STRATEGISCH BELEIDSPLAN TOERISME EN RECREATIE IN HET BRUGSE OMMELAND 2004 - 2008
STRATEGISCH BELEIDSPLAN
TOERISME EN RECREATIE IN HET BRUGSE OMMELAND 2004 - 2008
COLOFON Algemene leiding Magda Monballyu, Directeur Strategische Planning, Onderzoek en Databeheer, Westtoer apb Projectverantwoordelijke Koen De Four, Projectmanager Strategische Planning, Onderzoek en Databeheer, Westtoer apb Redactionele medewerkers Koen De Four, Projectmanager Strategische Planning, Onderzoek en Databeheer, Westtoer apb Magda Monballyu, Directeur Strategische Planning, Onderzoek en Databeheer, Westtoer apb Dieter Dewulf, Regiomanager Brugse Ommeland, Westtoer apb Dataverzameling en operationele opvolging Petra Aernoudt, Regio-assistente Brugse Ommeland, Westtoer apb Sigrid Laveyne, Medewerkster Strategische Planning, Onderzoek en Databeheer, Westtoer apb Grafische vormgeving en druk STRAID Fotomateriaal Michel Decleer Jean Godecharle Kaartmateriaal Westtoer apb Verantwoordelijke uitgever Paul Boerjan Westtoer apb Koning Albert I-laan 120, 8200 Sint-Michiels (Brugge) Depotnummer WD/3029/2004/59 Jaar van uitgifte 2004 Gegevens uit deze uitgave mogen openbaar worden gemaakt mits uitdrukkelijke bronvermelding Westtoer apb - Kon. Albert I-laan 120 - 8200 Sint-Michiels (Brugge) - Tel. 050/305 500 - Fax 050/305 590
2
WOORD VOORAF De provincie West-Vlaanderen vormt zowel op nationaal als op internationaal vlak een toeristisch begrip. Als enige provincie in Vlaanderen verenigt zij de drie macroproducten van Toerisme Vlaanderen in zich, met name de Kust, de kunststad Brugge en drie van de zogenaamde ‘Vlaamse Regio’s’ (de Westhoek, de Leiestreek en het Brugse Ommeland). Het Brugse Ommeland is met haar waardevolle landschappen, haar natuurreservaten en haar vele bossen, kasteelparken en groendomeinen niet alleen een groene oase in de provincie, ook op cultuurhistorisch vlak is het een erg boeiende regio die de sporen van meer dan 2000 jaar geschiedenis met zich meedraagt. Als toeristisch-recreatieve regio is het Brugse Ommeland echter nog vrij nieuw en jong, zeker in vergelijking met andere bekende Vlaamse regio’s als de Antwerpse Kempen of de Westhoek. De regiowerking van het Brugse Ommeland werd immers pas in 1999 opgestart. Voordien gebeurde de toeristisch-recreatieve promotie vrij versnipperd en ook op vlak van productontwikkeling ontbrak het vaak aan een duidelijke geïntegreerde regiovisie. Om richting te geven aan het toeristisch en recreatief beleid in het Brugse Ommeland werd door Westtoer vorig jaar - in opdracht van het Provinciebestuur van West-Vlaanderen - het strategisch planningsproces voor deze regio opgestart. Voorliggend strategisch beleidsplan is dan ook de uitstippeling van het beleid voor de komende 5 jaar op vlak van toerisme en recreatie, dit zowel op gebied van productontwikkeling als op gebied van promotie en marketing. Dit beleidsdocument, goedgekeurd in de Provincieraad van 30 september 2004, is het resultaat van een lang en complex proces, waarin de regio-actoren - van dichtbij of verderaf betrokken bij de toeristisch-recreatieve sector - een zeer belangrijke stem hebben gekregen. Men mag dan ook terecht stellen dat dit plan kan rekenen op een ruime draagkracht binnen de toeristischrecreatieve sector in de regio, op zich wellicht de beste waarborg om de realisatie van dit beleidsplan ook effectief te doen slagen.
Patrick Van Gheluwe Gedeputeerde o.m. bevoegd voor Toerisme Voorzitter van Westtoer apb
3
INHOUD WOORD VOORAF
3
INHOUD
5
INLEIDING
9
STAP 1: Waar naartoe met toerisme en recreatie in het Brugse Ommeland?
13
UITGANGSPUNTEN
13
MISSIE
14
LANGETERMIJNDOELSTELLINGEN
15
STAP 2: Waar staat het Brugse Ommeland en waar kan het naartoe?
17
DEEL 1: SITUATIEANALYSE
17
1 INTERNE ANALYSE
18
1.1
1.2
Situering van het Brugse Ommeland
18
1.1.1 1.1.2
18 20
Toeristisch-recreatieve beleving van het Brugse Ommeland 1.2.1 1.2.2 1.2.3 1.2.4 1.2.5 1.2.6 1.2.7 1.2.8 1.2.9 1.2.10 1.2.11 1.2.12 1.2.13 1.2.14 1.2.15 1.2.16 1.2.17 1.2.18
1.3
Algemene situering en begrenzing Landschappelijke structuur
Recreatief wandelen Recreatief fietsen Wandelruiterij Autotoeren Pleziervaart en passagiersvaart Plaatsgebonden waterrecreatie Hengelen Golf Beoefenen van andere recreatieve en sportieve activiteiten Bezoeken van musea en toeristische attracties Beleven van de sfeer in de cultuurhistorische stadjes en dorpen Ontdekken van cultuurhistorisch erfgoed in het Brugse Ommeland Beleven van evenementen Tafelen/drinken en ‘couleur locale’ Overnachten in het Brugse Ommeland Het Brugse Ommeland als MICE-bestemming Onthaal in het Brugse Ommeland Mobiliteit in het Brugse Ommeland
28 28 46 56 58 59 64 68 69 70 71 80 85 91 96 101 116 117 120
Actuele toeristische en recreatieve vraag
123
1.3.1 1.3.2
123 131
Omgevingsrecreatie en dagtoerisme Verblijfstoerisme
5
1.4
1.5
Sociaal-economische betekenis van het toerisme in het Brugse Ommeland
142
1.4.1 1.4.2
142 145
Bestedingen en omzet Werkgelegenheid
Organisatie en beleid rond toerisme en recreatie in het Brugse Ommeland
147
1.5.1 1.5.2 1.5.3
148 150 161
Organisatie Productbeleid Marketingbeleid
2 EXTERNE ANALYSE 2.1
2.2
2.3
2.4
2.5
Beleid in toerisme en recreatie extern aan het Brugse Ommeland
173
2.1.1 2.1.2 2.1.3
173 174 175
Strategisch Beleidsplan Toerisme en Recreatie aan de Kust Strategisch Beleidsplan voor het Toerisme te Brugge Beleidsplan waterrecreatie en -toerisme van de waterwegen en Kust
Ontwikkelingen in andere sectoren
176
2.2.1 2.2.2 2.2.3 2.2.4 2.2.5 2.2.6
176 187 191 194 197 197
Beleid ruimtelijke ordening Landbouw- en plattelandsbeleid Natuur- en milieubeleid Cultuurbeleid Beleid inzake mobiliteit Geïntegreerde samenwerking
Globale trends in de toeristisch-recreatieve vraag
198
2.3.1 2.3.2 2.3.3
198 202 203
Kwalitatieve trends in de toeristische en recreatieve behoeften Demografische ontwikkelingen Trends in het reserveringsgedrag en de informatiewerving
Trends in de markten
206
2.4.1 2.4.2 2.4.3
206 214 220
De Vlaamse markt De Nederlandse markt De MICE-markt (Meetings, Incentives, Conferences and Exhibitions)
Concurrentieanalyse
224
DEEL 2: DIAGNOSE
227
1 SWOT
227
1.1 1.2
227 235
Sterkten en zwakten Opportuniteiten en bedreigingen
2 PROBLEEMFORMULERING
6
173
239
STAP 3: Wat willen we bereiken in de volgende 5 jaar?
243
DEEL 1: STRATEGISCHE DOELSTELLINGEN
244
DEEL 2: STREEFDOELEN VOOR 2008
247
1 Streefdoelen voor verblijfstoerisme
247
1.1 1.2
Volume van overnachtingen Verlengen van de verblijfsduur
2 Streefdoelen voor omgevingsrecreatie en dagtoerisme 2.1 2.2
Toename van bezoekersaantallen aan attractiepunten en musea Toename van recreanten in het te ontwikkelen fietsnetwerk
STAP 4: Welke marktstrategie zal worden gehanteerd?
247 248 248 249 249
251
DEEL 1: GEWENSTE PRODUCTMARKTCOMBINATIES
251
DEEL 2: POSITIONERING
255
STAP 5: Hoe bereiken we de gestelde doelstellingen?
257
DEEL 1: ACTIEGERICHTE STRATEGIE VOOR PRODUCTONTWIKKELING
257
1 Krachtlijnen
257
2 Faseringsplan
273
3 Aanbevelingen voor ruimtelijke planning
281
3.1 3.2
3.3
Vlaams niveau Provinciaal niveau
281 281
3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.2.4
281 282 282 282
Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Opstellen provinciaal uitvoeringsplan kleinschalige plattelandsactiviteiten Opstellen provinciaal beleidskader kastelen en kasteelparken Onderzoek naar mogelijkheden kleinschalige natuurkampeerterreinen
Gemeentelijk niveau
282
DEEL 2: ACTIEGERICHTE STRATEGIE VOOR MARKETING
283
1 Krachtlijnen
283
1.1 1.2 1.3 1.4
Prijszetting Distributie van het product van het Brugse Ommeland Commerciële productontwikkeling Communicatie
2 Communicatieplan 2005-2008 2.1 2.2
Fasering Communicatie-instrumenten met prioriteiten
283 283 284 282 287 287 287
7
DEEL 3: ACTIEGERICHTE STRATEGIE BELEIDSRELEVANTE INFORMATIE
290
1 Acties voor het verzamelen van beleidsrelevante informati
290
1.1
1.2 1.3
Vlaamse niveau
290
1.1.1 1.1.2
290 291
Reeds lopende acties Aan te bevelen acties
Westtoer Diensten voor toerisme
2 Acties voor het verspreiden van beleidsrelevante informatie over de regio 2.1 2.2
Rol Westtoer Rol lokale Diensten voor Toerisme en VVV’s
292 293 294 294 294
DEEL 4: ACTIES VOOR ORGANISATIE EN FINANCIERING
294
1 Organisatie
294
1.1 1.2 1.3
Algemene regiowerking rond toerisme en recreatie Thematische regiowerking rond toerisme en recreatie Regionaal platform met andere sectoren
2 Financiering 2.1 2.2 2.3
Productontwikkeling Communicatiebudget Onderzoek en databeheer
294 295 295 295 295 296 296
SLOTBESCHOUWINGEN
297
BIJLAGE
299
8
INLEIDING Sinds 1997 opteert de provincie West-Vlaanderen voor een regionale aanpak van toerisme en recreatie. Daarbij werden van bij aanvang regio’s vooropgesteld die voldoende groot zijn, niet alleen om zich op een efficiënte manier op de markt te kunnen profileren, maar ook om een gevarieerd toeristisch-recreatief netwerk te kunnen uitbouwen. West-Vlaanderen werd opgedeeld in vier toeristisch-recreatieve regio’s: de Kust, de Westhoek, de Leiestreek (grensoverschrijdend met Oost-Vlaanderen) en het Brugse Ommeland. De kunststad Brugge wordt binnen het macroproduct ‘Kunststeden’ van Toerisme Vlaanderen als een aparte entiteit beschouwd. De regiowerking van de toeristisch-recreatieve regio Brugse Ommeland werd opgestart in de periode 19981999. De afbakening van de regio gebeurde in twee fasen en werd pas in 2002 definitief vastgelegd. Op vandaag zijn in de regiowerking van het Brugse Ommeland niet minder dan 21 gemeenten uit het noordoostelijk deel van onze provincie vertegenwoordigd. De taak van de regiowerking bestaat erin de regio toeristisch-recreatief te valoriseren en een duidelijke toeristisch-recreatieve identiteit te creëren. Sinds 2000 zijn dan ook al heel wat inspanningen geleverd om deze relatief ‘nieuwe’ regio te promoten en op de toeristisch-recreatieve kaart te zetten. Dit strategisch beleidsplan voor toerisme en recreatie in het Brugse Ommeland is - na dat van de Westhoek (1999), de Kust (2002) en de Leiestreek (2003) - het vierde beleidsplan dat voor een West-Vlaamse toeristischrecreatieve regio werd opgemaakt. Het beleidsplan wil op een kritische manier de stand van zaken inzake toerisme en recreatie in het Brugse Ommeland doorlichten en de verdere ontwikkelingsperspectieven voor de periode 2004-2008 vastleggen. Een dergelijk strategisch beleidsplan is voor een toeristische bestemming om diverse redenen belangrijk: • het integreren van diverse aspecten van het toeristisch beleid waarbij niet enkel de marketingaspecten aan bod komen, maar waarbij ook de toeristisch-recreatieve productontwikkeling en elementen van organisatie en marktonderzoek worden geïntegreerd; • het versterken van de wil tot samenwerking tussen de diverse toeristische actoren in het Brugse Ommeland (het organiseren van overleg maakt een wezenlijk deel uit van het strategisch planningsproces); • het op middellange termijn richting geven zowel aan private als publieke actoren en het verzekeren van een continuïteit in het beleid; • het aangeven van meetbare strategische objectieven waaraan de performantie van het beleid voor de toeristische bestemming kan worden getoetst; • een basis aangeven voor het opzetten van structuurbepalende toeristisch-recreatieve projecten in het Brugse Ommeland en een kader bieden voor investeringssteun van bovenlokaal niveau. Binnen de methodologie van de strategische planning worden volgende stappen onderscheiden: • Stap 1: Waar naartoe met toerisme en recreatie in het Brugse Ommeland? Een omschrijving van de principiële uitgangspunten, de missie en de langetermijndoelstellingen voor de toekomstige ontwikkeling van toerisme en recreatie in de regio. • Stap 2: Waar staat het Brugse Ommeland en waar kan het naartoe? In deze stap wordt een uitvoerige en kritische situatieanalyse gemaakt, resulterend in een synthese in sterkten/zwakten en kansen/bedreigingen en een accurate probleemformulering waarin de belangrijkste knelpunten voor de regio worden aangegeven.
9
• Stap 3: Wat willen we bereiken in de volgende 5 jaar? Nu we weten waar we staan en wat mogelijk is en wat niet, kunnen de strategische doelstellingen worden bepaald, alsook de kwantitatieve streefdoelen. • Stap 4: Welke marktstrategie zal worden gehanteerd? In deze stap - het scharnierpunt in het strategisch planningsproces - worden de prioritaire productmarktcombinaties geselecteerd en wordt ook de positionering gedefinieerd van het Brugse Ommeland tegenover de concurrenten. • Stap 5: Hoe bereiken we de gestelde doelstellingen? Na de marktstrategie kan een actiegerichte strategie worden geformuleerd voor de diverse werkvelden productontwikkeling, marketing, beleidsrelevante informatie en organisatie en financiering. • Stap 6: Uitvoering van projecten. Dit is de belangrijkste stap en het uiteindelijke doel van het hele planningsproces. • Stap 7: Opvolging en evaluatie van de uitgevoerde acties. Op regelmatige tijdstippen moet worden nagegaan in hoeverre de acties worden uitgevoerd zoals gepland en in hoeverre zij beantwoorden aan de geformuleerde doelstellingen. In dit beleidsplan worden de stappen 1 tot en met 5 doorlopen. De uitvoering van het plan is voorzien voor de periode 2004-2008. Tijdens deze periode zullen de acties en hun effecten op regelmatige tijdstippen worden gemeten en geëvalueerd zodat het planningsproces na vijf jaar op een versnelde manier kan worden hervat. Het voorliggende Strategisch Beleidsplan Toerisme en Recreatie in het Brugse Ommeland is de resultante van een complex proces. Het beleidsplan werd opgemaakt door Westtoer en begeleid door een plangroep met externe deskundigen die onder meer instond voor het oriënteren van de grote krijtlijnen van het beleidsplan (samenstelling plangroep: zie bijlage). Het planningsproces werd daarnaast ook ondersteund door vijf overlegmomenten van de toetsingsgroep die over een periode van een jaar werden georganiseerd en waar telkens een ruim forum van diverse lokale, regionale, provinciale en Vlaamse, publieke en private, actoren uit toeristische en aanverwante sectoren werd samengebracht om over de belangrijkste strategische keuzes te overleggen (samenstelling in bijlage). Deze groep fungeerde als klankbordgroep om het planningsproces te begeleiden vanuit de technische vakbekwaamheden en/of kennis van de regio of sector. Daarnaast werd ook ad hoc en voor specifieke onderwerpen of analyses overleg gepleegd met de betrokken (toeristische) actoren of met externe deskundigen. Het ontwerp strategisch beleidsplan werd na opmaak aan de volgende instanties ter goedkeuring voorgelegd: • • • • •
het Regionaal Adviescomité voor Brugge en Ommeland; de Raad van Bestuur van Westtoer; de Bestendige Deputatie van de provincie West-Vlaanderen; de 3de Commissie Toerisme en Recreatie van de Provincie West-Vlaanderen; de Provincieraad West-Vlaanderen.
Door de betrokkenheid van de diverse actoren op de verschillende niveau’s bij de opmaak van het beleidsplan en door het besluitvormingsproces op regionaal en provinciaal niveau verwerft het strategisch beleidsplan voor toerisme en recreatie in het Brugse Ommeland een grotere draagkracht en wordt de kans op effectieve realisatie sterk verhoogd.
10
Westtoer houdt eraan alle personen die een bijdrage hebben geleverd aan de opmaak van dit strategisch beleidsplan van harte te bedanken. We denken hierbij onder meer aan alle aanwezigen op de diverse overlegmomenten, de diensthoofden en medewerkers van de verschillende diensten voor toerisme of VVV’s in de regio, de medewerkers van de gebiedswerking en andere diensten van de Provincie West-Vlaanderen, de heer Frans Pauwels (Vlaamse Landmaatschappij), de heer Pauwel Bogaert (Regionaal Landschap Houtland), de heer Patrick Van Impe (marketingconsulent), mevrouw Katheleen Van Cauter en mevrouw Françoise Fossé (NIS) en ‘last but not least’ de heer Martin Vanhaverbeke, die als eerste regiomanager voor het Brugse Ommeland bijzonder waardevol pionierswerk heeft geleverd om deze regio toeristisch-recreatief op de kaart te zetten.
11
12
STAP 1 WAAR NAARTOE MET TOERISME EN RECREATIE IN HET BRUGSE OMMELAND? Bij de aanvang van een strategisch planningsproces dat vooral op de middellange termijn is gericht, is het noodzakelijk om duidelijke uitgangspunten te formuleren omtrent de ontwikkeling van toerisme en recreatie in het Brugse Ommeland en omtrent de algemene langetermijndoelstellingen die we op vlak van toerisme en recreatie in deze regio wensen te bereiken. Het strategisch beleidsplan zal deze langetermijnvisie vertalen naar een perspectief op middellange termijn.
UITGANGSPUNTEN VOOR DE ONTWIKKELING VAN TOERISME EN RECREATIE IN HET BRUGSE OMMELAND In de uitgangspunten formuleren we de basisargumenten voor de uitbouw van toerisme en recreatie in het Brugse Ommeland. Deze basisargumenten kunnen als volgt worden geformuleerd: • Een evenwichtige en verantwoorde uitbouw van toerisme en recreatie kan bijdragen tot het behoud en de valorisatie van waardevolle natuur- en landschapselementen en van belangrijk cultuurhistorisch erfgoed in het Brugse Ommeland. Op deze manier wordt dit basiskapitaal gevrijwaard voor de komende generaties en wordt duurzaam toerisme nagestreefd. • In het Brugse Ommeland is er, niettegenstaande de vele aanzetten die voor toeristische en recreatieve productontwikkeling reeds zijn gegeven, nog heel wat toeristisch-recreatief potentieel aanwezig dat beter gevaloriseerd kan worden. De wil om de toeristisch-recreatieve ontwikkeling verder uit te bouwen is er. Dit uit zich in de veelheid van projecten die reeds in ontwikkeling zijn, maar ook in een actieve regiowerking waarbij de verschillende gemeenten nauw worden betrokken. • De toeristische sector is een stuwende sector en zorgt voor een verplaatsing van koopkracht van buitenaf naar het Brugse Ommeland met omzet en werkgelegenheid als resultaat. Niet alleen via inkomend dag- en verblijfstoerisme worden bestedingen aangetrokken. Een kwalitatief aanbod aan recreatieve activiteiten in de eigen woonomgeving stimuleert ook het aanwenden van de koopkracht binnen de eigen regio.
13
• Omwille van de belangrijke bevolkingsconcentratie in de verstedelijkte rand rondom Brugge, maar ook in de kleinere stedelijke centra in de periferie, is het verder ontwikkelen van omgevingsrecreatieve elementen van groot maatschappelijk belang voor het Brugse Ommeland. De omgevingsrecreatie draagt immers in aanzienlijke mate bij tot de kwaliteit van de leefomgeving. De toeristisch-recreatieve voorzieningen in een regio zijn ook een determinerende factor voor de algemene attractiviteit en het globale imago van een regio. Deze kan op zijn manier ondersteunend zijn voor de creatie van nieuwe werkgelegenheid in andere sectoren in het Brugse Ommeland. • Het Brugse Ommeland is een vrij heterogene regio wat betreft landschapstypes en cultuurhistorische elementen. Een duidelijke afgrenzing tussen de verschillende deelgebieden is niet mogelijk. Er doet zich eerder een geleidelijke overgang voor. Toch heeft elk deelgebied zijn eigen specificiteit, kwaliteit en identiteit. Het Brugse Ommeland is dan ook te begrijpen als een marketingconcept dat de diverse deelgebieden samenbrengt en een voldoende schaalgrootte creëert om succesvol en efficiënt deze regio te vermarkten op de Vlaamse markt. • Het uitzetten van een beleidsvisie op middellange termijn voor toerisme en recreatie in het Brugse Ommeland kan de samenhang binnen de regio en de samenwerking tussen de diverse publieke en private actoren bevorderen. • De sector toerisme en recreatie vertoont duidelijke raakvlakken met heel wat andere beleidsdomeinen (cultuur, natuur, ruimtelijke ordening, monumentenzorg, landbouw, sport en andere). Het uitwerken van een beleid op middellange termijn moet dus op een geïntegreerde manier gebeuren samen met alle betrokken sectoren. Het voorliggende beleidsplan vormt op basis van de hierboven geformuleerde uitgangspunten een belangrijke en noodzakelijke stap in de verdere uitbouw van de toeristisch-recreatieve regio Brugse Ommeland. Zij leiden ons tevens naar de langetermijnvisie voor alle betrokken actoren in het Brugse Ommeland.
MISSIE ROND TOERISME EN RECREATIE IN HET BRUGSE OMMELAND Onder missie (mission statement) verstaat men de gebalde stelling die beschrijft welke plaats de regio inneemt in relatie tot de omgeving. De missie vormt het algemeen kader en geeft in enkele zinnen de koers aan die de actoren voor zichzelf uittekenen. De centrale missie voor toerisme en recreatie voor de betrokken actoren in het Brugse Ommeland kan op de volgende manier worden samengevat:
Het Brugse Ommeland ontwikkelen en vermarkten als een volwaardige en duurzame toeristische regio voor inkomend toerisme binnen het macroproduct van de Vlaamse Regio’s. Het verzekeren van de kwaliteit en de diversiteit van de bovenlokale omgevingsrecreatie beantwoordend aan de actuele behoeften van de regionale bevolking.
De kernachtige formulering van de missie kan verder worden geconcretiseerd in een globale visie, die de uitdrukking is van de ambitie die het Brugse Ommeland en alle betrokken actoren zich als toeristisch-recreatieve regio stellen op de lange termijn.
14
LANGETERMIJNDOELSTELLINGEN Volgende langetermijndoelstellingen kunnen - op basis van beleidsdocumenten, gesprekken met diverse beleidsverantwoordelijken, toeristisch-recreatieve actoren en bevoorrechte getuigen en op basis van het ruimer overleg - naar voren worden geschoven: 1. Het ontwikkelen van een coherent, kwalitatief en vlot toegankelijk toeristisch belevingsproduct, gebaseerd op het valoriseren van de specifieke kwaliteiten en potentieel van de regio (zowel qua natuur, qua landschap als qua cultuur), met respect voor de draagkracht van de streek en met respect voor de eigenheid en authenticiteit van de diverse deelgebieden; 2. Het aanbieden van een voldoende gespreid, coherent, kwalitatief en vlot toegankelijk product van omgevingsrecreatie voor de regionale bevolking; 3. Het hanteren van een duidelijk imago en een onderscheidende positionering ten opzichte van concurrerende toeristisch-recreatieve regio’s; 4. Het realiseren van een hogere economische return (omzet en tewerkstelling) door het gericht maar duurzaam stimuleren van inkomend dag- en verblijfstoerisme en (bovenlokale) omgevingsrecreatie bij geïnteresseerde doelgroepen; 5. Het opbouwen van duurzame samenwerkingsstructuren voor toeristische en recreatieve ontwikkeling, zowel tussen de toeristisch-recreatieve actoren onderling (op lokaal en bovenlokaal niveau), als tussen het toeristisch-recreatief beleid en het beleid binnen andere sectoren. De hier geschetste missie en langetermijndoelstellingen vormen samen het referentiekader voor toekomstige beslissingen inzake toerisme en recreatie in het Brugse Ommeland. Samen met de uitgangspunten, zullen ze het strategisch beleidsplan richten, zowel naar situatieanalyse toe als naar doelstellingen en prioriteitenstelling.
15
16
STAP 2 WAAR STAAT HET BRUGSE OMMELAND EN WAAR KAN HET NAARTOE? In deze stap wordt de huidige situatie op vlak van toerisme en recreatie in het Brugse Ommeland uitvoerig en kritisch geanalyseerd. Dit leidt tot een synthese in sterkten/zwakten en kansen/bedreigingen en tot een formulering van de belangrijkste uitdagingen voor het Brugse Ommeland.
DEEL 1 - SITUATIEANALYSE Bij de situatieanalyse worden zowel de aspecten geanalyseerd die te maken hebben met het Brugse Ommeland als toeristisch-recreatieve bestemming op zich (interne analyse), als de aspecten die van buitenaf invloed hebben op toerisme en recreatie in het Brugse Ommeland (externe analyse). De interne analyse omvat volgende onderdelen: • situering van het Brugse Ommeland; • beschrijving en evaluatie van het toeristisch-recreatief product van het Brugse Ommeland tegenover de uitgangspunten en de visie; • beschrijving en evaluatie van de actuele toeristische en recreatieve vraag in het Brugse Ommeland; • het aangeven van de socio-economische betekenis van toerisme en recreatie in het Brugse Ommeland; • evaluatie van het actueel toeristisch beleid (organisatie, product- en marketingbeleid). De externe analyse gaat in op: • ontwikkelingen in andere sectoren relevant voor toerisme en recreatie in het Brugse Ommeland; • algemene tendensen in de toeristisch-recreatieve vraag; • trends binnen de belangrijke doelmarkten voor het Brugse Ommeland; • de concurrentiële positie van het Brugse Ommeland.
17
1
INTERNE ANALYSE
Vooraleer in te gaan op de evaluatie van het toeristisch-recreatief product van het Brugse Ommeland, geven we een algemene situering van het Brugse Ommeland. Daarna gaan we in op de diverse activiteiten die een toerist-recreant in het Brugse Ommeland kan ondernemen en die uiteindelijk bepalend zijn voor de globale aantrekkelijkheid van het Brugse Ommeland als toeristischrecreatieve regio. Ook wordt stilgestaan bij de actuele toeristisch-recreatieve vraag van zowel dag- als verblijfstoerisme, bij de sociaal-economische betekenis van toerisme en recreatie in het Brugse Ommeland en bij het gevoerde beleid inzake toerisme en recreatie.
1.1 SITUERING VAN HET BRUGSE OMMELAND 1.1.1 ALGEMENE SITUERING EN BEGRENZING Het Brugse Ommeland situeert zich in het noorden van de provincie West-Vlaanderen en vormt samen met de Kust, de Westhoek, de Leiestreek en de kunststad Brugge, één van de vijf toeristisch-recreatieve entiteiten van de provincie (zie figuur 1). Op het niveau Vlaanderen behoort het Brugse Ommeland tot het toeristisch macroproduct Vlaamse Regio’s, het vroegere ‘Groen Vlaanderen’. Het is de enige regio in Vlaanderen die beide overige macroproducten van Toerisme Vlaanderen (Kust en Kunststeden) tot haar onmiddellijke buren mag rekenen. Aan de buitenzijde wordt het Brugse Ommeland begrensd door: • de Kust in het noordwesten (oost- en middenkust); • de Westhoek in het zuidwesten; • de Leiestreek in het zuiden; • het Meetjesland in het oosten (provincie Oost-Vlaanderen); • Zeeuws-Vlaanderen in het noordoosten (provincie Zeeland, Nederland).
Figuur 1 Situering van de toeristisch-recreatieve regio Brugse Ommeland in Vlaanderen Nederland
Zeeuws-Vlaand ere
n
Antwerpen
Brugge
st
De
Ku
Brugse Ommeland
Meetjesland Gent
Frankrijk
Hasselt
Westhoek Leuven
Leiestreek
Brussel
Het grondgebied van het Brugse Ommeland bestrijkt in totaal 22 gemeenten. Van 16 gemeenten behoort het grondgebied volledig tot het Brugse Ommeland (Gistel, Oudenburg, Jabbeke, Zuienkerke, Damme, Beernem, Oostkamp, Zedelgem, Ichtegem, Torhout, Lichtervelde, Wingene, Ruiselede, Tielt, Pittem en Ardooie). In het kader van dit beleidsplan worden deze 16 gemeenten makkelijkheidshalve soms ook ‘BOL16’ genoemd.
18
Daarnaast behoren ook de deelgemeenten van Brugge, alsook het hinterland van de vijf aangrenzende kustgemeenten (Knokke-Heist, Blankenberge, De Haan, Bredene en Oostende) tot de regio1. Het volledige grondgebied van het Brugse Ommeland wordt in dit kader makkelijkheidshalve soms ook ‘Groot-BOL’ genoemd. Op Zuienkerke na participeren alle gemeenten in de regiowerking van het Brugse Ommeland en dragen ze ook bij in de promotiepool2 (zie verder). Wat betreft Brugge en de kustgemeenten kan de begrenzing als volgt worden geconcretiseerd (zie figuur 2): • De Brugse binnenstad, de wijk Christus-Koning en het Kanaaleiland (met uitzondering van de jachthaven) maken geen deel uit van het Brugse Ommeland, net zo min als Zeebrugge-Dorp en de achterhaven3. • Het agrarische gebied en de ertoe behorende poldergemeenten van Knokke-Heist, Blankenberge, De Haan, Bredene en Oostende maken wél deel uit van het Brugse Ommeland, evenals de deelgemeenten en het agrarisch gebied van Brugge (Sint-Pieters, Sint-Andries, Sint-Michiels, Assebroek, Sint-Kruis, Koolkerke, Dudzele, Lissewege en Zwankendamme). Bij de begrenzing van het studiegebied wordt als principe de beleving van de toerist of recreant centraal gesteld. Het hinterland van de kustgemeenten wordt bijvoorbeeld slechts meegerekend voor zover het in de beleving van de recreant landschappelijk of cultuurhistorisch aansluit bij de aanliggende gemeenten van het Brugse Ommeland. Dit is onder meer het geval voor de polderdorpen Stene, Bredene-Dorp, Klemskerke, Vlissegem, Uitkerke, Ramskapelle en Westkapelle. De sterk verstedelijkte kuststrook en de duin- en groengebieden die er tussenliggend deel van uitmaken, behoren voor de recreant dan weer duidelijk tot het macroproduct Kust. Hetzelfde geldt voor het onderscheid tussen de Brugse binnenstad als kunststad en de deelgemeenten. Een toerist in Lissewege of Assebroek heeft immers niet het gevoel op bezoek te zijn in de Kunststad Brugge. Uiteraard wordt bij de formulering van dit strategisch beleidsplan ten allen tijde rekening gehouden met de nauwe verwevenheid van het Brugse Ommeland met de stedelijke gebieden Brugge en Kust, alsook met de verhouding tot de omliggende regio’s Westhoek, Leiestreek, Meetjesland en Zeeuws-Vlaanderen. Zonder de aangrenzende kustgemeenten en zonder de Brugse binnenstad en de wijk Christus-Koning, telde het Brugse Ommeland op 1 januari 2003 286 552 inwoners. De binnenstad van Brugge en de wijk Christus-Koning telden samen 24 841 bewoners, de aangrenzende kustgemeenten (inclusief Zeebrugge) 149 765 bewoners. Het Brugse Ommeland is derhalve het onmiddellijk recreatief verzorgingsgebied voor een lokale bevolking van ruim 461 000 bewoners4. Met uitzondering van de verstedelijkte omgeving van Brugge en de sterk verstedelijkte smalle kuststrook (die niet tot de regio behoort), is het merendeel van het Brugse Ommeland een vrij landelijk gebied, doorspekt met kleine stedelijke kernen. De gemiddelde bevolkingsdichtheid bedraagt er 238 inwoners per km2. Wanneer het verstedelijkte Brugge en de kustgemeenten worden meegeteld, komt de gemiddelde bevolkingsdichtheid op 405 inwoners per km2. De gemiddelde bevolkingsdichtheid voor de provincie West-Vlaanderen en voor het Vlaamse Gewest bedraagt respectievelijk 361 en 443 inwoners per km2. De Westhoek, waar de gemiddelde bevolkingsdichtheid (zonder de aangrenzende kustgemeenten) slechts 159 inwoners per km2 bedraagt, heeft duidelijk een nóg meer uitgesproken landelijk karakter dan het Brugse Ommeland.
1
2 3
4
Het feit dat de begrenzing van het Brugse Ommeland niet altijd de gemeentegrenzen volgt, leidt in sommige gevallen tot onvolledige statistische data. Zo stelt het Nationaal Instituut voor de Statistiek (NIS) bijvoorbeeld nooit overnachtingscijfers ter beschikking op het niveau van de deelgemeente (bijv. Brugge, zonder de binnenstad). De gemeente Zuienkerke komt in de regiopocket Brugse Ommeland en in de logiesbrochure dan ook niet aan bod. Voor Kunststad Brugge werd een strategisch beleidsplan voor toerisme opgemaakt door WES Onderzoek & Advies. Zeebrugge maakt deel uit van het macroproduct Kust, waarvoor in 2002 door Westtoer een strategisch beleidsplan voor toerisme werd opgesteld. Ook voor de haven Brugge-Zeebrugge werd in 2002 door WES, Groep Planning en CIBE een strategisch plan afgewerkt. Bron: NIS 2003 en website Stad Brugge.
19
Figuur 2 Begrenzing van het studiegebied met aanduiding van de gemeenten
Zeebrugge Knokke-Heist Blankenberge
De Haan Bredene
Damme
Zuienkerke
Brugge Oostende
Oudenburg
Jabbeke
Gistel
Beernem
Zedelgem Oostkamp Ichtegem
Torhout Wingene Ruiselede
Lichtervelde Tielt Pittem Ardooie
Brugge (inclusief de deelgemeenten en Zeebrugge) is met bijna 117 000 inwoners de belangrijkste stedelijke kern van de regio. Andere belangrijke bevolkingskernen zijn Zedelgem en Oostkamp (met elk meer dan 21 000 inwoners), Tielt (met meer dan 19 000 inwoners) en Torhout (meer dan 18 000 inwoners). De gemeente met het kleinste bevolkingsaantal is Zuienkerke (nauwelijks 2 800 inwoners). Van de 5 aangrenzende gemeenten aan de Oost- en Middenkust zijn Oostende (met ruim 68 000 inwoners) en Knokke-Heist (met ruim 33 500 inwoners) de grootste kernen.
1.1.2 LANDSCHAPPELIJKE STRUCTUUR Afwisselende landschappen met zowel natuur- als cultuurelementen oefenen een belangrijke aantrekkingskracht uit op de recreant of toerist die een regio gaat bezoeken. Om die reden is het belangrijk een overzicht te
20
geven van de algemene opbouw van het landschap. In een eerste paragraaf worden de verschillende landschapstypes van het Brugse Ommeland besproken, daarna wordt dieper ingegaan op de diverse structuurbepalende elementen van de regio.
1.1.2.1 LANDSCHAPSTYPES Algemeen kan het Brugse Ommeland gekarakteriseerd worden als een landelijk, ruraal open-ruimtegebied dat rust uitstraalt en waar landbouw een belangrijke plaats inneemt. Brugge met haar verstedelijkte agglomeratie fungeert er als centrumstad. Rondom Brugge ligt een gordel van gemeenten met een vrij landelijk karakter. In het Brugse Ommeland kunnen twee duidelijk verschillende landschapstypes worden onderscheiden: de kustpolders in het noorden en de zand- en zandleemstreek in het zuiden. De scheidingslijn tussen beide landschapstypes loopt ruwweg langs het traject van de Romeinse heirweg Oudenburg-Aardenburg (van Gistel en Oudenburg in het zuidwesten over Jabbeke en Brugge naar Vivenkapelle en Moerkerke in het noordoosten). Omdat deze geografische tweedeling niet aan gemeentegrenzen is gebonden, behoren delen van de gemeenten Jabbeke, Brugge en Damme zowel tot de polders als tot de zandstreek. Binnen elk landschapstype kunnen kleinere deelgebieden worden onderscheiden met eigen typische landschappen. Figuur 3 toont beide landschapstypes en hun onderscheiden deelgebieden.
Kustpolders Het poldergebied van het Brugse Ommeland maakt deel uit van een groter geheel vanaf Calais tot aan de Waddeneilanden. Het is een vlak gebied met dijken en duinen als enige reliëfelementen. Typisch voor de kustpolders is het overwegend open landschap met weidse vergezichten, verspreide hoeven en kleine, pittoreske dorpskernen. Verticale elementen hebben er een grote visuele invloed (hoogbouw van de kustzone, haveninfrastructuur, elektriciteitsmasten). De polders zijn een uitgesproken landbouwgebied met vruchtbare kleibodems en grote percelen. Lineaire begroeiing ontbreekt of is weinig dicht. De wegen kronkelen en er zijn talrijke sloten. De natuurwaarden van het gebied zijn vooral te vinden in de talrijke graslandcomplexen. Omdat het poldergebied beneden het hoogwaterpeil van de zee ligt, vormt het beheersen van de waterstand er een permanente uitdaging. Het gebied wordt dan ook kunstmatig droog gehouden. Om de complexe waterhuishouding in goede banen te leiden, is een netwerk van stuwen, sluizen en pompgemalen ontwikkeld. Het overtollige water wordt naar zee afgevoerd door bij laag tij de uitwateringssluizen te openen. In het poldergebied van het Brugse Ommeland kunnen landschappelijk drie deelgebieden worden onderscheiden (zie figuur 3): • De Oudlandpolders tussen Bredene en Blankenberge Dit is het centrale poldergebied van het Brugse Ommeland. Samen met de polders rond Veurne-Lampernisse is het oudst ingedijkte gebied van West-Europa. Vanaf de 10de eeuw werden in het kustgebied dijken gebouwd om zich tegen overstromingen te beschermen. Deze dijken werden doorgaans dwars op de kustlijn aangelegd om het water dat via geulen het land binnenstroomde, tegen te houden. De dijk van de Zidelinge tussen Bredene, Plassendale en Oudenburg en de dijk van de Gentele tussen Blankenberge, Zuienkerke en Brugge dateren uit die tijd. Toen de kuststreek in de 11de eeuw door een reeks stormvloeden werd geteisterd, bleef het ingepolderde gebied tussen de Zidelinge en de Gentele van overstromingen gevrijwaard. Historisch gezien is het enkel het gebied tussen deze beide dijken dat met de term Oudlandpolders wordt benoemd. Toeristisch-recreatief kunnen we de Oudlandpolders iets ruimer omschrijven als het gebied dat gelegen is tussen het Boudewijnkanaal (Brugge-Zeebrugge) en de spoorlijn Brugge-Oostende. Ook het poldergebied Zwaanhoek nabij Oudenburg behoort tot de Oudlandpolders. Kenmerkend voor de Oudlandpolders zijn de pittoreske polderdorpen als Meetkerke, Houtave en Nieuwmunster.
21
Figuur 3 De landschapstypes van het Brugse Ommeland en hun deelgebieden
s Zwin
Ou
ers e d l po tend . t s s Hi n Oo va
treek
rs lde o p nd dla
K
t us
po
er ld
Za
n
s
re t s d ut l Ho
Z
ek
and
d an
le
tre ems
ek
an Tie eau v t a l P
lt
Het oppervlak van de Oudlandpolders is lichtjes oneffen. Op de zandige kreekruggen zijn de meeste (historische) hoeven gebouwd en bevinden zich de akkerlanden. De kleiige komgronden met hun veenachtige ondergrond worden als weiland gebruikt. Kleigrond en veengrond werden in het verleden ook regelmatig ontgonnen. Vandaar dat op een aantal plaatsen de invloed van turf- en kleistekingen zichtbaar is. Grote delen van de Oudlandpolders behoren tot de oudste, quasi intacte, traditionele cultuurlandschappen van Vlaanderen. De sluipende verschraling van deze relatief gave landschappen is echter reëel. De poldergraslanden zijn met hun stelsel van kanaaltjes, sloten, greppels en poelen ook een belangrijke broed- en overwinteringsplaats voor vogels. Het weidencomplex van de Uitkerkse Polder ten zuiden van Blankenberge bijvoorbeeld behoort tot de meest vogelrijke gebieden van Vlaanderen. De gehele omgeving er rond werd trouwens als een bijzondere beschermingszone voor de Europese vogelstand afgebakend (Vogelrichtlijngebied).
22
• De Zwinstreek Dit is het poldergebied ten noordoosten van Brugge. Het gebied bestaat uit Middel- en Nieuwlandpolders. De Middellandpolders werden ingepolderd na de overstromingen van de Duinkerke-III-transgressie in de 11de en 12de eeuw. In de overstromingsgebieden werden toen dijken aangelegd om aan landwinning te doen. Naar het Zwin toe kwam bijvoorbeeld een ringdijk tot stand, van Blankenberge over Heist naar Westkapelle, Hoeke en zo terug naar Oostkerke en Damme. De Nieuwlandpolders zijn op zee gewonnen land, in tegenstelling tot de Oud- en Middellandpolders, waar het landwinning betrof in overstromingsgebieden. Het proces van landwinning op zee is blijven doorgaan tot in de 19de eeuw en eindigde pas in 1872 met de aanleg van de Internationale Dijk die nu de zuidgrens van het Zwinreservaat vormt. Toeristisch-recreatief wordt de Zwinstreek begrensd door het Boudewijnkanaal in het westen en de Romeinse heirweg tussen Brugge en Aardenburg in het zuiden. Het gebied loopt ook door in Zeeuws-Vlaanderen. De Zwinstreek is één van de meest waardevolle cultuurlandschappen van Vlaanderen en neemt binnen het poldergebied van het Brugse Ommeland een aparte plaats in. Eeuwenlang heeft de streek de bewegingen gevolgd van de geschiedenis van Brugge en Vlaanderen. Welvaart kwam er in de voormalige Brugse voorhavens aan de Zwingeul: Damme, Hoeke, het intussen verdwenen Monnikerede, Mude (nu Sint-Anna-terMuiden) en Lamminsvliet (thans Sluis). Ook van de daaropvolgende woelige periodes draagt de Zwinstreek nog de sporen: de kreken van Lapscheure als overblijfsel van het doorsteken van dijken tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648), forten en gebastioneerde vestingen (bijv. Damme) uit dezelfde tijd en uit de periode van de Spaanse Successieoorlog (1703-1713), het kanaal Brugge-Damme uit de tijd van Napoleon (1810) enz. Deze rijke geschiedenis maakt de streek in meerdere opzichten tot een uniek gebied. Kenmerkend zijn de gave landschappen, prachtige dorpsgezichten, kronkelende dijken, merkwaardige historische gebouwen en een opmerkelijke fauna en flora. Het Zwin en het historische stadje Damme zijn de grootste publiekstrekkers van het gebied. • De Historische Polders van Oostende Dit is het poldergebied tussen Snaaskerke, Leffinge en Stene. Het zijn Nieuwlandpolders die totstandgekomen zijn in 1584 tijdens de Vrijheidsoorlog tussen de Noordelijke Nederlanden en Spanje, toen de duinen ten oosten van Oostende om strategische redenen werden doorgestoken. Het binnenkomende water zette heel het omgevende polderland onder water. Door de getijdenwerking werd de doorsteek door de duinen diep en breed uitgeschuurd. Het reusachtige slikke- en schorregebied in het achterland werd ingepolderd en de diepst uitgeschuurde delen van de polder bleven tot op vandaag als kreken bewaard (Zoute Kreek, Gouweloze Kreek, Grote Keignaert, Kleine Keignaert). Het poldergebied in de omgeving van Gistel (Moere-Blote, Moere-Nieuwland, Bourgognepolder) behoort niet tot de Historische Polders, maar is een overgangsgebied van Middellandpolder naar de zandgronden en de laaggelegen delen van de zandstreek5.
Zand- en zandleemstreek Het zuiden van het Brugse Ommeland - meer bepaald het gebied ten zuiden van de lijn Ichtegem-Jabbeke-SintAndries-Assebroek-Sijsele - behoort landschappelijk gezien tot zandig Binnen-Vlaanderen. Zowel landschappelijk als toeristisch-recreatief kunnen twee deelgebieden worden onderscheiden (zie figuur 3): • Het Houtland Het gebied ten zuiden van Brugge en ten noorden van de lijn Lichtervelde-Wingene-Ruiselede wordt het Houtland genoemd, met Torhout als stedelijk centrum. Het is het hart van het historische graafschap Vlaanderen. De oorspronkelijke zandgronden werden in de Middeleeuwen gebruikt voor primitieve landbouw, maar toen de voedingskracht van de bodem uitgeput raakte, zijn deze gronden verworden tot uitgestrekte heidevelden die voor de landbouw niet meer rendeerden. Het gebied van het historische
5
Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan West-Vlaanderen, definitief vastgesteld door Provincieraad van West-Vlaanderen op 12 juni 2001.
23
Bulskampveld (ca. 7 500 ha) dat loopt van Vloethemveld en Merkemveld over Rooiveld en Kampveld naar het huidige Bulskampveld en Sint-Pietersveld, was van de 16de tot de 18de eeuw het grootste heidegebied van Vlaanderen. Deze veldgebieden waren wastines of onvruchtbare, ontoegankelijke ‘woeste gronden’. Onder Oostenrijks bewind werden de heidegebieden gecultiveerd en opgewaardeerd tot akkerland of bosgebied. Het zijn precies die bossen die in de 18de en 19de eeuw door de rijke Brugse adel ideaal bevonden werden om er een kasteel of buitenverblijf op te trekken. Het Houtland laat zich karakteriseren als een landelijk landbouwgebied met hoofdzakelijk verspreide bewoning en kleine kernen, maar ook als de meest bosrijke streek van West-Vlaanderen. Landschappelijk gezien is het een heel aantrekkelijk gebied, met tal van groendomeinen en kasteelparken, maar ook met meanderende beekvalleien6 (bijv. Rivierbeek en Hertsbergebeek) en meersen. Er zijn ook heiderelicten terug te vinden die herinneren aan de schrale heidevelden uit de Middeleeuwen. Ook de dreven van de typische veldgebieden (Maleveld, Ryckevelde, Beverhoutsveld, Bulskampveld) herinneren aan deze oude heidegebieden. De dreven zorgen voor grote vierkante blokken van akkers en weiden. Dit dambordpatroon is het gevolg van een systematische wijze van ontginnen. Tot halfweg de 19de eeuw kwamen in dit gebied ook veldvijvers voor. Ze kwamen tot stand door het afdammen van beken en ze dienden voor het kweken van zoetwatervissen. • Het Plateau van Tielt Het Plateau van Tielt vormt het meest zuidelijke deel van het Brugse Ommeland en ligt centraal tussen Brugge, Gent, Roeselare en Kortrijk. Het is een zachtgolvend open landschap met een landelijk karakter waar landbouwgroen domineert. De historisch zeer sterke landbouwactiviteit van de regio is te danken aan de vruchtbare zandleemgronden. De ruimere omgeving van Tielt (Ardooie, Wingene, Pittem, Meulebeke) is bekend voor haar groenteteelt, maar ook voor haar intensieve varkensteelt. De regio wordt gekenmerkt door enkele verstedelijkte kernen en een hoge dichtheid van verspreide bebouwing. Bossen, groendomeinen of natuurgebieden ontbreken hier quasi volledig. Landschappelijk zijn vooral de omgeving van de Poelberg en de Poekebeek nabij Tielt aantrekkelijk. Typerend voor de ruimere omgeving van Tielt zijn de karakteristieke windmolens, die in het golvende landschap op de getuigenheuvels werden geplaatst. De molens dienden hoofdzakelijk om graan en veevoeder te malen. Toeristisch-recreatief wordt de streek het Tieltse Molenland7 genoemd.
1.1.2.2 STRUCTUURBEPALENDE ELEMENTEN VOOR TOERISME EN RECREATIE
Versnippering
Alvorens in te gaan op de belangrijkste componenten van de recreatieve structuur in het Brugse Ommeland, is het noodzakelijk te wijzen op één van de belangrijkste kenmerken van de regio, met name de grote versnippering van het gebied door de aanwezige verkeersinfrastructuur. Het uitgebreide netwerk van spoorwegen, autosnelwegen en gewestwegen (soms gepaard gaand met storende lintbebouwing) heeft vaak barrièrewerking tot gevolg (bijv. onveilige oversteekplaatsen), wat de toeristisch-recreatieve belevingswaarde van de regio in negatieve zin beïnvloedt. Ook de diep landinwaarts gebouwde achterhaven van Zeebrugge en de ermee verbonden industriële activiteit tussen het Boudewijnkanaal en het Leopold/Schipdonkkanaal, fungeert als een duidelijke barrière en bemoeilijkt de recreatieve verbindingen tussen de Oudlandpolders en de Zwinstreek.
6
7
In het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan West-Vlaanderen werden deze meanderende beken als structuurbepalende rivier- en beekvalleien geselecteerd. Dergelijke vrij meanderende beken zijn in West-Vlaanderen een zeldzaamheid. Ze worden gekenmerkt door kleine landschapselementen (bomenrijen, veedrinkpoelen), natte omliggende graslanden en beekbegeleidende bossen. Het Molenland is een toeristisch-recreatief samenwerkingsverband tussen 9 West-Vlaamse gemeenten, 5 in het Brugse Ommeland (Tielt, Pittem, Ardooie, Wingene en Ruiselede) en 4 in de Leiestreek (Dentergem, Meulebeke, Wielsbeke en Oostrozebeke).
24
De versnippering van het gebied is er trouwens niet alleen omwille van verkeerstechnische barrières, maar soms ook omwille van een gebrekkige interne ontsluiting die omwegen noodzakelijk maakt. Een voorbeeld hiervan is de moeilijke toegankelijkheid van de landschappelijk interessante riviergebieden van de Rivier- en Hertsbergebeek. Ook het netwerk van kanalen - met vaak slechts een beperkt aantal oversteekplaatsen - werkt de versnippering in de hand. In tegenstelling tot auto- en spoorwegen vervullen de kanalen echter wél een belangrijke functie voor het trage toeristisch-recreatieve verkeer. Ze spelen dan ook een belangrijke rol in de recreatieve structuur van de regio. Figuur 4 geeft een schematisch overzicht van de belangrijkste bepalende elementen in de recreatieve structuur van het Brugse Ommeland. Volgende structuurbepalende elementen kunnen worden onderscheiden: • centrumstad Brugge met Brugse Vesten; • verstedelijkte smalle kuststrook met Kustfietsroute; • uitgebreide kanaleninfrastructuur; • meerdere recreatieve groene assen; • gespreid aanbod van groen- en natuurgebieden; • merkwaardige landschappen; • 5 cultuurhistorische stadjes.
Centrumstad Brugge In een eerder landelijke regio als het Brugse Ommeland vormt de verstedelijkte agglomeratie van Brugge een belangrijk structuurbepalend element. Ook recreatief fungeert Brugge als de centrale spil van de regio. De compacte binnenstad kan als een duidelijk te onderscheiden aparte entiteit geïdentificeerd worden, omdat ze bijna volledig door een grachtengordel wordt omringd. Deze grachtengordel (de zogenaamde Brugse Vesten) heeft een belangrijke recreatieve functie als fiets- en wandelpad. Op meerdere plaatsen zijn er van op de Brugse Vesten recreatieve en fietsveilige verbindingen voorzien met het Brugse Ommeland.
Kuststrook Ook de smalle verstedelijkte kuststrook is voor het Brugse Ommeland een belangrijk element in de recreatieve structuur, ook al behoort ze niet tot de regio. De Kustfietsroute die tussen alle badplaatsen in een veilige doorgaande fietsverbinding voorziet, wordt tegen de zomer van 2004 volledig bewegwijzerd en tot eind 2006 ook nog verder geoptimaliseerd. Veilige en attractieve fietsverbindingen met het hinterland van de Kust kunnen worden gegarandeerd door de in ontwikkeling zijnde fietsnetwerken van de Westhoek en het Brugse Ommeland (zie verder) op de Kustfietsroute te laten aansluiten.
Kanaleninfrastructuur Het uitgebreide netwerk van kanalen is eveneens een belangrijk structurerend element in het recreatieve gegeven van het Brugse Ommeland. De autoluwe jaagpaden zijn bij recreanten vaak erg geliefde fiets- of wandelassen. Een vijftal belangrijke kanalen kunnen worden onderscheiden8: • Kanaal Gent-Oostende Belangrijke waterverbinding tussen de zeehaven van Oostende en het binnenland. Vrij drukke beroepsvaart. Het kanaal biedt veel recreatieve mogelijkheden en aantrekkelijke fiets- en wandellandschappen.
8
Bron: Toeristische Vaargids voor West- en Oost-Vlaanderen, Vlaams- en Waals-Brabant, Brussel, Henegouwen en NordPas-de-Calais, West-Vlaamse Vereniging voor de Vrije Tijd v.z.w., 2000.
25
Figuur 4 Structuurbepalende elementen in de recreatieve structuur van het Brugse Ommeland
te ou tsr
Ka na al
al
Br ug
ie stf Ku
3
na wijnka Boude
1
2
is lu -S ge
4
ute Abdijenro
ort
ende
Oudenburg Ka na
al
n Ge
la aal P Kan
po uw Nie aled n e ss
t-O
Gistel
eth Vlo
Gr oe
ldk a na al
Damme
Brugge Kanaal Gent-Oost
Le op o
ne 62
em
v el
dza
te
os ten de
5
Torhout
Grens Brugse Ommeland Kanalen Kustfietsroute Recreatieve groenassen Cultuurhistorische stadjes Groen- en natuurgebieden Merkwaardige landschappen
26
1
Uitkerkse Polder
2
Meetkerkse Moere
3
Zwinstreek
4
Historische Polders van Oostende
5
Bulskampveld / veldgebieden
Tielt
• Kanaal Brugge-Sluis (Damse Vaart) Aantrekkelijk met populieren omzoomd kanaal waarvan vooral het jaagpad op de westelijke kanaaloever op een intensieve manier voor fiets- en wandelrecreatie wordt gebruikt. • Kanaal Plassendale-Nieuwpoort Mooi en landelijk kanaal met zicht op het open en vlakke polderlandschap. Weinig beroepsvaart. Loopt slechts over een beperkt traject in het Brugse Ommeland (Oudenburg en Gistel). • Leopold/Schipdonk(dubbel)kanaal Het Schipdonkkanaal (in de volksmond Stinker genoemd) is een afleidingskanaal van de (vroeger sterk vervuilde) Leie. Het Leopoldkanaal (Blinker) verzekert de afwatering van de Oost-Vlaamse polders. • Boudewijnkanaal (kanaal Brugge-Zeebrugge) Rechtlijnig zeekanaal dat de zeehaven van Zeebrugge verbindt met de haven van Brugge en het kanaal Oostende-Brugge-Gent. Met uitzondering van de omgeving van Lissewege, worden de oevers ingenomen door industriële en havenactiviteiten. Groene assen
Het Brugse Ommeland beschikt over meerdere groene assen die als wandel- en fietsveilige verbindingen zijn aangelegd en aldus een belangrijke functie vervullen in de recreatieve structuur van de regio. Het gaat om de oude spoorwegbeddingen tussen Steenbrugge en Donk in Oost-Vlaanderen (Abdijenroute), tussen Oostende en Torhout (de Groene 62) en tussen Vloethemveld en Merkemveld in Zedelgem (Vloethemveldzate). Ook de talrijke dijken in het poldergebied vervullen een belangrijke recreatieve functie, onder meer de Graaf Jansdijk in Knokke-Heist en de Blankenbergse Dijk tussen Brugge en Blankenberge. Groen- en natuurgebieden
Met 4 280 ha bos is het Brugse Ommeland de meest bosrijke regio van de provincie, goed voor 59% van het West-Vlaamse bosareaal. De bosindex van de regio een indicatie van de oppervlakte aan bossen in verhouding tot de totale oppervlakte van een streek bedraagt 4,4% (tabel 1). Daarmee scoort het Brugse Ommeland beter dan de omliggende West-Vlaamse toeristisch-recreatieve regio’s, iets minder goed dan het Meetjesland in Oost-Vlaanderen, maar nog steeds beduidend minder goed dan het gemiddelde voor Vlaanderen, dat op zich al één van de meest bosarme streken van Europa is.
Tabel 1 Bosindex voor het Brugse Ommeland, de omliggende regio’s, de Vlaamse provincies en het Vlaamse Gewest (gebaseerd op de laatste boskartering van 1999) Gebied Brugse Ommeland Westhoek Leiestreek Meetjesland West-Vlaanderen Oost-Vlaanderen Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Vlaamse Gewest
Bosindex (in %) 4,3 1,5 1,6 4,9 2,3 5,6 16,2 20,6 12,0 10,8
Bron: AMINAL, Bos en Groen
Het bosareaal van het Brugse Ommeland is vergeleken met dat in de andere Vlaamse provincies relatief beperkt. Net daarom heeft het voor de lokale bevolking een belangrijke recreatieve functie.
27
Het merendeel van de bos- en parkcomplexen in het Brugse Ommeland situeert zich ten zuiden van Brugge en ten noorden van Torhout en Wingene (Houtland). Globaal gezien gaat het om een vrij versnipperd geheel van bossen. De grotere aaneengesloten boscomplexen zijn het Bulskampveld en zijn ruimere omgeving, het Wijnendalebos nabij Torhout en het Vloethemveld nabij Zedelgem. Rondom Brugge situeert zich een interessante gordel van groendomeinen, natuurgebieden of parken (Beisbroek/Tudor, Tillegembos, Assebroekse Meersen, Ryckevelde/Male, Fort van Beieren, Sint-Pietersplas en Blauwe Torre). In de Polders en de Zwinstreek zijn nauwelijks bossen aanwezig, evenmin als in de ruime omgeving van Tielt. Het poldergebied beschikt wel over enkele uiterst waardevolle natuurgebieden (Uitkerkse Polder, Meetkerkse Moere, krekengebied van Oostende, het poldergebied rondom Damme, het krekengebied van Lapscheure).
