 2014-2015 gestarte bachelorprogramma worden aangeboden. Dit uitgangspunt wordt gerealiseerd met de volgende basisregels voor de overgangsregelingen: 1) Er wordt 1 extra tentamenmogelijkheid aangeboden voor vakken die niet in hun huidige vorm blijven bestaan. Deze extra tentamenmogelijkheid kan echter niet als enige toets voor een vak gelden als er ook andere toetsvormen (meestal opdrachten) gelden. Voor deze onderdelen van de toetsing worden per vak overgangsregelingen aangegeven (zie deel 3). 2) Mochten studenten na de extra tentamenmogelijkheid een vak nog niet hebben afgerond, dan moet er een gerelateerd vak uit het nieuwe programma gevolgd worden.
3) De nieuwe vakken leveren in veel gevallen 10 ECTS op in plaats van 5 ECTS. Als dit het geval is mogen de extra verdiende 5 ECTS, alleen als onderdeel van deze overgangsregeling, ingezet worden in de keuzevakruimte in jaar 3 van de bacheloropleiding. Een student mag maximaal één keer gebruik maken van deze regeling. 4) Verplichte vakken waarvoor geen vervangend vak is aan te wijzen kennen één extra tentamenkans zoals aangegeven onder 1. Mocht het vak na deze extra tentamenkans niet gehaald zijn dan kan het alleen in het kader van deze overgansgregeling vervangen worden door een keuzevak. De verplichting om het volledige programma van 180 ECTS te voltooien blijft bestaan. 5) Voor keuzevakken die vervallen bestaan geen overgangsregelingen, studenten zijn aangewezen op een ander vervangend keuzevak. 59
Examencommissie De overgangsregelingen zijn met zorg samengesteld en vastgesteld door de Examencommissie. Er kunnen echter afwijkingen ontstaan van de regelingen in dit document door onvoorziene gebeurtenissen. Waar nodig beslist de Examencommissie over vakspecifieke of studentspecifieke overgangsregelingen die afwijken van de regelingen in dit document.
3. Overgangsregelingen per vak (jaar 1, 2014-2015) Het eerstejaarsprogramma 2014-2015 SG&P jaar 1
1A
1B
2A
2B Regio in Kwestie: Amerika
5 EC
Culturele Geografie
Population Dynamics
Fysische Geografie van de Wereld
5 EC
Economische Geografie 1: Grote Theorieën & Actuele Thema’s
Ruimtelijke Planning 2: the Urban Challenge
Ruimtelijke Informatiekunde 1: Data & Cartografie
Geografie & Planologie van Nederland
5 EC
Denken over Geografie & Planologie
Inleiding Wetenschappelijk Onderzoek (IWO)
Statistiek 1
Economie
Het eerstejaarsprogramma 2015-2016 SG&P jaar 1
10 EC
1A Urbanism and Planning (RP 1)
5 EC
Denken over Geografie en Planologie
1B
2A
2B
Economische Geografie
GIS
Population Geographies
Statistiek 1
Inleiding Wetenschappelijk Onderzoek (IWO)
Ruraal-urbane Relaties
Overgangsregelingen per vak 1) Culturele Geografie (5 ECTS) - De inhoud van dit vak sluit het meest aan bij het nieuwe vak Population Geographies (10 ECTS)
60
- Er wordt één extra tentamenmogelijkheid aangeboden in periode 1b van het studiejaar 2015-2016. - Voor zover mogelijk zullen er videocolleges beschikbaar zijn via Nestor. - De beoordeling voor de opdrachten blijft geldig tot en met de extra tentamenmogelijkheid in 2015-2016. Een onvoldoende beoordeling van de opdrachten kan gecompenseerd worden in de extra tentamenmogelijkheid. - Als het vak na de extra tentamenmogelijkheid niet is gehaald, geldt het gehele vak Population Geographies (10 ECTS) als vervanging. 2) Economische Geografie 1: Grote Theorieën & Actuele Thema’s (5 ECTS) - De inhoud van dit vak sluit het meest aan bij het nieuwe vak Economische Geografie (10 ECTS) - Er wordt één extra tentamenmogelijkheid aangeboden in periode 2b van het studiejaar 2014-2015 - Voor zover mogelijk zullen er videocolleges beschikbaar zijn via Nestor. - De beoordeling voor de opdrachten blijft geldig tot en met de extra tentamenmogelijkheid in 2014-2015. Een onvoldoende beoordeling van de opdrachten kan gecompenseerd worden in de extra tentamenmogelijkheid. - Als het vak na de extra tentamenmogelijkheid niet is gehaald, geldt het gehele vak Economische Geografie (10 ECTS) als vervanging. 3) Denken over Geografie en Planologie (5 ECTS) - Dit vak blijft in zijn huidige vorm bestaan en er is dus geen overgangsregeling van toepassing.
4) Population Dynamics (5 ECTS) - De inhoud van dit vak sluit het meest aan bij het nieuwe vak Population Geographies (10 ECTS) - Er wordt één extra tentamenmogelijkheid aangeboden op in periode 1b van het studiejaar 2015-2016. - Voor zover mogelijk zullen er videocolleges beschikbaar zijn via Nestor. - De beoordeling voor de opdrachten blijft geldig tot en met de extra tentamenmogelijkheid in 2015-2016. Voor degenen die een onvoldoende beoordeling hebben op de opdrachten wordt een individuele oplossing gezocht. Neem hiervoor contact op met de docent. - Als het vak na de extra tentamenmogelijkheid niet is gehaald, geldt het gehele vak Population Geographies (10 ECTS) als vervanging.
61
5) Ruimtelijke Planning 2: the Urban Challenge (5 ECTS) - De inhoud van dit vak sluit het meest aan bij het meest aan bij het nieuwe vak Urbanism and Planning (RP1) (10 ECTS) - Er wordt één extra tentamenmogelijkheid aangeboden in periode 2b van het studiejaar 2014-2015. - Voor zover mogelijk zullen er videocolleges beschikbaar zijn via Nestor. - De beoordeling voor de opdrachten blijft geldig tot en met de extra tentamenmogelijkheid in 2014-2015. Voor degenen die een onvoldoende beoordeling hebben op de opdrachten wordt een individuele oplossing gezocht. Neem hiervoor contact op met de docent. - Als het vak na de extra tentamenmogelijkheid niet is gehaald, geldt het gehele vak Urbanism and Planning (RP1) (10 ECTS) als vervanging. 6) IWO (5 ECTS) - Dit vak blijft in zijn huidige vorm bestaan en er is dus geen overgangsregeling van toepassing. - In 2015-2016 wordt dit vak in het blok 2a aangeboden. - Om verdere studievertraging tegen te gaan geldt er in 2015-2016 geen ingangseis voor MWO. 7) Fysische Geografie van de Wereld (5 ECTS) - Dit vak wordt verplaatst naar het 2e jaar en wordt daardoor in het jaar 2015-2016 niet aangeboden. - Studenten die het vak in 2014-2015 niet afronden zijn aangewezen op de het vak Fysische Geografie dat in 2016-2017 wordt aangeboden. - Voor dit specifieke vak wordt een eenmalige uitzondering gemaakt voor de BSA-eis om de propedeuse in 2 jaar af te ronden. 8) Ruimtelijke Informatiekunde 1: Data & Cartografie (5 ECTS) - De inhoud van dit vak sluit het meest aan bij het nieuwe vak GIS (10 ECTS) - Er wordt één extra tentamenmogelijkheid aangeboden in periode 2b van het studiejaar 2014-2015. - De beoordeling voor de opdrachten blijft geldig tot en met de extra tentamenmogelijkheid in 2014-2015. Voor degenen die een onvoldoende beoordeling hebben op de opdrachten wordt een individuele oplossing gezocht. Neem hiervoor contact op met de docent. - Mocht een student dit vak niet gehaald hebben op 1 september 2015, dan is er niet voldaan aan de ingangseis van ‘Ruimtelijke informatiekunde 2: geografische informatie systemen’ en kan dat vak niet gevolgd worden. Het nieuwe vak GIS (in 2a) geldt in dit geval als vervanging voor zowel Ruimtelijke informatiekunde 1: data & cartografie als Ruimtelijke informatiekunde 2: geografische informatie systemen. 62
9) Statistiek 1 (5 ECTS) - Dit vak blijft in zijn huidige vorm bestaan en er is dus geen overgangsregeling van toepassing. - In 2015-2016 wordt dit vak in het blok 1b aangeboden. 10) Regio in Kwestie: Amerika (5 ECTS) - Dit vak blijft in zijn huidige vorm bestaan en er is dus geen overgangsregeling van toepassing. - In 2015-2016 wordt dit vak als keuzevak aangeboden in 1b. 11) Geografie & Planologie van Nederland (5 ECTS) - Dit vak vervalt en wordt dus na het studiejaar 2014-2015 niet meer aangeboden. - Het nieuwe vak Ruraal-Urbane Relaties is inhoudelijk verwant aan dit vak en kan als vervanging dienen. Dit vak wordt in 2015-2016 aangeboden in periode 2B. 12) Economie (5 ECTS) - De inhoud van dit vak sluit het meest aan bij het nieuwe vak Economische Geografie (10 ECTS) - Er wordt één extra tentamenmogelijkheid aangeboden in periode 1a van het studiejaar 2015-2016 - Voor zover mogelijk zullen er videocolleges beschikbaar zijn via Nestor. - Als het vak na de extra tentamenmogelijkheid niet is gehaald, geldt het gehele vak Economische Geografie (10 ECTS) als vervanging.
4. Overzicht extra tentamenmogelijkheden Voor veel vakken voorziet de overgangsregeling in het aanbieden van een extra tentamenmogelijkheid. Deze zijn zo gepland, dat de studielast verdeeld is en dat je op tijd weet of je een vervangend vak uit het nieuwe programma moet volgen. Hieronder volgt de planning van de extra tentamenmogelijkheden. De precieze data van deze tentamens worden zo spoedig mogelijk bekend gemaakt. Let op: Deze extra mogelijkheden vallen zowel in het lopende studiejaar 2014-2015 als in het komende studiejaar 2015-2016 2014-2015 2b
2015-2016 1a
Ruimtelijke Informatiekunde 1: Economie Data & Cartografie
1b
2a
Population Dynamics
63
2b
Ruimtelijke Planning 2: the Urban Challenge
Culturele Geografie
Economische Geografie 1: Grote Theorieën & Actuele Thema’s
18.2 Technische Planologie
Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen
Onderwijs- en Examenregeling (OER) 64
Bacheloropleiding Technische Planologie
voor het studiejaar 2015-2016
Inhoud:
3
Algemene bepalingen………………………………………………………pagina 3
4
Vooropleiding en toelating………………………………….……………pagina 5
3
Inhoud en inrichting van de opleiding………………….……………pagina 7
4
De propedeutische fase van de opleiding……………..…………..pagina 10
5
Studieadvies………………………………………………………………….pagina 11
6
Toelating tot de postpropedeutische fase van de opleiding...pagina 14
65
7
De postpropedeutische fase van de opleiding….………………..pagina 16
8
Overige programma’s…………………………………………………….pagina 17
9
Tentamens ……………………………………………………………….…..pagina 19
10
Het examen………………………………………………….……………….pagina 24
11
Studiebegeleiding………………………………………………………….pagina 26
12
Overgangs- en slotbepalingen……………………….………………..pagina 26
Bijlage 1……………………………..………………….…………………....pagina 28
Bijlage 2……..……………………..………………….……………………..pagina 29 In de Onderwijs- en Examenregeling (OER) zijn de specifieke rechten en plichten opgenomen die per opleiding van de Rijksuniversiteit Groningen gelden voor zowel student als opleiding. In het (algemene universitaire) Studentenstatuut staan de rechten en plichten die voor alle studenten gelden.
Deze regeling is vastgesteld door het bestuur van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen op 30 juni 2015 met instemming van de faculteitsraad op de daartoe wettelijk bepaalde onderdelen d.d. 18 juni 2015.
66
PARAGRAAF 1 - ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1.1 - Toepasselijkheid van de OER 2.
Deze regeling geldt voor het studiejaar 2015-2016 en is van toepassing op het onderwijs, de toetsen en de examens van de bacheloropleiding Technische Planologie met CROHO-opleidingscode 56194 , hierna te noemen: de opleiding, en op alle studenten die voor de opleiding staan ingeschreven.
2.
De opleiding wordt verzorgd binnen de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen, hierna te noemen: de faculteit.
3.
Deze OER is ook van toepassing op studenten van andere opleidingen, faculteiten of onderwijsinstellingen, voor zover ze onderdelen van de opleiding waar deze OER voor geldt volgen, al dan niet in de vorm van een door de faculteit aangeboden minor.
4.
Voor de onderdelen of de minor die studenten van de opleiding, als bedoeld in lid 1, volgen bij andere opleidingen, faculteiten of onderwijsinstellingen, geldt de OER van die andere opleiding, faculteit of instelling.
5.
Op studenten die een pre-masterprogramma als bedoeld in artikel 8.6, lid 1, volgen, zijn uitsluitend de volgende bepalingen in deze OER van toepassing: art. 1.1 lid 1, lid 4 en lid 5, art. 1.2, art. 3.1 tot en met 3.3, art. 3.4 lid 3, art. 3.8, art. 8.6, art. 9.1, art. 9.3, art. 9.6 tot en met 9.17, art. 11 en art. 12.
Artikel 1.2 - Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: bb. de wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW); cc. student: degene die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en de examens van de opleiding. Waar in de OER de student als ‘hij’ wordt aangeduid, wordt tevens ‘zij’ bedoeld; dd. opleiding: de bacheloropleiding genoemd in artikel 1.1 van deze regeling, bestaande uit een samenhangend geheel van onderwijseenheden; ee. onderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding, in de zin van artikel 7.3 van de wet, opgenomen in OCASYS; ff. OCASYS: het onderwijscatalogussysteem van de Rijksuniversiteit Groningen; gg. ECTS: studiepunt als bedoeld in artikel 7.4 van de wet, waarmee de omvang van het onderdeel van de opleiding wordt uitgedrukt. 1 ECTS staat gelijk aan 28 uur studeren; hh. propedeuse: de propedeutische fase van de bacheloropleiding, bedoeld in artikel 7.8 van de wet; ii. postpropedeuse: het gedeelte van de bacheloropleiding dat volgt op de propedeutische fase; jj. studievoortgangsoverzicht: een schriftelijk resultatenoverzicht met de daarbij behorende ECTS, dat per e-mail aan de student wordt verstuurd; kk. voorlopig studieadvies: een voorlopig studieadvies verbonden aan een studievoortgangsoverzicht, dat gegeven wordt halverwege het studiejaar;
67
ll. definitief studieadvies: een studieadvies, dat gegeven wordt aan het einde van het eerste studiejaar, dat kan luiden: negatief, voorwaardelijk positief en positief. Zulks conform artikel 7.8b lid 1 van de wet; mm. bindend studieadvies: een negatief studieadvies dat bindend is voor de student, inhoudende een afwijzing voor de opleiding. Zulks conform artikel 7.8b, lid 3 van de wet; nn. major: het geheel van verplichte onderwijseenheden in de propedeutische- en postpropedeutische fase; oo. minorruimte: de geprogrammeerde ruimte voor differentiatie binnen de opleiding; pp. minorpakket: samenhangend pakket van onderwijseenheden die in de minorruimte gevolgd kunnen worden; qq. universitair minorpakket: het minorpakket ter verbreding van de opleiding, te volgen bij de eigen of een andere faculteit; rr. persoonlijk minorpakket: het minorpakket door de student zelf samen te stellen , ter verdieping of verbreding van de opleiding, te volgen bij de eigen of een andere faculteit; ss. toets of tentamen: een onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student, alsmede de beoordeling van de uitkomsten daarvan; tt. examen: het propedeuse- of afsluitend bachelorexamen van de opleiding dat met goed gevolg is afgelegd, als aan alle verplichtingen van respectievelijk de gehele propedeuse- of bacheloropleiding is voldaan; uu. studiejaar: het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende jaar; vv. semester: deel van het studiejaar, beginnend op 1 september en eindigend op een door het College van Bestuur te bepalen datum, dan wel beginnend op een door het College van Bestuur te bepalen datum en eindigend op 31 augustus; ww. practicum: een praktische oefening, als bedoeld in artikel 7.13 van de wet, in een van de volgende vormen: - het maken van een scriptie; - het maken van een werkstuk of een proef-ontwerp; - het uitvoeren van een onderzoeksopdracht; - het deelnemen aan veldwerk of een excursie; - het doorlopen van een stage; - het deelnemen aan een andere onderwijsleeractiviteit, die gericht is op het bereiken van bepaalde vaardigheden. xx. Examencommissie: het onafhankelijk orgaan belast met de taken en bevoegdheden als vermeld in de artikelen 7.11, 7.12 ,7.12b en 7.12 c van de wet, waaronder de beoordeling of aan de eisen van het afsluitend examen is voldaan; yy. Toelatingscommissie: de commissie die namens het faculteitsbestuur over de toelating tot de opleiding beslist; zz. vwo-diploma: het diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, conform art. 13, lid 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs, dan wel art. 7 van de Wet voortgezet onderwijs BES. aaa. Examinator: degene die door de Examencommissie is aangewezen voor het afnemen van tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan. bbb. Opleidingscommissie: het adviesorgaan dat de taken uitoefent als omschreven in artikel 9.18 van de wet. De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent. 68
PARAGRAAF 2
VOOROPLEIDING EN TOELATING
Artikel 2.1 - Toelating tot de opleiding 1. Toelating tot de opleiding geeft een VWO-diploma inclusief wiskunde A of B in elk profiel. 2. Degene die niet een vwo-diploma heeft, maar wel een gelijkwaardig diploma dat op grond van de wet of op grond van artikel 2.1, toegang geeft, kan pas worden ingeschreven voor de opleiding nadat is aangetoond dat hij of zij voldoende kennis op het niveau van het vwo-eindexamen bezit van de volgende vakken van het verplichte vwo-profiel: Wiskunde, A of B 3. Deficiënties in de vooropleiding kunnen worden vervuld door het afleggen van de desbetreffende toetsen. De Examencommissie kan in bijzondere gevallen een examinator in het desbetreffende vak belasten met het afnemen van een of meer toetsen. Artikel 2.2 - Toelating tot de opleiding met een propedeuse van het hbo, het wo of de OU 1. De opleiding is niet automatisch toegankelijk voor studenten zonder vwo-diploma die in het bezit zijn van een propedeuse (hbo, wo of de OU). 2. Bezitters van een propedeuse zonder vwo-diploma moeten een verzoek tot toelating indienen bij de Toelatingscommissie. Artikel 2.3 Toelating tot de opleiding na eerdere inschrijving voor een opleiding uit een ander opleidingscluster Tussentijdse doorstroming of inschrijving voor een tweede opleiding vanuit een opleiding buiten het opleidingscluster is toegestaan, mits een tussentijdse matchingsactiviteit bepaald door de studieadviseur is voltooid. Instroom van buiten de RUG is niet mogelijk gedurende het studiejaar.
Artikel 2.4 - Taaleis bij buitenlandse diploma’s 1. Indien de student wordt toegelaten tot de opleiding krachtens een diploma dat buiten Nederland is behaald, dan kan de Toelatingscommissie hem – voorafgaand aan de inschrijving - verplichten tot het met goed gevolg afleggen van een toets Nederlands of
69
Engels, afhankelijk van de taal van de gekozen opleiding, af te nemen door een door de Examencommissie aan te wijzen instantie. 2.
Aan de eis inzake voldoende beheersing van de Nederlandse taal wordt voldaan door het met goed gevolg afleggen van het staatsexamen Nederlands als tweede taal (NT2).
Artikel 2.5 - Colloquium doctum 1.
Degene die niet voldoet aan de vooropleidingseis als genoemd in de artikelen 2.1 en 2, kan deelnemen aan een toelatingsonderzoek (colloquium doctum), conform artikel 7.29 van de wet.
2.
Degene die het colloquium doctum wil afleggen, dient de leeftijd van eenentwintig jaar te hebben bereikt op de datum, waarop het onderzoek zal plaatsvinden. Van deze eis kan worden afgezien, als betrokkene een diploma bezit dat buiten Nederland is afgegeven. Van de leeftijdseis kan eveneens worden afgezien als betrokkene een vluchtelingenstatus bezit en zijn diploma om die reden niet kan tonen.
3.
Het toelatingsonderzoek, heeft betrekking op de volgende vakken op het daarbij vermelde niveau: > Wiskunde: VWO-niveau > Nederlands: VWO-niveau > Engels: VWO-niveau Het bepaalde in artikel 2.4 is van toepassing.
4.
Het bewijs dat het colloquium doctum met goed resultaat is afgelegd, geeft gedurende twee studiejaren na het afleggen van het colloquium doctum toelating tot de opleiding van de Rijksuniversiteit Groningen waarvoor het colloquium doctum is afgelegd.
Artikel 2.6 - Toelatingscommissie 5. De Toelatingscommissie beslist namens het faculteitsbestuur over de toelating tot de opleiding. 6. De Toelatingscommissie wordt gevormd door: - een lid, tevens voorzitter, die met onderwijs in de opleiding is belast; - een lid / twee leden aangewezen uit het overige wetenschappelijk personeel dat met onderwijs in de opleiding is belast. 7. Als adviserend lid wordt aangewezen de studieadviseur voor de opleiding. 8. De aanwijzing geschiedt door het faculteitsbestuur, dat tevens het Toelatingsreglement vaststelt. Artikel 2.7 - Studiekeuzeactiviteiten en -advies
70
1.
Voorafgaand aan de eerste inschrijving voor de opleiding, dient een aspirant-student deel te nemen aan de studiekeuzeactiviteiten, met daaraan verbonden een studiekeuzeadvies, zoals deze gelden voor de opleiding.
2.
Het hieromtrent bepaalde in de Regeling Inschrijving en Collegegeld (RIC) van de RUG en de facultaire matchingsprocedure is van toepassing.
PARAGRAAF 3 – INHOUD EN INRICHTING VAN DE OPLEIDING Artikel 3.1. - Doel en eindkwalificaties van de opleiding 1. Kennis en inzicht De afgestudeerde heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen; de student functioneert doorgaans op een niveau waarop met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist zijn. a) De afgestudeerde is in staat om de bijdrage van ruimtelijke planvorming en planuitvoering aan leefbaarheid en duurzame ontwikkeling te duiden. b) De afgestudeerde kan de historische en actuele ontwikkelingen van ruimtelijke vraagstukken en opgaven verklaren. c) De afgestudeerde is in staat ruimtelijke vraagstukken te positioneren binnen maatschappelijke en politiek-bestuurlijke processen. d) De afgestudeerde kan de complexiteit van ruimtelijke vraagstukken duiden en uitleggen met daarbij specifiek aandacht voor de relatie tussen het vraagstuk en zijn fysieke en sociale context en de veranderlijkheid van zowel deze vraagstukken als deze context. e) De afgestudeerde kan de ruimtelijke schaal/schalen waarop ruimtelijke vraagstukken spelen analyseren en omschrijven en deze in verband brengen met de daarbij betrokken institutionele schaalniveaus (overheidslagen). f) De afgestudeerde kan verschillende rollen onderscheiden die een planontwerp als ‘tijdelijk contract’ kan spelen in maatschappelijke en politiek-bestuurlijke processen. g) De afgestudeerde kent de institutionele context van ruimtelijke vraagstukken binnen de beleidsvelden ruimtelijke ordening, water-, infrastructuur- en milieuplanning. h) De afgestudeerde kan gangbare theorieën over planologische processen uitleggen en herkennen in de planningspraktijk. i) De afgestudeerde is bekend met gangbare planologische methoden en technieken. j) De afgestudeerde kent de basisprincipes van een ontwerpcyclus. k) De afgestudeerde heeft kennis van fysieke grootheden en wetmatigheden die relevant zijn voor ruimtelijke vraagstukken (denk aan constructiesterkte, gedrag van de ondergrond, waterstroming, verkeersproductie en -doorstroming, geluidverspreiding) en kan de daar aan gerelateerde basale formules en modellen hanteren. l) De afgestudeerde heeft kennis en inzicht van methoden van sociaal-wetenschappelijk en ruimtelijk onderzoek. 2. Toepassen kennis en inzicht De afgestudeerde is in staat kennis en inzicht op een dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien, en beschikt over 71
competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied. a) De afgestudeerde kan gangbare planologische methoden en technieken toepassen. b) De afgestudeerde kan ruimtelijke vraagstukken afleiden uit praktijksituaties. c) De afgestudeerde is in staat met behulp van (ontwerp)technieken op creatieve en gemotiveerde wijze strategieën en oplossingen voor ruimtelijke vraagstukken te ontwerpen, te verbeelden en te presenteren. d) De afgestudeerde is in staat een realistisch besluitvormings- en uitvoeringstraject voor ruimtelijke opgaven te ontwerpen, onderbouwen en uit te dragen. e) De afgestudeerde is in staat onder begeleiding onderzoek te doen naar ruimtelijke vraagstukken, de daarvoor ontworpen strategieën, oplossingen en besluitvormingsprocessen. f) De afgestudeerde kan methoden van sociaal-wetenschappelijk en ruimtelijk onderzoek toepassen . g) De afgestudeerde is in staat om door analyse en ontwerp van, en communicatie over, ruimtelijke opgaven bij te dragen aan leefbaarheid en duurzame ontwikkeling. 3. Oordeelsvorming De afgestudeerde is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten. a) De afgestudeerde is in staat de pluriforme werkelijkheid vanuit verschillende wetenschappelijke perspectieven te beschrijven en daarop kritisch te reflecteren. b) De afgestudeerde kan constructief-kritische feedback geven op analyses, ontwerpen en oplossingen van ruimtelijke vraagstukken. c) De afgestudeerde is in staat om de mogelijke (ex ante) dan wel de uiteindelijke (ex post) consequenties van alternatieve plankeuzes te duiden in zowel kwantitatieve als kwalitatieve termen en met aandacht voor de rol van verschillende maatschappelijke en fysieke omstandigheden op de te verwachten consequenties. d) De afgestudeerde kan reflecteren op rationele, ethische, esthetische, normatieve en emotionele aspecten van ruimtelijke vraagstukken, oplossingen, acties en handelingen. e) De afgestudeerde is in staat te oordelen over de relevantie en toepasbaarheid van wetenschappelijke kennis bij het aanpakken van planologische vraagstukken. 4. Communicatie De afgestudeerde is in staat informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten of niet-specialisten. a) De afgestudeerde is in staat een duidelijke eigen visie over een ruimtelijk vraagstuk te ontwikkelen en deze op overtuigende wijze te verwoorden. b) De afgestudeerde kan samenwerken in interdisciplinair teamverband. c) De afgestudeerde kan in interactie met uiteenlopende actoren (onder andere stakeholders, bestuurders, burgers, opdrachtgevers en informanten) gedragen ruimtelijke plannen ontwikkelen.
72
d) De afgestudeerde kan op niveau deelnemen aan wetenschappelijke en inhoudelijke planologische discussies en debatten. e) De afgestudeerde kan abstracte theoretische inzichten en concepten op toegankelijke wijze verwoorden en visualiseren. f) De afgestudeerde kan door middel van beeld, geschreven teksten en mondelinge presentaties voorstellen, analyses, ontwerpen en onderzoeksresultaten op een overtuigende en gemotiveerde wijze uitdragen. 5. Leervaardigheden De afgestudeerde bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan. a) De afgestudeerde is kritisch, in staat tot zelfreflectie en beschikt over een wetenschappelijke attitude. b) De afgestudeerde is in staat gericht relevante informatie af te leiden uit een grote hoeveelheid aan bronnen met een grote diversiteit aan bedoelingen. c) De afgestudeerde volgt actuele planologische ontwikkelingen, zowel wat betreft theorie als praktijk, is op de hoogte van nieuwe informatie en kan deze informatie vervolgens toepassen. d) De afgestudeerde is in staat innovaties te herkennen en hierop te reflecteren. e) De afgestudeerde is analytisch en associatief vaardig en kan creatief en resultaatgericht denken en werken. Artikel 3.2 - Vorm van de opleiding De opleiding wordt voltijds verzorgd. Artikel 3.3 - Taal van de opleiding 1.
De opleiding wordt in het Nederlands verzorgd.
2. In afwijking van het eerste lid kunnen een of meer onderdelen van de opleiding in het Engels worden verzorgd, conform de Gedragscode Voertaal van de RUG. Artikel 3.4 - Studielast
4.
De opleiding heeft een studielast van 180 ECTS.
5.
De propedeutische fase van de opleiding heeft een studielast van 60 ECTS.
6.
De studielast wordt uitgedrukt in hele ECTS.
Artikel 3.5 - Voorwaarden graadverlening RUG
73
1. Voorwaarde voor het verlenen van de bachelorgraad van de opleiding is dat ten minste de helft van het onderwijsprogramma is behaald via onderdelen verzorgd door de RUG, tijdens de inschrijving als student aan de RUG. 2.
In geval van een double degree bachelorprogramma met een buitenlandse instelling dient ten minste een kwart van het onderwijsprogramma daadwerkelijk aan de RUG te zijn gevolgd, tijdens de inschrijving als student aan de RUG.
Artikel 3.6 - Contacturen 1. De opleiding heeft in de propedeutische fase minimaal 480 contacturen per jaar. 2.
De vormgeving van de contacturen is opgenomen in de bijlage 1 van deze OER en tevens geregistreerd in de studiegids en/of OCASYS.
Artikel 3.7- Indeling en examens van de opleiding 1.
In de opleiding kunnen de volgende examens worden afgelegd: a. het propedeutisch examen; b. het bachelor examen.
2.
De opleiding is opgedeeld in een propedeutische fase en een postpropedeutische fase.
3.
Het geheel van de opleiding bestaat uit een major en een universitair/ persoonlijk minorpakket.
Artikel 3.8 - Deelname aan onderwijseenheden 4. De student kan deelnemen aan een onderdeel van de opleiding nadat hij zich daarvoor tijdig heeft ingeschreven door middel van https://progresswww.nl/rug. 5. In OCASYS wordt aangegeven hoeveel studenten maximaal aan het onderdeel kunnen deelnemen. 6. Deelname aan een onderdeel met een beperkte capaciteit vindt plaats op volgorde van inschrijving, met dien verstande dat de voor de opleiding ingeschreven studenten voorrang genieten bij de onderdelen die behoren tot het verplichte deel van hun major. PARAGRAAF 4 -
DE PROPEDEUTISCHE FASE VAN DE OPLEIDING
Artikel 4.1 - Samenstelling propedeutische fase De propedeutische fase omvat de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast: Cursus Urbanism and Planning (Ruimtelijke Planning 1) Regionale Strategieën (Ruimtelijk Ontwerpen 1) 74
Semester 1a 1a
ECTS 10 5
Economische Geografie
1b
10
Statistiek 1
1b
5
GIS
2a
10
Inleiding Wetenschappelijk Onderzoek
2a
5
Spatial Design Atelier (Ruimtelijk Ontwerpen 3)
2b
10
Bouwen (Ruimtelijk Ontwerpen 2)
2b
5
Alle onderdelen zijn opgenomen in de digitale universitaire onderwijscatalogus, OCASYS. Ten opzichte van studiejaar 2014-2015 is de propedeutische fase gewijzigd in verband met het invoeren van 8 eindcijfers. In bijlage 2 zijn de overgangsbepalingen opgenomen. Artikel 4.2 - Vrijstelling 1. De Examencommissie kan de student op diens verzoek, gehoord de desbetreffende Examinator, vrijstelling verlenen van een tentamen op grond van eerder (elders) behaalde resultaten, indien de student: a. hetzij een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire of hogere beroepsopleiding, in binnen- of buitenland, heeft voltooid; b. hetzij aantoont door werk- c.q. beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken m.b.t. het desbetreffende onderdeel. 2. Het bepaalde in artikel 3.5 is van toepassing op het verlenen van vrijstellingen. 3.
Voor verleende vrijstellingen voor examenonderdelen (of gedeelten daarvan) geldt eenzelfde geldigheidsduur als voor tentamenresultaten.
PARAGRAAF 5 -
STUDIEADVIES
Artikel 5.1 – Voorlopig studieadies 1. In het eerste jaar van inschrijving voor de propedeuse van de opleiding, ontvangt de student halverwege het eerste semester een studievoortgangsoverzicht, met daarin een overzicht van de gerealiseerde studielast. Ook later in studiejaar worden de student studievoortgangsoverzichten toegezonden. 2. Zo spoedig mogelijk na afloop van het eerste semester doch uiterlijk vóór 1 maart ontvangt de student een schriftelijk voorlopig studieadvies. 3. Dit voorlopig studieadvies geeft een waarschuwing indien er sprake is van onvoldoende studievoortgang, zodat de student nog de gelegenheid heeft om zijn prestaties te
75
verbeteren. 4. Wanneer de studievoortgang dermate onvoldoende is dat in redelijkheid niet te verwachten is dat de student aan de voorwaarden van een (voorlopig) positief studieadvies, zal gaan voldoen, zoals genoemd in artikel 5.2, lid 2, onder a en b, wordt de student uitgenodigd voor een gesprek met de studieadviseur. Dit gesprek heeft tot doel het bespreken van de wijze van studeren, een heroverweging van de studiekeuze en een eventuele verwijzing naar een andere opleiding.
Artikel 5.2 - Definitief studieadvies
1. Als BSA-norm (Bindend Studieadvies-norm) geldt een minimum van 45 ECTS in het eerste jaar van inschrijving voor de propedeuse. 2. Het definitieve studieadvies wordt gegeven aan het einde van het eerste studiejaar, uiterlijk 31 juli, en is: a. positief: indien de student het propedeutisch programma met goed gevolg geheel heeft afgerond; b. voorwaardelijk positief: indien de student ten minste 45 ECTS van het propedeutisch programma heeft behaald, met de aan het advies verbonden voorwaarde dat de propedeuse aan het einde van het tweede studiejaar geheel moet zijn afgerond (P-in-2); c. negatief: indien de student minder dan 45 ECTS van het propedeutisch programma heeft behaald. Dit studieadvies is bindend voor de student (BSA), op grond van artikel 7.8b, lid 3 van de wet. 3. Indien de resultaten tussentijds al dermate onvoldoende zijn dat het redelijkerwijs niet mogelijk zal zijn om aan het einde van het eerste studiejaar te voldoen aan de BSAnorm van 45 ECTS (voor deeltijdstudenten 20 ECTS), kan, desgewenst ook op verzoek van de student, na het voorlopige studieadvies conform artikel 5.1, reeds voor het einde van het eerste studiejaar een bindend studieadvies worden uitgebracht. De procedure als beschreven in artikel 5.5 is van toepassing. 4. Aan het einde van het tweede jaar van inschrijving voor de opleiding, uiterlijk 31 juli, wordt beoordeeld of aan de voorwaarde van een op grond van lid 2, sub b, afgegeven voorwaardelijk positief studieadvies is voldaan: a. indien de student alsnog voldoet aan alle eisen van de propedeuse (P-in-2), wordt het voorwaardelijk positief advies omgezet in een (onvoorwaardelijk) positief advies. b.
indien de student nog steeds niet voldoet aan alle eisen van de propedeuse (geen P-in-2), heeft hij daarmee de voorwaarde van het afgegeven voorwaardelijk positief advies niet vervuld. Het positieve advies onder voorwaarden vervalt en verwordt alsnog tot een negatief advies, dat bindend is voor de student (BSA).
76
5. In de afweging voor een studieadvies in het eerste jaar van inschrijving voor de opleiding, dan wel bij de beoordeling van het voorwaardelijk positief advies in het tweede jaar van inschrijving, betrekt het faculteitsbestuur de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden: a. persoonlijke omstandigheden zoals bedoeld in artikel 5.4 en b. het bekleden van een erkende bestuursfunctie in het tweede jaar van inschrijving op grond van een voorwaardelijk positief studieadvies. Artikel 5.3 - Uitzonderingen definitief studieadvies meerdere opleidingen RUG 6.
Indien de student zich voor het eerste jaar van de propedeuse bij 2 of meer opleidingen aan de RUG heeft ingeschreven en hij voldoet vervolgens bij één van de opleidingen aan de BSA-norm als bedoeld in artikel 5.2, lid 1, vervalt dat jaar de verplichting om bij de andere opleiding(en) aan de norm te voldoen. Nadat de student de propedeutische fase met goed gevolg geheel heeft afgerond bij één van de opleidingen, wordt hij ontheven van de BSAverplichting bij inschrijvingen bij andere opleidingen. reeds behaalde propedeuse 7. Indien de student voor een wo-opleiding aan de RUG of aan een andere Nederlandse universiteit reeds het propedeutisch examen heeft behaald, dan wel -bij afwezigheid daarvan- de 60 ECTS van het eerste jaar heeft afgerond, valt de student voor de opleiding aan de RUG waarbij hij zich in de propedeutische fase inschrijft niet onder het BSAregime. uitschrijving vóór 1 februari 8. Aan de student die een verzoek tot uitschrijving vóór of met ingang van 1 februari van het eerste jaar van inschrijving voor de propedeuse van de opleiding doet, wordt geen definitief studieadvies uitgebracht. Indien deze student zich in een volgend studiejaar opnieuw inschrijft, zal in dat volgende studiejaar de procedure als genoemd onder artikel 5.1 opnieuw van toepassing zijn. De student valt onder de BSA-regeling van het studiejaar waarin hij zich opnieuw voor de opleiding inschrijft. uitschrijving vóór 1 februari + inschrijving per 1 februari 9. Voor de student die zich vóór 1 februari uitschrijft voor een opleiding en zich per 1 februari van hetzelfde studiejaar inschrijft voor een opleiding behorend tot hetzelfde opleidingscluster, geldt artikel 5.2 onverminderd. 10. Voor de student die zich vóór 1 februari uitschrijft voor de voltijdse variant van de opleiding en zich per 1 februari van hetzelfde studiejaar inschrijft voor de deeltijdvariant van dezelfde opleiding of voor een opleiding behorend tot hetzelfde opleidingscluster, geldt artikel 5.2 onverminderd. inschrijving per 1 februari
77
4. Voor de student die zich vanaf 1 februari inschrijft voor een bacheloropleiding van de RUG en niet eerder in hetzelfde jaar als student stond ingeschreven, geldt een aanpassing van de BSA-norm. Aan het eind van het tweede semester van zijn eerste jaar van inschrijving dient 20 ECTS van het propedeutisch programma van de opleiding te zijn behaald. Aan het einde van het tweede jaar van inschrijving dient de propedeuse met goed gevolg geheel te zijn afgerond (P-in-2). Voor het overige is het bepaalde in artikel 5.2 van overeenkomstige toepassing. Artikel 5.4 - Persoonlijke omstandigheden 5. In zijn afweging om een bindend studieadvies uit te brengen betrekt het faculteitsbestuur op verzoek van de student diens persoonlijke, individueel bepaalbare, omstandigheden. Bij deze afweging worden tevens betrokken het studiegedrag van de student, de met de studieadviseur gemaakte afspraken en/of studieplanning, het moment van melden van de persoonlijke omstandigheden en het aan het einde van het eerste studiejaar behaalde studieresultaat. 6. Teneinde de student zo goed mogelijk te kunnen begeleiden, dient de student de persoonlijke omstandigheden zo spoedig mogelijk te melden bij de studieadviseur. Ook indien de met de studieadviseur gemaakte studieplanning niet wordt gehaald, dient de student dit zo spoedig mogelijk bij de studieadviseur te melden. 7. Indien de student een voorwaardelijk positief studieadvies heeft gekregen en in het volgende jaar sprake is van persoonlijke omstandigheden als bedoelt in lid 1, kan het faculteitsbestuur besluiten om ook in dat studiejaar af te zien van een bindend studieadvies. In dat geval wordt definitief afgezien van het uitbrengen van een bindend studieadvies. Het bepaalde in het eerste lid is van overeenkomstige toepassing. 8. Omstandigheden als bedoeld in lid 1 leiden niet automatisch tot een succesvolle b aanspraak op een uitkering uit het Profileringsfonds. Artikel 5.5 - Procedure uitreiken definitief studieadvies 1. Het definitief studieadvies wordt namens het College van Bestuur uitgebracht door het faculteitsbestuur. In het besluit wordt melding gemaakt van de geldende rechtsbeschermingsvoorziening. 2. Alvorens een negatief studieadvies wordt uitgebracht, wordt een voornemen tot BSA aan de student verzonden, waarna de student in de gelegenheid wordt gesteld gehoord te worden door of namens het faculteitsbestuur. Artikel 5.6 – Gevolgen bindend studieadvies 1. Het bindend studieadvies heeft als gevolg dat de student zich gedurende een periode van 2 volgende studiejaren ingaande op 1 september van het aansluitende collegejaar niet
78
mag inschrijven voor de opleiding, noch voor de overige opleidingen behorend tot het cluster met verwante opleidingen. 2. Het is studenten met een bindend studieadvies niet toegestaan onderdelen voor deze opleiding via een andere opleiding of onderwijsinstelling te volgen teneinde de gevolgen van het BSA te ontlopen. Voor de op deze wijze behaalde onderdelen wordt geen vrijstelling verleend en ook anderszins worden deze onderdelen niet erkend in het kader van de opleiding. PARAGRAAF 6 OPLEIDING
TOELATING TOT DE POSTPROPEDEUTISCHE FASE VAN DE
Artikel 6.1 - Criteria toelating postpropedeutische fase 1.
Toelaatbaar tot de postpropedeutische fase van de opleiding, is de bezitter van het propedeutisch getuigschrift.
2.
In afwijking van het eerste lid is voorwaardelijk toelaatbaar de student die ten minste 45 ECTS in het eerste jaar van de propedeutische fase heeft behaald en/of in het bezit is van een voorwaardelijk positief studieadvies.
3.
De voorwaardelijke toelating geldt niet voor de minor van de opleiding. Hiervoor is het propedeutisch getuigschrift vereist.
4.
Een voorwaardelijke toelating tot de postpropedeutische fase vervalt, indien de student aan het eind van het tweede jaar van zijn inschrijving het propedeutisch examen niet heeft behaald. De reeds behaalde onderdelen van de postpropedeutische fase behouden hun geldigheid.
5.
De voorwaardelijke toelating als beschreven in lid 2 van dit artikel geldt alleen voor onderdelen van het eerste jaar van de postpropedeuse (het tweede bachelorjaar). Om te kunnen deelnemen aan onderdelen van het tweede jaar van de postpropedeuse (het derde bachelorjaar) dient het propedeutisch examen met goed gevolg te zijn afgelegd.
Artikel 6.2 - Hardheidsclausule toelating postpropedeutische fase In situaties waarbij een onderwijsinhoudelijke wijziging/onderwijskundige overmacht aantoonbaar leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard, kan de Examencommissie afwijken van het in artikel 6.1 bepaalde. In dat geval moet er sprake zijn van een unieke individuele omstandigheid die zodanig onderscheidend is dat de toelating redelijkerwijs niet achterwege kan blijven. Artikel 6.3 - Studieplanning Elke student die een voorwaardelijk positief studieadvies heeft gekregen als genoemd in paragraaf 5, moet een studieplanning maken. De student moet in deze gevallen samen met de studieadviseur/mentor/aangewezen begeleider van de opleiding een studieplanning opstellen die ten minste behelst: a.
de propedeusevakken die nog niet zijn behaald met het daarbij behorende tijdpad;
79
b.
de postpropedeutische vakken die in aanvulling op de onder a. genoemde vakken zouden kunnen worden gevolgd.
PARAGRAAF 7 DE POSTPROPEDEUTISCHE FASE VAN DE OPLEIDING Artikel 7 .1 - Samenstelling postpropedeutische fase Jaar 2: Cursus
Semester
ECTS
Globalisering van de Regio (Economische Geografie 2)
1a
5
Geografische Informatiesystemen (Ruimtelijke Informatiekunde 2) Mobiliteit en Verkeer
1a
5
1a
5
Governance Dynamiek (Ruimtelijke Planning 3)
1b
5
Stedenbouw (Ruimtelijk Ontwerpen 5)
1b
5
Watertechniek
1b
5
Methoden van Wetenschappelijk Onderzoek
2a
5
Culturen van Planning (Ruimtelijke Planning 4)
2a
5
Planning & Infrastructuur
2a
5
Statistiek 2
2b
5
Bodem en Landschap van Nederland
2b
5
Planning en Water
2b
5
Semester 1 2a 2a 2a 2b 2b
ECTS 30 5 5 5 5 10
Jaar 3: Cursus Keuzeruimte / minor Philosophy of Social Science, Human Geography and Planning Milieu en Techniek Bachelorproject TP (totaal 15 ECTS) Planning & Milieu Bachelorproject TP
De student kan ter invulling van de minorruimte een keuze maken uit onderstaande mogelijkheden: - onderzoeksstage (2015-2016: pilot met maximaal 10 studenten) 80
- een universitair of persoonlijk minorpakket bestaande uit vakken van buiten de eigen major - een studieperiode aan een buitenlandse universiteit - zelf een pakket van keuzevakken samenstellen (Opgevoerde keuzevakken die elders zijn gevolgd mogen niet elders op een diploma zijn opgenomen)
Artikel 7.2 - Vervanging en keuzeonderdelen elders: 1. De Examencommissie kan, na een gemotiveerd verzoek van de student, voorafgaande toestemming verlenen om: a. een onderdeel van het examenprogramma te vervangen door een ander door de RUG of een andere universiteit in binnen- of buitenland aangeboden vak dat past in het examenprogramma, dan wel b. een keuzeonderdeel van het examenprogramma in te vullen met één of meer vakken die gevolgd worden of aan de RUG of een andere universiteit in binnen- of buitenland. 2.
Bij de beoordeling van het verzoek let de Examencommissie in ieder geval op samenhang van (delen van) het vakkenpakket en het niveau van de vakken.
PARAGRAAF 8 D.
OVERIGE PROGRAMMA’S
Minorpakket
Artikel 8 .1 – Minorpakket 1. De minorruimte kan worden ingevuld door de mogelijkheden genoemd in artikel 8.1, lid 2. 2. Bij het volgen van een minorpakket kan worden gekozen uit: c) een universitair minorpakket; d) een persoonlijk minorpakket. Artikel 8.2 – Universitair minorpakket 1.
2.
Een universitair minorpakket betreft een samenhangend pakket van onderwijseenheden ter verbreding van de opleiding, te volgen bij de eigen of een andere faculteit. Bij de keuze voor een universitair minorpakket ter invulling van de minorruimte van de opleiding, wordt de toestemming van de Examencommissie van de opleiding verondersteld te zijn gegeven.
Artikel 8.3 – Persoonlijk minorpakket 1.
Een persoonlijk minorpakket betreft een door de student zelf samen te stellen 81
2.
samenhangend deel van onderwijsheden, ter verdieping of verbreding van de opleiding, te volgen bij de eigen of een andere faculteit. Het persoonlijk minorpakket dient voorafgaand ter goedkeuring aan de Examencommissie van de eigen opleiding te worden voorgelegd.
Artikel 8.4 – Bevoegdheid Examencommissie minorpakket 1. De keuze voor een bepaalde invulling van de minorruimte dient door de Examencommissie van de eigen opleiding te worden goedgekeurd, met uitzondering van invulling door middel van een universitair minorpakket conform artikel 8.2 lid 2. 2.
Voor het minorpakket dat studenten van de opleiding volgen bij andere opleidingen, faculteiten of onderwijsinstellingen is de Examencommissie bevoegd van de opleiding die het tentamen afneemt.
3.
Voor het minorpakket dat studenten van andere opleidingen, faculteiten of onderwijsinstellingen volgen, is de Examencommissie van de opleiding bevoegd.
4.
Ten aanzien van een interfacultair universitair minorpakket wordt een penvoerende Examencommissie aangewezen.
E.
Honoursprogramma
Artikel 8.5 - Honoursprogramma bacheloropleiding 1. De faculteit neemt deel aan het Bachelor Honoursprogramma van het University of Groningen Honours College. Dit Bachelor Honoursprogramma maakt geen deel uit van het reguliere bachelorcurriculum. 2.
Studenten die zijn toegelaten tot een van de bacheloropleidingen van de faculteit kunnen aan het Bachelor Honoursprogramma deelnemen, indien zij worden geselecteerd door de Dean van het University of Groningen Honours College. Voor de selectieprocedure wordt verwezen naar de Onderwijs- en Examenregeling van het University of Groningen Honours College.
3.
Het Bachelor Honoursprogramma heeft een totale studielast van 45 ECTS, verdeeld over de drie bachelorjaren. Op het Bachelor Honoursprogramma, waar het facultaire verdiepende deel een onderdeel van is, is de Onderwijs- en Examenregeling van het University of Groningen Honours College van toepassing.
4.
a.
b.