Merkwaardige landschappen In het Brugse Ommeland kunnen ook enkele waardevolle landschappen worden onderscheiden, zowel in het noorden als in het zuiden van de regio. Het gaat onder meer om de Uitkerkse Polders en de Meetkerkse Moere (tussen Blankenberge en Meetkerke), de Zwinstreek tussen Damme en Knokke-Heist (zie hoger), de historische polders van Oostende (zie hoger) en de veldlandschappen die vroeger het historische Bulskampveld uitmaakten (de ruime omgeving vanaf het Vloethemveld tot het Sint-Pietersveld).
Cultuurhistorische stadjes Tenslotte is ook de aanwezigheid van een vijftal interessante cultuurhistorische stadjes een niet onbelangrijk element in de recreatieve structuur van het Brugse Ommeland. Het gaat om Damme, Gistel, Oudenburg, Torhout en Tielt.
1.2 TOERISTISCH-RECREATIEVE BELEVING VAN HET BRUGSE OMMELAND Bij de analyse wordt de nadruk gelegd op de aanbodelementen met een bovenlokale uitstraling, met andere woorden op die voorzieningen die een regionale aantrekkingskracht (kunnen) uitoefenen. Dit neemt niet weg dat er in het Brugse Ommeland ook heel wat kleine en waardevolle initiatieven voorkomen die van lokaal belang zijn. We maken een evaluatie van de toeristisch-recreatieve beleving van het Brugse Ommeland op basis van de componenten van deze beleving. Het is echter vanzelfsprekend dat de diverse belevingsaspecten niet los van elkaar gezien kunnen worden en dat ze samen de aantrekkelijkheid van het toeristisch-recreatief product van het Brugse Ommeland uitmaken.
1.2.1 RECREATIEF WANDELEN Wandelen is een algemene vorm van vrijetijdsbesteding die door een zeer ruim publiek wordt beoefend, ook in het Brugse Ommeland9. Binnen het recreatief wandelen kan een onderscheid gemaakt worden tussen: • wandelrecreatie in wandeldomeinen, kasteelparken en openbare bossen; • wandelrecreatie in het landelijk gebied; • wandelrecreatie in natuurgebieden.
9
Illustratief hierbij is het feit dat de grootste wandelvereniging van Vlaanderen in het Brugse Ommeland is gevestigd. Het betreft de WSV De moedige wandelaars Beernem die zowat 1 200 actieve leden telt.
28
1.2.1.1 WANDELRECREATIE IN WANDELDOMEINEN, OPENBARE BOSSEN EN KASTEELPARKEN Het Brugse Ommeland beschikt - zeker in vergelijking met de andere West-Vlaamse regio’s - over een aanzienlijk bosareaal (vooral in het zuiden) dat zich uitstekend leent voor wandelrecreatie. In dit onderdeel wordt achtereenvolgens ingegaan op wandelen en recreëren: • in specifiek daartoe ingerichte openbare wandeldomeinen; • in andere voor wandelrecreatie toegankelijke openbare bossen; • in kasteelparken. Daarna wordt ook stilgestaan bij de lopende en geplande bosuitbreidingsprojecten in de regio met potentieel voor recreatie.
Wandelrecreatie in wandeldomeinen Het Brugse Ommeland telt een negental openbare bos- en groendomeinen die specifiek ingericht zijn voor intensieve wandelrecreatie. Het gaat daarbij zowel om provincie- als om stedelijke domeinen. Tabel 2 geeft een beknopt overzicht.
Tabel 2 Wandeldomeinen in het Brugse Ommeland, 2004 Wandeldomeinen Noorden Provinciedomein ’t Fort van Beieren
Zuiden Provinciedomein Lippensgoed-Bulskampveld Domein Ryckevelde Provinciedomein Tillegembos Groenhovebos Stedelijk Domein Beisbroek Provinciedomein d’Aertrycke Stedelijk Domein Tudor Provinciedomein ’t Veld
Gemeente(n)
Oppervlakte (in ha)
Brugge
26
Beernem/Oostkamp Brugge/Damme Brugge Torhout Brugge Torhout Brugge Ardooie
226 131 115 100 98 45 40 44
Bron: Wandelgidsen West-Vlaamse provinciedomeinen, VLM, Aminal Bos en Groen
Het Houtland telt een zevental grote wandeldomeinen, de Zwinstreek en het Plateau van Tielt tellen er elk één. Opvallend is de grote concentratie van wandeldomeinen in de Brugse rand (Tillegembos, Fort van Beieren, Ryckevelde, Beisbroek en Tudor). Van de dertien West-Vlaamse provinciedomeinen bevinden er zich niet minder dan zes in het Brugse Ommeland10. Samen zijn ze goed voor een oppervlakte van 560 ha (tabel 3). De recreatieve mogelijkheden beperken zich in hoofdzaak tot wandelen (en in mindere mate ook tot wandelruiterij, hengelen of fietsen). Alle provinciedomeinen zijn vrij toegankelijk. Telkens is ook een wandelgids beschikbaar, die beknopt ingaat op de geschiedenis, de geologie, de fauna en flora en de recreatieve mogelijkheden van het provinciedomein in kwestie. De recreatieve voorzieningen in de diverse wandeldomeinen verschillen van domein tot domein. Elk domein heeft zijn eigenheid, maar algemeen kan worden gesteld dat ieder domein in meer of mindere mate specifiek werd ingericht met het oog op wandelrecreatie.
10 Naast de vijf provinciedomeinen die in tabel 2 werden vermeld, betreft het ook het provinciedomein Damse Vaart (Brugge/Damme, 104 ha), dat we binnen deze context eerder als een groene recreatieve as beschouwen (zie verder), dan als wandeldomein strictu sensu.
29
Tabel 3 Aantal provinciedomeinen in het Brugse Ommeland en de omliggende regio’s, 2004 Regio Brugse Ommeland Westhoek Leiestreek Meetjesland
Aantal provinciedomeinen
Totale oppervlakte (in ha)
6 3 4 2
560 525 269 263
Bron: Websites Provincies West- en Oost-Vlaanderen
Volgende wandeldomeinen met een ruim aanbod aan recreatieve voorzieningen, worden het drukst bezocht en hebben op piekmomenten zelfs te kampen met recreatieve (over)druk: • Provinciedomein Tillegembos (115 ha) Een domein met een omwald neogotisch kasteel met tuin (Streekhuis Kasteel Tillegem, niet te bezoeken) en met afwisselend loof- en naaldbossen, heiderelicten en schrale graslanden. Het domein sluit aan bij de stedelijke agglomeratie van Brugge en geldt als één van de belangrijkste groene longen ten zuiden van de stad. Het heeft een belangrijke bovenlokale recreatieve functie en trekt jaarlijks ongeveer 750 000 bezoekers11. Op topdagen en mooie weekends kampt het met recreatieve overdruk. De recreatieve voorzieningen zijn vrij goed uitgebouwd (landelijke herberg, rosmolen, kasteelhoeve, volkstuinencomplex, ligweiden, speeltuin, schuilhutten, fit-o-meter, rustbanken, picknicktafels, 2 trekkershutten, 2 gebouwtjes met sanitaire voorzieningen en 3 parkings). Er is ook een natuurpad, een provinciale fietsroute die door het domein gaat en een ruiterpad naar de stedelijke domeinen Beisbroek en Tudor. De recreatieve ontsluiting vanuit de Brugse binnenstad naar het provinciedomein is echter voor verbetering vatbaar. • Domeinen Beisbroek (98 ha) en Tudor (40 ha) Aan elkaar grenzende stedelijke domeinen (Stad Brugge), allebei met kasteel en park (in Beisbroek uitgebouwd tot Natuurcentrum met volkssterrenwacht, in Tudor tot restaurant). Beide domeinen bestaan uit loofen naaldbos, in Beisbroek zijn er ook weiden, akkers en een klein stukje heide. Net als het Tillegembos hebben ook Beisbroek en Tudor een belangrijke bovenlokale recreatieve functie voor de bevolking van de Brugse agglomeratie. Op jaarbasis komen er ca. 300 000 bezoekers. Domein Beisbroek beschikt over een cafetaria, picknickzones, een hertenweide, een hoenderhof en verschillende wandelpaden (o.m. het in de zomer van 2004 geopende ‘Planetenpad’). Domein Tudor beschikt over een sier- en kruidentuin, een bijenhal met kleine tentoonstelling en verschillende wandeldreven. Langs beide domeinen loopt een provinciale fietsroute. De kruidentuin van Domein Tudor ligt vlak bij de E40 autosnelweg en heeft aldus te kampen met geluidsoverlast. Beide domeinen kunnen bovendien beter worden ontsloten voor het recreatieve fietsverkeer (zie verder). • Provinciedomein Lippensgoed-Bulskampveld (226 ha) Een domein met een neogotisch kasteel met park (natuureducatief centrum en streekbezoekerscentrum voor het Houtland, gepland voor 2005) en met een gevarieerd landschap van loof- en naaldbossen, heiderestanten, weiden en akkers. Bepaalde delen van het domein zijn erkend als natuurreservaat (enkel toegankelijk onder begeleiding). Aansluitend bij het provinciedomein bezit het Vlaamse Gewest bijna 300 ha bosgebied. Beide bosgebieden samen vormen het grootste openbare groengebied van West-Vlaanderen. Het provinciedomein heeft een belangrijke bovenlokale recreatieve functie en trekt op jaarbasis zowat 500 000 bezoekers uit de ruime omgeving van het domein12. In de weekends kan het vooral in de omgeving van het kasteel behoorlijk druk zijn.
11 Openluchtrecreatieve activiteiten van de West-Vlaamse bevolking in 1996, Dienst Toerisme en Recreatie Prov. West-
Vlaanderen, 1996. 12 Openluchtrecreatieve activiteiten van de West-Vlaamse bevolking in 1996, Dienst Toerisme en Recreatie Provincie West-
Vlaanderen, 1996.
30
Ook in dit domein zijn de recreatieve voorzieningen goed uitgebouwd (kruidentuin en Provinciaal Museum Bulskampveld, hoenderhof, ligweiden, speelbos, speeltuin, fietsenverhuur, vogelkijkhutten, cafetaria, restaurant, 2 gebouwtjes met sanitaire voorzieningen, 5 over het domein verspreide schuilhutten en 2 parkings). In het domein en zijn onmiddellijke omgeving zijn er vier bewegwijzerde wandelingen, een recent educatief wandelpad, drie provinciale wandelroutes, twee provinciale fietsroutes en een ruiterpad. Het domein huisvest ook het Opvangcentrum voor Vogels en Wilde Dieren en de bioboerderij Loca Labora vzw (tewerkstellingsproject). De overige wandeldomeinen hebben eveneens een belangrijke bovenlokale recreatieve functie, maar hebben in veel mindere mate te kampen met recreatieve (over)druk zoals dit in Tillegembos, LippensgoedBulskampveld of de kleinere domeinen Beisbroek en Tudor het geval kan zijn. • Domein Ryckevelde (131 ha) Een domein waarvan 85 ha domeinbos eigendom is van het Vlaamse Gewest, 5 ha van de Stad Brugge en 41 ha van de federale overheid (militair domein, enkel toegankelijk tijdens de weekends en in vakantieperiodes). Het domein is een typisch wandeldomein met bos, weilanden en heide, een neogotisch kasteel (Europees Vormingscentrum, niet te bezoeken), een heemtuin (3 ha), een vijver, een klein dierenpark en rustbanken. Er zijn verschillende bewegwijzerde wandelpaden, een educatief wandelpad, een provinciaal wandelpad, een provinciale fietsroute en een provinciaal ruiterpad. Ook de groene fiets- en wandelas Abdijenroute (zie verder) gaat door het domein. De heemtuin en het educatieve wandelpad zijn aangepast voor rolstoelgebruikers en personen met een visuele handicap. Delen van het domein worden beheerd als natuurgebied. Dit domein heeft potentieel om nog verder recreatief te worden ontwikkeld. Het kasteelpark en de onaantrekkelijke achterkant van het kasteel zijn toe aan opwaardering. • Groenhovebos (100 ha) Een wandelbos, deels eigendom van de Stad Torhout, deels privaat bezit (maar opengesteld). Het bos - waarvan een klein heideveld als natuurgebied wordt onderhouden - wordt naast wandelrecreatie ook intensief gebruikt voor wandelruiterij. Er is een hengelvijver, een speeltuin, twee speelweides, rustbanken, picknickplaatsen, een speelbos en een manege aan de rand van het bos. In het domein liggen verschillende wandelpaden, een bosleerpad en een provinciaal ruiterpad. • Provinciedomein d’Aertrycke (45 ha) Een typisch 19de eeuws landgoed dat een grote mate van gaafheid vertoont. Er is een neogotisch kasteel met park (restaurant met vergaderfaciliteiten), een kasteelvijver, diverse paviljoenen die mooi harmoniëren met het kasteel, een (minder goed draaiend) cafetaria, een (over te nemen) hotel en een parking. In de onmiddellijke omgeving lopen twee provinciale fietsroutes, evenals de groene fiets- en wandelas Groene 62 (de vroegere spoorlijn Torhout-Oostende, zie verder). Het kasteeldomein is nog steeds eigendom van de familie de Maere d’Aertrycke die het kasteel in 1869 lieten optrekken. In ruil voor de publieke openstelling van het domein worden de gronden door de Provincie beheerd en onderhouden. Het domein heeft een belangrijke bovenlokale recreatieve functie. Het aantal bezoekers wordt op 100 000 à 150 000 geschat. • Provinciedomein ’t Veld (44 ha) Een domein op de grens tussen het Brugse Ommeland en de Leiestreek. Het kasteel met park behoort niet tot het provinciedomein en is evenmin voor het publiek toegankelijk. Het eigenlijke domein is beperkt tot de bossen en schrale hooilanden rondom drie centrale vijvers. De oudste vijver wordt - samen met de aansluitende bospercelen en een stukje heide - beheerd als natuurgebied. De twee andere vijvers bieden hengelmogelijkheden. Verder zijn er een cafetaria, een speeltuin, parking, een bosleerpad, een bewegwijzerd bomenleerpad en in de onmiddellijke omgeving ook een provinciale fietsroute. Dit wandeldomein in een regio met nauwelijks recreatieve voorzieningen heeft een belangrijke bovenlokale functie en trekt bezoekers uit zowel het Brugse Ommeland als de Leiestreek (ca. 150 000 per jaar)13. De provincie streeft naar een uitbreiding van het domein richting kasteel en kasteelpark.
13 Openluchtrecreatieve activiteiten van de West-Vlaamse bevolking in 1996, Dienst Toerisme en Recreatie Provincie WestVlaanderen, 1996.
31
• Provinciedomein ’t Fort van Beieren (26 ha) Klein domein langs de Damse Vaart op de site van een aarden fort uit 1702 en een voormalig kasteel. Het domein - op wandelafstand van de Brugse binnenstad - kenmerkt zich door dichtgegroeide grachten, open waterpartijen, gesloten bos en open weiden. Er is een landelijke herberg, een oude kasteeltuin, bewegwijzerde wandelroutes en een parking. De site is langs twee zijden verbonden met de Damse Vaart. Wat de spreiding van de bezoekersaantallen betreft is het zo dat de wandeldomeinen vooral in het voor- en najaar bezoekers aantrekken. De zomermaanden juli en augustus zijn doorgaans minder druk. De voorbije jaren doet zich ook in de wintermaanden (omwille van de zachtere winters) een nivellering van het aantal bezoekers voor. Algemeen kan - wat de wandeldomeinen betreft - worden opgemerkt dat er blijvend aandacht dient te worden besteed aan de kwaliteit, de vormgeving en het onderhoud van de recreatieve voorzieningen (zitbanken, picknickplaatsen, fit-o-pistes, speeltuinen, bewegwijzering en traject van de wandelpaden, etc), alsook aan de interpretatieve functie (informatieborden, educatieve voorzieningen, leerpaden etc). Ook de interne en externe bebording kan nog worden verbeterd. Richtingaanwijzers, informatiedragers en verkeersborden zijn slechts sporadisch aanwezig, vertonen hiaten of zijn qua informatie door de tijd achterhaald. Een uniforme aanpak van de bebording en bewegwijzering in alle provinciedomeinen (conform de nieuwe huisstijl van de Provincie) dringt zich dan ook op. Ook de uitrusting van het padennet is in een aantal domeinen voor verbetering vatbaar. Een ander punt dat permanente aandacht verdient is de toegankelijkheid van wandelpaden voor rolstoelgebruikers en personen met een visuele handicap. Prioriteit dient daarbij te gaan naar de grote wandeldomeinen of de domeinen vlakbij stedelijke gebieden. Dergelijke domeinen kunnen worden voorzien van een beperkt aantal rolstoeltoegankelijke wandellussen met een lengte van 2 à 3 km en met sanitaire voorzieningen nabij de startplaats. Een voorbeeld van een interessant initiatief op dit vlak is het domein Ryckevelde waar zowel de heemtuin als het educatief wandelpad toegankelijk zijn voor rolstoelgebruikers en voor personen met een visuele handicap. In veel gevallen kan de toegankelijkheid reeds met enkele kleine ingrepen sterk worden verbeterd. Een doorlichting van de belangrijkste wandeldomeinen op vlak van toegankelijkheid dringt zich dan ook op (bijv. in samenwerking met Westkans vzw, het West-Vlaams Bureau voor Gelijke Kansen en Toegankelijkheid).
Wandelrecreatie in andere openbare bossen Naast de specifiek daartoe ingerichte wandeldomeinen telt het Brugse Ommeland nog heel wat andere toegankelijke bossen die zich eveneens lenen voor recreatief wandelen, maar daartoe minder volledig zijn uitgerust (minder recreatieve voorzieningen en/of wandelroutes). Het gaat hier eerder over recreatief medegebruik. Tabel 4 geeft een overzicht van de belangrijkste bossen die vrij toegankelijk zijn (en die niet als natuurgebied worden beheerd)14. Niet-toegankelijke terreinen in handen van privé-personen worden niet vermeld. De beoordeling van de recreatieve draagkracht van het bosgebied is gebaseerd op de Deelstudie Recreatie ten behoeve van de opmaak van het Richtplan Landinrichtingsproject Brugse Veldzone, in 2002 opgemaakt door de Vlaamse Landmaatschappij. Een aantal van de hier vermelde bossen werden in het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan West-Vlaanderen als toeristisch-recreatief knooppunt geselecteerd (meer bepaald als openluchtrecreatieve domeinen van provinciaal niveau). Het gaat om het Rooiveld in Oostkamp, Vloethemveld-Merkemveld in Zedelgem-Jabbeke, Wijnendale in Torhout-Ichtegem, het Vagevuurbos (Wingene-Beernem) en het deel van LippensgoedBulskampveld onder gewestelijk beheer (Beernem)15.
14 De openbare bossen die als natuurgebied worden beheerd komen aan bod in punt 1.2.1.3 (Wandelrecreatie in natuurgebieden). 15 Ook Ryckevelde met het domein van Male in Assebroek-Sijsele-Sint-Kruis en de Brugse stedelijke domeinen Beisbroek en Tudor werden in het PRS-WV als toeristisch-recreatieve knooppunten geselecteerd. Deze domeinen kwamen hierboven aan bod bij de bespreking van wandelrecreatie in wandeldomeinen.
32
33
Ruiselede
Oostkamp
Oostkamp
Oostkamp
Oostkamp
Zedelgem/Jabbeke
Zedelgem
Brugge/Zedelgem
Torhout
Brugge
Brugge
Brugge
Parochieveld
Nieuwenhovebos
Rooiveld
Kampveld
Papenvijvers
Vloethemveld
Merkemveld
Zevenkerken
Wijnendalebos
In de omgeving van Brugge Veltembos
Paalbos
Waggelwater
7
8
10
85
52
35
113
104
68
66
37
21
73
205 91
Opp. (in ha)
Openbaar speelbos met vijver nabij woonwijk, zwembad en camping. Relatief grote recreatieve draagkracht. Openbaar speelbos nabij wijk. Speelweide. Relatief grote recreatieve draagkracht. Openbaar bos met viswater. Relatief grote recreatieve draagkracht.
Sluiten aan bij het provinciedomein Lippensgoed-Bulskampveld. Grote recreatieve draagkracht en belangrijk recreatief potentieel. Provinciale wandelroute aanwezig. Weinig ontsloten openbaar bos met recreatief potentieel en grote recreatieve draagkracht. Openbaar bos met vijver. Grote recreatieve draagkracht en belangrijk recreatief potentieel. Openbaar bos met grote recreatieve draagkracht en belangrijk recreatief potentieel. Speelbos aanwezig. Mooi domeinbos langs de Rivierbeek. Relatief grote recreatieve draagkracht met recreatief potentieel. Domeinbos tussen Rooiveld en Papenvijvers. Grote recreatieve draagkracht met recreatief potentieel. Provinciale wandelroute aanwezig. Domeinbos aansluitend bij Kampveld. Grote recreatieve draagkracht met recreatief potentieel. Domeinbos met grote recreatieve draagkracht en belangrijk recreatief potentieel(a) Openbaar wandelbos met vrij grote recreatieve draagkracht en belangrijk recreatief potentieel. Domein waarvan 15 ha als wandelbos vrij toegankelijk is. Grote recreatieve draagkracht met recreatief potentieel. Vrij toegankelijk gedeelte dat deel uitmaakt van een 310 ha groot boscomplex (de ontoegankelijke delen zijn enerzijds privé-bos, anderzijds bosreservaat). Grote recreatieve draagkracht en belangrijk recreatief potentieel.
Opmerkingen in verband met recreatie
Vlaamse Gewest (Bos & Groen)
Stad Brugge
Stad Brugge
Vlaamse Gewest (Bos & Groen)
Deels gemeente Zedelgem, deels Toerisme Vlaanderen (b) Privaat
Vlaamse Gewest
Vlaamse Gewest (Bos & Groen)
Vlaamse Gewest (Bos & Groen)
Vlaamse Gewest (Bos & Groen)
Gemeente Oostkamp(b)
Gemeente Ruiselede(b)
Vlaamse Gewest (Bos & Groen)
Vlaamse Gewest (Bos & Groen)
Eigenaar
(a) Aansluitend militair domein (157 ha), eigendom van de federale overheid en momenteel niet publiek toegankelijk (hierin kan op termijn wellicht verandering komen). Delen van dit militair domein zijn waardevol natuurgebied (natte en droge heide, schrale graslanden) die worden beheerd door het Vlaamse Gewest (AMINAL Natuur). (b) Beheerd door de Afdeling Bos & Groen van het Vlaamse Gewest. Bron: Vlaamse Landmaatschappij West-Vlaanderen, november 2002. Deelstudie Recreatie ten behoeve van de opmaak van het Richtplan Landinrichtingsproject Brugse Veldzone.
Beernem
Beernem/Wingene Beernem/Wingene/Oostkamp
Gemeente
In het Houtland Vagevuurbossen Domeinbos Lippensgoed-Bulskampveld Hulstlobos
Openbare bossen
Tabel 4 Belangrijkste openbare boscomplexen in het Brugse Ommeland
In de Polders en de Zwinstreek zijn geen bossen aanwezig van een voldoende grote omvang en met voldoende recreatieve draagkracht. In de rand hiervan kan nog worden opgemerkt dat er in het Brugse Ommeland ook enkele vrij omvangrijke privé-bossen zijn die niet voor het publiek zijn opengesteld. Voorbeelden zijn de Munckebossen (68 ha), het Blauwhuisbos (43 ha) en het Lakebos (13 ha) in Wingene, het Meersbos (72 ha) in Ruiselede en grote delen van het Wijnendalebos in Torhout. Vooral het Munckebos, het Blauwhuisbos, het Meersbos en het Wijnendalebos hebben een grote potentiële recreatieve draagkracht.
Wandelrecreatie in kasteelparken Het Brugse Ommeland telt ruim tachtig kastelen, waarvan het merendeel omringd is door een kasteelpark en/of privé-bos. Vooral het Houtland - de bosrijke streek ten zuiden van Brugge - heeft een rijk aanbod aan kastelen. Een aantal van de hierboven besproken wandeldomeinen beschikt over een toegankelijk kasteelpark, dat ten opzichte van het volledige voor het publiek opengestelde domein vaak slechts een beperkte oppervlakte in beslag neemt. Het gaat om volgende kasteelparken: Lippensgoed-Bulskampveld (Beernem), Tillegem (Brugge), d’ Aertrycke (Torhout), ’t Veld (Ardooie), Ryckevelde (Sijsele-Damme), Beisbroek en Tudor (Brugge). Daarnaast zijn er in het Brugse Ommeland nog een beperkt aantal andere kasteelparken die vrij toegankelijk zijn voor wandelaars. Voorbeelden zijn (niet-limitatief): het kasteelpark van Loppem (park van 17 ha met doolhof), het kasteelpark van de Abdij van Male (Brugge), het kasteelpark Ravenhof (Torhout), het kasteelpark van Zwevezele (Wingene), de kasteelparken Beukenpark en De Valkaart (Oostkamp). Het merendeel van de kasteelparken in het Brugse Ommeland wordt echter niet (of slechts bij speciale gelegenheden) voor het publiek opengesteld. Contacten en onderhandelingen met kasteeleigenaars naar de mogelijkheden van het al dan niet permanent openstellen en voor wandelrecreatie inrichten van hun kasteelpark, dringen zich dan ook op (uiteraard met respect voor de privacy van de eigenaars). Een aantal kasteeleigenaars zal om financiële redenen in de nabije toekomst wellicht zélf vragende partij worden om hun kasteelpark voor recreanten open te stellen. Voor gemeenten en provincie is het dan de taak hier pro-actief op in te spelen.
Lopende en geplande bosuitbreidingsprojecten met recreatief potentieel Om de bosindex voor Vlaanderen te doen toenemen (naar 12% tegen 2010) en de versnippering en onevenwichtige spreiding van het Vlaamse bosareaal over de verschillende provincies tegen te gaan, werd in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (1997) vastgelegd om in de periode 1994 tot 2007 een ecologisch verantwoorde bosuitbreiding van 10 000 ha te realiseren. Deze bosuitbreiding dient vooral gerealiseerd te worden aansluitend bij bestaande bossen, als buffer, in functie van natuurontwikkeling en -verbinding of in de nabijheid van stedelijke gebieden (bijv. stadsrandbossen in bosarme streken). Voor West-Vlaanderen betekent dit een effectieve bosuitbreiding met 2 441 ha, waarvan 550 ha in de Brugse Veldzone, het kerngebied van het Brugse Ommeland (d.w.z. zonder het hinterland van de kustgemeenten en zonder Ardooie, Pittem en Tielt). De geplande stadsrandbossen spelen in dit bosuitbreidingsverhaal een belangrijke rol. Dergelijke stadsbossen zijn in hoofdzaak bedoeld voor het opvangen van de recreatieve noden van de bewoners en komen aldus tegemoet aan de maatschappelijk noden inzake bos. In het Brugse Ommeland lopen een aantal bebossingsprojecten die kaderen binnen de bosuitbreidingpolitiek van de Vlaamse Regering, maar die naar de toekomst toe tegelijkertijd een verlichting kunnen betekenen voor de recreatieve druk waarmee bepaalde wandeldomeinen vandaag te kampen hebben.
34
Bij deze bebossingsprojecten kan een onderscheid gemaakt worden tussen stads- of stadsrandbossen enerzijds, en andere projecten voor bosontwikkeling met recreatief potentieel anderzijds. Stads- of stadsrandbossen • Stadsbos Brugge - Realisatie van een zuidwestelijk stadsrandbos. Versterking van het bestaande parkgebied in de omgeving van Beisbroek/Tudor door de aankoop van het Chartreuzinnengoed, een bosgebied van 21 ha langs de Zeeweg tegenover beide stedelijke domeinen. Het domein werd heringericht en in de zomer van 2004 voor het publiek opengesteld; - Realisatie van een oostelijk stadsrandbos. Versterking van het bestaande bosgebied in de omgeving van Ryckevelde/Male. • Stadsbos Tielt-Dentergem Aanleg van het stadsrandbos ‘Meikensbos’ (grens Tielt-Dentergem). Dit historisch bosgebied sluit aan bij de Poelberg, een gebied dat nu reeds door de bewoners van het Tieltse recreatief wordt gebruikt. Tussen 2001 en 2003 kocht het Vlaamse Gewest (Bos en Groen) de overblijvende boskern van 4 ha, evenals 35 ha aansluitende gronden. Op termijn wordt de realisatie van een domeinbos van 80 ha nagestreefd. • Plannen voor stadsbossen in Knokke-Heist, Blankenberge, Bredene (Parkbos van 35 ha aan de Spuikom) en Oostende (stadsrandbos aan de zuidkant van de A10 tussen Oostende en Zandvoorde). Andere projecten voor bosontwikkeling met recreatief potentieel • Geboortebos Sint-Pieters (Brugge) Aanleg door de stad Brugge van een geboortebos in het bosarme noorden van de stad als buffer tussen het woongebied van Sint-Pieters en de noordelijker gelegen bedrijventerreinen. Dit project begon in 2002 en moet tegen 2005 voltooid zijn. Het bos moet uitgroeien tot een wandel- en speelbos van 6 ha. • Bosaanplant Gemene Weidebeek Assebroek (Brugge) Aanleg door de stad Brugge van een kleine 10 ha bos in het natuurgebied Gemene Weidebeek in het kader van een natuurontwikkelingsproject. De aanplant werd gerealiseerd in 2002 en 2003. • Huywynsbossen Lichtervelde Aanleg en beplanting van 33 ha door het Vlaamse Gewest (Bos en Groen) aangekochte gronden. • Kampveld te Oostkamp Het domein van 238 ha dat in de periode 2001-2002 door het Vlaamse Gewest (Bos en Groen) werd aangekocht, bestaat uit ongeveer 100 ha versnipperd bos. Door gronden in verschillende fasen spontaan te laten verbossen, kan over een periode van 20 jaar ongeveer 90 ha bijkomend bos gerealiseerd worden.
1.2.1.2 WANDELRECREATIE IN HET LANDELIJK GEBIED Wandelrecreatie in het landelijk gebied is steeds een vorm van recreatief medegebruik. Hierin kan een onderscheid gemaakt worden tussen lusvormige wandelroutes, groene wandelassen, doorgaande wandelroutes en wandelnetwerken.
Lusvormige wandelroutes Het aanbod aan lusvormige wandelroutes in het Brugse Ommeland bestaat zowel uit provinciale routes als uit routes die door andere initiatiefnemers werden ontwikkeld.
35
• Provinciale wandelroutes De Provincie West-Vlaanderen (i.c. Westtoer, het provinciebedrijf voor toerisme en recreatie) speelt een belangrijke rol bij het ontwikkelen van lusvormige wandelroutes. De regio telt 11 provinciale wandelroutes (zie tabel 5). Alle routes zijn in één richting bewegwijzerd. Samen beslaan ze bijna 79 km wandelpad. De provinciale wandelroutes zijn echter niet evenwichtig gespreid over het volledige grondgebied van het Brugse Ommeland. Een belangrijk criterium bij de ontwikkeling van de wandelroutes is immers de aanwezigheid van voldoende landschapsvariatie op een relatief beperkte oppervlakte. Negen van de elf provinciale wandelroutes situeren zich dan ook in het Houtland, een streek die gekenmerkt wordt door een gevarieerd wandellandschap met bossen, akkers, weilanden, waterlopen, meersen en heiderelicten. In de polders waar de landschapsvariatie minder groot is werden slechts twee wandelroutes uitgewerkt (Ter Doest en Hazegras Wandelpad). In het Tieltse werden nog geen provinciale wandelroutes ontwikkeld. De eerste provinciale wandelroute in het Brugse Ommeland dateert van 1998 (het Parochieveldpad)16. De twee meest recente wandelroutes zijn het Doeveren en het Kampveld Wandelpad (najaar 2003).
Tabel 5 Provinciale wandelroutes in het Brugse Ommeland, 2004 Naam Meersen Wandelpad Ryckevelde Wandelpad Beverhoutsveld Wandelpad Kampveld Wandelpad Doeveren Wandelpad Wildenburg Wandelpad Parochieveld Wandelpad Moereveld Wandelpad Heihoek Wandelpad Ter Doest Wandelpad Hazegras Wandelpad TOTAAL
Startplaats
Aantal km
Assebroek (Brugge) Sijsele (Damme) Oedelem (Beernem) Waardamme (Oostkamp) Zedelgem Wingene Doomkerke (Ruiselede) Torhout Lichtervelde Lissewege (Brugge) Knokke-Heist
6,8 6,4 9,8 9,1 5,7 6,7 8,5 7,6 7,2 5,5 5,5 78,8
Bron: Westtoer 2004
De bestaande in West-Vlaanderen ontwikkelde provinciale wandelroutes zijn routes met een hoge landschappelijke kwaliteit die voldoen aan volgende kwaliteitscriteria: • de wandelroute moet lusvormig zijn geconcipieerd waarbij begin- en eindpunt moeten samenvallen; • de lengte van de route varieert tussen 5 en 10 km zodat recreanten in gezins- of familieverband kunnen deelnemen en de route kindvriendelijk blijft; • een routebeschrijving met wandelkaart is beschikbaar; • een bewegwijzering is voorzien op het terrein; • er is voorzien in onderhoud. De trajectkeuze van de provinciale wandelroutes gebeurt door Westtoer, in samenspraak met de betrokken gemeente(n) en de terreinbeheerders. Gezien de vaak versnipperde eigendomsrechten is de trajectkeuze meestal een moeilijke opdracht. Essentieel bij de samenstelling van het wandelparcours is het streven naar het gebruik van zoveel mogelijk niet-verharde of verkeersarme paden17. Bestaande ‘trage wegen’ (kerk-, voet- of buurtwegels) worden zoveel mogelijk in de wandelroutes ingeschakeld. In het licht hiervan is het belangrijk te wijzen op het feit dat de bevoegdheid inzake ‘trage wegen’ door het kerntakendebat bij de provincies werd gelegd. Momenteel wordt op Vlaams niveau gewerkt aan een nieuwe decretale regeling voor ‘trage wegen’ die uitgaat van een koppeling aan het decreet ruimtelijke ordening. De verantwoordelijkheid
16 Voordien was de belangrijkste beleidsprioriteit het ontwikkelen van een voldoende gespreid aanbod aan provinciale fietsroutes. 17 Ook de vzw Trage Wegen, die in 2002 werd opgericht en actief is in heel Vlaanderen, ijvert voor het behoud en de herwaardering van buurtwegen, veldwegen, kerkwegels en jaagpaden en hun mogelijke gebruik als wandel-, fiets- of ruiterpad.
36
voor de uitvoering van het nieuwe decreet zal bij de provincies komen te liggen. De Provinciale Planologische Dienst van de Provincie West-Vlaanderen heeft al een voorstel van methodiek uitgewerkt om het in ontwikkeling zijnde decreet te operationaliseren18. Na de trajectkeuze staat Westtoer ook in voor de bewegwijzering en de infoborden. De goede staat van de bewegwijzering en de randinfrastructuur bepaalt in grote mate de kwaliteit van een wandelroute. De kwaliteitsbewaking van de trajecten en de bewegwijzering gebeurt op maandelijkse basis door een ploeg vrijwilligers die de eventuele gebreken signaleren (systeem van peters en meters19). De nazorg op het terrein gebeurt door de nabijheidswerkers20. Zij verzorgen het onderhoud van de bewegwijzering en doen kleine onderhoudswerken langs het traject. Grotere onderhoudswerken zijn de verantwoordelijkheid van de terreinbeheerder. Momenteel is een performant systeem in de maak voor het volledige onderhoud van alle provinciale wandel-, fiets-, ruiter- en autoroutes (met duidelijke afspraken tussen alle betrokken partners). Om het volledige provinciale netwerk van recreatieve routes (niet enkel de wandelroutes) te optimaliseren en de belevingswaarde ervan te verhogen, startte Westtoer in 2002 een programma op met de bedoeling het aanbod aan routes maximaal te valoriseren met ondersteunende voorzieningen. Een optimaal wandelcomfort kan o.m. geboden worden door het aanbrengen van sluizen, die gemotoriseerd of ander storend verkeer beperken of verhinderen. Ook het type wegverharding en het straatmeubilair (zitbanken, picknicktafels, rusthoekjes, bebording, brugjes, overstapjes, e.a.) dragen bij tot een optimale recreatieve beleving. Voor dit project wordt gebruik gemaakt van de betoelagingsfaciliteiten geboden door het KB van 14 februari 1967. Westtoer staat tenslotte ook in voor de realisatie, de promotie en de distributie van de routebeschrijvingen. Deze routebeschrijvingen zijn te koop voor 1,25 euro. De publicaties zijn goed verzorgd en getuigen van een hoge kwaliteit. In het verleden was er echter geen eenvormigheid in de layout van de verschillende routebeschrijvingen. Vanaf 2004 echter zal voor alle nieuwe (en herdrukken van bestaande) provinciale routebrochures een eenvormige eigentijdse maar sobere lay-out gehanteerd worden. De verkoop van provinciale wandelroutes in het Brugse Ommeland ligt gemiddeld lager dan in de andere West-Vlaamse toeristisch-recreatieve regio’s. Per wandelroute in het Brugse Ommeland werden in 2003 gemiddeld 329 exemplaren verkocht. In de Leiestreek was dit gemiddeld 375 exemplaren en in de Westhoek en aan de Kust - regio’s die toeristisch-recreatief beter zijn uitgebouwd dan het Brugse Ommeland of de Leiestreek - respectievelijk zelfs 666 en 748 exemplaren21. Een aantal wandelroutes in de Westhoek en aan de Kust zijn bovendien ook beschikbaar in meerdere taalversies, wat in het Brugse Ommeland en de Leiestreek niet het geval is (eveneens een verklarende factor voor de hogere verkoopcijfers). In 2003 waren de meest verkochte wandelroutes van het Brugse Ommeland het Parochieveldpad (bijna 500 verkochte exemplaren), het Doeveren Wandelpad en het Ter Doest Wandelpad (elk ongeveer 400 exemplaren). De verkoop van wandelroutes laat de voorbije vier jaar in alle West-Vlaamse regio’s sterke schommelingen noteren. Zo werden in het Brugse Ommeland in 2000 gemiddeld 442 exemplaren per wandelroute verkocht. In 2001 bedroeg dit gemiddeld 372 exemplaren om in 2002 opnieuw toe te nemen tot gemiddeld 426 exemplaren. Ook in de andere regio’s viel de gemiddelde verkoop per route in 2001 en 2003 terug. Deze schommelingen hebben onder andere te maken met het feit dat er op korte termijn een aantal nieuwe provinciale wandelroutes zijn bijgekomen. De verkoop van nieuwe wandelroutes piekt doorgaans in het eerste jaar, waarna de verkoopcijfers de daaropvolgende jaren afnemen.
18 Het voorstel van methodiek behelst vier fasen om te komen tot een functionerend netwerk van ‘trage wegen’: 1) een update van de Atlas der Buurtwegen; 2) een inventarisatie van het basisnetwerk (d.w.z. het netwerk uit de Atlas zonder de rechtmatig verdwenen trajecten); 3) de selectie van het netwerk van ‘trage wegen’; en 4) de opmaak van een RUP voor het geselecteerde netwerk. 19 Het systeem van peters en meters wordt voor het volledige provinciaal recreatief netwerk van wandel-, fiets-, auto- en ruiterroutes gehanteerd. 20 Het betreft een team van ongeschoolde arbeiders die in het kader van het tewerkstellingsproject ‘Nabijheidsdiensten Toerisme’ bij Westtoer zijn tewerkgesteld. 21 Het Hazegraspad - een wandelroute in het poldergebied van Knokke-Heist - werd bij de wandelroutes van het Brugse Ommeland gerekend (zie ook tabel 5); het Koolhofpad - een wandelroute in het poldergebied van Nieuwpoort - werd tot de wandelroutes van de Westhoek gerekend.
37
Wat de verdere uitbouw van het provinciale netwerk van wandelroutes betreft, tracht Westtoer om het bestaande aanbod jaarlijks met vijf nieuwe routes te verruimen. In het Brugse Ommeland wordt momenteel concreet gewerkt aan het realiseren van het Ardooieveld Wandelpad (omgeving provinciedomein ’t Veld in Ardooie). Gemeenten met interesse voor een provinciaal wandelpad en met de bereidheid actief mee te werken aan de totstandkoming van dergelijke wandelroute, kunnen zich steeds aandienen. Heel wat gebieden in het Brugse Ommeland komen landschappelijk gezien in aanmerking voor de ontwikkeling van een kwalitatieve provinciale wandelroute: • in de Polders: Meetkerkse Moere, Romboutswerve (Damme), Stationsput Eernegem (Ichtegem), lusvormige wandelroutes vanuit de (polder)dorpen en de kustgemeenten; • in het Houtland: Vloethemveld (Zedelgem/Jabbeke), Wijnendalebos (Torhout), Tudor-Beisbroek (Brugge), Tillegembos (Brugge); • in het Tieltse: omgeving Poelberg (Tielt), omgeving Kanegem en Aarsele (Tielt). Tot nu toe werden in het Brugse Ommeland enkel provinciale wandelroutes ontwikkeld van het type ‘landschapswandeling’. De regio biedt echter ook potentieel voor één of meerdere provinciale stads- of erfgoedwandelingen. In West-Vlaanderen werd tot nu toe slechts één provinciale stadswandeling gerealiseerd met bewegwijzering aan de hand van staptegels in het voetpad (Rodenbachwandeling in Roeselare, Leiestreek). Ook in het Brugse Ommeland dienen zich opportuniteiten aan voor een stads- of erfgoedwandeling. Concreet zijn er plannen om in Tielt een dergelijke wandeling te realiseren, maar ook Damme zou zich voor zo’n wandeling kunnen lenen. • Wandelroutes van andere initiatiefnemers Naast de initiatieven van de provincie West-Vlaanderen zijn er ook andere initiatiefnemers zoals gemeentebesturen, verenigingen of bedrijven (bijv. logiesverstrekkers) die al dan niet bewegwijzerde lokale wandelroutes ontwikkelen of wandelfolders uitgeven. Het aanbod is divers: landschapswandelingen, stads- of erfgoedwandelingen, educatieve wandelpaden (bosleerpaden, landbouwleerpaden, natuurleerpaden). De kwaliteit van dergelijke wandelroutes is vaak uiteenlopend en het onderhoud ervan is niet steeds verzekerd.
Groene wandelassen Naast het aanbod aan lusvormige wandelroutes, zijn er ook een aantal groene assen die vooral als recreatieve fietsas worden gebruikt, maar waarvan het belang als wandelas niet mag worden onderschat. Sommige delen van die groene assen worden zelfs vrij intensief bewandeld (bijv. als onderdeel van een lusvormige provinciale wandelroute). • Abdijenroute (ook bekend als Sint-Trudo Abdijpad of Abdijzate) Recreatief wandel- en fietspad van 10 km dat in de jaren ’70 werd aangelegd op het traject van de voormalige spoorlijn tussen Steenbrugge (Sint-Pietersabdij) en Donk (Oost-Vlaanderen) via Assebroek en Sijsele. Het traject maakte deel uit van lijn 58 (Brugge-Eeklo-Gent). Tussen Maldegem en Eeklo bleef de lijn in gebruik als museumspoorlijn (Stoomcentrum Maldegem). De lusvormige provinciale wandelroutes Ryckeveldepad en Meersenpad lopen allebei langs een deel van de Abdijenroute. De route is verder ook beperkt toegankelijk voor ruiters. Bepaalde stukken van de Abdijenroute zijn momenteel toe aan opwaardering. • Groene 62 Recreatief wandel- en fietspad van 22 km dat werd aangelegd op het traject van de voormalige spoorlijn tussen Oostende en Torhout (lijn 62), die halfweg de jaren ’80 werden opgebroken. Het traject van de Groene 62 gaat van Stene over Snaaskerke en Gistel langs Eernegem en Wijnendale. De route die zowel door de Polders als door het Houtland loopt - biedt wel een rijke verscheidenheid aan landschappen. Langs de route zijn er bovendien heel wat overblijfselen die wijzen op het vroegere spoorverleden (spoorweghuisjes, ingegraven sleuven, boogbruggen en signaalpalen). Vanuit de binnenstad van Oostende is de Groene 62 echter moeilijk op een verkeersveilige manier te bereiken.
38
• Vloethemveldzate Recreatief wandel- en fietspad van 4,5 km dat in 2001 werd aangelegd op het traject van de oude militaire spoorlijn tussen het militair domein Vloethemveld en het station van Zedelgem. • Damse Vaart (14 km lang kanaal tussen Brugge en Sluis) Eén van de zes provinciedomeinen van het Brugse Ommeland (104 ha). Vooral het autoluwe jaagpad op de westelijke kanaaloever wordt intensief voor fiets- en wandelrecreatie gebruikt. Op piekmomenten kampt deze as met recreatieve (over)druk en kans op conflicten tussen de diverse recreatievormen. Alternatieve signalisatie voor het recreatieve fietsverkeer richting Damme en Sluis kan de druk op deze as verminderen en zodoende het wandelcomfort langs deze as verhogen. Het kanaal geniet verder ook ruime bekendheid als hengelwater én als traject van de recreatieve bootverbinding tussen Damme en Brugge (zie verder). Naast de vier hierboven vermelde groene assen die allen door de provincie West-Vlaanderen worden beheerd, worden ook de jaagpaden van de kanalen (inzonderheid het kanaal Gent-Oostende) - zij het occasioneel - door wandelaars gebruikt, evenals de talrijke dijken in de Zwinstreek en de Oudlandpolders. Toch zijn de jaagpaden en de dijken vooral geliefd bij (recreatieve) fietsers.
Doorgaande wandelroutes Grote Route Paden of GR-paden zijn doorgaande langeafstandswandelpaden die streken en landen doorkruisen. Ze maken omzeggens altijd gebruik van openbare wegen, grind- en veldwegen, bosdreven en kerkwegels en ze zijn ook allemaal op dezelfde manier bewegwijzerd (wit-rode markeringen). Voor elke GR-route bestaat een topogids. Het West-Vlaamse GR-net bedraagt ruim 500 km wandelpaden. Volgende GR-paden lopen over het grondgebied van het Brugse Ommeland: • GR5A Noord (249 km) loopt van Antwerpen over Oostende naar De Panne22. De route komt het Brugse Ommeland binnen nabij Lapscheure en gaat dan over Oostkerke en Damme naar Brugge. Vervolgens gaat het via het provinciedomein Tillegembos verder naar Nieuwege en Houtave en zo verder richting De Haan en Oostende. • GR128 (192 km) (ook Vlaanderenroute genoemd) loopt van de Franse grens nabij Kemmel over Aalst naar het Limburgse Kanne. De route loopt slechts voor een beperkt deel langs het Brugse Ommeland. Ze komt de regio binnen nabij Ardooie en gaat dan verder langs Pittem en Tielt om het Brugse Ommeland te verlaten ter hoogte van Aarsele. • GR129 (275 km) loopt van Brugge over Ronse naar Dinant. Het traject in het Brugse Ommeland gaat vanuit Brugge over Assebroek naar Beernem (provinciedomein Lippensgoed-Bulskampveld). Daarna loopt de route een heel eind langs de provinciegrens tussen West- en Oost-Vlaanderen om nabij Aarsele het Brugse Ommeland te verlaten. • GR130 (101 km) (Krekengebied-IJzervallei) loopt van Eede (in Nederland, ten noorden van Maldegem) naar Stavele (Westhoek). De route komt het Brugse Ommeland binnen ter hoogte van Knesselare-Beernem en gaat via het provinciedomein Lippensgoed-Bulskampveld verder naar Ruddervoorde en Torhout om de regio nabij Ichtegem te verlaten.
Wandelnetwerken Het concept ‘wandelnetwerk’ kan het best verstaan worden als een structuur van paden, wegen en dreven. De invulling van elk wandelnetwerk kan sterk verschillen van gebied tot gebied en is afhankelijk van de kwaliteiten van het gebied. De onderliggende structuur is evenwel altijd dezelfde: in een bepaald gebied worden
22 De GR5A werd recent volledig aangepast en ook de topogidsen werden vervangen. De route bestond vroeger uit 3 delen (West, Oost en Noord). De nieuwe versie bestaat nog uit 2 delen (Zuid en Noord).
39
paden, dreven of wegen geselecteerd die aan de criteria van wandelwegen voldoen. Op het punt waar ten minste twee van dergelijke assen elkaar kruisen, ontstaat een knooppunt. De structuur die zo ontstaat, moet een gesloten geheel vormen. De recreant kan dan, door in te pikken op het wandelnetwerk, autonoom een route uitstippelen langs de door hem/haar geselecteerde assen en knooppunten. Dit concept is vergelijkbaar met het knooppuntensysteem voor de fietsnetwerken. Bij de uitbouw van een ‘ideaal’ wandelnetwerk moet gestreefd worden naar 50% onverharde wandelwegen. In tweede instantie wordt geopteerd voor verkeersluwe of verkeersvrije wegen. In Vlaanderen lopen momenteel twee proefprojecten van wandelnetwerken op basis van knooppunten (m.n. de wandelnetwerken ‘Heuvelland’ in de Westhoek en ‘Kempische Heuvelrug’ in de Antwerpse Kempen). Pas na evaluatie van deze twee proefprojecten (najaar 2004) zal Toerisme Vlaanderen in overleg met de regiocoördinatoren nagaan waar in Vlaanderen dergelijke netwerken een toeristische meerwaarde kunnen bieden. In het Brugse Ommeland biedt de ruime omgeving van het provinciedomein Lippensgoed-Bulskampveld opportuniteiten voor de aanleg van een dergelijk wandelnetwerk. Het gebied is voldoende groot en biedt voldoende landschappelijke kwaliteit en variatie. Bovendien is er een ruim potentieel aanbod aan onverharde wegen (niet alle onverharde wegen zijn momenteel echter publiek toegankelijk zijn). Tenslotte is er in het gebied nu reeds een kern van toeristisch-recreatief aanbod, met name in het provinciedomein zelf. Het ontwikkelen van meer dan één wandelnetwerk is niet opportuun. Buiten de ruime omgeving van het provinciedomein Lippensgoed-Bulskampveld wordt daarom best geopteerd voor grofmazige wandelverbindingen van het type GR of voor het creëren van wandeldoorsteken om bestaande lusvormige wandelroutes met elkaar te verbinden.
1.2.1.3 WANDELRECREATIE IN NATUURGEBIEDEN Natuurgebieden en -reservaten zijn duidelijk omgrensde terreinen, die waardevolle biotopen herbergen en die daarom met het oog op de vrijwaring van de aanwezige flora- en fauna-elementen een bijzondere bescherming genieten. Natuurgerichte wandelrecreatie - net als wandelrecreatie in het landelijk gebied een vorm van recreatief medegebruik - is een begrip dat pas de laatste jaren ingang begint te vinden bij de verschillende natuurorganisaties. Het (gedeeltelijk) voor wandelaars openstellen van een natuurgebied, rekening houdend met de kwetsbaarheid ervan, heeft ervoor gezorgd dat het draagvlak voor natuur sterk is verbreed. Daarnaast bieden inspanningen tot het verhogen van de beleving van natuur en landschap de mogelijkheid om op toeristisch en recreatief vlak een nieuwe markt aan te trekken waarbij toerisme, recreatie en natuur hand in hand gaan. In dit punt wordt ingegaan op de mate van recreatieve ontsluiting van de verschillende natuurgebieden in het Brugse Ommeland. Ook de verschillende natuurbezoekerscentra in de regio komen aan bod.
Recreatieve ontsluiting van natuurgebieden Het Brugse Ommeland beschikt over een relatief groot aantal natuurgebieden die op de één of andere manier recreatief zijn ontsloten. Het merendeel van deze natuurgebieden situeert zich in de Oudlandpolders, de Zwinstreek of het Houtland. Het zuiden van het Brugse Ommeland (Ardooie, Pittem, Tielt) telt nauwelijks natuurgebieden. Sommige natuurgebieden in de regio zijn uiterst waardevol en kunnen als uniek beschouwd worden op Vlaams en zelfs op internationaal niveau (Uitkerkse Polder, poldergebied rondom Damme). Bij de lokale bevolking leeft echter onvoldoende het besef van de uniciteit van deze natuurgebieden.
40
Een aantal natuurgebieden zijn ‘vrij’ toegankelijk (weliswaar op een beheerste manier) en werden de voorbije jaren specifiek ingericht met het oog op recreatief medegebruik (aanleg van wandel- of knuppelpaden, plaatsen van informatieborden, vogelkijkhutten of andere onthaalinfrastructuur). De inspanningen om de toegankelijkheid te bevorderen komen vanuit diverse hoeken (Vlaamse Gewest, Provincie, gemeenten, natuurvereningen, Regionaal Landschap Houtland23). Er zijn ook natuurgebieden die nog niet specifiek zijn ingericht voor recreatief medegebruik, maar die van op het netwerk van wegen dat door het gebied gaat, eveneens vrij toegankelijk zijn. Tabel 6 geeft een overzicht van de vrij toegankelijke natuurgebieden in het Brugse Ommeland. De toegankelijkheid beperkt zich wel steeds tot de wandelpaden of wegen. In totaal gaat het om een kleine twintig natuurgebieden. Alle vermelde natuurgebieden zijn voldoende groot in oppervlakte om een zekere mate van recreatieve druk te kunnen opvangen. De recreatieve ontsluiting en het recreatief medegebruik van deze natuurgebieden kan voor individuele bezoekers nog verder worden gestimuleerd via het toevoegen van gepaste onthaalinfrastructuur (wandel- of knuppelpad, infobord, kijkhut, uitkijktoren) of voor specifieke doelgroepen als scholen, plattelandsklassen of jeugdbewegingen via het ontwikkelen van aangepaste educatieve producten zoals bos- en natuurleerpaden of educatieve pakketten. Bij het verder stimuleren van de recreatieve ontsluiting moet de voorkeur gegeven worden aan grotere natuurgebieden (bijv. Hoge Dijken, Assebroekse Meersen, Gemene Weidebeek, ...). Uiteraard dient elke vorm van verdere recreatieve valorisatie getoetst te worden aan de specifieke draagkracht en specifieke natuurwaarden van het gebied. Hiervoor is overleg tussen de diverse actoren van groot belang. Positief is alvast dat ook vanuit de hoek van de natuurverenigingen meer en meer aandacht besteed wordt aan de recreatieve ontsluiting van natuurgebieden. Naast de in tabel 6 vermelde vrij toegankelijke natuurgebieden, zijn er ook heel wat (vaak kleinere) gebieden die voor recreanten enkel toegankelijk zijn tijdens geleide wandelingen. Tabel 7 geeft een overzicht. De meeste van deze natuurgebieden hebben een beperkte tot zeer beperkte recreatieve draagkracht. Volledige recreatieve openstelling is voor deze gebieden dan ook niet aangewezen. Enkel bij grotere natuurgebieden als de Zwaanhoek of de Gulke Putten kan een beperkte vorm van permanente recreatieve openstelling worden overwogen. Niettegenstaande het Brugse Ommeland nu reeds kan bogen op een aantal geslaagde projecten omtrent de recreatieve openstelling van natuurgebieden, is het voor heel wat gebieden duidelijk dat er nog werk aan de winkel is om de recreatieve toegankelijkheid ervan te verbeteren of te stimuleren. Positief is in elk geval dat er steeds meer overleg tot stand komt tussen de sector toerisme en recreatie enerzijds en het natuurbeleid anderzijds. Nog meer intensief overleg tussen alle betrokken actoren is wenselijk (meer bepaald tussen Westtoer en de gebiedswerking Milieu en Natuur van de provincie West-Vlaanderen, Natuurpunt vzw, AMINAL Natuur en het Regionaal Landschap Houtland).
Natuurbezoekerscentra Het Brugse Ommeland is reeds relatief goed voorzien van natuureducatieve bezoekerscentra. Momenteel zijn er vijf, waarvan nog één in oprichting. Alle centra hebben de bedoeling de bezoekers te informeren over de natuur en de mogelijkheden om die al dan niet actief (en meestal te voet) te ontdekken.
23 De vzw Regionaal Landschap Houtland is een samenwerkingsverband tussen het Vlaamse Gewest, de Provincie WestVlaanderen, 8 gemeenten uit het Houtland en diverse landbouw-, natuur- en recreatieve verenigingen. Ze is vooral actief op vlak van natuur- en landschapsontwikkeling.
41
42
Oostkamp Beernem
Beernem Ruiselede Wingene Zedelgem Zedelgem
Jabbeke
Warandeputten Miseriebocht
Gevaerts-Noord Vorte Bossen Predikherenbos Doeveren Plaisiersbos
Maskobossen (Moordenaarsbos)
11
7 43 30 44 28
10 8
6
40 53
Natuurgebied (weilandencomplex met waterloop). Vrij toegankelijk op de wandelpaden. Natuurgebied waarvan 7 ha natuurreservaat (vochtig graslandencomplex met sloten) in een ruimer waardevol weidelandschap van ca. 420 ha. Vrij toegankelijk op de paden. Prov. wandelroute aanwezig. Natuurgebied (landduinen en heiderelicten) in het militair domein (Ryckeveldebos). Enkel vrij toegankelijk in de weekends en op feestdagen. Provinciale wandelroute aanwezig. Natuurgebied (putten en drassige gronden). Vrij toegankelijk op de wandelpaden. Vogelkijkhutten. Natuurgebied (oude kanaaldijken). De zuidelijke oever is toegankelijk op de paden. De noordelijke oever is enkel toegankelijk tijdens geleide wandelingen. Natuurgebied (kanaalberm begraasd door Galloway-runderen). Vrij toegankelijk op de wandelpaden. Natuurgebied waarvan 4 ha erkend reservaat (loofbos). Vrij toeg. op de paden; prov. wandelroute. Natuurgebied (loof- en naaldbos). Vrij toegankelijk op de wandelpaden. Natuurgebied (bossen met stukjes heide). Vrij toeg. op de paden. Provinciale wandelroute aanwezig. Natuurgebied (loofbos). Vrij toegankelijk voor wandelen en zachte recreatie. Het meest zuidelijk deel zal ingericht worden als natuureducatief bos. Er wordt ook een ruiterpad aangelegd. Natuurgebied (loofbos). Vrij toegankelijk op de wandelpaden.
Natuurpunt vzw
Natuurpunt vzw De Torenvalk vzw Natuurpunt vzw Natuurpunt vzw Natuurpunt vzw
Natuurpunt vzw Natuurpunt vzw
Stad Brugge Vlaamse Gewest (AMINAL Natuur) Natuurpunt vzw
Vlaamse Gewest (AMINAL Natuur) Vlaamse Gewest (AMINAL Natuur) Vlaamse Gewest (AMINAL Natuur) Deels Vlaams Gewest, deels Natuurpunt vzw (b)
Natuurpunt vzw
Vlaamse Gewest
Natuurpunt vzw
Beheerder
(a) Van 1999 tot 2002 liep er het natuurherstelproject ‘Zilte graslanden’ (Natuurpunt vzw), dat financiële steun kreeg van de Europese Unie in kader van het Life Natuur fonds. Momenteel loopt er een natuurontwikkelingsproject van de Vlaamse Landmaatschappij (VLM). (b) Er loopt een natuurinrichtingsproject van de Vlaamse Landmaatschappij (VLM).