Het Honoursprogramma maakt geen onderdeel uit van het reguliere bachelorcurriculum. De resultaten en cijfers tellen niet mee voor de toekenning van het judicium cum laude of summa cum laude van de bacheloropleiding. In het bij het bachelordiploma behorende diplomasupplement worden ook de resultaten van het Bachelor Honoursprogramma vermeld. 82
F.
Pre-masters
Artikel 8.6 – Pre-masters 1. De faculteit biedt pre-masters aan met het oog op toelating tot een master van de faculteit. 2.
Bij deelname aan de pre-masterprogramma’s van Sociale Planologie en Environmental and Infrastructure Planning vindt inschrijving bij de desbetreffende bacheloropleiding Technische Planologie plaats.
3.
De Toelatingscommissie van de beoogde masteropleiding beslist over toelating tot en samenstelling van de pre-master.
4.
Ten aanzien van onderdelen van het pre-master is de Examencommissie van de opleiding, als bedoeld in artikel 1.1, lid 1, bevoegd.
5.
De bepalingen betreffende pre-masters in de Regeling Inschrijving en Collegegeld RUG zijn van toepassing. PARAGRAAF 9 TENTAMENS Artikel 9.1 - Algemeen 1. Aan elk onderdeel van de opleiding is een tentamen verbonden. 2. Door middel van het tentamen wordt de student op academische vorming getoetst en wordt getoetst of de student in voldoende mate de gestelde leerdoelen bereikt. 3. Tentamencijfers worden afgerond op hele cijfers, behalve het Bachelorproject dat op halve cijfers wordt beoordeeld. Een 6 of hoger (voor het Bachelorproject 5,5 of hoger) geldt als voldoende. Artikel 9.2 - Verplichte volgorde Aan de tentamens van de hierna te noemen onderdelen kan niet eerder worden deelgenomen dan nadat de tentamens van de daarbij vermelde onderdelen zijn behaald: Statistiek 2 ná behalen van Statistiek 1 Bachelorproject TP ná Statistiek 2, Methoden van Wetenschappelijk Onderzoek en Ruimtelijke Informatiekunde 2: Geografische Informatiesystemen. De Examencommissie kan afwijken van de regels genoemd in onderhavig artikel 9.2 als door de toepassing ervan de voortgang van de studie in voorkomende gevallen in ernstige mate wordt geschaad en als redelijkerwijs kan worden verwacht dat de kandidaat voldoende
83
voorkennis heeft. Artikel 9.3 - Tijdvakken en frequentie tentamens 1. Tot het afleggen van de tentamens van de in artikel 4.1. en artikel 7.1. genoemde onderdelen wordt per studiejaar ten minste tweemaal de gelegenheid gegeven. 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt tot het afleggen van het tentamen van een onderdeel, waarvan het onderwijs in een bepaald studiejaar niet is gegeven, in dat jaar slechts eenmaal de gelegenheid gegeven: zie bijlage 2. 3. In de studiegids en/of OCASYS worden de tijdvakken waarin de tentamens kunnen worden afgelegd vermeld. Deeltentamens kunnen ook buiten de aangegeven periode afgenomen worden. Artikel 9.4 - Beoordeling stage- of onderzoeksopdracht
De beoordeling van een stage- of onderzoeksopdracht wordt verricht door een door de Examencommissie aangewezen Examinator van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen. Artikel 9.5 - de scriptie 1. De scriptie geldt in beginsel voor één RUG-opleiding. Een (gedeeltelijke) vrijstelling voor de scriptie bij een opleiding, op grond van een scriptie voor een andere opleiding is ter beoordeling van de Examencommissie. 2. De toetsing van de scriptie wordt verricht door ten minste twee examinatoren. 3. Artikel 10.1, lid 7 inzake de bewaartermijn van de scriptie is van toepassing. 4 Er wordt tweemaal per jaar de gelegenheid geboden tot het starten met de scriptie. 5. Het tijdvak of de tijdvakken waarin de gelegenheid tot het maken hiervan wordt geboden, wordt in de studiegids en/of OCASYS bekendgemaakt. 6. Nadere regels over de vorm, de inhoud, het tijdpad en de beoordeling van de scriptie zijn opgenomen in de Handleiding Bachelorproject. 7. Indien aan het einde van het tijdvak de scriptie naar het oordeel van de beoordelaar(s) niet als voldoende aangemerkt kan worden, is er éénmaal de gelegenheid om binnen een door de opleiding vastgestelde periode door middel van een reparatieopdracht alsnog tot een voldoende te komen. Voor deze reparatieopdracht wordt maximaal een 6,0 gegeven. 84
8. Uitsluitend de Examencommissie kan, op schriftelijk verzoek van de student, afwijken van het in de voorgaande leden van dit artikel bepaalde. 9. Om in aanmerking te komen voor begeleiding en beoordeling van de (eind)scriptie van de opleiding dient de student aan de volgende eisen te hebben voldaan: - hij heeft ten minste 60 ECTS aan postpropedeutische onderdelen met succes afgerond; - zijn bachelorprogramma is goedgekeurd door de Examencommissie, indien vereist op grond van paragraaf 7; - Daarnaast geldt dat de in artikel 9.2 genoemde cursussen afgerond dienen te zijn. Artikel 9.6 - Vorm van de tentamens 1. De tentamens worden afgelegd op de in OCASYS vermelde wijze. 2. Op verzoek van de student kan de Examencommissie toestaan dat een tentamen op een andere wijze dan vorenbedoeld wordt afgelegd. 3. Bij elke cursus wordt een oefenversie van het tentamen beschikbaar gesteld. Artikel 9.7 - Verzoek buitenreguliere tentamenmogelijkheid 1. Een student kan de Examencommissie verzoeken om aan hem een buitenreguliere tentamenmogelijkheid toe te kennen. 2.
Een dergelijk verzoek kan worden toegewezen, indien de student door bijzondere omstandigheden het betreffende tentamen niet heeft gehaald en het niet toekennen van een buitenreguliere tentamenmogelijkheid onaanvaardbare studievertraging oplevert.
3.
Voor het toekennen van een buitenreguliere tentamenkans voor het laatste onderdeel van de opleiding gelden de navolgende criteria: - het moet gaan om het laatste te behalen studieresultaat; - de studievertraging bedraagt bij het niet toekennen van de buitenreguliere tentamenmogelijkheid ten minste een semester; - de examinandus moet hebben deelgenomen aan de laatste twee reguliere tentamenmogelijkheden van het vak waarvoor hij een buitenreguliere tentamenmogelijkheid aanvraagt, en daarop tenminste de cijfers 4 en 5 hebben behaald.
Artikel 9.8 - Bevoegde Examencommissie keuzeonderdelen andere opleiding 1. Een verzoek tot een keuzeonderdeel bij een andere opleiding dient goedgekeurd te worden door de Examencommissie van de eigen opleiding. 2.
Ten aanzien van de tentaminering van, en bij verzoeken voor een afwijkende tentamenregeling voor, een keuzeonderdeel bij een andere opleiding, is de Examencommissie van die andere opleiding bevoegd. Artikel 9.9 lid 2 is van toepassing. 85
Artikel 9.9 - Tentamens en functiestoornis
1. Aan studenten met een functiestoornis wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze af te leggen. De Examencommissie wint zo nodig deskundig advies in bij de studentendecaan van het Studenten Service Centrum (SSC) alvorens te beslissen. 2.
Bij het afleggen van een tentamen van een keuzeonderdeel bij een andere opleiding door een student met een functiestoornis houdt de Examencommissie van die andere opleiding zich aan de voorzieningen zoals deze worden toegestaan door de Examencommissie van de opleiding waarvoor de student staat ingeschreven.
Artikel 9.10 - Mondelinge tentamens 1. Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk getentamineerd, tenzij de Examencommissie anders heeft bepaald. 2. Het mondeling afnemen van een tentamen is openbaar, tenzij de Examencommissie of de desbetreffende Examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de student daar niet mee instemt. 3. Mondelinge tentamens zijn alleen geldig als hiervoor toestemming is gegeven door de Examencommissie. 4. Bij mondelinge tentamens zijn altijd twee examinatoren aanwezig. Artikel 9.11 - Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag 1. De Examinator stelt terstond na het afnemen van een mondeling tentamen de uitslag vast en reikt de student desgevraagd een verklaring uit. 2. De Examinator stelt de uitslag van een schriftelijk tentamen vast binnen tien werkdagen na de dag waarop het is afgelegd en verschaft de administratie van de faculteit de nodige gegevens ten behoeve van registratie van de uitslag in Progress. 3. Voor een op andere wijze dan mondeling of schriftelijk af te leggen tentamen bepaalt de Examencommissie tevoren op welke wijze en binnen welke termijn de student de uitslag zal ontvangen. 4. Bij het bekendmaken van de uitslag van een tentamen wordt de student gewezen 86
op het inzagerecht, bedoeld in artikel 9.13, eerste lid, alsmede op de beroepsmogelijkheid. Artikel 9.12 - Geldigheidsduur 1.
De geldigheidsduur van behaalde onderdelen is onbeperkt.
2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan de Examencommissie voor een onderdeel, waarvan het tentamen langer dan zes jaar geleden is behaald, een aanvullend dan wel vervangend tentamen opleggen, alvorens de student wordt toegelaten tot het afleggen van het desbetreffende examen. 3. Deeltoetsen en opdrachten die zijn behaald binnen een onderdeel dat niet met goed gevolg is afgelegd, vervallen na het studiejaar waarin zij zijn behaald. Een examinator kan hier van afwijken. Artikel 9.13 - Inzagerecht 1. De tentamens liggen gedurende zes weken na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen ter inzage bij de Student Support Desk. Ook tentamens die digitaal zijn afgenomen kunnen worden ingezien. 2. Gedurende de in het eerste lid genoemde termijn kan de student die aan het tentamen heeft deelgenomen kennis nemen van vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. 3. De Examencommissie kan bepalen, dat de inzage of de kennisneming geschiedt op een vaste plaats en op tenminste twee vaste tijdstippen. Indien de betrokken student aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op een aldus vastgestelde plaats en tijdstip te verschijnen, wordt hem een andere mogelijkheid geboden, zo mogelijk binnen de in het eerste lid genoemde termijn. Artikel 9.14 - Examencommissie en Examinatoren 1. De Examencommissie is het onafhankelijk orgaan dat vaststelt of een student de kennis, het inzicht en de vaardigheden bezit die nodig zijn voor het verkrijgen van de graad. 2.
Het faculteitsbestuur benoemt de leden op basis van hun deskundigheid op het terrein van de opleiding (of groep van opleidingen).
3.
Regels ten aanzien van de samenstelling van de Examencommissie zijn opgenomen in het Handboek voor Examencommissies van de RUG.
87
4.
Voor het afnemen van tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan, wijst de Examencommissie Examinatoren aan.
5.
De Examencommissie stelt Regels en Richtlijnen van de Examencommissie vast.
Artikel 9.15 - Fraude en plagiaat 1.
Onder fraude wordt verstaan het handelen of nalaten van een student waardoor een juist oordeel over zijn of andermans kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk wordt.
2.
Onder fraude wordt tevens het plegen van plagiaat verstaan, hetgeen het overnemen van andermans werk zonder correcte bronvermelding is. Onder (zelf)plagiaat wordt ook verstaan het opnieuw indienen van eigen werk van een andere cursus.
3.
Indien een student fraudeert, kan de Examencommissie hem het recht ontnemen een of meer tentamens of examens af te leggen gedurende ten hoogste een jaar.
4.
Bij ernstige fraude kan de Examencommissie het College van Bestuur voorstellen de inschrijving voor de opleiding van de student definitief te beëindigen.
5.
De Examencommissie legt haar handelwijze bij fraude vast in de Regels en Richtlijnen.
Artikel 9.16 – Ongeldig tentamen Indien er sprake is van zodanige onregelmatigheden ten aanzien van een tentamen, dat een juist oordeel over de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de examinandus onmogelijk is gebleken, kan de Examencommissie het tentamen ongeldig verklaren voor zowel de examinandus als een groep van examinandi. Artikel 9.17 - Iudicium Abeundi 1.
In geval van ernstig laakbare gedragingen en/of uitlatingen van een student kan het College van Bestuur in bijzondere gevallen na advies van de Examencommissie of van het faculteitsbestuur de inschrijving van een student beëindigen, nadat een zorgvuldige afweging van alle belangen van de student en van de instelling heeft plaatsgevonden en nadat aannemelijk is geworden dat de student door zijn/haar gedragingen en/of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door hem/haar gevolgde studie opleidt, dan wel voor de praktische voorbereiding op die beroepsopleiding.
2.
Het hieromtrent bepaalde in de Regeling Inschrijving en Collegegeld van de RUG is van toepassing.
PARAGRAAF 10 HET EXAMEN Artikel 10.1 – Examen vaststelling 88
1. Aan de opleiding is een examen verbonden ter afsluiting hiervan. 2. De Examencommissie stelt de uitslag van het examen vast zodra de student de voor het examen benodigde tentamens heeft behaald, waarmee hij tevens de benodigde academische vorming heeft verworven. 3. Alvorens de uitslag van het examen vast te stellen kan de Examencommissie een onderzoek instellen naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student met betrekking tot een of meer onderdelen of aspecten van de opleiding, indien en voor zover de uitslagen van de desbetreffende tentamens daartoe aanleiding geven. 4. Met de vaststelling van de uitslag van het examen draagt de Examencommissie tevens zorg voor een spoedige afhandeling van de buluitreiking. 5. Indien de student de datum van zijn afstuderen wil uitstellen in verband met nog extra af te leggen tentamens, dient hij de Examencommissie tijdig schriftelijk hiertoe te verzoeken. 6. De datum van afstuderen is de datum waarop het afsluitend examen is behaald, zoals vastgesteld door de Examencommissie conform het bepaalde in lid 2, en niet de datum waarop de bul wordt uitgereikt. 7. Het examen bedoeld in lid 1 dat met goed gevolg is afgelegd en de met het oog daarop vervaardigde werkstukken worden door het faculteitsbestuur gedurende een periode van ten minste 7 jaar bewaard. Artikel 10.2 – Getuigschrift 1. Ten bewijze dat het examen met goed gevolg is afgelegd, wordt door de Examencommissie een getuigschrift uitgereikt. Per opleiding wordt één getuigschrift uitgereikt, ook al rondt de student meerdere programma’s van de opleiding af. Artikel 3.5 is van toepassing. 2. De Examencommissie voegt aan het getuigschrift het Internationaal Diploma Supplement toe. 3. Indien van toepassing, worden de resultaten van het Bachelor Honoursprogramma in het bij het bachelordiploma behorende diplomasupplement vermeld. Artikel 10.3 - Graad 1. Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad “Bachelor of Science” verleend.
89
2. De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen vermeld. Artikel 10.4 - Judicium 1.
De Examencommissie beoordeelt of aan het bachelorgetuigschrift een onderscheiding wordt toegekend.
2.
Hierbij dient aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan: a) Het cijfer voor de scriptie moet voldoen aan de volgende minima: iii. iv.
‘Cum laude’: het cijfer voor de scriptie of thesis is tenminste 8,0; ‘Summa cum laude’: het cijfer voor de scriptie of thesis is tenminste 9,0.
b) Het onafgeronde gewogen gemiddelde van alle onderwijseenheden, exclusief de scriptie, van het door de Examencommissie goedgekeurde examenprogramma is ii. ii.
groter dan of gelijk aan 8,0 voor ‘Cum laude’; groter dan of gelijk aan 9,0 voor ‘Summa cum laude’.
3.
Geen judicium wordt toegekend indien de omvang van de vrijstellingen in ECTS meer dan de helft van het totale aantal ECTS van de opleiding bedraagt.
4.
Voor het behalen van enig judicium geldt dat het tentamen van een onderwijseenheid slechts eenmaal afgelegd mag zijn.
5.
Voor het behalen van een judicium geldt dat voor geen enkel vak een cijfer lager dan 7,0 is behaald.
6.
Voor het behalen van een judicium geldt als voorwaarde dat er geen beslissing is van de Examencommissie inhoudende dat de student, vanwege vastgestelde fraude/plagiaat, niet meer in aanmerking komt voor een judicium.
7.
In bijzondere gevallen kan de Examencommissie afwijken van het bepaalde in de leden 2 tot en met 6 van dit artikel.
8.
Voor studenten die vóór 1 september 2010 met de opleiding zijn gestart blijft de Judiciumregeling van kracht die voor hen gold op 31 augustus 2010.
Artikel 10.5 – Toetsplan Er is een door het faculteitsbestuur vastgesteld toetsplan. Dit toetsplan bevat de volgende onderwerpen: 7. 8. 9. 10. 11.
de eindtermen van de opleiding; de curriculumonderdelen en leerdoelen van ieder curriculumonderdeel; de relatie tussen curriculumonderdelen en eindtermen; de toegepaste toetsvorm en de toetsmomenten per onderdeel; de gehanteerde opstellingsprocedures, beoordelingsprocedures en beoordelingscriteria; 90
12. de verantwoordelijken voor de uitvoering van de verschillende onderdelen van het toetsbeleid; 7. de wijze van periodieke evaluatie. PARAGRAAF 11
STUDIEBEGELEIDING
Artikel 11.1 - Studievoortgangsadministratie De individuele studieresultaten zijn door de student te raadplegen via ProgressWWW. Artikel 11.2 – Studiebegeleiding
De faculteit draagt zorg voor de introductie en de studiebegeleiding van de studenten die voor de opleiding zijn ingeschreven, mede ten behoeve van hun voortgang tijdens de studie en oriëntatie op mogelijke studiewegen in en buiten de opleiding. PARAGRAAF 12
OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 12.1 - Wijzigingen 1. Wijzigingen van deze regeling worden door het faculteitsbestuur, gehoord de opleidingscommissie en na overleg met, en waar nodig met instemming van, de faculteitsraad, bij afzonderlijk besluit vastgesteld. 2. Een wijziging van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad. 3. Een wijziging kan voorts niet ten nadele van studenten van invloed zijn op enige andere beslissing, die krachtens deze regeling door de Examencommissie is genomen ten aanzien van een student.
Artikel 12.2 - Bekendmaking 1. Het faculteitsbestuur draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling, alsmede van elke wijziging hiervan. 2. Elke belangstellende kan op het faculteitsbureau een exemplaar van deze OER verkrijgen. De bedoelde stukken zijn digitaal toegankelijk op de facultaire website via ‘my university’.
Artikel 12.3 - Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op 1 september 2015.
Bijlage 1: 91
Ingevolge de prestatieafspraken bestaat het academisch jaar aan de RUG vanaf collegejaar 2013-2014 uit 40 onderwijsweken. Faculteiten dienen zich hieraan te conformeren. Uit deze afspraak volgt dat in de propedeuse 12 contacturen per week geprogrammeerd moeten zijn (480 in totaal). Daartoe is onderstaand schema gemaakt, dat uitgaat van 40 weken onderwijsactiviteit per jaar. Hieronder vallen ook tentamen/examenperiodes.
De afspraken zijn verder uitgewerkt als volgt: 1. 2.
Een contactuur is een onderwijsuur waarbij een docent fysiek aanwezig is. Een docent is een persoon die onderwijs verzorgt in dienst van de onderwijsinstelling (inclusief studentassistenten en tutoren).
3.
Onder contacttijd vallen onder meer hoor‐ en werkcolleges, studiebegeleiding, stagebegeleiding, practica, tentamens en examens en ook studieloopbaanbegeleiding voor zover de instelling die voor alle studenten heeft geprogrammeerd
4.
Overige gestructureerde uren zijn alle overige uren die door de instelling zijn geprogrammeerd, waarbij er of a) sprake is van contact tussen studenten onderling, of b) sprake is van fysieke aanwezigheid van een docent, of c) sprake is van virtueel contact met een docent
5.
Zelfstudie of het alleen bekijken van (virtueel) beeldmateriaal, behoren dus niet tot de overige gestructureerde uren of de contacturen.
6.
Tijd voor zelfstudie, stages/werkplekleren en (onbegeleide) tijd voor afstudeeronderzoek en scriptie behoort niet tot de contacttijd, ook al is dit wel tijd die de student aan zijn opleiding besteedt.
Bachelor jaar 1 Contacttijd
Aantal contacturen per jaar
Hoorcolleges
282
Werkcolleges en practica
260
Studiebegeleiding
8
Stagebegeleiding
0
92
Tentamens
36
Studieloopbaanbegeleiding
0
(ingeprogrammeerd voor alle studenten) Overige gestructureerde uren
0
Totaal
586
Bijlage 2:
Overgangsregelingen Technische Planologie 2014 - 2015
Opgesteld en vastgesteld door de Examencommissie 10 februari 2015
1. Een nieuw programma vanaf 2015-2016 Wat verandert er?
93
Alle Bacheloropleidingen aan de Rijksuniversiteit Groningen gaan op een andere manier vorm worden gegeven. Om de concurrentie tussen vakken te verminderen, met de hoop dat het studierendement van studenten omhoog gaat, worden alle opleidingen zodanig ingericht dat er per studiejaar nog 8 vakken worden aangeboden (dit was 12). Dit nieuwe systeem wordt voor de bacheloropleidingen van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen, zowel voor Sociale Geografie en Planologie als voor Technische Planologie, in 2015-2016 ingevoerd. De invoering van het nieuwe programma op basis van 8 eindcijfers per jaar gebeurt gefaseerd. Vanaf september 2015 wordt alleen de propedeuse volgens het nieuwe format aangeboden, vanaf 2016 ook het 2e jaar en tenslotte volgt het 3e jaar van de studie in 2017. Voor Sociale Geografie en Technische Planologie wordt het nieuwe programma zodanig vormgegeven dat er per onderwijsblok één van 10 punten wordt aangeboden en één vak van 5 punten. In de tabel hieronder zie je de verandering schematisch weergegeven. 2014-2015
2015-2016
1a
1b
2a
2b
1a
1b
2a
2b
5 ECTS
5 ECTS
5 ECTS
5 ECTS
5 ECTS
5 ECTS
5 ECTS
5 ECTS
10 ECTS
10 ECTS
10 ECTS
10 ECTS
5 ECTS
5 ECTS
5 ECTS
5 ECTS
5 ECTS
5 ECTS
5 ECTS
5 ECTS
Overgangsregelingen De invoering van dit nieuwe programma betekent dat een aantal vakken uit het eerste jaar vanaf 2015-2016 vervallen en dat er nieuwe vakken worden aangeboden. Omdat deze vakken in een ander ritme worden aangeboden zijn er overgangsregelingen nodig voor degenen die in 2014-2015 één of meerdere vakken niet met voldoende resultaat hebben afgerond. Dit document beschrijft de overgangsregelingen voor de eerstejaarsvakken Technische Planologie die in het jaar 2014-2015 zijn aangeboden. Aan het begin van studiejaar 2015-2016 volgt een vergelijkbaar document waarin de overgangsregelingen voor de tweedejaarsvakken worden uitgelegd.
2. Uitgangspunten overgangsregelingen Het uitgangspunt bij de overgangsregelingen is dat de eindkwalificaties van de opleiding gehaald worden. Met andere woorden, er mag geen gat vallen in de thema’s, methoden en benaderingen die in het in 2014-2015 gestarte bachelorprogramma worden aangeboden. Dit uitgangspunt wordt gerealiseerd met de volgende basisregels voor de overgangsregelingen: 1) Er wordt 1 extra tentamenmogelijkheid aangeboden voor vakken die niet in hun huidige vorm blijven bestaan. Deze extra tentamenmogelijkheid kan echter niet als enige toets voor een vak gelden als er ook andere toetsvormen (meestal opdrachten) gelden. Voor deze onderdelen van de toetsing worden per vak overgangsregelingen aangegeven (zie deel 3). 2) Mochten studenten na de extra tentamenmogelijkheid een vak nog niet hebben afgerond, dan moet er een gerelateerd vak uit het nieuwe programma gevolgd worden. 3) De nieuwe vakken leveren in veel gevallen 10 ECTS op in plaats van 5 ECTS. Als dit het geval is, mogen de extra verdiende 5 ECTS, alleen als onderdeel van deze
94
overgangsregeling, ingezet worden in de keuzevakruimte in bachelor-3. Een student mag maximaal één keer gebruik maken van deze regeling. 4) Verplichte vakken waarvoor geen vervangend vak is aan te wijzen kennen één extra tentamenkans zoals aangegeven onder 1. Mocht het vak na deze extra tentamenkans nog niet gehaald zijn dan kan het alleen in het kader van deze overgangsregeling vervangen worden door een keuzevak. De verplichting om het volledige programma van 180 ECTS te voltooien blijft bestaan. 5) Voor keuzevakken die vervallen bestaan geen overgangsregelingen, studenten zijn aangewezen op een ander vervangend keuzevak. Examencommissie De overgangsregelingen zijn met zorg samengesteld en vastgesteld door de Examencommissie. Er kunnen echter afwijkingen ontstaan van de regelingen in dit document door onvoorziene gebeurtenissen. Waar nodig beslist de Examencommissie over vakspecifieke of studentspecifieke overgangsregelingen die afwijken van de regelingen in dit document.
3. Overgangsregelingen per vak (jaar 1, 2014-2015) Huidige programma (voor het laatst in 2014-2015) TP jaar 1
1A
1B
2A
2B
5 EC
Economische Geografie 1: Grote Theorieën en Actuele Thema’s
Population Dynamics
Fysische Geografie van de Wereld
Ruimtelijk Ontwerpen 2: Bouwen
5 EC
Ruimtelijke Planning 1: Struc. & Funct.
Ruimtelijke Planning 2: the Urban Challenge
Ruimtelijke Ruimtelijk Informatiekunde Ontwerpen 3: 1: Data & CartoOntwerpattelier grafie
5 EC
Ruimtelijk Ontwerpen 1: Reg. Strategieën
Inleiding Wetenschappelijk Onderzoek (IWO)
Statistiek 1
Ruimtelijk Ontwerpen 4: Innovatief Denken
Nieuwe programma (voor het eerst in 2015-2016) Programma TP TP jaar 1
1A
1B
2A
2B
10 EC
Urbanism and Planning
Economische Geografie
GIS
Spatial Design Atelier (RO 3)
(RP 1)
95
5 EC
Regionale strategieën (RO 1)
Statistiek 1
Inleiding Wetenschappelij k Onderzoek (IWO)
Bouwen (RO 2)
Overgangsregelingen per vak 1) Economische Geografie 1: Grote Theorieën & Actuele Thema’s (5 ECTS) - De inhoud van dit vak sluit het meest aan bij het nieuwe vak Economische Geografie (10 ECTS) - Er wordt één extra tentamenmogelijkheid aangeboden in periode 2b van het studiejaar 2014-2015 - Voor zover mogelijk zullen er videocolleges beschikbaar zijn via Nestor - De beoordeling voor de opdrachten blijft geldig tot en met de extra tentamenmogelijkheid in 2014-2015. Een onvoldoende beoordeling van de opdrachten kan gecompenseerd worden in de extra tentamenmogelijkheid. - Als de extra tentamenmogelijkheid niet is gehaald, geldt het gehele vak Economische Geografie (10 ECTS) als vervanging. 2) Ruimtelijke Planning 1: Structuren en Functies (5 ECTS) - De inhoud van dit vak sluit het meest aan bij het meest aan bij het nieuwe vak: Urbanism and Planning (RP1) (10 ECTS) - Er wordt één extra tentamenmogelijkheid aangeboden in periode 2b van het studiejaar 2014-2015. - Als de extra tentamenmogelijkheid niet is gehaald, geldt het gehele vak Urbanism and Planning (RP1)(10 ECTS) als vervanging. 3) Population Dynamics (5 ECTS) - De inhoud van dit vak sluit het meest aan bij het nieuwe vak Population Geographies (10 ECTS) - Er wordt één extra tentamenmogelijkheid aangeboden op in periode 1b van het studiejaar 2015-2016. - Voor zover mogelijk zullen er videocolleges beschikbaar zijn op Nestor. - De beoordeling voor de opdrachten blijft geldig tot en met de extra tentamenmogelijkheid in 2015-2016. Voor degenen die een onvoldoende beoordeling hebben op de opdrachten wordt een individuele oplossing gezocht. Neem hiervoor contact op met de docent. - Als de extra tentamenmogelijkheid niet is gehaald, geldt het gehele vak Population Geographies (10 ECTS) als vervanging. 4) Ruimtelijke Planning 2: the Urban Challenge (5 ECTS) - De inhoud van dit vak sluit het meest aan bij het meest aan bij het nieuwe vak Urbanism and Planning (RP1) (10 ECTS) - Er wordt één extra tentamenmogelijkheid aangeboden in periode 2b van het studiejaar 2014-2015. 96
- Voor zover mogelijk zullen er videocolleges beschikbaar zijn via Nestor. - De beoordeling voor de opdrachten blijft geldig tot en met de extra tentamenmogelijkheid in 2014-2015. Voor degenen die een onvoldoende beoordeling hebben op de opdrachten wordt een individuele oplossing gezocht. Neem hiervoor contact op met de docent. - Als de extra tentamenmogelijkheid niet is gehaald, geldt het gehele vak Urbanism and Planning (RP1) (10 ECTS) als vervanging. 6) IWO (5 ECTS) - Dit vak blijft in zijn huidige vorm bestaan en er is dus geen overgangsregeling van toepassing. - In 2015-2016 wordt dit vak in het blok 2a aangeboden.- Om verdere studievertraging tegen te gaan geldt er in 2015-2016 geen ingangseis voor MWO. 5) Fysische Geografie van de Wereld (5 ECTS) - Dit vak wordt verplaatst naar het 2e jaar en wordt dus in het jaar 2015-2016 niet aangeboden. - Studenten die het vak in 2014-2015 niet afronden zijn aangewezen op de het vak Fysische Geografie dat in 2016-2017 wordt aangeboden. - Voor dit specifieke vak wordt een eenmalige uitzondering gemaakt voor de BSA-eis om de propedeuse in 2 jaar af te ronden. 6) Ruimtelijke Informatiekunde 1: Data & Cartografie (5 ECTS) - De inhoud van dit vak sluit het meest aan bij het nieuwe vak GIS (10 ECTS) - Er wordt één extra tentamenmogelijkheid aangeboden in periode 2b van het studiejaar 2014-2015. - De beoordeling voor de opdrachten blijft geldig tot en met de extra tentamenmogelijkheid in 2014-2015. Voor degenen die een onvoldoende beoordeling hebben op de opdrachten wordt een individuele oplossing gezocht. Neem hiervoor contact op met de docent. - Mocht een student op 1 september 2015 dit vak niet gehaald hebben, dan is er niet voldaan aan de ingangseis van Ruimtelijke informatiekunde 2: geografische informatie systemen en kan dat vak niet gevolgd worden. Het nieuwe vak GIS geldt in dit geval als vervanging voor zowel Ruimtelijke informatiekunde 1: data & cartografie als Ruimtelijke Informatiekunde 2: Geografische Informatie Systemen.
7) Ruimtelijk Ontwerpen 3: Ontwerpatelier - De inhoud van dit vak sluit het meest aan bij het nieuwe vak Spatial Design Atelier (RO3) (10 ECTS) - Er wordt één extra herkansingsmogelijkheid aangeboden in periode 1a van het studiejaar 2015-2016. - Als de herkansingsmogelijkheid niet is gehaald, geldt het gehele vak Spatial Design Atelier (RO3) (10 ECTS) als vervanging.
97
8) Ruimtelijk Ontwerpen 4: Innovatief Denken - De inhoud van dit vak sluit het meest aan bij het nieuwe vak Spatial design atelier (RO3) (10 ECTS) - Er wordt één extra herkansingmogelijkheid aangeboden in periode 1a van het studiejaar 2015-2016. - De beoordeling voor de opdrachten blijft geldig tot en met de extra herkansingsmogelijkheid in 1a in de periode 2015-2016. Voor degenen die een onvoldoende beoordeling hebben op de opdrachten wordt een individuele oplossing gezocht. Neem hiervoor contact op met de docent. - Als de herkansingsmogelijkheid niet is gehaald, geldt het gehele vak Spatial design atelier (RO3) (10 ECTS) als vervanging.
4. Overzicht extra tentamenmogelijkheden Voor veel vakken voorziet de overgangsregeling in het aanbieden van een extra tentamenmogelijkheid. Deze zijn zo gepland, dat de studielast verdeeld is en dat je op tijd weet of je een vervangend vak uit het nieuwe programma moet volgen. Hieronder volgt de planning van de extra tentamenmogelijkheden. De precieze data van deze tentamens worden zo spoedig mogelijk bekend gemaakt. Let op: Deze extra mogelijkheden vallen zowel in het lopende studiejaar 2014-2015 als in het komende studiejaar 2015-2016 2014-2015
2015-2016
2b
1a
1b
Ruimtelijke Informatiekunde 1: Data & Cartografie
Ruimtelijk Ontwerpen 3: Ontwerpatelier
Population Dynamics
Economische Geografie 1: Grote Theorieën & Actuele Thema’s
Ruimtelijk Ontwerpen 4: Innovatief Denken
Ruimtelijke Planning 1: Structuren en Functies Ruimtelijke Planning 2: the Urban Challenge
98
2a
2b
18.3 Culturele Geografie
Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen
Onderwijs- en Examenregeling (OER) Masteropleiding
Culturele Geografie
Studiejaar 2015-2016
99
Inhoud:
1. Algemene bepalingen 2. Toelating 3. Inrichting en inhoud van de opleiding 4. Tentamens en examen van de opleiding, algemene bepalingen 5. Tentamens en examens van de opleiding, specifieke bepalingen 6. Studiebegeleiding 7. Overgangs- en slotbepalingen In de Onderwijs- en Examenregeling zijn de specifieke rechten en plichten opgenomen die per opleiding van de Rijksuniversiteit Groningen gelden voor zowel student als opleiding. In het (algemene universitaire) Studentenstatuut staan de rechten en plichten die voor alle studenten gelden.
Deze regeling is vastgesteld door het bestuur van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen op 30 juni 2015 met instemming van de faculteitsraad op de daartoe wettelijk bepaalde onderdelen d.d. 18 juni 2015.
100
Paragraaf 1 - Algemene Bepalingen
Artikel 1.1 - Toepasselijkheid van de OER 1. Deze regeling geldt voor het studiejaar 2015-2016 en is van toepassing op het onderwijs, de toetsen en de examens van de masteropleiding Culturele Geografie met CROHO opleidingscode 60656 , hierna te noemen: de opleiding, en op alle studenten die voor de opleiding staan ingeschreven. 2. De opleiding wordt verzorgd binnen de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen, hierna te noemen: de faculteit. 3. Deze OER is ook van toepassing op studenten van andere opleidingen, faculteiten of onderwijsinstellingen, voor zover ze onderdelen van de opleiding waar deze OER voor geldt, volgen. 4. Voor de onderdelen die studenten van de opleiding, als bedoeld in lid 1, volgen bij andere opleidingen, faculteiten of onderwijsinstellingen, geldt de OER van die andere opleiding, faculteit of instelling. 5. Deze OER is tevens van toepassing op de toelating van studenten tot een premaster, als bedoeld in artikel 4.3, met het oog op het volgen van de opleiding. Voor het overige is de desbetreffende bachelor OER van toepassing op studenten ingeschreven voor een pre-master.
Artikel 1.2 - Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: ccc. de wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW); ddd. student: degene die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en de examens van de opleiding. Waar in de OER de student als ‘hij’ wordt aangeduid, wordt tevens ‘zij’ bedoeld; eee. opleiding: de masteropleiding genoemd in artikel 1.1 van deze regeling, bestaande uit een samenhangend geheel van onderwijseenheden; fff. onderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding, in de zin van artikel 7.3 van de wet, opgenomen in OCASYS; ggg. OCASYS: het onderwijscatalogussysteem van de Rijksuniversiteit Groningen; hhh. ECTS: studiepunt als bedoeld in de wet, waarmee de omvang van het onderdeel van de opleiding wordt uitgedrukt. 1 ECTS staat gelijk aan 28 uur studeren;
101
iii. pre-master: een deficiëntieprogramma waarmee toelating tot de opleiding kan worden verkregen; jjj. toets of tentamen: een onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student, alsmede de beoordeling van de uitkomsten daarvan; kkk. examen: het afsluitend masterexamen van de opleiding dat met goed gevolg is afgelegd, als aan alle verplichtingen van de gehele masteropleiding is voldaan; lll. studiejaar: het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende jaar; mmm. semester: deel van het studiejaar, beginnend op 1 september en eindigend op een door het College van Bestuur te bepalen datum, dan wel beginnend op een door het College van Bestuur te bepalen datum en eindigend op 31 augustus; nnn. practicum: een praktische oefening, als bedoeld in artikel 7.13 van de wet, in een van de volgende vormen: - het maken van een scriptie; - het maken van een werkstuk of een proef-ontwerp; - het uitvoeren van een onderzoeksopdracht; - het deelnemen aan veldwerk of een excursie; - het doorlopen van een stage; - het deelnemen aan een andere onderwijsleeractiviteit, die gericht is op het bereiken van bepaalde vaardigheden. ooo. Examencommissie: het onafhankelijk orgaan belast met de taken en bevoegdheden als vermeld in de artikelen 7.11, 7.12 en 7.12b en 7.12c van de wet, waaronder de beoordeling of aan de eisen van het afsluitend examen is voldaan; ppp. Examinator: degene die door de Examencommissie is aangewezen voor het afnemen van tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan; qqq. Toelatingscommissie: de commissie die namens het Faculteitsbestuur over de toelating tot de opleiding beslist; rrr.Opleidingscommissie: het adviesorgaan dat de taken uitoefent als omschreven in art 9.18 van de wet. De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent. Artikel 1.3 - Doel van de opleiding Met de opleiding wordt beoogd dat de afgestudeerden: 1. Kennis en inzicht a) een zodanige kennis hebben van en zodanig inzicht verwerven in het vakgebied van de culturele geografie dat zij substantiële en originele bijdragen kunnen leveren aan het ontwikkelen en/of toepassen van ideeën, met name in onderzoeksverband; b) beschikken over kennis op het niveau van internationale 102
wetenschappelijke handboeken en wetenschappelijke publicaties van de theorieën, methoden & technieken en ethische grondslagen behorende bij het vakgebied van de culturele geografie. Dat zij het vermogen ontwikkelen om genoemde kennis in samenhang te kunnen interpreteren; c) in staat zijn om een kritisch oordeel te vormen over de relaties tussen theoretische concepten, methoden van onderzoek en empirische bevindingen in internationale wetenschappelijke handboeken en wetenschappelijke publicaties op het gebied van culturele geografie; d) in staat zijn zelfstandig specifieke onderzoeks- en analysemethoden te hanteren binnen het werkterrein van culturele geografie; e) een zelfstandige bijdrage kunnen leveren aan de kennisvermeerdering ten behoeve van het vakgebied van culturele geografie; f) paradigma’s binnen het vakgebied kunnen herkennen alsmede de condities waaronder deze van toepassing worden geacht; 2. Toepassen kennis en inzicht a) in staat zijn de verworven kennis en inzichten en probleemoplossende vermogens toe te passen in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen bredere verbanden die gerelateerd zijn aan het vakgebied van culturele geografie; b) in staat zijn om kennis en inzicht te integreren en toe te passen op complexe vraagstukken; c) ethische, normatieve en expressieve denkwijzen in de culturele geografie in het wetenschappelijke denken kunnen integreren; d) inzicht hebben in en visie hebben op de toepassingsmogelijkheden en beperkingen van de wetenschap in het algemeen en van culturele geografie in het bijzonder; e) in staat zijn om zelfstandig richting en uitvoering te geven aan onderzoek al dan niet in interdisciplinair verband; f) in staat zijn om aanzetten te geven tot grensverleggend onderzoek; 103
g) in staat zijn om theoretische inzichten binnen het vakgebied toe te passen bij de analyse van concrete vraagstukken op het gebied van culturele geografie; h) het vermogen ontwikkelen tot interdisciplinaire samenwerking en daarbij de inbreng van de eigen discipline kunnen vertalen naar andere disciplines; i) logisch kunnen redeneren en zelfstandig een probleem kunnen formuleren en analyseren en in staat te zijn om tot een oplossingsgerichte synthese te komen; j) kunnen reflecteren op de diversiteit en complexiteit van maatschappelijke structuren en processen, en interacties met omgevingsstructuren en omgevingsprocessen; k) kunnen debatteren over de nieuwste ontwikkelingen binnen het vakgebied en consequenties daarvan voor de maatschappij; 3. Oordeelsvorming
a) in staat zijn oordelen te formuleren op grond van onvolledige of beperkte informatie, met meeweging van sociaal-maatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden; b) bij een kritische reflectie op het eigen wetenschappelijke handelen blijk geven van originaliteit; c) in staat zijn tot een kritische reflectie op redeneerwijzen, argumentatie en standpunten; d) het vermogen ontwikkelen tot evalueren en kritisch op waarde schatten van ruimtelijke effecten van ingrepen; e) een open en kritische houding hebben ten opzichte van nieuwe ideeën en ontwikkelingen binnen het vakgebied van culturele geografie; 4. Communicatie
104
a) in staat zijn om conclusies, alsmede de kennis en beweegredenen die hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig weten over te brengen op een publiek van specialisten en niet-specialisten, zowel in woord als geschrift; 5. Leervaardigheden
a) leervaardigheden bezitten die hen in staat stellen een vervolgstudie aan te gaan met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter; b) het vermogen ontwikkelen om na afstuderen zelfstandig relevante ontwikkelingen binnen het eigen vakgebied kritisch te blijven volgen; 6. Attitude
a) een onderzoekende en kritische houding ontwikkelen ten aanzien van de inhoud en nieuwe ideeën en ontwikkelingen binnen het vakgebied van culturele geografie. b) hieromtrent een standpunt kunnen innemen; c) een wetenschappelijke attitude ontwikkelen om op een professionele wijze in geëigende maatschappelijke en wetenschappelijke functies werkzaam te zijn; d) zich een attitude eigen maken om zich op het vakgebied van de culturele geografie te blijven ontwikkelen. Artikel 1.4 - Vorm van de opleiding De opleiding wordt voltijds verzorgd. Paragraaf 2 - Toelating Artikel 2.1 – Vooropleiding 1. Conform artikel 7.30a van de WHW wordt degene die het Bachelordiploma Sociale Geografie & Planologie van de Rijksuniversiteit Groningen heeft behaald toegelaten tot de opleiding. De bezitter van het diploma van een Bacheloropleiding Technische Planologie van de Rijksuniversiteit Groningen of het diploma van een Bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie (SG&P) van een van de Nederlandse universiteiten wordt eveneens geacht te beschikken 105
over voldoende kennis en vaardigheden en wordt uit dien hoofde toegelaten tot de opleiding. De student met een Bachelor Technische Planologie wordt wel geadviseerd daarnaast voldoende kennis te hebben van sociaalgeografische vakken. De Minor Ruimtelijke Economische Ontwikkeling strekt hierbij tot aanbeveling. 2. Voor de toelating gelden twee instroommomenten per studiejaar: 1 september en 1 februari. 3. Toelaatbaar tot de opleiding zijn de bezitters van een Nederlands of een buitenlands bachelor- of masterdiploma waarvan de eindtermen vergelijkbaar zijn met die van een van de onder lid 1 genoemde Bacheloropleidingen, zulks ter beoordeling van de Toelatingscommissie. 4. Indien aan de voorwaarden als bedoeld in de leden 1 en 2 is voldaan, vindt de selectie van studenten plaats op basis van een oordeel over de volgende aanvullende eisen: a) motivatie en talent; b) niveau van de relevante kennis en van de beheersing van methoden & technieken uit het betreffende vakgebied; c) algemeen academisch denk- en werkniveau; d) beheersing van de in het programma gehanteerde talen (Nederlands en Engels). 5. Het geselecteerd zijn voor de opleiding als bedoeld in lid 4, geeft recht op inschrijving in de opleiding, indien door de toelating het (eventuele) maximum aantal voor de opleiding in te schrijven personen niet wordt overschreden. Artikel 2.2 – Taaleis bij buitenlandse diploma’s 1. Indien de student wordt toegelaten tot de opleiding krachtens een diploma dat buiten Nederland is behaald, dan kan de Toelatingscommissie hem – voorafgaand aan de inschrijving - verplichten tot het met goed gevolg afleggen van een toets Nederlands of Engels, afhankelijk van de taal van de gekozen opleiding, af te nemen door een door de Examencommissie aan te wijzen instantie. 2. Aan de eis inzake voldoende beheersing van de Nederlandse taal wordt voldaan door het met goed gevolg afleggen van het staatsexamen Nederlands als tweede taal (NT2). 106
Artikel 2.3 – pre-master 1. Degenen die niet aan de toelatingseisen genoemd in art. 2.1 voldoen, kunnen hieraan voldoen door een op het masterprogramma toegesneden premastertraject van de Rijksuniversiteit Groningen met goed gevolg af te ronden. Het pre-mastertraject heeft een omvang van 15, 30, 45 of 60 ECTS. 2. In bijlage 1 zijn de toegangseisen voor het pre-mastertraject opgenomen. De \ Toelatingscommissie van de opleiding beslist over toelating tot de pre-master. Het pre-mastertraject moet binnen 24 maanden worden voltooid. Indien de premaster niet binnen deze termijn wordt behaald, vervallen de binnen de pre-master behaalde resultaten en kan het Faculteitsbestuur de student uitsluiten van verdere deelname aan de pre-master. Artikel 2.4 - Toelatingscommissie 1. De Toelatingscommissie beslist namens het Faculteitsbestuur over de toelating tot de opleiding. 2. De Toelatingscommissie wordt gevormd door: - een lid, tevens voorzitter, die met onderwijs in de opleiding is belast; - een lid / twee leden aangewezen uit het overige wetenschappelijk personeel dat met onderwijs in de opleiding is belast. 3. De aanwijzing geschiedt door het Faculteitsbestuur, dat tevens het Toelatingsreglement vaststelt. Artikel 2.5 - Toelatingsonderzoek master honour’s-opleiding: criteria Met het oog op de toelating tot de master honour’s opleiding onderzoekt de Toelatingscommissie of de kandidaat voldoet aan de voor de opleiding gestelde voorwaarden van kennis, kunde en vaardigheden. De commissie betrekt bij haar onderzoek tevens de motivatie en ambitie van de kandidaat m.b.t. de desbetreffende opleiding, alsmede de kennis van de kandidaat van de talen waarin het onderwijs van het programma wordt verzorgd. Artikel 2.6 - Toelatingsonderzoek: tijdstippen 1. Het toelatingsonderzoek vindt tweemaal per jaar plaats m.b.t. het begin van de opleiding in het eerste en het tweede semester.
107
2. Een verzoek te worden toegelaten tot de opleiding en een bepaald programma wordt voor 1 juni resp. 1 december ingediend bij de toelatingscommissie. 3. In bijzondere gevallen kan de toelatingscommissie een na de in het tweede lid genoemde sluitingsdatum ingediend verzoek in behandeling nemen.
Paragraaf 3 - Inrichting en inhoud van de opleiding Artikel 3.1 – Studielast 1. De opleiding heeft een studielast van 60 ECTS. 2. De studielast wordt uitgedrukt in hele ECTS.
Artikel 3.2 –Programma’s De opleiding kent één programma.
Artikel 3.3 –Samenstelling van de opleiding 1. Het programma omvat de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast:
108
Cursus
Semeste r
ECT S
Place and Identities
1a
5
Fieldwork Cultural Geography
1a
5
Optional Course / Master’s Thesis Cultural Geography
1a
5
Qualitative Data Collection and Analysis
1b
5
Master’s Thesis Cultural Geography
1b
5
Optional Course /Masterthesis Culturele Geografie * 1b
5
Landscape and Heritage Identities
2a
5
Wellbeing and Liveability
2a
5
Optional Course / Master’s Thesis Cultural Geography *
2a
5
Social Impact Assessment
2b
5
Master’s Thesis Cultural Geography
2b
5
Optional Course / Master’s Thesis Cultural Geography *
2b
5
* Voor Masterthesis Culturele Geografie staat 20 ECTS, voor keuzevakken 10 ECTS.
2. Op Ocasys worden de inhoud en de onderwijsvorm van de verplichte onderdelen van het programma nader omschreven, onder vermelding van de voorkennis, die gewenst is om aan het desbetreffende onderdeel met goed gevolg te kunnen deelnemen. Artikel 3.4 – Keuzeonderdelen 1. De Examencommissie kan, na een gemotiveerd verzoek van de student, voorafgaande toestemming verlenen om: a) Een onderdeel van het examenprogramma te vervangen door een ander door de RUG of een andere universiteit in binnen- of buitenland aangeboden vak dat past in het examenprogramma, dan wel b) Een keuzeonderdeel van het examenprogramma in te vullen met één of meer vakken die gevolgd worden aan de RUG of een andere universiteit in binnen- of buitenland.