Brugge
Schobbejakshoogte
In het Houtland Gemene Weidebeek Brugge Assebroekse Meersen Brugge
D’Heye Blutseyde
Schorreweide Schobbejak Kleiputten van Heist
Hoge Dijken
Oude Stadswallen
Meetkerkse Moere
Opp. Opmerkingen in verband met recreatie (in ha) 259 Uniek natuurgebied (natte polderweiden, broed- en overwinteringsgebied voor tal van vogelsoorten, weidevogelreservaat) in een ruimer zeer waardevol gebied van ca. 1 400 ha. Vrij toegankelijk op de wandel- en fietspaden; infoborden; vogelkijkhutten; bezoekerscentrum Groenwaecke (a). Zuienkerke/Jabbeke/Brugge 470 Uniek natuurgebied (laaggelegen weiden met sloten en beken), waarvan iets meer dan 1 ha als natuurreservaat wordt beheerd. Vrij toegankelijk op het netwerk van wegen door het gebied (b). Damme 72 Uniek natuurgebied (verveende vestingwallen en polderweidencomplex, uniek moerasbos, erkend reservaat). Een gebied van 46 ha op de westelijke oever van het kanaal Brugge-Sluis is enkel toegankelijk tijdens geleide wandelingen (vogelkijkhut). De overige delen zijn vrij toegankelijk op de wandelpaden. Er is ook een rolstoeltoegankelijk wandelpad . Jabbeke/Oudenburg 52 Natuurgebied (waterplas; belangrijk vogelgebied). Vrij toegankelijk op de paden, 4 vogelkijkhutten en infoborden; bezoekerscentrum De grote Zaagbek. Jabbeke 6 Natuurgebied (laaggelegen weiden), gelegen in het 1 400 ha grote waardevolle gebied Paddengat. Jabbeke 20 Vrij toegankelijk op het netwerk van wegen door het gebied. Knokke-Heist 27 Natuurgebied (weiden en ondiepe rietmoerassen). Vrij toegankelijk op de paden, vogelkijkhut en infobord. Bredene/De Haan 31 Natuurgebied (duinengebied met graslanden) waarvan 13 ha natuurreservaat (toegankelijk op de paden) en 18 ha enkel toegankelijk tijdens geleide wandelingen.
Natuurgebieden Gemeente In de Polders / Zwinstreek Uitkerkse Polder Blankenberge/Zuienkerke/ De Haan
Tabel 6 Belangrijkste natuurgebieden in het Brugse Ommeland die vrij toegankelijk zijn op de wandelpaden en wegen
Tabel 7 Belangrijkste natuurgebieden in het Brugse Ommeland die enkel toegankelijk zijn tijdens geleide wandelingen Natuurgebieden In de Polders / Zwinstreek Grote Keygnaert Zwaanhoek Bourgognepolder Het Pompje Ter Doest Kanaalberm Romboutswerve Kreken van Lapscheure (Blauwe Sluis en Platte Kreek) Sint-Donaaspolder
In het Houtland Zevenkerken Rode Dopheidereservaat Leiemeersen Heideveld-Bornebeek Pilse Gulke Putten Wijnendalebos Jobeekbos
Gemeente Oostende Oudenburg Oudenburg Oudenburg Lissewege
Opp. (in ha) 9 45 5 8 22
Lissewege Damme Damme
4 13 2
Knokke-Heist
Brugge Brugge Oostkamp Beernem Zedelgem Wingene Torhout Wingene
2
4 2 36 17 1 99 90 1
Opmerkingen
Beheerder
Twee kreken met graslanden Weilanden, sloten, moerassen Drassige weiden Laaggelegen weiden Zilte poldergraslanden, weide-vogelreservaat; provinciale wandelroute langs gebied Kanaalberm Boudewijnkanaal Oude zeedijk Krekencomplex met zilte graslanden
Natuurpunt Natuurpunt Natuurpunt Natuurpunt Natuurpunt
Poldergraslanden
Natuurpunt vzw
Heide Heiderelicten Hooi- en rietlanden, erkend reservaat Heiderelicten Moeras Heide, schrale graslanden, naald- en loofbos) Bosreservaat Vochtig bos
Natuurpunt vzw Natuurpunt vzw Natuurpunt vzw Natuurpunt vzw Natuurpunt vzw Natuurpunt vzw Vlaamse Gewest Natuurpunt vzw
vzw vzw vzw vzw vzw
Natuurpunt vzw Natuurpunt vzw Natuurpunt vzw
Bron: Website Natuurpunt vzw 2004
De natuureducatieve bezoekerscentra zijn goed gespreid over het Brugse Ommeland, met name twee in de Oudlandpolders, één in de Zwinstreek, één in het Houtland en één in de onmiddellijke omgeving van Brugge. Het zijn: • Bezoekerscentrum De Groenwaecke (Blankenberge) Bezoekerscentrum van het 1 400 ha grote natuurgebied Uitkerkse Polder. Tentoonstelling en doorlopende diaprojectie. Meerdere vogelkijkhutten in de onmiddellijke omgeving. Er zijn concrete plannen om het bezoekerscentrum uit te breiden en een bijkomende observatiehut en -toren te voorzien. Ook het educatieve luik wordt uitgebreid. Enkel open op zon- en feestdagen. • Vlaams Bezoekerscentrum De Grote Zaagbek (Oudenburg) Natuureducatief bezoekerscentrum van het domein De Hoge Dijken, met bibliotheek en leslokaal (initiatief van het Vlaamse Gewest, Afdeling Natuur). Er zijn vier vogelkijkhutten aanwezig. In samenwerking met vzw ‘De Vrienden van de Hoge Dijken’ wordt een (voorlopig) bescheiden aanbod verzorgd van natuurwandelingen en –verkenningen, zowel voor individuele bezoekers als voor groepen. Het bezoekerscentrum werd begin 2003 grondig gerenoveerd. • Natuurcentrum Beisbroek (Sint-Andries, Brugge) Interactief natuurmuseum, vooral gericht op kinderen en schoolgroepen. De geschiedenis van de natuur en het landschap in de omgeving van Brugge wordt er op een speelse manier verklaard. Er is een veldlabo en regelmatig worden ook gelegenheidstentoonstellingen geleide wandelingen georganiseerd. Er worden ook gezinsrugzakjes uitgeleend met een veldwerkpakket voor het hele gezin. • Streekbezoekerscentrum Huyse De Grote Sterre (Damme) Het bezoekerscentrum positioneert zich behalve rond het centrale thema natuur ook als een centrum dat de Zwinstreek belicht en de daarmee samenhangende geschiedkundige, landschappelijke en culturele aspecten. Ook de geschiedenis van Damme komt aan bod. Er worden gezinsrugzakjes of fietstassen uitgeleend met een veldwerkpakket. Op aanvraag worden educatieve activiteiten georganiseerd. Naast de informatiebalie van Toerisme Damme, zijn ook het Uilenspiegelmuseum, een erfgoedwinkel en een Natuurpuntwinkel in het gebouw gevestigd.
24 In dit project participeren ook de Provincie West-Vlaanderen en Toerisme Vlaanderen.
43
• Natuur en Milieu-Educatief Centrum voor het Houtland (Beernem) In het kader van het Interreg III-project Plattelandsbezoekerscentra24 (zie verder), wordt in de kelder van het kasteel op het provinciedomein Lippensgoed-Bulskampveld vanaf 2005 een centrum voor natuur- en milieueducatie (NME) gepland, dat vooral op jeugdige bezoekers georiënteerd zal zijn. Er komt een permanente en een wisselende tentoonstelling, een veldwerkklas en een atelier. Het bestaand educatief aanbod (momenteel vooral geleide natuurwandelingen) wordt in de toekomst gevoelig uitgebreid. Volgende meer gespecialiseerde inititiatieven zijn enkel open op afspraak: • Opvangcentrum voor Vogels en Wilde Dieren Bulskampveld (Beernem) Professioneel centrum waar gewonde, zieke of uitgeputte vogels en wilde dieren opgevangen worden en na verzorging en revalidatie opnieuw worden vrijgelaten. Enkel te bezoeken in groep. Voor klassen is er een aangepast opdrachtencircuit. • Streekbezoekerscentrum Open Sint-Pietersveld (De Zande, Ruiselede) Kleinschalig bezoekerscentrum over de geschiedenis van het Sint-Pietersveld en de gemeenschapsinstelling De Zande (centrum voor bijzondere jeugdzorg). Ook in de onmiddellijke omgeving van het Brugse Ommeland bevinden zich enkele interessante natuureducatieve bezoekerscentra: • Natuurcentrum Het Zwin (Knokke-Heist) Het natuurreservaat Het Zwin, het belangrijkste slikken en schorrengebied van België, maakt geen deel uit van het Brugse Ommeland, wel van het macroproduct Kust. Er is een ruim aanbod van geleide wandelingen, workshops en veldwerkactiviteiten voor het onderwijs, voor verenigingen en voor het ruime publiek. Er worden ook gezinsrugzakjes uitgeleend met een veldwerkpakket voor het hele gezin. • Bezoekerscentrum ’t Zwin (Retranchement, Nederland) Bezoekerscentrum in het Nederlandse deel van Het Zwin, met biotoopkasten en een Zwinpanorama. • Natuureducatief Centrum Poeke (Aalter, Oost-Vlaanderen) Gevestigd in het vroegere koetshuis van het Kasteel van Poeke. De natuur, cultuur en de recreatieve mogelijkheden van het park en het stroombekken van de Poekebeek staan er centraal. Er is ook een natuureducatieve speeltuin van 300 m2, volledig ingepast in het groen.
CONCLUSIES INZAKE RECREATIEF WANDELEN Wandelrecreatie in wandeldomeinen, openbare bossen en kasteelparken • Het Brugse Ommeland is een relatief bosrijke omgeving, zeker vergeleken met de omliggende toeristischrecreatieve regio’s. In principe beschikt de regio over een voldoende divers aanbod aan groendomeinen die specifiek voor wandelrecreatie zijn ingericht, maar de geografische concentratie ervan in het Houtland en in de Brugse agglomeratie, resulteert in een duidelijke lacune op dit vlak in de ruimere omgeving van Tielt. • In de rand rondom Brugge situeren zich een drietal wandeldomeinen die een belangrijke bovenlokale recreatieve functie vervullen, maar die op piekmomenten te kampen hebben met recreatieve (over)druk. Daarnaast zijn er in de Brugse rand ook een aantal minder druk bezochte wandeldomeinen en natuurgebieden. Deze domeinen en natuurgebieden vormen samen als het ware een groene gordel rondom Brugge (Beisbroek/Tudor, Tillegembos, kasteelpark Loppem/Chartreusegebied, Assebroekse Meersen, Ryckevelde/Male, Damme/Fort van Beieren, Lissewege/Meetkerkse Moere). Duidelijke communicatie over deze waardevolle groene gordel naar de consument toe (zowel de toerist als de recreant), gekoppeld aan het creëren van een veilige recreatieve (fiets)verbinding tussen en naar deze verschillende domeinen en natuurgebieden, kan op termijn resulteren in een betere spreiding van de toeristisch-recreatieve druk en in een betere toeristisch-recreatieve valorisatie van de verschillende groendomeinen rondom Brugge.
44
• Het Brugse Ommeland beschikt met de ruime omgeving van het provinciedomein LippensgoedBulskampveld over voldoende potentieel om er het recreatief wandelproduct kwalitatief uit te bouwen (bv. via de realisatie van een recreatief wandelnetwerk en/of provinciale wandelroutes). • Naast de specifieke wandeldomeinen telt het Brugse Ommeland - vooral in het Houtland - ook heel wat groengebieden met een minimale recreatieve ontsluiting en een slechts beperkte onthaalinfrastructuur. Deze groendomeinen zijn bij het publiek bovendien amper bekend. • De recreatieve voorzieningen in de wandeldomeinen zijn voor verbetering vatbaar, zowel in de provinciedomeinen als in de andere groendomeinen met een belangrijke omgevingsrecreatieve functie. • Het Brugse Ommeland beschikt over een ruim aanbod aan kasteelparken die echter slechts in beperkte mate voor wandelrecreatie zijn ontsloten. Op termijn dienen zich op dit vlak wellicht opportuniteiten aan waarop de diverse overheden snel moeten kunnen op inspelen. • Diverse projecten die in de nabije toekomst zullen zorgen voor belangrijke bosuitbreidingen met wandelmogelijkheden zijn gepland of reeds in ontwikkeling. Ook de provincie West-Vlaanderen opteert voor verdere uitbreiding van de provinciale domeinen. Tenslotte dienen zich in de toekomst ook mogelijkheden aan voor de recreatieve openstelling van voorlopig nog ontoegankelijke domeinen (bijv. het militair domein Vloethemveld).
Wandelrecreatie in het landelijk gebied • Het Brugse Ommeland beschikt over attractieve wandellandschappen met voldoende variatie. Het wandelproduct van het Brugse Ommeland is echter nog onvoldoende gebiedsdekkend, niettegenstaande het feit dat de Provincie West-Vlaanderen zich de voorbije jaren sterk geconcentreerd heeft op het creëren van nieuwe wandelroutes. Een aantal gebieden, niet alleen in het Houtland maar ook in de Polders en in de omgeving van Tielt, bieden nog opportuniteiten voor het ontwikkelen van bijkomende provinciale wandelroutes. Bovendien biedt de regio ook potentieel voor één of meerdere provinciale stads- of erfgoedwandelingen. • Het permanente onderhoud van de provinciale routestructuren, niet alleen wandelroutes, maar ook fiets- en ruiterroutes, is cruciaal voor de kwaliteit en het succes van de route. Een performant systeem dat in dit onderhoud voorziet (met duidelijke afspraken omtrent de verantwoordelijkheden van alle betrokken partners) is dan ook noodzakelijk. Positief is alvast het in 2002 opgestarte programma om de globale belevingswaarde van alle provinciale recreatieve routes te optimaliseren. • Het Brugse Ommeland wordt goed ontsloten door doorgaande GR-wandelpaden waardoor ook langeafstandsstappers de regio kunnen ontdekken. Om deze (weliswaar beperkte) doelgroep aan te spreken kunnen gespecialiseerde wandelproducten voor langeafstandsstappers worden ontwikkeld.
Wandelrecreatie in natuurgebieden • Er is een vrij groot aanbod van waardevolle natuurgebieden in het Brugse Ommeland, gespreid over de Oudlandpolders, de Zwinstreek en het Houtland (minder in de omgeving van Tielt). Sommige van deze natuurgebieden zijn uniek op Vlaams en zelfs op internationaal niveau, wat door de lokale bevolking niet steeds ten volle wordt beseft. • Een groot aantal van deze natuurgebieden is vrij toegankelijk op de wandelpaden. De recreatieve ontsluiting ervan kan echter nog vaak verbeterd worden door de aanleg van gepaste onthaalinfrastructuur of door het ontwikkelen van aangepaste educatieve producten, uiteraard mits voorzichtige afweging met de natuurwaarden van de specifieke gebieden en in overleg met alle betrokken actoren. De meer kwetsbare kleinere natuurgebieden die enkel toegankelijk zijn tijdens een begeleide wandeling, beschikken vaak over een te beperkte draagkracht om verdere recreatieve openstelling te stimuleren.
45
• Het Brugse Ommeland zal - na het voltooien van het NME-centrum Bulskampveld en na de opwaardering van bezoekerscentrum ‘De Groenwaecke’ - beschikken over een voldoende gespreid en kwalitatief aanbod aan natuurbezoekerscentra.
1.2.2 RECREATIEF FIETSEN De interessante landschappen en het ruime aanbod van cultuurhistorisch erfgoed in het Brugse Ommeland lenen zich uitstekend voor een verkenning per fiets. De regio beschikt dan ook over heel wat mogelijkheden om te fietsen via uitgestippelde routes of lussen, langs groene fietsassen of langs doorgaande langeafstandsfietsroutes. Bovendien is er een fietsnetwerk in ontwikkeling en behoort ook mountainbiking tot de mogelijkheden.
1.2.2.1 LUSVORMIGE FIETSROUTES Het aanbod aan lusvormige fietsroutes in het Brugse Ommeland bestaat zowel uit provinciale routes als uit routes die door andere initiatiefnemers werden ontwikkeld.
Provinciale fietsroutes De Provincie West-Vlaanderen (i.c. Westtoer) speelde de voorbije jaren een cruciale rol bij het ontwikkelen van lusvormige fietsroutes. Zo werd er een provinciaal fietsrouteplan uitgewerkt dat voorzag in de uitbouw van een uitgebreid netwerk van toeristische fietsroutes. Dit fietsrouteplan werd in 2003, met de opening van de 36ste provinciale fietsroute, voltooid. Het Brugse Ommeland telt 10 provinciale fietsroutes (zie tabel 8). Vijf routes starten in een kustgemeente, vijf andere in een gemeente in het hinterland. Alle routes zijn in één richting bewegwijzerd door middel van roodwitte zeshoekige bordjes naar de richtlijnen van Toerisme Vlaanderen. De lengte van de routes varieert van 33 tot 58 km. Samen beslaan ze meer dan 460 km fietsroute langs verkeersarme wegen.
Tabel 8 Provinciale fietsroutes in (of grotendeels in) het Brugse Ommeland, 2004 Naam fietsroute Breduiniaroute Genteleroute Oude Dijkenroute Riante Polderroute Maerlantroute Beverhoutsroute Bulskampveldroute Kastelenroute Wijnendaleroute Wastineroute Totaal aantal km
Startplaats Aantal km Bredene-Dorp 45,0 Blankenberge 33,0 De Haan 43,0 Heist 44,0 Damme 52,0 Beernem 38,0 Beernem 43,0 Sint-Michiels (Brugge) 56,0 Stene (Oostende) 58,0 Egem (Pittem) 50,0 462,0
Korte situering Polders tussen Bredene en Brugge Polders ten ZW van Blankenberge Polders ten O van Oostende Polders ten NO van Brugge Grenslandschap West-, Oost- en Zeeuws-Vlaanderen Zandstreek ten Z van Brugge Ruimere omgeving Bulskampveld Houtland tussen Brugge en Torhout Polders ten Z van Oostende en Houtland Zachtglooiende streek ten NW van Tielt
Bron: Westtoer 2004
Er zijn ook drie provinciale fietsroutes met slechts een beperkt traject in het Brugse Ommeland: • Mandeldalroute (startplaats Dentergem, 44 km): loopt langs de Poelberg (Tielt); • Weverijroute (startplaats Ingelmunster, 41 km): loopt langs het provinciedomein ’t Veld (Ardooie); • Poekebeekroute (startplaats Poeke-Aalter, 46 km): loopt door Kanegem, Ruiselede en Doomkerke (realisatie van Toerisme Oost-Vlaanderen).
46
De vlakke en afwisselende landschappen van het Brugse Ommeland lenen zich uitstekend voor recreatief fietsen. De provinciale fietsroutes in het Brugse Ommeland zijn dan ook vrij evenwichtig gespreid over het volledige grondgebied: 3 routes in de Oudlandpolders, 2 in de Zwinstreek, 4 in het Houtland en 1 op het Plateau van Tielt. Enkel het overgangsgebied van Polders naar Houtland in de omgeving van Jabbeke vertoont een hiaat in het huidige netwerk van lusvormige fietsroutes. De eerste provinciale fietsroutes in het Brugse Ommeland dateren uit het begin van de jaren ’90, maar werden intussen wel al (soms meerdere malen) geactualiseerd. De meest recente fietsroute is de Wastineroute nabij Pittem (2000). De provinciale fietsroutes in West-Vlaanderen zijn gemeenteoverschrijdend en voldoen aan duidelijke criteria die door de provincie werden vooropgesteld. Ze moeten: • • • • •
lusvormig zijn; verkeersveilig en kwalitatief samengesteld zijn langs aantrekkelijke landschappen; over het hele tracé (in één richting) bewegwijzerd zijn; over een routebeschrijving met fietskaart beschikken; aan de nodige nazorg worden onderworpen.
De trajectkeuze van de provinciale fietsroutes gebeurt door Westtoer in samenspraak met de betrokken gemeenten. De trajecten zijn over het algemeen vrij lang (4 routes van 50 km of meer). Korte, meer kindvriendelijke fietsroutes van een 20-tal km of doorsteekmogelijkheden om de bestaande routes in te korten zijn niet aanwezig of niet voorzien. Bovendien werd bij de keuze van de fietstrajecten vaak onvoldoende rekening gehouden met de toenemende vraag naar de aanwezigheid van cafés of herbergen langs het traject. Ook recreatieve voorzieningen als zitbanken of picknickplaatsen zijn slechts heel beperkt aanwezig. Tenslotte moet ook gewezen worden op de gevaren die zich soms voordoen bij de kruising van fietsroutes met drukke steenwegen. Net als bij de provinciale wandelroutes staat Westtoer in voor de bewegwijzering van de fietsroutes, de kwaliteitsbewaking van de trajecten en de nazorg op het terrein25, alsook voor de realisatie, de promotie en de distributie van de routebeschrijvingen. Deze routebeschrijvingen zijn te koop voor 2 euro. De publicaties zijn verzorgd en zowel het kaartmateriaal als de beschrijving zijn van hoge kwaliteit. Net als bij de provinciale wandelroutes was er in het verleden geen eenvormigheid in de lay-out van de verschillende routebeschrijvingen. Vanaf 2004 wordt bij de ontwikkeling van nieuwe routebrochures (en de herdruk van bestaande) echter voor alle provinciale routes een eenvormige lay-out toegepast. Van de fietsroutes in het Brugse Ommeland die vanuit de kustgemeenten vertrekken, zijn de routebeschrijvingen meestal ook beschikbaar in het Frans en het Duits26. Met tien provinciale fietsroutes in het Brugse Ommeland en vijftien in de Westhoek27 liggen de absolute verkoopcijfers van de routes in de Westhoek logischerwijs hoger dan die in het Brugse Ommeland (in totaal resp. 26 000 en 20 000 exemplaren in 2003). De gemiddelde jaarlijkse verkoop per route ligt de voorbije jaren in het Brugse Ommeland ten opzichte van de Westhoek doorgaans echter 15% à 20% hoger (ten opzichte van de Leiestreek zelfs meer dan dubbel zo hoog). In het Brugse Ommeland werden per fietsroute in 2003 gemiddeld 1 993 exemplaren verkocht. In de Westhoek bedroeg dit gemiddeld 1 733 exemplaren en in de Leiestreek 824.
25 De kwaliteitsbewaking gebeurt via het systeem van peters en meters die maandelijks op vrijwillige basis de fietsroutes controleren op eventuele gebreken. De nazorg op het terrein gebeurt door het team van nabijheidswerkers. Zij verzorgen het onderhoud van de bewegwijzering en doen kleine onderhoudswerken. Momenteel is een performant systeem in de maak voor het volledige onderhoud van alle provinciale wandel-, fiets-, ruiter- en autoroutes (met duidelijke afspraken tussen alle betrokken partners). 26 Van volgende fietsroutes in het Brugse Ommeland zijn meerdere taalversies beschikbaar: Riante Polderroute (F-D), Oude Dijkenroute (F-D), Breduiniaroute (F-D), Genteleroute (F) en Maerlantroute (F-D). 27 Marketingtechnisch worden de fietsroutes met startplaats in een kustgemeente tot het macroproduct Kust gerekend. Omdat deze routes zich echter grotendeels in het hinterland van de kustgemeenten situeren, worden ze in het kader van deze analyse opgenomen bij respectievelijk Brugse Ommeland en Westhoek. De Breduiniaroute, de Oude Dijkenroute, de Genteleroute, de Riante Polderroute en de Wijnendaleroute behoren aldus tot het Brugse Ommeland; de Cobergherroute, De Lange Lisroute, de Schoorbakkeroute en de Veurne-Ambachtroute behoren tot de Westhoek.
47
De meest verkochte fietsroutes van het Brugse Ommeland waren in 2003 de Riante Polderroute (met bijna 4 400 exemplaren de meest verkochte route van alle West-Vlaamse provinciale fietsroutes), de Maerlantroute (3 201 exemplaren) en de Genteleroute (2 855 exemplaren). Omwille van hun startplaats kunnen de Riante Polderroute en de Genteleroute rekenen op heel wat interesse vanwege het kustpubliek. Het succes van de Maerlantroute heeft eveneens te maken met het toeristisch belang van de startplaats Damme met jaarlijks vele tienduizenden bezoekers. De verkoop van de fietsroutes laat de voorbije vier jaar in alle West-Vlaamse regio’s sterke schommelingen noteren, met voor alle regio’s een dal in 2001 en een opmerkelijke piek in 2002. In het Brugse Ommeland werden in 2000 per fietsroute gemiddeld 2 055 exemplaren verkocht. In 2001 daalde dit tot gemiddeld 1 895 exemplaren om in 2002 opnieuw toe te nemen tot gemiddeld 2 714 exemplaren. De invloed van het weer speelt hierbij een niet onbelangrijke rol. Zoals hierboven reeds vermeld, werd het provinciaal netwerk van toeristische fietsroutes in 2003 voltooid. Er worden voorlopig dan ook geen nieuwe bewegwijzerde lusvormige fietsroutes voorzien. Momenteel wordt wél volop geïnvesteerd in de ontwikkeling van recreatieve fietsnetwerken, en dit zowel in de Westhoek, de Leiestreek als het Brugse Ommeland (zie verder). Het succes van de bestaande lusvormige fietsroutes zal in de nabije toekomst dan ook opgevolgd moeten worden in functie van de ontwikkeling van het recreatief fietsnetwerk.
Fietsroutes van andere initiatiefnemers Gemeentelijke fietsroutes of fietsroutes die ontwikkeld worden door verenigingen kunnen een waardevolle aanvulling vormen op het provinciaal aanbod. Het zijn over het algemeen kortere routes die hoofdzakelijk binnen de eigen gemeentegrenzen worden uitgezet en die - in tegenstelling tot de meeste provinciale routes - wél langs lokale horecagelegenheden lopen. In veel gevallen echter beantwoorden de gemeentelijke fietsroutes niet aan de strenge kwaliteitsvoorwaarden zoals die door de provincie worden gehanteerd. Bovendien resulteert de (vaak weinig onderhouden) bebording van dergelijke routes in belangrijke mate tot een ontsiering van het landschap. Het is dan ook aangewezen dat gemeentebesturen bij de Provincie (i.c. Westtoer) advies inwinnen om hun bestaand aanbod van lokale routes te saneren en aan een minimumset van kwaliteitseisen te toetsen. Gezien er in het Brugse Ommeland een fietsnetwerk in voorbereiding is (zie verder), is het ontwikkelen van nieuwe gemeentelijke fietslussen momenteel weinig opportuun.
1.2.2.2 GROENE FIETSASSEN Gezien de toenemende verstedelijking en verkeersdruk, neemt de behoefte aan veilige en verkeersarme wegen de voorbije jaren alleen maar toe. De groene wandelassen die hierboven reeds werden beschreven, hebben daarom naast hun wandelfunctie een wellicht nog belangrijker rol als recreatieve fietsas. Niet alleen de oude spoorwegbeddingen (Abdijenroute, Groene 62, Vloethemveldzate), maar ook de jaagpaden langs de kanalen (Damse Vaart, kanaal Gent-Oostende, Leopold/Schikdonkkanaal, kanaal PlassendaleNieuwpoort) en de vele dijken in de Oudlandpolders en de Zwinstreek, lenen zich als ‘trage wegen’ uitstekend voor recreatief fietsen. Samen vormen zij de kern van een netwerk van groene wegen voor niet-gemotoriseerd toeristisch-recreatief verkeer doorheen het Brugse Ommeland. Voormalige spoorlijnen vormen in dit netwerk een cruciale schakel omdat zij door hun oorspronkelijk interstedelijk karakter en het minimale aantal gelijkvloerse kruisingen (mits de nodige aanpassingen) perfect kunnen voorzien in de behoefte aan veilige recreatieve uitvalswegen vanuit de stad naar het platteland. Toch zijn de fietsverbindingen met de stadscentra in een aantal gevallen weinig kwalitatief en dus nog voor verbetering vatbaar (bijv. moeilijk te vinden aansluiting op de Groene 62 vanuit de stadscentra van Torhout en Oostende).
48
Om de oude spoorlijnen in de provincie West-Vlaanderen toeristisch-recreatief te valoriseren en volgens een eenvormig concept structureel te herinrichten en op uniforme wijze technisch uit te rusten, werd door de provincie een investeringsprogramma opgezet voor de periode 2002-200628. In het kader van dit investeringsprogramma werden in het Brugse Ommeland reeds werkzaamheden uitgevoerd (of zijn werken in uitvoering) aan de Vloethemveldzate, de Abdijenroute en de Groene 62 (aanbrengen van wegverharding, herinrichten van kruispunten en wegovergangen, plaatsen van straatmeubilair en randinfrastructuur zoals zitbanken of picknicktafels). Brugge neemt in het Brugse Ommeland (en ook daarbuiten) een unieke plaats in wat betreft de bereikbaarheid van het buitengebied vanuit het stadscentrum. Van op de Brugse Vesten vertrekken immers verschillende fietsaders die de recreant op een veilige wijze door het verstedelijkte voorstadgebied loodsen en die toegang geven tot het buitengebied en de daar aanwezige landelijke wegen. Voorbeelden van deze groene ‘penetranten’ zijn de fietspaden langs het kanaal Gent-Oostende, de Damse Vaart en de Kerkebeek naar Sint-Michiels. De aanwezigheid van dergelijke penetranten neemt echter niet weg dat de signalisatie van op de Brugse Vesten naar het Brugse Ommeland zeker nog voor verbetering vatbaar is. Ook de fietsveiligheid aan de oversteekplaatsen over de ringweg rondom Brugge kan nog worden verbeterd (bijv. ter hoogte van de Dampoort te Brugge). Zowel de oude spoorwegbeddingen als de jaagpaden langs de kanalen lenen zich in meerdere of mindere mate tot meervoudig gebruik door verschillende soorten recreanten (fietsers, wandelaars, ruiters). Soms leidt dit tot problemen tussen deze verschillende groepen van gebruikers. Vooral de Damse Vaart heeft als groene fietsas op drukke momenten te maken met recreatieve overdruk.
1.2.2.3 DOORGAANDE FIETSROUTES LF-routes of langeafstandsfietsroutes zijn doorgaande routes die diverse regio’s doorkruisen en gedurende meerdere dagen kunnen worden gevolgd. Ze richten zich specifiek tot de fietsvakantiegangers. De trajecten verlopen zoveel mogelijk langs veilige en autovrije wegen, verlaten spoorwegbeddingen, jaagpaden en dijken. Doorheen het Brugse Ommeland lopen meerdere langeafstandsfietsroutes: • De Vlaanderen Fietsroute Dit is een 800 km lange lusvormige fietsroute doorheen de 5 Vlaamse provincies. De route is een initiatief van Toerisme Vlaanderen en is samengesteld uit stukken van diverse LF-routes (LF1, LF5, LF6 en LF7). Het traject in het Brugse Ommeland beslaat een deel van de LF1 (sinds 2002 langs een nieuw traject) en een deel van de LF5 (Brugge-Thorn, NL). Vanaf het sluizencomplex van Plassendale gaat het over Klemskerke, De Haan, Wenduine en Uitkerke naar Lissewege, Dudzele en Damme om daarna via Brugge en het GentOostende het Brugse Ommeland te verlaten. Vier noordzuidverbindingen verdelen de Vlaanderen Fietsroute in vijf kleinere lusvormige trajecten. Voor het westelijk deel van de Vlaanderen Fietsroute situeert de meest nabije doorsteekmogelijkheid zich ter hoogte van de as Gent-Oudenaarde (LF30 Scheldedelta-route). Een kwalitatieve noordzuidverbinding BruggeKortrijk - doorheen het Brugse Ommeland en de Leiestreek - dringt zich op29. Specifiek op de Vlaanderen Fietsroute geënt zijn de trekkershutten (eenvoudige overnachtingsmogelijkheden voor 4 personen). Verspreid over heel Vlaanderen staan reeds 137 trekkershutten. Het Brugse Ommeland telt er een zevental (2 in het recreatiepark Klein Strand te Jabbeke, 2 bij de kinderboerderij d’Oude Smelterij te Torhout, 2 in het provinciedomein Tillegembos te Sint-Andries en 1 op Camping Memling te Sint-Kruis). De Vlaanderen Fietsroute is in het verleden reeds vrij succesvol gebleken en heeft reeds menige fietsliefhebber uit Vlaanderen en Nederland aangetrokken.
28 Cofinanciering met Westtoer en Toerisme Vlaanderen als belangrijkste partners. 29 De LF-routes werden binnen het kerntakendebat vastgelegd als een bevoegdheid van Toerisme Vlaanderen. Toerisme
Vlaanderen heeft momenteel echter geen plannen om nieuwe LF-routes te creëren. De noord-zuidverbinding BruggeKortrijk kan echter ook gerealiseerd worden via de recreatieve fietsnetwerken van het Brugse Ommeland (zie verder) en de Leiestreek.
49
• De LF1 Noordzeeroute Deze 470 km lange fietsroute loopt van Den Helder (NL) over Middelburg (NL), Brugge en Diksmuide naar Boulogne-sur-Mer (F). Het traject in het Brugse Ommeland loopt vanaf Sluis (NL) langs de Damse Vaart naar Brugge en verder langs het kanaal Gent-Oostende naar Oudenburg en verder over Gistels grondgebied naar Nieuwpoort. • LF51-511 Gravejansroute De doorgaande fietsroute van Antwerpen naar de Kust. De route is 126, 148 of 174 km lang, al naargelang men naar Zeebrugge, Oostende of De Panne wil fietsen. Het traject van de LF51 loopt slechts gedeeltelijk in het Brugse Ommeland, van Sluis (NL) over Knokke en Heist naar Zeebrugge. De LF511 komt het Brugse Ommeland binnen ter hoogte van het Leopold/Schipdonkkanaal en loopt via Sint-Kruis en Brugge verder langs het kanaal Gent-Oostende naar Oudenburg (traject van de Noordzeeroute). • LF52 Guldensporenroute Deze fietsroute loopt van Zeebrugge naar Armentières (F) en is 128 km lang. In het Brugse Ommeland gaat het over Uitkerke en Zuienkerke naar de stedelijke domeinen Beisbroek en Tudor (Brugge) en verder naar Ruddervoorde, Tielt en de Leiestreek. • LF53 Artevelderoute Doorgaande fietsroute van Gent naar De Panne (134 km). Het traject in het Brugse Ommeland gaat via Aarsele en Tielt over Wingene naar Torhout en zo verder richting Diksmuide. • LF39 Flandriensroute Deze 203 km lange fietsroute gaat van Breskens (NL) naar Watten (F). Het traject in het Brugse Ommeland is beperkt: via Kanegem over Tielt naar het provinciedomein ’t Veld in Ardooie en zo verder richting Leiestreek. De Vlaanderen Fietsroute en de Noordzeeroute zijn in twee richtingen bewegwijzerd met rechthoekige bordjes met groene opdruk. De Gravejansroute, de Guldensporenroute, de Artevelderoute en de Flandriensroute zijn bewegwijzerd met geel-blauwe markeringen (verfstrepen). Voor alle vermelde fietsroutes is een gedetailleerde topogids beschikbaar.
1.2.2.4 FIETSNETWERKEN In deze paragraaf wordt een onderscheid gemaakt tussen het fietsnetwerk voor functioneel verkeer en het fietsnetwerk voor recreatief verkeer.
Provinciaal Fietsroutenetwerk voor functioneel verkeer Om verplaatsingen met de fiets te stimuleren heeft de Provincie West-Vlaanderen een netwerk uitgetekend voor woon/werk- en woon/schoolverkeer. Het betreft een bovenlokaal, eerder grofmazig fietsnetwerk dat de belangrijkste woonkernen op een fietsveilige manier met elkaar verbindt. Het netwerk is voornamelijk bestemd voor functioneel gebruik en is derhalve niet bewegwijzerd. Bij de trajectkeuze werd gezocht naar de kortst mogelijke verbindingen, wat maakt dat de trajecten vaak langs steenwegen lopen en niet langs de kleinere en vaak meer aantrekkelijke plattelandswegen. Dit in acht genomen kan het functioneel fietsnetwerk uiteraard ook voor recreatieve doeleinden worden gebruikt. Momenteel zijn nog niet alle wegen op het netwerk uitgerust met de nodige fietsvoorzieningen zoals veilige fietspaden. De diverse overheden (Vlaams gewest, Provincie en gemeenten) leveren sinds 2002 grote inspanningen om het uitgetekende netwerk te voorzien van veilige fietsinfrastructuur.
50
Recreatief fietsnetwerk Na de voltooiing van het provinciaal fietsrouteplan dat voorzag in een netwerk van lusvormige fietsroutes (zie hoger), wordt in elk van de drie West-Vlaamse ‘groene’ regio’s gewerkt aan de ontwikkeling van een recreatief fietsnetwerk. Het gaat daarbij telkens om een gesloten en bewegwijzerd netwerk van verkeersveilige en rustige wegen waarbij de recreant in volle vrijheid zélf zijn fietstraject kan uitstippelen. Wat de bewegwijzering van recreatieve fietsnetwerken betreft werd vanuit Toerisme Vlaanderen en Westtoer geopteerd voor het knooppuntensysteem30 zoals dat de voorbije jaren in Limburg en de Antwerpse Kempen met succes werd ontwikkeld (bewegwijzering in beide richtingen aan de hand van knooppuntnummers). Om de voeling met de streek bij de recreant te stimuleren wordt op de belangrijkste assen van het fietsnetwerk naast de knooppuntenbewegwijzering ook een ondersteunende doelenbewegwijzering voorzien (handwijzers naar de dichtstbijzijnde dorpen, steden of gemeenten). Ter voorbereiding van het recreatief fietsnetwerk in het Brugse Ommeland voerde Westtoer in 2003 een voorstudie uit in opdracht van het provinciebestuur (Dienst Externe Relaties, Europese Programma’s en Gebiedsgerichte Werking) en in samenwerking met de gemeenten. Deze voorstudie resulteerde in: • De selectie van een netwerk van recreatieve assen, in de regel langs bestaande wegen en paden. De belangrijkste selectiecriteria voor de trajectkeuze waren de verkeersveiligheid, de attractiviteit en de aanwezige bezienswaardigheden. De gemiddelde lusgrootte31 bedraagt ongeveer 10 km. De voorgestelde trajecten kunnen gedeeltelijk overlappen met LF-routes, met bestaande lusvormige recreatieve fietsroutes of met het provinciaal fietsroutenetwerk voor functioneel verkeer. Bij de trajectkeuze werd rekening gehouden met de aansluiting op de Kustfietsroute en in de mate van het mogelijke ook met de in ontwikkeling zijnde fietsnetwerken in de Westhoek, de Leiestreek en het Meetjesland. • De inventarisatie van verkeerstechnische knelpunten (barrières, gebrekkige verkeersveiligheid, beperkte weguitrusting) met formulering van mogelijke oplossingen. In afwachting van het wegwerken van de knelpunten, wordt bij de belangrijkste knelpunten voorlopig een alternatief traject voorgesteld. • De inventarisatie van de aanwezige onthaalinfrastructuur (parkings, picknickplaatsen, informatieborden, zitbanken, bezoekerscentra) met aanduiding van interessante locaties voor het voorzien van nieuwe bijkomende infrastructuur. • De inventarisatie van de landschapskwaliteit langs de trajecten en de selectie van gebieden die in aanmerking kunnen komen om landschapsverbeteringen door te voeren (bijv. via bedrijfsplannen waarbij actieve landbouwers hun bedrijf in het landschap kunnen inkleden door de aanplant van inheemse bomen of struiken). Uit de voorstudie kan geconcludeerd worden dat er zich op het geselecteerde netwerk van assen nog heel wat problemen voordoen op vlak van verkeersveiligheid, vooral wat betreft veilige fietsoversteekplaatsen en vrijliggende fietspaden. Bovendien zijn er ook een aantal fysische barrières die op termijn om een oplossing vragen (bijv. fietstunnels of -bruggen over autosnelwegen, kanalen e.a.). Ook de ondersteunende voorzieningen (parking, picknickinfrastructuur, informatieborden) zijn in het Brugse Ommeland slechts zeer beperkt ontwikkeld. De voorstudie was een cruciale eerste stap naar de realisatie van het fietsnetwerk Brugse Ommeland toe. Alvorens echter te kunnen overgaan naar de effectieve realisatie op het terrein, is op een aantal punten nog verfijning en aanvulling noodzakelijk:
30 Het knooppuntensysteem werkt met een basislay-out van borden waarbij het respectievelijke knooppuntnummer makkelijk op het bord kan worden gekleefd. In vergelijking met doelenbewegwijzering (wat unieke borden vereist) is dit systeem aanzienlijk goedkoper en meer onderhoudsvriendelijk. 31 Meer bepaald de gemiddelde lengte van de fietslus die ontstaat door de verbinding van verschillende knooppunten.
51
• In de voorstudie wordt geen onderscheid gemaakt tussen primaire en secundaire fietsassen. Met het oog op het realiseren van een recreatieve hoofdstructuur binnen het Brugse Ommeland dient dan ook te worden bekeken welke fietsverbindingen als primaire as kunnen fungeren. De recreatieve hoofdstructuur van een regio is het netwerk van grofmazige doorgaande recreatieve verbindingen (bij voorkeur vrijliggende verharde fietspaden of autoluwe wegen) die een voor de recreant makkelijk leesbare samenhang creëren binnen een regio en tussen regio’s onderling. Oude spoorwegbeddingen, jaagpaden langs kanalen, oude heirwegen en in bepaalde gevallen ook dijken lenen zich uitstekend als primaire recreatieve assen binnen dergelijke hoofdstructuur. • Bij de definitieve trajectkeuze van het fietsnetwerk zal ook rekening gehouden moeten worden met de gemeentelijke mobiliteitsplannen (voor zover beschikbaar), evenals met de aansluiting op het fietsroutenetwerk van de provincie Zeeland32 (Nederland). • Bij de realisatie van het fietsnetwerk is het tevens van belang om reeds van bij aanvang voldoende aandacht te hebben voor opportuniteiten die zich aandienen met betrekking tot nieuw aan te leggen trajecten (ook al is de effectieve aanleg ervan op korte termijn niet haalbaar). Aantrekkelijke gebieden met een grote landschappelijke kwaliteit en diversiteit verdienen met het oog op een eventuele toekomstige verdichting van het fietsnetwerk eveneens de nodige aandacht. • Tenslotte dient reeds van bij aanvang voldoende aandacht te gaan naar de selectie en lokalisatie van multifunctionele recreatieve knooppunten (transferia) die voor de recreant een logisch start- en toegangspunt kunnen vormen tot het recreatieve netwerk. Concreet gaat het daarbij om plaatsen die goed bereikbaar zijn met de auto en/of met het openbaar vervoer, waar gratis of goedkoop én veilig geparkeerd kan worden, met een veilige toegang tot het fietsnetwerk en met voldoende basisinformatie over het netwerk en de omgeving. Dergelijke ‘inrijpunten’ worden bij voorkeur gelokaliseerd bij bestaande onthaal- of horecavoorzieningen. Midden 2004 keurde Toerisme Vlaanderen de aanvraag van Westtoer goed voor de betoelaging van het recreatief fietsnetwerk Brugse Ommeland in het kader van KB ’67. Concreet gaat het om het realiseren van de bewegwijzering op het weerhouden netwerk van recreatieve fietsassen.
1.2.2.5 MOUNTAINBIKING De vraag naar mountainbikeroutes is, zoals overal in Vlaanderen, vrij groot. Het Brugse Ommeland leent zich omwille van haar vlakke karakter in vergelijking met andere Vlaamse regio’s minder goed voor dergelijke activiteit. Toch beschikt de regio over zes permanente mountainbikeroutes die in samenwerking met de diverse gemeenten door BLOSO werden uitgestippeld en aangelegd (zie tabel 9). De zes mountainbikeroutes in het Brugse Ommeland beslaan in totaal 247 km. De routes situeren zich vooral in het Houtland en op het Plateau van Tielt. Met uitzondering van de ‘Schorre Oostende’-route zijn er in de polders momenteel geen permanente mountainbikeroutes aanwezig. Alle permanente mountainbikeroutes zijn uniform in één richting bewegwijzerd. De routes bestaan meestal uit meerdere lussen van verschillende moeilijkheidsgraad en lengte. Qua moeilijkheidsgraad wordt een onderscheid gemaakt tussen drie niveau’s: groen voor beginners, blauw voor gevorderden en rood voor sportievelingen. Het Brugse Ommeland beschikt over 118 km groene, 97 km blauwe en 32 km rode routes. De blauwe en rode routes situeren zich vooral in het lichtglooiende zuiden van de regio. De kwaliteitscontrole van de mountainbikeroutes wordt verzorgd door BLOSO. Uit controle van de circuits blijkt dat de bewegwijzering van sommige permanente routes vaak te wensen overlaat. De gebruikers zijn bovendien vragende partij voor meer trajecten langs onverharde paden. Tenslotte kunnen zich op sommige trajecten ook conflicten voordoen tussen mountainbikers en andere recreanten (ruiters, wandelaars, fietsers) (bijv. op de ‘Beernem’-route langs het kanaal Gent-Oostende). 32 Het fietsroutenetwerk van de provincie Zeeland is bewegwijzerd volgens een systeem van ‘rode’ (snelle) of ‘groene’ (recreatieve) routes die naar de bestemming in kwestie leiden. Een knooppuntennetwerk is in ontwikkeling.
52
Tabel 9 BLOSO-mountainbikeroutes in het Brugse Ommeland, 2004 Naam mountainbikeroute
Gemeente
Schorre Oostende Beernem De Vlaamsche Leeuwen
Oostende Beernem Torhout/Ichtegem
Breughel-Molen
Wingene/Ruiselede
1
De Akspoele
Tielt
3
Pallieter
Pittem
1
Totaal aantal km
Aantal startplaatsen 1 1 2
Moeilijkheidsgraad Groen Groen Groen Blauw Groen Blauw Groen Blauw Rood Blauw Rood
Totaalafstand in km 25,0 30,0 25,0 30,0 23,0 35,0 15,0 10,0 20,0 22,0 12,0 247,0
Bron: BLOSO 2004
De kwaliteitscontrole van de mountainbikeroutes wordt verzorgd door BLOSO. Uit controle van de circuits blijkt dat de bewegwijzering van sommige permanente routes vaak te wensen overlaat. De gebruikers zijn bovendien vragende partij voor meer trajecten langs onverharde paden. Tenslotte kunnen zich op sommige trajecten ook conflicten voordoen tussen mountainbikers en andere recreanten (ruiters, wandelaars, fietsers) (bijv. op de ‘Beernem’-route langs het kanaal Gent-Oostende). Sinds 2003 heeft de provinciale Sportdienst het voortouw genomen om de mountainbikesport in WestVlaanderen te coördineren en nieuw leven in te blazen. Een vernieuwde provinciale commissie zag het licht met vertegenwoordigers van o.m. BLOSO, Aminal, Westtoer en de wielerfederaties. In een eerste fase werden de bestaande permanente mountainbikeroutes in West-Vlaanderen digitaal (via het GIS-systeem) in kaart gebracht, met de bedoeling de bewegwijzering, het onderhoud en de aantrekkelijkheid van de routes te optimaliseren. Bedoeling is een minimum kwaliteitslabel uit te werken, getoetst aan criteria, zoals de aanwezigheid van een meldpunt bij klachten en een verhuurplaats van mountainbikes. In een tweede fase worden ook nieuwe permanente mountainbikeroutes gepland. Voor het Brugse Ommeland is dit o.m. het geval voor een route op het grondgebied van de gemeenten Jabbeke, Zedelgem en Brugge (groene en blauwe lus). Verder zijn er ook plannen voor een mountainbikeroute in de achterhaven van Zeebrugge (Dudzeelse polder). Door diverse bestaande mountainbikeroutes via een beperkt aantal doorsteken met elkaar te verbinden, kan in het Brugse Ommeland op termijn over een relatief grote oppervlakte een aaneensluitend netwerk van mountainbiketrajecten worden gecreëerd (knooppuntensysteem). De wenselijkheid van dergelijk netwerk dient echter nog te worden onderzocht. Naast het aanbod aan BLOSO-mountainbikeroutes, zijn er ook gemeenten die over een eigen gemeentelijke mountainbikeroute beschikken (bijv. Oostkamp). Bovendien zijn er in de regio vrij regelmatig occasioneel georganiseerde mountainbiketochten, zowel tijdens de zomer als in de winter. Daarbij gaat het over éénmalige of jaarlijkse evenementen die op initiatief van de sportdiensten van de gemeente of van mountainbikeclubs worden georganiseerd. Zij stippelen een tijdelijk bewegwijzerd circuit uit dat door het bestuur van de betreffende gemeente voor één of meerdere dagen moet worden goedgekeurd. Deze tijdelijke evenementen leveren geen problemen op zolang zij geen opmerkelijke of blijvende schade aanbrengen aan het natuurlijk systeem.
1.2.2.6 ONTHAALVOORZIENINGEN VOOR RECREATIEVE FIETSERS Recreatieve fietsers vragen meer dan alleen een circuit of een netwerk met bewegwijzering. Specifieke onthaalvoorzieningen en -dienstverlening voor fietsers zijn in het Brugse Ommeland echter slechts in beperkte mate ontwikkeld, zeker in vergelijking met een prominente fietsregio als Limburg. Dit bleek ook reeds uit de voor-
53
studie die in 2003 werd uitgevoerd in het kader van de voorbereiding van het recreatief fietsnetwerk in het Brugse Ommeland. Fietsverhuurcentra De fietsverhuurplaatsen voor het Brugse Ommeland concentreren zich vooral in Brugge, Damme en de kustgemeenten. Toch kunnen ook op andere plaatsen in de regio fietsen worden gehuurd (o.m. in Oudenburg, Beernem, Wingene, Torhout, Pittem en Tielt). De recreatieve productkennis van veel fietsverhuurders is in veel gevallen echter nog voor verbetering vatbaar. Bovendien zijn een aantal van deze fietsverhuurders eigenlijk klassieke fietsherstellers die op zondag hun deuren sluiten. Naast de gespecialiseerde fietsverhuurcentra bieden ook heel wat hotels en gastenkamers in het Brugse Ommeland hun gasten de mogelijkheid een fiets te huren. In de logiesgids voor het Brugse Ommeland staan ze aangeduid met een speciaal icoon. Niet minder dan 26 van de 43 in de editie 2004 vermelde hotels en 35 van de 54 vermelde gastenkamers bieden fietsverhuur aan. Uit ervaring blijkt dat de meeste fietsrecreanten gebruik maken van hun eigen fiets die in veel gevallen op een speciale bagagedrager op de auto wordt meegebracht. De eigenlijke fietsverhuur richt zich dan ook op een vrij beperkte doelgroep en is vooral van belang wanneer dit gekoppeld wordt aan bestaande logiesvoorzieningen (hotel, gastenkamers, hoeve- en plattelandstoerisme). Picknickplaatsen, zitbanken en infoborden In het kader van de voorstudie voor het recreatief fietsnetwerk Brugse Ommeland werd een eerste inventaris gemaakt van de bestaande (en gewenste) recreatieve infrastructuur voor fietsers langs de geselecteerde fietsassen. Daaruit bleek dat picknickbanken en gewone zitbanken momenteel op slechts een tiental plaatsen in het Brugse Ommeland voorzien zijn. Ook infoborden met duiding over de omgeving of het aanwezige erfgoed zijn slechts heel beperkt aanwezig. In de voorstudie worden echter heel wat suggesties gedaan voor mogelijke locaties van bijkomende picknickplaatsen of infoborden. Bij de effectieve realisatie van het fietsnetwerk dient met deze suggesties - die reeds bij de gemeenten werden afgetoetst - rekening te worden gehouden. Fietsenstallingen Fietsrecreanten die hun fietstocht combineren met een wandeling of een stadsbezoek wensen hun vaak dure fiets op een veilige manier te kunnen stallen. Vooral in Brugge is dit momenteel een probleem. In het kader van het mobiliteitsplan dat de stad in februari 2004 heeft goedgekeurd, worden echter aan beide kanten van het station nieuwe overdekte fietsenstallingen voorzien die voor een groot deel bewaakt zullen zijn. Ook bij de startplaats van lusvormige wandelingen in het Brugse Ommeland - ook de provinciale - ontbreekt al te vaak een veilige (niet noodzakelijk overdekte) fietsenstalling. Fietsvriendelijke uitbatingen Horecazaken, verblijven en campings die zich als fietsvriendelijk naar de recreant toe kenbaar willen maken, kunnen daarvoor sinds 2004 bij Toerisme Vlaanderen een officieel label aanvragen (zie figuur 5). Zowel voor fietscafés en fietsrestaurants als voor de verschillende vormen van fietslogies werden immers recent specifieke criteria opgesteld. Verplichte criteria voor alle uitbatingen zijn onder meer de aanwezigheid van een fietsenstalling, het beschikken over een EHBO-kit, het ter beschikking kunnen stellen van een elementaire fietsreparatieset en het kunnen aanbieden van fietskaarten en andere toeristische informatie over de streek. Een uniforme bewegwijzering vanaf de fietsroute of het fietsnetwerk naar de fietsvriendelijke uitbating is eveneens in ontwikkeling.
54
Figuur 5 Label van Toerisme Vlaanderen voor fietsvriendelijke horeca (sticker 2004)
FIETSVRIENDELIJK
erkend door
Toerisme Vlaanderen
Bron: Toerisme Vlaanderen 2004
Niettegenstaande de vele fietsverhuurmogelijkheden bij logiesaanbieders, zijn er in het Brugse Ommeland slechts enkele uitbaters die zich een duidelijk fietsvriendelijk profiel aanmeten. De regio beschikt nochtans over een ruim aanbod van sfeervolle herbergen, cafés en overnachtingsmogelijkheden die op termijn (mits kleine aanpassingen) het label van fietsvriendelijke uitbating kunnen verkrijgen. Damme heeft aan de gevel van het infokantoor ‘Huyse De Grote Sterre’ de ANWB-rijwielhulpkist hangen, die regelmatig door de ANWB wordt aangevuld. Fietsrecreanten met pech kunnen gratis van deze dienstverlening gebruik maken. De kist is afgesloten met een sleutel die bij de sleutelbeheerder kan worden opgehaald (meestal een VVV of horecabedrijf). In de rijwielhulpkist zit allerlei gereedschap en kleine onderdelen, evenals een EHBO-doos. De Nederlandse provincie Zeeuws-Vlaanderen is de eerste regio in Nederland met een uitgebreid netwerk van rijwielhulpkisten langs de nieuwe bewegwijzerde fietsroutes. Een dergelijk systeem zou door de VTB-VAB ook in Vlaanderen veralgemeend kunnen worden.
Georganiseerde fietstochten Vanuit zowel Brugge als Damme zijn aanbieders actief die zich specifiek richten op Engelstalige (vaak jeugdige) verblijfstoeristen die in de ruimere omgeving van Brugge (in groep) een georganiseerde fietstocht wensen te maken.
CONCLUSIES INZAKE RECREATIEF FIETSEN • In het Brugse Ommeland is het fietsproduct nog onvoldoende als een totaalproduct ontwikkeld. De regio beschikt wel over een vrij evenwichtig gespreid aanbod van veilige provinciale lusvormige fietsroutes (wel met een lacune in de omgeving van Jabbeke). Een recreatief fietsnetwerk daarentegen ontbreekt vooralsnog, maar wordt wel op korte termijn door de Provincie (i.c. Westtoer) uitgebouwd. Ter voorbereiding van de realisatie van dit fietsnetwerk werd in 2003 een voorstudie uitgevoerd, waaruit bleek dat er zich op de geselecteerde fietsassen momenteel nog heel wat problemen voordoen op vlak van verkeersveiligheid en fietscomfort. Ook de ondersteunende fietsvoorzieningen blijken in de regio slechts zeer beperkt ontwikkeld.
55
• Van de drie groene regio’s in West-Vlaanderen realiseert het Brugse Ommeland wat de provinciale lusvormige fietsroutes betreft systematisch de hoogste gemiddelde verkoopcijfers per route. Lusvormige fietsroutes kunnen overigens perfect gecombineerd worden met een recreatief fietsnetwerk. Minder ervaren of occasionele fietsers kunnen de regio voor de eerste keer via een fietsroute ontdekken. Meer ervaren fietsers en bezoekers die de regio beter willen leren kennen, zullen wellicht liever het fietsnetwerk gebruiken. • Vooral het noordelijk deel van het Brugse Ommeland beschikt over een vrij uitgebreid maar grofmazig netwerk van groene fietsassen (jaagpaden langs kanalen, oude spoorwegbeddingen en dijken) die zowel in de lusvormige fietsroutes als in het toekomstige fietsnetwerk een cruciale rol te vervullen hebben. Dergelijke groene fietsassen vormen fietsveilige recreatieve verbindingen, niet alleen in het landelijk gebied maar vaak ook als aansluiting met de stedelijke centra (vooral opvallend in Brugge, maar ook in Oostende en Torhout). • De regio wordt doorkruist door meerdere langeafstandsfietsroutes. De Vlaanderen Fietsroute is daarvan wellicht de meest bekende. Een kwalitatieve noordzuidverbinding Brugge-Kortrijk - al dan niet deel uitmakend van het netwerk van LF-fietsroutes - doorheen het Brugse Ommeland en de Leiestreek ontbreekt echter. • Het Brugse Ommeland beschikt over een vrij uitgebreid aanbod aan mountainbikeroutes dat echter vooral is geconcentreerd in het Houtland en op het Plateau van Tielt. Daarnaast worden er in de regio ook regelmatig eenmalige mountainbiketochten georganiseerd.
1.2.3 WANDELRUITERIJ Sinds halfweg de jaren negentig werden in het Brugse Ommeland meerdere routegebonden structuren voor paardrijden ontwikkeld. Wat lusvormige ruiterroutes betreft zijn er enerzijds de vier routes die in het kader van Euregio Scheldemond33 werden gerealiseerd, anderzijds zijn er ook de twee meer recente provinciale ruiterpaden die door Westtoer (vroeger de West-Vlaamse Vereniging voor de Vrije Tijd vzw) werden ontwikkeld (zie tabel 10).
Tabel 10 Lusvormige ruiterpaden in het Brugse Ommeland, 2004 Naam ruiterpad Provinciale ruiterpaden Groenhove Ruiterpad Ryckevelde Ruiter- en Mennerspad Ruiterpaden Euregio Scheldemond Napoleonroute Lamme Goedzakroute Bulskampveldparcours Ryckeveldeparcours TOTAAL
Startplaats Torhout (Groenhovebos) Oedelem/Beernem Aardenburg (NL) Damme Parking provinciedomein Parking domein Ryckevelde
Aantal km 23,0 17,6 41,0 39,0 10,0 10,0 140,6
Bron: Westtoer 2004
Sommige gemeenten in het Brugse Ommeland hebben ook lokale ruiterroutes op hun grondgebied. Naast de lusvormige routes werden in het gebied (eveneens in het kader van Euregio Scheldemond) twee doorgaande ruiterroutes ontwikkeld. Het zijn de ‘Veld(aanloop)route’ (42 km) met startplaats in Loppem (Zedelgem) en de route ‘Van Verdronken Land tot Noordzeestrand’ (130 km), die het Verdronken Land van Saeftinghe via Zeeuws-Vlaanderen met de Belgische Kust (De Haan) verbindt.
33 Euregio Scheldemond is een samenwerkingsverband tussen de provincies West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen en Zeeland, met de steun van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), Economische Zaken (Nederland) en Toerisme Vlaanderen.