109
2. In beginsel komen alle binnen de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen aangeboden Mastercursussen in aanmerking als keuzevak. Het als keuzevak opvoeren van Mastercursussen van andere faculteiten wordt door de student eerst ter goedkeuring voorgelegd aan de opleidingscoördinator. Opgevoerde keuzevakken die elders zijn gevolgd mogen niet elders op een diploma zijn opgenomen. 3. Bij de beoordeling van het verzoek let de Examencommissie in ieder geval op samenhang van (delen van) het vakkenpakket en het niveau van de vakken. Artikel 3.5 – Vrijstellingen tweede master 1. In het geval een student een tweede master aan de faculteit wil volgen, mag het programma van de tweede master hooguit een overlap hebben van 10 ECTS met het programma van de eerste master. 2. Het is niet toegestaan om verplichte dan wel keuzevakken uit de eerste master als keuzevakken in de tweede master op te nemen. Alleen vakken die in de eerste master als verplicht dan wel keuzevak gevolgd zijn, en in de tweede master ook verplicht zijn, komen voor vrijstelling in aanmerking, tot het genoemde maximum van 10 ECTS per master. 3. Gebonden keuzevakken gelden als verplichte vakken. 4. Als er volgens onder artikel 2.5.2 genoemde regel meer dan 10 ECTS in aanmerking kunnen komen voor vrijstelling, beslist de Examencommissie welke voor vrijstelling in aanmerking komend(e) vak(ken) afval(t)(len). 5. De volgorde van vrijstelling voor een verplicht vak in de tweede master is: • Eerst de verplichte vakken uit de eerste master; • Dan de door de coördinator van de eerste master goedgekeurde reguliere keuzevakken – tot de keuzeruimte van het programma behorend – uit de eerste master; • Pas in derde instantie de extra gevolgde keuzevakken uit de eerste master.
6. Extra – boven het minimum van 60 ECTS – gevolgde vakken uit de eerste master komen in principe wel in aanmerking voor de vrijstellingsregeling onder punt 2 t/m 5 genoemd, maar potentieel vrijstelbare extra vakken uit de eerste master mogen niet voor een tweede keer als extra keuzevakken aan de tweede master worden toegevoegd.
110
Artikel 3.6 – Taal van de opleiding 1. De cursussen worden in het Engels of het Nederlands verzorgd. 2. De tentamens worden in het Engels of Nederlands afgenomen. 3. Practica, zoals de Masterthesis mogen in het Engels of Nederlands worden geschreven, mits de student het Engels of het Nederlands in voldoende mate beheerst. Artikel 3.7 – Honoursprogramma masteropleiding 1. De student kan worden uitgenodigd voor deelname aan een Honoursprogramma dat door het Honours College van de RUG aangeboden wordt. 2. Het Honoursprogramma heeft een totale studielast van 15 EC. De OER van het Honours College is op dit programma van toepassing. 3.
Het Honoursprogramma maakt geen onderdeel uit van het reguliere mastercurriculum. De resultaten en cijfers tellen niet mee voor de toekenning van het judicium cum laude of summa cum laude van de masteropleiding.
4. De resultaten van het Honoursprogramma worden vermeld op het diplomasupplement bij het diploma van de masteropleiding waar de student een graad voor behaalt. Paragraaf 4 - Tentamens en examen van de opleiding, algemene bepalingen Artikel 4.1 - Examencommissie en examinatoren 4. De Examencommissie is het onafhankelijk orgaan dat vaststelt of een student de kennis, het inzicht en de vaardigheden bezit die nodig zijn voor het verkrijgen van de graad. 5. Het Faculteitsbestuur benoemt de leden op basis van hun deskundigheid op het terrein van de opleiding (of groep van opleidingen). 6. Regels ten aanzien van de samenstelling van de Examencommissie zijn opgenomen in het Handboek voor Examencommissies van de RUG. 111
4. Voor het afnemen van tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan, wijst de Examencommissie examinatoren aan. 5. De Examencommissie stelt Regels en Richtlijnen van de Examencommissie vast. Artikel 4.2 – Toetsplan Er is een door het Faculteitsbestuur vastgesteld toetsplan. Dit toetsplan bevat de volgende onderwerpen: 13. de eindtermen van de opleiding; 14. de curriculumonderdelen en leerdoelen van ieder curriculumonderdeel; 15. de relatie tussen curriculumonderdelen en eindtermen; 16. de toegepaste toetsvorm en de toetsmomenten per onderdeel; 17. de gehanteerde opstellingsprocedures, beoordelingsprocedures en beoordelingscriteria; 18. de verantwoordelijken voor de uitvoering van de verschillende onderdelen van het toetsbeleid; 7. de wijze van periodieke evaluatie. Artikel 4.3 – Tentamen - Algemeen 1. Het tentamen geeft de student zowel tussentijds als bij afsluiting van het onderdeel de nodige informatie of hij de gestelde leerdoelen zal bereiken resp. heeft bereikt. 2. Tentamencijfers worden afgerond op hele cijfers, behalve de Masterthesis die op halve cijfers wordt beoordeeld. Een 6 of hoger (voor de Masterthesis 5,5 of hoger) geldt als voldoende. Artikel 4.4 - Verplichte volgorde Er is binnen de opleiding geen sprake van volgtijdelijkheid. Artikel 4.5 - Tijdvakken en frequentie tentamens 1. Tot het afleggen van de tentamens wordt per studiejaar tweemaal de gelegenheid gegeven. Indien er sprake is van deeltentamens kan door de Examinator desgewenst gekozen worden voor één gelegenheid van alle deeltentamens tegelijk. 2. In de studiegids en/of OCASYS worden de tijdvakken waarin de tentamens kunnen worden afgelegd vermeld. Deeltentamens kunnen ook buiten de aangegeven periode afgenomen worden. Artikel 4.6 - Beoordeling stage- of onderzoekopdracht De beoordeling van een stage of van een onderzoekopdracht wordt verricht door de
112
examinator van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen. Artikel 4.7 - Vorm van de tentamens 1.
De tentamens worden afgelegd op de in OCASYS vermelde wijze.
2. Op verzoek van de student kan de Examencommissie toestaan dat een tentamen op een andere wijze dan vorenbedoeld wordt afgelegd. Artikel 4.8 - Mondelinge tentamens 1. Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk getentamineerd, tenzij de examencommissie anders heeft bepaald. 2. Het mondeling afnemen van een tentamen is openbaar, tenzij de examencommissie of de desbetreffende examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de student daartegen bezwaar heeft gemaakt. 3. Bij een mondeling tentamen dienen twee examinatoren aanwezig te zijn. Artikel 4.9 - Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag 1.
De examinator stelt terstond na het afnemen van een mondeling tentamen de uitslag vast en reikt de student desgevraagd een verklaring uit.
2. De examinator stelt de uitslag van een schriftelijk tentamen vast binnen tien werkdagen na de dag waarop het is afgelegd en verschaft de administratie van de faculteit de nodige gegevens ten behoeve van registratie van de uitslag in Progress. 3. Voor een op andere wijze dan mondeling of schriftelijk af te leggen tentamen bepaalt de Examencommissie tevoren op welke wijze en binnen welke termijn de student de uitslag zal ontvangen. 4. Bij het bekendmaken van de uitslag van een tentamen wordt de student gewezen op het inzagerecht, bedoeld in artikel 4.11, eerste lid, alsmede op de beroepsmogelijkheid. Artikel 4.10 - Geldigheidsduur 1. De geldigheidsduur van behaalde onderdelen is onbeperkt. 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan de examencommissie voor een onderdeel, waarvan het tentamen langer dan zes jaar geleden is behaald, een aanvullend dan wel vervangend tentamen opleggen, alvorens de student wordt toegelaten tot het afleggen van het desbetreffende examen. 113
3. Deeltoetsen en opdrachten die zijn behaald binnen een onderdeel dat niet met goed gevolg is afgelegd, vervallen na het studiejaar waarin zij zijn behaald. Een examinator kan hier van afwijken. Artikel 4.11 – Inzagerecht 1. De tentamens liggen gedurende zes weken na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen ter inzage bij de Student Support Desk. Ook tentamens die digitaal zijn afgenomen kunnen worden ingezien. 2. Gedurende de in het eerste lid genoemde termijn kan de student die aan het tentamen heeft deelgenomen kennis nemen van vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. 3. De examinator kan bepalen dat de inzage of de kennisneming geschiedt op een vaste plaats en op tenminste twee vaste tijdstippen. Indien de betrokkene aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op een aldus vastgestelde plaats en tijdstip te verschijnen, wordt hem een andere mogelijkheid geboden, zo mogelijk binnen de in het eerste lid genoemde termijn. Artikel 4.12 - De scriptie 1.
De scriptie geldt in beginsel voor één opleiding van de RUG. Een (gedeeltelijke) vrijstelling voor de scriptie bij een opleiding, op grond van de scriptie bij een andere opleiding is ter beoordeling van de Examencommissie.
2. De scriptie wordt voor een periode van tenminste 7 jaar bewaard op de Faculteit. 3. Er wordt tweemaal per jaar de gelegenheid geboden tot het starten van de (eind)scriptie. 4. Het tijdvak of de tijdvakken waarin de gelegenheid tot het maken hiervan wordt geboden, wordt in de studiegids en/of OCASYS bekendgemaakt. 5. Nadere regels over de vorm, de inhoud, het tijdpad en de beoordeling van de scriptie zijn opgenomen in het Master thesis protocol. 6. Uitsluitend de Examencommissie kan, op schriftelijk verzoek van de student, afwijken van het in de voorgaande leden van dit artikel bepaalde. Artikel 4.13 - Graad 3. Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad “Master of Science” verleend. 114
4. De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen aangetekend. Artikel 4.14 - Judicium 1. De examencommissie beoordeelt of aan het mastergetuigschrift een onderscheiding wordt toegekend. 2. Hierbij dient aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan: a) Het cijfer voor de scriptie moet voldoen aan de volgende minima: ‘Cum laude’: het cijfer voor de scriptie of thesis is tenminste 8,0; ‘Summa cum laude’: het cijfer voor de scriptie of thesis is tenminste 9,0. b) Het onafgeronde gewogen gemiddelde van alle onderwijseenheden, exclusief de scriptie, van het door de examencommissie goedgekeurde examenprogramma is
groter dan of gelijk aan 8,0 voor ‘Cum laude’; groter dan of gelijk aan 9,0 voor ‘Summa cum laude’.
3. Geen judicium wordt toegekend indien de omvang van de vrijstellingen in ECTS meer dan de helft van het totaal aantal ECTS van de opleiding bedraagt. Deze bepaling is niet van toepassing op de Double Degree programma’s. 4. Voor het behalen van enig judicium geldt dat het tentamen van een onderwijseenheid slechts eenmaal afgelegd mag zijn. 5.
Voor het behalen van een judicium geldt dat voor geen enkel vak een cijfer lager dan 7,0 is behaald.
6. In bijzondere gevallen kan de examencommissie afwijken van het bepaalde in de leden twee tot en met vijf van dit artikel. Artikel 4.15 - Examen 1.
Aan de opleiding is een examen verbonden ter afsluiting hiervan.
2. De Examencommissie stelt de uitslag van het examen vast, zodra de student de voor het examen benodigde tentamens heeft behaald, waarmee hij tevens de benodigde academische vorming heeft verworven en reikt daartoe een getuigschrift uit.
115
3.
Alvorens de uitslag van het examen vast te stellen kan de Examencommissie een onderzoek instellen naar de kennis van de student met betrekking tot een of meer onderdelen of aspecten van de opleiding, indien en voor zover de uitslagen van de desbetreffende tentamens daartoe aanleiding geven.
4. Met de vaststelling van de uitslag van het examen draagt de Examencommissie tevens zorg voor een spoedige afhandeling van de buluitreiking. 5.
Indien de student de datum van zijn afstuderen wil uitstellen in verband met nog extra af te leggen tentamens, dient hij de Examencommissie tijdig schriftelijk hiertoe te verzoeken.
6. De datum van afstuderen is de datum waarop het afsluitend examen is behaald, zoals vastgesteld door de Examencommissie conform het bepaalde in lid 2, en niet de datum waarop de bul wordt uitgereikt. 7.
Het examen bedoeld in lid 1 dat met goed gevolg is afgelegd en de met het oog daarop vervaardigde werkstukken worden door het Faculteitsbestuur gedurende een periode van ten minste 7 jaar bewaard.
Paragraaf 5: Tentamens en examen van de opleiding, specifieke bepalingen Artikel 5.1 - Tentamenvoorziening bijzondere gevallen 1.
Indien het niet verlenen van een individuele tentamenvoorziening zou leiden tot een ‘bijzonder geval van onbillijkheid van overwegende aard’, kan de Examencommissie besluiten een dergelijke voorziening toe te kennen, in afwijking van het bepaalde in artikel 3.6.
2. Verzoeken om een individuele tentamenvoorziening moeten zo snel mogelijk, inclusief bewijsstukken, worden ingediend bij de Examencommissie. Artikel 5.2 - Tentamens en functiestoornis 1.
Aan studenten met een functiestoornis wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze af te leggen. De Examencommissie wint zo nodig deskundig advies in bij de studentendecaan van het Studenten Service Centrum (SSC) alvorens te beslissen.
2. Bij het afleggen van een tentamen van een keuze-onderdeel door een student met een functiestoornis houdt de Examencommissie van de opleiding die het tentamen afneemt zich aan de voorzieningen zoals deze worden toegestaan door de Examencommissie van de opleiding waarvoor de student staat ingeschreven. Artikel 5.3 - Vrijstelling De Examencommissie kan de student op diens verzoek, gehoord de desbetreffende examinator, vrijstelling verlenen van een tentamen, indien de student: 116
a. hetzij een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire of hogere beroepsopleiding, in binnen- of buitenland, heeft voltooid; b. hetzij aantoont door werk- c.q. beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken m.b.t. het desbetreffende onderdeel; Voor verleende vrijstellingen voor examenonderdelen (of gedeelten daarvan) geldt een zelfde geldigheidsduur als voor tentamenresultaten. Artikel 5.4 – Verzoek buitenreguliere tentamenmogelijkheid 1. Een student kan de Examencommissie verzoeken om aan hem een buitenreguliere tentamenmogelijkheid toe te kennen. 2. Een dergelijk verzoek kan worden toegewezen, indien de student door bijzondere omstandigheden het betreffende tentamen niet heeft gehaald en het niet toekennen van een buitenreguliere tentamenmogelijkheid onaanvaardbare studievertraging oplevert. 3. Voor het toekennen van een buitenreguliere tentamenkans gelden de navolgende criteria: - het moet gaan om het laatst te behalen studieresultaat; - de studievertraging bedraagt bij het niet toekennen van de buitenreguliere tentamenmogelijkheid ten minste een semester; - de examinandus moet hebben deelgenomen aan de laatste twee reguliere tentamenmogelijkheden van het vak waarvoor hij een buitenreguliere tentamenmogelijkheid aanvraagt, en daarop ten minste de cijfers 4 en 5 hebben behaald. Artikel 5.5 - Bevoegdheid Examencommissie bij keuze-onderdelen 1.
Een verzoek tot een keuzeonderdeel bij een andere opleiding dient goedgekeurd te worden door de Examencommissie van de eigen opleiding.
2. Ten aanzien van de tentaminering van, en bij verzoeken voor een afwijkende tentamenregeling voor, een keuzeonderdeel bij een andere opleiding, is de Examencommissie van die andere opleiding bevoegd. Artikel 5.6 - Fraude en plagiaat
117
1.
Onder fraude wordt verstaan het handelen of nalaten van een student waardoor een juist oordeel over zijn of andermans kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk is.
2. Onder fraude wordt tevens het plegen van plagiaat verstaan, hetgeen het overnemen van andermans werk zonder correcte bronvermelding is. Onder (zelf)plagiaat wordt ook verstaan het opnieuw indienen van eigen werk van een andere cursus. 3. Indien een student fraudeert, kan de Examencommissie hem het recht ontnemen een of meer tentamens of examens af te leggen gedurende ten hoogste een jaar. 4. Bij ernstige fraude kan de Examencommissie het College van Bestuur voorstellen de inschrijving voor de opleiding van de student definitief te beëindigen. 5. De Examencommissie legt haar handelwijze bij fraude vast in haar Regels en Richtlijnen. Artikel 5.7 – Ongeldig tentamen Indien er sprake is van zodanige onregelmatigheden ten aanzien van een tentamen, dat een juist oordeel over de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de examinandus onmogelijk is gebleken, kan de Examencommissie het tentamen ongeldig verklaren voor zowel de examinandus als een groep van examinandi. De bepalingen in de Regels en Richtlijnen van de Examencommissie zijn hierop tevens van toepassing. Artikel 5.8 - Elders behaalde onderdelen 1. Voorwaarde voor het behalen van het getuigschrift van het Masterexamen van de opleiding is dat ten minste de helft van het onderwijsprogramma is behaald door middel van onderdelen die verzorgd zijn door de opleiding tijdens de inschrijving als student aan de RUG. 2. In geval van een double degree Masterprogramma met een buitenlandse instelling dient ten minste een kwart van het programma daadwerkelijk aan de opleiding te zijn gevolgd tijdens de inschrijving als student aan de RUG. Artikel 5.9 - Iudicium Abeundi 1.
In geval van ernstig laakbare gedragingen en/of uitlatingen van een student kan het College van Bestuur in bijzondere gevallen na advies van de Examencommissie of van het Faculteitsbestuur de inschrijving van een student beëindigen.
118
2. Het College van Bestuur neemt een beslissing als bedoeld in het eerste lid eerst nadat de betreffende student is gehoord omtrent de voorgenomen beslissing, nadat een zorgvuldige afweging van alle belangen van de student en van de instelling heeft plaatsgevonden en nadat aannemelijk is geworden dat de student door zijn/haar gedragingen en/of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door hem/haar gevolgde studie opleidt, dan wel voor de praktische voorbereiding op die beroepsopleiding. Het Faculteitsbestuur, de Examencommissie en het College van Bestuur nemen daarbij het Protocol Iudicium Abeundi in acht zoals dit door de Nederlandse Federatie van Universitaire Medische Centra op 1 november 2010 is vastgesteld. Paragraaf 6
Studiebegeleiding
Artikel 6.1 - Studievoortgangsadministratie 1. Het Faculteitsbestuur draagt zorg voor de administratie van individuele studieresultaten van de studenten. 2. De individuele studieresultaten zijn door de student te raadplegen via ProgressWWW. Artikel 6.2 - Studiebegeleiding De faculteit draagt zorg voor de introductie en de studiebegeleiding van de studenten, die voor de opleiding zijn ingeschreven, mede ten behoeve van hun voortgang tijdens de studie en oriëntatie op mogelijke studiewegen in en buiten de opleiding. Paragraaf 7 - Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 7.1 - Wijziging 1. Wijzigingen van deze regeling worden door het Faculteitsbestuur, gehoord door de Opleidingscommissie, en na overleg met, en waar nodig met instemming van, de faculteitsraad, bij afzonderlijk besluit vastgesteld. 2. Een wijziging van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad. 3. Een wijziging kan voorts niet ten nadele van studenten van invloed zijn op: - een goedkeuring die krachtens art. 2.4 is verleend; - enige andere beslissing, die krachtens deze regeling is genomen ten aanzien van een student.
119
Artikel 7.2 - Bekendmaking 1. Het Faculteitsbestuur draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling, van deze regeling, alsmede van elke wijziging hiervan. 2. Elke belangstellende kan bij de Student Support Desk een exemplaar van deze OER verkrijgen.
Artikel 7.3 - Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op 1 september 2015 Bijlage 1: For students with other previous qualifications (Master’s degree, research university/university of applied sciences (HBO) Bachelor’s degree): a. admission is considered on a case-by-case basis to check whether the previous qualifications meet the entry-level requirements of the Master’s degree programme. This will ensure that the student is indeed able, following admission, to complete the Master’s degree programme according to plan. b. if the student does not meet the entry-level requirements, an individual bridging programme will be drawn up. There is no minimum scope for this programme. A bridging programme will not be drawn up if the prerequisites amount to more than 60 ECTS credit points. Instead, the student will be advised to enroll in the full Bachelor’s degree programme in Human Geography and Spatial Planning. c. the entry-level requirements for the Master’s degree programme are of a content-related, methodological and technical nature. The requisite levels are gauged by referring to corresponding course units from the Bachelor’s degree programme in Human Geography and Spatial Planning. In the event of any deficiencies, these will also serve as part of the transition programme. The Admissions Board will evaluate the student’s prior qualifications, and may call on advice from experts within the Faculty of Spatial Sciences (e.g. the Statistics 120
lecturer). i. Content 1. Field of cultural geography. Level: ‘Cultural Geography’ (propaedeutic phase), ‘People and Place’ (2nd year) and ‘Cultural Geography’ workshops (3rd year) ii. Methodology 1. Conducting academic research under supervision and reporting on this orally and in writing. Level: ‘Introduction to Academic Research’/IWO (propaedeutic phase) and Bachelor’s project (3rd year) iii. Technical 1. Methods of data collection and analysis. Level: ‘Academic Research Methods’/ MWO (2nd year) 2. Statistics: level 1 & 2 Statistics (or specific parts thereof: linear regression, logistical regressions)
121
18.4 Economische Geografie
Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen
Onderwijs- en Examenregeling (OER) Masteropleiding
Economische Geografie
Studiejaar 2015-2016
122
Inhoud:
8. Algemene bepalingen 9. Toelating 10.
Inrichting en inhoud van de opleiding
11. Tentamens en examen van de opleiding, algemene bepalingen 12. Tentamens en examens van de opleiding, specifieke bepalingen 13. Studiebegeleiding 14. Overgangs- en slotbepalingen In de Onderwijs- en Examenregeling zijn de specifieke rechten en plichten opgenomen die per opleiding van de Rijksuniversiteit Groningen gelden voor zowel student als opleiding. In het (algemene universitaire) Studentenstatuut staan de rechten en plichten die voor alle studenten gelden.
Deze regeling is vastgesteld door het bestuur van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen op 30 juni 2015 met instemming van de faculteitsraad op de daartoe wettelijk bepaalde onderdelen d.d. 18 juni 2015.
123
Paragraaf 1 - Algemene Bepalingen
Artikel 1.1 - Toepasselijkheid van de OER 1.
Deze regeling geldt voor het studiejaar 2015-2016 en is van toepassing op het onderwijs, de toetsen en de examens van de masteropleiding Economische Geografie met CROHO opleidingscode 60657 , hierna te noemen: de opleiding, en op alle studenten die voor de opleiding staan ingeschreven.
2. De opleiding wordt verzorgd binnen de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen, hierna te noemen: de faculteit. 3. Deze OER is ook van toepassing op studenten van andere opleidingen, faculteiten of onderwijsinstellingen, voor zover ze onderdelen van de opleiding waar deze OER voor geldt, volgen. 4. Voor de onderdelen die studenten van de opleiding, als bedoeld in lid 1, volgen bij andere opleidingen, faculteiten of onderwijsinstellingen, geldt de OER van die andere opleiding, faculteit of instelling. 5. Deze OER is tevens van toepassing op de toelating van studenten tot een premaster, als bedoeld in artikel 4.3, met het oog op het volgen van de opleiding. Voor het overige is de desbetreffende bachelor OER van toepassing op studenten ingeschreven voor een pre-master.
Artikel 1.2 - Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: sss. de wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW); ttt. student: degene die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en de examens van de opleiding. Waar in de OER de student als ‘hij’ wordt aangeduid, wordt tevens ‘zij’ bedoeld; uuu. opleiding: de masteropleiding genoemd in artikel 1.1 van deze regeling, bestaande uit een samenhangend geheel van onderwijseenheden; vvv. onderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding, in de zin van artikel 7.3 van de wet, opgenomen in OCASYS; www. OCASYS: het onderwijscatalogussysteem van de Rijksuniversiteit Groningen; xxx. ECTS: studiepunt als bedoeld in de wet, waarmee de omvang van het onderdeel van de opleiding wordt uitgedrukt. 1 ECTS staat gelijk aan 28 uur studeren; yyy. pre-master: een deficiëntieprogramma waarmee toelating tot de opleiding kan worden verkregen; zzz. toets of tentamen: een onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student, alsmede de beoordeling van de uitkomsten daarvan;
124
aaaa. examen: het afsluitend masterexamen van de opleiding dat met goed gevolg is afgelegd, als aan alle verplichtingen van de gehele masteropleiding is voldaan; bbbb. studiejaar: het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende jaar; cccc. semester: deel van het studiejaar, beginnend op 1 september en eindigend op een door het College van Bestuur te bepalen datum, dan wel beginnend op een door het College van Bestuur te bepalen datum en eindigend op 31 augustus; dddd. practicum: een praktische oefening, als bedoeld in artikel 7.13 van de wet, in een van de volgende vormen: - het maken van een scriptie; - het maken van een werkstuk of een proef-ontwerp; - het uitvoeren van een onderzoeksopdracht; - het deelnemen aan veldwerk of een excursie; - het doorlopen van een stage; - het deelnemen aan een andere onderwijsleeractiviteit, die gericht is op het bereiken van bepaalde vaardigheden. eeee. Examencommissie: het onafhankelijk orgaan belast met de taken en bevoegdheden als vermeld in de artikelen 7.11, 7.12 en 7.12b en 7.12c van de wet, waaronder de beoordeling of aan de eisen van het afsluitend examen is voldaan; ffff. Examinator: degene die door de Examencommissie is aangewezen voor het afnemen van tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan; gggg. Toelatingscommissie: de commissie die namens het Faculteitsbestuur over de toelating tot de opleiding beslist; hhhh. Opleidingscommissie: het adviesorgaan dat de taken uitoefent als omschreven in art 9.18 van de wet. De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent. Artikel 1.3 - Doel van de opleiding Met de opleiding wordt beoogd dat de afgestudeerden: 1. Kennis en inzicht a) een zodanige kennis en zodanig inzicht verwerven op het vakgebied zodat zij substantiële en originele bijdragen kunnen leveren aan het ontwikkelen en/of toepassen van ideeën, met name in onderzoeksverband; b) beschikken over kennis op het niveau van internationale wetenschappelijke handboeken en - publicaties van de theorieën, methoden & technieken en ethische grondslagen behorende bij het vakgebied van de economische geografie. Dat zij het vermogen ontwikkelen om genoemde kennis in samenhang te kunnen interpreteren; c) in staat zijn om een kritisch oordeel te kunnen vormen over de relaties tussen theoretische concepten, methoden van onderzoek en empirische bevindingen in internationale wetenschappelijke handboeken en – publicaties op het gebied van de economische geografie; d) in staat zijn zelfstandig specifieke onderzoeks- en analysemethoden te hanteren binnen het werkterrein van de economische geografie; 125
e) een zelfstandige bijdrage kunnen leveren aan de kennisvermeerdering ten behoeve van het vakgebied van de economische geografie; f) paradigma’s binnen het vakgebied kunnen herkennen, alsmede de condities waaronder deze van toepassing worden geacht; 2. Toepassen kennis en inzicht a) in staat zijn de verworven kennis en inzichten en probleemoplossende vermogens toe te passen in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen bredere verbanden die gerelateerd zijn aan het vakgebied van de economische geografie b) in staat zijn om kennis en inzicht te integreren en toe te passen op complexe vraagstukken; c) ethische, normatieve en expressieve denkwijzen in de economische geografie in het wetenschappelijke denken kunnen integreren; d) inzicht hebben in en visie hebben op de toepassingsmogelijkheden en beperkingen van de wetenschap in het algemeen en van economische geografie in het bijzonder; e) in staat zijn om zelfstandig richting en uitvoering te geven aan onderzoek al dan niet in interdisciplinair verband; f) in staat zijn om aanzetten te geven tot grensverleggend onderzoek; g) in staat zijn om theoretische inzichten binnen het vakgebied toe te passen bij de analyse van concrete vraagstukken op het gebied van de economische geografie; h) het vermogen ontwikkelen tot interdisciplinaire samenwerking en daarbij de inbreng van de eigen discipline kunnen vertalen naar andere disciplines; i) logisch kunnen redeneren en zelfstandig een probleem kunnen formuleren en analyseren en in staat te zijn om tot een oplossingsgerichte synthese te komen; j) kunnen reflecteren op de diversiteit en complexiteit van maatschappelijke structuren en processen, en interacties met omgevingsstructuren en omgevingsprocessen; k) kunnen debatteren over de nieuwste ontwikkelingen binnen het vakgebied en consequenties daarvan voor de maatschappij; 3. Oordeelsvorming a) in staat zijn oordelen te formuleren op grond van onvolledige of beperkte informatie, met meeweging van maatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden; b) bij een kritische reflectie op het eigen wetenschappelijke handelen blijk geven van originaliteit; c) in staat zijn tot een kritische reflectie op redeneerwijzen, argumentatie en standpunten; d) het vermogen ontwikkelen tot evalueren en kritisch op waarde schatten van ruimtelijke effecten van ingrepen; 126
e) een open en kritische houding hebben ten opzichte van nieuwe ideeën en ontwikkelingen binnen het vakgebied van de economische geografie; 4. Communicatie a) in staat zijn om conclusies, alsmede de kennis en beweegredenen die hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig weten over te brengen op een publiek van specialisten en niet-specialisten, zowel in woord als geschrift; 5. Leervaardigheden a) leervaardigheden bezitten die hen in staat stellen een vervolgstudie aan te gaan met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter; b) het vermogen ontwikkelen om na afstuderen zelfstandig relevante ontwikkelingen binnen het eigen vakgebied kritisch te blijven volgen; 6. Attitude a) een onderzoekende en kritische houding ontwikkelen ten aanzien van de inhoud en ten aanzien van nieuwe ideeën en ontwikkelingen binnen het vakgebied van de economische geografie. Dat de studenten hieromtrent een standpunt kunnen innemen; b) een wetenschappelijke attitude ontwikkelen om op een professionele wijze in geëigende maatschappelijke en wetenschappelijke functies werkzaam te zijn; c) zich een attitude eigen maken om zich op het vakgebied van de economische geografie te blijven ontwikkelen. Artikel 1.4 - Vorm van de opleiding De opleiding wordt voltijds verzorgd. Paragraaf 2 - Toelating Artikel 2.1 – Vooropleiding 1. Conform artikel 7.30a van de WHW wordt degene die het bachelordiploma Sociale Geografie & Planologie van de Rijksuniversiteit Groningen heeft behaald toegelaten tot de opleiding. De bezitter van het diploma van een Bacheloropleiding Technische Planologie van de Rijksuniversiteit Groningen of het diploma van een Bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie (SG&P) van een van de Nederlandse universiteiten wordt eveneens geacht te beschikken over voldoende kennis en vaardigheden en wordt uit dien hoofde toegelaten tot de opleiding. 2. Voor de toelating gelden twee instroommomenten per studiejaar: 1 september en 1 februari.
127
3. Toelaatbaar tot de opleiding zijn de bezitters van een Nederlands of een buitenlands bachelor- of masterdiploma waarvan de eindtermen vergelijkbaar zijn met die van een van de onder lid 1 genoemde Bacheloropleidingen, zulks ter beoordeling van de Toelatingscommissie. 4. Indien aan de voorwaarden als bedoeld in de leden 1 en 2 is voldaan, vindt de selectie van studenten plaats op basis van een oordeel over de volgende aanvullende eisen: a) motivatie en talent; b) niveau van de relevante kennis en van de beheersing van methoden & technieken uit het betreffende vakgebied; c) algemeen academisch denk- en werkniveau; d) beheersing van de in het programma gehanteerde talen (Nederlands en Engels). 5. Het geselecteerd zijn voor de opleiding als bedoeld in lid 4, geeft recht op inschrijving in de opleiding, indien door de toelating het (eventuele) maximum aantal voor de opleiding in te schrijven personen niet wordt overschreden. Artikel 2.2 – Taaleis bij buitenlandse diploma’s 1.
Indien de student wordt toegelaten tot de opleiding krachtens een diploma dat buiten Nederland is behaald, dan kan de Toelatingscommissie hem – voorafgaand aan de inschrijving - verplichten tot het met goed gevolg afleggen van een toets Nederlands of Engels, afhankelijk van de taal van de gekozen opleiding, af te nemen door een door de Examencommissie aan te wijzen instantie.
2.
Aan de eis inzake voldoende beheersing van de Nederlandse taal wordt voldaan door het met goed gevolg afleggen van het staatsexamen Nederlands als tweede taal (NT2).
Artikel 2.3 – pre-master 1.
Degenen die niet aan de toelatingseisen genoemd in art. 2.1 voldoen, kunnen hieraan voldoen door een op het masterprogramma toegesneden premastertraject van de Rijksuniversiteit Groningen met goed gevolg af te ronden. Het pre-mastertraject heeft een omvang van 15, 30, 45 of 60 ECTS.
2.
In bijlage 1 zijn de toegangseisen voor het pre-mastertraject opgenomen. De
128
Toelatingscommissie van de opleiding beslist over toelating tot de pre-master. 3.
Het pre-mastertraject moet binnen 24 maanden worden voltooid. Indien de pre-master niet binnen deze termijn wordt behaald, vervallen de binnen de premaster behaalde resultaten en kan het Faculteitsbestuur de student uitsluiten van verdere deelname aan de pre-master.
Artikel 2.4 - Toelatingscommissie 1.
De Toelatingscommissie beslist namens het Faculteitsbestuur over de toelating tot de opleiding.
2.
De Toelatingscommissie wordt gevormd door: - een lid, tevens voorzitter, die met onderwijs in de opleiding is belast; - een lid / twee leden aangewezen uit het overige wetenschappelijk personeel dat met onderwijs in de opleiding is belast.
3.
De aanwijzing geschiedt door het Faculteitsbestuur, dat tevens het Toelatingsreglement vaststelt.
Artikel 2.5 - Toelatingsonderzoek master honour’s-opleiding: criteria Met het oog op de toelating tot de master honour’s opleiding onderzoekt de Toelatingscommissie of de kandidaat voldoet aan de voor de opleiding gestelde voorwaarden van kennis, kunde en vaardigheden. De commissie betrekt bij haar onderzoek tevens de motivatie en ambitie van de kandidaat m.b.t. de desbetreffende opleiding, alsmede de kennis van de kandidaat van de talen waarin het onderwijs van het programma wordt verzorgd. Artikel 2.6 - Toelatingsonderzoek: tijdstippen 1. Het toelatingsonderzoek vindt tweemaal per jaar plaats m.b.t. het begin van de opleiding in het eerste en het tweede semester. 2. Een verzoek te worden toegelaten tot de opleiding en een bepaald programma wordt voor 1 juni resp. 1 december ingediend bij de toelatingscommissie. 3. In bijzondere gevallen kan de toelatingscommissie een na de in het tweede lid genoemde sluitingsdatum ingediend verzoek in behandeling nemen.
Paragraaf 3 - Inrichting en inhoud van de opleiding
129
Artikel 3.1 – Studielast 1. De opleiding heeft een studielast van 60 ECTS. 2. De studielast wordt uitgedrukt in hele ECTS.
Artikel 3.2 –Programma’s De opleiding kent één programma.
Artikel 3.3 –Samenstelling van de opleiding 1. Het programma omvat de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast: Cursus
Semeste r
ECT S
Economic Geography: Theory and Application
1a
5
City- & Regiomarketing**
1a
5
Keuzevak /Masterthesis Economische Geografie*
1a
5
Spatial Economics
1b
5
Keuzevakken / Masterthesis Economische Geografie 1b *
10
Demography of Firms & Entrepreneurship
2a
5
Regional Labour Market Analysis**
2a
5
Keuzevak / Masterthesis Economische Geografie *
2a
5
Infrastructure, Economy & Space**
2b
5
Keuzevakken / Masterthesis Economische Geografie 2b *
10
* Voor Masterthesis Economische Geografie staat 20 ECTS, voor keuzevakken 10 ECTS. ** Maximaal een van deze drie cursussen kan vervangen worden door een extra keuzevak. 2. Op Ocasys worden de inhoud en de onderwijsvorm van de verplichte onderdelen van het programma nader omschreven, onder vermelding van de voorkennis, die 130
gewenst is om aan het desbetreffende onderdeel met goed gevolg te kunnen deelnemen. Artikel 3.4 – Keuzeonderdelen 1. De Examencommissie kan, na een gemotiveerd verzoek van de student, voorafgaande toestemming verlenen om: c) Een onderdeel van het examenprogramma te vervangen door een ander door de RUG of een andere universiteit in binnen- of buitenland aangeboden vak dat past in het examenprogramma, dan wel d) Een keuzeonderdeel van het examenprogramma in te vullen met één of meer vakken die gevolgd worden aan de RUG of een andere universiteit in binnen- of buitenland. 2. In beginsel komen alle binnen de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen aangeboden Mastercursussen in aanmerking als keuzevak. Het als keuzevak opvoeren van Mastercursussen van andere faculteiten wordt door de student eerst ter goedkeuring voorgelegd aan de opleidingscoördinator. Opgevoerde keuzevakken die elders zijn gevolgd mogen niet elders op een diploma zijn opgenomen. 3. Bij de beoordeling van het verzoek let de Examencommissie in ieder geval op samenhang van (delen van) het vakkenpakket en het niveau van de vakken. Artikel 3.5 – Vrijstellingen tweede master 1. In het geval een student een tweede master aan de faculteit wil volgen, mag het programma van de tweede master hooguit een overlap hebben van 10 ECTS met het programma van de eerste master. 2. Het is niet toegestaan om verplichte dan wel keuzevakken uit de eerste master als keuzevakken in de tweede master op te nemen. Alleen vakken die in de eerste master als verplicht dan wel keuzevak gevolgd zijn, en in de tweede master ook verplicht zijn, komen voor vrijstelling in aanmerking, tot het genoemde maximum van 10 ECTS per master. 3. Gebonden keuzevakken gelden als verplichte vakken. 4. Als er volgens onder artikel 2.5.2 genoemde regel meer dan 10 ECTS in aanmerking kunnen komen voor vrijstelling, beslist de Examencommissie welke voor vrijstelling in aanmerking komend(e) vak(ken) afval(t)(len). 5. De volgorde van vrijstelling voor een verplicht vak in de tweede master is: • Eerst de verplichte vakken uit de eerste master; 131
• Dan de door de coördinator van de eerste master goedgekeurde reguliere keuzevakken – tot de keuzeruimte van het programma behorend – uit de eerste master; • Pas in derde instantie de extra gevolgde keuzevakken uit de eerste master. 6. Extra – boven het minimum van 60 ECTS – gevolgde vakken uit de eerste master komen in principe wel in aanmerking voor de vrijstellingsregeling onder punt 2 t/m 5 genoemd, maar potentieel vrijstelbare extra vakken uit de eerste master mogen niet voor een tweede keer als extra keuzevakken aan de tweede master worden toegevoegd. Artikel 3.6 – Taal van de opleiding 1. De cursussen worden in het Engels of het Nederlands verzorgd. 2. De tentamens worden in het Engels of het Nederlands afgenomen. 3. Practica, zoals de Masterthesis mogen in het Engels of Nederlands worden geschreven, mits de student het Engels of het Nederlands in voldoende mate beheerst. Artikel 3.7 – Honoursprogramma masteropleiding 1.
De student kan worden uitgenodigd voor deelname aan een Honoursprogramma dat door het Honours College van de RUG aangeboden wordt.
2.
Het Honoursprogramma heeft een totale studielast van 15 EC. De OER van het Honours College is op dit programma van toepassing.
3.
Het Honoursprogramma maakt geen onderdeel uit van het reguliere mastercurriculum. De resultaten en cijfers tellen niet mee voor de toekenning van het judicium cum laude of summa cum laude van de masteropleiding.
4.
De resultaten van het Honoursprogramma worden vermeld op het diplomasupplement bij het diploma van de masteropleiding waar de student een graad voor behaalt.
Paragraaf 4 - Tentamens en examen van de opleiding, algemene bepalingen Artikel 4.1 - Examencommissie en examinatoren
132
1. De Examencommissie is het onafhankelijk orgaan dat vaststelt of een student de kennis, het inzicht en de vaardigheden bezit die nodig zijn voor het verkrijgen van de graad. 2. Het Faculteitsbestuur benoemt de leden op basis van hun deskundigheid op het terrein van de opleiding (of groep van opleidingen). 3. Regels ten aanzien van de samenstelling van de Examencommissie zijn opgenomen in het Handboek voor Examencommissies van de RUG. 4. Voor het afnemen van tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan, wijst de Examencommissie examinatoren aan. 5. De Examencommissie stelt Regels en Richtlijnen van de Examencommissie vast. Artikel 4.2 – Toetsplan Er is een door het Faculteitsbestuur vastgesteld toetsplan. Dit toetsplan bevat de volgende onderwerpen: 19. de eindtermen van de opleiding; 20. de curriculumonderdelen en leerdoelen van ieder curriculumonderdeel; 21. de relatie tussen curriculumonderdelen en eindtermen; 22. de toegepaste toetsvorm en de toetsmomenten per onderdeel; 23. de gehanteerde opstellingsprocedures, beoordelingsprocedures en beoordelingscriteria; 24. de verantwoordelijken voor de uitvoering van de verschillende onderdelen van het toetsbeleid; 7. de wijze van periodieke evaluatie. Artikel 4.3 – Tentamen - Algemeen 3. Het tentamen geeft de student zowel tussentijds als bij afsluiting van het onderdeel de nodige informatie of hij de gestelde leerdoelen zal bereiken resp. heeft bereikt. 4. Tentamencijfers worden afgerond op hele cijfers, behalve de Masterthesis die op halve cijfers wordt beoordeeld. Een 6 of hoger (voor de Masterthesis 5,5 of hoger) geldt als voldoende. Artikel 4.4 - Verplichte volgorde Er is binnen de opleiding geen sprake van volgtijdelijkheid. Artikel 4.5 - Tijdvakken en frequentie tentamens
133
1. Tot het afleggen van de tentamens wordt per studiejaar tweemaal de gelegenheid gegeven. Indien er sprake is van deeltentamens kan door de Examinator desgewenst gekozen worden voor één gelegenheid van alle deeltentamens tegelijk. 2. In de studiegids en/of OCASYS worden de tijdvakken waarin de tentamens kunnen worden afgelegd vermeld. Deeltentamens kunnen ook buiten de aangegeven periode afgenomen worden. Artikel 4.6 - Beoordeling stage- of onderzoekopdracht De beoordeling van een stage of van een onderzoekopdracht wordt verricht door de examinator van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen.
Artikel 4.7 - Vorm van de tentamens 1.
De tentamens worden afgelegd op de in OCASYS vermelde wijze.
2. Op verzoek van de student kan de Examencommissie toestaan dat een tentamen op een andere wijze dan vorenbedoeld wordt afgelegd. Artikel 4.8 - Mondelinge tentamens 5. Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk getentamineerd, tenzij de examencommissie anders heeft bepaald. 6. Het mondeling afnemen van een tentamen is openbaar, tenzij de examencommissie of de desbetreffende examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de student daartegen bezwaar heeft gemaakt. 7. Bij een mondeling tentamen dienen twee examinatoren aanwezig te zijn. Artikel 4.9 - Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag 1.
De examinator stelt terstond na het afnemen van een mondeling tentamen de uitslag vast en reikt de student desgevraagd een verklaring uit.
2. De examinator stelt de uitslag van een schriftelijk tentamen vast binnen tien werkdagen na de dag waarop het is afgelegd en verschaft de administratie van de faculteit de nodige gegevens ten behoeve van registratie van de uitslag in Progress.
134
3. Voor een op andere wijze dan mondeling of schriftelijk af te leggen tentamen bepaalt de Examencommissie tevoren op welke wijze en binnen welke termijn de student de uitslag zal ontvangen. 4. Bij het bekendmaken van de uitslag van een tentamen wordt de student gewezen op het inzagerecht, bedoeld in artikel 4.11, eerste lid, alsmede op de beroepsmogelijkheid. Artikel 4.10 - Geldigheidsduur 1. De geldigheidsduur van behaalde onderdelen is onbeperkt. 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan de examencommissie voor een onderdeel, waarvan het tentamen langer dan zes jaar geleden is behaald, een aanvullend dan wel vervangend tentamen opleggen, alvorens de student wordt toegelaten tot het afleggen van het desbetreffende examen. 3. Deeltoetsen en opdrachten die zijn behaald binnen een onderdeel dat niet met goed gevolg is afgelegd, vervallen na het studiejaar waarin zij zijn behaald. Een examinator kan hier van afwijken. Artikel 4.11 – Inzagerecht 1. De tentamens liggen gedurende zes weken na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen ter inzage bij de Student Support Desk. Ook tentamens die digitaal zijn afgenomen kunnen worden ingezien. 2. Gedurende de in het eerste lid genoemde termijn kan de student die aan het tentamen heeft deelgenomen kennis nemen van vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. 3. De examinator kan bepalen dat de inzage of de kennisneming geschiedt op een vaste plaats en op tenminste twee vaste tijdstippen. Indien de betrokkene aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op een aldus vastgestelde plaats en tijdstip te verschijnen, wordt hem een andere mogelijkheid geboden, zo mogelijk binnen de in het eerste lid genoemde termijn.
135
Artikel 4.12 - De scriptie 1.
De scriptie geldt in beginsel voor één opleiding van de RUG. Een (gedeeltelijke) vrijstelling voor de scriptie bij een opleiding, op grond van de scriptie bij een andere opleiding is ter beoordeling van de Examencommissie.
2. De scriptie wordt voor een periode van tenminste 7 jaar bewaard op de Faculteit. 3. Er wordt tweemaal per jaar de gelegenheid geboden tot het starten van de (eind)scriptie. 4. Het tijdvak of de tijdvakken waarin de gelegenheid tot het maken hiervan wordt geboden, wordt in de studiegids en/of OCASYS bekendgemaakt. 5. Nadere regels over de vorm, de inhoud, het tijdpad en de beoordeling van de scriptie zijn opgenomen in het Master thesis protocol. 6. Uitsluitend de Examencommissie kan, op schriftelijk verzoek van de student, afwijken van het in de voorgaande leden van dit artikel bepaalde. Artikel 4.13 - Graad 1. Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad “Master of Science” verleend. 2. De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen aangetekend. Artikel 4.14 - Judicium 1.
De examencommissie beoordeelt of aan het mastergetuigschrift een onderscheiding wordt toegekend.
2. Hierbij dient aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan: a) Het cijfer voor de scriptie moet voldoen aan de volgende minima: ‘Cum laude’: het cijfer voor de scriptie of thesis is tenminste 8,0; ‘Summa cum laude’: het cijfer voor de scriptie of thesis is tenminste 9,0. b) Het onafgeronde gewogen gemiddelde van alle onderwijseenheden, exclusief de scriptie, van het door de examencommissie goedgekeurde examenprogramma is
groter dan of gelijk aan 8,0 voor ‘Cum laude’; groter dan of gelijk aan 9,0 voor ‘Summa cum laude’.
3. Geen judicium wordt toegekend indien de omvang van de vrijstellingen in ECTS 136
meer dan de helft van het totaal aantal ECTS van de opleiding bedraagt. Deze bepaling is niet van toepassing op de Double Degree programma’s. 4. Voor het behalen van enig judicium geldt dat het tentamen van een onderwijseenheid slechts eenmaal afgelegd mag zijn. 5. Voor het behalen van een judicium geldt dat voor geen enkel vak een cijfer lager dan 7,0 is behaald.
6. In bijzondere gevallen kan de examencommissie afwijken van het bepaalde in de eden twee tot en met vijf van dit artikel.
Artikel 4.15 - Examen
1.
Aan de opleiding is een examen verbonden ter afsluiting hiervan.
2. De Examencommissie stelt de uitslag van het examen vast, zodra de student de voor het examen benodigde tentamens heeft behaald, waarmee hij tevens de benodigde academische vorming heeft verworven en reikt daartoe een getuigschrift uit. 3.
Alvorens de uitslag van het examen vast te stellen kan de Examencommissie een onderzoek instellen naar de kennis van de student met betrekking tot een of meer onderdelen of aspecten van de opleiding, indien en voor zover de uitslagen van de desbetreffende tentamens daartoe aanleiding geven.
4. Met de vaststelling van de uitslag van het examen draagt de Examencommissie tevens zorg voor een spoedige afhandeling van de buluitreiking. 5.
Indien de student de datum van zijn afstuderen wil uitstellen in verband met nog extra af te leggen tentamens, dient hij de Examencommissie tijdig schriftelijk hiertoe te verzoeken.
6. De datum van afstuderen is de datum waarop het afsluitend examen is behaald, zoals vastgesteld door de Examencommissie conform het bepaalde in lid 2, en niet de datum waarop de bul wordt uitgereikt. 7.
Het examen bedoeld in lid 1 dat met goed gevolg is afgelegd en de met het oog daarop vervaardigde werkstukken worden door het Faculteitsbestuur gedurende een periode van ten minste 7 jaar bewaard.
Paragraaf 5: Tentamens en examen van de opleiding, specifieke bepalingen
137
Artikel 5.1 - Tentamenvoorziening bijzondere gevallen 1.
Indien het niet verlenen van een individuele tentamenvoorziening zou leiden tot een ‘bijzonder geval van onbillijkheid van overwegende aard’, kan de Examencommissie besluiten een dergelijke voorziening toe te kennen, in afwijking van het bepaalde in artikel 3.6.
2. Verzoeken om een individuele tentamenvoorziening moeten zo snel mogelijk, inclusief bewijsstukken, worden ingediend bij de Examencommissie. Artikel 5.2 - Tentamens en functiestoornis 1.
Aan studenten met een functiestoornis wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze af te leggen. De Examencommissie wint zo nodig deskundig advies in bij de studentendecaan van het Studenten Service Centrum (SSC) alvorens te beslissen.
2. Bij het afleggen van een tentamen van een keuze-onderdeel door een student met een functiestoornis houdt de Examencommissie van de opleiding die het tentamen afneemt zich aan de voorzieningen zoals deze worden toegestaan door de Examencommissie van de opleiding waarvoor de student staat ingeschreven. Artikel 5.3 - Vrijstelling De Examencommissie kan de student op diens verzoek, gehoord de desbetreffende examinator, vrijstelling verlenen van een tentamen, indien de student: a. hetzij een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire of hogere beroepsopleiding, in binnen- of buitenland, heeft voltooid; b. hetzij aantoont door werk- c.q. beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken m.b.t. het desbetreffende onderdeel; Voor verleende vrijstellingen voor examenonderdelen (of gedeelten daarvan) geldt een zelfde geldigheidsduur als voor tentamenresultaten. Artikel 5.4 – Verzoek buitenreguliere tentamenmogelijkheid 1. Een student kan de Examencommissie verzoeken om aan hem een buitenreguliere tentamenmogelijkheid toe te kennen. 2. Een dergelijk verzoek kan worden toegewezen, indien de student door bijzondere omstandigheden het betreffende tentamen niet heeft gehaald en het niet toekennen van een buitenreguliere tentamenmogelijkheid onaanvaardbare studievertraging oplevert. 3. Voor het toekennen van een buitenreguliere tentamenkans gelden de navolgende criteria: 138
- het moet gaan om het laatst te behalen studieresultaat; - de studievertraging bedraagt bij het niet toekennen van de buitenreguliere tentamenmogelijkheid ten minste een semester; - de examinandus moet hebben deelgenomen aan de laatste twee reguliere tentamenmogelijkheden van het vak waarvoor hij een buitenreguliere tentamenmogelijkheid aanvraagt, en daarop tenminste de cijfers 4 en 5 hebben behaald.
Artikel 5.5 - Bevoegdheid Examencommissie bij keuze-onderdelen 1.
Een verzoek tot een keuzeonderdeel bij een andere opleiding dient goedgekeurd te worden door de Examencommissie van de eigen opleiding.
2. Ten aanzien van de tentaminering van, en bij verzoeken voor een afwijkende tentamenregeling voor, een keuzeonderdeel bij een andere opleiding, is de Examencommissie van die andere opleiding bevoegd. Artikel 5.6 - Fraude en plagiaat 1.
Onder fraude wordt verstaan het handelen of nalaten van een student waardoor een juist oordeel over zijn of andermans kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk is.
2. Onder fraude wordt tevens het plegen van plagiaat verstaan, hetgeen het overnemen van andermans werk zonder correcte bronvermelding is. Onder (zelf)plagiaat wordt ook verstaan het opnieuw indienen van eigen werk van een andere cursus. 3. Indien een student fraudeert, kan de Examencommissie hem het recht ontnemen een of meer tentamens of examens af te leggen gedurende ten hoogste een jaar. 4. Bij ernstige fraude kan de Examencommissie het College van Bestuur voorstellen de inschrijving voor de opleiding van de student definitief te beëindigen. 5. De Examencommissie legt haar handelwijze bij fraude vast in haar Regels en Richtlijnen. Artikel 5.7 – Ongeldig tentamen Indien er sprake is van zodanige onregelmatigheden ten aanzien van een tentamen, dat een juist oordeel over de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de examinandus onmogelijk is gebleken, kan de Examencommissie het tentamen ongeldig verklaren voor zowel de examinandus als een groep van examinandi. De bepalingen in de Regels en Richtlijnen van de Examencommissie zijn hierop tevens van toepassing. 139
Artikel 5.8 - Elders behaalde onderdelen 1. Voorwaarde voor het behalen van het getuigschrift van het Masterexamen van de opleiding is dat ten minste de helft van het onderwijsprogramma is behaald door middel van onderdelen die verzorgd zijn door de opleiding tijdens de inschrijving als student aan de RUG. 2. In geval van een double degree Masterprogramma met een buitenlandse instelling dient ten minste een kwart van het programma daadwerkelijk aan de opleiding te zijn gevolgd tijdens de inschrijving als student aan de RUG. Artikel 5.9 - Iudicium Abeundi 1.
In geval van ernstig laakbare gedragingen en/of uitlatingen van een student kan het College van Bestuur in bijzondere gevallen na advies van de Examencommissie of van het Faculteitsbestuur de inschrijving van een student beëindigen.
2. Het College van Bestuur neemt een beslissing als bedoeld in het eerste lid eerst nadat de betreffende student is gehoord omtrent de voorgenomen beslissing, nadat een zorgvuldige afweging van alle belangen van de student en van de instelling heeft plaatsgevonden en nadat aannemelijk is geworden dat de student door zijn/haar gedragingen en/of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door hem/haar gevolgde studie opleidt, dan wel voor de praktische voorbereiding op die beroepsopleiding. Het Faculteitsbestuur, de Examencommissie en het College van Bestuur nemen daarbij het Protocol Iudicium Abeundi in acht zoals dit door de Nederlandse Federatie van Universitaire Medische Centra op 1 november 2010 is vastgesteld. Paragraaf 6
Studiebegeleiding
Artikel 6.1 - Studievoortgangsadministratie 1. Het Faculteitsbestuur draagt zorg voor de administratie van individuele studieresultaten van de studenten. 2. De individuele studieresultaten zijn door de student te raadplegen via ProgressWWW. Artikel 6.2 - Studiebegeleiding De faculteit draagt zorg voor de introductie en de studiebegeleiding van de studenten, die voor de opleiding zijn ingeschreven, mede ten behoeve van hun voortgang tijdens de studie en oriëntatie op mogelijke studiewegen in en buiten de opleiding. 140
Paragraaf 7 - Overgangs- en slotbepalingen Artikel 7.1 - Wijziging 1. Wijzigingen van deze regeling worden door het Faculteitsbestuur, gehoord door de Opleidingscommissie, en na overleg met, en waar nodig met instemming van, de faculteitsraad, bij afzonderlijk besluit vastgesteld. 2. Een wijziging van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad. 3. Een wijziging kan voorts niet ten nadele van studenten van invloed zijn op: - een goedkeuring die krachtens art. 2.4 is verleend; - enige andere beslissing, die krachtens deze regeling is genomen ten aanzien van een student. Artikel 7.2 - Bekendmaking 1. Het Faculteitsbestuur draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling, van deze regeling, alsmede van elke wijziging hiervan. 2. Elke belangstellende kan bij de Student Support Desk een exemplaar van deze OER verkrijgen.
Artikel 7.3 - Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op 1 september 2015 Bijlage 1: For students with other previous qualifications (Master’s degree, research university/university of applied sciences (HBO) Bachelor’s degree): a. admission is considered on a case-by-case basis to check whether the previous qualifications meet the entry-level requirements of the Master’s degree programme. This will ensure that the student is indeed able, following admission, to complete the Master’s degree programme according to plan. b. if the student does not meet the entry-level requirements, an individual bridging programme will be drawn up. There is no minimum scope for this 141
programme. A bridging programme will not be drawn up if the prerequisites amount to more than 60 ECTS credit points. Instead, the student will be advised to enroll in the full Bachelor’s degree programme in Human Geography and Spatial Planning. c. the entry-level requirements for the Master’s degree programme are of a content-related, methodological and technical nature. The requisite levels are gauged by referring to corresponding course units from the Bachelor’s degree programme in Human Geography and Spatial Planning. In the event of any deficiencies, these will also serve as part of the transition programme. The Admissions Board will evaluate the student’s prior qualifications, and may call on advice from experts within the Faculty of Spatial Sciences (e.g. the Statistics lecturer). i. Content 1. Field of economic geography. Level: ‘Economic Geography 1’ (propaedeutic phase), ‘Economic Geography 2’ (2nd year) and ‘Economic Geography 3’ (2nd year) ii. Methodology 1. Conducting academic research under supervision and reporting on this orally and in writing iii. Technical 1. Methods of data collection and analysis. Level: ‘Academic Research Methods’/ MWO (2nd year) 2. Statistics: level 1 & 2 Statistics
142
18.5 Environmental and Infrastructure Planning
Faculty of Spatial Sciences
Teaching and Examination Regulations (OER) Master’s degree programme in
Environmental and Infrastructure Planning for the academic year 2015-2016 Contents: 1. General provisions 2. Admission 3. Content and structure of the degree programme 4. Examinations and final assessment of the degree programme General provisions 5. Examinations and final assessment of the degree programme Specific provisions 6. Study progress supervision 7. Transitional and final provisions
143
The Teaching and Examination Regulations set out the specific rights and obligations that apply to each degree programme taught at the University of Groningen, for both students and the degree programme. The University-wide section of the Student Charter sets out the rights and obligations that apply to all students. These Regulations were decreed by the Board of the Faculty of Spatial Sciences on June 30 2015 and approved by the Faculty Council where required by law on June 18 2015.
SECTION 1 GENERAL PROVISIONS Article 1.1 – Applicability 1.
These Regulations for academic year 2015-2016 apply to the teaching, examinations and final assessment of the Master’s degree programme Environmental and Infrastructure Planning, CROHO degree programme code 66194, hereinafter referred to as the degree programme, and to all students enrolled in this degree programme.
2. The degree programme is provided by the Faculty of Spatial Sciences of the University of Groningen, hereinafter referred to as the Faculty. 3. These Teaching and Examination Regulations also apply to students of other degree programmes, faculties or institutes of higher education, insofar as they follow course units in the degree programme to which these Regulations apply. 4. Course units that students of the degree programme as referred to in Article 1.1.1 follow in other degree programmes or at other faculties or institutes of higher education are subject to the Teaching and Examination Regulations of that programme, faculty or institute. 5. These Regulations also apply to the admission of students to the Pre-Master’s programmes referred to in Article 2.3 with a view to following the degree programme. In all other respects, the relevant Bachelor’s OER will apply to students who are enrolled in a Pre-Master’s programme. Article 1.2 – Definitions The following definitions apply to these Regulations: a. The Act: the Higher Education and Research Act (WHW: Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek) b. Student: a person registered at the University for the purpose of taking course units and/or examinations leading to the conferral of a university degree c. Degree programme: the Master’s degree programme referred to in Article 1.1 of these Regulations, comprising a coherent set of course units d. Course unit: a syllabus unit or other part of the degree programme within the meaning of Article 7.3 of the Act, included in OCASYS 144
e. f.
g. h. i.
j. k.
l.
m.
n. o.
p.
OCASYS: the University of Groningen’s online course catalogue ECTS credit point: a credit point within the meaning of the Act. The student workload of each course unit is expressed in ECTS credit points, whereby 1 ECTS is equivalent to a student workload of 28 hours Pre-Master’s programme: a programme intended to remedy deficiencies for admission to the degree programme Test or examination: a test of the knowledge, understanding and skills of students, including an assessment of the results Final assessment: the final assessment for the Master’s degree which is considered to be passed once all the requirements of the entire Master’s degree programme have been satisfied Academic year: the period of time that starts on 1 September and ends on 31 August of the following year Semester: part of the academic year, either starting on 1 September and ending on a date to be determined by the Board of the University, or starting on a date determined by the Board of the University and ending on 31 August Practical: a practical exercise, as referred to in Article 7.13 of the Act, in one of the following forms: - a thesis - a written assignment or a draft design - a research assignment - participation in a field trip or excursion - completion of a placement - participation in another educational activity designed to teach certain skills Board of Examiners: an independent body with the duties and powers as set out in Articles 7.11, 7.12, 7.12b and 7.12c of the Act, including assessing whether the requirements of the final assessment have been met Examiner: a person appointed by the Board of Examiners to set examinations and determine their results Admissions Board: the board that has decision-making powers in matters concerning admission to the degree programme on behalf of the Faculty Board Programme committee: the advisory body that fulfils the duties referred to in Article 9.18 of the Act.
All other terms will have the meaning that the Act ascribes to them. Article 1.3 – Aim of the degree programme 1. Impart knowledge and understanding The degree programme is designed such that graduates a) acquire sufficient knowledge and understanding of global and local environmental and infrastructure planning challenges so that they can make a substantial and original contribution to the development and/or implementation of ideas, particularly with regard to research; 145
b) have knowledge at the level of international academic debates on the theories, methodologies and techniques, and ethical foundations of the field of environmental and infrastructure planning, and that they develop the capacity to interpret this knowledge in different national contexts; c) are able to form a critical assessment of the relationships between theoretical concepts, research methods and empirical findings in international academic publications ; d) are able to independently employ research and analysis methods specific to the field of environmental and infrastructure planning; e) explain the characteristics and role of water, environmental and infrastructure planning in light of wider international academic views and debates on urban and regional development ; f) are proficient in arguing how a geographical and societal context produces policy choice; g) adequately describe current transitions in the planning of our living environment. 2. Applying knowledge and understanding Graduates a) are able to apply the knowledge and problem-solving abilities they have gained in new or unknown situations within wider contexts related to the field of environmental and infrastructure planning; b) are able to integrate knowledge and understanding and apply them to complex planning challenges; c) are able to integrate ethical, normative and creative ways of thinking in environmental and infrastructure planning in addressing these challenges d) are able to initiate a relevant angle of research; e) are able to work across disciplines and thereby translate the contribution of their own discipline to other disciplines, particularly with regard to research; f) are able to reflect on the diversity and complexity of global and local social structures and processes, as well as on interactions with environmental structures and processes; g) are able to debate the latest developments within the field and the consequences thereof for society; h) apply appropriate methods for planning practice, including problem structuring, policy transfer and evaluation in designing concrete policy solutions for problems in the field of environment, water and infrastructure. 3. Judgement Graduates a) are able to make judgements about spatial plans and strategies, and decision making processes based on incomplete or limited information, bearing in mind social and ethical responsibilities; b) demonstrate originality when critically reflecting on their personal academic 146
conduct; c) are able to critically reflect on ways of reasoning, arguments and points of view d) learn to evaluate and critically assess the scope of spatial impacts from planning intervention; e) develop an open and critical attitude to new ideas and developments within the field of environmental and infrastructure planning; f) are attentive to how planning intervention affects the interests, well-being and safety of people; g) consider planning problems in view of their physical and institutional context. 4. Communication Graduates a) learn to listen to, observe and analyse possible conflicting statements while withholding their judgement; b) are able to clearly and straightforwardly present conclusions as well as the knowledge and motives behind them to specialist and non-specialist audiences, both in oral and written form; c) demonstrate a critical understanding of issues relevant to water, environment and infrastructure through convincing and captivating presentation; d) communicate a balanced view to the planning of these issues in intercultural setting; e) report credibly both on planning theory and on cases from international planning practice. 5. Learning skills Graduates a) develop the learning skills to allow them to continue to study in a manner that may be largely self-directed or autonomous; b) learn to independently and critically continue to follow the relevant developments within their field after graduation; c) apply international comparative learning to identify and suggest useful planning strategies and designs from abroad; d) generate institutional and policy innovation through collaborative reflection and evaluation; e) position their own work within the current international planning debate. 6. Attitudes Graduates a) develop an investigative and critical attitude to content and to new ideas and developments within the field of environmental and infrastructure planning, i.e. graduates will be able to take a stand; b) develop an academic attitude in order to be able to work professionally in relevant social and academic positions; c) handle delicate planning issues with academic authority, appropriate skills and sensitivity to cultural differences; 147
d) use theoretical knowledge and comparative insight as a basis for leadership in the field.
SECTION 2 ADMISSION Article 2.1 – Entry requirements 1. Students with a Bachelor’s degree in Environmental and Infrastructure Planning (Technische Planologie) from the University of Groningen will be admitted to the Master’s degree in Environmental and Infrastructure Planning in accordance with Article 7.30.a of the Act. Holders of a Bachelor’s degree in Human Geography & Planning (SG&P) from a Dutch university are assumed to have sufficient knowledge and skills and will also be admitted to the Master’s degree in Environmental and Infrastructure Planning on that basis. All candidates must speak English to at least VWO level. See Article 4.3. 2. Holders of a Dutch or foreign Bachelor’s or Master’s degree with learning outcomes equivalent to one of the Bachelor’s degree programmes set out in Article 2.1.1 will also be admitted to the Master’s degree in Environmental and Infrastructure Planning, subject to the assessment of the Admissions Board. 3. Admission within the meaning of Article 2.1.1 and 2.1.2 entitles students to register for the degree programme. 4. There are two starting dates for admission during the year : September 1 and February 1. Article 2.2 – Language requirements All candidates must produce proof of sufficient mastery of English. To this end, they must satisfy one of the following conditions: -
Cambridge Certificate of Proficiency in English (A, B or C) Cambridge Certificate in Advanced English (A, B or C) A score of 6.0 or higher in the complete International English Language Testing System (Academic version), with a 6.5 score or higher on the writing section A score of at least 60 of the Test of English as a Foreign Language iBT, with 24 score or higher on the writing section. Or similar results on comparable English language tests English at VWO level
Article 2.3 – Pre-Master’s programme 2.
Students who do not satisfy the entry requirements listed in Article 2.1 can remedy their deficiencies by successfully completing the specific University of Groningen Pre-Master’s programme for the relevant Master’s degree programme. The Pre-Master’s programme has a student workload of 15, 30, 45 or 60 ECTS.
148
3.
The entry requirements for the Pre-Master’s programme can be found in Appendix 1. The Admissions Board of the relevant Master’s degree programme will decide whether students are admitted to the Pre-Master’s programme.
4.
The Pre-Master’s programme must be completed within 24 months. Students who fail to complete the Pre-Master’s programme within this period will lose the results gained in the programme and may be banned from further participation in the Pre-Master’s programme by the Faculty Board.
Article 2.4 – Admissions Board 1.
The Admissions Board has the power to take decisions on behalf of the Faculty Board in matters concerning admission to the degree programme.
2.
The Admissions Board consists of: - a member, also the chairperson, who teaches the degree programme - one member / two members selected from the other academic staff who teach the degree programme.
3.
The selection will be made by the Faculty Board, which will also set out the admissions procedure.
Article 2.5 – Entrance examination for the Master’s Honours programme: criteria With a view to the admissions procedure for the Master’s Honours programme, the Admissions Board will investigate whether the candidate satisfies the conditions concerning knowledge, expertise and skills. When conducting its investigation, the Board will also consider the motivation and ambitions of the candidate concerning the degree programme in question, as well as the candidate’s proficiency in the language in which the programme will be taught. Article 2.6 – Entrance examination: times 1. The entrance examination for the degree programme will be held twice a year; once for students starting in the first semester and once for students starting in the second semester. 2. Applications for admission to the degree programme and a specific specialization must be submitted to the Admissions Board before 1 March or 15 September, depending on the desired starting date. 3. Only in exceptional cases will the Admissions Board consider an application submitted after the date stated in Article 2.6.2. 4. The Admissions Board will make its decision before 1 June or 15 November, depending on the desired starting date. Admission will be on condition that the 149
candidate has satisfied the requirements set out in Article 2.1 concerning knowledge and skills by the starting date of the degree programme at the latest, supported by certificates from the degree programmes followed. The written admission statement will include information for the student about the possibility of an appeal to the Board of Appeal for Examinations.
SECTION 3
CONTENT AND STRUCTURE OF THE DEGREE PROGRAMME
Article 3.1 – Type of degree programme The degree programme is full time. Article 3.2 – Language The official language of the courses, examinations and practicals is English. Exceptions may apply for specific optional course units. The Master’s Thesis may be written in English or in Dutch. Article 3.3 – Student workload 1. The degree programme has a student workload of 60 ECTS credit points. 2. The student workload is expressed in whole ECTS credit points. Article 3.4 – Specializations There is one programme without specializations. Article 3.5 – Content of the curriculum 1. The programme consist of the following course units with their related student workload:
150
Course
Semester EC
Planning Theory
1a
5
EIP: Interactive Workshop
1a
5
Comparative Research and Planning Practice
1a
5
IPD1: Planning Methods and Evaluation or IPD3: Programmamanagement in Theorie en Praktijk (Dutch course)
1b
5
Master’s Thesis EIP
1b
10
Dilemmas in Infrastructure Planning
2a
5
Transitions in Water Management
2a
5
Reinventing Environmental Planning
2a
5
IPD4: Coalition Planning or
2b
5
2b
10
or Professional Development or Other Elective
Professional Development or Other Elective Master’s Thesis EIP
2. Ocasys sets out the content and teaching methods of the compulsory parts of the various specializations in more detail, including the level of knowledge students will need to successfully undertake the course unit in question. Article 3.6 – Electives 1. Only one IPD course can be selected, unless extra capacity in the IPD courses allows students to select a second IPD course. 2. With the approval of the Board of Examiners, a student may choose one or more course units with a total student workload of 10 EC. Chosen electives from other programmes cannot be mentioned on another diploma. 151
3. In principle all Master courses from the Faculty of Spatial Sciences can be selected as optional courses. Students may choose courses outside FRW after agreed upon by the Master coordinator Article 3.7 – Exemptions for a second Master’s Degree 1. If a student wants to follow a second Master’s degree at the Faculty, the programme of the second Master’s degree may not overlap with the first by more than 10 ECTS credits. 2. It is not permitted to take any compulsory or optional course units from the first Master’s degree as optional course units in the second. Only those course units which were compulsory or optional course units in the first Master’s degree and are also compulsory in the second Master’s degree will be considered for exemption, up to a maximum of 10 ECTS credits per Master’s degree. 3. Linked optional course units count as compulsory course units. 4. If more than 10 ECTS credits qualify for exemption, the Board of Examiners will decide which module or course units will be granted exemption. 5. The order for exemption for a compulsory module in the second Master’s degree is: First the compulsory course units from the first Master’s degree Then the regular optional course units approved by the coordinator of the first Master’s degree – part of the optional part of the degree programme In third place are extra optional course units from the first Master’s degree. 6. Course units followed during the first Master’s degree over and above the minimum of 60 ECTS credits will in principle be considered for exemption, but these extra course units from the first Master’s degree may not be added to the second Master’s degree as extra optional course units for a second time.
SECTION 4 EXAMINATIONS AND FINAL ASSESSMENT OF THE DEGREE PROGRAMME; GENERAL PROVISIONS Article 4.1 – Board of Examiners and examiners 7.
The Board of Examiners is the independent body that determines whether individual students have the knowledge, understanding and skills required to be awarded the degree.
8. The Faculty Board appoints the members of the Board of Examiners on the basis of their expertise in the field of the group of degree programmes in question.
152
9. Regulations with respect to the composition of the Board of Examiners can be found in the “Handboek voor Examencommissies van de RUG”. 4. Members of the Faculty Board or other people who have financial responsibilities within the institution may not be appointed as members of the Board of Examiners. 5. The Board of Examiners will appoint examiners to set examinations and determine the results. 6. The Board of Examiners will approve the Rules and Regulations of the Board of Examiners. Article 4.2 – Assessment Plan An Assessment Plan has been approved by the Faculty Board, comprising the following topics: 1. the learning outcomes of the degree programme 2. the course units of the degree programme and the learning outcomes of each course unit 3. the relationship between course units and learning outcomes 4. the assessment mode to be used and the assessment moments for each course unit 5. the test design and assessment procedures and assessment criteria used 6. who is/are responsible for the implementation of the various components of the assessment policy 7. the organization of regular evaluation. Article 4.3 – Examination; general 5. Examinations, both interim and final, provide students with the information they need to assess whether they have achieved or will achieve the required learning outcomes. 6. Grading for exams is in whole numbers from 1 to 10, except the Master’s Thesis which is graded in half numbers. A 6 or higher (for the Master’s Thesis a 5,5 or higher) is sufficient to pass an exam. Article 4.4 – Compulsory order of examinations There is no sequentiality. Article 4.5 – Examination frequency and periods 1. There will be no more than two opportunities a year to sit examinations. For partial examinations, one resit for all partial examinations together may be opted for.
153
2. The periods in which examinations can be sat are listed in the Student Handbook and/or OCASYS. Partial exams can also be taken outside the period indicated. Article 4.6 – Assessment of placement/internship or research assignment The assessment of a placement/internship or research assignment will be conducted by an examiner of the Faculty of Spatial Sciences. Article 4.7 – Form of examinations 1.
Examinations will be taken in the manner stated in OCASYS.
2. At the student’s request, the Board of Examiners may allow an examination to be taken in a form different from that stated in Article 4.7.1. 3. Mock versions of each examination will be made available to practise. Article 4.8 – Oral examinations 8. Unless the Board of Examiners decides otherwise, an oral examination may only be taken by one student at a time. 9. Oral examinations are public, unless the Board of Examiners or the examiner stipulates otherwise or the student objects to the public nature of the examination. 10. Two examiners must be present at an oral examination. Article 4.9 – Marking of examinations and publication of marks 1.
After an oral examination, the examiner will assess the examination immediately and provide the student with a statement upon request.
2. The examiner will mark a written examination within ten working days of the day on which it was taken, and will provide the Faculty’s administration department with the necessary details for registration of the result in ProgRESS. 3. If an examination is taken in a form other than oral or written, the Board of Examiners will determine in advance how and when students will receive written confirmation of the result. 4. The written confirmation of the result of an examination will also inform students of their right of inspection, as stipulated in Article 4.11.1, as well as their right to appeal. Article 4.10 – Validity 1. Completed course units remain valid indefinitely. 154
2. Contrary to the provisions of Article 4.10.1, the Board of Examiners may decide to require a student to take a supplementary or substitute examination for a course unit taken more than six years previously before allowing that student to progress to the final assessment. 3. Partial examinations and practicals passed within a course unit that has not been successfully completed will expire at the end of the academic year in which they were passed. An examiner is allowed to deviate from this rule. Article 4.11 – Right of inspection 1. Following the publication of the results the exams are available for inspection at the Student Support Desk for six weeks. Also digital exams are available for inspection. 2. Within the timeframe stipulated in Article 4.11.1, the student may request that they be allowed to peruse the examination paper and the assessment criteria. 3. The examiner can determine that this inspection or perusal will take place at a c certain place and at two set times at least. If the person concerned can show that they were prevented by force majeure from attending at the indicated places and times, they will be offered another opportunity, if possible within the period stated in Article 4.11.1. Article 4.12 – Thesis 1. A thesis can only be used for one University of Groningen degree programme. No exemptions are granted for theses based on a thesis written within a different degree programme. 2. Theses are stored by the Faculty Board for a period of at least 7 years. 3. Students will be given the opportunity to start a final-year thesis twice per academic year. 4. The period(s) during which students can write theses will be published in the course outline on Nestor. 5. More detailed regulations on the design, content, timeframe and assessment of the thesis can be found in the Master’s theses protocol, which form part of these Teaching and Examination Regulations. 6. If by the end of the period referred to under 4.12.4, 5 the assessor(s) is/are of the opinion that the thesis cannot be awarded a pass mark, the student will be given one opportunity to remedy the work in order to be awarded a pass mark of 6 within a timeframe defined by the degree programme. 7. The Board of Examiners is the only body that can deviate from the provisions of this Article at the written request of a student. Article 4.13 – Degree 155
1. A student who has satisfied all the requirements of the final assessment shall be awarded the degree of ‘Master of Science’. 2. The degree awarded shall be registered on the degree certificate. Article 4.14 – Honours (‘judicium’) 1.
The Board of Examiners will determine whether or not the Master’s degree certificate will be awarded an honours predicate.
2. The following conditions apply: a) The mark for the thesis must satisfy the following minimum conditions: - ‘Cum laude’: the mark for the thesis must be at least 8.0 - ‘Summa cum laude’: the mark for the thesis must be at least 9.0 b) The weighted average (not rounded off) for all course units, excluding the thesis, within the examination programme approved by the Board of Examiners must be - greater than or equal to 8.0 for ‘Cum laude’ - greater than or equal to 9.0 for ‘Summa cum laude’. 3.
No honours are awarded if the student workload of the exemptions in ECTS credit points is more than half the total number of ECTS for the degree programme. This stipulation does not apply to Double Degree programmes.
4. Honours may only be awarded if the examinations for the course units were taken only once. 5.
Honours may only be awarded if no single course unit was awarded a mark less than 7.0.
6. In certain circumstances, the Board of Examiners may depart from the provisions set out in Articles 4.14.2-5. Article 4.15 – Final assessment 1.
The degree programme is concluded with a final assessment.
2. The Board of Examiners determines the result of the final assessment as soon as the student has passed all the required examinations, thereby acquiring the necessary academic training, and issues a certificate to confirm this. 3. Before the final assessment can be determined, the Board of Examiners may decide to test the student’s knowledge of one or more course units or components of the degree programme, if and in as much as the marks for the relevant examinations provide a reason for doing so. 4. By determining the result of the final assessment, the Board of Examiners also commits itself to a speedy processing of the degree certificate ceremony.
156
5.
If a student wishes to postpone the date of graduation due to extra examinations that still need to be taken, he or she must submit a request to this end to the Board of Examiners in good time.
6. The graduation date is the date on which the final assessment is passed, as determined by the Board of Examiners in accordance with the provisions of Article 4.15.2, and not the date on which the degree certificate is presented to the student. 7.
The successfully passed final assessment as referred to in Article 4.15.1, and all assignments submitted within the framework of this assessment, will be kept on file by the Faculty Board for a period of at least 7 years.
SECTION 5 EXAMINATIONS AND FINAL ASSESSMENT OF THE DEGREE PROGRAMME; SPECIFIC PROVISIONS Article 5.1 – Examination provisions in special circumstances 1.
If not granting a student an individual examination provision would lead to an ‘exceptional instance of unfairness of overriding nature’, the Board of Examiners may decide to grant such a provision contrary to the stipulations of Article 4.5
2. Requests for individual examination provisions, including documentary evidence, must be submitted to the Board of Examiners as soon as possible. Article 5.2 – Examinations and performance disabilities 1.
Students with a performance disability will be given the opportunity to take examinations in a form that will compensate as far as possible for their individual disability. If necessary, the Board of Examiners will seek expert advice from the student counsellor of the Student Service Centre (SSC) before making a decision.
2. With regard to examinations for electives taken by students with a performance disability, the Board of Examiners of the degree programme that sets the examination will comply with the facilities permitted by the Board of Examiners of the degree programme for which the student is registered. Article 5.3 – Exemptions 1.
At a student’s request, the Board of Examiners, having discussed the matter with the examiner in question, may grant exemption from an examination on condition that the student: a. has completed part of a university or higher vocational degree in the Netherlands or abroad that is equivalent in content and level
157
b. can demonstrate by work experience that he/she has sufficient knowledge and skills with respect to the course unit in question. 2. The validity period of exemptions granted for course units or parts thereof is identical to that for examination results. Article 5.4 – Request for additional resit 1.
Students may submit a request for an additional resit to the Board of Examiners.
2. Such a request may be granted if the student in question failed the relevant exam due to extraordinary circumstances and if not granting the request for an additional resit would result in unacceptable study delay. 3. The following criteria apply to granting a request for an additional resit: - it must concern the last course unit to be passed - not granting the request would result in study delay of at least one semester - the examinee must have taken the last two regular exam opportunities for the course unit in question and have gained at least a mark 4 and a mark 5. Article 5.5 – Authority of the Board of Examiners regarding electives offered by other degree programmes 1.
A request to take an elective offered by another degree programme must be approved by the Board of Examiners of the student’s own degree programme.
2. The Board of Examiners of the other degree programme is authorized to set and assess the examinations and decide upon requests for alternative exam regulations. Article 5.6 – Fraud and plagiarism 1.
Fraud is an act or omission by a student designed to partly or wholly hinder the forming of a correct assessment of his or her own or someone else’s knowledge, understanding and skills.
2. Fraud also includes plagiarism, which means copying someone else’s work without correct reference to the source. Handing in own work handed in for another course before is also considered as (self)plagiarism. 3. If a student commits fraud, the Board of Examiners may exclude that student from participation in one or more examinations or final assessments for a maximum of one year.
158
4. In the event of serious fraud, the Board of Examiners may propose to the Board of the University to definitively terminate the student’s registration. 5.
The Board of Examiners will set out its course of action in the event of fraud in its Rules and Regulations.
Article 5.7 – Invalid examination In the event of irregularities with regard to an examination that are so serious that an accurate assessment of the examinee’s knowledge, understanding and skills cannot be made, the Board of Examiners may declare the examination invalid for either an individual examinee or a group of examinees. The stipulations in the Rules and Regulations of the Board of Examiners also apply. Article 5.8 – Course units completed elsewhere 1.
A Master’s degree can only be awarded if at least half of the course units of the degree programme were followed at the the degree programme during the student’s period of registration as a student at the University of Groningen.
2. For Double Degree Master’s degree programmes offered together with an institution abroad, at least one quarter of the programme must have been followed at the degree programme during the student’s period of registration as a student at the University of Groningen. Article 5.9 – Termination of registration (Iudicium Abeundi) 1.
In extraordinary cases of reprehensible behaviour and/or statements made by a student, the Board of the University may, on the recommendation of the Board of Examiners or the Faculty Board, terminate that student’s registration.
2. The Board of the University will not make a decision as referred to in Article 5.9.1 until after the student in question has been given the opportunity to respond to the proposed decision, the interests of the student and the institution have been carefully assessed, and it is reasonable to assume that the student’s behaviour and/or statements prove him/her to be unsuitable for one or more of the professions which he/she is being trained for in his/her degree programme or for the practical preparation for the profession. In such cases the Faculty Board, the Board of Examiners and the Board of the University will follow the Protocol Iudicium Abeundi [protocol for termination of registration] as approved by the Nederlandse Federatie van Universitaire Medische Centra [Netherlands Federation of University Medical Centres] on 1 November 2010.
SECTION 6
STUDY PROGRESS SUPERVISION
Article 6.1 – Study progress administration 1.
The Faculty Board is responsible for the administration of individual results of students. 159
2. The Faculty Board will provide each student with an overview of his or her results at least once a year. Article 6.2 – Study progress supervision The Faculty Board will organize the introduction and the study progress supervision of students enrolled in the degree programme, partly to facilitate their progress and also with a view to identifying potential study options within and outside the degree programme.
SECTION 7 TRANSITIONAL AND FINAL PROVISIONS Article 7.1 – Amendments 1.
Any amendments to these Regulations will, after due consultation with the programme committee and in consultation with – and where necessary upon the approval of – the Faculty Council, be confirmed by the Faculty Board in a separate decree.
2. Any amendments to these Regulations will not apply to the current academic year, unless it may reasonably be assumed that the amendment in question will not harm the interests of students. 3. In addition, amendments may not influence the following to the detriment of students: - approval granted within the meaning of Article 2.4 - any other decision taken within the meaning of these Regulations concerning a student. Article 7.2 – Publication 1.
The Faculty Board will duly publish these Regulations as well as any amendments to them.
2. Copies of the Teaching and Examination Regulations are available from the Faculty Office. These documents can also be found on the Faculty website via ‘My University’. Article 7.3 – Date of commencement These Regulations will take effect on 1 September 2015.
160
Appendix 1: All applicants with a professional Bachelor’s degree certificate (i.e. university of applied sciences) in a related field will have to file an application to the Admissions Board. These applicants will have to submit evidence of: - Good study results and high marks for their Bachelor’s degree certificate at their university of applied sciences (A to B range, minimum Dutch grade 7, typically top 25%) - Educational background, appropriate course work profile prior to Master’s (substantive linkages to the broad field of planning and development) - Cambridge Certificate of Proficiency in English (A, B or C) - Cambridge Certificate in Advanced English (A, B or C) - A score of 6.0 or higher in the complete International English Language Testing System (Academic version), with a 6.5 score or higher on the writing section - A score of at least 60 of the Test of English as a Foreign Language iBT, with 24 score or higher on the writing section. - Or similar results on comparable English language tests - English at VWO level - A well-considered statement outlining their reasons for wishing to follow the degree programme (this will need to reflect programme objectives of the EIP Master’s). In addition, these applicants will have to discuss possibilities for additional requirements and a bridging programme, to reach a level equivalent to a Dutch Bachelor’s degree at research university level in the field of Environmental and Infrastructure Planning, or Human Geography and Spatial Planning.
161
18.6 Population Studies
Faculty of Spatial Sciences
Teaching and Examination Regulations (OER) Master’s degree programme in
Population Studies for the academic year 2015-2016 Contents: 1. General provisions 2. Admission 3. Content and structure of the degree programme 4. Examinations and final assessment of the degree programme General provisions 5. Examinations and final assessment of the degree programme Specific provisions 6. Study progress supervision 7. Transitional and final provisions
162
The Teaching and Examination Regulations set out the specific rights and obligations that apply to each degree programme taught at the University of Groningen, for both students and the degree programme. The University-wide section of the Student Charter sets out the rights and obligations that apply to all students. These Regulations were decreed by the Board of the Faculty of Spatial Sciences on June 30 2015 and approved by the Faculty Council where required by law on June 18 2015.
SECTION 1 GENERAL PROVISIONS Article 1.1 – Applicability 1.
These Regulations for academic year 2015-2016 apply to the teaching, examinations and final assessment of the Master’s degree programme Population Studies, CROHO degree programme code 60658, hereinafter referred to as the degree programme, and to all students enrolled in this degree programme.
2. The degree programme is provided by the Faculty of Spatial Sciences of the University of Groningen, hereinafter referred to as the Faculty. 3. These Teaching and Examination Regulations also apply to students of other degree programmes, faculties or institutes of higher education, insofar as they follow course units in the degree programme to which these Regulations apply. 4. Course units that students of the degree programme as referred to in Article 1.1.1 follow in other degree programmes or at other faculties or institutes of higher education are subject to the Teaching and Examination Regulations of that programme, faculty or institute. 5. These Regulations also apply to the admission of students to the Pre-Master’s programmes referred to in Article 2.3 with a view to following the degree programme. In all other respects, the relevant Bachelor’s OER will apply to students who are enrolled in a Pre-Master’s programme. Article 1.2 – Definitions The following definitions apply to these Regulations: a. The Act: the Higher Education and Research Act (WHW: Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek) b. Student: a person registered at the University for the purpose of taking course units and/or examinations leading to the conferral of a university degree c. Degree programme: the Master’s degree programme referred to in Article 1.1 of these Regulations, comprising a coherent set of course units
163
d. Course unit: a syllabus unit or other part of the degree programme within the meaning of Article 7.3 of the Act, included in OCASYS e. OCASYS: the University of Groningen’s online course catalogue f. ECTS credit point: a credit point within the meaning of the Act. The student workload of each course unit is expressed in ECTS credit points, whereby 1 ECTS is equivalent to a student workload of 28 hours g. Pre-Master’s programme: a programme intended to remedy deficiencies for admission to the degree programme h. Test or examination: a test of the knowledge, understanding and skills of students, including an assessment of the results i. Final assessment: the final assessment for the Master’s degree which is considered to be passed once all the requirements of the entire Master’s degree programme have been satisfied j. Academic year: the period of time that starts on 1 September and ends on 31 August of the following year k. Semester: part of the academic year, either starting on 1 September and ending on a date to be determined by the Board of the University, or starting on a date determined by the Board of the University and ending on 31 August l. Practical: a practical exercise, as referred to in Article 7.13 of the Act, in one of the following forms: - a thesis - a written assignment or a draft design - a research assignment - participation in a field trip or excursion - completion of a placement - participation in another educational activity designed to teach certain skills m. Board of Examiners: an independent body with the duties and powers as set out in Articles 7.11, 7.12, 7.12b and 7.12c of the Act, including assessing whether the requirements of the final assessment have been met n. Examiner: a person appointed by the Board of Examiners to set examinations and determine their results o. Admissions Board: the board that has decision-making powers in matters concerning admission to the degree programme on behalf of the Faculty Board p. Programme committee: the advisory body that fulfils the duties referred to in Article 9.18 of the Act. All other terms will have the meaning that the Act ascribes to them. Article 1.3 – Aim of the degree programme The degree programme is designed to impart knowledge on the concepts, theories, methods and skills required to comprehend population dynamics in its context. The more specific learning objectives are: 1. Knowledge and understanding 164
Graduates know of and understand a) important demographic concepts and measures of fertility, mortality, migration and health; b) important population issues that society is facing nowadays; c) important topics within the field of Population Studies and in the discipline of Demography: Migration & Culture; Mortality, Health & Ageing; Families, Households & Residence; Nutrition & Childhood; d) how demographic behaviour is embedded within the geographical, historical, economical, sociocultural, gender, (bio)medical, and institutional contexts in which people live; e) the ways of collecting and appraising demographic data, either through existing demographic data sources or through own data collection; f) the most important analytical demographic methods and techniques for analysing demographic data at the macro and micro level, including advanced survey analysis; g) qualitative research methods; h) the research process in all its facets; i) how research is embedded in policy and can be used to design, monitor and evaluate (intervention) programmes. 2. Applying knowledge and understanding Graduates are able to a) design a suitable and relevant research proposal or plan for a complex societal demographic issue, in an independent manner; b) perform independent research within the field, involving formulating the research proposal, formulating theoretical frameworks, collecting data, applying relevant quantitative and qualitative methods to the analysis of the data, interpreting the results, and formulating recommendations for further research and/or action, while being aware of ethical considerations . 3. Making judgements Graduates are able to a) judge the quality of research being undertaken in the field of demography and population studies; b) take into account the ethical aspects of the conduct of social science research c) judge quality issues when collecting and/or using demographic data; d) reflect on how (their) research results can be used for policy making and/or interventions. 4. Communication Graduates are able to a) provide constructive feedback on research and analyses produced by their fellow students and others in the field; b) present and write papers and thesis on topics and research in Population Studies and Demography in a clear, convincing and scientific manner ; 165
c) d)
reflect and argue about their research in a scientific manner; discuss and debate ideas and developments within the field. 5. Learning skills
Graduates are able to a) assess which theory, research questions and research methodology to use for societal demographic issues; b) independently position their own work and work by others within the ongoing scientific debates and changing policy context; c) independently and critically evaluate new developments in the field of Population Studies. 6. Attitudes Graduates a) develop a critical, independent, creative, pro-active and resourceful attitude; b) develop a scientific and methodological rigour of doing research; c) are able to work together in multi-disciplinary and multi-cultural settings; d) are able to work with deadlines and with feedback. In doing so, the graduates of the Master Population Studies will be prepared for - the profession of researcher in Population Studies and in Demography - participation in the international field of Population Studies and Demography - the contribution to capacity building in Population Studies and Demography, nationally and/or internationally.
SECTION 2 ADMISSION Article 2.1 – Entry requirements 1. Students should have a Bachelor’s degree in a discipline related to Population Studies (see Article 2.1.3) from a research university, should have a sufficient English command (see Article 2.2.) and a certain knowledge minimum (see Article 2.1.2). 2. Knowledge minimum: Applicants should have some background knowledge in Population Studies, should have successfully concluded 10 ECTS in statistics course or their statistical knowledge should be equivalent to that, and should have an interest in research. 3. The holder of a Bachelor’s degree in ‘Sociale Geografie & Planologie’ or ‘Technische Planologie’, ‘Sociology’, Social Psychology’, ‘Epidemiology’, ‘Global and Public Health’, ‘Nutrition and Health’, ‘Cultural Anthropology’, ‘Gerontology, ‘International Relations’, ‘Development Studies’, ‘Statistics’, ‘Economics’ from any research university (inter)nationally is expected to have the knowledge and skills required to start the degree programme, and is admitted to the degree programme on that basis. Applicants are advised to follow (courses of) the Minor programme in Population Studies that is offered at the faculty, and/or the Webclass Population Studies before entering the Master programme, to obtain a good 166
impression of the Master Population Studies and the population issues covered. 4. There are two starting dates for admission during the year: September 1 and February 1. Article 2.2 – Language requirements Applicants should be fluent in English and meet one of the following conditions: -
Cambridge Certificate of Proficiency in English (A, B or C). Cambridge Certificate in Advanced English (A, B or C). A minimum of 6.0 for the IELTS (Academic version). A minimum of 550 for the written version of the TOEFL. A minimum of 213 for the computer version of the TOEFL. A minimum of 79 for the internet version of the TOEF Or a written proof of sufficient proficiency in the English language, for instance a Dutch VWO-diploma.
Article 2.3 – Pre-Master’s programme 5.
Students who do not satisfy the entry requirements listed in Article 2.1, i.e. those that do not match the knowledge minimum, come from other disciplines, or come from universities of applied sciences can remedy their deficiencies by successfully completing the specific University of Groningen Pre-Master’s programme for the relevant Master’s degree programme. The Pre-Master’s programme has a student workload of maximally 30 ECTS.
6.
The entry requirements for the Pre-Master’s programme can be found in Appendix 1. The entry requirements for the Pre-Master’s programme are a Bachelor’s degree and fluency in English. The Admissions Board of the relevant Master’s degree programme will decide whether students are admitted to the Pre-Master’s programme.
7.
The Pre-Master’s programme must be completed within 24 months. Students who fail to complete the Pre-Master’s programme within this period will lose the results gained in the programme and may be banned from further participation in the Pre-Master’s programme by the Faculty Board.
Article 2.4 – Admissions Board 1.
The Admissions Board has the power to take decisions on behalf of the Faculty Board in matters concerning admission to the degree programme.
2.
The Admissions Board consists of: - a member, also the chairperson, who teaches the degree programme - one member / two members selected from the other academic staff who teach the degree programme.
167
3.
The selection will be made by the Faculty Board, which will also set out the admissions procedure.
Article 2.5 – Entrance examination for the Master’s Honours programme: criteria With a view to the admissions procedure for the Master’s Honours programme, the Admissions Board will investigate whether the candidate satisfies the conditions concerning knowledge, expertise and skills. When conducting its investigation, the Board will also consider the motivation and ambitions of the candidate concerning the degree programme in question, as well as the candidate’s proficiency in the language in which the programme will be taught. Article 2.6 – Entrance examination: times 1. The entrance examination for the degree programme will be held twice a year; once for students starting in the first semester and once for students starting in the second semester. 2. Applications for admission to the degree programme and a specific specialization must be submitted to the Admissions Board before 1 March or 15 September, depending on the desired starting date. 3. Application deadline for non-EU/EEU students is January 15, for start in September. Dutch and EU/EEU students need to apply the latest August 15, for start in September, and January 15, for start in February. 4. Only in exceptional cases will the Admissions Board consider an application submitted after the date stated in Article 2.6.2. 5. The Admissions Board will make its decision before 1 June or 15 November, depending on the desired starting date. Admission will be on condition that the candidate has satisfied the requirements set out in Article 2.1 concerning knowledge and skills by the starting date of the degree programme at the latest, supported by certificates from the degree programmes followed. The written admission statement will include information for the student about the possibility of an appeal to the Board of Appeal for Examinations.