56
Van alle hierboven vermelde ruiterpaden zijn brochures of gidsen met gedetailleerd kaartmateriaal beschikbaar. Met uitzondering van het Bulskampveld- en het Ryckeveldeparcours starten deze ruiterroutes allemaal aan een manege of afspanning en ook langs het traject liggen meestal nog één of meerdere maneges. Langs de langere lusvormige routes die in het kader van Euregio Scheldemond werden ontwikkeld en langs de twee doorgaande ruiterroutes door het gebied zijn op het traject eveneens overnachtingsmogelijkheden gelegen voor ruiters en paarden. Ondanks de meer dan 140 km lusvormige ruiterpaden in het Brugse Ommeland is het aanbod aan kwalitatieve ruiterroutes in de regio vrij beperkt. Het zijn immers enkel de twee provinciale ruiterroutes die een strenge kwaliteitstoets kunnen doorstaan. Deze routes kaderen in de uitbouw van een netwerk van provinciale ruiterpaden34. Zowel het in 1999 ontwikkelde Groenhove Ruiterpad, als het in 2002 gerealiseerde Ryckeveldepad kunnen ten allen tijde worden bereden. Beide routes zijn in één richting bewegwijzerd en lopen hoofdzakelijk langs onverharde paden en rustige veldwegen. Allebei kunnen ze ook door menners worden afgelegd. Op de plaatsen die voor koetsen niet toegankelijk zijn, wordt een alternatief traject voorgesteld. Het Groenhove Ruiterpad biedt halfweg het circuit de mogelijkheid om via een doorsteek een korter traject af te leggen. Op beide routes situeren zich een beperkt aantal gevaarlijke verkeerspunten (oversteekplaatsen) die op de bijhorende kaart echter goed zijn aangegeven. De verkoop van de provinciale ruiterroutes ligt vrij laag en schommelt zowel voor het Brugse Ommeland als voor de andere West-Vlaamse regio’s gemiddeld tussen de 100 à 200 exemplaren per jaar per route. Het Groenhove Ruiterpad nabij Torhout (waar een drietal maneges zijn gevestigd) verkoopt wel opmerkelijk beter dan het Ryckeveldepad. De problemen met de ruiterroutes die in het kader van Euregio Scheldemond werden ontwikkeld, zijn velerlei. De belangrijkste zijn van infrastructurele aard: vaak ontbrekende bewegwijzering, talrijke onveilige oversteekplaatsen en gebrek aan onverharde trajecten. Een aantal routes zijn bovendien ook te lang voor eendagsruiters, die kortere trajecten vragen van slechts 15 à 20 km (een drietal uur paardrijden). Op de langere routes zijn geen dwarsverbindingen voorzien die het de ruiters mogelijk maakt hun route in te korten. In de praktijk beperkt het onderhoud van deze ruiterroutes (door Westtoer) zich tot de Lamme Goedzakroute en de Napoleonroute (door Westtoer) omdat dit gesloten lussen zijn, die nog vrij frequent gebruikt worden. De overige routes worden de facto niet langer onderhouden. Dat het belang van de wandelruiterij de voorbije jaren is toegenomen, is duidelijk. Niet alleen het grote aantal maneges en stoeterijen wijst in die richting (een dertigtal in het Brugse Ommeland, gespreid over de volledige regio maar met een concentratie nabij Torhout, Loppem/Oostkamp en Damme), ook de resultaten van een onderzoek naar de participatiegraad van de West-Vlaamse bevolking aan openluchtrecreatieve activiteiten35 wijzen op een sterke groeimarkt voor het buiten rijden te paard. Er is o.m. een behoefte aan nieuwe lusvormige ruiterroutes in het hinterland van de aangrenzende kustgemeenten (bijv. Knokke-Heist en De Haan) om de hoge recreatiedruk in de duinen te verminderen. Ook rond Loppem, Sint-Andries en Zedelgem blijkt er vraag te zijn naar een nieuw vrijliggend lusvormig ruiterpad. De belangrijkste hinderpaal bij het ontwikkelen van nieuwe ruiterroutes met een hoge belevingswaarde is het ontbreken van voldoende openbare overharde wegen. Zoals reeds is aangehaald bij de bespreking van de wandelroutes, dient ook voor de ruiterrecreatie een actief beleid te worden gevoerd om het behoud van onverharde wegen (kerk-, voet- of buurtwegels) te stimuleren. Eventuele nieuwe ruiterroutes dienen bovendien steeds ontwikkeld te worden in functie van de aanwezigheid van maneges of afspanningen. Met het oog op het ontwikkelen van kwaliteitsvolle ruiterroutes werden recent nieuwe samenwerkingsvormen gezocht met terreinbeheerders van bossen en natuurgebieden, met de bedoeling te streven naar een maximale benutting van onverharde paden. Zo werd in het Brugse Ommeland, na onderhandelingen met de provinciale overheid en met de Afdeling Bos en Groen van de Vlaamse Gemeenschap, een nieuw traject
34 De Westhoek telt momenteel eveneens twee provinciale ruiterpaden, de Leiestreek telt er zes en de Kust één. 35 Openluchtrecreatieve activiteiten van de West-Vlaamse bevolking in 1996, Dienst Toerisme en Recreatie Provincie WestVlaanderen en West-Vlaamse Vereniging voor de Vrije Tijd vzw, 1998.
57
bedongen voor het bestaande (Euregio Scheldemond) pad in het provinciedomein LippensgoedBulskampveld, waarbij nu ook een aansluiting is voorzien naar de aansluitende Vagevuurbossen. Deze nieuwe provinciale ruiterroute die de naam Bulskampveldroute zal dragen en die ongeveer dubbel zo lang zal zijn als het vroegere Bulskampveldparcours, wordt officieel geopend in de tweede helft van 2004. De projecten die op vlak van ruiterrecreatie door Westtoer in de nabije toekomst worden gepland, betreffen vooral het herwaarderen en optimaliseren van bestaande lusvormige ruiterroutes, met name de Lamme Goedzakroute (in 2004) en de Napoleonroute (in 2005). Nieuwe lusvormige routes behoren tot de mogelijkheden voor zover de aanleg ervan gebeurt in functie van de aanwezigheid van een bestaande manege of stoeterij.
CONCLUSIES INZAKE WANDELRUITERIJ • Ondanks het vrij grote aanbod aan routegebonden structuren voor paardrijden en het feit dat er een belangrijke behoefte bestaat aan voorzieningen voor ruiterrecreatie, beperkt het aanbod aan kwalitatieve ruiterroutes in het Brugse Ommeland zich hoofdzakelijk tot de provinciale ruiterpaden. • Herwaardering van de bestaande (in het kader van Euregio Scheldemond ontwikkelde) ruiterroutes verdient dan ook de voorkeur boven het ontwikkelen van volledig nieuwe ruiterroutes. Vooral de problemen op vlak van bewegwijzering, oversteekplaatsen, verharding en onderhoud dienen te worden aangepakt. • In de aangrenzende kustgemeenten is er een behoefte aan nieuwe lusvormige ruiterroutes. Nieuwe routes dienen echter steeds gepland te worden in functie van bestaande maneges of stoeterijen. Een belangrijk probleem bij de keuze van nieuwe trajecten vormt het beperkte aanbod van openbare onverharde ruiterpaden en autoluwe menpaden.
1.2.4 AUTOTOEREN Het Brugse Ommeland is met haar aantrekkelijke landschappen, kleine stadjes en vele kleinere attractiepunten een aantrekkelijke regio voor rondtoeren met de wagen. De regio telt vier provinciale autoroutes, samen goed voor meer dan 300 km bewegwijzerde autoroute (zie tabel 11). De vier autoroutes zijn voortreffelijk gespreid over het volledige grondgebied van de regio.
Tabel 11 Provinciale autoroutes in het Brugse Ommeland, 2004 Naam autoroute Uilenspiegelroute Permekeroute Houtlandroute Molenlandroute TOTAAL
Startplaats Damme Jabbeke Torhout Tielt
Aantal km 74,0 72,0 81,0 82,0 309,0
Bron: Westtoer 2004
De Uilenspiegelroute verkent de Zwinstreek en het polderlandschap van de grensstreek tussen West-, Oost- en Zeeuws-Vlaanderen. De Permekeroute verkent de polders en ook een stukje van de zandstreek tussen Brugge, Oostende en Zeebrugge. De Houtlandroute is een verkenning van de streek tussen Brugge en Torhout. De Molenlandroute tenslotte verkent de zacht glooiende landelijke omgeving rond Tielt en loopt langs een tiental molens.
58
De Uilenspiegelroute kwam tot stand als onderdeel van het grensoverschrijdend Interreg-II-project ‘Plattelandstoerisme’ (Euregio Scheldemond). De drie overige routes zijn oorspronkelijk initiatieven van de gemeenten Jabbeke, Torhout en Tielt. Het traject van elk van deze routes werd in 1999 en 2000 hertekend door de WVT vzw in samenwerking met deze gemeenten. Elke route beschikt over een verzorgde brochure met kaart en routebeschrijving. De brochure van de Uilenspiegelroute wordt ook in het Frans en het Duits uitgegeven. Naast de hierboven beschreven autoroutes, is er ook nog de Hoeveroute (76 km) die het hinterland van Oostende verkent en waarvan het traject deels in het Brugse Ommeland, deels in de Westhoek loopt. Startplaats van deze route is Oostende. Alle provinciale autoroutes zijn van een goede kwaliteit en maken in hoofdzaak gebruik van secundaire tweebaanswegen. De routes zijn objectgericht geconcipieerd en brengen de automobilist over veilige wegen van aandachtspunt naar aandachtspunt, zonder daarbij andere recreanten te storen. Bedoeling is om bij elk aandachtspunt uit te stappen en het verder te voet te verkennen. Naast de provinciale routes werden in de regio door lokale initiatiefnemers ook nog andere autoroutes ontwikkeld (bijv. de Smokkelroute als intergemeentelijk initiatief van o.a. Damme, Maldegem en Sluis-Aardenburg). De belangrijkste doelgroepen voor een autoroute zijn ouderen, personen met een handicap en gezinnen met kleine kinderen, die ook bij slecht weer uitstappen willen maken. Het voordeel van autoroutes is dat zij diverse kleinere attracties en centra die niet goed door openbaar vervoer zijn ontsloten toeristisch kunnen valoriseren. De ervaring leert dat de markt van de autoroutes een stabiele maar geen groeiende markt is. De gemiddelde jaarlijkse verkoop van de autoroutes in het Brugse Ommeland schommelt tussen de 230 en 380 exemplaren per autoroute per jaar. Daarmee liggen de verkoopcijfers ongeveer op het niveau van die van de Leiestreek, maar wel een heel stuk lager dan die van de Westhoek waar gemiddeld tussen de 2 400 en 2 700 exemplaren per autoroute per jaar verkocht worden. Het huidige aanbod van autoroutes in het Brugse Ommeland blijkt te volstaan. Noch vanuit het provinciale niveau, noch vanuit het gemeentelijke niveau is er vraag naar een uitbreiding van de bestaande bewegwijzerde autoroutestructuren. In de streekpocket kunnen evenwel nog bijkomende (al dan niet thematische) routes als niet-bewegwijzerde circuits worden opgenomen (zie verder). Specifieke routes voor motorrijders zijn in het Brugse Ommeland niet aanwezig. Uiteraard kunnen de bestaande autoroutes ook door motorrijders worden gebruikt, al worden die door de gebruikers zelf vaak als te kort ervaren.
CONCLUSIES INZAKE AUTOTOEREN • Het aanbod van bewegwijzerde autoroutes in het Brugse Ommeland is voldoende ruim en zeer goed gespreid. • De eventuele behoefte aan nieuwe (al dan niet thematische) routes kan worden opgevangen met de streekpocket.
1.2.5. PLEZIERVAART EN PASSAGIERSVAART Bij de bespreking van de diverse mogelijkheden voor waterrecreatie in het Brugse Ommeland wordt een onderscheid gemaakt tussen de niet-plaatsgebonden vormen van waterrecreatie (die in dit punt worden besproken) en de verschillende vormen van plaatsgebonden waterrecreatie (die in punt 1.2.6 aan bod komen).
59
Alvorens dieper in te gaan op de twee belangrijkste vormen van niet-plaatsgebonden waterrecreatie, met name de pleziervaart (of individuele toervaart) en de passagiersvaart (of kanaaltochten), gaan we eerst in op een aantal algemene kenmerken van de bevaarbare waterlopen in het Brugse Ommeland. De regio telt vier bevaarbare waterlopen die voor diverse vormen van waterrecreatie zijn opengesteld (zie tabel 12). Samen hebben deze waterlopen een lengte van bijna 73 km. Ter vergelijking: in de Westhoek hebben de bevaarbare waterlopen een gezamenlijke lengte van 94 km, in de Leiestreek bedraagt dit zelfs 170 km.
Tabel 12 Bevaarbare waterlopen in het Brugse Ommeland Bevaarbare waterlopen Kanaal Gent-Oostende Kanaal Brugge-Sluis (Damse Vaart) Boudewijnkanaal (Brugge-Zeebrugge) Kanaal Plassendale-Nieuwpoort TOTAAL
Lengte in het Brugse Ommeland (in km) 39,0 12,6 12,0 9,0 72,6
Pleziervaart ja neen ja ja
Passagiersvaart ja ja ja ja
Bron: Het Blauwe Netwerk, Aanzet tot een beleidsvisie voor gemotoriseerde pleziervaart op de West-Vlaamse binnenwateren, West-Vlaamse Vereniging voor Vrije Tijd vzw., 1996
Het netwerk van bevaarbare waterlopen bevindt zich hoofdzakelijk in het noordelijk deel van het Brugse Ommeland. Het is goed ontsloten en staat rechtstreeks in verbinding met de rest van Vlaanderen (via het kanaal Gent-Oostende), met de Westhoek en Noord-Frankrijk (via het kanaal Plassendale-Nieuwpoort) en met de Noordzee (via het Boudewijnkanaal). Het netwerk is goed voorzien van vaarsignalisatie op alle knooppunten van waterwegen, in jachthavens en op aanmeerplaatsen en de pleziervaartuigen worden (tenzij rond Brugge) bovendien relatief weinig gehinderd door beweegbare bruggen en sluizen. Met uitzondering van het kanaal Brugge-Sluis (Damse Vaart) is op alle hierboven vermelde waterlopen dan ook beroepsvaart aanwezig36, met soms conflictsituaties tussen beroepsvaart, passagiersvaart en pleziervaart tot gevolg. Het landschap langs de waterwegen is afwisselend: van zeer landelijk in de polders, de Zwinstreek en het Houtland tot stedelijk in de omgeving van Brugge en zelfs (in beperkte mate) industrieel tussen Brugge en Zeebrugge. De kanalen beschikken over ruime jaagpaden, vaak op beide oevers. Op de wal is er een rijk aanbod van zowel cultuur als natuur aanwezig. Uiteraard speelt ook kunststad Brugge een cruciale rol in de aantrekkingskracht van de regio op pleziervaarders. Een goede waterkwaliteit is een fundamentele randvoorwaarde voor de verdere uitbouw van waterrecreatie op de waterlopen. Het jaarrapport 2002 van de Vlaamse Milieumaatschappij37 (VMM) beoordeelde de biologische kwaliteit van het kanaal Gent-Oostende, dat sterk beïnvloed wordt door de Leie, als ‘matig’ tot ‘slecht’ (m.a.w. ‘verontreinigd’). De biologische kwaliteit van het kanaal was in het begin van de jaren ’90 echter zeer slecht, maar is sindsdien wel duidelijk verbeterd. Het kanaal kende de voorbije jaren zelfs een explosieve ontwikkeling van de visstand (zie verder). Het Boudewijnkanaal, dat sterk brak water heeft, is matig verontreinigd. Enkel het kanaal Brugge-Sluis wordt biologisch als ‘matig’ tot ‘goed’ beoordeeld. Een verbetering van de waterkwaliteit is duidelijk gewenst maar dit is niet eenvoudig om op de korte termijn te realiseren.
1.2.5.1 PLEZIERVAART Individuele toervaart of pleziervaart bestaat uit het ondernemen van boottochten met een motorjacht van (jacht)haven naar (jacht)haven. Veelal betreft het meerdaagse etappetochten langs rivieren of kanalen tussen verschillende binnenhavens. De laatste decennia heeft het recreatief varen zich in een versneld tempo ontwik-
36 In het kader van het integraal waterbeleid spreekt men over de 5 hoofdfuncties van waterwegen: 1) aan- en afvoerfunctie van water; 2) economische functie; 3) recreatieve en toeristische functie; 4) landschappelijke functie; 5) ecologische functie. 37 Jaarverslag ‘Waterkwaliteit - Lozingen in het water 2002’, Vlaamse Milieumaatschappij.
60
keld, ook in het Brugse Ommeland. De regio is immers meer dan louter een doorvaargebied en beschikt voor pleziervaarders over heel wat intrinsieke kwaliteiten om er rustig te blijven vertoeven. De totale lengte van de waterwegen in het Brugse Ommeland die voor individuele gemotoriseerde pleziervaart zijn opengesteld bedraagt 60 km. Op het kanaal Brugge-Sluis (Damse Vaart) is geen pleziervaart toegestaan. In het Brugse Ommeland werden drie jachthavens ontwikkeld, twee grotere en één kleine: • de Yachtclub Flandria Brugge aan het Kanaaleiland telt een 140-tal vaste ligplaatsen (waarvan 70 passantenplaatsen); • de Beernemse Watersportvereniging (BSWV) beschikt over 89 ligplaatsen (waarvan een 8-tal passantenplaatsen); • de Brugse Zeil- en Yachtclub langs het Boudewijnkanaal beschikt over een 15-tal ligplaatsen (waarvan een 3-tal passantenplaatsen). Met drie goed uitgeruste jachthavens beschikt de regio over een voldoende groot aanbod. De jachthavens bieden de pleziervaart een specifieke infrastructuur met o.m. elektriciteit en drinkwater, sanitaire voorzieningen, een trailerhelling, afvalcontainers en een clubhuis met bar of restaurant. Beide Brugse jachthavens richten zich niet alleen op passanten of bezoekers aan Brugge of het Brugse Ommeland, maar ook op de lokale bevolking. Naast deze goed uitgeruste jachthavens dient ook nog de kleine passantenhaven aan de Coupure in de Brugse binnenstad te worden vermeld. Dit haventje (met een 20-tal ligplaatsen) ligt langs de ringvaart rond Brugge die deel uitmaakt van het kanaal Gent-Oostende, maar behoort strikt genomen niet tot het Brugse Ommeland. Naast de hierboven vermelde jachthavens werden langs de diverse kanalen in het Brugse Ommeland nog een 12-tal aanmeerplaatsen langs steigers of kademuren ontwikkeld38. Gemiddeld telt elke aanmeerplaats 3 à 4 ligplaatsen. Samen vertegenwoordigen de jachthavens en aanmeerplaatsen in het Brugse Ommeland een 280-tal ligplaatsen ten behoeve van de pleziervaart. Als we de jachthavens als zeer goed uitgeruste aanmeerplaatsen beschouwen (en als we clusters van aanmeermogelijkheden op eenzelfde plaats samennemen), stellen we vast dat het Brugse Ommeland gemiddeld om de 5 km een halteplaats telt39. De regio beschikt daarmee over voldoende aanmeerplaatsen die bovendien ook vrij goed gespreid zijn. Enkel het 12 km lange Boudewijnkanaal telt momenteel slechts één aanmeerplaats (de Brugse Zeil- en Yachtclub). Langs dit kanaal biedt vooral ook Lissewege mogelijkheden voor een bijkomende volwaardige aanlegsteiger. In het Brugse Ommeland zijn er - net als in de andere West-Vlaamse regio’s - de voorbije jaren trouwens heel wat inspanningen geleverd op vlak van infrastructuur ten behoeve van de pleziervaart (meerdere projecten voor de aanleg van o.m. aanmeersteigers in het kader van Interreg Euregio Scheldemond en het Provinciaal Subsidiereglement Riviertoerisme). Wat de jachthavens betreft werden zowel aan het Kanaaleiland in Brugge als in Beernem recent investeringen gedaan in nieuwe clubhuisinfrastructuur. In Beernem is de jachthaven in concessie van AWZ, maar het probleem stelt zich dat het hier (om onduidelijke redenen) een jaarlijks opzegbare concessie betreft (met de nodige onzekerheid naar de toekomst toe). Slechts een beperkt deel van de jachthaven is voor een periode van 30 jaar in concessie van de NV Zeekanaal. Precies op dit stuk werd in het voorjaar van 2004 begonnen met de bouw van een nieuw clubhuis. Permanente investeringen in de overige delen van de jachthaven liggen - gezien de aard van de concessie - moeilijker. Op de parking van de jachthaven worden op korte termijn wel enkele plaatsen voor kampeerauto’s gepland. Waar voor beide Brugse jachthavens kunststad Brugge een duidelijk aantrekkingselement is, is dit voor de Beernemse jachthaven veel minder het geval. In die zin heeft de jachthaven van Beernem, als enige jachthaven die zuiver tot het Brugse Ommeland gerekend kan worden, zeker een belangrijke rol te vervullen voor de regio. Alle jachthavens kunnen trouwens als kleinschalig infopunt maximaal ingeschakeld worden in de recreatieve routestructuren van het Brugse Ommeland.
38 Inclusief de aanmeerplaatsen langs de ringvaart rondom Brugge. 39 Ter vergelijking: de Leiestreek telt gemiddeld om de 9 km een halteplaats ten behoeve van de pleziervaart (bron: Strategisch Beleidsplan Toerisme en Recreatie voor de Leiestreek).
61
Om de dynamiek in de jachthavens op een meer kwantitatieve manier te evalueren, kan een voorzichtige inschatting gemaakt worden van het aantal overnachtingen. De jachthaven van Brugge realiseert jaarlijks zowat 3 600 overnachtingen; in Beernem bedraagt dit ongeveer 1 300 overnachtingen per jaar. Beide cijfers zijn wellicht een onderschatting omdat enkel de drukste periodes van het jaar in rekening worden gebracht en er slechts uitgegaan wordt van een bezetting van 2 personen per boot (terwijl dit in werkelijkheid vaak heel wat meer kan bedragen). Conflicten met de aanwezige beroepsvaart zijn er in de jachthaven van Brugge (door haar ligging in een dode kanaalarm) alvast niet. In Beernem echter doen zich wel problemen voor, met name beschadiging aan de oevers en installaties door de golfslag van schepen die zich niet houden aan de snelheidsbeperkingen ter hoogte van de jachthaven. Naast de jachthavens biedt ook een ander voor de pleziervaart interessant knooppunt bijzondere aandacht, met name het historische (als dorpsgezicht beschermde) sluizencomplex van Plassendale op het grondgebied van de stad Oudenburg (kruising van het kanaal Gent-Oostende met het kanaal Plassendale-Nieuwpoort). Deze site wordt momenteel onvoldoende gevaloriseerd en beschikt duidelijk over toeristisch-recreatief potentieel. Zo zijn er naast een aanlegsteiger ook horecagelegenheden aanwezig, passeert er een provinciale fietsroute (Oude Dijkenroute) en twee provinciale autoroutes (Permekeroute en Hoevenroute) en zal de site ook worden opgenomen in het toekomstige recreatief fietsnetwerk. De algemene inrichting van het sluizencomplex is echter voor verbetering vatbaar (bijv. door de aanleg van een picknickplaats met zitbanken, het plaatsen van een informatiebord eventueel met luifel, nieuwe bestrating en verlichting op de site e.a.). In West-Vlaanderen is er slechts één mogelijkheid waar pleziervaartuigen of toervaartboten gehuurd kunnen worden (m.n. Connoisseur Belgium in Nieuwpoort). De vaartochten die met deze gehuurde boten gemaakt worden, hebben vaak Brugge als bestemming. Met betrekking tot de doortochten aan bruggen of sluizen tenslotte, kan nog worden gewezen op de vaak gehoorde vraag naar een uitbreiding van de bedieningstijden. Momenteel is het zo dat de bruggen en sluizen op de voor de pleziervaart bevaarbare waterwegen in het Brugse Ommeland tijdens de week en op zaterdag gedurende heel het jaar bediend worden tussen 6u00 en 19u30. Tussen 1 mei en eind september worden de bruggen en sluizen ook op zon- en feestdagen bediend tussen 10u00 en 18u00.
1.2.5.2 PASSAGIERSVAART De toeristische passagiersvaart zit in heel Vlaanderen in de lift. De passagiersvaart is voor de toerist-recreant immers een beleving om het landschap op een andere manier via het water te ervaren. Ook de kanalen in het Brugse Ommeland lenen zich uitstekend voor passagiersvaart met grotere schepen. Bij de passagiersvaart wordt een onderscheid gemaakt tussen de vaste toeristische lijnvaart en de toeristische chartervaart. De vaste lijnvaarten zijn een sterk seizoensgebonden activiteit. In het Brugse Ommeland worden tijdens het toeristisch seizoen volgende vaste lijnvaarten verzorgd: • Damme-Brugge-Damme Traject op het kanaal Brugge-Sluis (Damse Vaart), verzorgd door de raderboot ‘Lamme Goedzak’. Tussen 1 april en 30 september vaart de boot 5 keer per dag heen en terug tussen Damme en Brugge (35 minuten). De capaciteit aan boord bedraagt 170 personen. Ook een beperkt aantal fietsen kan worden meegenomen. De aanlegsteigers bevinden zich in Brugge aan de Noorweegse Kaai en in Damme aan de brug. Sightseeing Line Damme biedt aan toeristen in Brugge de mogelijkheid om een namiddagexcursie naar Damme te maken, waarbij de heenrit met de minibus wordt afgelegd en teruggekeerd wordt per boot.
62
• Brugge-Beernem-Brugge Traject op het kanaal Gent-Oostende, verzorgd door de raderboot ‘The Old Piper’ van Rederij Hubrouck. Het traject is een rondvaart zonder halteplaatsen (ter hoogte van de keersluis in Beernem wordt teruggekeerd). Tussen begin maart en eind november wordt met uitzondering van de zondag dagelijks gevaren (traject van twee uur). De capaciteit aan boord bedraagt 70 personen op het binnendek en 90 personen op het zonnedek. Aanlegsteiger in Brugge aan de Katelijneparking. • Brugge-Oostende-Brugge Traject op het kanaal Gent-Oostende, verzorgd door de ‘Yserstar’ van Rederij Seastar. In juli en augustus wordt twee keer per dag heen en terug gevaren (twee uur). Onderweg zijn geen halteplaatsen voorzien. De capaciteit van het schip bedraagt 200 personen (met een binnendek voor 132 personen). Aanlegsteigers in Brugge aan de Steenkaai en in Oostende aan de Visserskaai. • Gent-Brugge-Gent Traject op het kanaal Gent-Oostende, verzorgd door de Benelux Rederij op een beperkt aantal vaste dagen in juli en augustus. Onderweg zijn geen halteplaatsen voorzien. De aanlegsteiger in Brugge bevindt zich nabij de Katelijnepoort. Samenwerkingsverbanden tussen de diverse aanbieders zoals die bijvoorbeeld in de Leiestreek zijn uitgewerkt, bestaan in het Brugse Ommeland vooralsnog niet40. Naast de vaste toeristische lijnvaart kunnen de schepen van elk van de hierboven vermelde rederijen ook gecharterd worden voor een rondvaart doorheen het Brugse Ommeland (bijv. voor familiefeesten, bedrijfshappenings of uitstapjes met de vereniging). De Rederij Euro-Line - die in de haven van Zeebrugge de toeristische havenrondvaarten verzorgt - biedt met de ‘River Palace’ (capaciteit: 250 personen) eveneens chartervaarten aan, o.a. op het Boudewijnkanaal en op het kanaal Gent-Oostende. De kunststad Brugge blijft bij alle passagiersvaarten de centrale draaispil. Met uitzondering van het traject Damme-Brugge-Damme is immers bij geen enkele kanaaltocht een halteplaats voorzien in het Brugse Ommeland zelf. De opvarenden krijgen dan ook nauwelijks de kans om bezienswaardigheden in de onmiddellijke nabijheid van het kanaal zelf te gaan ontdekken. Dit heeft vooral te maken met het gebrek aan voldoende grote aanlegsteigers voor de passagiersvaart, met name langs het kanaal Gent-Oostende. De site van het sluizencomplex van Plassendale leent zich uitstekend voor de aanleg van een dergelijke aanlegsteiger, maar ook langs het Boudewijnkanaal kan de aanleg van een dergelijke steiger ter hoogte van Lissewege worden overwogen. Op sommige aanmeerplaatsen kunnen zich tijdens het seizoen problemen voordoen tussen de passagiers- en de pleziervaart (bijv. op de Ringvaart rondom Brugge ter hoogte van de Kruispoort). Een fenomeen dat recent een flinke opgang kent is dat van de hotelschepen. Het betreft een vorm van cruisetoerisme op de binnenwateren waarbij meestal zo’n 4 à 5 uur per dag wordt gevaren, zodat steeds voldoende tijd overblijft voor uitstapjes of excursies. Meestal wordt een volpensionformule aangeboden waarbij op het schip zowel overnacht als gegeten wordt. Een speciale vorm van dit type toerisme betreft de ‘fiets-en-vaarvakanties’ waarbij op de tocht voor iedereen ook een fiets wordt meegenomen. De excursies naar de bezienswaardigheden in de omgeving gebeuren dan per fiets onder leiding van een gids. Het Brugse Ommeland met haar cultuurhistorische rijkdom en haar gevarieerde landschappen die zich uitstekend lenen voor een verkenning per fiets, kan wellicht inspelen op deze nieuwe trend. Volgens Toerisme Vlaanderen bieden (in de toekomst) combinaties van varen met fietsen of wandelen, potenties om de aantrekkelijkheid van boottochten te behouden. Aangepaste vaar- en fietsarrangementen zullen hierop moeten inspelen.
40 De zomerboottochten die in de Leiestreek worden georganiseerd, worden zowel door Toerisme Leiestreek als door de VVV West-Scheldestreek gepromoot met een gezamenlijke promotiefolder en -campagne (bron: Strategisch Beleidsplan voor Toerisme en Recreatie in de Leiestreek, 2003).
63
CONCLUSIES INZAKE PLEZIERVAART EN PASSAGIERSVAART Pleziervaart • Het Brugse Ommeland biedt niet alleen een interessant doorvaargebied voor de pleziervaart, maar beschikt tevens over voldoende intrinsieke kwaliteiten (natuurwaarden en cultuurhistorisch erfgoed) om er ook langere tijd te vertoeven. Brugge speelt uiteraard een cruciale rol als trekker naar het gebied. • De infrastructuurvoorzieningen zoals jachthavens, aanmeerplaatsen en signalisatie langs de bevaarbare waterlopen zijn goed uitgebouwd. De site van het sluizencomplex van Plassendale biedt wel nog potentieel om verder als recreatief knooppunt te worden uitgebouwd. • Met minimum 5 000 overnachtingen op jaarbasis spelen de jachthavens in het Brugse Ommeland een niet onbelangrijke toeristisch-recreatieve rol binnen de regio. • De jachthaven van Beernem kampt met het probleem dat AWZ haar concessie jaarlijks opzegbaar houdt, met de nodige onzekerheid voor investeringen tot gevolg. Er is dan ook duidelijkheid gewenst waarom een langdurige concessie de facto onmogelijk is. • Een verdere verbetering van de waterkwaliteit is gewenst.
Passagiersvaart • Toeristische passagiersvaarten blijven een sterk seizoensgebonden activiteit. • Brugge blijft de cruciaal spil in het aanbod van passagiersvaarten in het Brugse Ommeland. Het aantal haltes tijdens de vaartrajecten doorheen de regio beperkt zich echter tot Damme. Dit is vooral te wijten aan het ontbreken van specifieke aanmeerinfrastructuur voor passagiersvaart, gescheiden van de pleziervaart.
1.2.6 PLAATSGEBONDEN WATERRECREATIE In tegenstelling tot de individuele pleziervaart en de toeristische passagiersvaart waarbij meestal langere trajecten worden afgelegd, bestaan er ook heel wat vormen van plaatsgebonden waterrecreatie. Daarbij kan een onderscheid gemaakt tussen gemotoriseerde vormen van waterrecreatie (waterski, jetski, motorbootvaren) en niet-gemotoriseerde vormen (kanovaren, kajak, roeien, zeilen, windsurfen, zwemmen). Afhankelijk van het type kunnen zowel kanalen als grotere waterplassen in aanmerking komen voor het beoefenen ervan. Alvorens dieper in te gaan op de bespreking van de verschillende vormen van plaatsgebonden waterrecreatie in het Brugse Ommeland, geven we eerst een korte situering van de belangrijkste waterplassen, allen gelegen in het noordelijke deel van de regio. Het zijn er een viertal. • Sint-Pietersplas (Brugge) Domein van 32 ha en waardevolle recreatieve groene long in de noordelijke rand rond Brugge. Het omvat een grote waterplas voor watersport en biedt ook andere recreatieve mogelijkheden. Het domein, dat vroeger eigendom was van Bloso, werd in 2000 door de stad Brugge aangekocht. Het clubhuis en de loods met omliggende grond werden doorverkocht aan de Vereniging voor Watersport Nieuwpoort, die dit dus in volle eigendom heeft. De sportieve uitbating van het domein en de plas werd via een erfpachtovereenkomst van 50 jaar opnieuw in handen gegeven van de Vereniging Voor Watersport Brugge. Tot de watergebonden recreatieve mogelijkheden behoren windsurfen, zeilen, kajak, duiken en hengelen. De plas is een populaire locatie voor sportkampen, schoolsportdagen, groepssportdagen en familie-uitstapjes. Materiaal kan ter plaatse gehuurd worden.
64
Het domein Sint-Pietersplas wordt door de stad tot een kwalitatieve zone voor (ook niet-watergebonden) openluchtrecreatie uitgebouwd. Rond de plas wordt een wandelpad aangelegd, evenals groenschermen met knotwilgen en streekeigen hagen die het groene karakter van het domein moeten versterken. Er komt ook een kleine fruitboomgaard, een verwijzing naar het vroegere landschapsbeeld ten noorden van Brugge. Op de opgespoten terreingedeelten ten westen van de Sint-Pietersplas wordt een mountainbikeparcours aangelegd met 15 springheuvels, een startheuvel en springbulten. Op termijn kan het domein ook mogelijkheden bieden voor toeristisch kamperen (bv. als stadscamping in de onmiddellijke omgeving van Brugge). Een opmerkelijke troef van het domein tenslotte is ‘Hoeve Ten Walle,’ een omwalde tempelierhoeve die in erfpacht werd gegeven aan het VTI dat de hoeve wil uitbouwen tot een Europees bouwkunstcentrum41. • Lac van Loppem (Zedelgem) Kunstmatige waterplas van ruim 7 ha, vlakbij de E40, met er rond een minder kwalitatief kampeerterrein met 167 standplaatsen (merendeel stacaravans). Op de plas is een waterskipiste afgebakend. De waterplas is tevens de vaste stek van een duikclub. Verder behoren ook surfen, roeien en openluchtzwemmen tot de mogelijkheden. De site is dringend toe aan opwaardering. De gemeente Zedelgem wenst op termijn op deze locatie een woonproject met een hotel- en congresfunctie te realiseren, dat aansluit op de geplande dienstenzone Chartreuse. • Klein Strand (Jabbeke) Recreatiedomein van bijna 23 ha met een uitgestrekte maar minder goed ingerichte camping aan een grote waterplas met strand, waterglijbaan en speelplein. De camping bestaat uit een noordelijk oud gedeelte met vooral weinig kwalitatieve stacaravans en chalets en een zuidelijk nieuw en behoorlijk ingericht gedeelte met (een weliswaar te groot aantal) toeristische standplaatsen. Een beperkt aantal bungalows op het terrein wordt als vaste bewoning gebruikt42. De waterplas biedt mogelijkheden voor openluchtzwemmen en waterski (er is een waterskischool gevestigd). Er zijn ook twee restaurants. In de zomer komen er naast de ca. 2 000 verblijfsgasten dagelijks ook nog heel wat dagrecreanten op bezoek. Het domein heeft momenteel weinig toeristische uitstraling, maar heeft duidelijk potentieel voor verblijfsrecreatieve activiteiten. Aan een coherent toekomst- of masterplan ontbreekt het echter vooralsnog. • Polderwind (Zuienkerke) Vakantie- en recreatiedomein van 33 ha rond een 12 ha grote waterplas midden in de polders. Het domein, dat eigendom is van Toerisme Vlaanderen, werd in erfpacht gegeven aan Gezinsvakantie-Familiatours. De plas biedt mogelijkheden voor windsurfen en hengelen en wordt ook gebruikt voor jeugdsportkampen. Voor kleine kinderen is de waterplas echter onveilig. Rond de waterplas is een wandelpad aangelegd. Ook tennis, petanque, volleybal, basketbal en badminton behoren tot de mogelijkheden, evenals pony- en paardrijden in de op het domein aanwezige manege met cafetaria en terras. Polderwind beschikt verder over 20 (verouderde) vakantiewoningen met terras, gazon en zandstrand. In de globale herwaardering van het domein die zich stilaan aandient, mag de belangrijke functie van de waterplas voor bovenlokale waterrecreatie niet veronachtzaamd worden. In het zuidelijke deel van het Brugse Ommeland, dat bovendien ook verder van de Kust is afgelegen en evenmin door kanalen wordt doorkruist, zijn geen plassen voor intensieve waterrecreatie aanwezig. Vooral in de omgeving van de stedelijke gebieden Tielt (en Roeselare) bestaat er een behoefte aan kwalitatieve voorzieningen voor waterrecreatie. De ruimtelijke mogelijkheden om dergelijke infrastructuren te ontwikkelen zijn er echter nauwelijks aanwezig. Hierna wordt ingegaan op de belangrijkste vormen van plaatsgebonden waterrecreatie in het Brugse Ommeland. Eerst komen de gemotoriseerde vormen aan bod, daarna de niet-gemotoriseerde.
41 Bron: Bruggespraak, juni 2003 en december 2003. 42 Begin 2004 werd een voorstel goedgekeurd tot wijziging van het Decreet inzake permanente bewoning op campings, wat zou toelaten dat mensen die sinds 1 januari 1998 permanent op een camping wonen, er kunnen blijven wonen tot hun een passende sociale woning wordt aangeboden.
65
1.2.6.1 WATERSKI, JETSKI EN MOTORBOOTVAREN Waterski en jetski zijn mogelijk op de waterplassen van het Klein Strand te Jabbeke en de Lac van Loppem te Zedelgem alsook op het domein ‘De Kluiten’ in Oudenburg. Op het kanaal Gent-Oostende is ter hoogte van de jachthaven te Beernem de enige openbare snelvaartzone van het Brugse Ommeland afgebakend. De zone is iets meer dan 4,5 km lang en strekt zich uit vanaf het water- en outdoorsportcentrum ‘De Kijkuit’ richting Gent. Bij plaatsgebonden motorbootvaart worden kleine motorboten langs een trailerhelling te water gelaten. Elk van de drie hierboven vermelde jachthavens beschikt over een trailerhelling. Plaatsen waar motorboten gehuurd kunnen worden, zijn er in het Brugse Ommeland echter niet.
1.2.6.2 KAJAK-, KANOVAREN EN ROEIEN Kajak- en kanovaren zijn watersporten die duidelijk in de lift zitten en waarbij men een streek op een natuurvriendelijke wijze van op het water kan ontdekken. Bij de ontwikkeling van mogelijkheden voor kano en kajak moet evenwel rekening gehouden worden met de impact ervan op de natuur. In het Brugse Ommeland zijn het vooral de grote kanalen die mogelijkheden bieden tot kajakken, meer in het bijzonder het kanaal Gent-Oostende. Op het kanaal Brugge-Sluis (Damse Vaart) wordt uit natuuroverwegingen en om conflicten te vermijden met de talrijke hengelaars, weinig gevaren. Een nadeel van het kajak- of kanovaren op grote kanalen is wel dat dit weinig mogelijkheden biedt voor rondgaande circuits. Individuele kajakkers moeten immers langs hetzelfde traject naar de startplaats terugkeren. Enkel voor tochten in groep wordt soms een ophaaldienst voor de boten voorzien. Een ander nadeel van het kajakken op kanalen is de mogelijke hinder van voorbijvarende vaartuigen, niet alleen van snelvarende pleziervaartuigen maar (tijdens de week) ook van de beroepsvaart. Langs het kanaal Gent-Oostende bevindt zich in Beernem het interessante recreatieve knooppunt ‘De Kijkuit’, de enige locatie in de regio waar van juni tot september voor louter toeristisch-recreatief gebruik kajaks, kano’s en roeiboten worden verhuurd. Dit water- en outdoorsportcentrum biedt ook mogelijkheden voor mountainbiking (startplaats van de ‘Beernem’-mountainbikeroute). Er is tevens een hindernissenpiste, een klimmuur en een restaurant. De ruimtelijke inkleding van het geheel is echter voor verbetering vatbaar en ook de verkeersafwikkeling kan veiliger. In het najaar van 2002 werd een BPA goedgekeurd dat aan ‘De Kijkuit’ uitbreidingsmogelijkheden biedt en tegelijkertijd enkele bouwovertredingen (o.a. het hindernissenparcours) regulariseert. Concreet zijn er plannen voor een nieuwe loods, een vergaderzaal, een nieuwe parking, een uitbreiding van de hindernissenpiste en 2 of 3 trekkershutten. Het Brugse Ommeland telt ook enkele kajak- en roeiverenigingen die zich echter vooral op hun eigen ledenwerking focussen. Voorbeelden zijn de Brugse Kajak Club (gevestigd op het Kanaaleiland te Brugge, vlakbij de jachthaven), de Brugse Trim- en Roeiclub (die actief is op het Boudewijnkanaal te Dudzele) en de Koninklijke Roeivereniging Brugge (langs het kanaal Gent-Oostende te Sint-Pieters). Ook de Vereniging voor Watersport Brugge biedt kajakmogelijkheden aan, met name op de Sint-Pietersplas. Niet alle waterlopen zijn voor kano- of kajakvaren geschikt omwille van de intrinsieke natuurwaarden van hun omgeving. Toch wordt op sommige kleinere waterlopen in de polders occasioneel gekajakt (bijv. Blankenbergs Vaartje). Vooral op dit fijnmazige netwerk van polderwaterlopen, dat zich op bepaalde plaatsen (bijv. in de omgeving van Gistel) trouwens uitstekend zou lenen voor een rondgaand kano- of kajakcircuit, kunnen zich conflicten voordoen tussen natuurbehoud en recreatie. De ontwikkeling van dergelijke rondgaande circuits wordt om die redenen dan ook niet gestimuleerd. De vaak geringe diepte van de waterlopen en de vele lage bruggen maakt het ontwikkelen van een comfortabel kajakcircuit trouwens niet makkelijk. Bovendien zijn de polderwateringen een uitstekend hengelgebied, wat eveneens tot conflicten kan leiden.
66
1.2.6.3 ZEILEN EN WINDSURFEN Zeilen en windsurfen wordt in het Brugse Ommeland vooral beoefend op het Boudewijnkanaal, waar onder andere de Brugse Zeil- en Jachtclub actief is, en op de Sint-Pietersplas, die beheerd wordt door de Vereniging voor Watersport Brugge. Windsurfen is mogelijk op drie van de vier grote waterplassen van het Brugse Ommeland, met name de SintPietersplas, de Lac van Loppem en de waterplas van Polderwind. Gezien de nabijheid van de Kust volstaan de huidige voorzieningen voor zeilen en windsurfen in het Brugse Ommeland.
1.2.6.4 ZWEMMEN De recreatieve zwemmogelijkheden zijn enerzijds een ondersteunend element voor het verblijfstoerisme, maar zijn in gebieden die verder gelegen zijn van de Kust, op de eerste plaats ook infrastructuren die essentieel zijn voor omgevingsrecreatie. In het Brugse Ommeland kan in de openlucht gezwommen worden in de waterplassen van het Klein Strand te Jabbeke en de Lac van Loppem. Beide mogelijkheden hebben zowel een verblijfstoeristische als een omgevingsrecreatieve functie. Niettegenstaande de gedateerde infrastructuur, is vooral het Klein Strand kindvriendelijk uitgebouwd (breed zandstrand, waterglijbaan, speelplein). De twee andere grote waterplassen van de regio zijn niet geschikt voor openluchtzwemmen. Verder zijn er in het Brugse Ommeland ook kleinere vijvers of putten waar occasioneel gezwommen kan worden. Ook op plaatsen waar het niet is toegestaan (bijv. in de Damse Vaart) wordt soms gezwommen. Een openluchtzwembad is er in de regio niet. Daarvoor moet naar de Kust worden uitgeweken (o.a. in Oostende). De nabijheid van de Kust en de aanwezigheid van het Klein Strand te Jabbeke maakt dat er zeker in het noordelijke deel van het Brugse Ommeland voldoende voorzieningen voor openluchtzwemmen aanwezig zijn. In het zuidelijk deel echter zijn er nauwelijks professioneel uitgebouwde voorzieningen voor openluchtzwemmen. De bestaande groendomeinen zijn voornamelijk ingericht voor zachte recreatie. Vooral in het zuiden van het Brugse Ommeland is er een tekort aan specifieke domeinen die voor intensief recreatief gebruik (waaronder zwemmen) zijn ingericht. In Wingene is er wel een kwalitatief indoor-recreatiezwembad met peuterbad, individuele en collectieve whirlpools, Turks stoombad, stroomversnelling en familieglijbaan. Dit zwembad heeft met zo’n 130 000 bezoekers per jaar een duidelijk bovenlokale omgevingsrecreatieve functie. Ook in Sint-Andries (Brugge) is er een indoorrecreatiebad met voorzieningen voor kinderen. Daarnaast telt de regio verschillende gemeentelijke zwembaden die voornamelijk een lokale functie hebben.
CONCLUSIES INZAKE PLAATSGEBONDEN WATERRECREATIE • Drie van de vier grote waterplassen voor intensieve waterrecreatie in het Brugse Ommeland (Klein Strand, Lac van Loppem en Polderwind) zijn toe aan opwaardering. Enkel de Sint-Pietersplas wordt momenteel omgevormd tot een interessante zone voor openluchtrecreatie in de onmiddellijke omgeving van het stedelijk gebied Brugge.
67
• De bestaande voorzieningen voor gemotoriseerde plaatsgebonden waterrecreatie in het Brugse Ommeland (waterski, jetski, motorbootvaren) worden als voldoende beschouwd, evenals die voor windsurfen en zeilen. • Het huidige aanbod aan kajakmogelijkheden, vooral op kanaal Gent-Oostende, volstaat, ook al zijn er momenteel nauwelijks mogelijkheden voor rondgaande circuits. ‘De Kijkuit’ te Beernem is een interessant recreatief (watersport)knooppunt, dat echter opwaardering verdient, vooral wat de ruimtelijke inkleding en de verkeersveiligheid betreft. • Het openluchtzwemmen blijft vooral voor het zuidelijke deel van het Brugse Ommeland een aandachtspunt, al beschikt dit deel van de regio nauwelijks over de ruimtelijke mogelijkheden om dergelijke infrastructuren te ontwikkelen. Kwalitatieve mogelijkheden voor overdekt zwemmen zijn in de regio echter in voldoende mate aanwezig.
1.2.7 HENGELEN Voor het hengelen in de Vlaamse binnenwateren gelden strikte voorschriften. Uitgangspunt is dat men over een visverlof van de Vlaamse Gemeenschap moet beschikken om in de bevaarbare waterlopen te mogen hengelen. Een bijkomende toestemming is nodig voor het vissen in de onbevaarbare waterlopen en poldersloten waar het visrecht toebehoort aan de eigenaars van de oever of de bedding. In de polders komt het visrecht als vanouds toe aan de Polderbesturen, wiens belangrijkste opdracht het is te waken over de algemene zorg voor de waterhuishouding in hun gebied. Sommige polderbesturen echter hebben dit visrecht overgedragen aan de Provinciale Visserijcommissie van West-Vlaanderen. In het Brugse Ommeland is dit het geval voor de Nieuwe Polder van Blankenberge, die zich uitstrekt over het grondgebied van de gemeenten Blankenberge, Brugge, Oudenburg, Bredene, De Haan, Jabbeke en Zuienkerke. Houders van een visverlof kunnen derhalve in alle waterlopen van deze Polder (meer dan 1 000 km waterloop) vrij vissen, voor zover de waterloop bereikbaar is vanaf de openbare weg. In de andere gevallen is een bijkomende toestemming van de eigenaar of pachter vereist. Ook voor het hengelen in sommige kanalen is een bijkomende vergunning nodig (in het Brugse Ommeland is dit het geval in het Boudewijnkanaal)43. De inkomsten van de verkoop van het visverlof gaan naar het Vlaams Visserijfonds en worden door de vijf Provinciale Visserijcommissies gebruikt ten bate van de openbare visserij (bijv. voor visuitzettingen, voor het verwerven van het visrecht in poldergebieden of voor recreatieve voorzieningen voor hengelaars). De hengelsport wordt in het Brugse Ommeland veelvuldig beoefend, mede omdat ook in de Nieuwe Polder van Blankenberge (mits visverlof) vrij mag worden gehengeld. Vooral het hengelen op paling is een belangrijke troef voor de regio. De Provinciale Visserijcommissie van West-Vlaanderen geeft verschillende zeer informatieve brochures uit over de diverse hengelmogelijkheden in de provincie (ook gesitueerd op kaart). Volgende hengelwateren in de regio beschikken over een goede visstand: • de Damse Vaart (geniet een ruime bekendheid als uitstekend hengelwater; er vinden zelfs internationale hengelwedstrijden plaats); • het Leopoldkanaal; • het Boudewijnkanaal; • het Kanaal Gent-Oostende (met vooral de oude kanaalarmen Gevaertsarm, Miseriebocht en Waggelwater); • het Kanaal Plassendale-Nieuwpoort; • de Polderwaterlopen van de Nieuwe Polder van Blankenberge (Lisseweegse Vaart, Blankenbergse Vaart, Noordede, Noordgeleed, Zuidgeleed, Oudenburgs Vaartje); • de kasteelvijvers van de provinciedomeinen Lippensgoed-Bulskampveld (Beernem) en ’t Veld (Ardooie); • de waterplas van het natuurgebied De Hoge Dijken (Jabbeke/Oudenburg).
43 Bron: Brochures ‘Hengelen in West-Vlaanderen’ en ‘Hengelen in de Nieuwe Polder van Blankenberge’, uitgegeven door de Provinciale Visserijcommissie van West-Vlaanderen.
68
Het visbestand in de regio is minder rijk dan voorheen, onder meer door de lage kwaliteit van het oppervlaktewater. De biologische kwaliteit van de waterlopen in de Brugse Polders wordt door de Vlaamse Milieumaatschappij44 globaal gezien als ‘matig’ beschouwd45, die van het kanaal Gent-Oostende als ‘matig’ tot ‘slecht’. De beste waterkwaliteit van de regio is terug te vinden in de Damse Vaart, waar zelfs aan de strenge viswaternormen wordt voldaan. Het visbestand wordt sinds enkele jaren ondersteund door jaarlijkse visuitzettingen. Belangrijk voor de natuurlijke aanwas van het visbestand is ook de aanwezigheid van paaiplaatsen. Vooral in het poldergebied zijn meerdere paaiplaatsen aanwezig en er zijn nog steeds mogelijkheden om nieuwe paaiplaatsen te ontwikkelen. Een aantal waterlopen kent een gebrekkige wegontsluiting en is derhalve moeilijk toegankelijk. Het hengelen gebeurt daarom (vooral in het poldergebied) relatief geconcentreerd. Het is gewenst deze concentraties te ondersteunen door op geselecteerde plaatsen faciliteiten als hengelsteigers en parkeerplaatsen toe te voegen. Op die manier kunnen andere plaatsen met een hoge ecologische waarde worden gevrijwaard en kan een evenwicht worden nagestreefd tussen natuur en recreatie.
CONCLUSIES INZAKE HENGELEN • Het Brugse Ommeland beschikt over voldoende hengelmogelijkheden die zich echter vooral in het noordelijk deel van de regio situeren (hoofdzakelijk polderwaterlopen en kanalen). • Het visbestand wordt ondanks de matige waterkwaliteit op peil gehouden door visuitzettingen en het voorzien in paaiplaatsen. • Om de druk op de natuurwaarden te ontzien, worden bijkomende hengelfaciliteiten bij voorkeur voorzien op bestaande concentraties van hengelplaatsen.
1.2.8 GOLF Het Brugse Ommeland telt één golfterrein, met name de Damme Golf & Country Club die sinds 1987 actief is. Het is een kwalitatief, vijver- en bomenrijk terrein dat rust en sfeer uitstraalt. Er is een 18-holes en een kleine 9-holes baan en ook een indoor-trainingshal. Per jaar ontvangt het golfterrein gemiddeld ca. 10 000 ‘greenfee’bezoekers46. De site heeft potentie om uit te groeien tot een toeristisch-recreatief attractiepunt en kan worden opgenomen in de recreatieve netwerkvorming. Een (landschappelijke) opwaardering van de onmiddellijke omgeving van de club (toegang) kan daarbij aangewezen zijn. De golfclub heeft plannen om haar activiteiten uit te breiden met een extra 9-holes baan. De gronden waarop de uitbreiding wordt gepland zijn reeds eigendom van de club en zijn vrij van pacht. Er zijn ook concrete plannen om er nieuwe vergaderruimtes te creëren voor seminaries en incentives, een marktsegment waar voor deze club duidelijk potentieel in zit. De nadruk zal er vooral liggen op kleinschaligheid en kwaliteit in een mooie groene omgeving. In de aangrenzende kustgemeenten van het Brugse Ommeland zijn nog twee golfterreinen aanwezig: de Royal Ostend Golf Club in De Haan (18-holes baan) en de Royal Zoute Golfclub in Knokke-Heist (twee 18-holes banen). In Blankenberge zijn er bovendien plannen om de gronden ten oosten van het Zeebos een bestemming te geven als ecogolf. Ook in Knokke-Heist zijn er plannen voor een nieuw golfterrein.
44 Jaarverslag ‘Waterkwaliteit - Lozingen in het water 2002’, Vlaamse Milieumaatschappij. 45 Daarbij wordt wel opgemerkt dat de biotische index als maatstaf voor de biologische kwaliteit van het water voor wat betreft de polderwaterlopen dikwijks een onderschatting is omwille van het brak karakter van deze waterlopen. 46 De ‘greenfee’ is de dagcontributie of het toegangsbiljet dat men betaalt voor het speelrecht op een golfbaan waar men geen lid is.
69
In het licht van de aanwezige golfopportuniteiten in het Brugse Ommeland maar vooral ook die aan de Kust, is de aanleg van nieuwe golfterreinen in het Ommeland niet gewenst. Hoewel geen prioriteit kan de geplande uitbreiding van het bestaande terrein in Damme wel worden ondersteund, op voorwaarde dat bij de uitbreiding zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met een vlotte toegankelijkheid voor niet-leden/golfers en op voorwaarde dat bij de uitbreiding eveneens voldoende ruimte voorzien wordt om recreatief medegebruik van het golfterrein mogelijk te maken. Op die manier kan de club ook ingeschakeld worden in de toeristisch-recreatieve routestructuren (fietsnetwerk) en voor niet-golfers toegankelijk gemaakt worden.
CONCLUSIES INZAKE GOLF • Het golfterrein in Damme beschikt over een aanzienlijk toeristisch-recreatief potentieel dat beter gevaloriseerd zou kunnen worden (opname in recreatief netwerk). • De uitbreidingsaanvraag van het golfterrein in Damme met een extra 9-holes baan kan vanuit de sector toerisme en recreatie worden ondersteund. Aan een nieuw en bijkomend golfterrein op een andere locatie in het Brugse Ommeland is echter geen behoefte.
1.2.9 BEOEFENEN VAN ANDERE RECREATIEVE EN SPORTIEVE ACTIVITEITEN • ULM Nabij de ‘Grote Stove’ in Zuienkerke ligt een klein vliegveldje en werd een landbouwschuur tot vliegtuighangar getransformeerd. Er werd een vergunning afgeleverd voor twee ULM’s. Een reglement met strikte vliegroutes (bijv. Blankenbergse Vaart) moet eventuele conflicten met natuur en andere zachte vormen van recreatie minimaliseren. • Zweefvliegen De Zweefvliegclub Brugge vzw had tot 1998 een terrein langs het kanaal Gent-Oostende in Sint-Joris (Beernem). Opspuitwerken op het terrein en het beëindigen van het huurcontract door de Vlaamse Overheid dwongen de club tot een verhuis. In afwachting van een geschikt terrein op een redelijke afstand van Brugge, wordt er gevlogen in Amougies in de provincie Henegouwen. • Motorcross, quad, autocross, 4x4 Het Brugse Ommeland beschikt niet over een motorcrossparcours. De druk van motorcross en quad op groengebieden neemt echter toe. Om de toenemende vraag te kanaliseren, dringt de aanleg van een beperkt aantal vergunde motorcrossterreinen in West-Vlaanderen zich op. Het vlakke poldergebied en de waardevolle cultuurlandschappen van het Houtland moeten bij de keuze van een dergelijk terrein echter ten allen tijde worden ontzien. • Indoor-karting In Lapscheure (Damme), nabij Fort Sint-Donaas is Route 49 gevestigd, niet alleen een indoor-karting, maar ook een speeldorp voor kinderen, een bowlingzaal en een cafetaria. De indoor-karting is gesloten omwille van problemen met de vergunning (ligging in landbouwgebied). De overige zaken zijn echter wél operationeel. • IJs- en rolschaatsen Tijdens strenge winters fungeert de Damse Vaart als een belangrijke bovenlokale publiekstrekker voor schaatsen op natuurijs. Het Dolfinarium Familiepark (voormalig Boudewijnpark) beschikt over een ijsschaatsbaan van olympische afmetingen die van oktober tot eind maart geopend is. De schaatsbaan heeft een belangrijke bovenlokale functie. Vlakbij het Jan Breydelstadion te Brugge ligt een vrij te gebruiken rolschaatspiste.
70
• Jacht Dit is een vorm van vrijetijdsbesteding met een beperkt aantal beoefenaars maar met een relatief grote impact (faunaverstoring, hinder voor andere recreanten, loodvergiftiging van fauna en bodem ten gevolge van de jachthagel). Niet alleen in het Houtland wordt veel gejaagd (o.a. omgeving Munkebossen, Vloethemveld en Bulskampveld), maar ook in het poldergebied. Er zijn beperkingen op jagen opgelegd in tijd en soort. Hoewel de jacht de wildschade aan de gewassen zo laag mogelijk houdt, is het belangrijk dat de bestaande reglementering behouden blijft. • Indoor-speeldorpen Het Brugse Ommeland telt een zestal indoor-speeldorpen, o.a. in Sint-Andries (Brugge), Lapscheure (Damme), Zwevezele (Wingene), Aartrijke (Zedelgem), Oostkamp en Blankenberge. Deze speeldorpen hebben een belangrijke bovenlokale functie en zijn ook belangrijk voor het korte verblijfstoerisme van gezinnen met kinderen. De provinciedomeinen Tillegembos (Brugge), Lippensgoed-Bulskampveld (Beernem) en ’t Veld (Ardooie) bieden ruime speelmogelijkheden voor kinderen outdoor. • Andere bovenlokale sportinfrastructuren De verschillende gemeenten van het Brugse Ommeland beschikken over voldoende sportaccommodatie die voornamelijk op de eigen bevolking is afgestemd. Een nieuw initiatief dat op korte termijn door het stadsbestuur van Brugge gepland wordt, is de aanleg van een wielerpiste in de openlucht in het Assebroekse Bloso-complex ‘Julien Saelens’.
CONCLUSIES INZAKE ANDERE RECREATIEVE EN SPORTACTIVITEITEN • Het Brugse Ommeland beschikt over ruime mogelijkheden voor diverse sporten en andere recreatieve activiteiten. De bestaande mogelijkheden kunnen echter nog beter voor het toerisme worden ontsloten. • Er moet een oplossing gezocht worden voor de zonevreemde indoor-karting te Lapscheure (Damme) en ook de toenemende vraag naar een geschikte locatie voor het beoefenen van motorcross of quad dient op de agenda geplaatst te worden. Een geschikte locatie moet rekening houden met bestaande bevolkings- en toeristenconcentraties.
1.2.10 BEZOEKEN VAN MUSEA EN TOERISTISCHE ATTRACTIES 1.2.10.1 MUSEA De rijke geschiedenis van de ruime omgeving rondom Brugge heeft een grote variatie aan (meestal kleine) thematische musea opgeleverd. Naast enkele kunstcollecties zijn er in het Brugse Ommeland dan ook heel wat musea met een geschiedkundige of archeologische collectie. Ook oude ambachten en nijverheden komen in de plaatselijke musea ruimschoots aan bod. De belangrijkste musea van het Brugse Ommeland zijn weergegeven in tabel 13. Het zijn de musea die momenteel de grootste aantallen bezoekers weten aan te trekken.
71
Tabel 13 Belangrijkste musea van het Brugse Ommeland, 2004 Museum
Gemeente
Thema
Provinciaal Museum Constant Permeke Kasteelmuseum Wijnendale / Bourgondisch Caeshuys Stedelijk Archeologisch Museum Museum Sint-Janshospitaal Kasteel van Loppem Historisch Museum Lissewege Sint-Godelievemuseum Uylenspiegelmuseum Museum Torhouts Aardewerk Mosterdmuseum Zuivelmuseum
Jabbeke Torhout
Kunst Geschiedenis / Ambachten & nijverheden Geschiedenis / Archeologie Geschiedenis Geschiedenis Geschiedenis Geschiedenis Literatuur Ambachten en nijverheden Ambachten en nijverheden Ambachten en nijverheden
Oudenburg Damme Zedelgem Lissewege Gistel Damme Torhout Torhout Uitkerke (Blankenberge)
Bron: Westtoer en gemeentelijke brochures en websites (2004)
Hierna volgt een korte bespreking van deze middelgrote musea. • Het Provinciaal Museum Constant Permeke of PMCP (Jabbeke) is gehuisvest in het voormalige (aangepaste) woonhuis en atelier van deze Vlaamse expressionist (1886-1952). Het huis werd in 1960 door de Provincie West-Vlaanderen aangekocht en als museum heringericht. Het bevat 150 werken van de kunstenaar, waaronder 80 schilderijen en nagenoeg het volledige beeldhouwkundige oeuvre. Het PMCP is het enige door de Vlaamse Gemeenschap erkende museum in het Brugse Ommeland. Beheersmatig is het verbonden aan het Provinciaal Museum voor Moderne Kunst (PMMK) te Oostende. De toegangsprijs bedraagt 2,50 euro en voor groepen, jongeren onder de 26 jaar en senioren is er korting. Recente vernieuwingen aan het museum zijn de uitbreiding van het beeldhouweratelier in 1997 (ruimte voor tijdelijke tentoonstellingen), de bemeubeling van de ontvangstruimte in 1998 en de herinrichting van de tuin in 1999. Aan het museum start de provinciale ‘Permeke autoroute’. Het PMCP beschikt over een kwaliteitsvol en attractief product. De globale inrichting van het museum is verzorgd. Het aanbod aan (educatieve) activiteiten is echter relatief beperkt en ook op vlak van evenementen worden de mogelijkheden onvoldoende benut. Op jaarbasis trekt het museum - dat het hele jaar geopend is - slechts 6 à 8 000 bezoekers. Vergelijkbare kunstmusea in de Leiestreek halen jaarlijks gemiddeld tussen de 10 à 15 000 bezoekers47. Het museum beschikt echter over voldoende intrinsieke kwaliteiten om zich naar de toekomst toe als een kwaliteitsvolle toeristische publiekstrekker voor het Brugse Ommeland te gaan profileren. Voor grote tentoonstellingen is de infrastructuur van het museum (de facto een woonhuis met atelier) niet geschikt. • Het Kasteelmuseum Wijnendale (Torhout) bevindt zich in de historische, beschermde en nog steeds bewoonde waterburcht van Wijnendale waarvan de geschiedenis teruggaat tot het jaar 1085. Het museum bevat voorwerpen en taferelen die de herinnering oproepen van figuren uit de 900-jarige geschiedenis van het kasteel (o.m. Maria Van Bourgondië). In de portierswoning van het kasteeldomein bevindt zich het ‘Bourgondisch Caeshuys’ met ambachtelijke voorwerpen die vanaf 16de eeuw bij de kaasbereiding gebruikt werden. De toegangsprijs voor beide musea bedraagt 3 euro. Voor groepen en kinderen onder de 12 jaar is er korting. De huidige presentatie van de collectie in het kasteelmuseum is gedateerd en dringend aan vernieuwing toe. De openingsperiodes van het museum zijn beperkt (enkel op dinsdag-, woensdag- en zondagnamiddag van half mei tot half september; voor groepen op aanvraag de hele week van 1 april tot 1 november). De toegankelijkheid van het museum en het bezoekerscircuit doorheen de verschillende ruimtes geven problemen en
47 Bedoeld wordt: het Museum Dhondt-Dhaenens in Deurle, het Museum van Deinze en de Leiestreek in Deinze en het Roger Raveelmuseum in Machelen (bron: Strategisch Beleidsplan Toerisme en Recreatie voor de Leiestreek, 2003).
72
ook het onderhoud en de netheid kunnen beter. Ook de bestaande beheersstructuur bemoeilijkt de werking. De bezoekersaantallen zijn de voorbije jaren stelselmatig teruggelopen van gemiddeld 15 à 20 000 bezoekers per jaar in de periode 1984-1994 naar zowat 5 à 7 000 bezoekers per jaar sinds 1999. Individuele bezoekers zijn voor het museum veruit de belangrijkste doelgroep, maar hun aandeel is al jaren sterk dalend. Ook het aantal groepsbezoekers is dalend. Zowel qua geschiedenis als qua naambekendheid is het kasteel van Wijnendale zonder twijfel een topper voor het Brugse Ommeland. Het kasteel is bovendien schitterend gelegen in een rustige en bosrijke omgeving. Het is dan ook duidelijk dat de site over voldoende (macro-economisch) potentieel beschikt om als toeristisch-recreatief aantrekkingspunt voor Torhout en de omliggende regio te gaan fungeren. In het kader van het Strategisch Beleidsplan Toerisme en Recreatie voor de Stad Torhout werd het kasteel dan ook als hefboomproject geselecteerd om er (op basis van een wetenschappelijke visie) een hedendaagse en imagoversterkende bezoekersattractie in onder te brengen, met als thema ‘De rol van het kasteel en zijn bewoners in de belangrijkste episodes van de geschiedenis van Vlaanderen en België’. Bedoeling is om met een authentiek ervarings- en belevingsgericht product (‘edutainment’) een zeer ruim publiek aan te spreken en zowel het dag- als het verblijfstoerisme te stimuleren. Er wordt gemikt op 20 à 30 000 bezoekers per jaar. • Het Stedelijk Archeologisch Museum (Oudenburg) is ondergebracht in het beschermde abtsgebouw van de voormalige Sint-Pietersabdij. Het museum dat zich in acht kleine kamers op de eerste verdieping bevindt, bevat een collectie Romeinse voorwerpen uit de vierde eeuw die in het Romeinse kamp van Oudenburg48 zijn opgegraven (o.a. fibulae, glazen vazen, kruiken en het gebeente van een Romeinse soldaat, die samen met zijn hond werd begraven). Ook een aantal voorwerpen in verband met de geschiedenis van de SintPietersabdij zijn in het museum ondergebracht. De gelijkvloerse verdieping van het gebouw wordt hoofdzakelijk als tijdelijke tentoonstellingsruimte gebruikt. De opstelling van de museumstukken is door de vele kleine kamers echter versnipperd en oogt ook gedateerd. Het volledige gebouw is trouwens dringend toe aan renovatie. Het Archeologisch Museum is enkel in de namiddag geopend van begin juli tot eind september (tijdens de rest van het jaar is het open op aanvraag). Het is niet toegankelijk voor rolstoelgebruikers (teveel trappen, geen lift). De toegangsprijs bedraagt 2,50 euro (korting voor groepen en scholen). Jaarlijks komen er 3 à 4 000 bezoekers. Bij speciale thematische tentoonstellingen zoals in 2001 loopt dit op tot ca. 9 000 bezoekers. Samen met het Oost-Vlaamse Middelburg en het Nederlandse Aardenburg werd een subsidieaanvraag ingediend bij het Europese Interreg-III-programma voor een gezamenlijk grensoverschrijdende project ROMA. De rode draad in dit ROMA-project is de ontsluiting van het archeologische erfgoed via een erfgoedcentrum. Bedoeling is om het Archeologisch Museum van Oudenburg te herinrichten als een belevingscentrum rond de Romeinen. Niet alleen het museum zou daarbij volledig worden vernieuwd, ook een streekinfopunt zou op dezelfde locatie worden voorzien. De voorziene investeringen voor Oudenburg bedragen ongeveer 4 miljoen euro. De site van het huidige Archeologisch Museum te Oudenburg beschikt derhalve over voldoende toeristisch-recreatief potentieel om op korte termijn uit te groeien tot één van de belangrijke publiekstrekkers voor het Brugse Ommeland. • Het Museum Sint-Janshospitaal (Damme) bevindt zich in het beschermde historische hospitaalcomplex dat in de eerste helft van de 13de eeuw werd gesticht. Het diende voor de opvang van zieken, armen en reizigers. In de loop der eeuwen werd het hospitaal uitgebreid en tot op vandaag is er in hetzelfde complex een bejaardentehuis gevestigd. In het gebouw werd in 1901 een prachtig (en zeer verzorgd) museum ingericht met een waardevolle historische collectie meubelen, schilderijen, religieuze voorwerpen, huisraad, munten, zegels, middeleeuwse grafzerken, glasramen, boeken, beelden en porselein. Ook de barokke ziekenhuiskapel is te bezoeken. Het museum, dat eigendom is van het OCMW, kan bezocht worden van april tot eind september en is ook open in de krokus- en herfstvakantie. De toegangprijs bedraagt 1,50 euro (korting voor jongeren, senioren en groepen). Voor visueel gehandicapten worden (op afspraak) aangepaste rondleidingen voorzien. Voor kinderen is er een ‘speurkoffer’ om zelf in het museum op ontdekking te gaan. Het museum trekt jaarlijks 5 à 6 000 bezoekers.
48 Oudenburg behoorde tot de voornaamste castella die door de Romeinen waren opgericht ter verdediging van de Noordzeekust. Naast de versterkingen vonden archeologen er ook een uitgebreid grafveld.
73
• Het kasteel van Loppem (Zedelgem) is een neogotisch kasteel dat in 1859 werd gebouwd. Het is uniek in die zin dat zowel het gebouw, de bemeubeling, de versiering als het omliggende park door dezelfde kunstenaar, Jean Béthune, werden ontworpen. In het kasteel zijn beeldhouwwerken uit de 15de en 16de en schilderijen uit de 16de en 17de eeuw te zien, evenals aardewerk, porselein, tapijten en meubelen. De presentatie van de verschillende artefacten is echter gedateerd. Het kasteel is te bezoeken van 1 april tot 31 oktober, behalve op maandag en vrijdag. De toegangsprijs bedraagt 3,50 euro (korting voor groepen). Jaarlijks komen er 8 tot 10 000 bezoekers over de vloer. Het kasteel wordt omringd door een romantisch park van 20 ha dat ook een uniek doolhof bevat, dat in 1873 werd getekend en met hagen aangeplant. Het park en het labyrint, eigendom van de Stichting Jean van Caloen, werden door de gemeente Zedelgem in huur genomen en zijn als landschap beschermd. De toegang tot het park is gratis. Voor het labyrint betaalt men 1,25 euro (korting voor groepen). • Het Historisch Museum Lissewege (Brugge) is ondergebracht in de gerestaureerde bijgebouwen van de voormalige brouwerij ‘De dry Yzeren bollekens’, waar sinds 1997 ook het kleine bezoekerscentrum van het dorp is gevestigd. Het museum toont de tentoonstelling ‘Een gotisch visioen in de Polders’. Het is een compact opgestelde expositie die op een fijne manier een overzicht geeft van de geschiedenis van de Cisterciënzerabdij Ter Doest en van het witte dorp zelf. Dit gebeurt via tekstpanelen, video, computer, archeologische vondsten, schilderijen, grafstenen en maquettes. Het museum is enkel geopend in juli en augustus in de namiddag. Voor groepen wordt een kleine toegangsprijs gevraagd (1 euro), voor individuelen is het museum gratis. Op jaarbasis komen er ongeveer 2 000 bezoekers over de vloer. • Het Sint-Godelievemuseum (Gistel) is sinds 1987 gevestigd binnen de muren van de abdij Ten Putte. Aan de hand van een collectie historische objecten wordt een vrij statisch en gedateerd beeld geschetst van deze Gistelse heilige en van de geschiedenis van de abdij, die vooral in juli een druk bezocht bedevaartsoord is. Het museum is open van begin april tot eind oktober en de toegangsprijs bedraagt 0,75 euro (korting voor groepen en scholen). Een geleid bezoek aan de abdij en het museum behoort ook tot de mogelijkheden en duurt ongeveer 75 minuten. Het museum krijgt jaarlijks 4 à 5 000 betalende bezoekers over de vloer. De abdij trekt als bedevaartsplaats jaarlijks meer dan 100 000 bezoekers. • Het Uylenspiegelmuseum (Damme) bevindt zich in Huyse De Grote Sterre, waar ook het streekbezoekerscentrum is gehuisvest. Het museum toont niet alleen de verschillende gezichten van Tijl Uilenspiegel in de laatste vijf eeuwen, maar ook de cultuurhistorische achtergrond van waaruit deze beeldvorming is ontstaan. Eind 2003 werd het Uilenspiegelmuseum grondig heringericht en ook kindvriendelijker gemaakt. Er werd tevens een nieuw educatief pakket ontwikkeld, bestemd voor leerlingen uit het vierde, vijfde en zesde leerjaar van het lager onderwijs. Het museum oogt warm en kleurrijk maar is ondanks de vernieuwingen toch nog vrij statisch van aard. Het museum is elke dag geopend. De toegangsprijs bedraagt 2,50 euro (met korting voor groepen). Jaarlijks komen er 3 à 4 000 bezoekers over de vloer. Met het Uilenspiegeljaar wordt in 2004 op ca. 7 000 bezoekers gemikt. • Het Museum Torhouts Aardewerk (Torhout) is sinds 1997 ondergebracht in het Kasteel Ravenhof, waar ook de Torhoutse Dienst voor Toerisme is gehuisvest. Het museum bevat een waardevolle collectie meerkleurig versierd 19de en 20ste eeuws aardewerk van o.a. bekende Torhoutse pottenbakkersfamilies. De presentatie is verzorgd, maar de ruimte (en de collectie) is beperkt. Bovendien worden nauwelijks randactiviteiten georganiseerd (educatieve pakketten, animatie). De toegangsprijs bedraagt 1,25 euro (met korting voor groepen en kinderen). Het museum wordt als speerpunt in het toeristisch gebeuren van de ‘keramiekstad’ Torhout naar voren geschoven, maar richt zich (omwille van het thema) slechts tot een beperkte doelgroep van geïnteresseerden. Het museum is het hele jaar door geopend, maar toch bedraagt het aantal bezoekers slechts 2 à 3 000 per jaar. Over de jaren heen is de belangstelling zelfs afgenomen (vooral dan van groepsbezoekers). Gekoppeld aan een waaier van andere activiteiten rond hetzelfde thema (tentoonstellingen, ateliers, markten, veilingen) én gekoppeld aan de positionering van Torhout als het centrum van het Vlaamse Aardewerk, zouden de lage bezoekersaantallen van het museum ongetwijfeld een flink stuk opgekrikt kunnen worden.
74
Nog in het Kasteel Ravenhof bevinden zich de Gobelinzaal (met fijn geweven tapijten) en de Stedelijke Gildekamer, een prachtige artdecokamer waarin de schuttersgilde Sint-Sebastiaan haar zilverwerk tentoonstelt (zelfde openingsperiodes als het Museum Torhouts Aardewerk). • Het Mosterdmuseum (Torhout) is een recent privé-initiatief (2003) van de familie Wostyn die al sinds 1869 in het centrum van Torhout op ambachtelijke wijze mosterd produceert. Het museum is ondergebracht in de vroegere winkel van het mosterdhuis en telt enkele honderden unieke stukken (reclameborden, werktuigen, mosterdpotjes). Er is duidelijk interesse van het brede publiek, dat belangstelling toont voor traditionele ambachten. Er is dan ook voldoende potentieel aanwezig om dit museum verder uit te bouwen tot een volwaardig toeristisch attractiepunt, ook in een ruimer aanbod (gastronomie, kleinhandel, concours, ...). De huidige ruimtes zijn echter te beperkt en ook de huidige uitbatingsstructuur (privé, eenmansbedrijf) maken samenwerking met de overheid iets complexer. • Het Zuivelmuseum (Uitkerke, Blankenberge) bevat een privé-collectie zuivelmateriaal uit de lage landen tot omstreeks 1935 (boterkarnen en -kneders, kaaspersen, afromers). Het museum is enkel geopend in juli en augustus (de rest van het jaar voor scholen en groepen op afspraak). De toegangsprijs bedraagt 2,50 euro (korting voor groepen, senioren en scholen). Het museum trekt zowat 10 000 bezoekers per jaar. Het Brugse Ommeland telt ook nog een grote verscheidenheid aan kleinere thematische musea die vaak nauw verbonden zijn met de historische evolutie van de streek. Deze kleinschalige musea, die hun vaak beperkte bezoekersaantallen slechts zelden op een systematische manier bijhouden, kunnen in drie thematische categorieën worden onderverdeeld.
Musea voor ambachten en nijverheden • Provinciaal Museum van het Bulskampveld (Beernem) Karrencollectie, wagenmakerij en smidse, collectie van oude landbouwwerktuigen en presentatie van 12 traditionele ambachten. Met de uitbouw van het kasteel Lippensgoed tot streekinfopunt en NME-centrum beschikt dit museum duidelijk over toeristisch-recreatief potentieel. • Ambachtenmuseum d’Oude Smelterij (Torhout) Het tweede museum op deze site (het Museum ‘Een eeuw landelijk leven’) werd na het seizoen van 2003 definitief gesloten (de collectie werd verkocht). • Landbouwmuseum 1000 Stoomwielen (Zwevezele, Wingene) Collectie mechanisch landbouwmateriaal uit de periode 1830-1960.
Musea voor geschiedenis, volkskunde en tradities Heemkundig Museum Westkerke (Oudenburg) Heemkundig Museum De Groene Tente (Dudzele, Brugge) Heemkundig Museum Turkeyenhof (Bredene) Gravenwinkeltje (Torhout) Voorstelling van een arbeidershuisje uit de 19de eeuw. • Streekcentrum Open Sint-Pietersveld (Ruiselede) Historiek van de gemeensschapsinstelling De Zande. • Hallentoren met Koppenmuseum (Tielt) Collectie kartonnen en polyester hoofden van internationale naoorlogse politici en Europese figuren uit de Europastoet. • Flandrienhuis (Kanegem, Tielt) Klein wielrennersmuseum in het geboortedorp van Briek Schotte (met film over zijn leven en loopbaan).
• • • •
75
• Velodroom (Snellegem, Jabbeke) Privé-collectie antieke fietsen. • Fietsmuseum De Hoge Bi (Ettelgem, Oudenburg) Unieke collectie tweewielers. • Oldtimer Motoren Museum (Brugge); • Naturaliënkabinet Eric Biebauw (Hertsberge, Oostkamp) Collectie inheemse en exotische natuurcuriositeiten.
Musea met kleinere kunstcollecties • Museum Charles Delporte (Damme) Collectie beeldhouwwerken en schilderijen van de Waalse kunstenaar. • Museum Maurice Vander Meeren (Tielt) Privé-museum met beeldhouwwerken en schilderijen van deze Tieltse kunstenaar. • Woonhuis en atelier van Frank Bogaert (Tielt) Privé-museum met schilderijen van deze Tieltse kunstenaar. Het aanbod van musea in het Brugse Ommeland is globaal gezien goed gespreid over de volledige regio (zie Figuur 6). Van de hierboven besproken middelgrote musea liggen er zeven verspreid over het noordelijke deel van het Brugse Ommeland. In het zuidelijke deel bevinden de middelgrote musea zich meer gelokaliseerd in Torhout en Zedelgem. De kleinschalige thematische musea vinden we over vrijwel het volledige grondgebied van het Brugse Ommeland terug. In het zuidelijk deel doen zich nog twee opportuniteiten voor die op (al dan niet korte) termijn tot een kleinschalig of lokaal museum kunnen leiden: • Het Klik-museum in Lichtervelde is in 2003 begonnen als een tijdelijk project waarbij kleuters en lagere schoolkinderen samen met of rond een hedendaags beeldend kunstenaar hebben gewerkt. Het resultaat was een waaier van kunstwerken die tentoongesteld werden in een tijdelijk kindermuseum. Kunstenaar Jan Hoet - die aan het project heeft meegewerkt - ondersteunt de plannen om in Lichtervelde nu ook een permanent museum met kinderkunst uit te bouwen. • Lichtervelde beschikt tevens over een uniek stukje industrieel-archeologisch patrimonium. In 1998 werd de gemeente eigenaar van de gebouwen en machines van de voormalige boomzagerij/maalderij/olieslagerij Van Coillie. Dit bedrijf is sinds 1997 beschermd en wordt momenteel langzaam gerestaureerd. Er zijn plannen om de site na de restauratie voor het publiek open te stellen.
ALGEMENE EVALUATIE EN CONCLUSIES INZAKE MUSEA IN HET BRUGSE OMMELAND • Het Brugse Ommeland beschikt over een tiental middelgrote thematische musea en een gevarieerd aanbod aan kleinschalige musea, waarvan de meeste reeds worden opgenomen in de algemene regiocommunicatie (streekpocket Brugse Ommeland). • Tussen deze musea zijn echter nauwelijks professionele samenwerkingsverbanden uitgebouwd. Heel wat kleinere musea worden onvoldoende professioneel beheerd. De marketing- en promotiebudgetten van deze musea zijn zeer beperkt tot onbestaande. Netwerkvorming tussen thematisch met elkaar verbonden musea zou de slagkracht van elk individueel museum aanzienlijk kunnen verhogen (bijv. door informatie-uitwisseling, gezamenlijke promotie, afspraken op het vlak van collectievorming, publiekswerking of educatieve werking).
76
Figuur 6 Spreiding van het aanbod van musea over het Brugse Ommeland
Zeebrugge Knokke-Heist
Blankenberge M M
m
M
De Haan Bredene
Damme
Zuienkerke m
M
m
Brugge Oostende M
m
Oudenburg m
M
Jabbeke m
M
Gistel
Beernem
M
Zedelgem
m
Oostkamp m
Ichtegem
M M
m M m
Torhout M Middelgrote musea m Kleinere musea
Wingene Ruiselede
m
m
Lichtervelde Pittem
Tielt
m
m
Ardooie
• Van heel wat (kleinere) musea is de museale inrichting verouderd en kan de presentatie duidelijk verbeterd worden. Moderne informatiedragers worden slechts in beperkte mate gebruikt. Het aanbod aan publieksactiviteiten (evenementenweekends, voordrachten, tijdelijke tentoonstellingen) is eveneens beperkt. • De publiekstoegankelijkheid van heel wat musea laat te wensen over. Bij een aantal musea zijn de openingsperiodes onduidelijk en veel kleinere musea zijn vaak enkel op afspraak te bezoeken. • Een beperkt aantal musea heeft duidelijk potentieel om als toeristisch-recreatieve publiekstrekker voor het Brugse Ommeland te worden ontwikkeld: Permekemuseum, Archeologisch Museum Oudenburg, Kasteel van Wijnendale. Ook het Provinciaal Museum van het Bulskampveld beschikt in het licht van de uitbouw van kasteel Lippensgoed tot een streekinfopunt en NME-centrum over heel wat troeven.
77
1.2.10.2 TOERISTISCHE ATTRACTIES Het Brugse Ommeland telt ook enkele belangrijke toeristische attracties. Sommige van deze attracties passen perfect in het globale concept dat voor het Brugse Ommeland in het kader van dit beleidsplan wordt uitgewerkt (bijv. kanaaltochten doorheen de regio). Andere attracties passen minder goed in die gewenste globale positionering (bijv. een pretpark). Toch mag het belang van elk van deze attracties als toeristische aantrekkingspool naar het Brugse Ommeland geenszins worden onderschat. De belangrijkste toeristische attracties worden weergegeven in tabel 14.
Tabel 14 Belangrijkste toeristische attracties van het Brugse Ommeland, 2004 Toeristische attractie Dolfinarium Familiepark Kanaaltocht Damme-Brugge-Damme (Lamme Goedzak) Kanaaltocht Brugge-Oostende-Brugge (Yserstar) Kanaaltocht Brugge-Beernem-Brugge (The Old Piper) Recreatiedomein Klein Strand Sightseeing Line Damme (minibus en boottocht) Volkssterrenwacht Beisbroek Doolhof van Loppem
Gemeente Brugge Damme/Brugge Oostende/Brugge Brugge Jabbeke Damme/Brugge Brugge Zedelgem
Bron: Westtoer en gemeentelijke brochures en websites
Hierna volgt een korte bespreking van de belangrijkste toeristische attracties. • Het Dolfinarium Familiepark in Sint-Michiels (Brugge) is het voormalige Boudewijnpark dat in 2002 door de Spaanse groep Aspro Ocio werd opgekocht. Het is een typisch familiepark met soms verouderde attracties (roetsjbaan, reuzenrad), maar ook met nieuwe spectaculaire aanwinsten (Hurricane). Het sterproduct van het park is echter het dolfinarium, één van de grootste en modernste overdekte dolfinariums van Europa. Het is precies rond dit product (en meer specifiek het thema zeezoogdieren) dat de nieuwe eigenaar het park naar de toekomst toe wenst te profileren. Het is de bedoeling dat het attractiepark ook in de toekomst verder uitgebouwd wordt met themagebonden attracties die jong en oud boeien. Ook naar het evenementiële zal naar de toekomst toe de nodige aandacht blijven uitgaan (bijv. winterevenement). Met gemiddeld meer dan 350 000 bezoekers per jaar is het Dolfinarium Familiepark qua bezoekersaantallen veruit de belangrijkste attractie van het Brugse Ommeland (waartoe het door haar ligging in de Brugse rand behoort). Het park wordt doorgaans met Brugge gelinkt en veel minder met het Brugse Ommeland. Als attractie- en pretpark én als dolfinarium heeft het bovendien een grote autonome aantrekkingskracht. Ook al sluit het park qua globaal concept niet aan bij dat van het Brugse Ommeland (groen en rust in een historische omgeving), toch heeft het naar het Ommeland toe een complementaire rol te vervullen (o.m. met het dolfinarium als ‘all-weather’-voorziening) en kan het op haar beurt ook meewerken aan het bekendmaken van de regio bij haar bezoekers (verspreiding van regiopockets, aanbieden van combinatiebezoeken). • De toeristische kanaaltochten Damme-Brugge-Damme, Brugge-Oostende-Brugge en Brugge-BeernemBrugge werden reeds besproken onder punt 1.2.5.2. Daaruit onthielden we dat er op deze trajecten, op de halte in Damme na, in het Brugse Ommeland geen verdere stopplaatsen zijn voorzien. De belevingswaarde van deze attracties beperkt zich momenteel tot het genieten van de omgeving waar men langs vaart en tot de ‘ambiance’ op het schip zelf. Met (eventueel in de tijd beperkte) halteplaatsen langsheen het traject zou de belevingswaarde echter aanzienlijk gediversifieerd en vergroot kunnen worden. Het aantal passagiers dat op dergelijke kanaaltochten inscheept, blijkt dalende. Voor het traject BruggeDamme-Brugge bijv. werden tot 2001 jaarlijks tussen de 12 000 à 15 000 passagiers geteld. In 2002 daalde dit tot minder dan 10 000 en in 2003 zelfs tot onder de 7 000 passagiers. De piekmomenten blijken zich in het voor- en najaar te situeren met de grootste aantallen passagiers in juni en mei.
78
• Het recreatiedomein Klein Strand (zie punt 1.2.6) biedt niet alleen aan haar verblijfsgasten maar ook aan dagrecreanten de mogelijkheid om er de waterskishows te bekijken of er in de openlucht te zwemmen. De toegangsprijs bedraagt 2,50 euro per dag. Jaarlijks worden er 8 à 10 000 dagrecreanten geteld. • Sightseeing Line Damme verzorgt tussen 1 april en 30 september namiddagexcursies naar Damme met vertrek en aankomst op de Markt in Brugge. De excursie richt zich vooral tot verblijfstoeristen in Brugge die een makkelijke en korte introductie wensen op de omgeving rondom Brugge. Met de minibus (met commentaar via hoofdtelefoon in meerdere talen) gaat het richting Damme, alwaar teruggekeerd wordt met de ‘Lamme Goedzak’. Het laatste traject van de aanlegsteiger in Brugge naar de Markt gebeurt opnieuw per minibus. Deze excursie wordt jaarlijks door ongeveer 3 000 toeristen geboekt, al is er over de jaren heen wel een dalende trend merkbaar. • De Volkssterrenwacht Beisbroek (Sint-Andries, Brugge) werd in 1985 opgericht om ook aan amateurastronomen (semi-)professionele instrumenten ter beschikking te stellen. Naast het observatorium, dat is uitgerust met verschillende hoogkwalitatieve telescopen, werd van bij aanvang ook een planetarium voorzien, zodat bij minder fraai weer steeds uitgeweken kon worden. In 2002 werd dit verouderde planetarium vervangen door een moderner exemplaar. In de Volkssterrenwacht bevindt zich tevens een eigentijdse interactieve tentoonstelling over astronomie, een mediatheek, een leslokaal en een donkere kamer. Op woensdagmiddag, vrijdagavond en zondagmiddag worden vaste voorstellingen georganiseerd. Tijdens de schoolvakanties worden extra voorstellingen voorzien. Verder zijn er ook jaarlijks wisselende activiteiten (opendeurdagen, sterrenkijkdagen, speciale verschijnselen). Inclusief deze wisselende activiteiten werden tot 2001 jaarlijks ongeveer 5 000 bezoekers geteld. Na de vernieuwing van de sterrenwacht in 2002 stegen de bezoekersaantallen spectaculair tot meer dan 8 000 in 2002 en net geen 10 000 in 2003. De Volkssterrenwacht vervult voor het Brugse Ommeland dan ook een belangrijke bovenlokale en vooral educatieve functie. Door haar ligging nabij Brugge en vlakbij de E40 heeft de sterrenwacht echter wel te kampen met lichtpollutie, wat de observatiemogelijkheden in belangrijke mate beperkt. • De Doolhof van Loppem (Zedelgem), die reeds bij de bespreking van het kasteel van Loppem werd vermeld, is een uniek hagendoolhof van 65 op 25 meter met een totale lengte van bijna twee kilometer. De doolhof wordt door de gemeente Zedelgem uitgebaat en is open van Pasen tot eind oktober op woensdag, zaterdag en zondag. Jaarlijks trekt deze attractie zowat 10 000 bezoekers. Het Brugse Ommeland telt ook heel wat attractiepunten die we niet als een zuiver ‘toeristische attractie’ kunnen beschouwen, maar die niettemin vrij veel bezoekers over de vloer krijgen. Concreet gaat het om volgende ‘attracties’:
Kinderboerderijen • De Zeven Torentjes (Assebroek, Brugge) Domein van 3,5 ha (vrij toegankelijk van zonsopgang tot zonsondergang). Er is een kinderspeeltuin en cafetaria. • d’ Oude Smelterij (Torhout) Domein van 4,5 ha (vrij toegankelijk van 8u30 tot 19u00). Er zijn wandelpaden, een vijver, een cafetaria, een speeltuin en een kruidentuin. Op het domein bevindt zich ook het Ambachtenmuseum d’Oude Smelterij. Aan de kinderboerderij start ook het provinciale ‘Moereveld Wandelpad’. • De Lange Schuur (Stene, Oostende) Educatieve doe-boerderij waar het actief deelnemen aan het boerderijgebeuren centraal staat (op schooldagen open voor educatieve sessies voor lager en kleuteronderwijs, op niet-schooldagen en woensdagnamiddagen open voor het ruime publiek van 9u00 tot 18u00).
79
Religieus toerisme • Abdij Ten Putte (Gistel) Zoals hierboven reeds vermeld trekt deze abdij jaarlijks zowat 100 000 bezoekers voor de Sint-Godelieveverering. Hoewel verwacht kan worden dat dit ‘religieus toerisme’ in de toekomst zal afnemen, blijft de abdijsite op korte en middellange termijn zonder twijfel een publiekstrekker. • O.L.Vrouwkerk van Ver-Assebroek (Brugge) Deze kerk is het op één na belangrijkste bedevaartsoord van het Brugse Ommeland (Mariaverering). Vooral in de maand mei komen duizenden bezoekers af op dit kleine kerkje aan het stemmige en als dorpsgezicht beschermde Pastoor Verhaegheplein. • Bedevaartsoord Sint-Rita op de wijk Den Hoorn (Damme) Modern kerkje dat in 1977 werd ingewijd en dat ieder jaar door duizenden pelgrims wordt bezocht.
Bedrijfsbezoeken Een opsomming geven van alle bedrijven die permanent of occasioneel bezoekersrondleidingen organiseren, zou ons te ver leiden. Het belang van de bedrijfsbezoeken (bijv. in het kader van thematische groepsarrangementen) mag echter geenszins worden onderschat. Het Brugse Ommeland beschikt uiteraard ook over een ruim aanbod van waardevol cultuurhistorisch erfgoed in de stadjes en dorpen en op het platteland (kerken en kapellen, kastelen, stadhuizen, hoeves, molens etc). In punt 1.2.11 en 1.2.12 komen de belangrijkste erfgoedelementen aan bod.
CONCLUSIES INZAKE TOERISTISCHE ATTRACTIES IN HET BRUGSE OMMELAND • Het aanbod aan zuiver toeristische attracties van bovenlokaal belang is in het Brugse Ommeland vrij beperkt. De belangrijkste attracties zijn een atypisch attractiepark, drie kanaaltochten en een sterrenwacht. • Het Dolfinarium Familiepark is qua bezoekersaantallen de belangrijkste toeristische attractie. Dit attractiepark sluit echter niet aan bij het globaal concept Brugse Ommeland, maar heeft in het regioverhaal toch een belangrijke rol te vervullen. De overname door een Spaanse groep biedt kapitaalsgaranties naar de toekomst (vernieuwing, uitbreiding van het evenementiële aanbod). • De dalende belangstelling voor passagiersvaart in het Brugse Ommeland is wellicht te wijten aan een weinig gediversifieerd toeristisch product met een beperkte belevingswaarde. De stijgende belangstelling voor de volkssterrenwacht daarentegen is onder meer toe te schrijven aan recente vernieuwingen aan het product. • Het zuiden van het Brugse Ommeland (de ruime omgeving van het Tieltse) beschikt niet over middelgrote attractiepunten of musea. Er zijn alleen een paar kleinere thematische musea gevestigd.
1.2.11 BELEVEN VAN DE SFEER IN DE CULTUURHISTORISCHE STADJES EN DORPEN Het Brugse Ommeland telt een vijftal cultuurhistorische stadjes en verscheidene heel pittoreske en karakteristieke dorpskernen. De vijf stadjes zijn Damme, Torhout, Tielt, Oudenburg en Gistel. Elk op zich beschikken ze over een waardevol patrimonium.
80
DAMME Als voorhaven van Brugge was Damme van de 12de tot het begin van de 14de eeuw een bloeiend handelsstadje. Later werd het omgevormd tot een militaire vesting. Tijdens de 80-jarige oorlog tussen Spanje en de Noordelijke Nederlanden (1568-1648) werd rondom Damme een verdedigingsgordel aangelegd in de vorm van een zevenster. Deze omwallingen zijn momenteel nog goed te zien en werden recent hersteld. In 1810 werd door Napoleon dwars door Damme een kanaal getrokken dat de verbinding moest vormen tussen Brugge en de Schelde. Dit kanaal - de huidige Damse Vaart - werd nooit afgewerkt, maar had wel als gevolg dat voor de aanleg ervan een groot deel van Damme moest worden afgebroken (o.a. de statige herenhuizen op de Korenmarkt). Het middeleeuwse Damme is met haar uniek erfgoed en rijke geschiedenis sinds jaren de belangrijkste toeristische trekpleister van het Brugse Ommeland. De ligging op slechts 7 km van Brugge is daar zeker niet vreemd aan. Verblijfstoeristen in Brugge die hun bezoek aan de stad combineren met een uitstap naar het hinterland, komen bijna als vanzelf in Damme terecht (pittoreske kanaalverbinding om het traject te wandelen, te fietsen of af te varen; georganiseerde excursies vanuit Brugge). Tot ver over de landsgrenzen heeft Damme met zijn meer dan 25 restaurants en bistro’s ook een sterke reputatie als gastronomisch centrum. Sinds 1997 is het stadje tevens Vlaanderens eerste boekendorp. De belangrijkste te bezoeken bezienswaardigheden van Damme zijn: het Stadhuis (1464), het Marktplein, Huyse De Grote Sterre (met streekbezoekerscentrum en Uilenspiegelmuseum), de Onze-Lieve-Vrouwekerk (met platte te beklimmen kerktoren), het Sint-Janshospitaal (met museum), het sas van de Lieve, de sluis van het Zwin (Sleckeput), de Haringmarkt, de kazematten, de Oude Stadswallen (thans natuurgebied), de Schellemolen en de Sint-Christoffelhoeve. Het stadje telt ook verscheidene kunstwerken (standbeeld van Jacob van Maerlant, Uilenspiegelmonument en -gedenksteen). Het centrum van de stad is beschermd als stadsgezicht. Damme beschikt over een sterk en kwalitatief toeristisch product. Het stadje zal daarom ook in de toekomst blijven fungeren als één van de belangrijkste poorten tot het Brugse Ommeland. Toch dient gewaakt te worden over de leefbaarheid (en betaalbaarheid) van het stadje voor de lokale bevolking. Het basisaanbod van lokale voorzieningen dient behouden te blijven en het stadje mag niet verworden tot louter een openluchtmuseum. Eventuele nieuwe toeristische initiatieven dienen dan ook steeds bekeken te worden in functie van het globale maatschappelijke belang voor Damme in haar totaliteit. Ook de mobiliteitsproblematiek (meer bepaald de parkeerdruk) zal in de toekomst de nodige aandacht blijven opeisen. ‘Damme Boekendorp’ bestaat sinds 1997 en zit nog steeds in de lift. Met slechts een tiental boekhandels is het ‘boek’ in Damme, in vergelijking met illustere concurrenten als Redu in Wallonië of Hayon-Wye in Wales, echter niet alomtegenwoordig49. De huurprijzen voor beginnende (tweedehands) boekhandels liggen vaak te hoog om met de beperkte winstmarges die in deze sector worden gerealiseerd een rendabele zaak te kunnen uitbouwen. Het lijkt voor Damme dan ook aangewezen een verbreding van het product ‘boekendorp’ na te streven (bijv. met activiteiten rond het boek of museumvertelwandelingen), een tendens die trouwens nu reeds is ingezet met o.m. het aanbieden van cursussen omtrent het boek tijdens de zomermaanden (en gelijkaardige plannen voor de winter), de tijdelijke aanwezigheid van een boekbindster in het stadje en tentoonstellingen omtrent het boek in het stadhuis. Naar de toekomst toe kan een verdere vermenging van verschillende functies in eenzelfde gebouw worden aangemoedigd (commerciële functies op het gelijkvloers; woonfunctie op de verdiepingen). Ook een verruiming van het commercieel-toeristische aanbod lijkt voor Damme aangewezen (niet alleen boekhandels, maar ook antiek- of designwinkeltjes, permanente boekbinders, kunstgalerijen of kunstambachten).
TORHOUT Torhout speelde door de eeuwen heen een voorname rol in de geschiedenis van het Brugse Ommeland en van Vlaanderen. De eerste schriftelijke bronnen over de stad dateren al van rond 654 na Christus, maar het is vooral tussen de 11de eeuw en de 14de eeuw dat Torhout tot een bloeiend handelsstadje is uitgegroeid. Van groot belang daarin waren de Torhoutse jaarmarkten waar vooral wol werd verhandeld. Tijdens dezelfde periode was het kasteel van Wijnendale het machtscentrum voor de graaf van Vlaanderen. Vanaf de 14de eeuw verzinkt
49 Louter ter indicatie: Redu telt 23 boekenwinkels, Hay-on-Wye niet minder dan 37.
81
Torhout echter in de rol van provinciestadje. Eén van de laatste grote feiten uit die periode is het ongeval van Maria van Bourgondië in 1482 te Wijnendale. Vanaf de 16de eeuw wordt de geschiedenis van Torhout en omgeving afwisselend gekenmerkt door periodes van verval en heropbouw. Vanaf de 19de eeuw verwierf de stad opnieuw bekendheid omwille van haar markten (o.a. de graanmarkt en de internationaal bekende paardenmarkt die tot op heden is blijven bestaan). Tot op vandaag vervult de stad een belangrijke centrumfunctie voor de omliggende regio. De belangrijkste te bezoeken bezienswaardigheden van Torhout zijn: het laatbarokke beschermde stadhuis, de neo-romaanse Sint-Pietersbandenkerk, het kasteel Ravenhof (met het museum Torhouts Aardewerk, de Stedelijke Gildenkamer en de Dienst voor Toerisme), het recente mosterdmuseum, het oud hospitaal Ten Walle (17de eeuw), de afspanning Hof van Engeland (18de eeuw) en het Gravenwinkeltje (19de eeuws werkmanshuisje). Buiten de stad bevindt zich het kasteel van Wijnendale (historische waterburcht temidden een 200 ha groot kasteeldomein) en het neogotische kasteel d’Aertrycke (Torhout), nu een gastronomisch restaurant met romantische tuinen (provinciedomein). In 2003 liet de Stad Torhout door Westtoer een Strategisch Beleidsplan voor Toerisme en Recreatie opmaken. Daaruit bleek onder meer dat de stadskern te weinig attractief was en dat een duidelijk toeristisch profiel voor de stad ontbrak. De bestaande attracties bleken bovendien niet meer aangepast aan de huidige vraag. Voorgesteld werd om het kasteel van Wijnendale als bovenlokale toeristische attractiepool voor het Brugse Ommeland te gaan ontwikkelen (met een hedendaagse bezoekersattractie in het kasteel en met een gepaste onthaalinfrastructuur). Voor het centrum van de stad werd voorgesteld om de bestaande attractiepunten (Museum Torhouts Aardewerk en Mosterdmuseum) verder uit te bouwen, alsook om een cultuurtoeristisch ontdekkingscircuit te ontwikkelen (Gravenroute). Tenslotte moet ook de toegankelijkheid en de attractiviteit van het centrum worden verhoogd (bijv. door inrichtingsmaatregelen voor het openbaar domein, door het plaatsen van historische beelden, enz). Hoewel minder attractief en van een totaal andere aard dan Damme, beschikt Torhout over een duidelijk toeristisch-recreatief potentieel om zich naar de toekomst toe als attractiepool in het zuidelijk deel van het Brugse Ommeland te gaan profileren.
TIELT Tielt, waarvan de geschiedenis volgens geschreven bronnen teruggaat tot de 9de eeuw, was in de Middeleeuwen net als Torhout een bloeiend marktstadje. In de 13de en 14de eeuw was Tielt vooral bekend om haar lakenhandel en -nijverheid (de voormalige Lakenhalle, waarvan momenteel enkel nog de Hallentoren overblijft, dateerde uit die tijd). Er werden jaarmarkten gehouden en in de 16de eeuw groeide het stadje ook uit tot een centrum van vlasindustrie. Vanaf de 17de eeuw kreeg ook Tielt te kampen met verval. Vanaf de 18de eeuw ontwikkelde de stad zich opnieuw tot een belangrijk handelscentrum, voornamelijk gebaseerd op landbouw en huisnijverheden. Bij de inval van de Duitsers in 1940 kreeg het centrum fel te lijden onder de bombardementen. In september 1944 werd de stad bevrijd door Poolse pantsertroepen. Na de tweede wereldoorlog ontwikkelde Tielt zich aanvankelijk als een rustig provinciestadje, maar sinds 1959 profileert de stad zich duidelijk als ‘Europa-stad’. Tielt verbroederde met Brignoles (Frankrijk), Bruneck/Brunico (Italië) en Gross Gerau (Duitsland) en in 1998 ook met Szamotuly (Polen). Deze verbroederingen krijgen jaarlijks hun feestelijk hoogtepunt in de Europafeesten die telkens in juli plaatsvinden. De belangrijkste te bezoeken bezienswaardigheden van Tielt zijn: de Hallentoren (op aanvraag te bezoeken) die als Vlaams belfort door de Unesco op de werelderfgoedlijst is geplaatst (met ervoor de standbeelden van Olivier de Duivel en Tanneken Sconyncx), het neoclassicistisch stadhuis, de spitse Sint-Pieterskerk, de Patersdreef en Paterskerk (barokke Minderbroederkerk), het vakwerkhuis Oud Tielt, het volledig gerestaureerde neoclassicistisch herenhuis Mulle de Terschueren (met koetshuis en geklasseerd stadspark), het cultureel centrum Gildhof, de Stanislaspoort, de Shermantank, de Stocktkapel en de houten Poelbergmolen (met prachtig panorama over het omliggende Molenland). De toeristisch-recreatieve aantrekkingskracht van Tielt is momenteel beperkt, maar zal in de nabije toekomst zonder twijfel toenemen. De stad heeft immers een belangrijke rol te vervullen als zuidelijke toegangspoort tot
82
het Brugse Ommeland. Een belangrijke schakel hierin is de uitbouw van het gerestaureerde herenhuis Mulle de Terschueren tot een volwaardig streekinfopunt voor het Brugse Ommeland en voor Tielt en omgeving. Eveneens belangrijk zijn de concrete plannen voor de opwaardering van het openbaar domein in het stadscentrum50, met name de plannen om de historische kern van Tielt verkeersarm te maken en er drie winkel-wandellussen te creëren die een verbinding moeten vormen tussen de cultureel-toeristische infrastructuur en het commerciële winkelcircuit. De geplande heraanleg van het Marktplein en de invoering van een verkeerscirculatieplan met lussensysteem maken eveneens deel uit van dit plan, waarin ook ruim aandacht zal gaan naar de verdere uitbouw van de openbare groenvoorzieningen in het centrum van de stad. Al deze initiatieven zullen de belevingswaarde van Tielt zeker ten goede komen.
OUDENBURG Oudenburg heeft zijn bekendheid vooral te danken aan zijn Romeins en middeleeuws verleden. De stad bevindt zich op de plaats waar zich gedurende de eerste eeuwen van onze tijdrekening een Romeins castellum (legerplaats) bevond, dat deel uitmaakte van de zogenaamde Litus Saxonicum, de kustverdediging tegen de invallende Germanen. In tegenstelling tot bijv. de Romeinse occupaties in Vake (Maldegem) en Aardenburg (Zeeland), hield het castellum in Oudenburg stand tot in het begin van de 5de eeuw. In de bodem hebben archeologen een schat aan voorwerpen teruggevonden, waarvan er een aantal zijn ondergebracht in het Archeologisch Museum van de stad. De sporen van de Romeinse aanwezigheid zijn trouwens nog steeds in het stratenpatroon terug te vinden. In de 11de eeuw werd in Oudenburg ook de Sint-Pietersabdij opgericht, waarvan enkel nog de van een latere datum daterende Abdijhoeve en Abtsgebouw zijn overgebleven. De eerste abt van de benedictijnenabdij was Sint-Arnoldus, de patroon van de bierbrouwers. Zijn schrijn bevindt zich in de O.L.Vrouwekerk van Oudenburg. De abdij zelf werd in 1797 onder Frans bewind opgeheven. De abdij van Steenbrugge verkreeg de opvolgingsrechten van de Sint-Pietersabdij. De belangrijkste te bezoeken bezienswaardigheden van Oudenburg zijn: het Archeologisch Museum dat is ondergebracht in het voormalige abtsgebouw van de Sint-Pietersabdij, de voormalige abdijhoeve (momenteel een hotel-restaurant met leisure en beautycentrum) en de neogotische Onze-Lieve-Vrouwekerk. Oudenburg is een rustig stadje, heel wat kleiner dan Torhout of Tielt. De toeristische aantrekkingskracht is momenteel nog beperkt, maar met het nog grotendeels ‘onontgonnen’ Romeinse verleden van de stad, beschikt Oudenburg over belangrijke economisch-toeristische troeven. Om het toeristisch potentieel van de stad beter te kunnen valoriseren werd in het kader van het Europees Interreg-III-programma een aanvraag ingediend om het huidige Archeologisch Museum om te vormen tot een ‘Belevingscentrum rond de Romeinen’ waar niet alleen de interpretatie over de site centraal zal komen te staan, maar waar ook geïnvesteerd zal worden in degelijke onthaalinfrastructuur voor de toerist/recreant (ROMA-project). Oudenburg moet op die manier op korte termijn kunnen uitgroeien tot een belangrijke publiekstrekker voor het Brugse Ommeland.
GISTEL Ook Gistel is, vergeleken met Torhout en Tielt, een kleiner centrum. Het is een stad van sterke wielrenners (o.m. Johan Museeuw en ex-tourwinnaar Sylveer Maes) die haar bekendheid echter vooral te danken heeft aan SintGodelieve. Godelieve, die omstreeks 1070 in opdracht van haar man werd vermoord, werd reeds in 1084 door de bisschop van Doornik heilig verklaard. De Abdij Ten Putte die zich buiten het stadscentrum bevindt, zou opgetrokken zijn op de plaats waar zij de marteldood stierf. De abdij dateert uit de 12de eeuw. Het abdijdomein bevat het klooster van de zusters Benedictinessen (in nieuwe neogotische kloostergebouwen) en het Godelievemuseum. De abdijsite die rust en sereniteit uitstraalt, is vrij te bezoeken. Het is een populair bedevaartsoord voor oog- en keelziektes en echtelijke problemen. In de koepelkapel bevindt zich een waterput met de bron die volgens de legende bij haar graf ontsprong. De Godelievezaal die in 1991 werd geopend, doet dienst als modern onthaalcentrum (voor ca. 250 personen) met cafetaria. In het centrum van Gistel staat de neogotische Onze-Lieve-Vrouwekerk met het graf van Sint-Godelieve (twee schrijnen met haar gebeente). Gistel eert de populaire volksheilige elk jaar met de Sint-Godelieve-processie in juli. Gezien verwacht kan worden dat de bedevaartsfunctie van de abdij in de toekomst zal afnemen, is het belangrijk dat nu reeds nagedacht 50 Deze plannen zijn opgenomen in het beleidsplan 2001-2007 dat in 2001 door de gemeenteraad van Tielt werd goedgekeurd.
83
wordt over de verbreding van het bedevaartproduct zodat de site op middellange termijn een belangrijke toeristische pool kan blijven. Hierbij kan mogelijk gedacht worden in de richting van een tentoonstellingsruimte. Net als Tielt plant ook Gistel op korte termijn een programma van stadskernrenovatie (vernieuwing van straatmeubilair, openbare verlichting en informatiepanelen). De werken worden in twee fasen gepland. In een eerste fase komt de Markt en haar onmiddellijke omgeving aan bod, in een tweede fase (vanaf 2006) de ruimere omgeving van de Markt. Deze geplande verfraaiing van het openbare domein zal de belevingswaarde van Gistel zonder twijfel doen toenemen. Net buiten het stadscentrum bevindt zich de site van de Oostmolen, een unieke staakmolen omwille van zijn dubbele functie als graan- en oliemolen. Deze beschermde molen wordt momenteel gerestaureerd. De volledige site is trouwens beschermd als dorpsgezicht. Bedoeling is om de Oostmolensite op termijn uit te bouwen tot een belangrijk toeristisch-recreatief knooppunt voor het Brugse Ommeland. Vooral als knooppunt binnen het recreatief fietsnetwerk Brugse Ommeland heeft de site een belangrijke rol te vervullen (bijv. fietscafé, fietslogies etc). De gemeente overweegt op deze locatie ook een kleine kinderboerderij. Cultuurhistorische stadswandelingen met een beschrijving van de belangrijkste bezienswaardigheden langs het traject zijn in de huidige toeristische brochures van de hierboven vermelde stadjes nauwelijks aanwezig. Enkel in de brochure van Damme worden de bezienswaardigheden beschreven en op kaart aangeduid. Ook in Torhout en Tielt worden de bezienswaardigheden enkel aangeduid op kaart. Op aanvraag zijn in elk van de vijf stadjes echter wel geleide wandelingen mogelijk. Naast de vijf cultuurhistorische stadjes van het Brugse Ommeland, telt de regio ook enkele pittoreske dorpen die landelijke charme en rust uitstralen. Volgende dorpen beschikken over een aantrekkelijke dorpskern en een nog authentieke dorpssfeer. De meeste van deze dorpen liggen in de polders. • Lissewege (Brugge) met zijn witgeschilderde huizen, zijn massieve spitsloze kerk, het pittoreske en recent gerestaureerde Lisseweegs Vaartje, het Spaniënhof en het Huis De Valkenaere (woonhuis van Hans Memlings vrouw); • Oostkerke (Damme) met zijn witgeschilderde huizen en zijn massieve platte kerktoren; • Vivenkapelle (Damme) met zijn neogotische dorpskern met kerk, pastorie, broeder- en zusterklooster en schooltjes in dezelfde stijl (beschermd dorpsgezicht); • Ramskapelle (Knokke-Heist) met de Sint-Vincentiuskerk (dorpskern beschermd als dorpsgezicht); • Meetkerke, Houtave en Nieuwmunster (Zuienkerke) waarvan de kleine dorpskom telkens als dorpsgezicht is beschermd; • Vlissegem (De Haan) met de classicistische Sint-Blasiuskerk, het kerkhof en de pastorie met tuin (beschermd dorpsgezicht); • Stalhille (Jabbeke) met de beschermde Sint-Jan-Baptistkerk; • Dudzele (Brugge) met de ruïne van de romaanse Sint-Leonarduskerk, de 17de eeuwse Sint-Pietersbandenkerk, de oude pastorie en de ‘Smisse Van Peere’ (smidse) (de dorpskom is beschermd als dorpsgezicht); • Kanegem (Tielt) met de Sint-Bavokerk, het voormalige gemeentehuis en de talrijke bebloemde huizen. Vooral Lissewege beschikt over een vrij grote toeristische aantrekkingskracht. De toeristische voorzieningen zijn er goed uitgebouwd (voldoende en gediversifieerd horeca-aanbod, aanwezigheid van een toeristisch onthaalpunt, homogene dorpskern met meerdere beschermde gebouwen). De ontsluiting met het openbaar vervoer vanuit Brugge is prima en ook met de fiets is Lissewege zowel vanuit Brugge als vanaf de Kust vlot bereikbaar. Het spreekt dan ook voor zich dat dit dorp een belangrijke schakel moet vormen in het toekomstig recreatief fietsnetwerk. De andere hierboven vermelde dorpen zijn meer verstild van aard. Er zijn nauwelijks toeristisch-recreatieve voorzieningen aanwezig en het aanwezige cultuurhistorische erfgoedelement is slechts beperkt toegankelijk of wordt onvoldoende gevaloriseerd. Wat de dorpen in het Brugse Ommeland betreft dient tevens gewaakt te worden over de verdere uitbreiding van storende verkavelingen en/of gebouwen rondom de (historische) dorpskern. Dit is onder meer het geval in Uitkerke.
84
CONCLUSIES INZAKE HET BELEVEN VAN DE SFEER IN DE CULTUURHISTORISCHE STADJES EN DORPEN • Het Brugse Ommeland beschikt over enkele interessante cultuurhistorische stadjes en meerdere pittoreske kleine dorpen. Vooral Damme en Lissewege, met hun homogeen stads- of dorpsgeheel en hun goed uitgebouwde toeristisch-recreatieve voorzieningen, zijn nu reeds belangrijke toeristische attractiepolen. Damme dient zelfs al te waken voor een vorm van ‘overmusealisering’, waardoor de leefbaarheid van het stadje voor de lokale bevolking in het gedrang kan komen. Ook het concept ‘Damme Boekendorp’ is aan verbreding toe (bijv. activiteiten rond het boek, museumvertelwandeling). • De andere cultuurhistorische stadjes (Torhout, Tielt, Gistel en Oudenburg) werken momenteel elk op hun eigen manier aan een betere valorisering van het aanwezige toeristisch-recreatief potentieel. Deze intitiatieven dienen maximaal te worden ondersteund zodat ze elk op zich op vrij korte termijn kunnen uitgroeien tot belangrijke toeristische aantrekkingspolen voor de regio. • Het Brugse Ommeland telt ook meerdere kleine dorpskernen die rust en authenticiteit uitstralen. De rust van deze kernen moet gekoesterd worden, wat niet wegneemt dat ze maximaal ingeschakeld kunnen worden in de recreatieve routestructuren die in de regio worden ontwikkeld. Een betere toeristisch-recreatieve valorisering van het aanwezige erfgoed kan daarbij aangewezen zijn.
1.2.12 ONTDEKKEN VAN CULTUURHISTORISCH ERFGOED IN HET BRUGSE OMMELAND Niet alleen in de stadjes en dorpen, maar ook op het platteland van het Brugse Ommeland is heel wat cultuurhistorisch bouwkundig erfgoed te ontdekken, dat samen mee de aantrekkingskracht uitmaakt van de regio. Hieronder volgt een thematisch overzicht van de meest karakteristieke erfgoedelementen van de regio. Veel van dit cultuurhistorisch erfgoed (vooral in de kleinere dorpen en op het platteland) is slechts in beperkte mate toeristisch-recreatief ontsloten.
1.2.12.1 RELIGIEUS ERFGOED Het Brugse Ommeland kan bogen op een ruim aanbod van interessant religieus erfgoed (kerken, kapellen, abdijen en bedevaartsplaatsen). De openstelling van dit erfgoed is echter in veel gevallen nog voor verbetering vatbaar.
Interessante kerken of kapellen Typisch voor de streek zijn de kerken waar nog veldsteen in is verwerkt51: • de romaanse ruïnes van de Sint-Leonarduskerk in Dudzele en de Sint-Eligiuskerk in Ettelgem (Oudenburg); • de romaanse toren van de Sint-Elooiskerk in Snellegem (Jabbeke), één van de oudste en merkwaardigste gebouwen van het Brugse Ommeland (niet te bezoeken); • de beschermde (in 1901 gereconstrueerde) romaanse vieringtoren van de Sint-Pieterskerk in Oostkamp en de romaanse torens van de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Pittem en de Sint-Martinuskerk in Aarsele (Tielt); • de oudste gedeelten van de kerk van Ichtegem; • de na de Tweede Wereldoorlog heropgebouwde Sint-Pieterskerk van Torhout.
51 De ondergrond van het Brugse Ommeland bestaat uit zand en klei, ideaal voor het maken van baksteen. Voor men de techniek van het steenbakken onder de knie had (eind 12de eeuw), was men echter aangewezen op het gebruik van o.m. natuursteen als bouwmateriaal. Een natuursteen die in deze regio voorkwam was veldsteen (aaneengeklitte zandkorrels).
85
Andere typische kerken of kapellen: • de voor de streek typerende platte torens van de O.L.V.-kerk van Damme, de O.L.V.-Bezoekingskerk52 van Lissewege en de Sint-Kwintenskerk van Oostkerke (Damme); • de typische polderkerkjes van o.a. Meetkerke, Houtave, Nieuwmunster, Stalhille, Hoeke, Ramskapelle; • de neogotische kerk van Vivenkapelle (met pastorie en broeder- en zusterklooster in dezelfde stijl) • het witgeschilderde spitse Sint-Annakerkje van Stene (Oostende); • de Sint-Bavokerk van Kanegem (Tielt), bijgenaamd de ‘Kathedraal van te Lande’; • de spitse Sint-Pieterskerk en de barokke Minderbroederkerk in Tielt; • de honderden veldkapellen in het Houtland en de Polders.