SECTION 3
CONTENT AND STRUCTURE OF THE DEGREE PROGRAMME
Article 3.1 – Type of degree programme The degree programme is full time. Article 3.2 – Language The official language of the courses and examinations is English. Exceptions may apply for specific optional course units. The Master’s Thesis has to be written in English. 168
Article 3.3 – Student workload 1. The degree programme has a student workload of 60 ECTS credit points. 2. The student workload is expressed in whole ECTS credit points. Article 3.4 – Specializations There is one programme without specializations. Article 3.5 – Content of the curriculum 3. The programme consist of the following course units with their related student workload: Semester 1a Population: Behaviour in Context (5 ECTS) Master Thesis I: Research Process & Qualitative Workshop (5 ECTS)
1b Demographic Data, Measures and Methods (5 ECTS) Life Tables and Population Projections (5 ECTS)
2a Advanced Survey Analysis (5 ECTS)
Elective (5 ECTS)
Elective (5 ECTS)
15 ECTS
15 ECTS
Master Thesis (5 ECTS) 15 ECTS
Contemporary Population Issues (5 ECTS)
2b Population Policies and Interventions (5 ECTS) Master Thesis (10 ECTS)
15 ECTS
4. Ocasys sets out the content and teaching methods of the compulsory parts of the various specializations in more detail, including the level of knowledge students will need to successfully undertake the course unit in question. Article 3.6 – Electives 1. With the approval of the Board of Examiners, a student may choose one or more course units with a total student workload of 10 ECTS. 2. In principle all Master courses from the Faculty of Spatial Sciences can be selected as optional courses. Students may choose courses outside FRW after agreed upon by the Master coordinator. Chosen electives from other programmes cannot be mentioned on another diploma. 3. Optional course units are all master courses. In exceptional cases, the Board of Examiners, advised by the Master coordinator, may permit students to select one or more course units from the Master’s degree programme of another 169
university. With the approval of the coordinator, a student may also choose extra course units at Master’s level. Article 3.7 – Exemptions for a second Master’s Degree 7. If a student wants to follow a second Master’s degree at the Faculty, the programme of the second Master’s degree may not overlap with the first by more than 10 ECTS credits. 8. It is not permitted to take any compulsory or optional course units from the first Master’s degree as optional course units in the second. Only those course units which were compulsory or optional course units in the first Master’s degree and are also compulsory in the second Master’s degree will be considered for exemption, up to a maximum of 10 ECTS credits per Master’s degree. 9. Linked optional course units count as compulsory course units. 10. If more than 10 ECTS credits qualify for exemption, the Board of Examiners will decide which module or course units will be granted exemption. 11. The order for exemption for a compulsory module in the second Master’s degree is: First the compulsory course units from the first Master’s degree Second the regular optional course units approved by the coordinator of the first Master’s degree – part of the optional part of the degree programme Third are extra optional course units from the first Master’s degree. 12. Course units followed during the first Master’s degree over and above the minimum of 60 ECTS credits will in principle be considered for exemption, but these extra course units from the first Master’s degree may not be added to the second Master’s degree as extra optional course units for a second time.
SECTION 4 EXAMINATIONS AND FINAL ASSESSMENT OF THE DEGREE PROGRAMME; GENERAL PROVISIONS Article 4.1 – Board of Examiners and examiners 10. The Board of Examiners is the independent body that determines whether individual students have the knowledge, understanding and skills required to be awarded the degree. 11. The Faculty Board appoints the members of the Board of Examiners on the basis of their expertise in the field of the group of degree programmes in question.
170
12. Regulations with respect to the composition of the Board of Examiners can be found in the “Handboek voor Examencommissies van de RUG”. 4. Members of the Faculty Board or other people who have financial responsibilities within the institution may not be appointed as members of the Board of Examiners. 5. The Board of Examiners will appoint examiners to set examinations and determine the results. 6. The Board of Examiners will approve the Rules and Regulations of the Board of Examiners. Article 4.2 – Assessment Plan An Assessment Plan has been approved by the Faculty Board, comprising the following topics: 1. the learning outcomes of the degree programme 2. the course units of the degree programme and the learning outcomes of each course unit 3. the relationship between course units and learning outcomes 4. the assessment mode to be used and the assessment moments for each course unit 5. the test design and assessment procedures and assessment criteria used 6. who is/are responsible for the implementation of the various components of the assessment policy 7. the organization of regular evaluation. Article 4.3 – Examination; general 7. Examinations, both interim and final, provide students with the information they need to assess whether they have achieved or will achieve the required learning outcomes. 8. Grading for exams is in whole numbers from 1 to 10, except the Master’s Thesis which is graded in half numbers. A 6 or higher (for the Master’s Thesis a 5,5 or higher) is sufficient to pass an exam. 9. The results of an examination are given as pass or fail, in numbers on a scale of 1 to 10, expressed as 5.5 or more for a pass and 5 or less for a fail. Article 4.4 – Compulsory order of examinations There is no sequentiality. Article 4.5 – Examination frequency and periods
171
1. There will be no more than two opportunities a year to sit examinations. For partial examinations, one resit for all partial examinations together may be opted for. 2. The periods in which examinations can be sat are listed in the Student Handbook and/or OCASYS. Partial exams can also be taken outside the period indicated. Article 4.6 – Assessment of placement/internship or research assignment The assessment of a placement/internship or research assignment will be conducted by an examiner of the Faculty of Spatial Sciences. Article 4.7 – Form of examinations 1.
Examinations will be taken in the manner stated in OCASYS.
2. At the student’s request, the Board of Examiners may allow an examination to be taken in a form different from that stated in Article 4.7.1. 3. Mock versions of each examination will be made available to practise. Article 4.8 – Oral examinations 11. Unless the Board of Examiners decides otherwise, an oral examination may only be taken by one student at a time. 2. Oral examinations are public, unless the Board of Examiners or the examiner stipulates otherwise or the student objects to the public nature of the examination. 3. Two examiners must be present at an oral examination. Article 4.9 – Marking of examinations and publication of marks 1.
After an oral examination, the examiner will assess the examination immediately and provide the student with a statement upon request.
2. The examiner will mark a written examination within ten working days of the day on which it was taken, and will provide the Faculty’s administration department with the necessary details for registration of the result in ProgRESS. 3. If an examination is taken in a form other than an oral examination or a written exam, e.g. a paper assignment, the Board of Examiners will determine in advance how and when students will receive written confirmation of the result.
172
4. The written confirmation of the result of an examination will also inform students of their right of inspection, as stipulated in Article 4.11.1, as well as their right to appeal. Article 4.10 – Validity 4. Completed course units remain valid indefinitely. 2. Contrary to the provisions of Article 4.10.1, the Board of Examiners may decide to require a student to take a supplementary or substitute examination for a course unit taken more than six years previously before allowing that student to progress to the final assessment. 3. Partial examinations and practicals passed within a course unit that has not been successfully completed will expire at the end of the academic year in which they were passed. An examiner is allowed to deviate from this rule. Article 4.11 – Right of inspection 4. Following the publication of the results the exams are available for inspection at the Student Support Desk for six weeks. Also digital exams are available for inspection. 5. Within the timeframe stipulated in Article 4.11.1, the student may request that they be allowed to peruse the examination paper and the assessment criteria. 6. The examiner can determine that this inspection or perusal will take place at a certain place and at two set times at least. If the person concerned can show that they were prevented by force majeure from attending at the indicated places and times, they will be offered another opportunity, if possible within the period stated in Article 4.11.1. Article 4.12 – Thesis 1.
A thesis can only be used for one University of Groningen degree programme. No exemptions are granted for theses based on a thesis written within a different degree programme.
2. Theses are stored by the Faculty Board for a period of at least 7 years. 3. Students will be given the opportunity to start a final-year thesis twice per academic year. 4. The period(s) during which students can write theses will be published in the course outline on Nestor. 5.
More detailed regulations on the design, content, timeframe and assessment of the thesis can be found in the Master’s theses protocol, which form part of these Teaching and Examination Regulations.
173
6. If by the end of the period referred to under 4.12.4, 5 the assessor(s) is/are of the opinion that the thesis cannot be awarded a pass mark, the student will be given one opportunity to remedy the work in order to be awarded a pass mark of 6 within a timeframe defined by the degree programme. 7.
The Board of Examiners is the only body that can deviate from the provisions of this Article at the written request of a student.
Article 4.13 – Degree 5. A student who has satisfied all the requirements of the final assessment shall be awarded the degree of ‘Master of Science’. 6. The degree awarded shall be registered on the degree certificate. Article 4.14 – Honours (‘judicium’) 1.
The Board of Examiners will determine whether or not the Master’s degree certificate will be awarded an honours predicate.
2. The following conditions apply: a) The mark for the thesis must satisfy the following minimum conditions: - ‘Cum laude’: the mark for the thesis must be at least 8.0 - ‘Summa cum laude’: the mark for the thesis must be at least 9.0 b) The weighted average (not rounded off) for all course units, excluding the thesis, within the examination programme approved by the Board of Examiners must be - greater than or equal to 8.0 for ‘Cum laude’ - greater than or equal to 9.0 for ‘Summa cum laude’. 3.
No honours are awarded if the student workload of the exemptions in ECTS credit points is more than half the total number of ECTS for the degree programme. This stipulation does not apply to Double Degree programmes.
4. Honours may only be awarded if the examinations for the course units were taken only once. 5.
Honours may only be awarded if no single course unit was awarded a mark less than 7.0.
6. In certain circumstances, the Board of Examiners may depart from the provisions set out in Articles 4.14.2-5. Article 4.15 – Final assessment 1.
The degree programme is concluded with a final assessment.
2. The Board of Examiners determines the result of the final assessment as soon as the student has passed all the required examinations, thereby acquiring the necessary academic training, and issues a certificate to confirm this.
174
3. Before the final assessment can be determined, the Board of Examiners may decide to test the student’s knowledge of one or more course units or components of the degree programme, if and in as much as the marks for the relevant examinations provide a reason for doing so. 4. By determining the result of the final assessment, the Board of Examiners also commits itself to a speedy processing of the degree certificate ceremony. 5.
If a student wishes to postpone the date of graduation due to extra examinations that still need to be taken, he or she must submit a request to this end to the Board of Examiners in good time.
6. The graduation date is the date on which the final assessment is passed, as determined by the Board of Examiners in accordance with the provisions of Article 4.15.2, and not the date on which the degree certificate is presented to the student. 7.
The successfully passed final assessment as referred to in Article 4.15.1, and all assignments submitted within the framework of this assessment, will be kept on file by the Faculty Board for a period of at least 7 years.
SECTION 5 EXAMINATIONS AND FINAL ASSESSMENT OF THE DEGREE PROGRAMME; SPECIFIC PROVISIONS Article 5.1 – Examination provisions in special circumstances 1.
If not granting a student an individual examination provision would lead to an ‘exceptional instance of unfairness of overriding nature’, the Board of Examiners may decide to grant such a provision contrary to the stipulations of Article 4.5
2. Requests for individual examination provisions, including documentary evidence, must be submitted to the Board of Examiners as soon as possible. Article 5.2 – Examinations and performance disabilities 1.
Students with a performance disability will be given the opportunity to take examinations in a form that will compensate as far as possible for their individual disability. If necessary, the Board of Examiners will seek expert advice from the student counsellor of the Student Service Centre (SSC) before making a decision.
2. With regard to examinations for electives taken by students with a performance disability, the Board of Examiners of the degree programme that sets the examination will comply with the facilities permitted by the Board of Examiners of the degree programme for which the student is registered.
175
Article 5.3 – Exemptions 1.
At a student’s request, the Board of Examiners, having discussed the matter with the examiner in question, may grant exemption from an examination on condition that the student: a. has completed part of a university or higher vocational degree in the Netherlands or abroad that is equivalent in content and level b. can demonstrate by work experience that he/she has sufficient knowledge and skills with respect to the course unit in question.
2. The validity period of exemptions granted for course units or parts thereof is identical to that for examination results. Article 5.4 – Request for additional resit 1.
Students may submit a request for an additional resit to the Board of Examiners.
2. Such a request may be granted if the student in question failed the relevant exam due to extraordinary circumstances and if not granting the request for an additional resit would result in unacceptable study delay. 3. The following criteria apply to granting a request for an additional resit: - it must concern the last course unit to be passed - not granting the request would result in study delay of at least one semester - the examinee must have taken the last two regular exam opportunities for the course unit in question and have gained at least a mark 4 and a mark 5. Article 5.5 – Authority of the Board of Examiners regarding electives offered by other degree programmes 1.
A request to take an elective offered by another degree programme must be approved by the Board of Examiners of the student’s own degree programme.
2. The Board of Examiners of the other degree programme is authorized to set and assess the examinations and decide upon requests for alternative exam regulations. Article 5.6 – Fraud and plagiarism 1.
Fraud is an act or omission by a student designed to partly or wholly hinder the forming of a correct assessment of his or her own or someone else’s knowledge, understanding and skills.
176
2. Fraud also includes plagiarism, which means copying someone else’s work without correct reference to the source. Handing in own work handed in for another course before is also considered as (self)plagiarism. 3. If a student commits fraud, the Board of Examiners may exclude that student from participation in one or more examinations or final assessments for a maximum of one year. 4. In the event of serious fraud, the Board of Examiners may propose to the Board of the University to definitively terminate the student’s registration. 5.
The Board of Examiners will set out its course of action in the event of fraud in its Rules and Regulations.
Article 5.7 – Invalid examination In the event of irregularities with regard to an examination that are so serious that an accurate assessment of the examinee’s knowledge, understanding and skills cannot be made, the Board of Examiners may declare the examination invalid for either an individual examinee or a group of examinees. The stipulations in the Rules and Regulations of the Board of Examiners also apply. Article 5.8 – Course units completed elsewhere 1.
A Master’s degree can only be awarded if at least half of the course units of the degree programme were followed at the the degree programme during the student’s period of registration as a student at the University of Groningen.
2. For Double Degree Master’s degree programmes offered together with an institution abroad, at least one quarter of the programme must have been followed at the degree programme during the student’s period of registration as a student at the University of Groningen. Article 5.9 – Termination of registration (Iudicium Abeundi) 1.
In extraordinary cases of reprehensible behaviour and/or statements made by a student, the Board of the University may, on the recommendation of the Board of Examiners or the Faculty Board, terminate that student’s registration.
2. The Board of the University will not make a decision as referred to in Article 5.9.1 until after the student in question has been given the opportunity to respond to the proposed decision, the interests of the student and the institution have been carefully assessed, and it is reasonable to assume that the student’s behaviour and/or statements prove him/her to be unsuitable for one or more of the professions which he/she is being trained for in his/her degree programme or for the practical preparation for the profession. In such cases the Faculty Board, the Board of Examiners and the Board of the University will follow the Protocol Iudicium Abeundi [protocol for termination of registration] as approved by the Nederlandse Federatie van Universitaire 177
Medische Centra [Netherlands Federation of University Medical Centres] on 1 November 2010.
SECTION 6
STUDY PROGRESS SUPERVISION
Article 6.1 – Study progress administration 1.
The Faculty Board is responsible for the administration of individual results of students.
2. The Faculty Board will provide each student with an overview of his or her results at least once a year. Article 6.2 – Study progress supervision The Faculty Board will organize the introduction and the study progress supervision of students enrolled in the degree programme, partly to facilitate their progress and also with a view to identifying potential study options within and outside the degree programme.
SECTION 7 TRANSITIONAL AND FINAL PROVISIONS Article 7.1 – Amendments 1.
Any amendments to these Regulations will, after due consultation with the programme committee and in consultation with – and where necessary upon the approval of – the Faculty Council, be confirmed by the Faculty Board in a separate decree.
2. Any amendments to these Regulations will not apply to the current academic year, unless it may reasonably be assumed that the amendment in question will not harm the interests of students. 3. In addition, amendments may not influence the following to the detriment of students: - approval granted within the meaning of Article 2.4 - any other decision taken within the meaning of these Regulations concerning a student. Article 7.2 – Publication 1.
The Faculty Board will duly publish these Regulations as well as any amendments to them.
2. Copies of the Teaching and Examination Regulations are available from the Faculty Office. These documents can also be found on the Faculty website via ‘My University’. 178
Article 7.3 – Date of commencement These Regulations will take effect on 1 September 2015. Appendix 1: The transitional programme may exist of one or two statistical courses (preferably Statistiek 1 / Statistiek 2), one or two demographic courses from the Minor Population Studies (preferably ”Population & Development” and/or”Healthy Aging”) and/or the ”Migration” course and one or two methodological/research courses (preferably Methoden van Wetenschappelijk Onderzoek, Philosophy of Social Sciences), when these (kind of) courses are not part of the educational background of the student. Those with an bachelor degree in the disciplines related to Population Studies from a research university are assumed to have a sufficient methodological background. For other students and those with a bachelor from a university of applied sciences this is individually assessed. Mostly additional methodological/research courses are required. Also we could require former vocational students to write an individual paper (instead of a group paper) as part of the demographic course(s) they need to take. Students that only have limited demographic background, but fulfil all other requirements, are recommended to study the book “Population and Society” by Hodsworth et al. (2013) and/or to fill in the optional courses within the Master Population Studies by demographic courses.
179
18.7 Real Estate Studies
Faculty of Spatial Sciences
Teaching and Examination Regulations (OER) Master’s degree programme in
Real Estate Studies for the academic year 2015-2016 Contents: 1. General provisions 2. Admission 3. Content and structure of the degree programme 4. Examinations and final assessment of the degree programme General provisions 5. Examinations and final assessment of the degree programme Specific provisions 6. Study progress supervision 7. Transitional and final provisions
180
The Teaching and Examination Regulations set out the specific rights and obligations that apply to each degree programme taught at the University of Groningen, for both students and the degree programme. The University-wide section of the Student Charter sets out the rights and obligations that apply to all students. These Regulations were decreed by the Board of the Faculty of Spatial Sciences on June 30 2015 and approved by the Faculty Council where required by law on June 18 2015.
SECTION 1 GENERAL PROVISIONS Article 1.1 – Applicability 1.
These Regulations for academic year 2015-2016 apply to the teaching, examinations and final assessment of the Master’s degree programme Real Estate Studies, CROHO degree programme code 60659, hereinafter referred to as the degree programme, and to all students enrolled in this degree programme.
2. The degree programme is provided by the Faculty of Spatial Sciences of the University of Groningen, hereinafter referred to as the Faculty. 3. These Teaching and Examination Regulations also apply to students of other degree programmes, faculties or institutes of higher education, insofar as they follow course units in the degree programme to which these Regulations apply. 4. Course units that students of the degree programme as referred to in Article 1.1.1 follow in other degree programmes or at other faculties or institutes of higher education are subject to the Teaching and Examination Regulations of that programme, faculty or institute. 5. These Regulations also apply to the admission of students to the Pre-Master’s programmes referred to in Article 2.3 with a view to following the degree programme. In all other respects, the relevant Bachelor’s OER will apply to students who are enrolled in a Pre-Master’s programme. Article 1.2 – Definitions The following definitions apply to these Regulations: a. The Act: the Higher Education and Research Act (WHW: Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek) b. Student: a person registered at the University for the purpose of taking course units and/or examinations leading to the conferral of a university degree c. Degree programme: the Master’s degree programme referred to in Article 1.1 of these Regulations, comprising a coherent set of course units d. Course unit: a syllabus unit or other part of the degree programme within the meaning of Article 7.3 of the Act, included in OCASYS 181
e. f.
g. h. i.
j. k.
l.
m.
n. o.
p.
OCASYS: the University of Groningen’s online course catalogue ECTS credit point: a credit point within the meaning of the Act. The student workload of each course unit is expressed in ECTS credit points, whereby 1 ECTS is equivalent to a student workload of 28 hours Pre-Master’s programme: a programme intended to remedy deficiencies for admission to the degree programme Test or examination: a test of the knowledge, understanding and skills of students, including an assessment of the results Final assessment: the final assessment for the Master’s degree which is considered to be passed once all the requirements of the entire Master’s degree programme have been satisfied Academic year: the period of time that starts on 1 September and ends on 31 August of the following year Semester: part of the academic year, either starting on 1 September and ending on a date to be determined by the Board of the University, or starting on a date determined by the Board of the University and ending on 31 August Practical: a practical exercise, as referred to in Article 7.13 of the Act, in one of the following forms: - a thesis - a written assignment or a draft design - a research assignment - participation in a field trip or excursion - completion of a placement - participation in another educational activity designed to teach certain skills Board of Examiners: an independent body with the duties and powers as set out in Articles 7.11, 7.12, 7.12b and 7.12c of the Act, including assessing whether the requirements of the final assessment have been met Examiner: a person appointed by the Board of Examiners to set examinations and determine their results Admissions Board: the board that has decision-making powers in matters concerning admission to the degree programme on behalf of the Faculty Board Programme committee: the advisory body that fulfils the duties referred to in Article 9.18 of the Act.
All other terms will have the meaning that the Act ascribes to them. Article 1.3 – Aim of the degree programme 1. Knowledge and understanding The degree programme is designed to ensure graduates a) acquire sufficient knowledge and understanding in the field or subject matter so that they can make a substantial and original contribution to the development and/or implementation of ideas, particularly with regard to research; 182
b) have knowledge at the level of international academic publications of the theories, methods and techniques, and ethical foundations of the field of geography and spatial planning, and spatial and financial economics within the domain of Real Estate Studies, and they develop the capacity to interpret this knowledge in context; c) acquire knowledge and understanding of the application possibilities and limitations of the discipline in general and Real Estate Studies in particular. 2. Application of knowledge and understanding a) Graduates are able to apply the knowledge and understanding and problemsolving abilities they have gained and to integrate them into new or unknown situations within wider contexts related to the field of Real Estate Studies. b) Graduates are able to reason logically, to independently formulate and analyse a problem, and on the basis of theoretical insights from inside and outside the field to use appropriate methods and techniques in an ethical manner in order to arrive at a solution-driven synthesis in concrete issues in the field of Real Estate Studies. c) Graduates are able to state in specific situations the application possibilities and limitations of the discipline in general and of Real Estate Studies in particular and to integrate them into proposed and applied theories, methods and techniques, and ethical foundations. 3. Judgement a) Graduates can reflect and formulate judgements on the diversity and complexity of societal structures and processes, as well as interactions with environmental structures and processes within Real Estate Studies. b) Graduates are able to form a critical judgement on the relationships between theoretical concepts, research methods and empirical findings in academic publications by themselves or others in the field of Real Estate Studies. c) Graduates are able to reflect critically on their own academic behaviour and that of others based on incomplete or limited information, bearing in mind social and ethical responsibilities. 4. Communication a) Graduates are able to debate the latest developments in the field and their implications for society. b) Graduates are able to clearly and straightforwardly present conclusions as well as the knowledge and motives behind them to specialist and non-specialist audiences, both in oral and written form. c) Graduates are able to communicate their assessment of their own academic behaviour and that of others. 5. Learning skills a) Graduates have developed the ability to independently and critically continue to follow the relevant developments within their field after graduation. 183
b) Graduates have developed the learning skills to allow them to continue to study in a manner that is largely self-directed or autonomous in an area of academic research within but not confined to the discipline. c) Graduates have developed the ability to follow and assess independently the application possibilities and limitations of the discipline and of academic behaviour in new situations after graduation. 6. Attitudes a) Graduates have developed a critical attitude to content and to new ideas and developments within the field of Real Estate Studies. b) Graduates have developed an attitude towards relationships, proposed by themselves or others, between theoretical concepts, research methods and empirical findings in specific social or academic situations in the field of Real Estate Studies. c) Graduates have developed an academic attitude in order to be able to work professionally in relevant social and academic positions.
SECTION 2 ADMISSION Article 2.1 – Entry requirements 2. The holder of a certificate from the Bachelor’s degree programme ‘Sociale Geografie & Planologie’ or ‘Technische Planologie’ of the University of Groningen or equivalent programmes (inter)nationally is expected to have the knowledge and skills required to start the degree programme, and is admitted to the degree programme on that basis. Holders of a certificate from Bachelor’s degree programmes in Economics and Business Economics, Business Administration or International Business are also admitted to the degree programme. 3. Holders of a Dutch or foreign Bachelor’s or Master’s degree with learning outcomes equivalent to one of the Bachelor’s degree programmes set out in Article 2.1.1 will also be admitted to the degree programme, subject to the assessment of the Admissions Board. 4. Admission within the meaning of Article 2.1.1 and 2.1.2 entitles students to register for the degree programme. 5. There are two starting dates for admission during the year : September 1 and February 1. Article 2.2 – Language requirements All candidates must produce proof of sufficient mastery of English. To this end, they must satisfy one of the following conditions: -
Cambridge Certificate of Proficiency in English (A, B or C) Cambridge Certificate in Advanced English (A, B or C) A score of 6.0 or higher in the complete International English Language Testing System (Academic version) 184
-
A score of at least 550 on the paper version of the Test of English as a Foreign Language A score of at least 213 on the interactive version of the Test of English as a Foreign Language English at VWO level
Article 2.3 – Pre-Master’s programme 8.
Students who do not satisfy the entry requirements listed in Article 2.1 can remedy their deficiencies by successfully completing the specific University of Groningen Pre-Master’s programme for the relevant Master’s degree programme. The Pre-Master’s programme has a student workload of 15, 30, 45 or 60 ECTS.
9.
The entry requirements for the Pre-Master’s programme can be found in Appendix 1. The Admissions Board of the relevant Master’s degree programme will decide whether students are admitted to the Pre-Master’s programme.
10.
The Pre-Master’s programme must be completed within 24 months. Students who fail to complete the Pre-Master’s programme within this period will lose the results gained in the programme and may be banned from further participation in the Pre-Master’s programme by the Faculty Board.
Article 2.4 – Admissions Board 1.
The Admissions Board has the power to take decisions on behalf of the Faculty Board in matters concerning admission to the degree programme.
2.
The Admissions Board consists of: - a member, also the chairperson, who teaches the degree programme - one member / two members selected from the other academic staff who teach the degree programme.
3.
The selection will be made by the Faculty Board, which will also set out the admissions procedure.
Article 2.5 – Entrance examination for the Master’s Honours programme: criteria With a view to the admissions procedure for the Master’s Honours programme, the Admissions Board will investigate whether the candidate satisfies the conditions concerning knowledge, expertise and skills. When conducting its investigation, the Board will also consider the motivation and ambitions of the candidate concerning the degree programme in question, as well as the candidate’s proficiency in the language in which the programme will be taught. Article 2.6 – Entrance examination: times 185
1. The entrance examination for the degree programme will be held twice a year; once for students starting in the first semester and once for students starting in the second semester. 2. Applications for admission to the degree programme and a specific specialization must be submitted to the Admissions Board before 1 March or 15 September, depending on the desired starting date. 3. Only in exceptional cases will the Admissions Board consider an application submitted after the date stated in Article 2.6.2. 4. The Admissions Board will make its decision before 1 June or 15 November, depending on the desired starting date. Admission will be on condition that the candidate has satisfied the requirements set out in Article 2.1 concerning knowledge and skills by the starting date of the degree programme at the latest, supported by certificates from the degree programmes followed. The written admission statement will include information for the student about the possibility of an appeal to the Board of Appeal for Examinations.
SECTION 3
CONTENT AND STRUCTURE OF THE DEGREE PROGRAMME
Article 3.1 – Type of degree programme The degree programme is full time. Article 3.2 – Language The official language of the courses and examinations is English. Exceptions may apply for specific optional course units. The Master’s Thesis may be written in English or in Dutch. Article 3.3 – Student workload 1. The degree programme has a student workload of 60 ECTS credit points. 2. The student workload is expressed in whole ECTS credit points. Article 3.4 – Specializations There is one programme without specializations. Article 3.5 – Content of the curriculum 1. The programme consist of the following course units with their related student workload:
186
Course
Semester EC
Real Estate & Land Supply
1a
5
Finance for Real Estate
1a
5
Master’s Thesis / Elective*
1a
5
Real Estate Investment
1b
5
Master’s Thesis / Electives*
1b
5
International Real Estate Markets
1b
5
Real Estate Research
2a
5
Master’s Thesis / Elective *
2a
10
Real Estate Development
2b
5
Master’s Thesis / Elective *
2b
10
* Master’s Thesis Real Estate Studies is 20 EC (start in semester 1b or 2b), Electives 10 EC 5. Ocasys sets out the content and teaching methods of the compulsory parts of the various specializations in more detail, including the level of knowledge students will need to successfully undertake the course unit in question. Article 3.6 – Electives 4. With the approval of the Board of Examiners, a student may choose one or more course units with a total student workload of 10 EC. 5. In principle all Master courses from the Faculty of Spatial Sciences can be selected as optional courses. Students may choose courses outside FRW after agreed upon by the Master coordinator. Chosen electives from other programmes cannot be mentioned on another diploma. Article 3.7 – Exemptions for a second Master’s Degree 13. If a student wants to follow a second Master’s degree at the Faculty, the programme of the second Master’s degree may not overlap with the first by more than 10 ECTS credits. 14. It is not permitted to take any compulsory or optional course units from the first Master’s degree as optional course units in the second. Only those course units which were compulsory or optional course units in the first Master’s degree and are also compulsory in the second Master’s degree will be considered for exemption, up to a maximum of 10 ECTS credits per Master’s degree. 187
15. Linked optional course units count as compulsory course units. 16. If more than 10 ECTS credits qualify for exemption, the Board of Examiners will decide which module or course units will be granted exemption. 17. The order for exemption for a compulsory module in the second Master’s degree is: First the compulsory course units from the first Master’s degree Then the regular optional course units approved by the coordinator of the first Master’s degree – part of the optional part of the degree programme In third place are extra optional course units from the first Master’s degree. 18. Course units followed during the first Master’s degree over and above the minimum of 60 ECTS credits will in principle be considered for exemption, but these extra course units from the first Master’s degree may not be added to the second Master’s degree as extra optional course units for a second time.
SECTION 4 EXAMINATIONS AND FINAL ASSESSMENT OF THE DEGREE PROGRAMME; GENERAL PROVISIONS Article 4.1 – Board of Examiners and examiners 13. The Board of Examiners is the independent body that determines whether individual students have the knowledge, understanding and skills required to be awarded the degree. 14. The Faculty Board appoints the members of the Board of Examiners on the basis of their expertise in the field of the group of degree programmes in question. 15. Regulations with respect to the composition of the Board of Examiners can be found in the “Handboek voor Examencommissies van de RUG”. 4. Members of the Faculty Board or other people who have financial responsibilities within the institution may not be appointed as members of the Board of Examiners. 5. The Board of Examiners will appoint examiners to set examinations and determine the results. 6. The Board of Examiners will approve the Rules and Regulations of the Board of Examiners. Article 4.2 – Assessment Plan 188
An Assessment Plan has been approved by the Faculty Board, comprising the following topics: 1. the learning outcomes of the degree programme 2. the course units of the degree programme and the learning outcomes of each course unit 3. the relationship between course units and learning outcomes 4. the assessment mode to be used and the assessment moments for each course unit 5. the test design and assessment procedures and assessment criteria used 6. who is/are responsible for the implementation of the various components of the assessment policy 7. the organization of regular evaluation. Article 4.3 – Examination; general 10. Examinations, both interim and final, provide students with the information they need to assess whether they have achieved or will achieve the required learning outcomes. 11. Grading for exams is in whole numbers from 1 to 10, except the Master’s Thesis which is graded in half numbers. A 6 or higher (for the Master’s Thesis a 5,5 or higher) is sufficient to pass an exam. Article 4.4 – Compulsory order of examinations Finance for Real Estate has to be followed before Real Estate Investment and International Real Estate Markets. Article 4.5 – Examination frequency and periods 1. There will be no more than two opportunities a year to sit examinations. For partial examinations, one resit for all partial examinations together may be opted for. 2. The periods in which examinations can be sat are listed in the Student Handbook and/or OCASYS. Partial exams can also be taken outside the period indicated. Article 4.6 – Assessment of placement/internship or research assignment The assessment of a placement/internship or research assignment will be conducted by an examiner of the Faculty of Spatial Sciences. Article 4.7 – Form of examinations 1.
Examinations will be taken in the manner stated in OCASYS.
2. At the student’s request, the Board of Examiners may allow an examination to be taken in a form different from that stated in Article 4.7.1. 189
3. Mock versions of each examination will be made available to practise. Article 4.8 – Oral examinations 12. Unless the Board of Examiners decides otherwise, an oral examination may only be taken by one student at a time. 13. Oral examinations are public, unless the Board of Examiners or the examiner stipulates otherwise or the student objects to the public nature of the examination. 14. Two examiners must be present at an oral examination. Article 4.9 – Marking of examinations and publication of marks 1.
After an oral examination, the examiner will assess the examination immediately and provide the student with a statement upon request.
2. The examiner will mark a written examination within ten working days of the day on which it was taken, and will provide the Faculty’s administration department with the necessary details for registration of the result in ProgRESS. 3. If an examination is taken in a form other than oral or written, the Board of Examiners will determine in advance how and when students will receive written confirmation of the result. 4. The written confirmation of the result of an examination will also inform students of their right of inspection, as stipulated in Article 4.11.1, as well as their right to appeal. Article 4.10 – Validity 5. Completed course units remain valid indefinitely. 2. Contrary to the provisions of Article 4.10.1, the Board of Examiners may decide to require a student to take a supplementary or substitute examination for a course unit taken more than six years previously before allowing that student to progress to the final assessment. 3. Partial examinations and practicals passed within a course unit that has not been successfully completed will expire at the end of the academic year in which they were passed. An examiner is allowed to deviate from this rule. Article 4.11 – Right of inspection
190
7. Following the publication of the results the exams are available for inspection at the Student Support Desk for six weeks. Also digital exams are available for inspection. 8. Within the timeframe stipulated in Article 4.11.1, the student may request that they be allowed to peruse the examination paper and the assessment criteria. 9. The examiner can determine that this inspection or perusal will take place at a certain place and at two set times at least. If the person concerned can show that they were prevented by force majeure from attending at the indicated places and times, they will be offered another opportunity, if possible within the period stated in Article 4.11.1. Article 4.12 – Thesis 1.
A thesis can only be used for one University of Groningen degree programme. No exemptions are granted for theses based on a thesis written within a different degree programme.
2. Theses are stored by the Faculty Board for a period of at least 7 years. 3. Students will be given the opportunity to start a final-year thesis twice per academic year. 4. The period(s) during which students can write theses will be published in the course outline on Nestor. 5.
More detailed regulations on the design, content, timeframe and assessment of the thesis can be found in the Master’s theses protocol, which form part of these Teaching and Examination Regulations.
6. If by the end of the period referred to under 4.12.4, 5 the assessor(s) is/are of the opinion that the thesis cannot be awarded a pass mark, the student will be given one opportunity to remedy the work in order to be awarded a pass mark of 6 within a timeframe defined by the degree programme. 7.
The Board of Examiners is the only body that can deviate from the provisions of this Article at the written request of a student.
Article 4.13 – Degree 7. A student who has satisfied all the requirements of the final assessment shall be awarded the degree of ‘Master of Science’. 8. The degree awarded shall be registered on the degree certificate. Article 4.14 – Honours (‘judicium’) 1.
The Board of Examiners will determine whether or not the Master’s degree certificate will be awarded an honours predicate.
2. The following conditions apply: 191
a) The mark for the thesis must satisfy the following minimum conditions: - ‘Cum laude’: the mark for the thesis must be at least 8.0 - ‘Summa cum laude’: the mark for the thesis must be at least 9.0 b) The weighted average (not rounded off) for all course units, excluding the thesis, within the examination programme approved by the Board of Examiners must be - greater than or equal to 8.0 for ‘Cum laude’ - greater than or equal to 9.0 for ‘Summa cum laude’. 3.
No honours are awarded if the student workload of the exemptions in ECTS credit points is more than half the total number of ECTS for the degree programme. This stipulation does not apply to Double Degree programmes.
4. Honours may only be awarded if the examinations for the course units were taken only once. 5.
Honours may only be awarded if no single course unit was awarded a mark less than 7.0.
6. In certain circumstances, the Board of Examiners may depart from the provisions set out in Articles 4.14.2-5. Article 4.15 – Final assessment 1.
The degree programme is concluded with a final assessment.
2. The Board of Examiners determines the result of the final assessment as soon as the student has passed all the required examinations, thereby acquiring the necessary academic training, and issues a certificate to confirm this. 3. Before the final assessment can be determined, the Board of Examiners may decide to test the student’s knowledge of one or more course units or components of the degree programme, if and in as much as the marks for the relevant examinations provide a reason for doing so. 4. By determining the result of the final assessment, the Board of Examiners also commits itself to a speedy processing of the degree certificate ceremony. 5.
If a student wishes to postpone the date of graduation due to extra examinations that still need to be taken, he or she must submit a request to this end to the Board of Examiners in good time.
6. The graduation date is the date on which the final assessment is passed, as determined by the Board of Examiners in accordance with the provisions of Article 4.15.2, and not the date on which the degree certificate is presented to the student. 7.
The successfully passed final assessment as referred to in Article 4.15.1, and all assignments submitted within the framework of this assessment, will be kept on file by the Faculty Board for a period of at least 7 years. 192
SECTION 5 EXAMINATIONS AND FINAL ASSESSMENT OF THE DEGREE PROGRAMME; SPECIFIC PROVISIONS Article 5.1 – Examination provisions in special circumstances 1.
If not granting a student an individual examination provision would lead to an ‘exceptional instance of unfairness of overriding nature’, the Board of Examiners may decide to grant such a provision contrary to the stipulations of Article 4.5
2. Requests for individual examination provisions, including documentary evidence, must be submitted to the Board of Examiners as soon as possible. Article 5.2 – Examinations and performance disabilities 1.
Students with a performance disability will be given the opportunity to take examinations in a form that will compensate as far as possible for their individual disability. If necessary, the Board of Examiners will seek expert advice from the student counsellor of the Student Service Centre (SSC) before making a decision.
2. With regard to examinations for electives taken by students with a performance disability, the Board of Examiners of the degree programme that sets the examination will comply with the facilities permitted by the Board of Examiners of the degree programme for which the student is registered. Article 5.3 – Exemptions 1.
At a student’s request, the Board of Examiners, having discussed the matter with the examiner in question, may grant exemption from an examination on condition that the student: a. has completed part of a university or higher vocational degree in the Netherlands or abroad that is equivalent in content and level b. can demonstrate by work experience that he/she has sufficient knowledge and skills with respect to the course unit in question.
2. The validity period of exemptions granted for course units or parts thereof is identical to that for examination results. Article 5.4 – Request for additional resit 1.
Students may submit a request for an additional resit to the Board of Examiners.
193
2. Such a request may be granted if the student in question failed the relevant exam due to extraordinary circumstances and if not granting the request for an additional resit would result in unacceptable study delay. 3. The following criteria apply to granting a request for an additional resit: - it must concern the last course unit to be passed - not granting the request would result in study delay of at least one semester - the examinee must have taken the last two regular exam opportunities for the course unit in question and have gained at least a mark 4 and a mark 5. Article 5.5 – Authority of the Board of Examiners regarding electives offered by other degree programmes 1.
A request to take an elective offered by another degree programme must be approved by the Board of Examiners of the student’s own degree programme.
2. The Board of Examiners of the other degree programme is authorized to set and assess the examinations and decide upon requests for alternative exam regulations. Article 5.6 – Fraud and plagiarism 1.
Fraud is an act or omission by a student designed to partly or wholly hinder the forming of a correct assessment of his or her own or someone else’s knowledge, understanding and skills.
2. Fraud also includes plagiarism, which means copying someone else’s work without correct reference to the source. Handing in own work handed in for another course before is also considered as (self)plagiarism. 3. If a student commits fraud, the Board of Examiners may exclude that student from participation in one or more examinations or final assessments for a maximum of one year. 4. In the event of serious fraud, the Board of Examiners may propose to the Board of the University to definitively terminate the student’s registration. 5.
The Board of Examiners will set out its course of action in the event of fraud in its Rules and Regulations.
Article 5.7 – Invalid examination In the event of irregularities with regard to an examination that are so serious that an accurate assessment of the examinee’s knowledge, understanding and skills cannot be made, the Board of Examiners may declare the examination invalid for either an individual examinee or a group of examinees. The stipulations in the Rules and Regulations of the Board of Examiners also apply. 194
Article 5.8 – Course units completed elsewhere 1.
A Master’s degree can only be awarded if at least half of the course units of the degree programme were followed at the the degree programme during the student’s period of registration as a student at the University of Groningen.
2. For Double Degree Master’s degree programmes offered together with an institution abroad, at least one quarter of the programme must have been followed at the degree programme during the student’s period of registration as a student at the University of Groningen. Article 5.9 – Termination of registration (Iudicium Abeundi) 1.
In extraordinary cases of reprehensible behaviour and/or statements made by a student, the Board of the University may, on the recommendation of the Board of Examiners or the Faculty Board, terminate that student’s registration.
2. The Board of the University will not make a decision as referred to in Article 5.9.1 until after the student in question has been given the opportunity to respond to the proposed decision, the interests of the student and the institution have been carefully assessed, and it is reasonable to assume that the student’s behaviour and/or statements prove him/her to be unsuitable for one or more of the professions which he/she is being trained for in his/her degree programme or for the practical preparation for the profession. In such cases the Faculty Board, the Board of Examiners and the Board of the University will follow the Protocol Iudicium Abeundi [protocol for termination of registration] as approved by the Nederlandse Federatie van Universitaire Medische Centra [Netherlands Federation of University Medical Centres] on 1 November 2010.
SECTION 6 - STUDY PROGRESS SUPERVISION Article 6.1 – Study progress administration 1.
The Faculty Board is responsible for the administration of individual results of students.
2. The Faculty Board will provide each student with an overview of his or her results at least once a year. Article 6.2 – Study progress supervision The Faculty Board will organize the introduction and the study progress supervision of students enrolled in the degree programme, partly to facilitate their progress and also with a view to identifying potential study options within and outside the degree programme.
SECTION 7 TRANSITIONAL AND FINAL PROVISIONS 195
Article 7.1 – Amendments 1.
Any amendments to these Regulations will, after due consultation with the programme committee and in consultation with – and where necessary upon the approval of – the Faculty Council, be confirmed by the Faculty Board in a separate decree.
2. Any amendments to these Regulations will not apply to the current academic year, unless it may reasonably be assumed that the amendment in question will not harm the interests of students. 3. In addition, amendments may not influence the following to the detriment of students: - approval granted within the meaning of Article 2.4 - any other decision taken within the meaning of these Regulations concerning a student. Article 7.2 – Publication 1.
The Faculty Board will duly publish these Regulations as well as any amendments to them.
2. Copies of the Teaching and Examination Regulations are available from the Faculty Office. These documents can also be found on the Faculty website via ‘My University’. Article 7.3 – Date of commencement These Regulations will take effect on 1 September 2015. Appendix 1: Admission is considered on a case-by-case basis to check whether a student’s previous qualifications meet the entry-level requirements of the Master’s degree programme and the student is sufficiently motivated, as evidenced by a letter outlining the reasons for wishing to enroll and the student’s past performance. This will ensure that the student is indeed able, following admission, to complete the Master’s degree programme according to plan. It has also been established that students with the following Bachelor’s degrees from a research university will be admitted: Economics, Business or Econometrics with a Minor in Economics & Spatial Studies, Sociology with a Minor in Economics & Spatial Studies but that students with a Bachelor’s degree in Civil Engineering (Bouwkunde, Civiele Techniek), Law, and Facilities Management will not be directly admitted. If the student does not meet the entry-level requirements, an individual bridging programme will be drawn up. A bridging programme will not be drawn up if the prerequisites amount to more than 60 ECTS credit points. Instead, the student will be advised to enroll in the full Bachelor’s degree programme in Human Geography and Spatial Planning. 196
18.8 Regional Studies (Research Master)
Faculty of Spatial Sciences
Teaching and Examination Regulations (OER) Master’s degree programme in
Regional Studies; Spaces and Places, Analysis and Intervention for the academic year 2015-2016 Contents: 1. General provisions 2. Admission 3. Content and structure of the degree programme 4. Examinations and final assessment of the degree programme General provisions 5. Examinations and final assessment of the degree programme Specific provisions 6. Study progress supervision 7. Transitional and final provisions
197
The Teaching and Examination Regulations set out the specific rights and obligations that apply to each degree programme taught at the University of Groningen, for both students and the degree programme. The University-wide section of the Student Charter sets out the rights and obligations that apply to all students. These Regulations were decreed by the Board of the Faculty of Spatial Sciences on June 30 2015 and approved by the Faculty Council where required by law on June 18 2015.
SECTION 1 GENERAL PROVISIONS Article 1.1 – Applicability 1.
These Regulations for academic year 2015-2016 apply to the teaching, examinations and final assessment of the Master’s degree programme Regional Studies; Spaces and Places, Analysis and Interventions , CROHO degree programme code 60660, hereinafter referred to as the degree programme, and to all students enrolled in this degree programme.
2. The degree programme is provided by the Faculty of Spatial Sciences of the University of Groningen, hereinafter referred to as the Faculty. 3. These Teaching and Examination Regulations also apply to students of other degree programmes, faculties or institutes of higher education, insofar as they follow course units in the degree programme to which these Regulations apply. 4. Course units that students of the degree programme as referred to in Article 1.1.1 follow in other degree programmes or at other faculties or institutes of higher education are subject to the Teaching and Examination Regulations of that programme, faculty or institute. 5. These Regulations also apply to the admission of students to the Pre-Master’s programmes referred to in Article 2.3 with a view to following the degree programme. In all other respects, the relevant Bachelor’s OER will apply to students who are enrolled in a Pre-Master’s programme. Article 1.2 – Definitions The following definitions apply to these Regulations: a. The Act: the Higher Education and Research Act (WHW: Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek) b. Student: a person registered at the University for the purpose of taking course units and/or examinations leading to the conferral of a university degree c. Degree programme: the Master’s degree programme referred to in Article 1.1 of these Regulations, comprising a coherent set of course units d. Course unit: a syllabus unit or other part of the degree programme within the meaning of Article 7.3 of the Act, included in OCASYS 198
e. f.
g. h. i.
j. k.
l.
m.
n. o.
p.
OCASYS: the University of Groningen’s online course catalogue ECTS credit point: a credit point within the meaning of the Act. The student workload of each course unit is expressed in ECTS credit points, whereby 1 ECTS is equivalent to a student workload of 28 hours Pre-Master’s programme: a programme intended to remedy deficiencies for admission to the degree programme Test or examination: a test of the knowledge, understanding and skills of students, including an assessment of the results Final assessment: the final assessment for the Master’s degree which is considered to be passed once all the requirements of the entire Master’s degree programme have been satisfied Academic year: the period of time that starts on 1 September and ends on 31 August of the following year Semester: part of the academic year, either starting on 1 September and ending on a date to be determined by the Board of the University, or starting on a date determined by the Board of the University and ending on 31 August Practical: a practical exercise, as referred to in Article 7.13 of the Act, in one of the following forms: - a thesis - a written assignment or a draft design - a research assignment - participation in a field trip or excursion - completion of a placement - participation in another educational activity designed to teach certain skills Board of Examiners: an independent body with the duties and powers as set out in Articles 7.11, 7.12, 7.12b and 7.12c of the Act, including assessing whether the requirements of the final assessment have been met Examiner: a person appointed by the Board of Examiners to set examinations and determine their results Admissions Board: the board that has decision-making powers in matters concerning admission to the degree programme on behalf of the Faculty Board Programme committee: the advisory body that fulfils the duties referred to in Article 9.18 of the Act.
All other terms will have the meaning that the Act ascribes to them. Article 1.3 – Aim of the degree programme 1 Theoretical attitudes and understanding, research skills a) Sound knowledge and thorough understanding of important contemporary interdisciplinary issues and theories in spatial sciences, and a detailed knowledge of important issues in the area of interest, including relevant theories and subjects 199
in disciplines related to the Faculty’s Research Programme, towards Wellbeing, Innovation and Spatial Transformation (tWIST). b) Sound knowledge and understanding of theoretical models, concepts and f frameworks that help explain and interpret spatial, societal and institutional phenomena and dynamics. c) The ability to translate knowledge of contemporary interdisciplinary issues and theoretical models, concepts and frameworks into the development of appropriate research questions and research designs. d) Expertise and experience in the formulation and implementation of a research project, i.e. a clearly formulated research problem that is original, while building on the state of the art research in the field and related academic disciplines, and firmly supported by the relevant literature in the field. e) The ability to position one’s own research questions in the relevant philosophical and theoretical debates in the field of regional studies. f) A helicopter view of suitable and feasible research designs and methods of data collection in different types of research, such as field, survey and/or experimental research, as well as expertise and experience in the adequacy, applicability and factual application of such research designs and methods of data collection. g) The ability to choose and apply appropriate research methodology, methods and techniques, and to critically evaluate the resulting research outcomes. h) Expertise and experience in the integration of theory and qualitative and quantitative empirical research (‘theory-guided empirical research’); dataguided and theory-guided theory building; experience in the entire process of research, including reporting on the research results. i) The ability to apply theories and results in spatial sciences and related disciplines in an original way to policy and scientific research issues in the context of both disciplinary and societal frameworks. 2 General academic skills a) The ability to reflect on the social and ethical responsibilities linked to the application of knowledge and judgements. b) The ability to present work to specialist and non-specialist audiences and to communicate the underpinnings as well as the limitations of the conclusions. c) The ability to develop new, creative and well-argued perspectives on existing theoretical, methodological and societal debates in the field of geography, planning and/or demography. d) The ability to write scientifically. e) The ability to search for and retrieve information and to document and archive data according to general academic standards. 200
f) The ability and skills to write a master’s thesis in a largely self-directed or autonomous manner. g) The ability to formulate the policy implications of scientific research, taking into account the limitations of the information and scientific insight on which practical recommendations are based. h) The ability to position research designs and research findings in their wider societal context by showing awareness of different ways in which the issues under study are perceived, valued and contested. 3 General work orientation a) The analytical and research skills required for a PhD programme after graduation, or to function at a professional level in research and policy departments of governmental/non-governmental organizations and enterprises. b) A general work orientation and ability to be a productive and respected member of a research team by contributing to collective efforts, time management and participating in a network in the research domain of spatial sciences.
SECTION 2 ADMISSION Article 2.1 – Entry requirements Subsection 1 1. Admission to the Research Master in Regional Studies requires either: - a Bachelor’s degree in human geography and/or urban and regional planning - a Bachelor’s degree in another spatial, social or economic science discipline with preferably a Minor worth 30 ECTS in human geography and/or urban and regional planning and/or demography and / or development studies; for those with a different Bachelor degree, the possibilities for admission are discussed with the coordinator - a Master’s degree in human geography or planning. Students with a Master’s degree who are admitted to the Research Master programme in Regional Studies, will be granted exemptions for a number of modules with a maximum of 20EC. Depending on that Master’s programme, this may result in a reduction in length of the Research Master programme in Regional Studies - a Master’s degree in another social or economic science field with substantial social and spatial and research content - a ‘HBO’ professional Master’s degree with substantial spatial and research content; and additionally following the general rules regarding admission to a Master course at the University (bridging programme) - a foreign educational degree comparable to the Dutch degrees listed above. 2. In addition, the entrance requirements are as follows: - Students must have completed their Bachelor or Master’s degrees with an average grade of at least 7,5 (on a 10 point scale) and with a grade for their Bachelor research work of at least 7,5 or an equivalent grade based on other international grading systems. - Basic knowledge of statistical methods by successfully passing at least two 201
statistical modules (10 ECTS) 3. The decision for admission will be based on: - The overall CV of the candidate - A clearly motivated request for admission, including ideas for a major research project - proof of compliance with the requirements regarding previous education - submission of research output produced so far by the applicant - proficiency in English - an interview with the applicant in which attitude, motivation, orientation and competence for a career in scientific research are evaluated - reference letters for students outside of the Netherlands. An interview will take place with one of the coordinators. Eagerness to conduct research and motivation in the research-oriented modules in the Bachelor’s phase are among the aspects evaluated. The coordinator in turn also acquires information from research staff teaching on the Bachelor’s programmes about the quality of the student’s work. Students from outside the Netherlands have to provide two reference letters. Subsection 2 5. There are two starting dates for the admission during the year: September 1 and February 1. Article 2.2 – Language requirements Good knowledge of and practical experience in using English is required. Non-native speakers and students who have not followed English language courses for at least two years are required to provide proof of their English proficiency. Examples of accepted minimum English language test scores are: - TOEFL paper: 580 - TOEFL computer:237 - TOEFL Internet-based test: 92-93 - IELTS: 6.5 (and 6.0 for written part) - APIEL: AP4 - Cambridge EFL Advanced English: B - Cambridge EFL Proficiency in English: C Article 2.3 – Admissions Board 1.
The Admissions Board has the power to take decisions on behalf of the Faculty Board in matters concerning admission to the degree programme. 202
2.
The Admissions Board consists of: - a member, also the chairperson, selected from the professors who teaches the degree programme - one member / two members selected from the other academic staff who teach the degree programme.
3.
The selection will be made by the Faculty Board, which will also set out the admissions procedure.
Article 2.4 – Entrance examination for the Master’s Honours programme: criteria With a view to the admissions procedure for the Master’s Honours programme, the Admissions Board will investigate whether the candidate satisfies the conditions concerning knowledge, expertise and skills. When conducting its investigation, the Board will also consider the motivation and ambitions of the candidate concerning the degree programme in question, as well as the candidate’s proficiency in the language in which the programme will be taught. Article 2.5 – Entrance examination: times 1. The entrance examination for the degree programme will be held twice a year; once for students starting in the first semester and once for students starting in the second semester. 2. Applications for admission to the degree programme must be submitted to the Admissions Board before 1 March or 15 September, depending on the desired starting date. 3. Only in exceptional cases will the Admissions Board consider an application submitted after the date stated in Article 2.5.2. 4. The Admissions Board will make its decision before 1 June or 15 November, depending on the desired starting date. Admission will be on condition that the candidate has satisfied the requirements set out in Article 2.1 concerning knowledge and skills by the starting date of the degree programme at the latest, supported by certificates from the degree programmes followed. The written admission statement will include information for the student about the possibility of an appeal to the Board of Appeal for Examinations.
SECTION 3
CONTENT AND STRUCTURE OF THE DEGREE PROGRAMME
Article 3.1 – Type of degree programme The degree programme is full time. Article 3.2 – Language The official language of the courses and examinations is English. 203
Article 3.3 – Student workload 1. The degree programme has a student workload of 120 ECTS credit points. 2. The student workload is expressed in whole ECTS credit points. Article 3.4 – Specializations There is one programme without specializations. Article 3.5 – Content of the curriculum
1. The programme consist of the following course units with their related student workload:
Research Process [GEMRESPRRM]
Yr.1 1a, 5 ETCS
Scientific Reading, Debating and reflecting [GERMSCREA]
Yr.1 1b, 5 ECTS
Philosophical and Methodological Issues in Spatial Sciences
Yr.1 1b, 5 ECTS
Research [GERMPMISSR] Individual Research Training [GERMIRT]
Yr.1 1b-2b, 10 ECTS
Research Skills; Scientific and Personal Competencies [GERMRESSK]
Yr.1 2a, 5 ECTS
Research Frontiers [GERMRESFRO]
Yr.1 & Yr.2, 5 ECTS
Thematic and Theoretical Orientation [GEERMTHEORA]
Yr.1 & Yr.2, 30 ECTS
Advanced and Specialized Research Methods and Techniques in the Social, Economic and Spatial Sciences [GERMMETHB]
Yr.1 & Yr.2, 15 ECTS
Scientific Writing [GERMSCWRPR]
Yr.2 1b, 5 ECTS
Research in a Foreign Context [GERMRESFOR]
Yr.2, 5 ECTS
Master Thesis [GERMTHESIS]
Yr.2 1b-2b, 30 ECTS
List of theoretical/thematic orientation modules Module
Semest er
204
ECTS
Economic Geography Economic Geography: Theory & Application
1a
5
Spatial Economics
1b
5
Firm Demography and Entrepreneurship
2a
5
Planning Theory
1a
5
Dilemmas in Infrastructure Planning
2a
5
Reinventing Environmental Planning
2a
5
Transitions in Water Management
2a
5
1a
5
Planning for Quality
1a
5
City Matters
2a
5
Theories of Demographic Behaviour
1a
5
Population Policies and Interventions
2b
5
Place and Identities
1a
5
Landscape and Heritage Identities
2a
5
Wellbeing and Liveability
2a
5
Environmental and Infrastructure Planning
Real Estate Studies Real Estate and Land Supply
Socio Spatial Planning
Population Studies
Cultural Geography
205
Social Impact Assessment
2b
5
List of methodology modules Module
Semester ECTS
Real Estate Research (quantitative)
2a
5
EIP: Interactive Workshop
1a
5
Comparative Research and Planning Practice
1a
5
Demographic Data, Measures and Methods (quantitative)
1b
5
Life Table and Population Projections (quantitative)
1b
5
Advanced Survey Analysis (quantitative)
2a
5
Fieldwork Cultural Geography (quantitative)
1a
5
Qualitative Data Collection and Analysis (qualitative)
1b
5
Spatial Analysis with GIS
1b
5
6. Ocasys sets out the content and teaching methods of the compulsory parts of the programme in more detail, including the level of knowledge students will need to successfully undertake the course unit in question. Article 3.6 – Electives A student may choose course units from the lists of theoretical/thematic orientation modules and methodology modules in Article 3.5. As part of their methodological training, students have to take at least 5 EC worth of course units focusing on qualitative methodology as well as 5 EC focusing on quantitative methodology. The aim of this is to ensure students graduate from the programme with an advanced level of methodological training. Which course units are classified as “quantitative” and “qualitative” is recorded in Article 3.5. The course units that do not have the label quantitative or qualitative contribute to the general methodological training of the students, for instance through working on specific skills, or through gaining insight into how specific methods work. Students are allowed to choose course units (both theoretical and methodological) that are not in the course unit list, after approval of the ReMa coordination team. Courses should be master courses taught by a lecturer holding a PhD and active in doing scientific research. Chosen electives from other programmes cannot be mentioned on another diploma. 206
Article 3.7 – Exemptions for a second Master’s Degree 19. If a student wants to follow a second Master’s degree at the Faculty, the programme of the second Master’s degree may not overlap with the first by more than 10 ECTS credits. 20. It is not permitted to take any compulsory or optional modules from the first Master’s degree as optional modules in the second. Only those modules which were compulsory or optional modules in the first Master’s degree and are also compulsory in the second Master’s degree will be considered for exemption, up to a maximum of 10 ECTS credits per Master’s degree. 21. Linked optional modules count as compulsory modules. 22. If more than 10 ECTS credits qualify for exemption, the Board of Examiners will decide which module or modules will be granted exemption. 23. The order for exemption for a compulsory module in the second Master’s degree is: First the compulsory modules from the first Master’s degree Then the regular optional modules approved by the coordinator of the first Master’s degree – part of the optional part of the degree programme In third place are extra optional modules from the first Master’s degree. 24. Modules followed during the first Master’s degree over and above the minimum of 60 ECTS credits will in principle be considered for exemption, but these extra modules from the first Master’s degree may not be added to the second Master’s degree as extra optional modules for a second time.
SECTION 4 EXAMINATIONS AND FINAL ASSESSMENT OF THE DEGREE PROGRAMME; GENERAL PROVISIONS Article 4.1 – Board of Examiners and examiners 16. The Board of Examiners is the independent body that determines whether individual students have the knowledge, understanding and skills required to be awarded the degree. 17. The Faculty Board appoints the members of the Board of Examiners on the basis of their expertise in the field of the group of degree programmes in question. 18. Regulations with respect to the composition of the Board of Examiners can be found in the “Handboek voor Examencommissies van de RUG”.
207
4. Members of the Faculty Board or other people who have financial responsibilities within the institution may not be appointed as members of the Board of Examiners. 5. The Board of Examiners will appoint examiners to set examinations and determine the results. 6. The Board of Examiners will approve the Rules and Regulations of the Board of Examiners. Article 4.2 – Assessment Plan An Assessment Plan has been approved by the Faculty Board, comprising the following topics: 1. the learning outcomes of the degree programme 2. the course units of the degree programme and the learning outcomes of each course unit 3. the relationship between course units and learning outcomes 4. the assessment mode to be used and the assessment moments for each course unit 5. the test design and assessment procedures and assessment criteria used 6. who is/are responsible for the implementation of the various components of the assessment policy 7. the organization of regular evaluation. Article 4.3 – Examination; general 12. Examinations, both interim and final, provide students with the information they need to assess whether they have achieved or will achieve the required learning outcomes. 13. Grading for exams is in whole numbers from 1 to 10, except the Master’s Thesis which is graded in half numbers. A 6 or higher (for the Master’s Thesis a 5,5 or higher) is sufficient to pass an exam. Article 4.4 – Compulsory order of examinations The Individual Research Training needs to be completed before starting the course unit Scientific Writing. Article 4.5 – Examination frequency and periods 1. There will be no more than two opportunities a year to sit examinations. For partial examinations, one resit for all partial examinations together may be opted for. 2. The periods in which examinations can be sat are listed in the Student Handbook and/or OCASYS. Partial exams can also be taken outside the period indicated.
208
Article 4.6 – Assessment of placement/internship or research assignment The assessment of a placement/internship or research assignment will be conducted by an examiner of the Faculty of Spatial Sciences. Article 4.7 – Form of examinations 1.
Examinations will be taken in the manner stated in OCASYS.
2. At the student’s request, the Board of Examiners may allow an examination to be taken in a form different from that stated in Article 4.7.1. 3. Mock versions of each examination will be made available to practise. Article 4.8 – Oral examinations 15. Unless the Board of Examiners decides otherwise, an oral examination may only be taken by one student at a time. 2. Oral examinations are public, unless the Board of Examiners or the examiner stipulates otherwise or the student objects to the public nature of the examination. 16. Two examiners must be present at an oral examination. Article 4.9 – Marking of examinations and publication of marks 1.
After an oral examination, the examiner will assess the examination immediately and provide the student with a statement upon request.
2. The examiner will mark a written examination within ten working days of the day on which it was taken, and will provide the Faculty’s administration department with the necessary details for registration of the result in ProgRESS. 3. If an examination is taken in a form other than oral or written, the Board of Examiners will determine in advance how and when students will receive written confirmation of the result. 4. The written confirmation of the result of an examination will also inform students of their right of inspection, as stipulated in Article 4.11.1, as well as their right to appeal. Article 4.10 – Validity 6. Completed course units remain valid indefinitely. 2. Contrary to the provisions of Article 4.10.1, the Board of Examiners may decide to require a student to take a supplementary or substitute examination for a course 209
unit taken more than six years previously before allowing that student to progress to the final assessment. 3. Partial examinations and practicals passed within a course unit that has not been successfully completed will expire at the end of the academic year in which they were passed. An examiner is allowed to deviate from this rule. Article 4.11 – Right of inspection 10. Following the publication of the results the exams are available for inspection at the Student Support Desk for six weeks. Also digital exams are available for inspection. 11. Within the timeframe stipulated in Article 4.11.1, the student may request that they be allowed to peruse the examination paper and the assessment criteria. 12. The examiner can determine that this inspection or perusal will take place at a certain place and at two set times at least. If the person concerned can show that they were prevented by force majeure from attending at the indicated places and times, they will be offered another opportunity, if possible within the period stated in Article 4.11.1. Article 4.12 – Thesis 1.
A thesis can only be used for one University of Groningen degree programme. No exemptions are granted for theses based on a thesis written within a different degree programme.
2. Theses are stored by the Faculty Board for a period of at least 7 years. 3. Students will be given the opportunity to start a final-year thesis twice per academic year. 4. The period(s) during which students can write theses will be published in the course outline on Nestor. 5.
More detailed regulations on the design, content, timeframe and assessment of the thesis can be found in the Master’s theses protocol, which form part of these Teaching and Examination Regulations.
6. If by the end of the period referred to under 4.12.4, 5 the assessor(s) is/are of the opinion that the thesis cannot be awarded a pass mark, the student will be given one opportunity to remedy the work in order to be awarded a pass mark of 6 within a timeframe defined by the degree programme. 7.
The Board of Examiners is the only body that can deviate from the provisions of this Article at the written request of a student.
Article 4.13 – Degree
210
9. A student who has satisfied all the requirements of the final assessment shall be awarded the degree of ‘Master of Science’. 10. The degree awarded shall be registered on the degree certificate. Article 4.14 – Honours (‘judicium’) 1.
The Board of Examiners will determine whether or not the Master’s degree certificate will be awarded an honours predicate.
2. The following conditions apply: a) The mark for the thesis must satisfy the following minimum conditions: - ‘Cum laude’: the mark for the thesis must be at least 8.0 - ‘Summa cum laude’: the mark for the thesis must be at least 9.0 b) The weighted average (not rounded off) for all course units, excluding the thesis, within the examination programme approved by the Board of Examiners must be - greater than or equal to 8.0 for ‘Cum laude’ - greater than or equal to 9.0 for ‘Summa cum laude’. 3.
No honours are awarded if the student workload of the exemptions in ECTS credit points is more than half the total number of ECTS for the degree programme. This stipulation does not apply to Double Degree programmes.
4. Honours may only be awarded if the examinations for the course units were taken only once. 5.
Honours may only be awarded if no single course unit was awarded a mark less than 7.0.
6. In certain circumstances, the Board of Examiners may depart from the provisions set out in Articles 4.14.2-5. Article 4.15 – Final assessment 1.
The degree programme is concluded with a final assessment.
2. The Board of Examiners determines the result of the final assessment as soon as the student has passed all the required examinations, thereby acquiring the necessary academic training, and issues a certificate to confirm this. 3. Before the final assessment can be determined, the Board of Examiners may decide to test the student’s knowledge of one or more course units or components of the degree programme, if and in as much as the marks for the relevant examinations provide a reason for doing so. 4. By determining the result of the final assessment, the Board of Examiners also commits itself to a speedy processing of the degree certificate ceremony.
211
5.
If a student wishes to postpone the date of graduation due to extra examinations that still need to be taken, he or she must submit a request to this end to the Board of Examiners in good time.
6. The graduation date is the date on which the final assessment is passed, as determined by the Board of Examiners in accordance with the provisions of Article 4.15.2, and not the date on which the degree certificate is presented to the student. 7.
The successfully passed final assessment as referred to in Article 4.15.1, and all assignments submitted within the framework of this assessment, will be kept on file by the Faculty Board for a period of at least 7 years.
SECTION 5 EXAMINATIONS AND FINAL ASSESSMENT OF THE DEGREE PROGRAMME; SPECIFIC PROVISIONS Article 5.1 – Examination provisions in special circumstances 1.
If not granting a student an individual examination provision would lead to an ‘exceptional instance of unfairness of overriding nature’, the Board of Examiners may decide to grant such a provision contrary to the stipulations of Article 4.5
2. Requests for individual examination provisions, including documentary evidence, must be submitted to the Board of Examiners as soon as possible. Article 5.2 – Examinations and performance disabilities 1.
Students with a performance disability will be given the opportunity to take examinations in a form that will compensate as far as possible for their individual disability. If necessary, the Board of Examiners will seek expert advice from the student counsellor of the Student Service Centre (SSC) before making a decision.
2. With regard to examinations for electives taken by students with a performance disability, the Board of Examiners of the degree programme that sets the examination will comply with the facilities permitted by the Board of Examiners of the degree programme for which the student is registered. Article 5.3 – Exemptions 1.
At a student’s request, the Board of Examiners, having discussed the matter with the examiner in question, may grant exemption from an examination on condition that the student: a. has completed part of a university or higher vocational degree in the Netherlands or abroad that is equivalent in content and level
212
b. can demonstrate by work experience that he/she has sufficient knowledge and skills with respect to the course unit in question. 2. The validity period of exemptions granted for course units or parts thereof is identical to that for examination results. Article 5.4 – Request for additional resit 1.
Students may submit a request for an additional resit to the Board of Examiners.
2. Such a request may be granted if the student in question failed the relevant exam due to extraordinary circumstances and if not granting the request for an additional resit would result in unacceptable study delay. 3. The following criteria apply to granting a request for an additional resit for the last course unit in the degree programme: - it must concern the last course unit to be passed - not granting the request would result in study delay of at least one semester - the examinee must have taken the last two regular exam opportunities for the course unit in question and have gained at least a mark 4 and a mark 5. Article 5.5 – Authority of the Board of Examiners regarding electives offered by other degree programmes 1.
A request to take an elective offered by another degree programme must be approved by the Board of Examiners of the student’s own degree programme.
2. The Board of Examiners of the other degree programme is authorized to set and assess the examinations and decide upon requests for alternative exam regulations. Article 5.6 – Fraud and plagiarism 1.
Fraud is an act or omission by a student designed to partly or wholly hinder the forming of a correct assessment of his or her own or someone else’s knowledge, understanding and skills.
2. Fraud also includes plagiarism, which means copying someone else’s work without correct reference to the source. Handing in own work handed in for another course before is also considered as (self)plagiarism.
213
3. If a student commits fraud, the Board of Examiners may exclude that student from participation in one or more examinations or final assessments for a maximum of one year. 4. In the event of serious fraud, the Board of Examiners may propose to the Board of the University to definitively terminate the student’s registration. 5.
The Board of Examiners will set out its course of action in the event of fraud in its Rules and Regulations.
Article 5.7 – Invalid examination In the event of irregularities with regard to an examination that are so serious that an accurate assessment of the examinee’s knowledge, understanding and skills cannot be made, the Board of Examiners may declare the examination invalid for either an individual examinee or a group of examinees. The stipulations in the Rules and Regulations of the Board of Examiners also apply. Article 5.8 – Course units completed elsewhere 1.
A Master’s degree can only be awarded if at least half of the course units of the degree programme were followed at the degree programme during the student’s period of registration as a student at the University of Groningen.
2. For Double Degree Master’s degree programmes offered together with an institution abroad, at least one quarter of the programme must have been followed at the degree programme during the student’s period of registration as a student at the University of Groningen. Article 5.9 – Termination of registration (Iudicium Abeundi) 1.
In extraordinary cases of reprehensible behaviour and/or statements made by a student, the Board of the University may, on the recommendation of the Board of Examiners or the Faculty Board, terminate that student’s registration.
2. The Board of the University will not make a decision as referred to in Article 5.9.1 until after the student in question has been given the opportunity to respond to the proposed decision, the interests of the student and the institution have been carefully assessed, and it is reasonable to assume that the student’s behaviour and/or statements prove him/her to be unsuitable for one or more of the professions which he/she is being trained for in his/her degree programme or for the practical preparation for the profession. In such cases the Faculty Board, the Board of Examiners and the Board of the University will follow the Protocol Iudicium Abeundi [protocol for termination of registration] as approved by the Nederlandse Federatie van Universitaire Medische Centra [Netherlands Federation of University Medical Centres] on 1 November 2010.
SECTION 6
STUDY PROGRESS SUPERVISION
Article 6.1 – Study progress administration 214
1.
The Faculty Board is responsible for the administration of individual results of students.
2. The Faculty Board will provide each student with an overview of his or her results at least once a year. Article 6.2 – Study progress supervision The Faculty Board will organize the introduction and the study progress supervision of students enrolled in the degree programme, partly to facilitate their progress and also with a view to identifying potential study options within and outside the degree programme.
SECTION 7 TRANSITIONAL AND FINAL PROVISIONS Article 7.1 – Amendments 1.
Any amendments to these Regulations will, after due consultation with the programme committee and in consultation with – and where necessary upon the approval of – the Faculty Council, be confirmed by the Faculty Board in a separate decree.
2. Any amendments to these Regulations will not apply to the current academic year, unless it may reasonably be assumed that the amendment in question will not harm the interests of students. 3. In addition, amendments may not influence the following to the detriment of students: - approval granted within the meaning of Article 2.4 - any other decision taken within the meaning of these Regulations concerning a student. Article 7.2 – Publication 1.
The Faculty Board will duly publish these Regulations as well as any amendments to them.
2. Copies of the Teaching and Examination Regulations are available from the Faculty Office. These documents can also be found on the Faculty website via ‘My University’. Article 7.3 – Date of commencement These Regulations will take effect on 1 September 2015.
215
18.9 Sociale Planologie
Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen
Onderwijs- en Examenregeling (OER) Masteropleiding
Sociale Planologie
Studiejaar 2015-2016
216
Inhoud:
15. Algemene bepalingen 16. Toelating 17. Inrichting en inhoud van de opleiding 18.Tentamens en examen van de opleiding, algemene bepalingen 19. Tentamens en examens van de opleiding, specifieke bepalingen 20.
Studiebegeleiding
21. Overgangs- en slotbepalingen In de Onderwijs- en Examenregeling zijn de specifieke rechten en plichten opgenomen die per opleiding van de Rijksuniversiteit Groningen gelden voor zowel student als opleiding. In het (algemene universitaire) Studentenstatuut staan de rechten en plichten die voor alle studenten gelden.
Deze regeling is vastgesteld door het bestuur van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen op 30 juni 2015 met instemming van de faculteitsraad op de daartoe wettelijk bepaalde onderdelen d.d. 18 juni 2015.
217
Paragraaf 1 - Algemene Bepalingen
Artikel 1.1 - Toepasselijkheid van de OER 1.
Deze regeling geldt voor het studiejaar 2015-2016 en is van toepassing op het onderwijs, de toetsen en de examens van de masteropleiding Sociale Planologie met CROHO opleidingscode 66653 , hierna te noemen: de opleiding, en op alle studenten die voor de opleiding staan ingeschreven.
2. De opleiding wordt verzorgd binnen de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen, hierna te noemen: de faculteit. 3. Deze OER is ook van toepassing op studenten van andere opleidingen, faculteiten of onderwijsinstellingen, voor zover ze onderdelen van de opleiding waar deze OER voor geldt, volgen. 4. Voor de onderdelen die studenten van de opleiding, als bedoeld in lid 1, volgen bij andere opleidingen, faculteiten of onderwijsinstellingen, geldt de OER van die andere opleiding, faculteit of instelling. 5. Deze OER is tevens van toepassing op de toelating van studenten tot een premaster, als bedoeld in artikel 4.3, met het oog op het volgen van de opleiding. Voor het overige is de desbetreffende bachelor OER van toepassing op studenten ingeschreven voor een pre-master.
Artikel 1.2 - Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: iiii. de wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW); jjjj. student: degene die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en de examens van de opleiding. Waar in de OER de student als ‘hij’ wordt aangeduid, wordt tevens ‘zij’ bedoeld; kkkk. opleiding: de masteropleiding genoemd in artikel 1.1 van deze regeling, bestaande uit een samenhangend geheel van onderwijseenheden; llll. onderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding, in de zin van artikel 7.3 van de wet, opgenomen in OCASYS; mmmm. OCASYS: het onderwijscatalogussysteem van de Rijksuniversiteit Groningen; nnnn. ECTS: studiepunt als bedoeld in de wet, waarmee de omvang van het onderdeel van de opleiding wordt uitgedrukt. 1 ECTS staat gelijk aan 28 uur studeren; oooo. pre-master: een deficiëntieprogramma waarmee toelating tot de opleiding kan worden verkregen; pppp. toets of tentamen: een onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student, alsmede de beoordeling van de uitkomsten daarvan;
218
qqqq. examen: het afsluitend masterexamen van de opleiding dat met goed gevolg is afgelegd, als aan alle verplichtingen van de gehele masteropleiding is voldaan; rrrr. studiejaar: het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende jaar; ssss. semester: deel van het studiejaar, beginnend op 1 september en eindigend op een door het College van Bestuur te bepalen datum, dan wel beginnend op een door het College van Bestuur te bepalen datum en eindigend op 31 augustus; tttt. practicum: een praktische oefening, als bedoeld in artikel 7.13 van de wet, in een van de volgende vormen: - het maken van een scriptie; - het maken van een werkstuk of een proef-ontwerp; - het uitvoeren van een onderzoeksopdracht; - het deelnemen aan veldwerk of een excursie; - het doorlopen van een stage; - het deelnemen aan een andere onderwijsleeractiviteit, die gericht is op het bereiken van bepaalde vaardigheden. uuuu. Examencommissie: het onafhankelijk orgaan belast met de taken en bevoegdheden als vermeld in de artikelen 7.11, 7.12 en 7.12b en 7.12c van de wet, waaronder de beoordeling of aan de eisen van het afsluitend examen is voldaan; vvvv. Examinator: degene die door de Examencommissie is aangewezen voor het afnemen van tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan; wwww. Toelatingscommissie: de commissie die namens het Faculteitsbestuur over de toelating tot de opleiding beslist; xxxx. Opleidingscommissie: het adviesorgaan dat de taken uitoefent als omschreven in art 9.18 van de wet. De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent. Artikel 1.3 - Doel van de opleiding Na het volgen van de opleiding kunnen afgestudeerden: 1. Kennis en inzicht a)
vraagstukken aangaande ruimtelijke veranderingen in wijken en steden, en de sociale betekenis daarvan, doorgronden in hun specifieke bestuurlijke en sociale context (plekanalyse)
b)
instituties en processen van besluitvorming over ruimtelijke veranderingen beschrijven en plaatsen in grotere bestuurlijke en sociale trends en processen (actoranalyse)
c)
onderkennen dat, gegeven de diversiteit en complexiteit van de relatie tussen ruimtelijke inrichting en samenleving, planologie gepaard gaat met politiek en spanning (beleidsanalyse)
219
d)
relevante theorieën over sociale implicaties van ruimtelijke veranderingen uitleggen, herkennen in de maatschappelijke realiteit en gebruiken voor het doen van onderzoek
e)
zich een kritisch oordeel vormen over de relaties tussen theoretische concepten, methoden van onderzoek en empirische bevindingen in internationale wetenschappelijke literatuur
f)
een zelfstandige bijdrage leveren aan de kennisvermeerdering ten behoeve van het vakgebied van planologie; 2. Toepassen kennis en inzicht
a)
zelfstandig onderzoek verrichten naar ruimtelijke vraagstukken, processen van besluitvorming en sociale consequenties van oplossingen
b)
zelfstandig een vraagstelling formuleren, een onderzoeksontwerp maken, methoden van onderzoek selecteren en toepassen, en daarover helder en volledig rapporteren
c)
creatief en intelligent oplossingen ontwerpen voor ruimtelijke vraagstukken die werken, doordat ze realistisch zijn gegeven sociaal-planologische theorieën, en die ook kunnen landen, doordat ze sociaal en bestuurlijk wervend en doordacht zijn
d)
praktisch en pragmatisch denken, maar op conceptueel niveau een duidelijke afweging maken dat leidt tot een beargumenteerd advies 3. Oordeelsvorming
a)
kritisch reflecteren op ethische en normatieve aspecten van ruimtelijke problemen en oplossingen
b)
constructief-kritische feedback geven op analyses en oplossingen gemaakt door anderen
c)
ethische, normatieve en expressieve denkwijzen in het wetenschappelijke denken integreren
d)
reflecteren op de toepassingsmogelijkheden en beperkingen van de wetenschap in het algemeen en van planologie in het bijzonder
e)
een open en kritische houding aannemen ten opzichte van nieuwe ideeën en ontwikkelingen binnen het vakgebied van planologie; 4. Communicatie
a)
in interdisciplinair teamverband samenwerken voor het analyseren van complexe ruimtelijke vraagstukken
220
b)
met gevoel voor tact en respect omgaan met maatschappelijke gevoelens onder opdrachtgevers, respondenten en informanten
c)
debatteren over ontwikkelingen binnen het vakgebied en de maatschappij
d)
in beeld, geschreven tekst en mondelinge presentaties een probleemanalyse op een overtuigende manier kunnen uitdragen 5. Leervaardigheden
a)
gericht relevante informatie af leiden uit grote hoeveelheden tekst met een grote diversiteit aan bedoelingen
b)
snel kennis verwerven over specifieke vakgebieden en daarbij hoofd- en bijzaken scheiden
c)
na afstuderen zelfstandig relevante ontwikkelingen binnen het eigen vakgebied kritisch te blijven volgen; 6. Attitude
a)
onderzoekend en kritisch omgaan met nieuwe ideeën en ontwikkelingen binnen het vakgebied van de planologie
b)
met een wetenschappelijke attitude in geëigende maatschappelijke en wetenschappelijke functies werkzaam zijn;
Artikel 1.4 - Vorm van de opleiding De opleiding wordt voltijds verzorgd.
Paragraaf 2 - Toelating Artikel 2.1 – Vooropleiding 1. Conform artikel 7.30a van de WHW wordt degene die het Bachelordiploma Sociale Geografie & Planologie van de Rijksuniversiteit Groningen heeft behaald toegelaten tot de opleiding. De bezitter van het diploma van een Bacheloropleiding Technische Planologie van de Rijksuniversiteit Groningen of het diploma van een Bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie (SG&P) van een van de Nederlandse universiteiten wordt eveneens geacht te beschikken over voldoende kennis en vaardigheden en wordt uit dien hoofde toegelaten tot de opleiding. De student met een Bachelor Technische Planologie wordt wel geadviseerd daarnaast voldoende kennis te hebben van sociaalgeografische vakken. De Minor Ruimtelijke Economische Ontwikkeling strekt hierbij tot aanbeveling. 2. Voor de toelating gelden twee instroommomenten per studiejaar: 1 september en 1 februari.
221
3. Toelaatbaar tot de opleiding zijn de bezitters van een Nederlands of een buitenlands bachelor- of masterdiploma waarvan de eindtermen vergelijkbaar zijn met die van een van de onder lid 1 genoemde Bacheloropleidingen, zulks ter beoordeling van de Toelatingscommissie. 4. Indien aan de voorwaarden als bedoeld in de leden 1 en 2 is voldaan, vindt de selectie van studenten plaats op basis van een oordeel over de volgende aanvullende eisen: a) motivatie en talent; b) niveau van de relevante kennis en van de beheersing van methoden & technieken uit het betreffende vakgebied; c) algemeen academisch denk- en werkniveau; d) beheersing van de in het programma gehanteerde talen (Nederlands en Engels). 5. Het geselecteerd zijn voor de opleiding als bedoeld in lid 4, geeft recht op inschrijving in de opleiding, indien door de toelating het (eventuele) maximum aantal voor de opleiding in te schrijven personen niet wordt overschreden. Artikel 2.2 – Taaleis bij buitenlandse diploma’s 1.
Indien de student wordt toegelaten tot de opleiding krachtens een diploma dat buiten Nederland is behaald, dan kan de Toelatingscommissie hem – voorafgaand aan de inschrijving - verplichten tot het met goed gevolg afleggen van een toets Nederlands of Engels, afhankelijk van de taal van de gekozen opleiding, af te nemen door een door de Examencommissie aan te wijzen instantie.
2.
Aan de eis inzake voldoende beheersing van de Nederlandse taal wordt voldaan door het met goed gevolg afleggen van het staatsexamen Nederlands als tweede taal (NT2).
Artikel 2.3 – pre-master 1. Degenen die niet aan de toelatingseisen genoemd in art. 2.1 voldoen, kunnen hieraan voldoen door een op het masterprogramma toegesneden premastertraject van de Rijksuniversiteit Groningen met goed gevolg af te ronden. Het pre-mastertraject heeft een omvang van 15, 30, 45 of 60 ECTS. 2.
In bijlage 1 zijn de toegangseisen voor het pre-mastertraject opgenomen. De Toelatingscommissie van de opleiding beslist over toelating tot de pre-master. 222
3.
Het pre-mastertraject moet binnen 24 maanden worden voltooid. Indien de premaster niet binnen deze termijn wordt behaald, vervallen de binnen de premaster behaalde resultaten en kan het Faculteitsbestuur de student uitsluiten van verdere deelname aan de pre-master.
Artikel 2.4 - Toelatingscommissie 1.
De Toelatingscommissie beslist namens het Faculteitsbestuur over de toelating tot de opleiding.
2.
De Toelatingscommissie wordt gevormd door: - een lid, tevens voorzitter, die met onderwijs in de opleiding is belast; - een lid / twee leden aangewezen uit het overige wetenschappelijk personeel dat met onderwijs in de opleiding is belast.
3.
De aanwijzing geschiedt door het Faculteitsbestuur, dat tevens het Toelatingsreglement vaststelt.
Artikel 2.5 - Toelatingsonderzoek master honour’s-opleiding: criteria Met het oog op de toelating tot de master honour’s opleiding onderzoekt de Toelatingscommissie of de kandidaat voldoet aan de voor de opleiding gestelde voorwaarden van kennis, kunde en vaardigheden. De commissie betrekt bij haar onderzoek tevens de motivatie en ambitie van de kandidaat m.b.t. de desbetreffende opleiding, alsmede de kennis van de kandidaat van de talen waarin het onderwijs van het programma wordt verzorgd. Artikel 2.6 - Toelatingsonderzoek: tijdstippen 1. Het toelatingsonderzoek vindt tweemaal per jaar plaats m.b.t. het begin van de opleiding in het eerste en het tweede semester. 2. Een verzoek te worden toegelaten tot de opleiding en een bepaald programma wordt voor 1 juni resp. 1 december ingediend bij de toelatingscommissie. 3. In bijzondere gevallen kan de toelatingscommissie een na de in het tweede lid genoemde sluitingsdatum ingediend verzoek in behandeling nemen.
Paragraaf 3 - Inrichting en inhoud van de opleiding Artikel 3.1 – Studielast 1. De opleiding heeft een studielast van 60 ECTS.
223
2. De studielast wordt uitgedrukt in hele ECTS.
Artikel 3.2 –Programma’s De opleiding kent één programma.
Artikel 3.3 –Samenstelling van de opleiding 1. Het programma omvat de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast: Cursus Semeste ECT r S Planning Theory
1a
5
Interactie, Samenleving en Ruimte
1a
5
Social Impact Assessment
1a
5
IPD1: Planning Methods and Evaluation of IPD3: Programmamanagement in Theorie en Praktijk
1b
5
Masterthesis Sociale Planologie
1b
10
City Matters: Philosophy, Urban Theory and Planning
2a
5
Revitalisatie van de Wijk
2a
5
Keuzevak
2a
5
IPD4: Coalition Planning of
2b
5
2b
10
of Professional Development of Keuzevak
Professional Development of Keuzevak Masterthesis Sociale Planologie
224
2. Op Ocasys worden de inhoud en de onderwijsvorm van de verplichte onderdelen van het programma nader omschreven, onder vermelding van de voorkennis, die gewenst is om aan het desbetreffende onderdeel met goed gevolg te kunnen deelnemen. Artikel 3.4 – Keuzeonderdelen 1. De Examencommissie kan, na een gemotiveerd verzoek van de student, voorafgaande toestemming verlenen om: e) Een onderdeel van het examenprogramma te vervangen door een ander door de RUG of een andere universiteit in binnen- of buitenland aangeboden vak dat past in het examenprogramma, dan wel f) Een keuzeonderdeel van het examenprogramma in te vullen met één of meer vakken die gevolgd worden aan de RUG of een andere universiteit in binnen- of buitenland. 2. In beginsel komen alle binnen de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen aangeboden Mastercursussen in aanmerking als keuzevak. Het als keuzevak opvoeren van Mastercursussen van andere faculteiten wordt door de student eerst ter goedkeuring voorgelegd aan de opleidingscoördinator. Opgevoerde keuzevakken die elders zijn gevolgd mogen niet elders op een diploma zijn opgenomen. 3. Bij de beoordeling van het verzoek let de Examencommissie in ieder geval op samenhang van (delen van) het vakkenpakket en het niveau van de vakken. Artikel 3.5 – Vrijstellingen tweede master 1. In het geval een student een tweede master aan de faculteit wil volgen, mag het programma van de tweede master hooguit een overlap hebben van 10 ECTS met het programma van de eerste master. 2. Het is niet toegestaan om verplichte dan wel keuzevakken uit de eerste master als keuzevakken in de tweede master op te nemen. Alleen vakken die in de eerste master als verplicht dan wel keuzevak gevolgd zijn, en in de tweede master ook verplicht zijn, komen voor vrijstelling in aanmerking, tot het genoemde maximum van 10 ECTS per master. 3. Gebonden keuzevakken gelden als verplichte vakken. 4. Als er volgens onder artikel 2.5.2 genoemde regel meer dan 10 ECTS in aanmerking kunnen komen voor vrijstelling, beslist de Examencommissie welke voor vrijstelling in aanmerking komend(e) vak(ken) afval(t)(len).
225
5. De volgorde van vrijstelling voor een verplicht vak in de tweede master is: • Eerst de verplichte vakken uit de eerste master; • Dan de door de coördinator van de eerste master goedgekeurde reguliere keuzevakken – tot de keuzeruimte van het programma behorend – uit de eerste master; • Pas in derde instantie de extra gevolgde keuzevakken uit de eerste master. 6. Extra – boven het minimum van 60 ECTS – gevolgde vakken uit de eerste master komen in principe wel in aanmerking voor de vrijstellingsregeling onder punt 2 t/m 5 genoemd, maar potentieel vrijstelbare extra vakken uit de eerste master mogen niet voor een tweede keer als extra keuzevakken aan de tweede master worden toegevoegd. Artikel 3.6 – Taal van de opleiding 1. De cursussen worden in het Engels of het Nederlands verzorgd. 2. De tentamens worden in het Engels of het Nederlands afgenomen. 3. Practica, zoals de Masterthesis mogen in het Engels of Nederlands worden geschreven, mits de student het Engels of het Nederlands in voldoende mate beheerst. Artikel 3.7 – Honoursprogramma masteropleiding 1.
De student kan worden uitgenodigd voor deelname aan een Honoursprogramma dat door het Honours College van de RUG aangeboden wordt.
2.
Het Honoursprogramma heeft een totale studielast van 15 EC. De OER van het Honours College is op dit programma van toepassing.
3.
Het Honoursprogramma maakt geen onderdeel uit van het reguliere mastercurriculum. De resultaten en cijfers tellen niet mee voor de toekenning van het judicium cum laude of summa cum laude van de masteropleiding.
4.
De resultaten van het Honoursprogramma worden vermeld op het diplomasupplement bij het diploma van de masteropleiding waar de student een graad voor behaalt.
Paragraaf 4 - Tentamens en examen van de opleiding, algemene bepalingen 226
Artikel 4.1 - Examencommissie en examinatoren 1. De Examencommissie is het onafhankelijk orgaan dat vaststelt of een student de kennis, het inzicht en de vaardigheden bezit die nodig zijn voor het verkrijgen van de graad. 2. Het Faculteitsbestuur benoemt de leden op basis van hun deskundigheid op het terrein van de opleiding (of groep van opleidingen). 3. Regels ten aanzien van de samenstelling van de Examencommissie zijn opgenomen in het Handboek voor Examencommissies van de RUG. 4. Voor het afnemen van tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan, wijst de Examencommissie examinatoren aan. 5. De Examencommissie stelt Regels en Richtlijnen van de Examencommissie vast. Artikel 4.2 – Toetsplan
Er is een door het Faculteitsbestuur vastgesteld toetsplan. Dit toetsplan bevat de volgende onderwerpen: 1. 2. 3. 4. 5.
de eindtermen van de opleiding; de curriculumonderdelen en leerdoelen van ieder curriculumonderdeel; de relatie tussen curriculumonderdelen en eindtermen; de toegepaste toetsvorm en de toetsmomenten per onderdeel; de gehanteerde opstellingsprocedures, beoordelingsprocedures en beoordelingscriteria; 6. de verantwoordelijken voor de uitvoering van de verschillende onderdelen van het toetsbeleid; 7. de wijze van periodieke evaluatie. Artikel 4.3 – Tentamen - Algemeen 1. Het tentamen geeft de student zowel tussentijds als bij afsluiting van het onderdeel de nodige informatie of hij de gestelde leerdoelen zal bereiken resp. heeft bereikt. 2. Tentamencijfers worden afgerond op hele cijfers, behalve de Masterthesis die op halve cijfers wordt beoordeeld. Een 6 of hoger (voor de Masterthesis 5,5 of hoger) geldt als voldoende. Artikel 4.4 - Verplichte volgorde Er is binnen de opleiding geen sprake van volgtijdelijkheid.
227
Artikel 4.5 - Tijdvakken en frequentie tentamens 1. Tot het afleggen van de tentamens wordt per studiejaar tweemaal de gelegenheid gegeven. Indien er sprake is van deeltentamens kan door de Examinator desgewenst gekozen worden voor één gelegenheid van alle deeltentamens tegelijk. 2. In de studiegids en/of OCASYS worden de tijdvakken waarin de tentamens kunnen worden afgelegd vermeld. Deeltentamens kunnen ook buiten de aangegeven periode afgenomen worden. Artikel 4.6 - Beoordeling stage- of onderzoekopdracht De beoordeling van een stage of van een onderzoekopdracht wordt verricht door de examinator van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen. Artikel 4.7 - Vorm van de tentamens 1.
De tentamens worden afgelegd op de in OCASYS vermelde wijze.
2. Op verzoek van de student kan de Examencommissie toestaan dat een tentamen op een andere wijze dan vorenbedoeld wordt afgelegd. Artikel 4.8 - Mondelinge tentamens 1. Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk getentamineerd, tenzij de examencommissie anders heeft bepaald. 2. Het mondeling afnemen van een tentamen is openbaar, tenzij de examencommissie of de desbetreffende examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de student daartegen bezwaar heeft gemaakt. 3. Bij een mondeling tentamen dienen twee examinatoren aanwezig te zijn. Artikel 4.9 - Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag 1.
De examinator stelt terstond na het afnemen van een mondeling tentamen de uitslag vast en reikt de student desgevraagd een verklaring uit.
2. De examinator stelt de uitslag van een schriftelijk tentamen vast binnen tien werkdagen na de dag waarop het is afgelegd en verschaft de administratie van de faculteit de nodige gegevens ten behoeve van registratie van de uitslag in Progress.
228
3. Voor een op andere wijze dan mondeling of schriftelijk af te leggen tentamen bepaalt de Examencommissie tevoren op welke wijze en binnen welke termijn de student de uitslag zal ontvangen. 4. Bij het bekendmaken van de uitslag van een tentamen wordt de student gewezen op het inzagerecht, bedoeld in artikel 4.11, eerste lid, alsmede op de beroepsmogelijkheid. Artikel 4.10 - Geldigheidsduur 1. De geldigheidsduur van behaalde onderdelen is onbeperkt. 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan de examencommissie voor een onderdeel, waarvan het tentamen langer dan zes jaar geleden is behaald, een aanvullend dan wel vervangend tentamen opleggen, alvorens de student wordt toegelaten tot het afleggen van het desbetreffende examen. 3. Deeltoetsen en opdrachten die zijn behaald binnen een onderdeel dat niet met goed gevolg is afgelegd, vervallen na het studiejaar waarin zij zijn behaald. Een examinator kan hier van afwijken. Artikel 4.11 – Inzagerecht 1. De tentamens liggen gedurende zes weken na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen ter inzage bij de Student Support Desk. Ook tentamens die digitaal zijn afgenomen kunnen worden ingezien.
2. Gedurende de in het eerste lid genoemde termijn kan de student die aan het tentamen heeft deelgenomen kennis nemen van vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. 3. De examinator kan bepalen dat de inzage of de kennisneming geschiedt op een vaste plaats en op tenminste twee vaste tijdstippen. Indien de betrokkene aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op een aldus vastgestelde plaats en tijdstip te verschijnen, wordt hem een andere mogelijkheid geboden, zo mogelijk binnen de in het eerste lid genoemde termijn.
229
Artikel 4.12 - De scriptie 1.
De scriptie geldt in beginsel voor één opleiding van de RUG. Een (gedeeltelijke) vrijstelling voor de scriptie bij een opleiding, op grond van de scriptie bij een andere opleiding is ter beoordeling van de Examencommissie.
2. De scriptie wordt voor een periode van tenminste 7 jaar bewaard op de Faculteit. 3. Er wordt tweemaal per jaar de gelegenheid geboden tot het starten van de (eind)scriptie. 4. Het tijdvak of de tijdvakken waarin de gelegenheid tot het maken hiervan wordt geboden, wordt in de studiegids en/of OCASYS bekendgemaakt. 5. Nadere regels over de vorm, de inhoud, het tijdpad en de beoordeling van de scriptie zijn opgenomen in het Master thesis protocol. 6. Uitsluitend de Examencommissie kan, op schriftelijk verzoek van de student, afwijken van het in de voorgaande leden van dit artikel bepaalde. Artikel 4.13 - Graad 1. Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad “Master of Science” verleend. 2. De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen aangetekend. Artikel 4.14 - Judicium 1.
De examencommissie beoordeelt of aan het mastergetuigschrift een onderscheiding wordt toegekend.
2. Hierbij dient aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan: a) Het cijfer voor de scriptie moet voldoen aan de volgende minima: ‘Cum laude’: het cijfer voor de scriptie of thesis is tenminste 8,0; ‘Summa cum laude’: het cijfer voor de scriptie of thesis is tenminste 9,0. b) Het onafgeronde gewogen gemiddelde van alle onderwijseenheden, exclusief de scriptie, van het door de examencommissie goedgekeurde examenprogramma is
groter dan of gelijk aan 8,0 voor ‘Cum laude’; groter dan of gelijk aan 9,0 voor ‘Summa cum laude’.
230
3. Geen judicium wordt toegekend indien de omvang van de vrijstellingen in ECTS meer dan de helft van het totaal aantal ECTS van de opleiding bedraagt. Deze bepaling is niet van toepassing op de Double Degree programma’s. 4. Voor het behalen van enig judicium geldt dat het tentamen van een onderwijseenheid slechts eenmaal afgelegd mag zijn. 5.
Voor het behalen van een judicium geldt dat voor geen enkel vak een cijfer lager dan 7,0 is behaald.
6. In bijzondere gevallen kan de examencommissie afwijken van het bepaalde in de leden twee tot en met vijf van dit artikel.
Artikel 4.15 - Examen 1. Aan de opleiding is een examen verbonden ter afsluiting hiervan. 2. De Examencommissie stelt de uitslag van het examen vast, zodra de student de voor het examen benodigde tentamens heeft behaald, waarmee hij tevens de benodigde academische vorming heeft verworven en reikt daartoe een getuigschrift uit. 3.
Alvorens de uitslag van het examen vast te stellen kan de Examencommissie een onderzoek instellen naar de kennis van de student met betrekking tot een of meer onderdelen of aspecten van de opleiding, indien en voor zover de uitslagen van de desbetreffende tentamens daartoe aanleiding geven.
4. Met de vaststelling van de uitslag van het examen draagt de Examencommissie tevens zorg voor een spoedige afhandeling van de buluitreiking. 5.
Indien de student de datum van zijn afstuderen wil uitstellen in verband met nog extra af te leggen tentamens, dient hij de Examencommissie tijdig schriftelijk hiertoe te verzoeken.