Voormalige abdijen • Abdij Ter Doest in Lissewege (met monumentale abdijschuur53 uit 1270, één van de oudste gebouwen in baksteengotiek van de kuststreek); • Sint-Pietersabdij in Oudenburg (waarvan enkel het abtsgebouw en de abdijhoeve zijn overgebleven).
Actieve abdijen • • • •
Abdij Ten Putte in Gistel; Sint-Andriesabdij Zevenkerken in Brugge; Sint-Trudoabdij Male in Brugge; Sint-Pietersabdij Steenbrugge in Brugge.
Bedevaartsplaatsen • Abdij Ten Putte in Gistel; • O.L.V.-kerk Ver-Assebroek in Brugge; • Bedevaartskerk Sint-Rita in de wijk Den Hoorn in Damme.
1.2.12.2 KASTELEN EN LANDGOEDEREN Het Brugse Ommeland telt meer dan 100 kastelen en landgoederen. Slechts weinig kastelen en hun aanpalende domeinen zijn echter in openbaar bezit of zijn toegankelijk voor het publiek. Het toeristisch-recreatief potentieel van de kastelen is dan ook sterk onderbenut. Het openstellen van kastelen of kasteelparken en het inschakelen ervan in toeristisch-recreatieve circuits is moeilijk. Van een aantal kastelen in het Brugse Ommeland gaat de geschiedenis terug tot de Middeleeuwen (o.m. de kastelen van Wijnendale, Male, Moerkerke, Oostkerke en Tillegem). Ondanks de vele verbouwingen in de loop der eeuwen, hebben de meeste van deze kastelen hun allures van oude feodale waterburcht toch weten te behouden. De meeste kastelen in het Brugse Ommeland dateren echter uit de 18de en 19de eeuw, toen grote delen van de onvruchtbare heidegronden in de veldgebieden ten zuiden van Brugge werden bebost. Deze bosrijke omgeving werd al vlug de favoriete pleisterplaats van de Brugse adel en aristocratie, die er haar kastelen, landgoederen en buitenverblijven oprichtte. Voorbeelden zijn de kastelen van Loppem, d’Aertrycke, LippensgoedBulskampveld, Beisbroek, Tudor, Ardooie en vele anderen.
52 Deze kerk was een halteplaats op de pelgrimsweg naar Santiago de Compostella. 53 De schuur is vrij toegankelijk en werd in 2003 prachtig gerestaureerd. Een deel van de schuur zal als tentoonstellingsruimte worden gebruikt.
86
Volgende kastelen in het Brugse Ommeland hebben op verschillende momenten in de geschiedenis een historisch belangrijke rol gespeeld: • Kasteel van Wijnendale (Torhout) Voormalige residentie van de graven van Vlaanderen, de graven van Namen, de Bourgondische vorsten, de heren van Kleef en de heren Pfalts. In 1940 ondertekende koning Leopold III er de capitulatie van het Belgische leger en bracht hij er zijn kernkabinet op de hoogte niet in ballingschap te zullen gaan (het kasteel is publiek toegankelijk). • Kasteel van Loppem (Zedelgem) Verblijfplaats van koning Albert I en zijn familie van 24 oktober tot 21 november 1918. Op deze plaats werden ingrijpende beslissingen genomen over de invoering van het algemeen kiesrecht en de vernederlandsing van het hoger onderwijs in Vlaanderen (het kasteel is publiek toegankelijk). • Kasteel van Male (Brugge) Voormalige residentie van de graven van Vlaanderen (momenteel Sint-Trudo-abdij en slechts beperkt toegankelijk). De voorbije decennia zijn er heel wat kastelen teloor gegaan of in handen gekomen van privé-personen die met de streek weinig affiniteit hebben, met verwaarlozing en verval tot gevolg.
1.2.12.3 HISTORISCHE STADHUIZEN EN BELFORTEN Het Brugse Ommeland telt enkele bijzondere stad- of gemeentehuizen en één geklasseerd belfort. • Stadhuis van Damme Initieel opgericht in 1241, herbouwd in 1464. Bevat een beiaard met 39 klokken, een zonnewijzer en een uurwerk uit 1459 (één van de oudste torenuurwerken van het land). • Stadhuis van Torhout Dateert van 1713. Laat-barokke stijl. Werd in 1995 gerestaureerd. • Stadhuis van Tielt Dateert van 1872-75. Neoclassicistische stijl. Het zijcomplex is een overblijfsel van het oorspronkelijke kloosterpassantenhuis voor arme reizigers (1260-1275). • Gemeentehuis van Ruiselede Dateert uit 1860. Neogotische stijl. • Voormalig gemeentehuis van Oedelem (Beernem) Dateert uit 1752. Barokke stijl. Wordt in 2004 een lokaal infokantoor. • Belfort van Tielt Dateert oorspronkelijk uit 1275 maar werd in 1558 in renaissancestijl herbouwd54. Staat sinds 2000 op de lijst met beschermd erfgoed van de Unesco.
1.2.12.4 AGRARISCH BOUWKUNDIG ERFGOED Hieronder komen de historische hoeves aan bod, maar ook de talrijke molens die nog in het landschap terug te vinden zijn.
Historische hoeves Het Brugse Ommeland telt heel wat historische hoeves, niet alleen in de Polders in het noorden van de regio, maar ook in de zand- en zandleemstreek in het zuiden.
54 Het is het enige belfort in Vlaanderen met een volledige 18de eeuwse Dumery-beiaard (36 klokken).
87
De polderhoeves bestaan meestal uit een paar losstaande witgekalkte gebouwen, gegroepeerd rond een erf en omgeven door een walgracht die in de loop der jaren soms verdwenen kan zijn. In de Oudlandpolders beschikken een aantal hoeves over een Friese schuur. Mooie voorbeelden van polderhoeves of schuren zijn: • de Sint-Christoffelhoeve met mansardedak en prachtige inrijpoort en Hofstede De Stamper waarvan zowel de schuur als het woonhuis (1680) eveneens over een mooi mansardedak beschikken (allebei in Damme); • het Schottenhof (Dudzele), een hoeve met woonhuis uit 1639 op een door grachten omgeven terp; • de Grote Madeleine (Zuienkerke), historische poorthoeve; • de Grote Schamele Weke (Vlissegem, De Haan), een historische hoeve met een geklasseerde graanschuur uit 1319 (samen met de Kleine Schamele Weke eigendom van het hospitaal O.L.V.-ter-Potterie te Brugge); • de Grote Magdalenahoeve (Brugge, Chartreusegebied); • de Friese bergschuur in Oudenburg. De autoroute ‘Hoeveroute’ rijgt de mooiste hoeves in het hinterland van Oostende aan elkaar. Ook in de zand- en zandleemstreek zijn heel wat historische hoeves terug te vinden. Sommige van die hoeves waren eigendom van adellijke families. Ze zijn makkelijk herkenbaar omdat de kasteelheren hun pachters de opdracht gaven ze te schilderen in dezelfde kleuren als het adellijke blazoen. Voorbeelden van hoeves in de zandstreek zijn: • de 17de eeuwse hoeves Schouttewalle en Poelvoorde in Wingene; • de historische hoeven Groot-Sint-Jansgoed, Hoeve Ter Leiden, Hof der Magdalenen en Wulfsberge in Beernem; • pachterboerderij ’t Roodhof in Oostkamp, geschilderd in dezelfde rode kleur als het adellijke blazoen van haar kasteelheer; • de omwalde hoeve Groot Goet ten Broucken en de schilderachtige hoeves Strichtensgoed en Goet te Viggezele in Kanegem (Tielt). Een typisch fenomeen voor de ruimere omgeving van Tielt zijn de aardappelkelders. Het zijn merkwaardige bouwsels die eruitzien als een hoop aarde bedekt met een begroeiing van gras en bloemen of struiken. Deze bolle constructies lijken op stenen iglo’s die met een gemetselde deuropening met toegangspoortje zijn afgesloten. In de geïsoleerde en vorstvrije kelderruimte die aldus ontstond, konden duizenden kilo’s aardappelen bewaard worden.
Molens Van alle windmolens die in ons land overblijven, bevindt zich ruim één derde in West-Vlaanderen. Ook het Brugse Ommeland telt heel wat gerestaureerde molens die publiek toegankelijk zijn en/of vanaf de openbare weg bezichtigd kunnen worden. Sommige molens zijn momenteel in restauratie en zullen in de toekomst eveneens bezocht kunnen worden. De bezoekmomenten beperken zich veelal tot de weekends en de vakantieperiodes. Voor sommige molens wordt een toegangsprijs gevraagd. Veel molens zijn echter gratis te bezoeken op de Vlaamse Molenzondag (in april) of op de West-Vlaamse Molenzondag (in juli). Drie molentypes kunnen worden onderscheiden: de rosmolen (aangedreven door een paard), de houten standaardmolen of staakmolen (waarbij het hele karkas rond een centrale as draait) en de stenen molen (enkel kap en wieken kunnen worden gedraaid). Vooral in de Zwinstreek en de ruimere omgeving van Tielt (Molenland) zijn concentraties van molens terug te vinden. Onderstaande lijst geeft een overzicht van de belangrijkste publiek toegankelijke molens in de regio55. • Houten staakmolens Kalfmolen (Knokke-Heist); Poelbergmolen (Tielt). Eén van de mooiste molenpanorama’s van Vlaanderen; Oostmolen (Gistel). Voorlopig niet te bezoeken (restauratiewerken gepland); Geersensmolen (Klemskerke, De Haan). Voorlopig niet te bezoeken.
55 Bron: Wenkende Wieken in West-Vlaanderen, 2003.
88
• Stenen molens Schellemolen (Damme); Hoekemolen (Hoeke, Damme); Dorpsmolen (Oostkerke, Damme); Callantsmolen (Ramskapelle, Knokke-Heist). Voorlopig niet toegankelijk (in restauratie tot einde 2004); Witte Molen (Roksem, Oudenburg); Hostens Molen (Ruiselede); Knokmolen (Ruiselede); Rijsselendemolen (Ardooie); Mevrouwmolen (Kanegem, Tielt). Toegankelijk op afspraak (in restauratie). • Rosmolen Rosmolen in het Provinciaal Domein Tillegembos (Brugge).
1.2.12.5 WATERGEBONDEN ERFGOED In de Oudlandpolders en de Zwinstreek vormen dijken een bepalende factor in het landschap. Ze hebben hun zeewerende functie verloren en fungeren nu als groene linten in het landschap. De oudste dijken uit de 10de en 11de eeuw vinden we terug in de Oudlandpolders (bijv. Zidelinge, Gentele). In de Zwinstreek dateren de oudste dijken uit de 12de eeuw (bijv. Krinkeldijk, Kalveketedijk). Een volledig opsomming van alle dijken zou ons hier te ver leiden. Het Brugse Ommeland telt ook enkele merkwaardige historische sluizen of sluizencomplexen: • sluizencomplex van Plassendale: 17de eeuws sluizencomplex op de kruising van het kanaal Gent-Oostende en het kanaal Plassendale-Nieuwpoort (in 1996 geklasseerd); • het Sas van de Lieve en de sluis van het Zwin (Sleckeput): restanten van middeleeuwse sluizen in Damme; • de Blauwe Sluis (Damme) en de Zwarte Sluis en Hazegrassluis (Knokke-Heist): restanten van 17de en 18de eeuwse sluizen die instonden voor de afwatering van het poldergebied. De sifons te Damme zijn een ander merkwaardig waterbouwkundig bouwwerk. Om het scheepvaartverkeer op het kanaal tussen Brugge en Sluis niet te hinderen, werden onder de Damse Vaart bakstenen buizen aangelegd die het water van het Leopold- en Schipdonkkanaal onder de Vaart door moesten duwen. In mei 1940 werden de sifons opgeblazen om de opmars van de Duitse troepen te vertragen. Sindsdien verloor Damme zijn verbinding met Sluis. Vermeldenswaardig tenslotte is de keerstuw te Beernem die pas in de jaren ’90 werd gebouwd om Brugge tegen overstromingen te beschermen.
1.2.12.6 OORLOGSERFGOED Forten en verdedigingswerken Vanaf het midden van de 16de eeuw vormt de Zwinstreek het strijdtoneel van eerst de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) en daarna ook de Spaanse Successieoorlog (1700-1706). De streek was toen het grensgebied tussen de Spaanse en de Noordelijke Nederlanden. Aan weerszijden van de Zwingeul werden verdedigingslinies en forten gebouwd, die tot op vandaag een karakteristieke verschijning in het landschap blijven. De in het voorjaar van 2004 afgewerkte studie over ‘Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied’ (door Westtoer uitgevoerd in opdracht van de provincies West- en Oost-Vlaanderen), vermeldt naast een 10-tal verdwenen ook 14 bewaard gebleven forten, verdedigingswerken of linies in de Zwinstreek.
89
De meeste van deze sites scoren hoog op ecologisch vlak. Een aantal van deze forten zijn reeds (gedeeltelijk) toeristisch-recreatief ontsloten (bijv. de beschermde Oude Stadswallen van Damme en het beschermde Fort van Beieren in Koolkerke). Een aantal andere biedt eveneens potentieel voor een betere recreatieve ontsluiting (uiteraard met respect voor de aanwezige natuurwaarden). Voorbeelden zijn: het Verbrand Fort in Oostkerke, het Fort Sint-Donaas, het beschermde Fort Isabella en de beschermde Cantelmolinie, alledrie in Westkapelle. Deze militaire bouwwerken, ooit het symbool van de scheiding tussen de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden, vormen de elementen bij uitstek voor een grensoverschrijdende themagerichte samenwerking waarbij niet alleen de geschiedenis aan bod kan komen, maar ook aandacht kan gaan naar het ecologische belang van deze bouwwerken.
Ander oorlogserfgoed Ook de Tweede Wereldoorlog liet zijn sporen na in de streek. Hier en daar zijn concentraties van bunkers terug te vinden, onder meer in de Hazegraspolder (Knokke-Heist), langs het Boudewijnkanaal en langs het kanaal Gent-Oostende (o.m. ter hoogte van Moerbrugge). Ook onder de kiosk op het marktplein van Oedelem zit een Duitse bunker. In Westkerke (Oudenburg) bevindt zich het kleinste soldatenkerkhofje van het land. Tielt, dat in de Tweede Wereldoorlog door een Poolse pantserdivisie werd bevrijd, herdenkt dit met een Shermantank in het centrum van de stad. De oude militaire spoorweg tussen Vloethemveld en het station van Zedelgem werd in 2001 als recreatief fiets- en wandelpad opengesteld.
1.2.12.7 ANDER CULTUURHISTORISCH BOUWKUNDIG ERFGOED • Het Brugse Ommeland telt twee beschermde stationsgebouwen (Lissewege en Oostkamp). • De regio telt ook een aantal herberg/afspanningen, vooral langs de Theresiaanse wegen, het wegennet dat in de 18de eeuw onder Oostenrijks bewind in de regio werd aangelegd. Voorbeelden zijn het ‘Hof van Engeland’ (Torhout) en ‘Heydelbergh’ (Zedelgem). • Ook het prachtig gerestaureerde herenhuis Mulle de Terschueren (Tielt), met aanpalend stadspark, verdient bijzondere vermelding. • Eveneens uniek erfgoed vormen de complexen van de Rijkskolonie De Zande (Ruiselede) en de radiozendinstallaties (Wingene/Ruiselede). • De regio beschikt tenslotte ook over een rijk archeologisch patrimonium uit verschillende tijdsvakken (steentijd, bronstijd, ijzertijd, Romeinse tijd, Middeleeuwen). Dit patrimonium kan vanuit de lucht in kaart gebracht worden, maar wordt ook vaak toevallig ontdekt naar aanleiding van grondwerken. De Brugse Veldzone bijvoorbeeld (de streek ten zuidoosten van de as Brugge-Torhout) zou zelfs gelden als één van de rijkste archeologische vindplaatsen in ons land56 (circulaire structuren, grafheuvels enz.).
CONCLUSIES INZAKE CULTUURHISTORISCH BOUWKUNDIG ERFGOED • Het Brugse Ommeland beschikt over een zeer ruim aanbod van cultuurhistorisch bouwkundig erfgoed, niet alleen in de stadjes, maar ook in de dorpen en op het platteland (kerken, kapellen, abdijen, stadhuizen, kastelen, landgoederen, hoeves, molens, forten, sluizen, dijken e.a.). Dit aanbod is zeer kenmerkend voor de algemene positionering van het Brugse Ommeland waarin o.m. het doorleefde landschap centraal staat (zie verder). • De toeristisch-recreatieve en thematische ontsluiting van dit cultuurhistorisch bouwkundig erfgoed is (vooral in de dorpen en het platteland) echter vrij beperkt. Slechts een klein aantal erfgoedelementen is momenteel op een aantrekkelijke manier voor de toerist/recreant ontsloten (openingsperioden en -uren, interpretatie).
56 Bron: Richtplan Landinrichtingsproject Brugse Veldzone, Deelstudie Recreatie (Vlaamse Landmaatschappij, 2002).
90
• De publiekstoegankelijkheid van het ruime aanbod aan kastelen en kasteelparken in de regio is een probleem apart. Contacten hierover met kasteeleigenaars dringen zich op. Wellicht valt te verwachten dat bepaalde eigenaars om financiële redenen zélf vragende partij zullen worden om hun kasteel of aanpalend park voor recreanten open te stellen. Het is dan de taak voor gemeenten of provincie om hier pro-actief op in te spelen. • Het aanwezige cultuurhistorische bouwkundig erfgoed in de regio moet maximaal ingeschakeld worden in de recreatieve routestructuren van de regio (bijv. het recreatief fietsnetwerk). Ook plattelandstoerisme biedt mogelijkheden voor de inschakeling van bouwkundige erfgoedelementen (bijv. hoeves) in het toeristischrecreatieve product. De grotere en meest karakteristieke erfgoedelementen moeten bovendien meegenomen worden in de algemene promotieactiviteiten voor de regio (bijv. streekpocket, website). • Niet alleen dient de nodige aandacht te gaan naar de bescherming van waardevol cultuurhistorisch erfgoed, ook visueel storende bouwvolumes in het landschap die afbreuk doen aan de belevingswaarde van het aanwezige erfgoed, moeten zoveel mogelijk worden vermeden en/of aangepakt.
1.2.13 BELEVEN VAN EVENEMENTEN Voor het organiseren van (vooral culturele) evenementen zijn op de eerste plaats voorzieningen noodzakelijk. In een eerste punt gaan we daar dieper op in. Daarna bespreken we de belangrijkste bovenlokale evenementen in de regio (zowel culturele als niet-culturele).
1.2.13.1 CULTURELE INFRASTRUCTUUR De grotere culturele centra van het Brugse Ommeland vinden we terug in Tielt, Oostkamp, Torhout en Wingene. • Het CC ‘Gildhof’ in Tielt is het grootste culturele centrum van het Brugse Ommeland en bevindt zich in een historisch gebouw uit het begin van de 20ste eeuw. De Schouwburg biedt plaats aan 500 personen en het Keldertheater (Vossenhol) aan 80 personen. Er zijn ook 2 tentoonstellingszalen, 4 vergaderlokalen en 2 foyers. Tielt beschikt sinds 1999 ook over de vooruitstrevende ‘Europahal’, een grote multifunctionele zaal die (afhankelijk van opstelling) plaats biedt aan 450 tot 1 400 personen. • Het CC ‘De Valkaart’ in Oostkamp beschikt over 7 vergaderzalen en een theaterzaal met 306 zitplaatsen. Het is tevens een multifunctioneel ontspanningscentrum met sportcomplex, zwembad, park met kruidentuin, vijvers en speeltuin. • Het CC ‘De Brouckere’ in Torhout beschikt over een grote zaal voor ca. 350 personen (met bar en podium), een congreszaal voor 120 personen en twee zolderruimtes voor resp. 100 en 40 personen. Verder zijn er ook vier kleinere vergaderruimtes. Beneden is er een artiestenfoyer en een grote ruimte voor het plaatsen van kunstwerken. • Wingene telt twee culturele centra. Het CC ‘de Feniks’ (in Wingene zelf) beschikt over een polyvalente zaal met 200 plaatsen en een cultuurcafé. Zwevezele beschikt met CC ‘de Wissel’ over een polyvalente zaal met 300 plaatsen, een cultuurcafé en drie vergaderlokalen. Begin 2005 wordt in Wingene op ‘de Verrekijker’ een vernieuwde polyvalente zaal geopend.
91
Deze culturele centra werken echter nog sterk individueel. Zij voeren elk een heel ruime en kwalitatieve maar tegelijkertijd ook zeer gelijklopende programmatie. Toch zijn er in de regio op vlak van cultuur ook aanzetten tot intergemeentelijke samenwerking tussen de verschillende culturele partners. Dit is bijvoorbeeld het geval voor Gistel, Ichtegem, Oostkamp, Torhout en Zedelgem die zich in het kader van het nieuwe decreet op lokaal cultuurbeleid (2001) samen met de kustgemeente Middelkerke hebben georganiseerd in het samenwerkingsverband GINTER. Bedoeling is om het bestaande culturele aanbod in de regio beter op elkaar af te stemmen en ook beter bekend en toegankelijk te maken bij het grote publiek. Op die manier wordt het culturele imago en ook de uitstraling van de streek versterkt. Naast de grotere culturele centra in Tielt, Oostkamp, Torhout en Wingene beschikken ook andere gemeenten over belangrijke infrastructuren voor evenementen. • Gistel beschikt sinds 1999 over het nieuwe sport- en cultuurcentrum ‘Zomerloos’ waar onder meer een evenementenhal deel van uitmaakt. De hal is een polyvalente zaal met een capaciteit van 247 zitplaatsen en beschikt tevens over 3 vergaderlokalen. • In Jabbeke wordt nabij het recreatiedomein Klein Strand vanaf 2005 een nieuwe sportief-culturele infrastructuur gepland, met naast een bibliotheek en specifieke voorzieningen voor de jeugd ook een polyvalente zaal die voor culturele activiteiten en evenementen gebruikt zal kunnen worden. • Ook Oudenburg heeft in het kader van het ROMA-project (herinrichting Archeologisch Museum) plannen voor een nieuwe polyvalente zaal. • Eind 2005 gaat in Sijsele (Damme) de Cultuurfabriek open. Samenwerkingsverbanden met bv. Oostkamp of Maldegem (Oost-Vlaanderen) kunnen zich dan opdringen. • Tenslotte zijn er ook polyvalente zalen en ontmoetingscentra in o.a. in Dudzele, Ichtegem, Ardooie en Pittem. De in de regio aanwezige culturele infrastructuur is goed uitgerust en volstaat voor het organiseren van middelgrote en kleine evenementen. Grootschalige culturele infrastructuur is aanwezig in de onmiddellijke omgeving met name in Brugge (Concertgebouw, Stadsschouwburg) of aan de Kust (o.m. casino’s in Knokke-Heist, Blankenberge, Oostende).
1.2.13.2 EVENEMENTEN In het Brugse Ommeland worden tal van evenementen georganiseerd. Het grootste aanbod vinden we bij de folkloristische evenementen, maar de regio telt ook belangrijke culturele, muzikale en sportieve evenementen. De bovenlokale uitstraling van veel van deze regiospecifieke evenementen is evenwel beperkt. Er zijn echter ook regio-overschrijdende evenementen (vooral van sportieve aard) waarin het Brugse Ommeland een prominente rol speelt.
Regiospecifieke evenementen Hierna volgt een selectie van de belangrijkste bovenlokale regiospecifieke evenementen. Een aantal van deze evenementen kan nog sterker bovenlokaal worden gepromoot. • Folkloristische (en religieuze) evenementen - Godelieveprocessie in Gistel (juli) Deze jaarlijkse stoet werd in 2000 en 2001 grondig vernieuwd. Ruim 1 000 figuranten in historische klederdracht en 15 à 20 000 bezoekers. - Europafeesten en -stoet in Tielt (juli) Wordt vijfjaarlijks georganiseerd, afwisselend in Tielt (in 2004) en één van haar vier zustersteden.
92
-
-
In de tussenliggende jaren worden de Tieltse Feesten georganiseerd. De drie dagen durende Europafeesten trekken ongeveer 15 000 bezoekers. Bruegelfeesten en -stoet in Wingene (augustus) Bij gebrek aan middelen was de editie van 2004 de laatste. Paardenmarkt in Torhout (juni) Niet alleen markt, maar ook paardenspektakel met o.m. verkiezing van de paardenkoningin. Ca. 8 000 bezoekers. Godelievekermis & Zotte Maandag in Pittem (juli) Zotte Maandag is een volksfeest met stoet op de laatste maandag van de kermis. Ca. 8 000 bezoekers. Torhouts Oldtimer Kastelentocht (augustus) Jaarlijks evenement van de plaatselijke Oldtimerclub. Ca. 3 500 bezoekers. Kasteelfeesten in Torhout (augustus) Tweejaarlijks folklorefeest. Ca. 1 500 bezoekers. Carnavalsfeesten in Zwevezele (februari) Jaarlijkse Prinsverkiezing, verklede kroegentocht en carnavalstoet met meer dan 1 000 deelnemers. Lichtfeest in Lissewege (augustus) Dorpskern en kerk worden met duizenden kaarsen verlicht.
In 2006 worden in Kanegem (Tielt) naar aanleiding van 50 jaar bloemendorp jubileumbloemenfeesten gepland. • Culturele evenementen - Damme Boekendorp Boekenmarkt elke tweede zondag van de maand, soms met boekenmarktconcert (ca. 1 000 bezoekers per zondag). Ook Stripfestival in mei en DammeBoekenZoeken in augustus (een week boekenmarkt met tal van literaire randactiviteiten). - Indigojaar (2003) en Uilenspiegeljaar (2004) in Damme De culturele profilering aan de hand van een themajaar gebeurde in het Brugse Ommeland tot nu toe enkel in Damme. Tijdens het Indigojaar kwamen diverse kunstvormen aan bod, waarbij de genoemde kleur telkens een rol speelde. In 2004 is het precies 125 jaar geleden dat Charles Decoster, de geestelijke vader van Tijl Uilenspiegel, is overleden (werd herdacht met talrijke activiteiten rond de figuur van Uilenspiegel). - Beelden in het Witte Dorp in Lissewege (half juli - eind september) Jaarlijkse openluchttentoonstelling (sinds 1995) waarbij een vijftigtal kunstenaars hun werken in de dorpskern integreren. - Spreuken aan de ramen in Lissewege (half juli - eind september) Nieuw initiatief in 2004. - Op Grootmoeders Wijze Interessant nieuw cultureel project en samenwerking tussen Brugge, Zedelgem, Torhout, Ichtegem, Gistel en Oudenburg. Werden voor het eerst in de zomer van 2004 georganiseerd. Via een route langs uitstalramen, onbekende verzamelingen en kleine musea werd getoond hoe het Brugse Ommeland er vroeger uitzag (vertrek aan het Volkskundemuseum te Brugge). - Kindertheaterfestival in Tielt Succesvol theaterfestival dat tweejaarlijks in het CC Gildhof wordt georganiseerd (voorjaar). - Kleinschalige culturele evenementen Een aantal gemeenten organiseert occasioneel ook tentoonstellingen of culturele activiteiten. Voorbeelden zijn de thematentoonstellingen die in het Archeologisch Museum te Oudenburg worden georganiseerd, de thematische culturele activiteiten die bijv. in het Permekemuseum te Jabbeke worden aangeboden (bijv. vertelavonden) of het driejaarlijks ‘Monologenfestival’ dat in Wingene wordt georganiseerd. • Muzikale evenementen - Muziekfestivals / Hedendaagse muziek Op dit vlak vallen in de regio geen grootschalige evenementen (meer) te noteren. Tot 1998 was er het succesvolle rockfestival ‘Rock Torhout’ dat een jong en internationaal publiek de weg naar Torhout wees. Het werd opgevolgd door drie kleinere festivals: een heavy-metalfestival (‘Earact’) en twee festivals met als thema wereldmuziek (‘Torhout World’ en ‘Feeling The World’). Daarna volgde nog ‘House Torhout’ dat evenmin een lang leven was beschoren (laatste editie in 2002).
93
Momenteel is er enkel nog ‘Dudstock’, een klein rockfestival in Dudzele in de maand april. Heel wat gemeenten organiseren echter wel op occasionele basis optredens of concerten. - Klassieke muziek Ook op dit vlak worden in het Brugse Ommeland geen grote initiatieven genomen. De voorstellingen die in het kader van het Festival van Vlaanderen in de regio worden georganiseerd, zijn met uitzondering van Lissewege en Damme (boekenmarktconcerten, kerstconcert) bijv. allemaal beperkt tot de Brugse binnenstad. Het ruime culturele aanbod en de uitgebreide culturele infrastructuur van Brugge zijn ongetwijfeld de belangrijkste redenen voor het ontbreken van grootschalige initiatieven op vlak van klassieke muziek in de onmiddellijke omgeving van de kunststad. Kleinere projecten en concerten worden in de regio wél georganiseerd. ‘Wijnendale Klassiek’ in Torhout, een jaarlijks klassiek concert in het Kasteel van Wijnendale (juli), is daarvan een mooi voorbeeld. • Sportieve evenementen - Kroenkelen in Brugge (september) Recreatief-sportief fiets- en wandelevenement in de groene gordel rondom Brugge. Ca. 5 à 8 000 bezoekers. - Nacht van Vlaanderen in Torhout (juni) Jaarlijks wandel- en loopevenement (deels met wedstrijdkarakter) met keuze uit verschillende trajecten (10, 42 of 100 km). Trekt ca. 40 000 bezoekers. - Kampioenschap van Vlaanderen (Koolskamp Koers) (september) UCI-wedstrijd (Internationale Wielerunie) die wordt gereden op het grondgebied van Koolskamp (Ardooie), Pittem en Egem. Klassieker der kermiskoersen. Eén van de oudste wielerwedstrijden van het land (sinds 1908).
Regio-overschrijdende evenementen Ook bij een aantal belangrijke regio-overschrijdende evenementen speelt het Brugse Ommeland een prominente rol. • Sportieve evenementen - Ronde van Vlaanderen (april) Traject verloopt voor een belangrijk gedeelte door het Brugse Ommeland (vanuit Brugge over Zuienkerke, Oostende, Gistel, Ichtegem, Torhout, Lichtervelde, Wingene, Ruiselede en Tielt verder naar de Leiestreek en de Vlaamse Ardennen). In 2004 werd Lichtervelde uitgeroepen tot Dorp van de Ronde. Vooral de Ronde voor Wielertoeristen, die daags voor de echte Ronde wordt gereden, is vanuit toeristisch-recreatief oogpunt interessant. Deze Ronde biedt een internationaal publiek van ruim 10 000 wielertoeristen de kans om de regio van nabij te leren kennen (en eventueel voor een herhaalbezoek in overweging te nemen). - Omloop der Vlaamse Ardennen (maart) Slotetappe van de Driedaagse van West-Vlaanderen. Ook het traject van deze wielerwedstrijd verloopt voor een deel doorheen het Brugse Ommeland (start in Ichtegem). • Tuinevenementen De populariteit van specifieke tuinevenementen is de voorbije jaren spectaculair toegenomen, mede dankzij gespecialiseerde tuinprogramma’s als ‘Groene Vingers’ op de commerciële tv-zender VTM. Het Brugse Ommeland beschikt niet alleen over heel wat mooie privé-tuinen die occasioneel door de eigenaars worden opengesteld, ook Vlaanderens grootste tuinevenement wordt in de regio georganiseerd. - Groene Vingers Tuindagen in Torhout (mei) Grootschalig vierdaags tuinevenement dat in april in de priorij van Corsendonk (Oud-Turnhout) en in mei in het provinciedomein d’Aertrycke (Torhout) wordt georganiseerd. Tuinbeurs naar aanleiding van en in samenwerking met het gelijknamige tv-programma (met heel wat randactiviteiten als bloemschikken, tafeldecoratie etc). Trekt jaarlijks 20 à 25 000 bezoekers. - Open Tuinen Dagen (juni) Tuinevenement waarbij privé-tuinen voor het publiek worden opengesteld. Wordt door de Landelijke Gilden (gilde voor tuiniers van de Boerenbond) tegelijkertijd georganiseerd in de vijf Vlaamse provincies. In het Brugse Ommeland zijn ruim 20 privé-tuinen tijdens deze dagen voor het publiek toegankelijk.
94
• Andere regio-overschrijdende evenementen - Landelijke initiatieven als het Erfgoedweekend (april), de Open Monumentendagen (september) of de Open Bedrijvendag (oktober) kunnen ook in het Brugse Ommeland rekenen op een ruime publieksbelangstelling én op de nodige medewerking vanwege gemeentebesturen of privé-sector. - Een bijzondere vorm van Open Monumentendagen zijn de Molendagen. Zowel tijdens de Vlaamse Molendag (april) als tijdens de West-Vlaamse Molendag (juni) zijn vrijwel alle molens in de regio voor het publiek geopend en indien mogelijk ook in bedrijf. Beide Molendagen worden (mede-)ingericht door de Werkgroep West-Vlaamse Molens vzw (WWM) die ijvert voor het opnieuw in werking stellen van het WestVlaamse molenpatrimonium.57
CONCLUSIES INZAKE HET BELEVEN VAN EVENEMENTEN • Over het algemeen kan gesteld worden dat er in het Brugse Ommeland voldoende infrastructuur aanwezig is (of op korte termijn gepland wordt) voor het organiseren van middelgrote en kleine evenementen of tentoonstellingen. Met de grote culturele infrastructuur in Brugge of aan de Kust moet echter niet geconcurreerd worden. De recente intergemeentelijke samenwerking op cultureel vlak (bijv. programmatie) dient verder gestimuleerd te worden. • Het aanbod aan de culturele evenementen van bovenlokaal belang in het Brugse Ommeland is beperkt. De nabijheid van de kunststad Brugge is daar zeker niet vreemd aan. Enkel Damme en Lissewege organiseren sinds enkele jaren culturele evenementen met een duidelijke toeristisch-recreatieve inslag (Damme Boekendorp, Uilenspiegeljaar, Beelden in het Witte Dorp). De initiatieven in de andere gemeenten zijn eerder kleinschalig van aard. • Naast enkele belangrijke sportieve evenementen met bovenlokale uitstraling (Nacht van Vlaanderen, Ronde van Vlaanderen, Kroenkelen) en een specifiek thematisch evenement (Groene Vingers Tuindagen), zijn het vooral de (folkloristische) feesten met stoet die in het Brugse Ommeland de grote toeristisch-recreatieve publiekstrekkers uitmaken (Godelieveprocessie, Europafeesten, Bruegelfeesten, Zotte Maandag). De meeste folkloristische evenementen missen echter de aantrekkingskracht en de dynamiek om een groot aantal bezoekers van buiten de regio aan te trekken. Toch geven ze het streekkarakter van de regio mee vorm. Er dient dan ook blijvend aandacht te gaan naar de inhoudelijke vernieuwing en eigentijdse profilering van deze traditionele evenementen of stoeten. Een mooi voorbeeld hiervan is het frisse en speelse logo van Zotte Maandag (Pittem) dat sinds 2000 voor alle drukwerk, infoborden en stickers voor dit evenement wordt gebruikt. • Bepaalde attractiepunten in het Brugse Ommeland beschikken duidelijk over potentieel om als toeristischrecreatieve publiekstrekker te worden uitgebouwd (Permekemuseum, Archeologisch Museum Oudenburg, Kasteel van Wijnendale). Om hun functie als publiekstrekker effectief te kunnen waarmaken, dient voor deze attracties echter een krachtiger evenementenbeleid te worden ontwikkeld en gepromoot. • Op evenementieel vlak biedt vooral de historische link tussen Brugge en haar Ommeland mogelijkheden om er een imagoversterkend evenement voor de volledige regio rond te bouwen (iets waar het de regio momenteel nog aan ontbreekt). Een lovenswaardige eerste aanzet om deze historische link toeristisch-recreatief te duiden is het (kleinschalige) intergemeentelijk project ‘Op Grootmoeders Wijze’ (zomer 2004). • Muziekfestivals van bovenlokaal belang worden in het Brugse Ommeland niet (of niet langer) georganiseerd, enerzijds omwille van de grote concurrentie in de festivalsector, anderzijds omwille van het ruime aanbod aan kwalitatieve festivals (zowel hedendaags als klassiek) in de onmiddellijke omgeving (Brugge en de Kust). • De belangrijkste evenementen van recreatief-sportieve aard zijn Kroenkelen (Brugge) en de Ronde van Vlaanderen voor Wielertoeristen. Vooral Kroenkelen biedt potentieel om op termijn als evenement verruimd te worden tot de ruimere gordel van groen- en natuurdomeinen in omliggende gemeenten (Zedelgem, Oostkamp, Beernem, Damme).
57 Deze vzw verenigt beroepsmolenaars, vrijwillige molenaars, molenliefhebbers en moleneigenaars uit West-Vlaanderen (zowel in de particuliere als in de openbare sector).
95
• Belangrijke regio-overschrijdende evenementen (o.m. wielerwedstrijden, Open Tuinen Dagen) dienen maximaal te worden gevaloriseerd als hefboom voor streekgebonden activiteiten. • Tenslotte kan een beperkte selectie van lokale evenementen met imagoversterkend potentieel voor het Brugse Ommeland op een hoger niveau getild worden en op een actievere manier meegenomen worden in de algemene communicatie rond het Brugse Ommeland. Om een objectieve selectie te kunnen maken, is het voor Westtoer aangewezen om een objectieve waarderingsschaal voor evenementen op te stellen.
1.2.14 TAFELEN/DRINKEN EN ‘COULEUR LOCALE’ 1.2.14.1 STREEKPRODUCTEN Door de vzw ‘Het Beste van bij Ons’, een initiatief van de Dienst Economie van de Provincie West-Vlaanderen, werd een inventaris opgemaakt van alle West-Vlaamse streekproducten. In het Brugse Ommeland werden een honderdtal streekproducten geteld. In vrijwel alle gemeenten van de regio zijn één of meerdere streekproducten terug te vinden, met een opvallende regionale concentratie rondom Damme, Ichtegem en Torhout. Een label voor de streekproducten van het Brugse Ommeland bestaat niet en is ook niet gewenst. Wel werd recent door het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing (VLAM) een overkoepelend label uitgewerkt voor de Vlaamse streekproducten (‘streekproduct.be’). Om dit nieuwe label voldoende bekend te maken, stelde het VLAM een drieledig actieplan op. Eerst krijgen de producenten ondersteuning (o.a. bij de erkenning van hun producten als streekproduct). Daarna mag de distributie en de horeca ermee kennis maken en in 2007 tenslotte voert men actie naar de consument. Om het label te verwerven, moeten de producten aan strenge criteria voldoen. Niet alleen het ambachtelijke en streekeigene (in de eigen streek geproduceerd), maar ook het historische aspect (het streekproduct moet reeds minstens één generatie of 30 jaar bestaan) spelen hierbij een belangrijke rol. Op basis van deze criteria zullen slechts een heel beperkt aantal producten uit het Brugse Ommeland als echt streekproduct kunnen worden weerhouden. Onderstaande beschrijving van de belangrijkste streekproducten van de regio is gebaseerd op eerstgenoemde inventarisatie waarbij de strenge VLAM-criteria niet van toepassing zijn. Het betreft hier aldus de streekproducten in de brede betekenis van het woord. De lijst van typische streekproducten in het Brugse Ommeland wordt aangevoerd door het ruime assortiment aan streekbieren. De regio telt een viertal ambachtelijke brouwerijen: Huisbrouwerij De Regenboog in Assebroek (met ’t Smisje Dubbel en Tripel, Honingbier, Guido, ’t Zwarte Gat bier, Sleedoornbier, mosterdbier Wostyntje en nog een reeks andere bieren als Pandreitje en Terracotta die zich specifiek op de Brugse markt richten), Brouwerij Strubbe in Ichtegem (met Ichtegems Oud Bruin, Dikke Mathile, Vlaskop, EdelBraü, Kriekenbier, bruin tafelbier, Lowiden en Vlaamsche Leeuwenbier), Brouwerij van Vivenkapelle in Damme (met Pater van Damme, Molenbier) en Brouwerij De Leyerth in Ruiselede (met Urthel Hibernus Quentum en Urthel Tonicum Finiboldhus). Daarnaast worden in de regio ook heel wat bieren als lokaal streekbier aangeboden, terwijl de productie ervan ofwel buiten de regio ofwel in Brugge (waar eveneens drie brouwerijen actief zijn) plaatsvindt. Voorbeelden zijn: Steenbrugge Dubbel en Tripel (Brugge); Maerlant Tripel, Uilenspiegelbier, Klooster van Viven, Kapel van Viven (Damme); Sint-Arnoldusbier (Oudenburg); Eernegems Kasseileggersbier en Eernegems Klinkertje (Ichtegem); Berenbier (Beernem); Thouroutenaere (Torhout); Piro Bruin, Piro Blond, Oude Piro en Lichtervelds Blond (Lichtervelde); Pater Verbiestbier (biologisch bier) (Pittem); Skobiak (Ardooie). Typisch voor de streek is verder het ruime aanbod aan hoeveproducten. Deze producten (vers, bereid of verwerkt) worden langs een korte keten verkocht, meestal via een winkeltje op de eigen hoeve, maar ook via de
96
boerenmarkten die in de regio worden georganiseerd. De productie en verwerking van hoeveproducten gebeurt op ambachtelijke wijze en op kleine schaal. In het Brugse Ommeland worden naast (polder)aardappelen en andere soorten groenten ook fruit en hoevevlees en vooral ook zuivelproducten als melk, eieren, (kruiden)kaas en hoeve-ijs aangeboden (soms ook chocopasta). Een zestigtal hoeves in de regio (zowel in het poldergebied als in de zand- en zandleemstreek) biedt momenteel dergelijke hoeveproducten aan. Ter ondersteuning van de hoeveproducenten werd door de Provincie in februari 2004 het netwerk ‘Hoeveproducten Brugse Ommeland’ opgericht58. Er werd tevens een label ontwikkeld dat o.m. in de regiopocket wordt gebruikt. Wat de artisanale kazen betreft is er, naast de hoevekazen, nog het assortiment kazen dat in de Damse Kaasmakerij worden geproduceerd (Damse mokke, Damse brie, Kazemat en Boerengoud). De Torhoutse Wijnendalekaas wordt buiten de regio (in Passendale) gemaakt. Een ander typisch streekproduct is paling. In menig restaurant prijkt paling als lokale specialiteit op de menukaart. Vooral het poldergebied is voor hengelaars het uitgelezen gebied om op paling te vissen. In Moerkerke (Damme) is er een palingkwekerij. Ook aan gebak en lokale zoetigheden is er in het Brugse Ommeland geen gebrek: Damse appeltaart (Damme); Berentaart (Beernem); Permeketaart, Sint-Eligiustaart, Snellegemse taart, Permekekoekjes en Zerkegemse Lukken (Jabbeke); Godelievekoeken (Gistel); Engeltaart, Eernegemse Kasseitaart, Sint-Medardustaart, Vlaamsche Leeuwentaart, Mutsegebak, Eernegemse Kasseitjes (chocolade) (Ichtegem); mosterdkoekjes (Torhout); Flandrientaart en Eurotaart (Tielt); Godelievetaart en Pittemse Stangen (Pittem); Koolskamps Gebak (Ardooie). Typische regionale vleesproducten zijn de Bekegemse foie gras, het Eernegems Kasseitje en de kasseiburger (Ichtegem), de Thouroutenaere Pastei, de Houtlandpastei en de mosterdpastei (Torhout), de Roncevalles Paté, de Tieltse Bollekes en ’t Koardinoalken (worst) (Tielt). De regio telt ook enkele plaatselijke jenevers, likeuren en cocktails, onder meer de Damse Elixir, het Eernegemnaerke, het Bekegems Druppeltje, de Torhoutse mosterdjenever en de Pittemse Egemnaar. Om het lijstje van de bekende streekproducten te vervolledigen vermelden we tenslotte ook nog de bekende mosterd Wostyn (Torhout), de Roxemmer wijnen (Oudenburg) en koffie Torenhof (Eernegem). De promotie van West-Vlaamse streekproducten gebeurt door de vzw ‘Het Beste van bij Ons’, o.a. via het commercialiseren van geschenkpakketten (korf van streekproducten). De nadruk ligt hierbij vooralsnog op de Westhoek, al zijn er ook streekproducten uit het Brugse Ommeland opgenomen in het viertal ‘West-Vlaamse pakketten’ dat wordt aangeboden. Deze streekpakketten zijn onder meer te koop via de website van de vzw. De ervaring in de Westhoek leert echter dat het commercialiseren van streekproducten via dergelijke korven erg veel organisatie vergt en zich niet sterk richt tot de toerist. Oostkamp stelde in de loop van 2004 een eigen geschenkenmand samen met enkel Oostkampse streekproducten. De uitbouw van streekproducten is een belangrijke ondersteuningsfactor bij het toeristisch beleid, waarbij streekgebonden producten inhoud kunnen geven aan de identiteit van het Brugse Ommeland. Een meer dynamische aanpak omtrent streekproducten dringt zich dan ook op, meer bepaald met betrekking tot het ontwikkelen, professionaliseren, vermarkten, controleren en promoten van authentieke producten uit de regio. Zo zou op enkele toeristische plaatsen op permanente basis een assortiment streekproducten te koop moeten kunnen zijn.
58 De oprichting van dit netwerk, dat kadert in het project landbouwverbreding, werd mogelijk gemaakt via de middelen van het Leader Plus programma (Europese financiering). Momenteel zijn reeds 9 aanbieders van hoeveproducten lid van dit netwerk, een aantal dat tegen halfweg 2004 vermoedelijk tot een 20-tal zal toenemen. Binnen dit netwerk zullen zaken als promotie, kwaliteitsbewaking en belangenverdediging gezamenlijk worden aangepakt en bevorderd.
97
1.2.14.2 STREEKRESTAURANTS EN TYPISCHE HERBERGEN EN CAFÉS
Streekrestaurants Het Brugse Ommeland telt een 300-tal restaurants van diverse aard en prijsklasse: van gezellige eetkroegen tot restaurants met topklasse waaronder ook twee bekende sterrenrestaurants (één in Sint-Andries en één in Varsenare, allebei met één Michelinster). De kwaliteit van de restaurants kan over het algemeen als goed tot zeer goed worden beschouwd. Vooral Damme heeft met zijn 25 restaurants en bistro’s een goede (zelfs internationale) reputatie opgebouwd als gastronomisch centrum. Ook Stene (Oostende) en Oostkerke (Damme) zijn bekend voor hun gastronomie. De meeste restaurants bieden naast een goede burgerkeuken doorgaans ook enkele streekspecialiteiten en streekgerechten aan. Vooral de palingrestaurants genieten van een sterke bekendheid. Trendy eetgelegenheden zijn op enkele uitzonderingen na (bijv. in Tielt) nauwelijks in de regio aanwezig. In sommige minder toeristische delen van het Brugse Ommeland valt wel op dat de sluitingsdagen van veel restaurants samenvallen (vaak op maandag of dinsdag). Een betere afstemming tussen de restaurants met betrekking tot de openingsuren dringt zich dan ook op. Tenslotte kan nog worden vermeld dat de regio nog heel wat mogelijkheden biedt voor het (als eethuisje of bistro) toeristisch-recreatief valoriseren van typische locaties, met name in de dorpskernen en langs de recreatieve routestructuren die in de regio worden ontwikkeld.
Typische herbergen en cafés De regio beschikt over een vrij groot aantal typische cafés of herbergen. Een aantal van deze zaken hebben reeds (in beperkte mate) een recreatief-toeristische traditie of hebben potentieel om een grotere toeristische uitstraling te ontwikkelen. Zonder exhaustief te willen zijn, geven we hier een kleine selectie van typische etablissementen: de cafés Nieuwege en De Tijger in Jabbeke, estaminet Ter Spinde in Stalhille, de herbergen Heidelberg, Sint-Maarten, De Swarten Hoop en De Lekpot in Loppem, café Breugelhof in Zedelgem, de cafés Sint-Joris en De 3 Zwanen in Dudzele, café Den Overzet in Lissewege, herberg ’t Leenhof in Assebroek, ’t Keunekot in Sijsele en d’Oude Speye in Damme, Gasthof Tourmalet in Gistel en café Parijs-Tours in Lichtervelde, café Den Engel in Ichtegem en café De Buuzestove in Eernegem, ’t Hof van Engeland in Torhout, etc. De regio telt ook enkele etablissementen waar bijzondere aandacht is uitgegaan naar de kindvriendelijkheid (voldoende speelmogelijkheden). Voorbeelden zijn: Den Os en den Ezel in Snellegem, In den Achternoene in Beernem, De Klimop in Oedelem en De Zonnebloem in Oostkamp. Het maximaal inschakelen en opnemen van gezellige eetkroegen, typische herbergen en kindvriendelijke uitbatingen in bestaande of nieuwe recreatieve routestructuren, is zeker aanbevelenswaardig omdat dit de algemene belevingswaarde van de regio flink doet toenemen.
1.2.14.3 VOLKSSPORTEN In het Brugse Ommeland worden nog vrij frequent allerhande volkssporten beoefend. De meest populaire volkssport in de regio is zonder twijfel het ‘bollen’. De benaming van dit oude volksvermaak verschilt naargelang het type bolbaan (boltra of rollebaan) waarop wordt gespeeld. Bij het ‘trabollen’
98
wordt met een platte bol op een kuipvormige bolbaan gespeeld. De baan is ongeveer 18 m lang en 2,50 m breed en in het midden is de baan ongeveer 20 cm lager dan aan de rand. Een andere variant van de bolsport is het ‘krulbollen’ dat met een dunne krulbol wordt gespeeld. ’s Zomers heeft het krulbollen plaats op zandige buitenbanen in de openlucht, ’s winters op binnenbanen. Een derde vorm is het ‘gaaibollen’ dat in tegenstelling tot beide andere vormen niet op een vaste bolbaan gespeeld wordt, maar op een opklapbare houten constructie. De meeste bolbanen staan niet alleen open voor plaatselijke clubs, maar (mits afspraak) ook voor individuele bezoekers of groepen. Er zijn bolbanen in Ardooie, Beernem, Eernegem, Ettelgem, Gistel, Jabbeke, Lichtervelde, Oedelem, Ruiselede, Sijsele, Sint-Joris-ten-Distel en Zedelgem. In Sijsele is de vzw ’t Keunekot gevestigd, een centrum voor volkssporten. Deze vereniging beschikt niet alleen over meerdere krulbolbanen, ook tal van andere volkssporten of spelen kunnen er worden beoefend of uitgeleend (o.m. petanque, beugelen, kegelen, liggend wipschieten, pietjesbak en sjoelbak). Ook het overkoepelend orgaan voor traditionele sporten in Vlaanderen (de vzw VlaS of Vlaamse Traditionele Sporten) is in het Brugse Ommeland gevestigd, meer bepaald in Sint-Kruis (Brugge). De hoofddoelstelling van deze vzw is de bekendmaking en promotie van de aangesloten volkssporten als recreatie- en wedstrijdsport. Zowel bonden als clubs die een Vlaamse traditionele sport beoefenen, kunnen bij VlaS vzw terecht. Om het gevoel van regionale authenticiteit op een kwalitatieve manier te valoriseren, kunnen een aantal typische bolbanen of andere locaties waar nog volkssporten kunnen worden beoefend, niet alleen in de recreatieve routestructuren maar ook in de algemene regiocommunicatie worden opgenomen.
1.2.14.4 KUNSTATELIERS In het Brugse Ommeland zijn heel wat kunstambachtslui actief, wiens artisanale ateliers (mits afspraak) te bezoeken zijn. Heel wat ambachtslui die hun vak als zelfstandige of in bijberoep uitoefenen zijn lokaal verenigd in ‘Brugge Artisanaal’. Allerlei gebruiks-, kunst- en decoratieve voorwerpen worden in de regio vervaardigd, onder meer potten en schalen van keramiek, voorwerpen van geblazen glas, ijzersmeedwerk, juwelen, verlichtingsarmaturen, muziekinstrumenten, pruiken, poppen, beren, tapijten, kaarsen en meubelen. Je vindt er ook handboekbinderijen, werk- en leerplaatsen voor grafiek en drukkunst, letterbeeldhouwers, kalligrafen en houtdraaiers. Elk kunstatelier op zich levert een bescheiden maar belangrijke bijdrage in het creëren en behoeden van de regionale authenticiteit. Een aantal van deze artisanale ateliers werd opgenomen in de regiopocket. Een bijzondere vermelding verdient het kunstatelier van Bruggeling Hubert Minnebo in Stalhille (Jabbeke). Minnebo is een beeldend kunstenaar die zich heeft toegelegd op het creëren van grote bronzen sculpturen die elk op zich een gestileerde menselijke gestalte tonen met een heel eigen gezicht. Er staan beelden van hem in Sint-Pieters, Sint-Michiels, Sint-Kruis en Varsenare, alsook in de Brugse binnenstad en in Oostende en Blankenberge.
1.2.14.5 PRIVÉ-TUINEN In het Brugse Ommeland zijn er een 20-tal eigenaars die hun privé-tuin op afspraak of tijdens de Open Tuinen Dagen (in juni) openstellen voor het publiek. Ze zijn onder meer te vinden in Zedelgem, Aartrijke, Snellegem, Ichtegem, Lichtervelde, Oedelem, Oudenburg en Oostkerke (Damme).
99
1.2.14.6 DORPEN OF STADJES MET EEN CENTRAAL THEMA Sommige dorpen of stadjes in het Brugse Ommeland positioneren zich rond één specifiek thema. Voorbeelden zijn: • Damme Boekendorp Eerste en tot nu toe enige boekendorp in Vlaanderen (sinds 1997). Damme treedt daarmee in de voetsporen van Redu in Wallonië, Bredevoort in Nederland en HayonWye in Wales. Damme heeft een belangrijke literaire traditie. De Vlaamse (Dietsche) schrijver Jacob van Maerlant (12351293) vestigde zich in Damme en schreef er ook zijn belangrijkste werken (ridderromans, natuur- en geschiedkundige werken en poëzie). Hij ligt begraven onder de kerktoren. Als er echter één figuur onafscheidelijk met Damme wordt geassocieerd, dan is het Tijl Uilenspiegel, een schalkse figuur die reeds in de 15de eeuw in Duitsland opduikt, maar in 1867 als het ware in Damme herboren wordt in een boek van Charles De Coster. Damme telt een achttal vaste boekenwinkels die tussen mei en september dagelijks geopend zijn en in de wintermaanden enkel tijdens de weekends. Maandelijks wordt er een boekenmarkt georganiseerd en in augustus staat DammeBoekenZoeken, een boekenevenement met tal van literaire randactiviteiten, op het programma. • Kanegem Bloemendorp Naast Genk, Hasselt en Waanrode is Kanegem de vierde locatie in Vlaanderen die de titel van Bloemendorp kreeg toegewezen. Al sinds de oprichting van het Comité ‘Kanegem Bebloemd’ in 1956 profileert het dorp zich specifiek als bloemendorp. Sindsdien behaalde het dorp al heel wat (ook internationale) prijzen en beloningen met de bebloeming. In 2006, met de 50ste verjaardag van Kanegem Bloemendorp, wordt een groots bloemenevenement gepland.
1.2.14.7 HUIFKARTOCHTEN In het Brugse Ommeland worden door verschillende actoren op aanvraag huifkartochten aangeboden. Dit is onder meer het geval in Ichtegem, Jabbeke en Torhout. Vooral vanuit restaurant ‘De Kerselaar’ te Ichtegem is er een ruim aanbod aan huifkartochten, met volgende routes: • • • •
de de de de
Vlaamsche Leeuwentocht (3 uur); Ichtegembergtocht (4 uur); Kasseileggerstocht (3 uur); Bezantentocht (8 à 9 uur).
Ook Damme zal vanaf 2004 opnieuw over een standplaats voor een huifkar of een paardentram beschikken. De aanbieder plant tochten langs de alternatieve wegen tussen Damme en Oostkerke.
1.2.14.8 SIGHTSEEINGTOURS Volgende organisaties bieden vanuit Brugge sightseeingtours aan waarin ook stadjes, dorpen en attractiepunten in het Brugse Ommeland zijn opgenomen: • Quasimodo Tours (doet naast de Westhoek ook de Zwinstreek en het kasteel van Loppem aan); • Simatours (rijdt op donderdag en zondag vanaf Brugge naar Damme, Lissewege en Knokke-Heist met een oldtimerautocar).
100
CONCLUSIES INZAKE TAFELEN/DRINKEN EN ‘COULEUR LOCALE’ • Het Brugse Ommeland beschikt over een divers aanbod aan streekproducten, regionaal geconcentreerd rondom Damme, Ichtegem en Torhout. De promotie, distributie en commercialisatie van lokale streekproducten gebeurt echter onvoldoende professioneel. Vooral in de restaurants zouden de streekproducten op een duidelijker manier gebruikt kunnen worden. De vzw ‘Het Beste van bij Ons’ concentreerde zich in haar werking tot nu toe vooral op de streekproducten van de Westhoek. Het Brugse Ommeland kent geen afzonderlijke werking rond streekproducten. • Rond hoeveproducten werd (met onder meer Europese middelen) recent een netwerk van hoeveproducenten opgestart. Dit interessant initiatief verdient verdere opvolging en ondersteuning. • Er is een divers aanbod aan kwalitatieve restaurants en typische herbergen en cafés in de regio. Op vlak van gastronomie genieten vooral Damme, Stene en Oostkerke een bijzondere reputatie. Sommige typische locaties kunnen echter nog beter toeristisch-recreatief gevaloriseerd worden. • Het ruime aanbod aan volkssporten (vooral ‘bolsport’), de talrijk aanwezige kunstateliers, de privé-tuinen die occasioneel te bezoeken zijn, de stadjes of dorpen waar één thema centraal staat, het aanbod aan huifkartochten, allemaal zijn het elementen die samen de ‘couleur locale’ van het Brugse Ommeland uitmaken. Deze typische elementen werden of worden nu reeds aangekaart in de streekpocket. Omdat ze de eigenheid en authenticiteit van de streek echter sterk typeren, kunnen ze in de toekomst nog sterker in de kijker worden geplaatst (onder meer door inschakeling in de recreatieve routestructuren van de regio).