6. De datum van afstuderen is de datum waarop het afsluitend examen is behaald, zoals vastgesteld door de Examencommissie conform het bepaalde in lid 2, en niet de datum waarop de bul wordt uitgereikt.
7.
Het examen bedoeld in lid 1 dat met goed gevolg is afgelegd en de met het oog daarop vervaardigde werkstukken worden door het Faculteitsbestuur gedurende een periode van ten minste 7 jaar bewaard.
231
Paragraaf 5: Tentamens en examen van de opleiding, specifieke bepalingen Artikel 5.1 - Tentamenvoorziening bijzondere gevallen 1.
Indien het niet verlenen van een individuele tentamenvoorziening zou leiden tot een ‘bijzonder geval van onbillijkheid van overwegende aard’, kan de Examencommissie besluiten een dergelijke voorziening toe te kennen, in afwijking van het bepaalde in artikel 3.6.
2. Verzoeken om een individuele tentamenvoorziening moeten zo snel mogelijk, inclusief bewijsstukken, worden ingediend bij de Examencommissie. Artikel 5.2 - Tentamens en functiestoornis 1.
Aan studenten met een functiestoornis wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze af te leggen. De Examencommissie wint zo nodig deskundig advies in bij de studentendecaan van het Studenten Service Centrum (SSC) alvorens te beslissen.
2. Bij het afleggen van een tentamen van een keuze-onderdeel door een student met een functiestoornis houdt de Examencommissie van de opleiding die het tentamen afneemt zich aan de voorzieningen zoals deze worden toegestaan door de Examencommissie van de opleiding waarvoor de student staat ingeschreven. Artikel 5.3 - Vrijstelling De Examencommissie kan de student op diens verzoek, gehoord de desbetreffende examinator, vrijstelling verlenen van een tentamen, indien de student: a. hetzij een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire of hogere beroepsopleiding, in binnen- of buitenland, heeft voltooid; b. hetzij aantoont door werk- c.q. beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken m.b.t. het desbetreffende onderdeel; Voor verleende vrijstellingen voor examenonderdelen (of gedeelten daarvan) geldt een zelfde geldigheidsduur als voor tentamenresultaten. Artikel 5.4 – Verzoek buitenreguliere tentamenmogelijkheid 1. Een student kan de Examencommissie verzoeken om aan hem een buitenreguliere tentamenmogelijkheid toe te kennen. 2. Een dergelijk verzoek kan worden toegewezen, indien de student door bijzondere omstandigheden het betreffende tentamen niet heeft gehaald en het niet toekennen van een buitenreguliere tentamenmogelijkheid onaanvaardbare studievertraging oplevert. 232
3. Voor het toekennen van een buitenreguliere gelden de navolgende criteria: - het moet gaan om het laatst te behalen studieresultaat; - de studievertraging bedraagt bij het niet toekennen van de buitenreguliere tentamenmogelijkheid ten minste een semester; - de examinandus moet hebben deelgenomen aan de laatste twee reguliere tentamenmogelijkheden van het vak waarvoor hij een buitenreguliere tentamenmogelijkheid aanvraagt, en daarop ten minste de cijfers 4 en 5 hebben behaald. Artikel 5.5 - Bevoegdheid Examencommissie bij keuze-onderdelen 1.
Een verzoek tot een keuzeonderdeel bij een andere opleiding dient goedgekeurd te worden door de Examencommissie van de eigen opleiding.
2. Ten aanzien van de tentaminering van, en bij verzoeken voor een afwijkende tentamenregeling voor, een keuzeonderdeel bij een andere opleiding, is de Examencommissie van die andere opleiding bevoegd. Artikel 5.6 - Fraude en plagiaat 1.
Onder fraude wordt verstaan het handelen of nalaten van een student waardoor een juist oordeel over zijn of andermans kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk is.
2. Onder fraude wordt tevens het plegen van plagiaat verstaan, hetgeen het overnemen van andermans werk zonder correcte bronvermelding is. Onder (zelf)plagiaat wordt ook verstaan het opnieuw indienen van eigen werk van een andere cursus. 3. Indien een student fraudeert, kan de Examencommissie hem het recht ontnemen een of meer tentamens of examens af te leggen gedurende ten hoogste een jaar. 4. Bij ernstige fraude kan de Examencommissie het College van Bestuur voorstellen de inschrijving voor de opleiding van de student definitief te beëindigen. 5. De Examencommissie legt haar handelwijze bij fraude vast in haar Regels en Richtlijnen. Artikel 5.7 – Ongeldig tentamen Indien er sprake is van zodanige onregelmatigheden ten aanzien van een tentamen, dat een juist oordeel over de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de examinandus onmogelijk is gebleken, kan de Examencommissie het tentamen ongeldig verklaren voor zowel de examinandus als een groep van examinandi. De bepalingen in de Regels en Richtlijnen van de Examencommissie zijn hierop tevens van toepassing. 233
Artikel 5.8 - Elders behaalde onderdelen
1. Voorwaarde voor het behalen van het getuigschrift van het Masterexamen van de opleiding is dat ten minste de helft van het onderwijsprogramma is behaald door middel van onderdelen die verzorgd zijn door de opleiding tijdens de inschrijving als student aan de RUG. 2. In geval van een double degree Masterprogramma met een buitenlandse instelling dient ten minste een kwart van het programma daadwerkelijk aan de opleiding te zijn gevolgd tijdens de inschrijving als student aan de RUG. Artikel 5.9 - Iudicium Abeundi 1.
In geval van ernstig laakbare gedragingen en/of uitlatingen van een student kan het College van Bestuur in bijzondere gevallen na advies van de Examencommissie of van het Faculteitsbestuur de inschrijving van een student beëindigen.
2. Het College van Bestuur neemt een beslissing als bedoeld in het eerste lid eerst nadat de betreffende student is gehoord omtrent de voorgenomen beslissing, nadat een zorgvuldige afweging van alle belangen van de student en van de instelling heeft plaatsgevonden en nadat aannemelijk is geworden dat de student door zijn/haar gedragingen en/of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door hem/haar gevolgde studie opleidt, dan wel voor de praktische voorbereiding op die beroepsopleiding. Het Faculteitsbestuur, de Examencommissie en het College van Bestuur nemen daarbij het Protocol Iudicium Abeundi in acht zoals dit door de Nederlandse Federatie van Universitaire Medische Centra op 1 november 2010 is vastgesteld. Paragraaf 6
Studiebegeleiding
Artikel 6.1 - Studievoortgangsadministratie 1. Het Faculteitsbestuur draagt zorg voor de administratie van individuele studieresultaten van de studenten. 2. De individuele studieresultaten zijn door de student te raadplegen via ProgressWWW. Artikel 6.2 - Studiebegeleiding
234
De faculteit draagt zorg voor de introductie en de studiebegeleiding van de studenten, die voor de opleiding zijn ingeschreven, mede ten behoeve van hun voortgang tijdens de studie en oriëntatie op mogelijke studiewegen in en buiten de opleiding.
Paragraaf 7 - Overgangs- en slotbepalingen Artikel 7.1 - Wijziging 4. Wijzigingen van deze regeling worden door het Faculteitsbestuur, gehoord door de Opleidingscommissie, en na overleg met, en waar nodig met instemming van, de faculteitsraad, bij afzonderlijk besluit vastgesteld. 5. Een wijziging van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad. 6. Een wijziging kan voorts niet ten nadele van studenten van invloed zijn op: - een goedkeuring die krachtens art. 2.4 is verleend; - enige andere beslissing, die krachtens deze regeling is genomen ten aanzien van een student. Artikel 7.2 - Bekendmaking 3. Het Faculteitsbestuur draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling, van deze regeling, alsmede van elke wijziging hiervan. 4. Elke belangstellende kan bij de Student Support Desk een exemplaar van deze OER verkrijgen.
Artikel 7.3 - Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op 1 september 2015 Bijlage 1: For students with other previous qualifications (Master’s degree, research university/university of applied sciences (HBO) Bachelor’s degree): a. admission is considered on a case-by-case basis to check whether the previous qualifications meet the entry-level requirements of the Master’s degree programme. This will ensure that the student is indeed able, following admission, to complete the Master’s degree programme according to plan. 235
b. if the student does not meet the entry-level requirements, an individual bridging programme will be drawn up. There is no minimum scope for this programme. A bridging programme will not be drawn up if the prerequisites amount to more than 60 ECTS credit points. Instead, the student will be advised to enrol in the full Bachelor’s degree programme in Human Geography and Spatial Planning. c. the entry-level requirements for the Master’s degree programme are of a content-related, methodological and technical nature. The requisite levels are gauged by referring to corresponding course units from the Bachelor’s degree programme in Human Geography and Spatial Planning. In the event of any deficiencies, these will also serve as part of the transition programme. The Admissions Board will evaluate the student’s prior qualifications, and may call on advice from experts within the Faculty of Spatial Sciences (e.g. the Statistics lecturer). The Admissions Board shall determine whether a student who has a Bachelor’s degree other than those specified under (1) can be admitted. a) The decision on whether to admit the student will depend on whether the knowledge and skills demonstrated through the degree certificate and list of subjects are equivalent to those of the degree programmes specified in (1). b) As a condition for admission to the Master’s degree programme, the Admissions Board can require the student to take a bridging programme to compensate for knowledge gaps in the prior education.
236
18.10 Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in Aardrijkskunde
Onderwijs- en ExamenRegeling Master Leraar Voorbereidend Hoger Onderwijs
2015-2016
Inhoud:
1
Algemene bepalingen
2
Opbouw van de opleiding
3
Tentamens en examens van de opleiding
4
Toelating
5
Studiebegeleiding
6
Overgangs- en slotbepalingen
237
Paragraaf 1 Algemene Bepalingen Artikel 1.1 - Toepasselijkheid van de regeling Deze regeling is van toepassing op het onderwijs, de tentamens en het examen van de Master Leraar Voorbereidend Hoger Onderwijs van de faculteiten GMW, FEB, Letteren, Ruimtelijke Wetenschappen, Wijsbegeerte en Wis- en Natuurwetenschappen, en op alle studenten1 die voor de opleiding staan ingeschreven. De Master Leraar Voorbereidend Hoger Onderwijs wordt verzorgd door de Lerarenopleiding, een afdeling van de faculteit Gedrags- en Maatschappijwetenschappen. De genoemde opleiding leidt tot een eerstegraadsbevoegdheid voor: a. b. c. d. e. f. g. h. i. j. k. l. m. n. o.
aardrijkskunde (CROHO 68500) algemene economie (CROHO 68501) biologie (CROHO 68502) Duits (CROHO 68503) Engels (CROHO 68504) Frans (CROHO 68517) Fries (CROHO 68527) geschiedenis en Staatinrichting (CROHO 68506) Griekse en Latijnse Taal en Cultuur (CROHO 68519) Maatschappijleer en Maatschappijwetenschappen (CROHO 68509) management en organisatie (CROHO 68518) natuurkunde (CROHO 68511) Nederlands (CROHO 68512) scheikunde (CROHO 68513) wiskunde (CROHO 68516)
Artikel 1.2 - Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: yyyy. De wet: de Wet op het Hoger Onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (zoals deze geldt op 21 juli 2011). zzzz. Student: degene die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en het examen van de opleiding. aaaaa. Opleiding: de masteropleiding genoemd in artikel 1.1 van deze regeling, die voorbereidt op het behalen van een eerstegraadslesbevoegdheid voor een bepaald schoolvak, bestaande uit een samenhangend geheel van 60 EC onderwijseenheden die worden verzorgd door de Lerarenopleiding. bbbbb. Facultaire examencommissies: de examencommissies van de faculteiten. ccccc. Examencommissie van de Lerarenopleiding: de Examencommissie van de masteropleiding Leraar Voorbereidend Hoger Onderwijs, en het lerarenopleidingstraject als onderdeel van de educatieve masteropleidingen en de masteropleiding Educatie en Communicatie in de Wiskunde en Natuurwetenschappen, en de Educatieve Minor van de RUG. Deze Examencommissie fungeert als subcommissie van de facultaire examencommissies. De Examencommissie van de Lerarenopleiding is onder andere verantwoordelijk voor de toelating tot de verschillende programma’s binnen de opleiding.
1
In deze tekst wordt omwille van de leesbaarheid de mannelijke persoonsvorm gehanteerd. Daar waar ‘hij’ staat dient ‘hij/zij’ te worden gelezen.
238
ddddd. De school: de school voor voortgezet onderwijs die fungeert als stageverlenende instelling voor de student eeeee. Tutor: een docent van de Lerarenopleiding die verantwoordelijk is voor de bewaking en ondersteuning van de studievoortgang van de student, en die de examinator is van Masterstage 1, 2 en 3 Leraar [schoolvak]. fffff. Vakdidacticus: een docent van de Lerarenopleiding die verantwoordelijk is voor de vakinhoudelijke en vakdidactische ondersteuning van de student, en die examinator is van Vakdidactiek 1 [schoolvak], Vakdidactiek 2 [schoolvak], alsmede in voorkomende gevallen van Onderzoek Master Lerarenopleiding. ggggg. Onderwijskundige: een docent van de Lerarenopleiding die verantwoordelijk is voor de onderwijskundige ondersteuning van de student, en die examinator is van Onderwijskunde VO, alsmede in voorkomende gevallen van Onderzoek Master Lerarenopleiding. hhhhh. Schoolopleider: een docent van de school die de student begeleidt bij zijn professionele ontwikkeling. iiiii. Vakcoach: een docent van de school die les geeft in het schoolvak waarvoor de student wordt opgeleid en die belast is met de directe stage- en werkbegeleiding van de student jjjjj. Mentor: een docent van de Lerarenopleiding die de student begeleidt bij zijn professionele ontwikkeling in situaties waarin de school niet beschikt over een schoolopleider. kkkkk. Studiepunt: eenheid uitgedrukt in EC, waarbij een studiepunt gelijk staat aan 28 uur studeren. lllll. Examenonderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding, in de zin van de wet. mmmmm. Examinator: opleiders verbonden aan de Lerarenopleiding die door de Examencommissie van de Lerarenopleiding zijn aangewezen om tentamens af te nemen en de uitslag ervan vast te stellen. nnnnn. Examen: het masterexamen van de opleiding. ooooo. Tentamen: Een onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de examinandus, alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek. Tentamen omvat zowel schriftelijke als mondelinge toetsen als practica. ppppp. Toets: tentamen als bedoeld in artikel 7.10 van de wet. qqqqq. Practicum: een praktische oefening, als bedoeld in art. 7.13 van de wet, in een van de volgende vormen: - het maken van een scriptie - het maken van een werkstuk of een proefontwerp - het uitvoeren van een (onderzoek)opdracht - het deelnemen aan veldwerk of een excursie - het doorlopen van een stage - het deelnemen aan een andere onderwijsleeractiviteit, die gericht is op het bereiken van bepaalde vaardigheden, zoals het bijhouden van een bekwaamheidsdossier. rrrrr. Studiejaar: het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende jaar. sssss. Semester: deel van het studiejaar, beginnend op 1 september en eindigend op een door het College van Bestuur te bepalen datum omstreeks 31 januari, dan wel beginnend op vorenbedoelde door het CvB te bepalen datum en eindigend op 31 augustus. De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent. Artikel 1.3 - Doel van de opleiding Met de opleiding wordt beoogd: -
voor te bereiden op de beroepsuitoefening als leraar met een eerstegraadsbevoegdheid voor een bepaald schoolvak.
239
Het lerarenopleiding heeft als doel eerstegraads leraren op te leiden voor een bepaald schoolvak. Tijdens de opleiding integreren aanstaande leraren hun academische instelling in hun bekwaamheden als leraar. Zij doen dit op een planmatige, professionele wijze. Hun academische achtergrond komt hierbij tot uiting in de wijze waarop ze disciplinaire kennis weten te vertalen in vakdidactisch verantwoord handelen in de praktijk en in de manier waarop ze die praktijk onderzoekmatig weten te analyseren, bij te stellen en te dissemineren. De algemene doelen van de opleiding zijn vertaald in de volgende eindtermen, c.q. startbekwaamheidseisen: 1. Een startbekwame leraar is interpersoonlijk competent. Hij kan op een goede, professionele manier met leerlingen omgaan. 2. Een startbekwame leraar is pedagogisch competent. Hij kan de leerlingen in een veilige werkomgeving houvast en structuur bieden om zich sociaal-emotioneel en moreel te kunnen ontwikkelen. 3. Een startbekwame leraar is vakinhoudelijk en didactisch competent. Hij kan de leerlingen helpen zich de culturele bagage eigen te maken die iedereen nodig heeft in de hedendaagse samenleving. 4. Een startbekwame leraar is organisatorisch competent. Hij kan zorgen voor een overzichtelijke, ordelijke en taakgerichte sfeer in zijn groep of klas. 5. Een startbekwame leraar is competent in het samenwerken met collega's. Hij kan een professionele bijdrage leveren aan een goed pedagogisch en didactisch klimaat op de school, aan een goede onderlinge samenwerking en aan een goede schoolorganisatie. 6. Een startbekwame leraar is competent in het samenwerken met de omgeving van de school. Hij kan op een professionele manier communiceren met ouders en andere betrokkenen bij de vorming en opleiding van zijn leerlingen. 7. Een startbekwame leraar is competent in reflectie, ontwikkeling en onderzoek. Hij kan op een professionele manier over zijn bekwaamheid en beroepsopvattingen nadenken. Hij kan zijn professionaliteit ontwikkelen en bij de tijd houden. Artikel 1.4 - Vorm van de opleiding De opleiding wordt zowel voltijds als deeltijds verzorgd. In geval van deeltijd neemt de kandidaat deel aan de reguliere opleidingsonderdelen voor voltijdstudenten, waarbij het totaal aan onderdelen wordt gespreid over een periode van twee maal de nominale studieduur bij een voltijdopleiding.
240
Artikel 1.5 - Iudicium Abeundi 1. In geval van ernstig laakbare gedragingen en/of uitlatingen van een student kan het College van Bestuur in bijzondere gevallen na advies van de Examencommissie of van het faculteitsbestuur de inschrijving van een student beëindigen.
2.
Het College van Bestuur neemt een beslissing als bedoeld in het eerste lid eerst nadat de betreffende student is gehoord omtrent de voorgenomen beslissing, nadat een zorgvuldige afweging van alle belangen van de student en van de instelling heeft plaatsgevonden en nadat aannemelijk is geworden dat de student door zijn gedragingen en /of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door hem gevolgde studie opleidt, dan wel voor de praktische voorbereiding op die beroepsopleiding. Het faculteitsbestuur, de examencommissie en het College van Bestuur nemen daarbij het Protocol Iudicium Abeundi in acht zoals dit door de Nederlandse Federatie van Universitaire Medische Centra op 1 november 2010 is vastgesteld.
Paragraaf 2
Opbouw van de opleiding
Artikel 2.1 - Studielast De opleiding heeft een studielast van 60 EC. Indien onvoldoende fysische geografie gevolgd is in de vooropleiding dient bovendien de cursus Landschappen van Nederland (Faculteit der Letteren, 10 EC) of een door de Toelatingscommissie goedgekeurd alternatief gevolgd te worden om de eerstegraads lesbevoegdheid aardrijkskunde te behalen. Artikel 2.2 - Programma’s Ten behoeve van de overzichtelijkheid wordt in de beschrijving van de programma’s geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende schoolvakken. De opleiding kent de volgende programma’s: a) Het programma A dat voorbereidt op de beroepsuitoefening als leraar met een eerstegraadsbevoegdheid voor een bepaald schoolvak. b) Het programma B dat studenten met een afgeronde Educatieve Minor en bachelor voorbereidt op de beroepsuitoefening als leraar met een eerstegraadsbevoegdheid voor een bepaald schoolvak. Erkenning alternatieve onderdelen Indien de student ten genoegen van de Examencommissie van de Lerarenopleiding aantoont dat hij gedurende de opleiding op een andere wijze binnen of buiten een universiteit voldoende kennis, inzicht en vaardigheden kan verkrijgen of heeft verkregen waarmee hij aan de eisen van een examenonderdeel kan voldoen, kan de Examencommissie van de Lerarenopleiding besluiten alternatieve invullingen van dat examenonderdeel te erkennen in het perspectief van de examinering. 241
In 2.3. wordt aangegeven welke vakken binnen de programma’s gevolgd kunnen worden. In 2.4 wordt aangegeven welke vakken buitenlandse studenten die in het kader van JoMiTE een deel van hun lerarenopleiding aan de RUG vervullen, kunnen volgen, en wat de keuzeruimte is binnen het vak Verdieping voor Minoren in programma B. Artikel 2.3 - Samenstelling programma’s De programma’s omvatten de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast Programma A 1. Basiscursus Master Lerarenopleiding 2. Masterstage 1 leraar [schoolvak] 3. 4. 5. 6. 7. 8.
ULOM1005 ULOM1105
( 5 EC) ( 5 EC)
Het Werken-lerentraject (50 EC) bestaande uit: Masterstage 2 leraar [schoolvak] ULOM1215 Vakdidactiek 1 [schoolvak] ULOM1305 Vakdidactiek 2 [schoolvak] ULOM1405 Onderwijskunde VO ULOM1505 Masterstage 3 leraar [schoolvak] ULOM1610 Onderzoek Master Lerarenopleiding ULOM1710
(15 EC) ( 5 EC) ( 5 EC) ( 5 EC) (10 EC) (10 EC)
Programma B 1. Verdieping voor Minoren 2. 3. 4. 5. 6. 7.
ULOM1810
(10 EC)
Het Werken-lerentraject (50 EC) bestaande uit: Masterstage 2 leraar [schoolvak] ULOM1215 Vakdidactiek 1 [schoolvak] ULOM1305 Vakdidactiek 2 [schoolvak] ULOM1405 Onderwijskunde VO ULOM1505 Masterstage 3 leraar [schoolvak] ULOM1610 Onderzoek Master Lerarenopleiding ULOM1710
(15 EC) ( 5 EC) ( 5 EC) ( 5 EC) (10 EC) (10 EC)
Artikel 2.4 - Keuzeonderdelen Binnen programma B is het onderdeel ‘Verdieping voor Minoren’ als keuzeonderdeel aangemerkt. Invulling van dit onderdeel vindt als volgt plaats.
of
a. De student volgt bij zijn eigen faculteit of bij een andere faculteit naar keuze, een of meer extra masteronderdelen of breidt een masteronderdeel uit. In beide gevallen bedraagt de studielast minimaal 10 EC. Op het diplomasupplement worden de vakcodes(s) en de vakomschrijving(en) van de onderdelen in kwestie weergegeven.
b. De student vervult een door de lerarenopleiding geformuleerde en te beoordelen opdracht met een studielast van 10 EC uit. De opdracht wordt in overleg met de student geformuleerd en dient te leiden tot een nadere 242
verdieping op het terrein van een of meer van de eindtermen van de opleiding. Op het diplomasupplement wordt de vakcode ULOM1810 weergegeven, alsmede een omschrijving van het thema van de opdracht. Voor de invulling van het onderdeel Verdieping voor Minoren dient de examencommissie van de lerarenopleiding vooraf schriftelijke goedkeuring te verlenen. Criterium voor goedkeuring is dat het onderdeel/de onderdelen relevant zijn in het licht van de eindtermen van de opleiding.
In dit verband gevolgde onderdelen zijn verdiepend ten opzichte van de reguliere onderdelen van het lerarenopleidingstraject in de masteropleiding en geven geen recht op vrijstelling van die onderdelen.
Studenten die, voorafgaand aan het lerarenopleidingstraject, aantoonbaar schoolvakrelevante onderdelen op masterniveau hebben gevolgd en afgerond, met een totale studielast van minimaal 70 EC, zijn vrijgesteld van de verplichting dit keuzeonderdeel te volgen. Artikel 2.5 - Practica 1. De volgende onderdelen, als genoemd in art. 2.3 betreffen een practicum in de daarbij aangegeven vorm en van de daarbij vermelde omvang: Masterstage 1 leraar [schoolvak] ULOM1105 Vorm:
Stage op school voor voortgezet onderwijs. Minimaal 10 uren observeren. Minimaal 20 (deel)lessen geven waarvan minimaal 10 in de bovenbouw, en 1 serie van (bij voorkeur) minimaal 6 aaneengesloten volledige lessen zelfstandig in één klas.
Omvang: gemiddeld 5 dagdelen per week Masterstage 2 leraar [schoolvak] ULOM1215 Vorm:
Stage op school voor voortgezet onderwijs waarbij zelfstandig wordt lesgegeven aan eigen klassen. Minimaal 3 of 4 (zie lid 2) lesuren van 50 minuten per week zelfstandig verzorgen. Minimaal 10 lessen observeren. Volgen van intervisiebijeenkomsten onder leiding van schoolopleider of mentor. Deelnemen aan sectie- en/of teamvergaderingen. Overleg met coach. Contact met ouders. 243
Deelnemen aan rapportvergaderingen.
Omvang: gemiddeld 5 dagdelen per week op de dinsdag, woensdag en donderdag. Masterstage 3 leraar [schoolvak] ULOM1610 Vorm:
Stage op school voor voortgezet onderwijs waarbij zelfstandig wordt lesgegeven aan eigen klassen. Minimaal 3 of 4 (zie lid 2) lesuren van 50 minuten per week zelfstandig verzorgen. Volgen van intervisiebijeenkomsten onder leiding van schoolopleider of mentor op het instituut. Deelnemen aan sectie- of teamvergaderingen. Overleg met coach. Contact met ouders. Deelnemen aan rapportvergaderingen.
Omvang: gemiddeld 5 dagdelen per week op de dinsdag, woensdag en donderdag. 2. Om een eerstegraadsbevoegdheid te kunnen halen dienen studenten tijdens Masterstage 2 en 3 in totaal zelfstandig minimaal 120 lessen van 50 minuten te verzorgen (of een omgerekend equivalent daarvan), waarvan 60 lessen in de bovenbouw. LVHO-studenten die de volledige opleiding volgen (en dus niet vrijgesteld zijn voor Masterstage 1), dienen tijdens Masterstage 2 en Masterstage 3 in de regel minimaal 4 lessen per week te verzorgen om aan het minimum van 120 lessen te kunnen komen. Zij beginnen Masterstage 2 pas na de herfstvakantie. Studenten met een eerstegraadsbevoegdheid in een ander schoolvak of een tweedegraadsbevoegdheid in hetzelfde schoolvak dienen minimaal 60 lessen in de bovenbouw te verzorgen om een eerstegraadsbevoegdheid te kunnen halen. De minimumeis van 120 lessen van 50 minuten geldt niet voor hen.
Paragraaf 3
Tentamens en examen van de opleiding
Artikel 3.1 - Algemeen 1. Elk tentamen omvat een onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de examinandus, alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek. 2. Het tentamen geeft de student zowel tussentijds als bij afsluiting van het onderdeel de nodige informatie of hij de gestelde leerdoelen zal bereiken resp. heeft bereikt. 3. De beoordeling van de tentamens vindt plaats in hele of halve cijfers groter of gelijk aan 1 en kleiner of gelijk aan 10. Het eindcijfer 5,5 wordt niet gehanteerd. De student is geslaagd voor een tentamen indien het cijfer 6,0 of hoger is behaald. 4. Beoordeling van de tentamens vindt plaats conform het Toetsplan Lerarenopleiding 2014-2015. 5. Indien alle tentamens uit het programma met goed gevolg zijn afgelegd, is het examen voor de Master LVHO afgelegd, voor zover de Examencommissie van de Lerarenopleiding niet heeft bepaald dat het examen tevens omvat een door haar zelf te verrichten onderzoek als bedoeld in het eerste lid. Artikel 3.2 - Verplichte volgorde 244
1. De student kan, met uitzondering van het onderdeel Vakdidactiek 1 [schoolvak] (ULOM1305) niet eerder deelnemen aan het Werken-lerentraject dan nadat aan het tentamen van onderstaande onderdelen met goed gevolg is deelgenomen: Masterstage 1 leraar [schoolvak] (ULOM1105) Basiscursus Master Lerarenopleiding (ULOM1005) 2. Aan het tentamen van: Masterstage 3 leraar [schoolvak] (ULOM1610) kan niet eerder worden deelgenomen dan nadat aan het tentamen van onderstaande onderdelen met goed gevolg is deelgenomen: Masterstage 2 leraar [schoolvak] (ULOM1215) 3. Aan het tentamen van: Onderzoek Master Lerarenopleiding (ULOM1710) kan niet eerder worden deelgenomen dan nadat aan het tentamen van onderstaande onderdelen met goed gevolg is deelgenomen: Vakdidactiek 1 [schoolvak] (ULOM1305) Vakdidactiek 2 [schoolvak] (ULOM1405) Artikel 3.3 - Beoordeling stage
De beoordeling van Masterstage 1 wordt verricht door de tutor, aan de hand van een bekwaamheidsdossier en een gesprek hierover tussen tutor en student. Optioneel kunnen hierbij een vakcoach en/of een schoolopleider aanwezig zijn. De beoordeling van de Masterstages 2 en 3 wordt verricht door de tutor, aan de hand van een bekwaamheidsdossier en een gesprek hierover tussen student, vakcoach, tutor en (indien aanwezig) schoolopleider. Vakcoach (bij alle masterstages) en schoolopleider (bij Masterstage 2 en 3) hebben bij deze beoordeling een adviserende rol. In geval er geen schoolopleider aanwezig is, vervult de mentor bij de beoordeling van Masterstage 2 en 3 een adviserende rol. Artikel 3.4 - Tijdvakken en frequentie tentamens Tot het afleggen van de tentamens van de in artikel 2.3 genoemde onderdelen wordt in elk collegejaar maximaal tweemaal de gelegenheid gegeven. Voor de onderdelen Masterstage 1, Masterstage 2 en Masterstage 3 geldt dat er gedurende de gehele opleiding maximaal twee gelegenheden zijn om het tentamen af te leggen, onder de voorwaarde dat de beoordelaar van de stage in kwestie voldoende perspectief ziet voor het behalen van de stage.
Artikel 3.5 - Vorm van de tentamens
245
1. De onderdelen worden op de volgende manieren getentamineerd: Onderdeel Basiscursus Master Lerarenopleiding
Vorm van tentamen ULOM1005
Schriftelijke toets algemene didactiek en pedagogiek Vakdidactische opdracht en/of toets
Masterstage 1 leraar [schoolvak]
ULOM1105
Bekwaamheidsdossier Beoordelingsgesprek naar aanleiding van het bekwaamheidsdossier
Masterstage 2 leraar [schoolvak]
ULOM1215
Bekwaamheidsdossier Beoordelingsgesprek naar aanleiding van het bekwaamheidsdossier
Masterstage 3 leraar [schoolvak]
ULOM1610
Bekwaamheidsdossier Presentatie Beoordelingsgesprek naar aanleiding van het bekwaamheidsdossier en presentatie
Vakdidactiek 1 [schoolvak]
ULOM1305
Dossieropdrachten en presentatie
Vakdidactiek 2 [schoolvak]
ULOM1405
Dossieropdrachten en schriftelijke eindopdracht
Onderwijskunde VO
ULOM1505
Schriftelijke opdracht
Onderzoek Master Lerarenopleiding
ULOM1710
Presentatie en schriftelijk verslag (concept artikel)
2. Op verzoek van de student kan de Examencommissie toestaan dat een tentamen op een andere wijze dan vorenbedoeld wordt afgelegd. 3. Aan studenten met een functiestoornis wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze af te leggen. De Examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen. Artikel 3.6 - Mondelinge tentamens 1. Indien op grond van 3.5.2 toegestaan wordt dat een student een mondeling tentamen wordt afgenomen, geldt dat bij dat mondeling tentamen niet meer dan één persoon tegelijk getentamineerd wordt, tenzij de examencommissie anders heeft bepaald. 2. Indien een student een mondeling tentamen aflegt dient het te worden vastgelegd dmv video of audio, of er dient bij dat mondeling tentamen een tweede examinator aanwezig te zijn.
246
3. Het mondeling afnemen van een tentamen is openbaar, tenzij de Examencommissie of de desbetreffende examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de student daartegen bezwaar heeft gemaakt. Artikel 3.7 - Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag
1. De examinator stelt de uitslag van een tentamen vast binnen 10 werkdagen na de dag waarop het is afgelegd. 2. De student heeft inzagerecht, beschreven in artikel 3.9 eerste lid, alsmede een mogelijkheid om onderbouwd bezwaar in te dienen tegen de vaststelling van de tentamenuitslag bij de examencommissie van de Lerarenopleiding. Tegen de beslissing van de Examencommissie staat beroep open bij het College van Beroep voor de examens zoals bedoeld in art 7.60 WHW.
Artikel 3.8 - Geldigheidsduur 1. De geldigheidsduur van behaalde onderdelen is vijf jaar, tenzij overgangsbepalingen anders aangeven. 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan de Examencommissie voor een onderdeel, waarvan het tentamen langer dan drie jaar geleden is behaald, een aanvullend dan wel vervangend tentamen opleggen, alvorens de student wordt toegelaten tot het afleggen van het desbetreffende examen. Artikel 3.9 - Inzagerecht 1. Gedurende zes weken na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen krijgt de student op zijn verzoek inzage in zijn beoordeeld werk. Tevens wordt hem op zijn verzoek tegen kostprijs een kopie verschaft van dat werk. 2. Gedurende de in het eerste lid genoemde termijn kan elke belanghebbende kennis nemen van vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. 3. De inzage of de kennisneming geschiedt op een door de examinator vast te stellen plaats en op tenminste twee door de examinator vast te stellen tijdstippen. Indien de belanghebbende aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op een aldus vastgestelde plaats en tijdstip te verschijnen, wordt hem een andere mogelijkheid geboden, zo mogelijk binnen de in het eerste lid genoemde termijn. Artikel 3.10 - Vrijstelling
247
De Examencommissie van de Lerarenopleiding kan vrijstelling verlenen voor opleidingsonderdelen of delen daarvan conform de Elders Verworven Competenties (EVC)regeling Lerarenopleiding 2015-2016. Artikel 3.11 - Examen 1. De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast, zodra de student de voor het examen benodigde tentamens heeft behaald, waarmee hij tevens de benodigde academische vorming heeft verworven en reikt daartoe een getuigschrift uit. 2. Alvorens de uitslag van het examen vast te stellen kan de examencommissie een onderzoek instellen naar de kennis van de student met betrekking tot een of meer onderdelen of aspecten van de opleiding, indien en voor zover de uitslagen van de desbetreffende tentamens daartoe aanleiding geven. 3. De examendatum die door de Examencommissie op het getuigschrift wordt vermeld is de datum waarop naar het oordeel van de Examencommissie het laatste examenonderdeel met goed gevolg is afgelegd. 4. Met de vaststelling van de uitslag van het examen draagt de examencommissie tevens zorg voor een spoedige afhandeling van de buluitreiking. 5. Indien de student de datum van zijn afstuderen wil uitstellen in verband met nog extra af te leggen tentamens, dient hij de examencommissie tijdig schriftelijk hiertoe te verzoeken. Artikel 3.12 – Graad 1. Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad ‘Master of Science in Education’ verleend.
2. De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen aangetekend. Artikel 3.13 – Judicium 1. De examencommissie beoordeelt of aan het mastergetuigschrift een onderscheiding(judicium) wordt toegekend.
2. Hierbij dient aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan: a) Het cijfer voor de scriptie van de vakmaster moet voldoen aan de volgende minima: - ‘Cum laude’: het cijfer is tenminste 8,0; - ‘Summa cum laude’: het cijfer is tenminste 9,0. b) Het onafgeronde gewogen gemiddelde van alle onderwijseenheden, exclusief de 248
scriptie, van het door de Examencommissie goedgekeurde examenprogramma is - groter dan of gelijk aan 8,0 voor ‘Cum laude’; - groter dan of gelijk aan 9,0 voor ‘Summa cum laude’. 3. Geen Cum laude of Summa cum laude wordt toegekend indien de omvang van de vrijstellingen in EC meer dan de helft van het totaal aantal EC van de opleiding bedraagt. 4. Voor het behalen van enig judicium geldt dat het tentamen van een onderwijseenheid slechts eenmaal afgelegd mag zijn. 5. Voor het behalen van een judicium geldt dat voor geen enkel vak een cijfer lager dan 7,0 is behaald. Artikel 3.14 - Toetsplan De opleiding werkt conform het door de faculteit GMW vastgesteld toetsplan (Toetsplan Lerarenopleiding 2015-2016). De examinator is gehouden zich aan het toetsplan te houden bij het ontwerpen, nakijken en beoordelen van toetsen en bij het bekend maken van en informeren over toetsresultaten. De Examencommissie ziet er op toe dat de procedure rond toetsontwerp, beoordeling en communicatie tussen examinator en student zoals vastgelegd in het toetsplan door de examinator wordt gevolgd. Het toetsplan voor het lerarenopleidingstraject bevat de volgende onderwerpen: 1. de eindtermen van de opleiding 2. de curriculumonderdelen en leerdoelen van ieder curriculumonderdeel 3. de relatie tussen curriculumonderdelen en eindtermen 4. de toegepaste toetsvorm en de toetsmomenten per onderdeel 5. de gehanteerde opstellingsprocedures, beoordelingsprocedures, beoordelingscriteria en de cesuurbepaling 6. de verantwoordelijken voor de uitvoering van de verschillende onderdelen van het toetsbeleid 7. de wijze van periodieke evaluatie.
249
Paragraaf 4
Toelating
Artikel 4.1 - Vooropleiding Toelaatbaar tot de opleiding zijn zij die voldoen aan voorwaarden 1 en 2: 1. In het bezit van het bachelordiploma Sociale Geografie & Planologie of een buitenlands equivalent of een bachelordiploma Technische Planologie gecombineerd met een geografisch pre-masterprogramma. 2. In het bezit van een van de volgende masterdiploma’s of een binnen- of buitenlands equivalent: a. Culturele Geografie b. Economische Geografie c. Environmental and Infrastructure Planning d. Population Studies e. Sociale Planologie f. Vastgoedkunde
De door de faculteit aangestelde toelatingscommissie beoordeelt de toelaatbaarheid van studenten met een andere bachelor- en/of masteropleiding. Als resultaat van een afspraak tussen verschillende Nederlandse universiteiten waar de eerstegraads lerarenopleiding aardrijkskunde wordt aangeboden is er een afspraak dat sociaalgeografen voldoende fysische geografie (20 EC) in hun opleiding gevolgd moeten hebben voordat zij hun eerstegraads lesbevoegdheid kunnen ontvangen. Om deze reden wordt ook voor de betreffende studenten het keuzevak Landschappen van Nederland (Faculteit der Letteren, 10 EC aangeboden). Artikel 4.2 - Toelating programma’s Toegelaten tot de opleiding worden die kandidaten die beschikken over een voor het schoolvak relevante afgeronde vakmaster of doctoraalopleiding. Voor toelating tot programma B van de opleiding gelden daarenboven de volgende toelatingsvoorwaarden: -
een afgeronde, aan het schoolvak verwante bacheloropleiding , een afgeronde Educatieve Minor in het schoolvak
250
Artikel 4.3 - Toelatingscommissie 1. De toelating tot de opleiding is opgedragen aan de daartoe bij de bewuste faculteit ingestelde toelatings- en/of examencommissie. 2. De toelating tot programma’s binnen de opleiding in gemandateerd aan de Examencommissie van de Lerarenopleiding. Artikel 4.4A - Toelatingsonderzoek (doorstroom) masteropleidingen: criteria 1. Met het oog op de toelating tot de opleiding, als bedoeld in art. 4.1, eerste lid, stelt de Toelatingscommissie een onderzoek in naar de kennis en de vaardigheden van de kandidaat. In aanvulling op schriftelijke bewijzen van de gevolgde opleiding(en) kan de commissie bepaalde kennis en vaardigheden laten toetsen door deskundigen in of buiten de universiteit. 2. Met het oog op de toelating tot een programma van de opleiding onderzoekt de Toelatingscommissie of de kandidaat voldoet dan wel tijdig zal voldoen aan de daarvoor in art. 4.2 gestelde voorwaarden. De commissie betrekt bij haar onderzoek de motivatie en ambitie van de kandidaat m.b.t. het desbetreffende programma, alsmede de kennis van de kandidaat van de taal waarin het onderwijs van het programma wordt verzorgd. Artikel 4.4B - Toelatingsonderzoek master honour’s-opleiding: criteria Met het oog op de toelating tot de opleiding als bedoeld in artikel 4.1 onderzoekt de Toelatingscommissie of de kandidaat voldoet aan de voor de opleiding gestelde voorwaarden van kennis, kunde en vaardigheden. De commissie betrekt bij haar onderzoek tevens de motivatie en ambitie van de kandidaat m.b.t. de desbetreffende opleiding, alsmede de kennis van de kandidaat van de taal waarin het onderwijs van het programma wordt verzorgd. Artikel 4.5 - Toelatingsonderzoek: tijdstippen 1. Het toelatingsonderzoek m.b.t. de toelating tot de opleiding vindt tweemaal per jaar plaats: tussen 15 mei en 10 juni voor studenten die in het eerste semester willen beginnen met de Master LVHO, en tussen 15 november en 10 december voor studenten die in het tweede semester willen beginnen met de Master LVHO. Deze laatste mogelijkheid staat alleen open voor studenten die vrijgesteld worden van Masterstage 1 en de Basiscursus Lerarenopleiding, op grond van eerder verworven competenties, of die aan programma B mogen deelnemen. 2. Een verzoek te worden toegelaten tot de opleiding wordt voor 15 mei / 15 november ingediend bij de facultaire toelatings- en/of examencommissie. 3. De toelating tot de opleiding wordt verleend onder de voorwaarde dat de kandidaat uiterlijk op de betreffende begindatum van de opleiding (1 september / 1 februari) zal voldoen aan de in art. 4.4 bedoelde eisen t.a.v. kennis en vaardigheden, zoals die blijken uit getuigschriften van door hem gevolgde opleidingen. Op de schriftelijke verklaring omtrent toelating wordt de student gewezen op de beroepsmogelijkheid bij het College van Beroep voor de Examens. 251
4. De facultaire toelatings- en/of examencommissie beslist voor 10 juni / 10 december over het verzoek tot toelating tot de opleiding. 5. In bijzondere gevallen kan de facultaire toelatings- en/of examencommissie een na de in het tweede lid genoemde sluitingsdatum ingediend verzoek in behandeling nemen. 6. Een verzoek te worden toegelaten tot programma B of een vrijstellingsverzoek m.b.t. Masterstage 1 en Basiscursus Lerarenopleiding wordt voor 15 mei / 15 november ingediend bij de Examencommissie van de Lerarenopleiding. 7. De Examencommissie van de Lerarenopleiding beslist voor 30 juni / 31 december over het verzoek tot toelating tot programma B of over het vrijstellingsverzoek. 8. In bijzondere gevallen kan de Examencommissie van de Lerarenopleiding een na de in het vierde lid genoemde sluitingsdatum ingediend verzoek in behandeling nemen.
Paragraaf 5 Studiebegeleiding Artikel 5.1 - Studievoortgangsadministratie
1. De Universitaire Lerarenopleiding draagt zorg voor de individuele studieresultaten van de studenten voor zover het het lerarenopleidingstraject van de Educatieve Master betreft. 2. Het Faculteitsbestuur FRW draagt zorg voor de individuele studieresultaten van de studenten. 3. Het Faculteitsbestuur FRW verschaft elke student tenminste eenmaal per jaar een overzicht van de door hem behaalde studieresultaten. Artikel 5.2 - Studiebegeleiding De Lerarenopleiding draagt zorg voor de introductie en de studiebegeleiding van de studenten, die voor de opleiding zijn ingeschreven, mede ten behoeve van hun voortgang tijdens de studie en oriëntatie op mogelijke studiewegen in en buiten de opleiding.
Paragraaf 6
Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 6.1 - Wijziging 1. Wijzigingen van de OER betreffende de opleiding wordt door de decaan van de Faculteit GMW, gehoord de Opleidingscommissie van de Lerarenopleiding, vastgesteld.
252
2. Een wijziging van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad. 3. Een wijziging kan voorts niet ten nadele van studenten van invloed zijn op: - een goedkeuring die krachtens art. 2.3 is verleend - enige andere beslissing die krachtens deze regeling is genomen ten aanzien van een student. Artikel 6.2 - Bekendmaking 1. De decaan van de faculteit GMW draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling, van de regels en richtlijnen die door de Examencommissie van de Lerarenopleiding zijn vastgesteld, alsmede van elke wijziging van deze stukken. 2. Elke belangstellende kan op het bureau van de Lerarenopleiding een exemplaar van de in het eerste lid bedoelde stukken verkrijgen. Artikel 6.3 - Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op 1 september 2015. Aldus vastgesteld door de decaan van de faculteit GMW op 1 juni 2015.
253
18.11 Educatieve master
Onderwijs- en ExamenRegeling
Lerarenopleidingtraject van de Educatieve Masteropleidingen en de Masteropleiding Educatie en Communicatie in de Wiskunde en Natuurwetenschappen
2015-2016 Inhoud:
1
Algemene bepalingen
2
Opbouw van de opleiding
3
Tentamens en examens van de opleiding
4
Toelating
5
Studiebegeleiding
6
Overgangs- en slotbepalingen
254
Paragraaf 1
Algemene Bepalingen
Artikel 1.1 - Toepasselijkheid van de regeling Deze regeling is van toepassing op het onderwijs, de toetsen en het examen van het lerarenopleidingstraject van de Educatieve Masteropleidingen van de faculteiten GMW, FEB, Letteren, Ruimtelijke Wetenschappen, Wijsbegeerte en van de masteropleiding Educatie en Communicatie in de Wiskunde en Natuurwetenschappen van de RUG2 (hierna te noemen het lerarenopleidingstraject), en op alle studenten3 die voor de opleiding staan ingeschreven. Het lerarenopleidingstraject wordt verzorgd door de Lerarenopleiding Groningen, een afdeling van de faculteit Gedrags- en Maatschappijwetenschappen. De genoemde opleiding leidt tot een eerstegraadsbevoegdheid voor: p. aardrijkskunde (CROHO 60204) q. economie en bedrijfswetenschappen (CROHO 60651) r. biologie (CROHO 60614) s. Duits (CROHO 60631) t. Engels (CROHO 60632) u. filosofie (CROHO 60238) v. Frans (CROHO 60633) w. Fries (CROHO 60634) x. geschiedenis (CROHO 60635) y. Griekse en Latijnse Taal en Cultuur (CROHO 60636) z. informatica (CROHO 60614) aa. maatschappijleer (CROHO 60243) bb. natuurkunde (CROHO 60614) cc. Nederlands (CROHO 60637) dd. scheikunde (CROHO 60614) ee. Spaans (CROHO 60320) ff. wiskunde (CROHO 60614) Artikel 1.2 - Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: ttttt. De wet: de Wet op het Hoger Onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (zoals deze geldt op 21 juli 2011). uuuuu. Student: degene die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en het examen van de opleiding. vvvvv. Opleiding: de masteropleiding genoemd in artikel 1.1 van deze regeling, die voorbereidt op het behalen van een eerstegraadslesbevoegdheid voor een bepaald schoolvak, bestaande uit een samenhangend geheel van 60 EC onderwijseenheden die worden verzorgd door de Lerarenopleiding, en 60 EC vakinhoud, verzorgd door de faculteit. wwwww. Facultaire examencommissies: de examencommissies van de faculteiten. xxxxx. Examencommissie van de Lerarenopleiding: de Examencommissie van de masteropleiding Leraar Voorbereidend Hoger Onderwijs, en het lerarenopleidingstraject 2
Daar waar in de tekst sprake is van ‘de Educatieve Masteropleidingen’ dient gelezen te worden: ‘de Educatieve Masteropleidingen en de Masteropleiding Educatie en Communicatie in de Wiskunde en Natuurwetenschappen’ . 3
In deze tekst wordt omwille van de leesbaarheid de mannelijke persoonsvorm gehanteerd. Daar waar ‘hij’ staat dient ‘hij/zij’ te worden gelezen.