1.2.15 OVERNACHTEN IN HET BRUGSE OMMELAND Bij de bespreking van het logiesaanbod komen volgende commerciële logiesvormen aan bod: hotels, gastenkamers, individuele huurvakantiewoningen, kampeerterreinen en kampeerverblijfparken en logies voor specifieke doelgroepen (waaronder jeugdlogies). Vakantiecentra of vakantiedorpen zijn in het Brugse Ommeland niet aanwezig. Typerend voor dit commercieel logies is dat het gaat om logiesvormen die permanent voor kortere perioden op de toeristische verhuurmarkt worden aangeboden. Het tweede verblijfstoerisme daarentegen is een andere vorm van logies. Het omvat de vakantiewoningen die als tweede verblijf worden aangewend omdat zij door de eigenaar niet of voor minder dan twee maanden per jaar op de toeristische verhuurmarkt worden gebracht, en ook de vaste standplaatsen op kampeerterreinen en kampeerverblijfparken (bijv. chalets of stacaravans). In wat volgt gaat de meeste aandacht uit naar de commerciële logiesvormen. Het tweede verblijfstoerisme komt vooral aan bod voor zover het de vaste standplaatsen op campings betreft. Over het (wellicht beperkte) resterende aanbod aan tweede verblijven is weinig accuraat cijfermateriaal beschikbaar. Bij de bespreking van het logiesaanbod is het goed de begrenzing van het studiegebied zoals die in punt 1.1.1 werd besproken, correct voor ogen te houden. Zo wordt er (waar mogelijk) een onderscheid gemaakt tussen: • het logiesaanbod in de gemeenten waarvan het grondgebied volledig tot het Brugse Ommeland behoort (16 gemeenten in totaal, makkelijkheidshalve afgekort tot ‘BOL16’59); • het logiesaanbod in het hinterland van de aangrenzende kustgemeenten (Knokke-Heist, Zeebrugge, Blankenberge, De Haan, Bredene en Oostende); • het logiesaanbod in de deelgemeenten van Brugge (dus zonder de Brugse binnenstad en de wijk ChristusKoning). Het totale logiesaanbod van het Brugse Ommeland wordt gevormd door de som van deze drie afzonderlijke delen. Dit totaal wordt in dit kader soms afgekort tot ‘Groot-BOL’. 59 Deze 16 gemeenten zijn: Gistel, Oudenburg, Jabbeke, Zuienkerke, Damme, Ichtegem, Zedelgem, Oostkamp, Beernem, Torhout, Lichtervelde, Wingene, Ruiselede, Tielt, Pittem en Ardooie.
101
1.2.15.1 STRUCTUUR VAN HET LOGIESAANBOD De beschrijving van de structuur van het logiesaanbod gebeurt eerst naar logiesvorm, daarna naar gemeente.
Naar logiesvorm In tabellen 15 en 16 wordt de structuur weergegeven van het logiesaanbod in het Brugse Ommeland naar logiesvorm op basis van de aanbodinventarisatie van logiesverstrekkende bedrijven zoals die in 2003 door Westtoer in opdracht van het Steunpunt Toerisme en Recreatie werd uitgevoerd. Tabel 15 geeft het aanbod weer in aantal inrichtingen. Tabel 16 geeft de logiescapaciteit, uitgedrukt in aantal bedden (personen). Het volledige Brugse Ommeland (Groot-BOL) telt 164 logiesaanbieders, goed voor een totale logiescapaciteit van 9 544 bedden in 200360. In vergelijking met andere toeristische regio’s zoals de Westhoek, de Leiestreek of het Meetjesland met respectievelijk 7 179, 5 487 en 2 886 bedden is dit vrij aanzienlijk61. Vergeleken met de Antwerpse Kempen met een totale beddencapaciteit van bijna 61 000 bedden vormt het Brugse Ommeland binnen de Vlaamse context slechts een beperkte verblijfstoeristische regio.
Tabel 15 Structuur van het logiesaanbod in het Brugse Ommeland naar logiesvorm (in aantal inrichtingen), 1 juli 2003 Logiesvorm
Hotels Gastenkamers Ind. huurvakantiewoningen Logiesvormen voor doelgroepen Campings (c) TOTAAL
BOL16
(b)
Aantal 34 25 20 6 5 90
(a)
% 37,8 27,8 22,2 6,7 5,5 100,0
Hinterland van aangrenzende Kustgemeenten Aantal % 5 38,5 3 23,0 5 38,5 0 0,0 0 0,0 13 100,0
Deelgemeenten van Brugge Aantal 14 33 6 6 2 61
% 23,0 54,1 9,8 9,8 3,3 100,0
TOTAAL Groot-BOL Aantal 53 61 31 12 7 164
% 32,3 37,2 18,9 7,3 4,3 100,0
(a) De 16 gemeenten waarvan het grondgebied volledig tot het Brugse Ommeland behoort. (b) Tot de logiesvormen voor doelgroepen behoren voornamelijk logiesinrichtingen voor de jeugd. (c) Inclusief de twee campings in Zuienkerke die zich in hoofdzaak tot het kustpubliek richten. Bron: Steunpunt Toerisme en Recreatie en Westtoer, voorlopige cijfers (2003)
BOL16 telt samen 90 aanbieders, goed voor 5 851 bedden of 61% van de totale logiescapaciteit. De Brugse rand is goed voor 61 aanbieders en 3 474 bedden of ruim 36% van de totale logiescapaciteit. Het hinterland van de kustgemeenten vertegenwoordigt met slechts 13 aanbieders en iets meer dan 200 bedden 2% van de totale capaciteit. Opvallend is de grote logiescapaciteit op residentiële standplaatsen op kampeerterreinen of kampeerverblijfparken, met name in BOL16 waar dit meer dan de helft van de capaciteit vertegenwoordigt. Dergelijk logies wordt niet voor kortere perioden op de toeristische markt aangeboden en is eigenlijk een vorm van tweede verblijfstoerisme62. Dit soort logies vertegenwoordigt in Groot-BOL bijna 35% van de totale logiescapaciteit (met een hoge concentratie in Jabbeke en in mindere mate in Zuienkerke en Zedelgem). Concreet betekent dit dat de regio in feite over slechts 6 216 bedden beschikt die in het commercieel-toeristische circuit terechtkomen.
60 In het Brugse Ommeland staan op twee locaties telkens twee trekkershutten die niet tot een camping behoren, met name in het provinciedomein Tillegembos (in Brugge) en op het domein d’ Oude Smelterij (in Torhout). Omdat deze trekkershutten bij de Steunpuntinventarisatie niet werden opgenomen, worden ze ook hier buiten beschouwing gelaten. De totale capaciteit van de 4 hutten bedraagt 16 bedden. 61 Bron: ‘Te gast in Vlaanderen, Het logiesaanbod per 1 juli 2002’ (Steunpunt Toerisme en Recreatie, 2003). 62 Ook het NIS neemt deze residentiële of vaste standplaatsen niet op in haar overnachtingscijfers van toeristische verhuur. Bovendien kan het NIS voor geen enkele logiesvorm cijfergegevens vrijgeven die betrekking op deelgemeenten. Met name voor de deelgemeenten van Brugge en het hinterland van de kustgemeenten die in de praktijk allebei tot het Brugse Ommeland behoren, vormt dit een probleem. De NIS-overnachtingscijfers voor het Brugse Ommeland zullen dus (per definitie) een onderschatting zijn omdat ze slechts betrekking hebben op de 16 gemeenten waarvan het grondgebied volledig tot de regio behoort (zie verder).
102
Tabel 16 Structuur van het logiesaanbod in het Brugse Ommeland naar logiesvorm (in aantal bedden), 1 juli 2003 Logiesvorm
Hotels Gastenkamers Ind. huurvakantiewoningen Logiesvormen voor doelgroepen(b) Toeristische standplaatsen / trekkershutten op campings(c) Subtotaal Commercieel Logies Residentiële standplaatsen op campings(c) TOTAAL
BOL16 (a)
Hinterland van aangrenzende Kustgemeenten Aantal %
Deelgemeenten van Brugge
TOTAAL Groot-BOL
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
863 164 225 597 1 006
14,7 2,8 3,8 10,2 17,3
133 35 51 0 0
60,7 16,0 23,3 0,0 0,0
1 230 175 44 811 882
35,4 5,0 1,3 23,3 25,4
2 226 374 320 1 408 1 888
23,3 3,9 3,4 14,8 19,8
2 855 2 996
48,8 51,2
219 -
100,0 -
3 142 332
90,4 9,6
6 216 3 328
65,1 34,9
5 851
100,0
219
100,0
3 474
100,0
9 544
100,0
(a) De 16 gemeenten waarvan het grondgebied volledig tot het Brugse Ommeland behoort. (b) Tot de logiesvormen voor doelgroepen behoren voornamelijk logiesinrichtingen voor de jeugd. (c) Inclusief de twee campings in Zuienkerke die zich in hoofdzaak tot het kustpubliek richten. Bron: Steunpunt Toerisme en Recreatie en Westtoer, voorlopige cijfers (2003)
Bovendien is het zo dat van de 61 logiesaanbieders in de deelgemeenten van Brugge het merendeel zowel qua ligging als qua publiek de facto vooral op de kunststad Brugge georiënteerd is en slechts in mindere mate op het Brugse Ommeland. Conceptueel betreft het hier dan ook logiescapaciteit die eerder bij Brugge aansluit dan bij het Brugse Ommeland. Wanneer ook dit in rekening wordt gebracht, komt de commercieel-toeristische logiescapaciteit van BOL16 en het hinterland van de kustgemeenten op slechts 3 074 bedden. Tegenover andere groene regio’s in Vlaanderen is dit heel beperkt. De landelijke ligging van het logies is voor een groene regio als het Brugse Ommeland een belangrijk criterium voor de consument. In de logiesbrochure 2004 wordt dan ook aan bepaalde logiesaanbieders een (louter indicatief) icoon toegekend dat op een ‘landelijke en rustige ligging’ wijst. Van de 133 aanbieders in de brochure kreeg 57% dit icoon toegekend. In BOL16 was dit voor 71% van de aanbieders het geval. In het hinterland van de aangrenzende kustgemeenten kregen alle aanbieders dit icoon, terwijl in de deelgemeenten van Brugge slechts 29% dit icoon kreeg toegekend. De toekenning van dit icoon gebeurde tot nu toe echter op vrij subjectieve gronden. Een objectief labelingsysteem met o.m. aandacht voor de ligging van het logies wordt momenteel uitgewerkt door de in 2004 opgerichte nieuwe vzw ‘Plattelandstoerisme Vlaanderen’63. Na de residentiële standplaatsen op campings die bijna 35% van de logiescapaciteit vertegenwoordigen, zijn de belangrijkste logiesvormen van Groot-BOL de hotels en de toeristische standplaatsen op campings, goed voor respectievelijk 23% en 20% van de totale capaciteit. De logiesvormen voor doelgroepen (voornamelijk logiesinrichtingen voor de jeugd) vertegenwoordigen 15% van de logiescapaciteit. Gastenkamers en individuele vakantiewoningen zijn samen goed voor iets meer dan 7% van de capaciteit. Vakantiecentra of vakantiedorpen zijn er in het Brugse Ommeland niet. Ook zonder de deelgemeenten van Brugge en het hinterland van de Kust, blijft de globale logiesstructuur grotendeels behouden, al is het aandeel van de residentiële standplaatsen op campings binnen BOL16 wel aanmerkelijk hoger (51%). De hotels, gastenkamers en vakantiewoningen, die de meest geschikte logiesvormen zijn om korte recreatieve vakanties aan te trekken, zijn in de 16 Ommelandgemeenten samen goed voor iets meer dan 21% van de totale logiescapaciteit. Opmerkelijk daarbij is dat de gastenkamers en vakantiewoningen, die nauwelijks 7% van de logiescapaciteit uitmaken, samen wel de helft van het aantal logiesaanbieders in BOL16 vertegenwoordigen.
63 Deze nieuwe vzw is de opvolger (voor heel Vlaanderen) van de vroegere ‘Federatie voor Hoeve- en Plattelandstoerisme’. In de brochure van deze federatie (editie 2004) staan 23 aanbieders van hoeve- en plattelandstoerisme in het Brugse Ommeland vermeld (gastenkamers, vakantiewoningen en hotels). Het werkelijke aanbod is echter groter, vermits niet alle logiesaanbieders van hoeve- en plattelandstoerisme lid zijn van deze federatie.
103
Wat opvalt in de deelgemeenten van Brugge is het sterkere aandeel van de logiescapaciteit in hotels (35%), maar ook op de toeristische standplaatsen op campings (25%) en in de logiesvormen voor doelgroepen (23%). Deze hogere percentages zijn toe te schrijven aan het feit dat er in de Brugse rand nauwelijks residentiële standplaatsen op campings voorkomen (slechts 10%).
Naar gemeente In tabel 17 wordt de structuur weergegeven van het logiesaanbod in het Brugse Ommeland naar gemeente, maar wel beperkt tot de logiescapaciteit in het commercieel-toeristische circuit (dus zonder de residentiële standplaatsen op kampeerterreinen of kampeerverblijfparken).
Tabel 17 Structuur van het commercieel-toeristisch logiesaanbod in het Brugse Ommeland naar gemeente/deelgebied (in aantal inrichtingen en aantal bedden), 2003 Gemeente / Deelgebied
BOL16 NOORDEN - Gistel - Oudenburg - Jabbeke - Zuienkerke(a) - Damme ZUIDEN - Torhout - Ichtegem - Zedelgem - Oostkamp - Beernem - Lichtervelde - Wingene - Tielt - Ruiselede Hinterland van de Kustgemeenten - Knokke-Heist - Blankenberge - De Haan - Bredene - Oostende Deelgemeenten van Brugge TOTAAL (Groot-BOL)
Inrichtingen Aantal 90 39 4 4 14 5 12 51 8 2 10 11 5 6 5 3 1 13 2 1 4 6 61 164
Bedden % 54,9 23,8 2,4 2,4 8,5 3,0 7,3 31,1 4,9 1,2 6,1 6,7 3,0 3,7 3,0 1,8 0,6 7,9 1,2 0,6 2,4 3,7 37,2 100,0
Aantal 5 843 4 185 134 138 2 826 712 375 1 658 94 25 1 042 140 41 95 32 79 110 219 64 24 66 65 3 482 9 544
% 61,2 43,8 1,4 1,4 29,6 7,5 3,9 17,4 1,0 0,3 10,9 1,5 0,4 1,0 0,3 0,8 1,2 2,3 0,7 0,3 0,7 0,7 36,5 100,0
(a) Inclusief de twee campings in Zuienkerke die zich in hoofdzaak tot het kustpubliek richten. Bron: Steunpunt Toerisme en Recreatie en Westtoer, voorlopige cijfers (2003)
Uit deze tabel kan worden afgeleid dat 61% van de logiescapaciteit (uitgedrukt in aantal bedden) te situeren is BOL16, het merendeel in het noordelijk deel van de regio. Iets meer dan 36% van de logiescapaciteit situeert zich in de deelgemeenten van Brugge en nauwelijks 2% in het hinterland van de aangrenzende kustgemeenten. De belangrijkste logiescapaciteit situeert zich in Jabbeke (30%), waar het voor 67% om capaciteit op residentiële standplaatsen gaat en voor 25% om capaciteit op toeristische standplaatsen (de overige capaciteit situeert zich in hotels, gastenkamers en huurvakantiewoningen). Zedelgem beschikt over 11% van de totale logiescapaciteit. Daarbij gaat het opnieuw vooral om capaciteit op residentiële standplaatsen (42%), in logiesvormen voor doelgroepen (25%) en op toeristische standplaatsen (22%). Ook Zuienkerke en Damme beschikken over belangrijke concentraties van logiescapaciteit. In Zuienkerke gaat het in hoofdzaak om capaciteit op campings (vooral vaste standplaatsen). In Damme gaat het vooral om hotels, gastenkamers en huurvakantiewoningen, maar ook om een kleine camping.
104
1.2.15.2 EVOLUTIE VAN HET LOGIESAANBOD Om de evolutie van het logiesaanbod te schetsen, wordt gebruik gemaakt van cijfers van het Nationaal Instituut voor de Statistiek (NIS)64. Dit impliceert dat gastenkamers, vakantiewoningen en trekkershutten niet in de cijfers zijn opgenomen. Bovendien hebben NIS-cijfers steeds betrekking op volledige gemeenten, niet op deelgemeenten. Het logiesaanbod zoals dat in tabel 18 en 19 wordt vermeld, is dan ook per definitie beperkt tot BOL16. De logiesuitbatingen in het hinterland van de aangrenzende kustgemeenten en in de deelgemeenten van Brugge worden dus buiten beschouwing gelaten. Toch valt ook op basis van deze beperkte cijfers een duidelijke trend te detecteren. De beschrijving van de evolutie van het logiesaanbod gebeurt eerst naar logiesvorm, daarna naar gemeente.
Naar logiesvorm Tabel 18 toont de evolutie van de logiescapaciteit in het Brugse Ommeland (BOL16) naar logiesvorm voor de jaren 1992, 1995, 1998, 2001 en 2002 op basis van de NIS-cijfers over het logiesaanbod.
Tabel 18 Evolutie van het logiesaanbod in het Brugse Ommeland (BOL16), naar logiesvorm (in aantal inrichtingen en aantal bedden), 1992-2002 Logiesvorm
1992
Aantal
Inrichtingen Hotels Campings Logiesvormen voor doelgroepen TOTAAL (BOL16) Beddencapaciteit Hotels Campings Logiesvormen voor doelgroepen TOTAAL (BOL16)
1995
%
Aantal
1998
%
Aantal
2001
%
Aantal
2002
%
Aantal
Index t.o.v. 1992 %
20 7 9
55,6 19,4 25,0
22 6 8
61,1 16,7 22,2
28 6 8
66,7 14,3 19,0
36 5 8
73,5 10,2 16,3
33 5 9
70,2 10,6 19,2
165,0 71,4 100,0
36
100,0
36
100,0
42
100,0
49
100,0
47
100,0
130,6
481 3 006 866
11,0 69,1 19,9
526 3 051 816
12,0 69,5 18,6
683 3 046 869
14,9 66,2 18,9
880 2 976 960
18,3 61,8 19,9
808 2 976 1 010
16,8 62,1 21,1
168,0 99,0 116,6
4 353
100,0
4 393
100,0
4 598
100,0
4 816
100,0
4 794
100,0
110,1
Bron: Nationaal Instituut voor de Statistiek (2003)
De beddencapaciteit in het Brugse Ommeland steeg in de periode 1992-2002, volgens de NIS-statistieken, met 10%. Tot 1995 bleef de capaciteit ongeveer op hetzelfde niveau, maar vanaf 1998 valt een gestage toename van de capaciteit waar te nemen. Deze toename is voornamelijk toe te schrijven aan de hotelsector en in mindere mate aan de logiesvormen voor doelgroepen (vooral jeugd). Sinds 1992 zijn er in de regio niet minder dan 13 hotels bijgekomen (o.a. in Jabbeke, Zedelgem, Torhout, Damme en Lichtervelde). In een aantal gevallen gaat het om uitbatingen die als gastenkamer zijn begonnen, maar die na verloop van tijd ook een hotelvergunning hebben aangevraagd. De gemiddelde grootte van de hotels is de voorbije jaren wel constant gebleven (gemiddeld 24 kamers per hotel). Sinds 1992 zijn er in het Brugse Ommeland twee campings verdwenen (o.m. camping Vagevuurhoeve in Zuienkerke). De totale beddencapaciteit is echter in grote lijnen gelijk gebleven. Hierbij dient wel te worden opgemerkt dat het zowel gaat om capaciteit op toeristische als op residentiële standplaatsen.
64 De logiesbrochure van het Brugse Ommeland werd pas vanaf 2001 uitgebracht. Op basis van deze bron kan dus geen evolutie worden geschetst. Op basis van de Steunpuntinventarisatie die pas voor het eerst plaatsvond in 2002 kan evenmin een trend over meerdere jaren worden gedetecteerd.
105
Wat de logiesvormen voor doelgroepen betreft, valt op dat het aantal aanbieders sinds 1992 gelijk is gebleven, maar dat de capaciteit wél toegenomen is. Zoals hierboven reeds vermeld, zijn voor de deelgemeenten van Brugge geen gedetailleerde NIS- of Steunpuntcijfers beschikbaar op basis waarvan een trend kan worden gedetecteerd. Toch valt ook in de rand rond Brugge een (weliswaar beperktere) toename van het aantal hotels waar te nemen. Reden hiervoor is o.m. de relatieve hotelstop die nog steeds in de Brugse binnenstad van kracht is, maar die op de deelgemeenten niet van toepassing is. Een evolutie in het aanbod van gastenkamers en vakantiewoningen valt op basis van de beschikbare gegevens evenmin af te leiden. Toch valt de voorbije jaren voor deze logiesvormen een opmerkelijke toename te noteren in het aanbod, niet alleen in BOL16 en het hinterland van de kustgemeenten waar in 2003 niet minder dan 53 gastenkamers en vakantiewoningen werden geteld (d.i. 51% van het totaal aantal uitbatingen in beide deelgebieden), maar evenzeer in de deelgemeenten van Brugge waar er vooral naar aanleiding van ‘Brugge 2002 Culturele Hoofdstad van Europa’ een boom viel op te merken.
Naar gemeente Tabel 19 toont de evolutie van de logiescapaciteit in het Brugse Ommeland (BOL16) naar gemeente voor de jaren 1992, 1995, 1998, 2001 en 2002 op basis van de NIS-cijfers over het logiesaanbod. Globaal is de beddencapaciteit er in het Brugse Ommeland sinds 1992 met 10% op vooruit gegaan. De grootste groei deed zich voor in het zuiden van de regio waar de capaciteit met 18% steeg. In het noorden steeg de capaciteit minder met 5%. Tussen 1992 en 1995 blijken zich geen grote verschuivingen te hebben voorgedaan. Tussen 1995 en 1998 was er vooral een toename van de logiescapaciteit in Ruiselede (+100 bedden), Oudenburg (+57 bedden), Torhout (+44 bedden) en Lichtervelde (+17 bedden). Beernem ging er opvallend op achteruit (-39 bedden). Tussen 1998 en 2002 steeg de logiescapaciteit in Zedelgem (+82 bedden) en in mindere mate ook in Lichtervelde (+38 bedden), Torhout (+12 bedden), Damme (+4 bedden) en Oostkamp (+24 bedden). De capaciteit in Zuienkerke is dan weer gedaald (70 bedden).
1.2.15.3 SPECIFIEKE KENMERKEN VAN DE DIVERSE LOGIESVORMEN Hotels Achtereenvolgens komen aan bod: de spreiding van de hotels over de regio, de grootte, de kwaliteit en de bezettingsgraden van de hotels. Spreiding van de hotels Tabel 20 geeft de spreiding naar gemeente van het hotelaanbod in het Brugse Ommeland op basis van de aanbodinventarisatie van logiesverstrekkende bedrijven zoals die in 2003 door Westtoer in opdracht van het Steunpunt Toerisme en Recreatie werd uitgevoerd. Opnieuw wordt hierbij een onderscheid gemaakt tussen BOL16, het hinterland van de aangrenzende kustgemeenten en de deelgemeenten van Brugge. In totaal zijn er in het Brugse Ommeland 53 hotels die samen 904 kamers aanbieden (Groot-BOL). Van deze hotels zijn er 34 of bijna 2 op 3 gesitueerd in één van de 16 Ommelandgemeenten (17 hotels in het noordelijk deel van de regio en 17 in het zuiden). Samen vertegenwoordigen zij echter slechts 40% van het totaal aantal kamers. De grootste concentratie van hotels is terug te vinden in Damme en Jabbeke. Het grootste aantal hotelkamers bevindt zich in de gemeente Oudenburg. In Pittem, Ardooie en Ruiselede zijn geen hotels gevestigd.
106
Tabel 19 Evolutie van het logiesaanbod in het Brugse Ommeland (BOL16), naar gemeente/deelgebied (in aantal bedden), 1992-2002 Gemeente/Deelgebied
NOORDEN Gistel Oudenburg Jabbeke Zuienkerke Damme ZUIDEN Torhout Ichtegem Zedelgem Oostkamp Beernem Lichtervelde Wingene Tielt Ruiselede TOTAAL (BOL16)
1992
Aantal 2 691 40 65 1 726 577 283 1 662 170 15 1 194 76 73 0 5 49 80 4 353
% 61,9 0,9 1,5 39,7 13,3 6,5 38,1 3,9 0,4 27,4 1,7 1,7 0,0 0,1 1,1 1,8 100,0
1995
Aantal 2 751 40 66 1 732 609 304 1 642 170 15 1 183 70 55 0 10 59 80 4 393
1998
% 62,6 0,9 1,5 39,4 13,9 6,9 37,4 3,9 0,3 27,0 1,6 1,3 0,0 0,2 1,3 1,8 100,0
Aantal 2 811 32 123 1 724 628 304 1 787 214 12 1 199 75 16 17 10 64 180 4 598
% 61,1 0,7 2,7 37,5 13,6 6,6 38,9 4,7 0,3 26,1 1,6 0,3 0,4 0,2 1,4 3,9 100,0
2001
Aantal 2 774 40 123 1 729 558 324 2 042 240 25 1 341 99 16 55 10 76 180 4 816
2002
% 57,6 0,8 2,6 35,9 11,6 6,7 42,4 5,0 0,5 27,9 2,1 0,3 1,1 0,2 1,6 3,7 100,0
Aantal 2 826 90 123 1 747 558 308 1 968 226 25 1 281 99 16 55 10 76 180 4 794
Index t.o.v. 1992
% 58,9 1,9 2,6 36,4 11,6 6,4 41,1 4,7 0,5 26,7 2,1 0,3 1,4 0,2 1,6 3,8 100,0
105,0 225,0 189,2 101,2 96,7 108,8 118,4 132,9 166,7 107,3 130,3 21,9 200,0 155,1 225,0 110,1
Bron: Nationaal Instituut voor de Statistiek (2003)
Tabel 20 Spreiding van het hotelaanbod in het Brugse Ommeland, naar gemeente/deelgebied, 2003 Gemeente/Deelgebied
BOL16 NOORDEN - Gistel - Oudenburg - Jabbeke - Zuienkerke - Damme ZUIDEN - Torhout - Ichtegem - Zedelgem - Oostkamp - Beernem - Lichtervelde - Wingene - Tielt Hinterland van de Kustgemeenten - Knokke-Heist - De Haan - Oostende Deelgemeenten van Brugge TOTAAL (Groot-BOL)
Hotels Aantal 34 17 2 3 5 2 5 17 3 1 3 3 1 3 1 2 5 1 2 2 14 53
Kamers % 64,2 32,1 3,8 5,7 9,4 3,8 9,4 32,1 5,7 1,9 5,7 5,7 1,9 5,7 1,9 3,8 9,4 1,9 3,8 3,8 26,4 100,0
Aantal 359 189 19 59 44 24 43 170 25 5 33 38 8 18 6 37 49 19 16 14 496 904
% 39,7 20,9 2,1 6,5 4,9 2,7 4,8 18,8 2,8 0,6 3,7 4,2 0,9 2,0 0,7 4,1 5,4 2,1 1,8 1,5 54,9 100,0
Bron: Steunpunt Toerisme en Recreatie en Westtoer, voorlopige cijfers (2003)
107
Het hinterland van de kustgemeenten telt 5 hotels, goed voor ruim 5% van het totaal aantal kamers. De 14 hotels in de deelgemeenten van Brugge vertegenwoordigen samen bijna 55% van het totaal aantal kamers. Dit relatief grote aanbod is een fenomeen dat duidelijk verband houdt met de nabijheid van de kunststad Brugge als belangrijke toeristische publiekstrekker. De grootte van dit aanbod is dan ook een belangrijke aanwijzing in de richting van een grotere oriëntatie van deze hotels op Brugge dan op het Brugse Ommeland. Grootte van de hotels In tabel 21 worden de hotels van het Brugse Ommeland aangegeven naar grootteklasse en naar deelgebied waartoe ze behoren.
Tabel 21 Structuur van het hotelaanbod in Brugse Ommeland, naar grootte en naar deelgebied, 2003 Grootte van het hotel
BOL16 Aantal 25 6 3
0-10 kamers 11-20 kamers ≥ 21 kamers Totaal aantal hotels Totaal aantal kamers % in totaal aantal kamers Gemiddeld aantal kamers
34
% 73,6 17,6 8,8
100,0 359 39,7 10,6
Hinterland v/d kustgemeenten Aantal % 4 80,0 1 20,0 0,0 5
100,0 49 5,4 9,8
Deelgemeenten van Brugge Aantal % 5 35,7 3 21,5 6 42,8 14
100,0 496 54,9 35,4
Groot-BOL Totaal Aantal % 34 64,1 10 18,9 9 17,0 53
100,0 904 100,0 17,1
Bron: Steunpunt Toerisme en Recreatie en Westtoer, voorlopige cijfers (2003)
Globaal heeft 64% van de hotels in het Brugse Ommeland 10 kamers of minder (Groot-BOL). Bijna 19% heeft 11 tot 20 kamers en 17% van alle hotels telt meer dan 20 kamers. De gemiddelde grootte van de hotels in het Brugse Ommeland (Groot-BOL) bedraagt 17 kamers. In de deelgemeenten van Brugge is het aandeel van de hotels met meer dan 20 kamers opvallend groter dan in de rest van het Brugse Ommeland (43% tegenover 9%). De gemiddelde grootte ligt er met 35 kamers eveneens merkelijk hoger dan in de rest van het Ommeland, waar het meestal kleinschalige, familiale hotels betreft (gemiddeld een tiental kamers). De grotere schaalgrootte van de hotels in de deelgemeenten van Brugge wijst eveneens op het feit dat deze hotels meer op de kunststad Brugge georiënteerd zijn dan op het Brugse Ommeland. Kwaliteit van de hotels Hoewel de kwaliteit van de hotels niet enkel te meten is aan de classificatie maar ook te maken heeft met omgeving, gastvrijheid en dienstverlening, geeft de classificatie toch enige benadering ervan. Tabel 22 geeft een overzicht van de classificatie van de hotelkamers naar deelgebied.
Tabel 22 Classificatie van de hotelkamers in het Brugse Ommeland, naar deelgebied, 2003 Classificatie
**** *** ** * O TOTAAL
BOL16
Hinterland van de kustgemeenten
Deelgemeenten van Brugge
Aantal Aantal % van Aantal Aantal % van Aantal Aantal % van Aantal aantal % van hotels kamers kamers hotels kamers kamers hotels kamers kamers hotels kamers kamers 1 9 3,0 0,0 1 120 24,2 2 129 15,3 11 151 50,8 3 34 69,4 7 262 52,8 21 447 53,1 9 70 23,6 2 15 30,6 4 35 7,1 15 120 14,3 4 57 19,2 0,0 1 15 3,0 5 72 8,5 2 10 3,4 0,0 1 64 12,9 3 74 8,8 27 297 100,0 5 49 100,0 14 496 100,0 46 842 100,0
(a) 7 hotels waren op 1 juli 2003 nog niet vergund. Samen beschikken zij over 62 kamers. Bron: Steunpunt Toerisme en Recreatie en Westtoer, voorlopige cijfers (2003)
108
Totaal(a) Groot-BOL
In totaal voor het Brugse Ommeland hebben ruim de helft van de hotelkamers drie sterren (Groot-BOL). Ruim 15% heeft vier sterren (al gaat het hier wel om slechts 2 hotels). Bijna 23% van de kamers beschikt over één of twee sterren en 9% behoort tot de O-categorie (zonder sterren). Opvallend is het grotere aandeel van hotelkamers met vier sterren in de deelgemeenten van Brugge (24%), een aandeel dat trouwens toe te schrijven is aan één enkel hotel. In de 16 Ommelandgemeenten beschikt bijna een kwart van de hotelkamers over twee sterren, terwijl ook bijna 23% van de kamers over slechts één of zelfs geen sterren beschikt. Bezettingsgraden van de hotels De bruto bezettingsgraad berekent het aantal nachten dat een kamer werd verhuurd over het totaal aantal nachten in een jaar. De netto kamerbezettingsgraad daarentegen houdt rekening met de sluitingsdagen van het hotel en zet het aantal bezette nachten uit tegenover het aantal nachten dat het hotel geopend was in datzelfde jaar. De netto bezettingsgraad ligt meestal hoger dan de bruto bezettingsgraad omdat de sluitingsperiodes buiten de berekeningen worden gehouden. Via een bevraging bij de hotels in het Brugse Ommeland werd gepoogd een inzicht te verkrijgen in de maandelijkse kamerbezettingsgraden die zij realiseerden in 2003 (zie tabel 23). De steekproef bestaat uit 27 van de 53 hotels in de regio. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de hotels die tot BOL16 en het hinterland van de kustgemeenten behoren enerzijds (21 hotels in de steekproef) en de hotels in de deelgemeenten van Brugge anderzijds (6 hotels in de steekproef waarvan 3 ketenhotels). Laatstgenoemde hotels richten zich in hoofdzaak op de kunststad Brugge, terwijl de overige hotels deel uitmaken van het Brugse Ommeland als groene regio.
Tabel 23 Spreiding van de bruto en netto kamerbezettingsgraden over het jaar van de hotels in het Brugse Ommeland, naar deelgebied, 2003 (in %) Maand
Januari Februari Maart April Mei
Bruto kamerbezettingsgraad BOL16 en Randhinterland gemeenten kustgemeenten van Brugge 24,7 31,6 28,6 48,1 29,9 57,4 45,7 72,0 46,0 71,2
Groot-BOL
28,5 39,9 46,0 60,9 60,6
Netto kamerbezettingsgraad BOL16 en Randhinterland gemeenten kustgemeenten van Brugge 27,2 31,6 31,5 48,8 31,3 57,4 47,1 72,0 48,3 71,2
Groot-BOL
29,8 41,8 46,8 61,6 61,8
Juni Juli Augustus September
46,3 53,9 65,4 48,5
69,3 80,0 86,2 73,8
59,7 69,0 77,1 63,2
47,9 59,7 70,4 51,4
69,3 80,0 86,2 73,8
60,5 71,9 79,5 64,7
Oktober November December TOTAAL Aantal hotels in steekproef
39,3 29,6 27,8 40,7 21,0
70,2 54,9 60,8 65,0 6,0
57,7 44,7 47,6 54,8 27,0
43,3 34,0 33,6 44,2 21,0
70,2 54,9 60,8 65,1 6,0
59,9 47,1 51,1 56,7 27,0
Bron: Westtoer (2004)
De algemene bruto kamerbezettingsgraad (Groot-BOL) bedraagt 55%, de netto kamerbezettingsgraad ligt iets hoger op 57%, wat betekent dat de hotels weinig sluitingsperiodes aanhouden. Er is echter een duidelijk verschil vast te stellen tussen de bezettingsgraden van de hotels in BOL16 en die in de deelgemeenten van Brugge. Voor de deelgemeenten bedragen de bruto en netto kamerbezettingsgraden ongeveer 65%. Bij de hotels in BOL16 en het hinterland van de kustgemeenten variëren de bezettingsgraden sterk en ligt het gemiddelde voor de bruto kamerbezetting rond 41%, voor de netto kamerbezetting rond 44%.
109
Het globale bezettingscijfer voor Groot-BOL wordt dus sterk beïnvloed door de hogere bezetting in de deelgemeenten van Brugge. De topmaanden voor bezetting zijn augustus en juli, zowel voor de hotels in BOL16 als voor die in de deelgemeenten van Brugge. In de deelgemeenten merken we vanaf april tot en met oktober hoge bezettingsgraden (meer dan 70%), met pieken tot 86% bezetting in augustus. In de wintermaanden echter is nog ruimte om extra overnachtingen aan te trekken (bijv. via prijsdifferentiatie). Het patroon in de deelgemeenten is vergelijkbaar met dat van de Brugse binnenstad en ook de globale bezettingsgraden liggen in de lijn van deze in de binnenstad (waar 72% bruto en 73% netto bezettingsgraad wordt gerealiseerd65). Beide elementen wijzen op een duidelijke gerichtheid van de hotels in de deelgemeenten van Brugge op de kunststad, eerder dan op het Brugse Ommeland. De familiale hotels van BOL16 realiseren duidelijk lagere bezettingsgraden dan vergelijkbare kleine hotels in de rest van de Vlaamse Regio’s, wat wijst op een relatief beperkte rentabiliteit. Ter vergelijking: de netto bezettingsgraad in BOL16 situeert zich onder de bezettingsgraad van de familiale (niet-keten)hotels in de Leiestreek (43%)66. Al zijn er duidelijk hogere bezettingsgraden merkbaar tussen april en september, toch is het duidelijk dat er de facto over het volledige jaar nog heel wat ruimte aanwezig is om extra overnachtingen aan te trekken. De lage bezettingsgraden kunnen worden opgetrokken door o.m. een kwalitatieve verbetering van het toeristisch-recreatief product in het Brugse Ommeland en door professionele marketinginspanningen voor het verblijfstoerisme in de regio. Bij een eventuele uitbreiding van de logiescapaciteit zal de nodige voorzichtigheid aan de dag gelegd moeten worden. Dergelijke uitbreiding zal in elk geval selectief en gebiedsgericht moeten gebeuren (zie verder).
Gastenkamers (kamers met ontbijt) Met gastenkamers wordt bedoeld de logiesverstrekkers die drie kamers of minder aanbieden en die niet over een vergunning voor logiesverstrekkend bedrijf beschikken (en hierover ook niet moeten beschikken). Tabel 24 geeft een overzicht van de spreiding van de gastenkamers in het Brugse Ommeland naar gemeente. In totaal zijn er 61 aanbieders met samen 151 kamers die een beddencapaciteit vertegenwoordigen van 374 eenheden. Bijna 47% van de beddencapaciteit in gastenkamers situeert zich in de deelgemeenten van Brugge. BOL16 vertegenwoordigt 44% van deze capaciteit en het hinterland van de kustgemeenten 9%. Jabbeke beschikt met vijf aanbieders van gastenkamers over de grootste capaciteit (9%), gevolgd door Damme en Lichtervelde (elk 7%). Binnen BOL16 is het zuiden van de regio met 16 aanbieders goed voor 28% van de beddencapaciteit (geconcentreerd in Oostkamp, Zedelgem en Torhout). Het noorden is met 9 aanbieders goed voor 15% van de capaciteit (vooral in Jabbeke en Damme). Heel wat aanbieders van gastenkamers in BOL16 en het hinterland van de kustgemeenten zijn te situeren in een landelijke omgeving (waarvan enkele in typische hoevegebouwen). De gastenkamers in de deelgemeenten van Brugge situeren zich meestal in een stedelijke omgeving. Specifieke gegevens over de bezetting van de gastenkamers in het Brugse Ommeland zijn niet beschikbaar. De globale netto beddenbezettingsgraad van de gastenkamers in West-Vlaanderen (leden van de Federatie voor Hoeve- en Plattelandstoerisme) bedroeg in 2003 bijna 37%, opnieuw met augustus en juli als piekmaanden (resp. 71% en 63%)67.
65 Cijfers voor 2002, 21 hotels in de steekproef (bron: Westtoer). 66 Netto bezettingsgraad van de niet-ketenhotels. 67 Bron: Federatie voor Hoeve- en Plattelandstoerisme, 2004.
110
Tabel 24 Spreiding van de gastenkamers in het Brugse Ommeland, naar gemeente/deelgebied, 2003 Gemeente / Deelgebied
Aanbieders Aantal
BOL16 NOORDEN - Gistel - Oudenburg - Jabbeke - Zuienkerke - Damme ZUIDEN - Torhout - Ichtegem - Zedelgem - Oostkamp - Beernem - Lichtervelde - Wingene - Tielt - Ruiselede Hinterland van de Kustgemeenten - Knokke-Heist - Zeebrugge - Blankenberge - De Haan - Bredene - Oostende Deelgemeenten van Brugge TOTAAL
Kamers %
Aantal
Bedden %
Aantal
%
25 9 5 4 16 3 3 4 2 2 1 1 -
41,0 14,8 8,2 6,6 26,2 4,9 4,9 6,6 3,3 3,3 1,6 1,6 -
64 25 13 12 39 7 7 9 4 6 3 3 -
42,4 16,6 8,6 8,0 25,8 4,6 4,6 6,0 2,6 4,0 2,0 2,0 -
164 58 33 25 106 15 17 23 13 25 6 7 -
43,8 15,5 8,8 6,7 28,3 4,0 4,5 6,1 3,5 6,7 1,6 1,9 -
3 1 1 1
4,9 1,6 1,6 1,6
12 8 1 3
7,9 5,3 0,7 2,0
35 24 2 9
9,4 6,4 0,5 2,4
33 61
54,1 100,0
75 151
49,7 100,0
175 374
46,8 100,0
Bron: Steunpunt Toerisme en Recreatie en Westtoer, voorlopige cijfers (2003) Individuele huur vakantiewoningen
Tabel 25 geeft een overzicht van de spreiding van de individuele huurvakantiewoningen in het Brugse Ommeland naar gemeente. In totaal zijn er 31 aanbieders met samen 53 woningen die een beddencapaciteit vertegenwoordigen van 320 eenheden. De individuele huurvakantiewoningen vertonen een duidelijk ander spreidingspatroon dan de gastenkamers. Meer dan 86% van de beddencapaciteit in huurvakantiewoningen situeert zich in BOL16 en het hinterland van de kustgemeenten. Slechts 14% van de capaciteit bevindt zich in de deelgemeenten van Brugge. Met slechts 2 aanbieders maar met 10 woningen beschikt Damme over de grootste capaciteit in bedden (18%). Daarna volgen Jabbeke en Gistel (met resp. 12% en 10%). Binnen BOL16 zijn de huurvakantiewoningen, in tegenstelling tot de gastenkamers, dus vooral gesitueerd in het noorden van de regio (samen 43% van de capaciteit). Het zuiden van BOL16 is goed voor 27% van de capaciteit (vooral geconcentreerd in Oostkamp, Lichtervelde en Wingene). Bijna alle aanbieders van huurvakantiewoningen in BOL16 en het hinterland van de kustgemeenten zijn te situeren in een landelijke omgeving. Wat de bezettingsgraden betreft verwijzen we opnieuw naar de Federatie voor Hoeve- en Plattelandstoerisme, die voor haar leden huurvakantiewoningen in West-Vlaanderen (dus niet specifiek voor het Brugse Ommeland), op een netto beddenbezettingsgraad komt van bijna 40%. De maanden juli en augustus scoren met een bezetting van allebei 78% even sterk68.
68 Bron: Federatie voor Hoeve- en Plattelandstoerisme, 2004.
111
Tabel 25 Spreiding van de individuele huurvakantiewoningen in het Brugse Ommeland, naar gemeente/deelgebied, 2003 Gemeente / Deelgebied
Aanbieders Aantal 20 7 1 1 3 2 13 2 1 4 2 1 3 -
BOL16 NOORDEN - Gistel - Oudenburg - Jabbeke - Zuienkerke - Damme ZUIDEN - Torhout - Ichtegem - Zedelgem - Oostkamp - Beernem - Lichtervelde - Wingene - Tielt - Ruiselede Hinterland van de Kustgemeenten - Knokke-Heist - Zeebrugge - Blankenberge - De Haan - Bredene - Oostende Deelgemeenten van Brugge TOTAAL
5 1 1 3 6 31
Woningen
Bedden
% 64,5 22,6 3,2 3,2 9,7 6,5 41,9 6,5 3,2 12,9 6,5 3,2 9,7 -
Aantal 37 23 4 1 8 10 14 2 1 5 2 1 3 -
% 69,8 43,4 7,5 1,9 15,1 18,9 26,4 3,8 1,9 9,4 3,8 1,9 5,7 -
Aantal 225 138 32 8 40 58 87 12 10 22 12 15 16 -
16,1 3,2 3,2 9,7 19,4 100,0
10 5 2 3 6 53
18,9 9,4 3,8 5,7 11,3 100,0
51 24 8 19 44 320
% 70,3 43,1 10,0 2,5 12,5 18,1 27,2 3,8 3,1 6,9 3,8 4,7 5,0 15,9 7,5 2,5 5,9 13,8 100,0
Bron: Steunpunt Toerisme en Recreatie en Westtoer, voorlopige cijfers (2003)
Campings Tabel 26 geeft een overzicht van de capaciteit van de 7 campings in het Brugse Ommeland (kampeerterreinen en kampeerverblijfparken). In totaal beschikt de regio over 1 288 standplaatsen met een totale capaciteit van 5 216 bedden. Bijna 37% van deze standplaatsen zijn toeristische standplaatsen (voor minder dan 31 nachten).
Tabel 26 Capaciteit van de kampeerterreinen/kampeerverblijfparken in het Brugse Ommeland (in aantal standplaatsen en aantal bedden), 2003 Gemeente
Aantal Terreinen
Jabbeke Zedelgem Damme Zuienkerke Brugge TOTAAL
1 1 1 2 2 7
Vaste standplaatsen Eenheden 464 110 42 116 83 815
Bedden 1 901 440 168 487 332 3 328
Toeristische standplaatsen Eenheden 181 58 8 3 223 473
Bedden 726 230 32 10 890 1 888
Totaal standplaatsen Eenheden 645 168 50 119 306 1 288
Bedden 2 627 670 200 497 1 222 5 216
Bron: Steunpunt Toerisme en Recreatie en Westtoer, voorlopige cijfers (2003)
De kwaliteit van deze terreinen varieert. Vier terreinen beschikken over 2 sterren, twee terreinen over 1 ster en twee terreinen zijn niet vergund69.
69 Camping ‘Klein Strand’ beschikt over twee terreinen die afzonderlijk vergunningsplichtig zijn. Slechts één ervan is effectief vergund.
112
Twee campings met samen 813 standplaatsen waarvan 239 toeristische standplaatsen liggen aan een waterplas die voor intensieve waterrecreatie wordt aangewend. Het betreft de campings ‘Klein Strand’ te Jabbeke en ‘Lac Loppem’ te Zedelgem. De camping ‘Klein Strand’ bestaat uit een oud niet-vergund gedeelte met vooral vaste standplaatsen en een nieuwer behoorlijk ingericht vergund gedeelte met een groot aantal toeristische standplaatsen. Een beperkt aantal bungalows op het terrein wordt als vaste bewoning gebruikt. De camping ‘Lac Loppem’ is een weinig kwalitatief kampeerterrein met vooral vaste standplaatsen. De camping zal wellicht op termijn verdwijnen voor een woonproject met hotel- en congresfunctie. Twee campings met 306 standplaatsen waarvan 223 toeristische standplaatsen liggen in de onmiddellijke omgeving van Brugge en fungeren de facto als stadscamping voor de kunststad (vooral toeristische standplaatsen). Zowel voor camping ‘Memling’ in Sint-Kruis als voor camping ‘Sint-Michiel’ in Sint-Michiels is de afstand tot de binnenstad vrij groot (er is wel een verbinding met het openbaar vervoer). Camping ‘SintMichiel’ blijkt echter in haar voortbestaan bedreigd, vermits Stad Brugge heeft ingestemd met de plannen om op dezelfde locatie een bioscoopcomplex te realiseren en een deel van de camping zal ingenomen worden door de N31. Er is derhalve nood aan een nieuwe en vanuit de binnenstad makkelijk bereikbare stadscamping in de onmiddellijke omgeving van Brugge. Een mogelijke locatie zou de Sint-Pietersplas kunnen zijn, zoals voorgesteld wordt in het laatste ontwerp Ruimtelijk Structuurplan van Brugge. Twee campings met samen 119 standplaatsen waarvan slechts 10 toeristische standplaatsen liggen vlakbij de Kust op het grondgebied van de gemeente Zuienkerke. Ze worden bij het aanbod van het Brugse Ommeland gerekend omdat ze ook door het NIS in de overnachtingscijfers van de regio worden opgenomen. In de praktijk richten ze zich echter in hoofdzaak tot het kustpubliek. Het laatste kampeerterrein met 50 standplaatsen maar slechts 8 toeristische standplaatsen ligt in Hoeke (Damme) in de onmiddellijke omgeving van de Damse Vaart. Het is een bescheiden camping die zijn activiteiten op termijn eveneens zal stopzetten. De campings met residentiële standplaatsen zijn vooral geconcentreerd in Jabbeke, Zuienkerke en Zedelgem. De toeristische standplaatsen situeren zich vooral in de deelgemeenten van Brugge, maar ook voor een belangrijk deel in Jabbeke en in mindere mate in Zedelgem. Tot slot kan nog worden gewezen op de aanwezigheid van 7 trekkershutten in het Brugse Ommeland. Slechts 3 daarvan staan op een camping (1 op camping ‘Memling’ en 2 op camping ‘Klein Strand’). Van de overige 4 trekkershutten staan er 2 in het provinciedomein Tillegembos te Brugge en 2 op het domein d’Oude Smelterij te Torhout. De campings in het Brugse Ommeland vertonen volgende knelpunten: • De kampeerterreinen/kampeerverblijfparken situeren zich vooral in het noorden van het Brugse Ommeland. In de rest van deze groene regio is er geen kampeeraanbod. • Het merendeel van het totaal aantal standplaatsen op de kampeerterreinen (1 288) wordt als residentiële standplaats (63%) aangewend en heeft een duidelijke tweede verblijfsfunctie. 473 toeristische plaatsen (37%) zijn beschikbaar voor kampeertoeristen die de streek gedurende een korte periode willen bezoeken. Het bestaande aanbod voor toeristisch kamperen wordt echter bedreigd door de nakende verdwijning van twee terreinen met vooral toeristische standplaatsen. Een uitbreiding van de mogelijkheden voor een stadscamping en voor kleinschalig toeristisch kamperen in de regio (o.a. kamperen bij de boer) dringt zich dan ook op (bijv. in de ruimere bosrijke omgeving van het provinciedomein Lippensgoed-Bulskampveld). Accommodatie voor toeristisch kamperen is immers ondersteunend voor het groene toerisme en is vooral belangrijk voor de Nederlandse markt. • Op sommige campings worden we geconfronteerd met de aanwezigheid van permanente bewoning. Volgens de nieuwe uitvoeringsbesluiten van het Decreet op de Terreinen voor Openluchtrecreatieve Verblijven wordt een overgangsperiode vastgesteld tot 31 december 2005 indien het gemeentebestuur een goedgekeurd begeleidingsplan heeft. Tegen die periode moeten alle permanente bewoners een onderdak gevonden hebben. Het probleem van permanente bewoning doet zich vooral voor in Jabbeke.
113
Logiesvormen voor doelgroepen (jeugdlogies) Het Brugse Ommeland kent een vrij groot aanbod aan jeugdlogies. In totaal zijn er 12 jeugd- en groepsverblijven met een gezamenlijke capaciteit van 1 408 bedden (zie tabel 27). De regio situeert zich daarmee op bijna hetzelfde niveau als de Westhoek (21 inrichtingen met 1 467 beddencapaciteit). We kunnen een onderscheid maken tussen jeugdverblijfcentra, jeugdherbergen en bivakhuizen. Jeugdhuizen en jeugdherbergen bieden een complete service aan hun gasten, terwijl de bivakhuizen enkel slaapgelegenheid bieden. Deze logiesaanbieders zijn vaak verenigd onder diverse samenwerkingsverbanden of jeugdbewegingen.
Tabel 27 Capaciteit van de logiesvormen voor specifieke doelgroepen in het Brugse Ommeland naar gemeente, 2003 Gemeente Brugge Zedelgem Zuienkerke Ruiselede Gistel Ichtegem TOTAAL
Inrichtingen
Bedden
Aantal 6 2 1 1
% 50,0 16,7 8,3 8,3
Aantal 811 264 164 110
% 57,6 18,8 11,6 7,8
1 1 12
8,3 8,3 100,0
44 15 1 408
3,1 1,1 100,0
Bron: Steunpunt Toerisme en Recreatie en Westtoer, voorlopige cijfers (2003)
De grootste concentratie aan jeugdlogies vinden we terug in de deelgemeenten van Brugge (58% van de beddencapaciteit). Daar bevinden zich onder meer 2 jeugdherbergen (waarvan 1 zich hoofdzakelijk op Brugge richt), een BLOSO-sportcentrum met overnachtingsmogelijkheden en verschillende jeugd- of groepsverblijven70. Een bivakhuis in Sint-Kruis met een beperkte capaciteit sluit na de zomer van 2004 zijn deuren. Ook in Zedelgem is er een vrij aanzienlijk aanbod aan jeugdverblijfcentra die een grote dynamiek aan de dag leggen. De infrastructuur van Polderwind in Zuienkerke, die vaak gebruikt wordt voor jeugdsportkampen, wordt ook tot de logiesvormen voor doelgroepen gerekend. De bosrijke en recreatief interessante omgeving van het Bulskampveld blijft vooralsnog verstoken van logiesaccommodatie voor de jeugd. Dit gebied beschikt hiervoor echter duidelijk over potentieel, temeer daar de aanwezige boscomplexen over een vrij grote recreatieve draagkracht beschikken.
Tweede verblijven Tot het tweede verblijfstoerisme worden - zoals hierboven reeds werd vermeld - de residentiële (vaste) standplaatsen op kampeerterreinen en kampeerverblijfplaatsen gerekend (vaak stacaravans, chalets of kleine bungalows). In het Brugse Ommeland betreft het een totale capaciteit van meer dan 3 300 bedden (zie tabel 26). Over de andere tweede verblijven zijn echter weinig accurate gegevens beschikbaar. Op vier gemeenten na (Tielt, Pittem, Ardooie en Torhout) heffen alle gemeenten in het Brugse Ommeland een gemeentelijke belasting op tweede woningen. In theorie kan het aantal tweede verblijven dan ook uit de belastingcohieren worden afgeleid. Deze cohieren bevatten immers zowel de individuele huurvakantiewoningen (die tot het commercieel logies gerekend worden en hierboven reeds beschreven werden) als de ‘zuivere’ tweede verblijven. In de praktijk blijkt het om meerdere redenen vrijwel onmogelijk om het verschil tussen beide categorieën accuraat te bepalen. Niet alle huurvakantiewoningen worden immers even consequent in de belastingcohieren op tweede woningen opgenomen. Bovendien is het zo dat in bepaalde gemeenten álle huizen waarop geen
70 In de NIS-overnachtingscijfers voor het Brugse Ommeland zal dit aanbod echter per definitie niet opgenomen kunnen worden, daar het NIS voor afzonderlijke deelgemeenten van een fusiegemeente geen cijfergegevens kan bekendmaken. Dit geldt trouwens voor alle logiesvormen (zie verder).
114
domicilie rust in de cohieren worden opgenomen (deze huizen kunnen echter niet zomaar allemaal als tweede verblijf gecatalogeerd worden). Om beide categorieën volledig te kunnen uitzuiveren is het dan ook noodzakelijk over de gedetailleerde adresgegevens uit de gemeentelijke belastingcohieren te kunnen beschikken. Om redenen van privacy kunnen de gemeenten deze gegevens echter niet ter beschikking stellen. Gesteld dat dit wel zou kunnen, blijft nog steeds het probleem dat niet alle gemeenten over dergelijke cohieren beschikken, wat de inventaris opnieuw onvolledig zou maken. Een accurate inschatting van het aantal tweede verblijven is derhalve onmogelijk. Op basis van de beschikbare aantallen tweede woningen in de belastingcohieren, kan echter worden verondersteld dat vrijwel elke gemeente in het Brugse Ommeland over enkele tweede verblijven beschikt (met een grotere concentratie in Jabbeke, Zedelgem, de Oostkampse woonparken en Damme).
CONCLUSIES INZAKE OVERNACHTEN IN HET BRUGSE OMMELAND • Het Brugse Ommeland beschikt over een vrij groot logiesaanbod (9 544 bedden). Ruim een derde van dit aanbod situeert zich echter in de deelgemeenten van Brugge en is derhalve hoofdzakelijk op Brugge zelf georiënteerd. Een ander derde betreft residentiële standplaatsen op kampeerterreinen en kampeerverblijfparken die tot het tweede verblijfstoerisme worden gerekend. Derhalve kunnen slechts een goede 3 000 bedden als de werkelijk commercieel-toeristische logiescapaciteit van deze groene regio worden beschouwd, wat voor een Vlaamse toeristische regio vrij beperkt is. • De campings zijn met 55% van de totale logiescapaciteit - 35% op residentiële standplaatsen en 20% op toeristische standplaatsen - de belangrijkste logiesvorm in het Brugse Ommeland (Groot-BOL). De logiescapaciteit situeert zich verder voor 23% in hotels, voor 15% in logiesvormen voor doelgroepen en voor 7% in gastenkamers en vakantiewoningen. Een accurate inschatting van het aantal ‘zuivere’ tweede verblijven is niet mogelijk. • De beddencapaciteit is in het Brugse Ommeland (Groot-BOL) in de periode 1992-2002 met 10% toegenomen. Deze toename is vooral toe te schrijven aan de hotelsector (+68%) en in mindere mate aan de logiesvormen voor doelgroepen (+17%). De capaciteit op campings is in grote lijnen stabiel gebleven. Ook voor de gastenkamers en de individuele huurvakantiewoningen viel een stijging te noteren (vooral in de omgeving van Brugge). Exacte cijfers zijn hierover echter niet beschikbaar. • De deelgemeenten van Brugge beschikken over een vrij geconcentreerd hotelaanbod. In de rest van het Brugse Ommeland is het hotelaanbod vrij goed gespreid (met uitzondering van het uiterste zuiden van de regio waar zich nauwelijks hotels bevinden). Opmerkelijk is de grotere schaalgrootte (gemiddeld 35 kamers) en over het algemeen ook de betere kwaliteit van de hotels in de deelgemeenten van Brugge ten opzichte van de eerder kleinschalige en familiale hotels (gemiddeld 10 kamers) in de rest van het Brugse Ommeland. De bezettingsgraden van de hotels in de deelgemeenten van Brugge situeren zich op ongeveer hetzelfde (hoge) niveau als die van de hotels in de Brugse binnenstad. De bezettingsgraden van de hotels in BOL16 bevinden zich duidelijk onder het niveau van die van de kleine familiale hotels in de andere Vlaamse Regio’s. Voor de hotels in BOL16 is er gedurende het hele jaar nog ruimte om bijkomende overnachtingen aan te trekken. • Het aanbod aan gastenkamers en vakantiewoningen is vrij beperkt. De gastenkamers situeren zich vooral in de deelgemeenten van Brugge en in het zuiden van BOL16. De huurvakantiewoningen bevinden zich vooral in het noorden van BOL16 en in het hinterland van de kustgemeenten. • Wat het aanbod aan toeristische standplaatsen op campings betreft (1 888 standplaatsen of 36% van het totaal aantal standplaatsen), moet worden opgemerkt dat dit door de nakende verdwijning van twee kampeerterreinen in de nabije toekomst wellicht zal afnemen. Het vrijwaren van een voldoende ruim aanbod voor toeristisch kamperen, niet alleen rondom Brugge (stadscamping) maar ook in de rest van de regio (bijv. omgeving Bulskampveld) is dan ook noodzakelijk.
115
• Voor de logiesvormen voor doelgroepen en meer bepaald het jeugdlogies dat momenteel vrij sterk is geconcentreerd in de deelgemeenten van Brugge en in Zedelgem, is er in het Brugse Ommeland nog steeds groeipotentieel, met name in de omgeving van het Bulskampveld. • Voor wie het Brugse Ommeland wil ontdekken als een groene regio met bossen, natuurgebieden, parken en kastelen, is de landelijke ligging van het logies een belangrijk criterium. Vermits alle hotels in de regiocommunicatie worden opgenomen, is het naar de consument toe dan ook van groot belang dat de al dan niet landelijke ligging van het logies duidelijk wordt gecommuniceerd (bv. met een pictogram in de logiesgids). In het licht hiervan wordt momenteel op Vlaams niveau voor het hoeve- en plattelandstoerisme een nieuw en objectief labelingsysteem uitgewerkt. • Gezien het Brugse Ommeland enerzijds over een vrij beperkt logiesaanbod beschikt om als verblijfstoeristische regio van enige betekenis te zijn, maar anderzijds ook vrij lage bezettingsgraden realiseert (in hotels), is wat het logiesaanbod betreft een genuanceerde aanpak vereist. In de eerste plaats dient de bestaande logiesaccommodatie in de regio tot kwaliteitsverbetering te worden gestimuleerd en ook beter te worden gevaloriseerd (bijv. via specifieke arrangementen of aanbiedingen). Daarnaast is er in het Brugse Ommeland ook ruimte om in beperkte mate en gebiedsgericht bijkomende kleinschalige logiesvormen te stimuleren, bijv. onder de vorm van plattelandstoerisme (hoevetoerisme, gastenkamers, vakantiewoningen) of kasteeltoerisme (gastenkamers, kleinschalig toeristisch kamperen).