255
als onderdeel van de educatieve masteropleidingen en de masteropleiding Educatie en Communicatie in de Wiskunde en Natuurwetenschappen, en de Educatieve Minor van de RUG. Deze Examencommissie fungeert als subcommissie van de facultaire examencommissies. yyyyy. De school: de school voor voortgezet onderwijs die fungeert als stageverlenende instelling voor de student. zzzzz. Tutor: een docent van de Lerarenopleiding die verantwoordelijk is voor de bewaking en ondersteuning van de studievoortgang van de student, en die de examinator is van Masterstage 1, 2 en 3 Leraar [schoolvak]. aaaaaa. Vakdidacticus: een docent van de Lerarenopleiding die verantwoordelijk is voor de vakinhoudelijke en vakdidactische ondersteuning van de student, en die examinator is van Vakdidactiek 1 [schoolvak], Vakdidactiek 2 [schoolvak], alsmede in voorkomende gevallen van Onderzoek Master Lerarenopleiding. bbbbbb. Onderwijskundige: een docent van de Lerarenopleiding die verantwoordelijk is voor de onderwijskundige ondersteuning van de student en die examinator is van Onderwijskunde VO, alsmede in voorkomende gevallen van Onderzoek Master Lerarenopleiding. cccccc. Schoolopleider: een docent van de school die de student begeleidt bij zijn professionele ontwikkeling. dddddd. Vakcoach: een docent van de school die les geeft in het schoolvak waarvoor de student wordt opgeleid en die belast is met de directe stage- en werkbegeleiding van de student eeeeee. Mentor: een docent van de Lerarenopleiding die de student begeleidt bij zijn professionele ontwikkeling in situaties waarin de school niet beschikt over een schoolopleider. ffffff. JoMiTE: netwerk van Europese universiteiten die afspraken hebben gemaakt die het mogelijk maken voor studenten van hun lerarenopleidingen om een deel van hun lerarenopleidingstraject in het buitenland te vervullen. gggggg. Studiepunt: eenheid uitgedrukt in EC, waarbij een studiepunt gelijk staat aan 28 uur studeren. hhhhhh. Examenonderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding, in de zin van de wet; iiiiii. Examinator: opleider verbonden aan de Lerarenopleiding die door de Examencommissie van de Lerarenopleiding is aangewezen om tentamens af te nemen en de uitslag ervan vast te stellen. jjjjjj. Examen: het masterexamen van de opleiding. kkkkkk. Tentamen: Een onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de examinandus, alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek. Tentamen omvat zowel schriftelijke als mondelinge toetsen als practica. llllll. Toets: tentamen als bedoeld in artikel 7.10 van de wet. mmmmmm. Practicum: een praktische oefening, als bedoeld in art. 7.13 van de wet, in een van de volgende vormen: - het maken van een scriptie - het maken van een werkstuk of een proefontwerp - het uitvoeren van een (onderzoek)opdracht - het deelnemen aan veldwerk of een excursie - het doorlopen van een stage - het deelnemen aan een andere onderwijsleeractiviteit, die gericht is op het bereiken van bepaalde vaardigheden, zoals het bijhouden van een bekwaamheidsdossier. nnnnnn. Studiejaar: het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende jaar. oooooo. Semester: deel van het studiejaar, beginnend op 1 september en eindigend op een door het College van Bestuur te bepalen datum omstreeks 31 januari, dan wel beginnend op vorenbedoelde door het CvB te bepalen datum en eindigend op 31 augustus. 256
De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent. Artikel 1.3 - Doel van het opleidingstraject Met de opleiding wordt beoogd: -
voor te bereiden op de beroepsuitoefening als leraar met een eerstegraadsbevoegdheid voor een bepaald schoolvak.
Het lerarenopleidingstraject heeft als doel eerstegraads leraren op te leiden voor een bepaald schoolvak. Tijdens de opleiding integreren aanstaande leraren hun academische instelling in hun bekwaamheden als leraar. Zij doen dit op een planmatige, professionele wijze. Hun academische achtergrond komt hierbij tot uiting in de wijze waarop ze disciplinaire kennis weten te vertalen in vakdidactisch verantwoord handelen in de praktijk en in de manier waarop ze die praktijk onderzoekmatig weten te analyseren, bij te stellen en te dissemineren. De algemene doelen van de opleiding zijn vertaald in de volgende eindtermen, c.q. startbekwaamheidseisen: 1. Een startbekwame leraar is interpersoonlijk competent. Hij kan op een goede, professionele manier met leerlingen omgaan. 2. Een startbekwame leraar is pedagogisch competent. Hij kan de leerlingen in een veilige werkomgeving houvast en structuur bieden om zich sociaal-emotioneel en moreel te kunnen ontwikkelen. 3. Een startbekwame leraar is vakinhoudelijk en didactisch competent. Hij kan de leerlingen helpen zich de culturele bagage eigen te maken die iedereen nodig heeft in de hedendaagse samenleving. 4. Een startbekwame leraar is organisatorisch competent. Hij kan zorgen voor een overzichtelijke, ordelijke en taakgerichte sfeer in zijn groep of klas. 5. Een startbekwame leraar is competent in het samenwerken met collega's. Hij kan een professionele bijdrage leveren aan een goed pedagogisch en didactisch klimaat op de school, aan een goede onderlinge samenwerking en aan een goede schoolorganisatie. 6. Een startbekwame leraar is competent in het samenwerken met de omgeving van de school. Hij kan op een professionele manier communiceren met ouders en andere betrokkenen bij de vorming en opleiding van zijn leerlingen. 7. Een startbekwame leraar is competent in reflectie, ontwikkeling en onderzoek. Hij kan op een professionele manier over zijn bekwaamheid en beroepsopvattingen nadenken. Hij kan zijn professionaliteit ontwikkelen en bij de tijd houden.
257
Artikel 1.4 - Vorm van de opleiding De opleiding wordt zowel voltijds als deeltijds verzorgd. In geval van deeltijd neemt de kandidaat deel aan de reguliere opleidingsonderdelen voor voltijdstudenten, waarbij het totaal aan onderdelen wordt gespreid over een periode van twee maal de nominale studieduur bij een voltijdopleiding. Artikel 1.5 - Iudicium Abeundi 1. In geval van ernstig laakbare gedragingen en/of uitlatingen van een student kan het College van Bestuur in bijzondere gevallen na advies van de Examencommissie of van het faculteitsbestuur de inschrijving van een student beëindigen. 2. Het College van Bestuur neemt een beslissing als bedoeld in het eerste lid eerst nadat de betreffende student is gehoord omtrent de voorgenomen beslissing, nadat een zorgvuldige afweging van alle belangen van de student en van de instelling heeft plaatsgevonden en nadat aannemelijk is geworden dat de student door zijn/haar gedragingen en/of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door hem/haar gevolgde studie opleidt, dan wel voor de praktische voorbereiding op die beroepsopleiding. Het faculteitsbestuur, de Examencommissie en het College aan Bestuur nemen daarbij het Protocol Iudicium Abeundi in acht zoals dit door de Nederlandse Federatie van Universitaire Medische Centra op 1 november 2010 is vastgesteld.
Paragraaf 2
Opbouw van de opleiding
Artikel 2.1 - Studielast De opleiding kent een totale studielast van 120 EC. De helft hiervan (60 EC) betreft het lerarenopleidingstraject verzorgd door de Lerarenopleiding. In deze paragraaf wordt slechts dat deel van de opleiding beschreven. Artikel 2.2 - Programma’s 1. Het eerste jaar van de opleiding wordt ingevuld met een van volgende masteropleidingen die worden aangeboden door de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen: - Culturele Geografie - Economische Geografie - Environmental and Infrastructure Planning - Population Studies - Sociale Planologie - Real Estate Studies
258
In de keuzeruimte worden de studieonderdelen Masterstage 1 (5 EC) en Basiscursus (5 EC) gevolgd, behalve indien de Educatieve Minor gevolgd is (programma B). In dat geval dienen keuzevakken op masterniveau ter vervanging gekozen worden. 2. Afhankelijk van de in de Educatieve Master opgenomen masteropleidingen zal in overleg met de betreffende coördinator een ‘programma op maat’ worden samengesteld. 3. In het studieprogramma van het tweede jaar is 10 EC beschikbaar voor vakinhoudelijke cursussen die worden aangeboden door de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen. Voor aardrijkskunde wordt deze ruimte gebruikt voor de cursus Landschappen van Nederland (Faculteit Letteren, 10 EC).
Het tweede jaar van de opleiding kent de volgende programma’s: a) Het programma A dat voorbereidt op de beroepsuitoefening als leraar met een eerstegraadsbevoegdheid voor een bepaald schoolvak. b) Het programma B dat studenten met een afgeronde Educatieve Minor en bachelor voorbereidt op de beroepsuitoefening als leraar met een eerstegraadsbevoegdheid voor een bepaald schoolvak. Erkenning alternatieve onderdelen Indien de student ten genoegen van de Examencommissie van de Lerarenopleiding aantoont dat hij gedurende de opleiding op een andere wijze binnen of buiten een universiteit voldoende kennis, inzicht en vaardigheden kan verkrijgen of heeft verkregen waarmee hij aan de eisen van een examenonderdeel kan voldoen, kan de Examencommissie van de Lerarenopleiding besluiten alternatieve invullingen van dat examenonderdeel te erkennen in het perspectief van de examinering. In 2.3. wordt aangegeven welke vakken binnen de programma’s gevolgd kunnen worden. In 2.4 wordt aangegeven welke vakken buitenlandse studenten die in het kader van JoMiTE een deel van hun lerarenopleiding aan de RUG vervullen, kunnen volgen, en wat de keuzeruimte is binnen het vak Verdieping voor Minoren in programma B. Artikel 2.3 - Samenstelling programma’s De programma’s voor het tweede jaar omvatten de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast:
Programma A 9. Basiscursus Master Lerarenopleiding 10. Masterstage 1 leraar [schoolvak]
ULOM1005 ULOM1105
( 5 EC) ( 5 EC)
Het Werken-lerentraject (50 EC) bestaande uit: 11. Masterstage 2 leraar [schoolvak] ULOM1215 12. Vakdidactiek 1 [schoolvak] ULOM1305 13. Vakdidactiek 2 [schoolvak] ULOM1405
(15 EC) ( 5 EC) ( 5 EC)
259
14. Onderwijskunde VO 15. Masterstage 3 leraar [schoolvak] 16. Onderzoek Master Lerarenopleiding
ULOM1505 ULOM1610 ULOM1710
( 5 EC) (10 EC) (10 EC)
ULOM1810
(10 EC)
Het Werken-lerentraject (50 EC) bestaande uit: Masterstage 2 leraar [schoolvak] ULOM1215 Vakdidactiek 1 [schoolvak] ULOM1305 Vakdidactiek 2 [schoolvak] ULOM1405 Onderwijskunde VO ULOM1505 Masterstage 3 leraar [schoolvak] ULOM1610 Onderzoek Master Lerarenopleiding ULOM1710
(15 EC) ( 5 EC) ( 5 EC) ( 5 EC) (10 EC) (10 EC)
Programma B 8. Verdieping voor Minoren (keuzeonderdeel) 9. 10. 11. 12. 13. 14.
Artikel 2.4 Keuzeonderdelen Binnen programma B is het onderdeel ‘Verdieping voor Minoren’ als keuzeonderdeel aangemerkt. Invulling van dit onderdeel vindt als volgt plaats. c. De student volgt bij zijn eigen faculteit of bij een andere faculteit naar keuze, een of meer extra masteronderdelen of breidt een masteronderdeel uit. In beide gevallen bedraagt de studielast minimaal 10 EC. Op het diplomasupplement worden de vakcodes(s) en de vakomschrijving(en) van de onderdelen in kwestie weergegeven. of d. De student vervult een door de lerarenopleiding geformuleerde en te beoordelen opdracht met een studielast van 10 EC uit. De opdracht wordt in overleg met de student geformuleerd en dient te leiden tot een nadere verdieping op het terrein van een of meer van de eindtermen van de opleiding. Op het diplomasupplement wordt de vakcode ULOM1810 weergegeven, alsmede een omschrijving van het thema van de opdracht. Voor de invulling van het onderdeel Verdieping voor Minoren dient de examencommissie van de lerarenopleiding vooraf schriftelijke goedkeuring te verlenen. Criterium voor goedkeuring is dat het onderdeel/de onderdelen relevant zijn in het licht van de eindtermen van de opleiding. In dit verband gevolgde onderdelen zijn verdiepend ten opzichte van de reguliere onderdelen van het lerarenopleidingstraject in de masteropleiding en geven geen recht op vrijstelling van die onderdelen. Studenten die, voorafgaand aan het lerarenopleidingstraject, aantoonbaar schoolvakrelevante onderdelen op masterniveau hebben gevolgd en afgerond, met een totale studielast van minimaal 70 EC, zijn vrijgesteld van de verplichting dit keuzeonderdeel te volgen. 2. De buitenlandse student die in het kader van JoMiTE een deel van zijn lerarenopleiding aan de RUG vervult maakt onder goedkeuring van de Examencommissie van de Lerarenopleiding een keuze uit een of meer van de volgende onderdelen: 260
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Dutch Educational Practice 1 Dutch Educational Practice 2 Educational Science Subject Methodology 1 Subject Methodology 2 Research Teacher Education 1 Research Teacher Education 2
ULOJ0105 ULOJ0205 ULOJ0305 ULOJ0405 ULOJ0505 ULOJ0605 ULOJ0705
(5 EC) (5 EC) (5 EC) (5 EC) (5 EC) (5 EC) (5 EC)
Artikel 2.5 - Practica 1. De volgende onderdelen, als genoemd in art. 2.3 betreffen een practicum in de daarbij aangegeven vorm en van de daarbij vermelde omvang: Masterstage 1 leraar [schoolvak] ULOM1105 Vorm:
Stage, individueel of in duo, op school voor voortgezet onderwijs. Minimaal 10 uren observeren. Minimaal 20 (deel)lessen geven, waarvan minimaal 10 in de bovenbouw, en 1 serie van (bij voorkeur) minimaal 6 aaneengesloten volledige lessen zelfstandig in één klas.
Omvang: gemiddeld 2 dagdelen per week. Masterstage 2 leraar [schoolvak] ULOM1215 Vorm:
Stage op school voor voortgezet onderwijs waarbij zelfstandig4 wordt lesgegeven aan eigen klassen. Minimaal 3 lesuren van 50 minuten per week, of een omgerekend equivalent daarvan, zelfstandig verzorgen. Minimaal 10 lessen observeren. Volgen van intervisiebijeenkomsten onder leiding van schoolopleider of mentor Deelnemen aan sectie- en/of teamvergaderingen. Overleg met coach. Contact met ouders. Deelnemen aan rapportvergaderingen.
Omvang: gemiddeld 5 dagdelen per week op de dinsdag, woensdag en donderdag. Masterstage 3 leraar [schoolvak] ULOM1610 Vorm:
4
Onder ‘zelfstandig lesgeven’ verstaan we de situatie die de realiteit van het leraarschap in de klas het meest benadert, ondanks dat de stagiair formeel geen eindverantwoordelijkheid draagt.
261
Stage op school voor voortgezet onderwijs waarbij zelfstandig wordt lesgegeven aan eigen klassen. Minimaal 3 lesuren van 50 minuten per week zelfstandig verzorgen. Volgen van intervisiebijeenkomsten onder leiding van schoolopleider of mentor. Deelnemen aan sectie- of teamvergaderingen. Overleg met coach. Contact met ouders. Deelnemen aan rapportvergaderingen.
Omvang: gemiddeld 5 dagdelen per week op de dinsdag, woensdag en donderdag. 2. Om een eerstegraadsbevoegdheid te kunnen halen dienen studenten tijdens Masterstage 2 en 3 in totaal zelfstandig minimaal 120 lessen van 50 minuten te verzorgen (of een omgerekend equivalent daarvan), waarvan 60 lessen in de bovenbouw. Studenten met een eerstegraadsbevoegdheid in een ander schoolvak of met een tweedegraadsbevoegdheid in hetzelfde schoolvak dienen minimaal 60 lessen in de bovenbouw te verzorgen om een eerstegraadsbevoegdheid te kunnen halen. De minimumeis van 120 lessen van 50 minuten geldt niet voor hen.
Paragraaf 3
Tentamens en examen van de opleiding
Artikel 3.1 - Algemeen 14. Elk tentamen omvat een onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de examinandus, alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek. 15. Het tentamen geeft de student zowel tussentijds als bij afsluiting van het onderdeel de nodige informatie of hij de gestelde leerdoelen zal bereiken resp. heeft bereikt. 16. De beoordeling van de tentamens vindt plaats in hele of halve cijfers groter of gelijk aan 1 en kleiner of gelijk aan 10. Het eindcijfer 5,5 wordt niet gehanteerd. De student is geslaagd voor een tentamen indien het cijfer 6,0 of hoger is behaald. 17. Beoordeling van de tentamens vindt plaats conform Toetsplan Lerarenopleiding 2015-2016. De tentamens van het lerarenopleidingstraject van de Educatieve Master vormen, samen met de tentamens van het vakinhoudelijke deel van de Educatieve Master, het examen van de Educatieve Master. Indien alle tentamens uit het programma met goed gevolg zijn afgelegd, is het examen voor de Educatieve Master afgelegd, voor zover de Examencommissie van de Lerarenopleiding niet heeft bepaald dat het examen tevens omvat een door haarzelf te verrichten onderzoek op het gebied van het lerarenopleidingstraject, en voor zover de voor de opleiding verantwoordelijke facultaire examencommissie niet heeft bepaald dat het examen tevens omvat een door haarzelf te verrichten onderzoek op het gebied van het vakinhoudelijke deel van de Educatieve Master, als bedoeld in het eerste lid. Artikel 3.2 - Verplichte volgorde 1. De student kan niet eerder deelnemen aan het Werken-lerentraject dan nadat aan het tentamen van onderstaande onderdelen met goed gevolg is deelgenomen: 262
Masterstage 1 leraar [schoolvak] (ULOM1105). Basiscursus Master Lerarenopleiding (ULOM1005).
2. Aan het tentamen van: Masterstage 3 leraar [schoolvak] (ULOM1610) kan niet eerder worden deelgenomen dan nadat aan het tentamen van onderstaande onderdelen met goed gevolg is deelgenomen: Masterstage 2 leraar [schoolvak] (ULOM1215). 3. Aan het tentamen van: Onderzoek Master Lerarenopleiding (ULOM1710)
kan niet eerder worden deelgenomen dan nadat aan het tentamen van onderstaande onderdelen met goed gevolg is deelgenomen: Vakdidactiek 1 [schoolvak] (ULOM1305) Vakdidactiek 2 [schoolvak] (ULOM1405).
Artikel 3.3 - Beoordeling stages De beoordeling van Masterstage1 wordt verricht door de tutor, aan de hand van een bekwaamheidsdossier en een gesprek hierover tussen tutor en student. Optioneel kunnen hierbij een vakcoach en/of een schoolopleider aanwezig zijn. De beoordeling van de Masterstages 2 en 3 wordt verricht door de tutor, aan de hand van een bekwaamheidsdossier en een gesprek hierover tussen student, vakcoach, tutor en (indien aanwezig) schoolopleider. Vakcoach (bij alle masterstages) en schoolopleider (bij Masterstage 2 en 3) hebben bij deze beoordeling een adviserende rol. In geval er geen schoolopleider aanwezig is, vervult de mentor bij de beoordeling van Masterstage 2 en 3 een adviserende rol. Artikel 3.4 - Tijdvakken en frequentie tentamens Tot het afleggen van de tentamens van de in artikel 2.3 genoemde onderdelen wordt in elk collegejaar maximaal tweemaal de gelegenheid gegeven. Voor de onderdelen Masterstage 1, Masterstage 2 en Masterstage 3 geldt dat er gedurende de gehele opleiding maximaal twee gelegenheden zijn om het tentamen af te leggen, onder de voorwaarde dat de beoordelaar van de stage in kwestie voldoende perspectief ziet voor het behalen van de stage. Artikel 3.5 - Vorm van de tentamens 4. De onderdelen worden op de volgende manieren getentamineerd: Onderdeel Basiscursus Master Lerarenopleiding
Vorm van tentamen ULOM1005
Schriftelijke toets algemene didactiek en pedagogiek Vakdidactische opdracht en/of toets
263
Masterstage 1 leraar [schoolvak]
ULOM1105
Bekwaamheidsdossier Beoordelingsgesprek naar aanleiding van het bekwaamheidsdossier
Masterstage 2 leraar [schoolvak]
ULOM1215
Bekwaamheidsdossier Beoordelingsgesprek naar aanleiding van het bekwaamheidsdossier
Masterstage 3 leraar [schoolvak]
ULOM1610
Bekwaamheidsdossier Presentatie Beoordelingsgesprek naar aanleiding van het bekwaamheidsdossier en presentatie
Vakdidactiek 1 [schoolvak]
ULOM1305
Dossieropdrachten en presentatie
Vakdidactiek 2 [schoolvak]
ULOM1405
Dossieropdrachten en schriftelijke eindopdracht
Onderwijskunde VO
ULOM1505
Schriftelijke opdracht
Onderzoek Master Lerarenopleiding
ULOM1710
Presentatie en schriftelijk verslag (concept artikel)
5. Op verzoek van de student kan de Examencommissie toestaan dat een tentamen op een andere wijze dan vorenbedoeld wordt afgelegd. 6. Aan studenten met een functiestoornis wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze af te leggen. De Examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen. Artikel 3.6 - Mondelinge tentamens
1. Indien op grond van 3.5.2 toegestaan wordt dat een student een mondeling tentamen wordt afgenomen, geldt dat bij dat mondeling tentamen niet meer dan één persoon tegelijk getentamineerd wordt, tenzij de Examencommissie anders heeft bepaald. 2. Indien een student een mondeling tentamen aflegt dient het te worden vastgelegd dmv video of audio, of er dient bij dat mondeling tentamen een tweede examinator aanwezig te zijn. 3. Het mondeling afnemen van een tentamen is openbaar, tenzij de Examencommissie of de desbetreffende examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de student daartegen bezwaar heeft gemaakt.
264
Artikel 3.7 - Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag
1. De examinator stelt de uitslag van een tentamen vast binnen 10 werkdagen na de dag waarop het is afgelegd. 2. De student heeft inzagerecht, beschreven in artikel 3.10 eerste lid, alsmede een mogelijkheid om onderbouwd bezwaar in te dienen tegen de vaststelling van de tentamenuitslag bij de examencommissie van de Lerarenopleiding. Tegen de beslissing van de Examencommissie staat beroep open bij het College van Beroep voor de examens zoals bedoeld in art 7.60 WHW. Artikel 3.8 - Geldigheidsduur 1. De geldigheidsduur van behaalde onderdelen is vijf jaar, tenzij overgangsbepalingen anders aangeven. 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan de Examencommissie voor een onderdeel, waarvan het tentamen langer dan drie jaar geleden is behaald, een aanvullend dan wel vervangend tentamen opleggen, alvorens de student wordt toegelaten tot het afleggen van het desbetreffende examen. Artikel 3.9 - Inzagerecht 1. Gedurende zes weken na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen krijgt de student op zijn verzoek inzage in zijn beoordeeld werk. Tevens wordt hem op zijn verzoek tegen kostprijs een kopie verschaft van dat werk. 2. Gedurende de in het eerste lid genoemde termijn kan elke belanghebbende kennis nemen van vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. 3. De inzage of de kennisneming geschiedt op een door de examinator vast te stellen plaats en op tenminste twee door de examinator vast te stellen tijdstippen. Indien de belanghebbende aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op een aldus vastgestelde plaats en tijdstip te verschijnen, wordt hem een andere mogelijkheid geboden, zo mogelijk binnen de in het eerste lid genoemde termijn. Artikel 3.10 - Vrijstelling De Examencommissie van de Lerarenopleiding kan vrijstelling verlenen voor opleidingsonderdelen of delen daarvan conform de Elders Verworven Competenties (EVC)-regeling Lerarenopleiding 2015-2016. Artikel 3.11 - Examen
265
1. De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast, zodra de student de voor het examen benodigde tentamens heeft behaald, waarmee hij tevens de benodigde academische vorming heeft verworven en reikt daartoe een getuigschrift uit. 2. Alvorens de uitslag van het examen vast te stellen kan de examencommissie een onderzoek instellen naar de kennis van de student met betrekking tot een of meer onderdelen of aspecten van de opleiding, indien en voor zover de uitslagen van de desbetreffende tentamens daartoe aanleiding geven. 3. De examendatum die door de Examencommissie op het getuigschrift wordt vermeld is de datum waarop naar het oordeel van de Examencommissie het laatste examenonderdeel met goed gevolg is afgelegd. 4. Met de vaststelling van de uitslag van het examen draagt de examencommissie tevens zorg voor een spoedige afhandeling van de buluitreiking. 5. Indien de student de datum van zijn afstuderen wil uitstellen in verband met nog extra af te leggen tentamens, dient hij de examencommissie tijdig schriftelijk hiertoe te verzoeken. Artikel 3.12 – Graad 1. Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad ‘Master of Science in Education’ verleend.
2. De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen aangetekend. Artikel 3.13 – Judicium 1. De examencommissie beoordeelt of aan het mastergetuigschrift een onderscheiding(judicium) wordt toegekend. 2. Hierbij dient aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan: a) Het cijfer voor de scriptie van de vakmaster moet voldoen aan de volgende minima: - ‘Cum laude’: het cijfer is tenminste 8,0; - ‘Summa cum laude’: het cijfer is tenminste 9,0. b) Het onafgeronde gewogen gemiddelde van alle onderwijseenheden, exclusief de scriptie, van het door de Examencommissie goedgekeurde examenprogramma is - groter dan of gelijk aan 8,0 voor ‘Cum laude’; - groter dan of gelijk aan 9,0 voor ‘Summa cum laude’.
266
3. Geen Cum laude of Summa cum laude wordt toegekend indien de omvang van de vrijstellingen in EC meer dan de helft van het totaal aantal EC van de opleiding bedraagt. 4. Voor het behalen van enig judicium geldt dat het tentamen van een onderwijseenheid slechts eenmaal afgelegd mag zijn. 5. Voor het behalen van een judicium geldt dat voor geen enkel vak een cijfer lager dan 7,0 is behaald. Artikel 3.14 - Toetsplan
1. De opleiding werkt conform het door het faculteitsbestuur GMW vastgestelde toetsplan (Toetsplan Lerarenopleiding 2015-2016). De examinator is gehouden zich aan het toetsplan te houden bij het ontwerpen, nakijken en beoordelen van toetsen en bij het bekend maken van en informeren over toetsresultaten. De Examencommissie ziet er op toe dat de procedure rond toetsontwerp, beoordeling en communicatie tussen examinator en student zoals vastgelegd in het toetsplan door de examinator wordt gevolgd. Het toetsplan voor het lerarenopleidingstraject bevat de volgende onderwerpen: 1. 2. 3. 4. 5.
de eindtermen van de opleiding de curriculumonderdelen en leerdoelen van ieder curriculumonderdeel de relatie tussen curriculumonderdelen en eindtermen de toegepaste toetsvorm en de toetsmomenten per onderdeel de gehanteerde opstellingsprocedures, beoordelingsprocedures, beoordelingscriteria en de cesuurbepaling
6. de verantwoordelijken voor de uitvoering van de verschillende onderdelen van het toetsbeleid 7. de wijze van periodieke evaluatie.
Paragraaf 4
Toelating
Artikel 4.1 - Vooropleiding 1. Toelaatbaar tot de Educatieve Master zijn studenten met een bachelordiploma Sociale Geografie & Planologie van de Rijksuniversiteit Groningen. 2. Studenten met een bachelordiploma Technische Planologie dienen een schakelprogramma van geografische studieonderdelen met succes te hebben afgerond alvorens toegelaten te kunnen worden. 3. Toelaatbaar tot de Educatieve Master zijn studenten met een Nederlands of een buitenlands bachelordiploma waarvan de eindtermen vergelijkbaar zijn met die van 267
de onder lid 1 genoemde bacheloropleiding, zulks ter beoordeling van de toelatingscommissie. 4. Studenten met een relevant HBO-diploma, zulks ter beoordeling aan de toelatingscommissie, dienen een schakelprogramma succesvol te hebben afgesloten alvorens toegang tot de lerarenopleiding wordt verkregen. Dit schakelprogramma wordt door de toelatingscommissie opgesteld. Artikel 4.2 - Toelating programma’s Studenten die toegelaten worden tot de Educatieve Master zijn automatisch toegelaten tot programma A van het lerarenopleidingstraject van de Educatieve Master. -
-
Voor toelating tot programma B van de opleiding gelden de volgende toelatingsvoorwaarden:een afgeronde, aan het schoolvak verwante bacheloropleiding een afgeronde Educatieve Minor in het schoolvak
Artikel 4.3 - Toelatingscommissie 1. De toelating tot de opleiding is opgedragen aan de facultaire toelatings- en/of examencommissies. De faculteit waarbinnen de student de Educatieve Master wil gaan volgen is daarmee verantwoordelijk voor de toelating van de student tot de Educatieve Master. 2. De toelating tot programma’s van het lerarenopleidingstraject binnen de Educatieve Master is gemandateerd aan de examencommissie van de Lerarenopleiding. Artikel 4.4A - Toelatingsonderzoek (doorstroom) masteropleidingen: criteria 1. Met het oog op de toelating tot de opleiding, als bedoeld in art. 4.1, eerste lid, stelt de Toelatingscommissie een onderzoek in naar de kennis en de vaardigheden van de kandidaat. In aanvulling op schriftelijke bewijzen van de gevolgde opleiding(en) kan de commissie bepaalde kennis en vaardigheden laten toetsen door deskundigen in of buiten de universiteit. 2. Met het oog op de toelating tot een programma van de opleiding onderzoekt de Toelatingscommissie of de kandidaat voldoet dan wel tijdig zal voldoen aan de daarvoor in art. 4.2 gestelde voorwaarden. De commissie betrekt bij haar onderzoek de motivatie en ambitie van de kandidaat m.b.t. het desbetreffende programma, alsmede de kennis van de kandidaat van de taal waarin het onderwijs van het programma wordt verzorgd. Artikel 4.4B - Toelatingsonderzoek master honour’s-opleiding: criteria Met het oog op de toelating tot de opleiding als bedoeld in artikel 4.1 onderzoekt de Toelatingscommissie of de kandidaat voldoet aan de voor de opleiding gestelde voorwaarden van kennis, kunde en vaardigheden. De commissie betrekt bij haar onderzoek tevens de 268
motivatie en ambitie van de kandidaat m.b.t. de desbetreffende opleiding, alsmede de kennis van de kandidaat van de taal waarin het onderwijs van het programma wordt verzorgd. Artikel 4.5 - Toelatingsonderzoek: tijdstippen 1. Instroom in de Educatieve Master is mogelijk aan het begin van het eerste semester en aan het begin van het tweede semester. 2. Een verzoek te worden toegelaten tot de Educatieve Master dient voor 1 juni respectievelijk 1 december te worden ingediend bij de toelatingscommissie. 3. Het toelatingsonderzoek vindt twee keer per jaar plaats. In bijzondere gevallen kan de toelatingscommissie een na de in het tweede lid genoemde sluitingsdatum ingediend verzoek in behandeling nemen. 4. De toelatingscommissie beslist voor 1 juli respectievelijk 1 januari op het verzoek. De toelating wordt verleend onder de voorwaarde dat de kandidaat uiterlijk op betreffende begindatum van de opleiding zal voldoen aan de in artikel 4.1 bedoelde eisen ten aanzien van kennis en vaardigheden, zoals die blijken uit getuigschriften van door hem gevolgde (voor)opleidingen.
5. Het toelatingsonderzoek m.b.t. het Werken-lerentraject van de Educatieve Master vindt twee maal per jaar plaats: tussen 15 mei en 10 juni voor studenten die in het eerste semester willen beginnen met het Werken-lerentraject, en tussen 15 november en 10 december voor studenten die in het tweede semester willen beginnen met het Werken-lerentraject. 6. Een verzoek te worden toegelaten tot het Werken-lerentraject van de Educatieve Master, programma B, of een vrijstellingsverzoek m.b.t. Masterstage 1 en Basiscursus Lerarenopleiding wordt voor 15 mei / 15 november ingediend bij de Examencommissie van de Lerarenopleiding. Het verzoek tot toelating tot het Werkenlerentraject gebeurt automatisch bij de aanvraag voor een opleidingsplaats voor het Werken-lerentraject. De andere twee verzoeken dienen separaat bij de Examencommissie van de Lerarenopleiding te worden ingediend. 7. De Examencommissie van de Lerarenopleiding beslist voor 30 juni / 31 december over de verzoeken genoemd in lid 6. 8. In bijzondere gevallen kan de Examencommissie van de Lerarenopleiding een na de in het zesde lid genoemde sluitingsdatum ingediend verzoek in behandeling nemen.
Paragraaf 5
Studiebegeleiding
Artikel 5.1 - Studievoortgangsadministratie
269
1. De Universitaire Lerarenopleiding draagt zorg voor de individuele studieresultaten van de studenten voor zover het het lerarenopleidingstraject van de Educatieve Master betreft. 2. Het Faculteitsbestuur FRW draagt zorg voor de individuele studieresultaten van de studenten. 3. Het Faculteitsbestuur FRW verschaft elke student tenminste eenmaal per jaar een overzicht van de door hem behaalde studieresultaten. Artikel 5.2 - Studiebegeleiding De Lerarenopleiding draagt zorg voor de introductie en de studiebegeleiding van de studenten die voor de opleiding zijn ingeschreven, voor zover het gaat om het lerarenopleidingstraject van de Educatieve Master, mede ten behoeve van hun voortgang tijdens de studie en oriëntatie op mogelijke studiewegen in en buiten de opleiding.
Paragraaf 6
Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 6.1 - Wijziging 1. Wijzigingen van de OER betreffende de opleiding wordt door de decaan van de faculteit GMW, gehoord de Opleidingscommissie van de Lerarenopleiding, vastgesteld. 2. Een wijziging van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad. 3. Een wijziging kan voorts niet ten nadele van studenten van invloed zijn op: - een goedkeuring die krachtens art. 2.3 is verleend; - enige andere beslissing, die krachtens deze regeling is genomen ten aanzien van een student. Artikel 6.2 - Bekendmaking 1. De decaan van de faculteit GMW draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling, van de regels en richtlijnen die door de Examencommissie van de Lerarenopleiding zijn vastgesteld, alsmede van elke wijziging van deze stukken. 2. Elke belangstellende kan op het bureau van de Lerarenopleiding een exemplaar van de in het eerste lid bedoelde stukken verkrijgen. Artikel 6.3 - Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op 1 september 2015. Aldus vastgesteld door de decaan van de faculteit GMW op 1 juni 2015. 270
18.12 Regels en richtlijnen
1 Regels & richtlijnen voor de examinering in de opleidingen van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen Artikel 1 Toepassingsgebied Deze regels en richtlijnen zijn van toepassing op de tentamens in de Bacheloropleidingen Sociale Geografie & Planologie, en Technische Planologie, en voor de Masteropleidingen Culturele Geografie, Economische Geografie, Real Estate Studies, Sociale Planologie, Lerarenopleiding (1- en 2 jarig), Population Studies, Environmental and Infrastructure Planning en Research Master Regional Studies. Artikel 2 Begripsomschrijving In deze regels en richtlijnen wordt verstaan onder: 1. Examenregeling: de onderwijs- en examenregelingen voor de in art. 1 genoemde opleidingen. 2. Examencommissie: de facultaire examencommissie. 3. Examen: de beoordeling van de kennis en/of vaardigheid van de examinandus m.b.t. (een bepaald deel van) de opleiding, t.w. het propedeuseprogramma, het na de propedeuse resterende Bachelorprogramma of het Masterprogramma. 4. Tentamen: beoordeling van de kennis en/of vaardigheid van de examinandus m.b.t. een afzonderlijk onderdeel (“cursus”) van het opleidingsprogramma. 5. Student: degene die is ingeschreven voor de opleiding. Artikel 3 Dagelijkse gang van zaken examencommissie De examencommissie wijst uit haar midden een voorzitter en een secretaris aan, die belast zijn met de behartiging van de dagelijkse gang van zaken van de examencommissie. Artikel 4 Vaststelling uitslag examen De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast. Artikel 5 Judicia Cum Laude en Summa Cum Laude De Examencommissie verleent het judicium volgens de regels zoals vermeld in de OER van de betreffende opleiding. Artikel 6 Tijdstippen 1. Schriftelijke tentamens worden afgenomen op de tijdstippen, die tenminste twee maanden voor de aanvang van het betreffende cursusjaar door de examencommissie zijn vastgesteld, gehoord de desbetreffende examinatoren. 2. Bij de vaststelling van de tijdstippen, bedoeld in het eerste lid, wordt zoveel mogelijk voorkomen dat tentamens gelijktijdig worden afgenomen. 3. Wijziging van een in het eerste lid bedoeld tijdstip vindt uitsluitend plaats in geval van overmacht, bijvoorbeeld wegens het niet beschikbaar zijn van de benodigde tentamenruimte. 4. Mondelinge tentamens worden op een door de desbetreffende examinatoren, zo mogelijk na overleg met de examinandus, te bepalen tijdstip afgenomen. 5. Het bepaalde in het vierde lid is zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing op tentamens die anders dan schriftelijk of mondeling worden afgenomen. Artikel 7 Aanmelding 1. Deelneming aan een schriftelijk tentamen vindt niet plaats dan na deugdelijke en tijdige aanmelding bij de facultaire onderwijsadministratie (via ProgressWWW). 2. Als tijdige aanmelding geldt een opgave via de computer tenminste vijf werkdagen voor de tentamenperiode waarin het desbetreffende tentamen zal worden afgenomen. In bijzondere gevallen kan de examencommissie hiervan afwijken. 3. Deelneming aan een examen vindt niet plaats dan na deugdelijke schriftelijke aanmelding bij de facultaire onderwijsadministratie tenminste twintig werkdagen voor de desbetreffende zitting van de examencommissie. Het bepaalde in de laatste volzin van het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.
271
4. Op het moment dat de examinandus voldaan heeft aan het laatste verplichte studieonderdeel van de opleiding wordt het examen afgelegd. De buldatering wordt vastgesteld op de dag waarop de examinandus het laatste tentamen heeft afgelegd. De examinandus kan indien hij/zij daartoe een bijzondere reden heeft de examencommissie verzoeken tot uitstel van het afleggen van het examen. De examencommissie verleent uitstel van het afleggen van het examen voor de duur van maximaal één inschrijfjaar. Indien de examencommissie uitstel verleent dan wordt de buldatering vastgesteld op het moment dat geaccordeerd is. Artikel 8 Vrijstellingsverzoek 1. Een verzoek om vrijstelling van een studieonderdeel wordt schriftelijk met redenen omkleed ingediend bij de examencommissie. 2. De examencommissie hoort de desbetreffende examinatoren, alvorens te beslissen op het verzoek. 3. De examencommissie beslist binnen twintig werkdagen na ontvangst van het verzoek. De verzoeker wordt onverwijld in kennis gesteld van de beslissing. Artikel 9 De orde tijdens een tentamen 1. De examencommissie zorgt, dat ten behoeve van de schriftelijke examinering surveillanten worden aangewezen, die erop toezien dat het tentamen in goede orde verloopt. De examencommissie draagt deze zorg op aan de desbetreffende examinator die voor voldoende surveillance zorgt. 2. De examinandus is verplicht zich op verzoek van of vanwege de examencommissie te legitimeren door middel van zijn collegekaart. 3. De examinandus is verplicht de aanwijzingen van de examencommissie c.q. de examinator, die voor de aanvang van het examen of tentamen zijn gepubliceerd, alsmede aanwijzingen die tijdens het examen of tentamen en onmiddellijk na afloop daarvan worden gegeven, op te volgen. 4. Volgt de examinandus een of meer aanwijzingen als bedoeld in het derde lid niet op, dan kan hij door de examencommissie c.q. de examinator worden uitgesloten van de verdere deelname aan het desbetreffende tentamen. De uitsluiting heeft tot gevolg dat het resultaat voor het tentamen een 1 zal zijn. 5. De duur van elk tentamen is zodanig dat de examinandus redelijkerwijs voldoende tijd heeft om de vragen te beantwoorden. 6. De opgaven mogen door de examinandus na afloop van het tentamen niet worden meegenomen, tenzij door of namens de examencommissie anders is bepaald. 7. Mobiele telefoons moeten uitgeschakeld zijn en mogen niet op tafel liggen. 8. Toiletbezoek tijdens tentamens is niet mogelijk, tenzij er een medische verklaring voor overlegd wordt aan de examinator, of tenzij de examinator op andere gronden een uitzondering wil toestaan. 9. Het gebruik van grafische rekenmachines is tijdens de tentamens niet toegestaan. Tijdens de tentamens waarbij een rekenmachine mag worden gebruikt mag uitsluitend gebruik worden gemaakt van de volgende typen rekenmachines: Casio fx-82 MS, Casio fx-82 ES of Casio fx-85 ES (met zonnecel). 10. Alle ingeleverde tentamens worden nagekeken en beoordeeld. Verzoeken tot ‘niet-nakijken’ worden niet gehonoreerd. 11. Alle studenten die de tentamenzaal betreden worden geregistreerd. 12. Een student die tijdens de tentamenzitting niets inlevert, wordt geregistreerd als zijnde een student die het tentamen heeft afgelegd. Het tentamen wordt vervolgens beoordeeld met het cijfer 1 (één). 13. Een half uur na de aanvang van het tentamen is het niet meer toegestaan om de zaal te betreden. 14. Tijdens het eerste half uur van het tentamen is het niet toegestaan de zaal te verlaten. Artikel 10 Fraude 1. Onder fraude wordt verstaan: het handelen of nalaten van een student waardoor een juist oordeel over zijn of andermans kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk wordt. Plagiaat valt onder fraude. Plagiaat is het in een scriptie of ander werkstuk gegevens, afbeeldingen of tekstgedeelten van anderen overnemen zonder bronvermelding. Ook een student die als auteur bij een gezamenlijk werkstuk had kunnen of moeten weten dat door een mede auteur plagiaat of een andere vorm van fraude wordt gepleegd, pleegt fraude.
272
2. In geval van fraude wordt de student door de examinator uitgesloten van verdere deelname aan het tentamen c.q. van verdere uitvoering van de opdracht, alsmede van verdere deelname aan het betreffende onderwijsonderdeel (inclusief herkansingen behorende bij het betreffende onderwijsonderdeel). 3. In geval fraude wordt vastgesteld is het behaalde (eind)resultaat van het betreffende onderwijsonderdeel c.q. de betreffende cursus een 1. 4. Een student die fraude heeft gepleegd kan bij uitreiking van het academische diploma de judicia cum laude of summa cum laude niet meer ontvangen. 5. Wanneer een student een tweede keer fraude heeft gepleegd volgt volledige uitsluiting van deelname aan alle tentamens of andere vormen van toetsing voor een periode van 12 maanden. 6. Bij het plegen van een derde keer of zeer ernstige en/of herhaalde vorm van fraude kan de examencommissie het college van bestuur van de Universiteit voorstellen de inschrijving voor de opleiding van de betrokkene definitief te beëindigen. 7. De beslissing inzake uitsluiting van het onderwijsonderdeel wordt door de examencommissie genomen naar aanleiding van het schriftelijk verslag van de surveillant c.q. examinator van de door hem geconstateerde of vermoede fraude. In spoedeisende gevallen kan de examinator een voorlopige beslissing tot uitsluiting nemen op grond van een mondeling verslag van de surveillant c.q. examinator. Hij draagt zorg dat dit verslag terstond na afloop van het tentamen c.q. de opdracht op schrift wordt gesteld en in afschrift aan de student wordt verstrekt. 8. De student kan aan de examencommissie verzoeken de uitsluiting ongedaan te maken. Bij dit verzoek voegt hij een afschrift van het verslag, bedoeld in het vierde lid, en desgewenst zijn schriftelijk commentaar daarop. 9. Voordat de examencommissie een beslissing neemt op een verzoek, als bedoeld in het achtste lid, stelt zij de student en de examinator in de gelegenheid te worden gehoord. 10. In het geval het de eerste keer betreft dat een student fraude of plagiaat pleegt, nodigt de examencommissie de student en examinator uit voor een gesprek. In het onderwijsdossier van de betreffende student wordt opgenomen dat fraude is gepleegd. Dit wordt verder niet bekend gemaakt. 11. Indien een student een tweede en/of volgende keer fraude pleegt, wordt dit in zijn/haar onderwijsdossier opgenomen. De opleidingsdirecteur draagt er vervolgens zorg voor dat iedere examinator waarmee de betreffende student te maken krijgt wordt ingelicht over het feit dat de betreffende student tenminste twee keer gefraudeerd heeft. Als het studenten van buiten de faculteit Ruimtelijke Wetenschappen betreft wordt de moederfaculteit/moederuniversiteit ingelicht. Artikel 11 Vragen en opgaven 1. De vragen en opgaven van het tentamen gaan de tevoren bekend gemaakte bronnen waaraan de examenstof is ontleend niet te buiten. Deze bronnen worden voor de aanvang van het onderwijs dat op het tentamen voorbereidt in hoofdzaak bekend gemaakt. Uiterlijk twintig werkdagen voor het afnemen van het tentamen wordt de precieze omvang van de stof definitief bekend gemaakt. 2. Het tentamen representeert de leerdoelen naar inhoud en vorm. 3. De vragen en opgaven van een tentamen zijn duidelijk, en bevatten voldoende aanwijzingen voor de vereiste detaillering van de antwoorden. 4. Uiterlijk 10 werkdagen voor het afnemen van een tentamen maakt de examinator bekend op welke manier uitvoering wordt gegeven aan het bepaalde in de onderwijs- en examenregeling m.b.t. de wijze waarop het tentamen wordt afgenomen. 5. Uiterlijk 10 werkdagen voor het afnemen van een tentamen stelt de examinator de examinandi zo mogelijk in de gelegenheid kennis te nemen van een schriftelijke proeve van een dergelijk tentamen alsmede van de model-beantwoording en de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. Artikel 12 Beoordeling 1. De student is geslaagd voor het propedeutisch examen indien alle onderdelen uit het examenprogramma met voldoende resultaat (6 dan wel voldoende) zijn afgelegd. 2. De student is geslaagd voor het Bachelorexamen indien alle onderdelen uit het examenprogramma met voldoende resultaat (5,5 dan wel voldoende) zijn afgelegd. 3. De student is geslaagd voor het Masterexamen indien alle onderdelen uit het examen- programma met voldoende resultaat (5,5 dan wel voldoende) zijn afgelegd.
273
4. De beoordeling van schriftelijke tentamens geschiedt aan de hand van tevoren schriftelijk vastgelegde normen. 5. De wijze van beoordeling is zodanig dat de geëxamineerde kan nagaan hoe de uitslag van zijn tentamen tot stand is gekomen. 6. Indien meerdere malen aan het (deel-)tentamen van een vak wordt deelgenomen geldt het resultaat van het laatst gemaakte (deel-)tentamen. Artikel 13 Nabespreking 1. Zo spoedig mogelijk na de bekendmaking van de uitslag van een mondeling tentamen vindt desgevraagd dan wel op initiatief van de examinator een nabespreking plaats tussen de examinator en de geëxamineerde. Dan wordt de gegeven uitslag toegelicht. 2. Gedurende een termijn van tien werkdagen, die aanvangt op de dag na de bekendmaking van de uitslag van een anders dan mondeling tentamen kan de geëxamineerde aan de desbetreffende examinator om een nabespreking verzoeken. De nabespreking vindt plaats op een door de examinator te bepalen plaats en tijdstip. 3. Indien door of vanwege de examencommissie een collectieve nabespreking wordt georganiseerd, die tenminste een week van tevoren is aangekondigd, kan de geëxamineerde een verzoek als bedoeld in het vorige lid pas indienen wanneer hij bij de collectieve nabespreking aanwezig is geweest en zijn verzoek motiveert, of indien hij door overmacht verhinderd is geweest bij de collectieve nabespreking aanwezig te zijn. 4. Het bepaalde in het derde lid is van overeenkomstige toepassing, indien de examencommissie dan wel de examinator aan de geëxamineerde de gelegenheid biedt om zijn uitwerking te vergelijken met model antwoorden. 5. De examencommissie c.q. examinator kan afwijkingen toestaan van het bepaalde in het tweede en het derde lid. Artikel 14 Maatstaven De examinatoren nemen bij hun beslissingen de volgende maatstaven als richtsnoer: 1. Het behoud van kwaliteits- en selectie-eisen van elk tentamen. 2. Doelmatigheidseisen, onder meer gericht op: › het beperken van tijdverlies voor studenten, die snelle voortgang maken met de studie; › het tijdig staken van de studie door studenten, waarvan het onwaarschijnlijk is dat zij zullen slagen voor een examen of tentamen. 3. Bescherming tegen zichzelf van de student die een te grote studielast op zich wil nemen. 4. Mildheid jegens studenten, die door omstandigheden buiten hun schuld, studievertraging hebben ondervonden. Artikel 15 Wijziging regels en richtlijnen Geen wijzigingen vinden plaats, die van toepassing zijn op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van studenten hierdoor redelijkerwijs niet worden geschaad. Artikel 16 Inwerkingtreding Deze regels en richtlijnen treden in werking op 1 september 2015. Aldus vastgesteld op 26 augustus 2015 door de examencommissie.
274