1.2.16 HET BRUGSE OMMELAND ALS MICE-BESTEMMING MICE staat voor Meetings, Incentives, Conferences and Exhibitions. Het Brugse Ommeland beschikt over vergaderinfrastructuur voor zowel residentiële als niet-residentiële seminaries of vergaderingen. Voor residentiële seminaries zijn er een 14-tal locaties, zowel in hotels als in logiesvormen voor doelgroepen (jeugd- en groepsverblijven)71. • Hotels met vergaderfaciliteiten in de deelgemeenten van Brugge: - Novotel Brugge Zuid (Sint-Michiels) - Hotel Campanile (Sint-Michiels) - Scandic Hotel Brugge (Sint-Pieters) - Hostellerie Pannenhuis (Sint-Andries) • Hotels met vergaderfaciliteiten (van wisselende kwaliteit) in de rest van het Brugse Ommeland: - Hotel Ter Zaele (Knokke-Heist) - Hotel Clio (Sijsele/Damme) - Hotel Ten Putte (Gistel) - Hostellerie Abdijhoeve (Oudenburg) - Haeneveld (Jabbeke) - Hof Ter Pierlapont (Loppem/Zedelgem) - ’t Roodhof (Oostkamp) - Hotel Shamrock (Tielt) • Logiesvormen voor doelgroepen met vergaderfaciliteiten: - Leyselehof (Sint-Michiels) - vzw Hoogveld (Zedelgem) Daarnaast beschikt de regio over een beperkt aantal vergaderlocaties zónder overnachtingsmogelijkheden. Het gaat daarbij niet alleen om de gewone vergaderzalen in onder meer de verschillende culturele centra van de regio, maar ook om ‘special venues’ (specifieke locaties met uitstraling en prestige).
71 Bron: Official Meeting & Incentive guide to Flanders & Brussels, Meeting Point Belgium, 2003.
116
Voorbeelden van ‘special venues’ zijn: - Het Boldershof (Oostkamp) - ‘t Magerbusch (Ruddervoorde/Oostkamp) - Salons Denotter (Zedelgem) - Damme Golf & Country Club (Sijsele/Damme) - Stadhuis van Damme - Kasteel d’Aertrycke (Torhout) - Rederijen Euro-Line (Zeebrugge) en Yserstar (Nieuwpoort) De vergaderfaciliteiten in de deelgemeenten van Brugge behoren de facto tot het actieterrein van Meeting in Brugge, het congresbureau van de stad Brugge. De overige vergaderfaciliteiten worden opgenomen in de regiowerking Brugse Ommeland. Westtoer geeft voor haar drie groene regio’s samen sinds 2003 een brochure uit, specifiek gericht op de MICEmarkt72. De brochure heet ‘Meetcentives Westhoek, Leiestreek, Brugse Ommeland, Green wealth for your business’ en wordt door de MICE-werking van Westtoer heel gericht verspreid (o.a. op nichebeurzen). Niet alleen locaties met specifieke vergaderinfrastructuur zijn erin opgenomen, ook diverse mogelijkheden voor het organiseren van incentives, teambuildings en events komen aan bod. Opname in de brochure gebeurt tegen betaling. Een meer actieve prospectie voor het selecteren van aanbieders in de brochure is echter aangewezen.
CONCLUSIES INZAKE SEMINARIEMOGELIJKHEDEN • Het aanbod aan vergaderinfrastructuur in het Brugse Ommeland is eerder beperkt, zeker in vergelijking met de Kust of met de kunststad Brugge dat met ‘Meeting in Brugge’ over een eigen congresbureau beschikt. • Toch beschikt ook het Brugse Ommeland over voldoende potentieel om (vooral kleinschalige) vergaderingen en seminaries aan te trekken, zowel residentieel maar vooral ook niet residentieel. Het aanwezige potentieel wordt momenteel echter onvoldoende gevaloriseerd. Merkwaardige gebouwen in een unieke omgeving zouden bijv. nog beter op de MICE-markt ingeschakeld kunnen worden. • Voor grote congressen ontbreekt het in de regio aan geschikte infrastructuur, die in Brugge en aan de Kust wél terug te vinden is. Het aanbod aan meer kleinschalige vergaderinfrastructuur in het rustige en groene Brugse Ommeland is echter duidelijk complementair aan het grootschaliger aanbod dat in de onmiddellijke omtrek terug te vinden is. Bovendien kan met excursies en incentives in het Brugse Ommeland ingespeeld worden op de behoefte aan een vrijetijdsprogramma binnen congressen en seminaries die in Brugge of aan de Kust worden georganiseerd. • De MICE-brochure van Westtoer is zeker zinvol omdat het MICE-product moeilijk op zich gepromoot kan worden, maar inderdaad beter thuishoort in een gezamenlijke actie voor de MICE-markt op provinciaal niveau. Er is echter te weinig actieve prospectie van potentiële aanbieders van vergaderinfrastructuur of ‘special venues’.
1.2.17 ONTHAAL IN HET BRUGSE OMMELAND Bij het erkennen van toeristische infokantoren maakt Toerisme Vlaanderen vooralsnog gebruik van drie categorieën, waarbij specifieke criteria worden aangewend rond o.m. te verstrekken informatie en openingsperiodes. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen ‘lokale infokantoren’ (met informatie over de gemeente en de omliggende regio), ‘regionale infokantoren’ (idem maar uitgebreid tot informatie over de rest van de
72 MICE staat voor Meetings, Incentives, Conferences and Exhibitions.
117
Provincie) en ‘Vlaanderen infokantoren’ (idem maar uitgebreid tot informatie over de andere Vlaamse regio’s en macroproducten)73. Erkende infokantoren worden o.m. opgenomen in het distributieplan voor de folders van Toerisme Vlaanderen (o.m. de Vlaanderen Vakantielandbrochure). Naast de erkende toeristische infokantoren van Brugge en van de aangrenzende kustgemeenten74, zijn er in het Brugse Ommeland slechts drie infokantoren met een erkenning van Toerisme Vlaanderen (Toerisme Damme en de Dienst voor Toerisme van Torhout als regionaal kantoor en de Dienst voor Toerisme van Tielt als lokaal kantoor). De overige gemeenten van de regio beschikken over niet-erkende diensten voor toerisme of gemeentelijke informatiepunten. Toch voldoet een aantal van deze infokantoren nu reeds aan de basisvoorwaarden om voor erkenning op lokaal niveau in aanmerking te komen75. Het nastreven van een erkenning dient voor de meeste kantoren dan ook een belangrijke doelstelling te zijn. Naast deze gemeentelijke onthaalpunten, worden ook op andere plaatsen in het Brugse Ommeland vormen van (al dan niet toeristisch) onthaal voorzien. Voorbeelden zijn: de dynamische VVV van Lissewege, het kleine bezoekerscentrum ‘Neerhof’ in de Sint-Trudo Abdij van Male en de natuurbezoekerscentra ‘De Grote Zaagbek’ aan het natuurgebied ‘De Hoge Dijken’ in Oudenburg en ‘De Groenwaecke’ in de Uitkerkse Polders (Blankenberge). Het meest gefrequenteerde infokantoor van het Brugse Ommeland is dat van Damme (tussen de 80 à 100 000 bezoekers op jaarbasis). Het werd in de tweede helft van de jaren ‘90 met Interreg-steun uitgebouwd tot een professioneel bezoekerscentrum voor Damme en de Zwinstreek. De klemtoon ligt er niet alleen op de historische evolutie van de streek, maar ook op de talrijke mogelijkheden voor natuurgerichte recreatie in het gebied. Jaarlijks komen in het bezoekerscentrum ca. 90 000 bezoekers over de vloer. Op dezelfde locatie is ook een Erfgoedwinkel, een Natuurpuntwinkel en het Uilenspiegelmuseum gevestigd. Wat de kleinere gemeentelijke informatiepunten betreft, is het zo dat deze meestal een dubbele functie hebben: enerzijds toeristisch informatieloket, anderzijds publieksloket voor de plaatselijke bevolking (voor bijv. voor de dienst cultuur, feesten, bevolking of burgerlijke stand). Vaak is toerisme en recreatie voor het personeel dat er is tewerkgesteld slechts een niet-prioritair deel van een veel ruimer takenpakket. Een gevolg daarvan is de soms beperkte productkennis van het baliepersoneel over de (trouwens vrij nieuwe) overkoepelende regio Brugse Ommeland. Het belangrijkste probleem voor deze infokantoren stelt zich echter op vlak van de toegankelijkheid. Kleinere gemeentelijke diensten voor toerisme houden in hun openingsuren veelal te weinig rekening met de behoeften vanuit de toeristisch-recreatieve vraag en zijn teveel gericht op het ambtelijke schema (openingsuren zijn bijv. niet voorzien in het weekend). Wanneer het infokantoor is gesloten, is er bovendien vrijwel nooit doorverwijzing naar de private sector (bijvoorbeeld bakker of slager). Lissewege, een deelgemeente van Brugge met een nochtans belangrijke toeristisch-recreatieve aantrekkingskracht, kon op vlak van toeristisch onthaal tot op heden op weinig ondersteuning rekenen vanwege de Stad Brugge (bijv. geen bijkantoor van Toerisme Brugge). Het kleine infokantoor dat er is gevestigd is een initiatief van de lokale vzw VVV Lissewege. De financiële draagkracht van deze vzw is echter beperkt en de werking ervan is hoofdzakelijk gebaseerd op vrijwilligerswerk76. De openingsperiodes van het infokantoor en de erbij aansluitende permanente tentoonstelling over de geschiedenis van Lissewege en de abdij Ter Doest, zijn nood-
73 Momenteel worden de erkenningsvoorwaarden voor toeristische infokantoren door Toerisme Vlaanderen herzien. Binnen dit nieuwe kader zal ook het concept ‘vrijetijdswinkel’ worden geïntroduceerd, waarbij meerdere onthaalfuncties op één plaats gecentraliseerd zullen worden (toerisme, recreatie, cultuur, sport, openbaar vervoer etc). 74 Brugge, Knokke-Heist, Blankenberge en Oostende beschikken over een ‘Vlaanderen infokantoor’. Bredene en De Haan hebben een ‘regionaal infokantoor’. Het infokantoor in Zeebrugge is als bijkantoor van Toerisme Brugge slechts beperkt geopend (enkel tijdens de zomermaanden en tijdens het paas- en pinksterweekend). Ook aan het station te Brugge - een belangrijke schakel tussen de stad en haar Ommeland - is er een bijkantoor van Toerisme Brugge. 75 Een ‘lokaal infokantoor’ bijv. moet 120 dagen per jaar geopend zijn (aanbevolen door Toerisme Vlaanderen is vijf dagen per week van 9u tot 12u en van 14u tot 17u). Verder moet het opgericht of erkend zijn door de gemeente, lid zijn van de provinciale toeristische dienst, een goed financieel beheer kunnen bewijzen, over gekwalificeerd personeel beschikken, administratieve permanentie verzekeren, over een infobalie beschikken, over begeleidende toeristische informatie van de gemeente beschikken, toeristische informatie kunnen verstrekken over de regio en aan logiesbemiddeling doen. 76 Tijdens de zomermaanden stelt de Stad Brugge wél twee jobstudenten ter beschikking.
118
zakelijkerwijs beperkt (enkel in juli en augustus in de namiddag). Het stadsbestuur van Brugge geeft in haar beleidsnota 2001-2006 echter te kennen werk te willen maken van de specifieke toeristische troeven van Lissewege. Een structurele oplossing voor een permanent toeristisch onthaalpunt in Lissewege met garantie op stabiliteit in de werking zou daar prioritair deel moeten kunnen van uitmaken. Wat de uitbouw van nieuwe toeristische onthaalinfrastructuur in de regio betreft, zijn reeds nieuwe initiatieven gepland op de site van Huis Mulle de Terschueren (Tielt), in het Kasteel van Wijnendale (Torhout), in het op stapel staande Belevingscentrum rond de Romeinen (Oudenburg), in het kasteel Lippensgoed op het provinciedomein Lippensgoed-Bulskampveld (Beernem) en in het gerenoveerde oud-gemeentehuis van Oedelem (Beernem). Slechts weinig infokantoren in het Brugse Ommeland verzamelen op een systematische wijze betrouwbaar cijfermateriaal over toerisme en recreatie in hun gemeente (bv. bezoekersaantallen aan het onthaalpunt of aan attractiepunten, aantal geleide rondleidingen, etc). Ook klachten worden zelden op een systematische manier bijgehouden, terwijl dit voor de gemeente toch een vorm van gratis ‘consultancy’ is. Dergelijke opvolging van gegevens, wat beschouwd kan worden als een vorm van kwaliteitsmanagement van de Diensten voor Toerisme, ontbreekt nog al te vaak. Een ander aspect dat met betrekking tot het toeristisch onthaal de nodige aandacht verdient, is de gidsenwerking. Toeristische gidsen zijn voor heel wat (groeps)bezoekers immers het eerste contact met een regio. Gidsen bepalen in belangrijke mate de eerste globale indruk die de bezoeker zich over een regio vormt. De twee Brugse gidsenverenigingen (Gidsenbond en Gidsenkring) zijn - zij het in beperkte mate - ook in het Brugse Ommeland actief. Daarnaast is er ook een lokaal samenwerkingsverband qua gidsenwerking tussen Torhout, Zedelgem, Oudenburg, Jabbeke en Gistel. Het belangrijkste probleem is echter het beperkte aantal streekgidsen. Er is immers nood aan een ander type gidsen dan het klassieke type dat zich ofwel toelegt op cultuurhistorie (waarop de meeste nadruk ligt in beide Brugse gidsenverenigingen), ofwel op natuurwaarden (natuurgidsen). Een ruim recreatief gebied als het Brugse Ommeland vraagt echter om een andere benadering. Er is meer nood aan gidsen die bijv. met een groep fietsers kunnen meetrekken om hen de weg te wijzen naar een combinatie van verschillende aantrekkingspunten (niet alleen historische, maar ook landschappelijke of culinaire), die hier en daar ook een legende kunnen vertellen of wat uitleg kunnen verschaffen tijdens een korte halte. Dergelijke aanpak heeft echter duidelijke consequenties naar gidsenopleidingen toe. Een andere vorm van toeristisch onthaal is het in 2004 door de Gebiedswerking Landbouw van de provincie West-Vlaanderen opgestarte netwerk van bezoekboerderijen in West-Vlaanderen. Een twintigtal boerderijen in het Brugse Ommeland maakt reeds deel uit van dit netwerk. Deze boerderijen richten zich specifiek op groepen en scholen. Een laatste aspect en eveneens een vorm van toeristisch onthaal zijn de gekende borden met streekinformatie langs de autosnelwegen. De regiobenaming ‘Brugse Ommeland’ wordt op dergelijke borden vooralsnog niet gebruikt. Voor bepaalde deelregio’s (Houtland, Polders) zijn die borden er wel. Probleem is echter dat vaak noch de inhoud, noch de plaatsing van deze infoborden adequaat zijn gekozen.
CONCLUSIES INZAKE ONTHAAL IN HET BRUGSE OMMELAND • Het Brugse Ommeland beschikt over een vrij uitgebreid toeristisch-recreatief onthaalapparaat dat op regioniveau echter onvoldoende gestructureerd is. Op het bezoekerscentrum in Damme na, ontbreekt het de regio aan streekinfopunten met zowel een onthaal- als een interpretatieve functie (niet alleen over de eigen gemeente, maar ook over de ruimere omgeving en over het Brugse Ommeland in zijn geheel). Dergelijke streekinfopunten (beperkt in aantal) kunnen als toegangspoort fungeren voor de volledige regio. De kleinere (lokale) infopunten kunnen dan op hun beurt ondersteunend zijn voor de grotere streekinfopunten. Mits kleine inspan-
119
ningen kunnen ook heel wat (kleinere) attractiepunten (musea, kinderboerderijen, kastelen e.d.m.) ingeschakeld worden in dit globale netwerk van toeristische onthaalpunten (bijv. voor het beschikbaar stellen van regiopockets, via een opleiding voor het baliepersoneel omtrent het product Brugse Ommeland). • Niettegenstaande de professionele werking van de toeristische diensten van o.m. Damme en Torhout, dringt zich globaal gezien toch een verdere professionalisering van het toeristisch onthaal in het Brugse Ommeland op. Slechts drie infokantoren in de regio zijn momenteel door Toerisme Vlaanderen erkend. Van veel kantoren zijn de openingsuren onvoldoende aangepast aan de behoeften van de toerist/recreant. Bovendien is de productkennis van het baliepersoneel over het Brugse Ommeland soms beperkt. • Het systematisch bijhouden van cijfergegevens over toerisme en recreatie in de gemeente, evenals een performant klachtenbeheer - allebei vormen van kwaliteitsmanagement van Diensten voor Toerisme - ontbreken in het Brugse Ommeland nog al te vaak. • De op stapel staande initiatieven op vlak van toeristisch onthaal in het Brugse Ommeland moeten zo optimaal mogelijk ingeschakeld worden in het globale netwerk van goed gespreide onthaalpunten in het Brugse Ommeland en aldus structurering ervan op regioniveau mee helpen realiseren. • Er is meer nood aan streekgidsen die de regio op een voor de toerist/recreant diverse en aantrekkelijke manier kunnen duiden (niet louter aandacht voor cultuurhistorie en/of natuurwaarden). • Het pas opgestarte netwerk van bezoekboerderijen in West-Vlaanderen biedt eveneens mogelijkheden om in de recreatieve routestructuren te worden ingeschakeld. • Het bepalen van de inhoud en ook de plaatsing van borden met streekinformatie langs de autosnelwegen dient meer in samenspraak te gebeuren met de betrokken toeristische overheden.
1.2.18 MOBILITEIT IN HET BRUGSE OMMELAND 1.2.18.1 EXTERNE TOEGANKELIJKHEID Hoewel de regio een eerder perifere ligging heeft binnen Vlaanderen, is zij zeer goed bereikbaar, zowel met de auto als met de trein.
Met de auto Voor het autoverkeer zijn de verbindingen naar het Brugse Ommeland zeer vlot. Vanuit het oosten wordt de regio ontsloten door de autosnelweg E40/A10 (Brussel-Oostende) en de expresweg N49 (Zelzate-KnokkeHeist). Vanuit het zuiden gebeurt de ontsluiting via de E403 (Kortrijk-Brugge) en vanuit het zuidwesten door de E40/A18 vanuit Veurne. Op zonnige weekends en feestdagen is het gedeelte van de E40 in het Brugse Ommeland omwille van de toeristische verplaatsingen naar de Kust vrij filegevoelig. Met de geplande aanleg van de AX Blauwe Toren-Westkapelle kan de globale verkeersdoorstroming in de regio nog verder worden geoptimaliseerd. De aanleg van deze snelweg staat ingeschreven in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) als verbindingsweg op Vlaams én internationaal niveau. Deze nieuwe weg moet niet alleen instaan voor de oostelijke ontsluiting van Brugge, maar ook voor een betere ontsluiting van de haven van Zeebrugge en een betere verdeling van het verkeer van en naar de Kust. Het gedeelte van de AX tussen de Blauwe Toren en de E40/A18 in Jabbeke dat door waardevol poldergebied zou gaan (o.m. de Meetkerkse Moere) werd in het RSV niet weerhouden.
120
Met de trein Ook met de trein is het Brugse Ommeland goed te bereiken. Het belangrijkste spoorwegknooppunt is uiteraard Brugge met uitstekende IC-verbindingen naar Oostende, Blankenberge, Knokke-Heist, Kortrijk, Gent en Brussel (HST-station) en een L-verbinding naar Zeebrugge (stoptrein). Het station van Lichtervelde vormt een belangrijk knooppunt op de IR-verbinding Gent-De Panne (met haltes in o.m. Tielt en Aarsele). De regio beschikt echter niet over een rechtstreekse verbinding met de nationale luchthaven van Zaventem. Ook de spoorontsluiting vanuit Brugge richting Lille in Frankrijk (HST-station) is nog voor verbetering vatbaar (slechts 4 rechtstreekse verbindingen per dag). Momenteel werkt de NMBS aan de stapsgewijze uitbouw van vier sporen op de lijn Brugge-Gent. Op termijn zal dit niet alleen een betere ontsluiting van de haven van Zeebrugge voor het goederenverkeer garanderen77, ook snellere IC-verbindingen naar Gent en Brussel en een betere ontsluiting van de tussenliggende woonkernen (Oostkamp en Beernem) worden beoogd.
Met het vliegtuig Wat het luchtverkeer betreft profileert de luchthaven van Oostende zich sinds enige tijd als ‘Ostend-Bruges International Airport’. Voor het toeristisch luchtverkeer wordt deze luchthaven momenteel vooral voor chartervluchten gebruikt. De Ryanair-verbinding met Londen die in mei 2003 was opgestart, werd na enkele maanden reeds opgedoekt.
1.2.18.2 INTERNE TOEGANKELIJKHEID De interne ontsluiting van de stadjes en de dorpskernen van het Brugse Ommeland is vrij goed, zowel met de auto als met het openbaar vervoer.
Met de auto Vanuit Brugge tekent zich een web van drukke steenwegen (gewestwegen) af dat de regio in alle richtingen ontsluit: de N9 naar Oostende en naar Gent, de N31 naar Zeebrugge, de N371 naar Blankenberge, de N32 naar Torhout/Roeselare en de N50 naar Kortrijk. Tussen Torhout en Oostende loopt de N33. Het Tieltse tenslotte wordt ontsloten door de N37 tussen Aalter en Roeselare (E403) en de N35 tussen Deinze en De Panne. De gewestwegen in de regio vormen vaak de plaats waar een sterke verlinting van het landschap optreedt (o.m. op de steenwegen rondom Brugge en langs de N33 nabij Torhout). Dit heeft tot gevolg dat deze steenwegen recreatief minder aantrekkelijk zijn. Daarnaast vormt ook het kruisen van de steenwegen op verschillende plaatsen een belangrijk probleem (zie verder). Een aantal steden en gemeenten leveren belangrijke inspanningen op vlak van mobiliteit. Voorbeelden zijn de aanleg van carpool- of randparkings op busafstand van het centrum (bijv. in Brugge) of op wandelafstand van de dorpskern (bijv. in Damme om de toeristische parkeerdruk in de historische kern beter te kanaliseren). Ook Tielt heeft concrete plannen voor het verkeersluw maken van de stadskern.
Met het openbaar vervoer Ook met het openbaar vervoer zijn de meeste bevolkingskernen in het Brugse Ommeland te bereiken, al vergt dit van de gebruiker vaak wel enige inspanning of vooruitziendheid. 77 Ook de aanleg van een derde spoor tussen Brugge en Dudzele én de aanleg van de ‘bocht van Ter Doest’ in Lissewege kaderen binnen de plannen voor een betere ontsluiting van de haven.
121
Tussen de diverse stedelijke kernen in het Brugse Ommeland biedt De Lijn een ruim aanbod van vaste lijndiensten aan, dat nog steeds verder wordt geoptimaliseerd (bijv. met een verdere uitbreiding van de voorstadbediening vanuit Brugge). Naast dit ruime aanbod aan vaste lijndiensten biedt De Lijn in sommige minder bevolkte gebieden ook het belbussysteem aan. Dit is een vorm van vraagafhankelijk vervoer zonder vaste route of dienstregeling (maar wel met vaste halteplaatsen die op voorhand moeten worden aangevraagd). Om een belbus te nemen, moet de belbuscentrale minstens twee uur op voorhand gecontacteerd worden (elke weekdag tussen 7u00 en 19u45 en op zater-, zon- en feestdagen tussen 10u00 en 18u45). De regio telt 6 van de 24 West-Vlaamse belbusgebieden, met name Beernem-Wingene, Damme, Tielt Noordoost, Tielt Zuidwest, Torhout en Zuienkerke-Blankenberge. Mensen die over eigen vervoer beschikken maar ook toeristen die niet met de regio vertrouwd zijn, zullen echter nauwelijks tot deze vorm van openbaar vervoer gestimuleerd kunnen worden omwille van haar complex en tijdrovend karakter. Toch bewijst dit systeem zonder twijfel haar diensten omdat op deze manier een veel ruimer gebied met het openbaar vervoer ontsloten kan worden dan louter met vaste lijndiensten. Wat het openbaar vervoer met de trein betreft zijn naast de grotere steden Brugge, Torhout en Tielt ook kleinere kernen als Beernem, Oostkamp, Sint-Pieters (Brugge), Lissewege, Zwankendamme, Zedelgem, Lichtervelde en Aarsele vlot bereikbaar.
Met de fiets Het vrij dichte netwerk van verkeersaders in het Brugse Ommeland zorgt niet alleen voor een goede bereikbaarheid, de regio wordt er tegelijk ook sterk door versneden. Wegen, spoorlijnen en kanalen betekenen voor de recreant immers al te vaak fysische barrières die de bereikbaarheid van het landelijk gebied in belangrijke mate bemoeilijken. Investeringen in veilige oversteekplaatsen om deze barrières te kunnen dwarsen en de diverse componenten van het toeristisch-recreatieve aanbod met elkaar te kunnen verbinden, dringen zich op meerdere plaatsen op (zie verder). Op veel kleine wegen in het landelijk gebied is er bovendien ook sprake van toenemend sluipverkeer. Wat de interne ontsluiting met de fiets betreft, heeft de provincie West-Vlaanderen voor haar hele grondgebied een bovenlokaal grofmazig fietsnetwerk voor utilitair fietsverkeer uitgetekend (woon/werk- en woon/schoolverkeer). Momenteel zijn echter nog niet alle wegen op dit netwerk met veilige fietspaden uitgerust. Westtoer op haar beurt werkt momenteel aan de realisatie van het recreatief fietsnetwerk voor het Brugse Ommeland, een meer fijnmazig netwerk langs recreatief interessante, landelijke wegen (zie verder).
CONCLUSIES INZAKE MOBILITEIT IN HET BRUGSE OMMELAND • Ondanks de perifere ligging in Vlaanderen beschikt het Brugse Ommeland over een goede externe toegankelijkheid, zowel met de auto als met de trein. Het toeristisch spitsverkeer naar de Kust kan de bereikbaarheid via de autosnelweg op mooie zon- en feestdagen wel bemoeilijken. De spooruitsluiting naar Frankrijk (Lille) kan nog worden geoptimaliseerd. • Tal van drukke verkeersassen doorkruisen de regio, niet alleen snelwegen, spoorwegen en kanalen maar ook een web van drukke steenwegen met Brugge als centrale spil. Dit resulteert in een vrij versnipperde regio met voor de recreant heel wat fysische barrières en onveilige oversteekplaatsen voor fietsers.
122
• Het openbaar vervoer per bus in de regio is goed georganiseerd, zowel met vaste lijndiensten als met een uitgebreid systeem van belbussen dat van de consument echter wel een grotere inspanning vergt.
1.3 ACTUELE TOERISTISCHE EN RECREATIEVE VRAAG Bij de beschrijving van de actuele toeristisch-recreatieve vraag in het Brugse Ommeland wordt een onderscheid gemaakt tussen: • omgevingsrecreatie/dagtoerisme, met name de uitstappen in het Brugse Ommeland voor een hele of halve dag van respectievelijk inwoners van de regio zelf of toeristen van buiten de regio; • verblijfstoerisme waarbij toeristen van buiten de regio hetzij met een recreatief doel, hetzij met een zakelijk doel in de regio overnachten.
1.3.1 OMGEVINGSRECREATIE EN DAGTOERISME In Vlaanderen zijn heel weinig gegevens over omgevingsrecreatie en dagtoerisme voorhanden. Ook in het Brugse Ommeland is het moeilijk om de grootteorde van de omgevingsrecreatie en het dagtoerisme in te schatten. Daarom pogen wij de omgevingsrecreatie en het dagtoerisme te benaderen op basis van een aantal indicatoren zoals: • • • •
het aantal wandeltrips in wandeldomeinen; het aantal dagtrips naar het hinterland van verblijfstoeristen aan de Kust; de bezoekersaantallen in attractiepunten (musea en toeristische attracties); de toeristische rondleidingen.
Ook wensen wij erop te wijzen dat rond deze indicatoren vooralsnog geen systematische gegevensverzameling gebeurt. In het kader van het in 2001 opgerichte Steunpunt voor Toerisme en Recreatie wordt vanaf de zomer van 2004 op Vlaams niveau wel begonnen met het systematisch opvragen van de bezoekersaantallen bij toeristische attractiepunten78.
1.3.1.1 WANDELTRIPS IN WANDELDOMEINEN De bezoekersaantallen van de West-Vlaamse provinciedomeinen en andere wandeldomeinen worden niet op een systematische manier bijgehouden. Een trend over de jaren heen kan derhalve niet worden bepaald. In 1996 is er door de Dienst Toerisme en Recreatie van de Provincie West-Vlaanderen en de West-Vlaamse Vereniging voor de Vrije Tijd vzw79 (beiden thans Westtoer) wel een onderzoek uitgevoerd inzake de openluchtrecreatieve activiteiten van de West-Vlamingen80. In deze studie werd een raming gemaakt van het aantal wandeltrips in de belangrijkste wandeldomeinen van West-Vlaanderen. Voor het Brugse Ommeland werden echter niet alle wandeldomeinen (zoals die werden beschreven in punt 1.2.1.1) in de studie opgenomen.
78 De bevraging beperkt zich tot de attracties die gemiddeld meer dan 5 000 bezoekers per jaar halen. 79 Openluchtrecreatieve activiteiten van de West-Vlaamse bevolking in 1996, Dienst Toerisme en Recreatie Provincie West-
Vlaanderen en West-Vlaamse Vereniging voor de Vrije Tijd vzw, 1998. 80 In 2005 wordt een nieuw onderzoek gepland omtrent deelaspecten van het openluchtrecreatief gebeuren in West-
Vlaanderen.
123
Bovendien hebben de geraamde bezoekersaantallen enkel betrekking op de West-Vlaamse bevolking. OostVlamingen die bv. in het provinciedomein Lippensgoed-Bulskampveld komen wandelen, werden niet weerhouden. Gezien het tentatieve karakter van de cijfers, dient bij de interpretatie ervan de nodige voorzichtigheid aan de dag gelegd worden. Tabel 28 toont de geraamde bezoekersaantallen voor de wandeldomeinen in het Brugse Ommeland. Voor de domeinen die niet in de studie van 1996 waren opgenomen, werd door Westtoer c.q. Provincie een eigen inschatting gemaakt.
Tabel 28 Aantal wandeltrips in de belangrijkste wandeldomeinen van het Brugse Ommeland Belangrijkste wandeldomeinen Provinciedomein Tillegembos (Brugge) Provinciedomein Lippensgoed-Bulskampveld (Beernem) Stedelijke domeinen Beisbroek/Tudor (Brugge) Domein Ryckevelde (Brugge) Provinciedomein ’t Veld (Ardooie) Provinciedomein d’Aertrycke (Torhout) Groenhovebos (Torhout) Provinciedomein Fort van Beieren (Brugge) Totaal
Geraamd aantal trips (x 1 000) 741(a) 491(a) 290(a) 150(b) 144(a) 100(b) 75(b)
% 36,8 24,4 14,4 7,4 7,1 5,0 3,7
25(b) 2 016
1,2 100,0
(a) Bron: Openluchtrecreatieve activiteiten van de West-Vlaamse bevolking in 1996, Dienst Toerisme en Recreatie Provincie West-Vlaanderen en West-Vlaamse Vereniging voor de Vrije Tijd vzw, 1998 (b) Bron: Raming Westtoer / Provincie West-Vlaanderen, 2004
Het totaal aantal wandeltrips in de belangrijkste wandeldomeinen van het Brugse Ommeland wordt op 2 016 000 trips per jaar geraamd. De provinciedomeinen Tillegembos en Lippensgoed-Bulskampveld zijn samen goed voor meer dan 60% van alle wandeltrips van West-Vlamingen in wandeldomeinen. Eveneens bijna 60% van de wandeltrips wordt gerealiseerd in wandeldomeinen nabij het stedelijk gebied Brugge. Dit wijst niet alleen op het belang van de aanwezigheid van goed uitgeruste wandeldomeinen in de onmiddellijke omgeving van grote woonkernen, maar ook op een relatief geringe bereidheid van de West-Vlamingen om zich voor een wandeltocht ver te verplaatsen. Hetzelfde fenomeen wordt ook geïllustreerd door tabel 29. Het grootste deel van de wandelaars komt uit de nabije omgeving van het domein. Dit wijst opnieuw op het grote belang van goede wandelmogelijkheden in de nabijheid van verstedelijkte woonkernen. Uitzondering hierop is het provinciedomein LippensgoedBulskampveld dat niet onmiddellijk aansluit bij een stedelijke omgeving en derhalve bezoekers aantrekt uit een veel ruimer gebied dan de overige wandeldomeinen.
Tabel 29 De gemiddelde afstand die wandelaars in domeinen en bossen afleggen om hun bestemming te bereiken, 1996 Wandeldomeinen
Lippensgoed-Bulskampveld (Beernem) Tillegembos (Brugge) Sterrebos (Roeselare) De Gavers (Harelbeke, Leiestreek)
Gemiddelde afstand die de bezoekers afleggen naar het domein of bos (in km) 25,6 20,3 13,9 8,3
Afstand van waarbinnen 75% van alle wandelaars komen (in km) 35,6 19,1 20,9 11,3
Bron: Openluchtrecreatieve activiteiten van de West-Vlaamse bevolking in 1996, Dienst Toerisme en Recreatie Provincie West-Vlaanderen en West-Vlaamse Vereniging voor de Vrije Tijd vzw, 1998
124
Occasionele tellingen op de parkeerterreinen van de grootste provinciedomeinen in West-Vlaanderen wijzen uit dat de bezoeken de voorbije jaren veel meer over het hele jaar gespreid voorkomen en niet meer zo geconcentreerd in de lente en de herfst. Nabij stedelijke gebieden valt bovendien ook op hoe de bezoeken ook meer tijdens de week worden gespreid, in hoofdzaak door senioren.
1.3.1.2 DAGTRIPS NAAR HET HINTERLAND VAN VERBLIJFSTOERISTEN AAN DE KUST Verblijfstoeristen aan de Kust, zowel in de commerciële logiesvormen als in de tweede verblijven, maken vrij frequent daguitstappen naar het hinterland van de Kust. Voor het Brugse Ommeland vormt dit dan ook een belangrijke markt. Het aantal trips van verblijfstoeristen aan de Kust naar het hinterland, kan worden ingeschat op basis van de resultaten van een onderzoek dat in 1999 in opdracht van Toerisme Vlaanderen werd uitgevoerd81. Uit dit onderzoek bleek dat ongeveer 21% van de verblijfstoeristen aan de Kust een uitstap maakt naar het hinterland. De uitstappen naar Brugge vertegenwoordigen daarin ongeveer 12%82. Door het percentage van de resterende 9% toe te passen op de helft83 van het aantal aankomsten aan de Kust zoals die door het NIS worden geregistreerd, kunnen we voor de verblijfstoeristen in de commerciële logiesvormen tussen Knokke-Heist en Oostende het aantal dagtrips naar het hinterland (hier dus het Brugse Ommeland zonder Brugge maar met de aangrenzende kustgemeenten) ramen op ca. 260 000. Daarvan veronderstellen we dat ongeveer de helft zich verspreid over BOL16 (voornamelijk de poldergemeenten), de andere helft over het hinterland van de aangrenzende kustgemeenten. Naast de verblijfstoeristen in commerciële logiesvormen maken uiteraard ook de tweede verblijvers tussen Knokke-Heist en Oostende heel wat dagtrips naar het hinterland. Bij gebrek aan ander onderzoeksmateriaal gaan we ervan uit dat van de tweede verblijvers aan de Kust eveneens 21% een uitstap maakt naar het hinterland. We veronderstellen echter dat deze tweede verblijvers (omwille van hun frequente herhaalbezoek) minder vaak naar Brugge op uitstap gaan en eerder naar het hinterland. Het percentage uitstappen naar Brugge brengen we daarom hypothetisch op 8%, het aantal uitstappen naar het hinterland op 13%. Door het resterende percentage, nu 13%, toe te passen op het aantal aankomsten van de tweede verblijvers tussen Knokke-Heist en Oostende84, kunnen we voor deze tweede verblijvers het aantal dagtrips naar het hinterland (opnieuw dus het Brugse Ommeland zonder Brugge maar met de aangrenzende kustgemeenten) ramen op ruim 300 000. Het totaal aantal dagtrips dat door de verblijfstoeristen tussen Knokke-Heist en Oostende jaarlijks naar het Brugse Ommeland wordt gemaakt, kan dus geraamd worden op ruim 560 000. Daarvan veronderstellen we dat ongeveer de helft zich verspreid over BOL16 (voornamelijk de poldergemeenten), de andere helft over het hinterland van de aangrenzende kustgemeenten.
81 ‘Onderzoek bij commerciële verblijfstoeristen aan de Kust in 1999’, WES. 82 De uitstappen naar Brugge worden hier verder buiten beschouwing gelaten. Het merendeel van deze uitstappen heeft de
Brugse binnenstad als bestemming. In de rand rond Brugge is vooral het Dolfinarium Familiepark de grote trekker. Voor de inschatting van het dagtoerisme zit het aantal trips naar dit attractiepark echter reeds vervat in de bezoekersaantallen van de attractiepunten zoals die verderop worden beschreven. 83 Het aantal aankomsten aan de Kust wordt door twee gedeeld omdat we enkel het aandeel van de verblijfstoeristen tussen Knokke-Heist en Oostende in overweging nemen. Van de verblijfstoeristen tussen Oostende en De Panne wordt verondersteld dat zij eerder uitstappen zullen maken naar de Westhoek. 84 Het aantal aankomsten van tweede verblijvers (waarover geen NIS-gegevens beschikbaar zijn) wordt als volgt ingeschat: Op basis van de gemeentelijke belastingcohieren op tweede woningen van Knokke-Heist, Zeebrugge, Blankenberge, De Haan, Bredene en Oostende, wordt het totaal aantal tweede woningen in deze gemeenten op 37 767 ingeschat. Deze tweede woningen zijn zowel individuele huurvakantiewoningen als tweede verblijven. De verhouding tussen beide (34,3% vs. 65,7%) werd voor het laatst door het WES bepaald in 1997 in een studie over het tweede verblijfstoerisme aan de Kust. Met deze verhouding kan het aantal tweede verblijven in bovengenoemde gemeenten ingeschat worden op 24 813. Uit het Strategisch Marketingplan voor het toerisme te Knokke-Heist (1990) weten we dat het aantal verblijven per tweede woning ongeveer 27 per jaar bedraagt. Met een gemiddelde bezetting van 3,5 personen per tweede woning, geeft dit voor de kuststrook tussen Knokke-Heist en Oostende ongeveer 2 345 000 aankomsten van tweede verblijvers.
125
1.3.1.3 BEZOEKERS AAN ATTRACTIEPUNTEN Tabel 30 geeft een overzicht van het aantal musea dat in 2002 meer dan respectievelijk 10 000, 20 000 en 30 000 bezoekers telde. Het Brugse Ommeland wordt er vergeleken met de Westhoek en de Leiestreek. Daaruit blijkt dat het Brugse Ommeland in tegenstelling tot beide andere West-Vlaamse regio’s over geen enkel museum beschikt dat op jaarbasis meer dan 10 000 bezoekers trekt. De Westhoek en de Leiestreek daarentegen beschikken elk over een tiental musea in deze categorie. In beide regio’s zijn ook grote publiekstrekkers aanwezig85, wat in het Brugse Ommeland duidelijk niet het geval is.
Tabel 30 Aantal musea in het Brugse Ommeland, de Westhoek en de Leiestreek naar aantal bezoekers in 2002 Regio Brugse Ommeland Westhoek Leiestreek TOTAAL
Aantal musea met meer dan 10 000 bezoekers 0 10 11 21
Aantal musea met meer dan 20 000 bezoekers 0 6 3 9
Aantal musea met meer dan 30 000 bezoekers 0 3 1 4
Bron: Diensten voor Toerisme en individuele attractiepunten (2004)
Tabel 31 geeft een zo volledig mogelijk overzicht van de evolutie in de bezoekersaantallen van de belangrijkste attractiepunten in het Brugse Ommeland sinds 1997, opgesplitst naar deelgebied86. Voor een aantal attractiepunten zijn geen gedetailleerde bezoekersaantallen beschikbaar, enkel ramingen. De categorie ‘minder dan 5 000 bezoekers’ is in onderstaande tabel niet exhaustief. Het Brugse Ommeland telt immers nog heel wat kleine thematische musea (zie punt 1.2.10.1) die hun bezoekersaantallen doorgaans niet op een systematische manier bijhouden. Uit de beschikbare gegevens kunnen we opmaken dat de belangrijkste musea en toeristische attracties van het Brugse Ommeland in 2003 samen ongeveer 470 000 bezoekers trokken. De schommelingen die over de jaren heen te noteren vallen, zijn vooral toe te wijzen aan het Dolfinarium Familiepark.
Dolfinarium Familiepark Het merendeel van de bezoekers aan attractiepunten in het Brugse Ommeland (bijna 80%) wordt gerealiseerd door het Dolfinarium Familiepark (het vroegere Boudewijnpark). Deze attractie in de Brugse rand (SintMichiels) trekt op jaarbasis meer dan 350 000 bezoekers en realiseerde in 2003 een omzet van bijna 6,2 miljoen euro. De voorbije twee jaar bleef het bezoekersaantal vrijwel stabiel op ongeveer 370 000. In deze cijfers zijn ook de bezoekers aan de ijspiste, die deel uitmaakt van het Familiepark, meegerekend. Als attractiepark, maar vooral als één van de grootste en modernste dolfinariums van Europa, heeft het Dolfinarium Familiepark een grote autonome aantrekkingskracht. Het attractiepark dat bezwaarlijk beschouwd kan worden als typerend voor het landelijke, rustige en groene Brugse Ommeland, heeft voor de regio toch een complementaire functie. Vooral het weersonafhankelijke Dolfinarium, waarrond de volledige positionering van het park in de toekomst zal worden uitgebouwd (thema zeezoogdieren), is daarin cruciaal. Het park kan bovendien een belangrijke rol vervullen in het bekendmaken van de regio bij een divers publiek.
85 De topattracties in de Westhoek en de Leiestreek, m.n. het ‘In Flanders Fields Museum’ in Ieper en de Groeningeabdij in
Kortrijk, trekken op jaarbasis resp. meer dan 200 000 en meer dan 35 000 bezoekers. 86 Bij de ordening werd 2002 als referentiejaar gebruikt omdat de totale omzetberekening voor het Brugse Ommeland (zie
verder punt 1.4.1) op 2002 is gebaseerd.
126
Tabel 31 Evolutie in de bezoekersaantallen voor de belangrijkste attractiepunten in het Brugse Ommeland, naar deelgebied, 1997-2003 Bezienswaardigheden
1997
Brugse Ommeland (16 gemeenten) Kanaaltocht Damme-BruggeDamme (Lamme Goedzak) (a) 13 312(b) Doolhof v. Loppem (Zedelgem) 10 000(r) Kasteel v. Loppem (Zedelgem) 9 000(r) De Groenwaecke (Blankenberge) 5 000(r) Kanaaltocht Brugge-Oostende-Brugge (Yserstar) Klein Strand (Jabbeke) 6 500 Provinciaal Museum Constant 8 626 Permeke (Jabbeke) Kasteelmuseum Wijnendale / 14 245 Bourg. Caeshuys (Torhout) Kanaaltocht Brugge-Beernemn.b. Brugge (The Old Piper) Museum St-Janshospitaal (Damme) 8 134 Subtotaal attractiepunten 74 817 > 5 000 bezoekers Sint-Godelievemuseum (Gistel) 5 596 Stedelijk Archeologisch 3 500(r) Museum (Oudenburg) Uilenspiegelmuseum (Damme) (15 471) De Grote Zaagbek (Oudenburg) 1 000(r) Sightseeing Line Damme n.b. (minibus en boottocht) Museum Torhouts Aardewerk (Torhout) Subtotaal attractiepunten 25 567 < 5 000 bezoekers (onvolledig)
1998
14 10 9 5 10
580(b) 000(r) 000(r) 500(r) 203
1999
2000
2001
2002
2003
11 10 10 6 15
8 10 9 7 10
10 10 9 8 10
14 10 9 9 8
6 10 9 10 10
660 000(r) 000(r) 000(r) 946
649 000(r) 000(r) 000(r) 028
100 000(r) 000(r) 000(r) 291
285 000(r) 000(r) 000(r) 922
984 000(r) 000(r) 000(r) 383
4 807 6 951
8 182 n.b.
6 556 6 616
8 449 6 384
8 002 7 916
11 003 4 890
11 997
6 795
5 167
7 103
5 883
n.b.
n.b.
n.b.
n.b.
6 328
5 378
3 402
7 616 80 654
6 188 74 771
5 601 68 617
5 486 81 141
5 137 83 523
6 132 71 794
5 765 3 500(r)
5 076 4 500(r)
6 649 4 000(r)
5 032 9 000(r)
4 416 3 500(r)
3 957 3 500(r)
(798) 1 300(r) 3 731
10 143 1 600(r) 3 540
4 086 1 900(r) 2 918
3 406 2 200(r) 3 192
3 348 2 600(r) 2 564
4 809 3 000(r) n.b.
4 138
2 515
2 326
3 106
2 268
1 977
19 232
27 374
21 879
25 936
18 696
17 243
Deelgemeenten van Brugge en hinterland kustgemeenten Dolfinarium Familiepark(c)(Brugge) Volkssterrenwacht Beisbroek (Brugge) Subtotaal attractiepunten > 5 000 bezoekers Historisch Museum (Lissewege) Subtotaal attractiepunten < 5 000 bezoekers (onvolledig) TOTAAL
n.b. 4 733
400 000 4 375
372 000 4 810
360 000 5 378
326 000 3 537
374 000 8 370
369 000 9 916
4 733
404 375
376 810
365 378
329 537
382 370
378 916
2 000(r) 2 000
2 000(r) 2 000
2 000(r) 2 000
2 000(r) 2 000
2 000(r) 2 000
107 117
506 261
480 955
457 874
438 614
825 825 485 414
2 031 2 031 469 984
(r) Raming (a) De cijfers van de kanaaltocht Damme-Brugge-Damme zijn cijfers van de boekingen die via Toerisme Damme gebeurd zijn. De boekingen die rechtstreeks bij de rederij zijn gemaakt, zijn hierin niet opgenomen. (b) Voor 1997 en 1998 gaat het om de niet-gecorrigeerde cijfers van het aantal personen dat bij de boeking werd doorgegeven en niet om het effectieve aantal reizigers op de dag zelf. De vermelde aantallen zijn derhalve te hoog ingeschat. Vanaf 1999 zijn de cijfers echter wél gecorrigeerd. (c) De bezoekersaantallen zijn incl. die van de ijspiste die eveneens deel uitmaakt van het pretpark. De ijspiste trekt jaarlijks 60 à 65 000 bezoekers. Bron: Diensten voor Toerisme en individuele attractiepunten (2004)
127
Passagiersvaarten en rondritten Na het Dolfinarium Familiepark zijn het vooral de passagiersvaarten die in het Brugse Ommeland belangrijke bezoekersaantallen aantrekken, al is de voorbije jaren wel een dalende trend merkbaar. De kanaaltocht Damme-Brugge-Damme trekt op jaarbasis gemiddeld zowat 11 000 bezoekers, met een opvallende daling in 2003. Toch is hier enige nuancering op zijn plaats. De piek in 2002 heeft immers vooral te maken met een éénmalige samenwerking met een touroperator. Toch valt, wanneer de extra boekingen vanuit deze samenwerking buiten beschouwing worden gelaten, in 2003 nog steeds een daling waar te nemen van zowat 30%87. De kanaaltocht Brugge-Oostende-Brugge (Yserstar) trekt gemiddeld ca. 10 000 bezoekers per jaar (met een piek van bijna 16 000 bezoekers in 1999). Hoewel ook de bezoekersaantallen van de kanaaltocht Brugge-BeernemBrugge (The Old Piper) in dalende lijn gaan, is de omzet die op dit traject wordt gerealiseerd toch licht gestegen (omwille van een hogere consumptie aan boord). Het aantal deelnemers aan de toeristische rondrit/-vaart van Sightseeing Line Damme situeert zich op ongeveer 3 000 bezoekers per jaar.
Musea De musea in het Brugse Ommeland zijn eerder kleinschalig van aard. Geen enkel museum kreeg de voorbije vier jaar immers meer dan 10 000 bezoekers over de vloer, terwijl dit in de periode vóór 1999 wél nog het geval was. De pieken in de bezoekersaantallen die bij sommige musea te noteren vallen, zijn schommelingen die onder meer te wijten zijn aan speciale tentoonstellingen of acties. Het kasteel en de doolhof van Loppem (Zedelgem) worden als afzonderlijke attractiepunten beschouwd. Het jaarlijks aantal bezoekers wordt voor elk van beide op 9 à 10 000 geraamd. Pas vanaf 2004 zouden exacte bezoekersaantallen worden bijgehouden. Het Provinciaal Museum Constant Permeke haalt met 6 à 8 000 bezoekers per jaar een vrij laag bezoekersaantal. In 2003 is dit aantal zelfs onder de 5 000 gezakt. Het is duidelijk dat dit museum ondergevaloriseerd is en hier mits enige inspanning meer bezoekers gehaald kunnen worden. Ter vergelijking: de grotere kustmusea in de Leiestreek88 haalden jaarlijks gemiddeld tussen de 10 à 15 000 bezoekers. Ook opvallend is de dalende trend in de bezoekersaantallen van het Kasteelmuseum Wijnendale in Torhout, dat voor 1999 systematisch meer dan 10 000 bezoekers telde. Tussen 1984 en 1994 (niet in de tabel opgenomen) schommelden de bezoekersaantallen zelfs steeds tussen de 15 à 20 000 bezoekers per jaar. De gedateerde presentatie van de collectie en de beperkte openingsperiodes van het kasteel zijn een belangrijke verklaring voor de dalende interesse. Niettegenstaande de dalende bezoekersaantallen wordt echter algemeen erkend dat deze site (mits de nodige vernieuwingen, ook inhoudelijk) over heel wat toeristisch-recreatief potentieel beschikt om opnieuw tot een grote publiekstrekker voor de regio uit te groeien. De bezoekersaantallen van het Sint-Janshospitaal en het Uilenspiegelmuseum in Damme gingen tot 2002 in dalende lijn, terwijl in 2003 een lichte toename te noteren viel. Het Uilenspiegelmuseum werd als dusdanig echter pas opgestart in 1999. In 1997 vond op dezelfde locatie de zeer succesvolle ‘Maerlanttentoonstelling’ plaats (met meer dan 15 000 bezoekers). In 1998 was er enkel een kleinschalig museum over Maerlant, vandaar de enorme terugval in de cijfers. De piek in 1999 heeft dan weer alles te maken met de opstart van het Uilenspiegelmuseum en de promotie die daarrond werd gevoerd.
87 Ook bij de geleide bezoeken en de groepsbezoeken in Damme viel in 2003 een gelijkaardige daling te noteren (zie ver-
der). 88 Bedoeld wordt: het Museum Dhondt-Dhaenens in Deurle, het Museum van Deinze en de Leiestreek in Deinze en het
Roger Raveelmuseum in Machelen.
128
Ook de piek in 2001 voor het Stedelijk Archeologisch Museum (Oudenburg) komt op rekening van een succesvolle tijdelijke tentoonstelling (‘Beelden uit de prehistorie’) waar veel schoolgroepen op afgekomen zijn. Met de geplande investeringen in het kader van het Interreg-project ROMA in het vooruitzicht (realisatie van een belevingscentrum rond het Romeinse verleden in Oudenburg), zullen de bezoekersaantallen van dit attractiepunt zich naar de toekomst toe zonder twijfel op een hoger niveau (moeten) situeren. De bezoekersaantallen van het Sint-Godelievemuseum in Gistel en het Museum Torhouts Aardewerk in Torhout vertonen de voorbije jaren allebei een dalende trend. Wat het Historisch Museum te Lissewege betreft, heeft de terugval van de bezoekersaantallen in 2002 (ondanks ‘Brugge Culturele Hoofdstad van Europa’) te maken met het feit dat het museum dat ene jaar betalend werd gemaakt. Naast de hierboven vermelde ‘middelgrote’ musea, beschikt de regio over nog heel wat kleinere thematische musea, waarvoor we doorgaans echter over te weinig gegevens beschikken om er een trend vanaf 1997 te kunnen voor opmaken. Uiteraard vormen ook deze musea een belangrijk onderdeel van het toeristisch product van het Brugse Ommeland.
Andere attractiepunten De natuurbezoekerscentra ‘De Groenwaecke’ (Blankenberge) en ‘De Grote Zaagbek’ (Oudenburg) worden in de lijst van attractiepunten opgenomen omdat ze een belangrijke aanwijzing zijn voor het aantal bezoekers aan de natuurgebieden ‘Uitkerkse Polder’ en ‘Hoge Dijken’. Allebei laten ze sinds 1997 systematisch toenemende (schattingen van) bezoekersaantallen noteren. Deze bezoekersaantallen zijn voor de natuurgebieden zelf uiteraard een duidelijke onderschatting. Het recreatiedomein ‘Klein Strand’ (Jabbeke) is niet alleen een domein voor verblijfsrecreatie, het is ook (mits betaling) voor dagrecreanten toegankelijk (o.m. voor openluchtzwemmen en waterskishows). Het aantal bezoekers bedraagt gemiddeld zowat 7 500 per jaar, met een piek in 2003 omwille van de uitzonderlijk goede zomer. Tenslotte valt ook op dat de bezoekersaantallen van de Volkssterrenwacht Beisbroek sinds de vernieuwing in 2002 (o.a. met een nieuw planetarium) sterk zijn toegenomen. Het aantal bezoekers is er in vergelijking met 2001 bijna verdrievoudigd (tot bijna 10 000 in 2003).
1.3.1.4 TOERISTISCHE RONDLEIDINGEN In het Brugse Ommeland blijken enkel de Diensten voor Toerisme/VVV’s van Damme, Torhout, Tielt, Gistel, Lissewege en Brugge programma’s voor groepen aan te bieden89. De overige gemeenten doen dit niet. In Beernem worden ook groepsbezoeken aangeboden door het water- en outdoorsportcentrum ‘De Kijkuit’. De aangeboden programma’s zijn vrij gevarieerd samengesteld (stadsbezoek, huifkartocht, museumbezoek, natuurwandeling, busrit, degustatiebezoek, initiatie volkssporten). Opvallend is het vrij grote aandeel van bedrijfsbezoeken in de groepsprogramma’s van de Dienst voor Toerisme van Tielt (o.m. een geraniumbedrijf, een escargotkwekerij en een rioolwaterzuiveringsinstallatie). Tabel 32 geeft een overzicht van de evolutie van het aantal toeristische rondleidingen voor de periode 19972003. Het aantal rondleidingen dat door de Diensten voor Toerisme in de regio wordt georganiseerd (of gereserveerd), wordt echter niet altijd op een even accurate manier bijgehouden. Enkel voor Damme, Tielt en Gistel zijn hierover gegevens beschikbaar90. De totalen in de tabel dienen dan ook met de nodige voorzichtigheid te worden geïnterpreteerd.
89 Een aantal van deze groepsprogramma’s zijn opgenomen in de brochure ‘Daguitstappen voor Groepen in West-
Vlaanderen’, die jaarlijks door Westtoer wordt uitgegeven. 90 Torhout, Oudenburg, Lissewege en Brugge konden over het aantal toerististische rondleidingen in de periode 1997-2003
onvoldoende cijfergegevens ter beschikking stellen om een evolutie te bepalen.
129
Tabel 32 Evolutie van het aantal toeristische rondleidingen in het Brugse Ommeland (in aantal groepen) (a), 1997-2003 Gemeente Damme Tielt Gistel TOTAAL
1997 515 n.b. 26 541
1998 229 16 30 275
1999 357 27 19 403
2000 155 26 28 209
2001 231 22 18 271
2002 219 36 16 271
2003 177 n.b. 20 197
(a) Aantal groepen of aantal reservaties voor groepen, dit is de som van de gewone groepsbezoeken (zonder arrangement) en de groepsbezoeken onder de vorm van een arrangement. Bron: Diensten voor Toerisme (2004)
Damme blijkt de belangrijkste attractiepool voor toeristische rondleidingen en georganiseerde groepsbezoeken in het Brugse Ommeland. De piek van 515 toeristische rondleidingen in 1997 heeft alles te maken met de succesvolle ‘Maerlanttentoonstelling’ die dat jaar plaatsvond op de locatie van het huidige Uilenspiegelmuseum. De kleinere piek in 1999 (357 rondleidingen) heeft te maken met de opstart van het Uilenspiegelmuseum en de speciale tentoonstelling die daarrond werd opgebouwd. Het grote aantal rondleidingen in Damme wijst op het relatief groter belang van deze kern voor het inkomend toerisme. In 2003 viel wel een opmerkelijke terugval in het aantal rondleidingen te noteren (-19%), waarschijnlijk in belangrijke mate te wijten aan het uitblijven van het Brugge 2002-effect. In Tielt is in het aantal toeristische rondleidingen een duidelijk stijgende trend merkbaar. De Dienst voor Toerisme beschikt dan ook over een vrij ruim en gevarieerd aanbod aan groepsbezoeken. In Gistel bleef het aantal toeristische rondleidingen over de jaren heen vrij stabiel. Ook in het provinciaal domein Lippensgoed-Bulskampveld worden door de Provincie geleide bezoeken georganiseerd. In 2003 waren dat er 45 (vooral schoolgroepen).
CONCLUSIES INZAKE OMGEVINGSRECREATIE EN DAGTOERISME • De wandeldomeinen in de regio hebben een zeer belangrijke bovenlokale recreatieve functie. Het aantal wandeltrips in deze domeinen wordt op 2 000 000 per jaar geschat. Vooral de wandeldomeinen in de nabijheid van het stedelijk gebied Brugge trekken grote aantallen bezoekers (bijna 60% van het totaal volume aan wandeltrips) en hebben op piekmomenten te kampen met een vrij grote recreatieve druk. Het provinciedomein Lippensgoed-Bulskampveld trekt bezoekers uit een ruimere omgeving. • Het aantal dagtrips dat door verblijfstoeristen aan de Kust naar het Brugse Ommeland (excl. Brugge) wordt gemaakt, wordt op ca. 560 000 per jaar geraamd. Daarmee is dit voor de regio een belangrijke doelgroep. • Het aantal bezoekers aan de diverse attractiepunten in het Brugse Ommeland bedroeg in 2003 ongeveer 470 000. De schommelingen die over de jaren heen te noteren vielen, zijn vooral toe te wijzen aan het Dolfinarium Familiepark, de grootste (maar voor de regio wel atypische) publiekstrekker van het Brugse Ommeland. • De regio wordt gekenmerkt door een versnipperd aanbod aan kleinschalige attractiepunten. In 2003 werd (op één uitzondering na) nergens de kaap van 10 000 bezoekers overschreden. Een grote publiekstrekker die past binnen de algemene positionering van de regio ontbreekt. Heel wat kleinere attractiepunten bieden echter mogelijkheden om thematisch te worden gecombineerd (al dan niet in georganiseerde bezoeken) en te worden ingeschakeld in de recreatieve routestructuren. • De musea in het Brugse Ommeland worden gekenmerkt door hun kleinschalig en versnipperd karakter. De vaak gedateerde museale inrichting en in sommige gevallen ook het ontoereikende beheer zijn de belangrijkste globale verklaringselementen voor de beperkte bezoekersaantallen. Een aantal musea beschikt echter over voldoende toeristisch potentieel om op termijn tot een regionale publiekstrekker uit te groeien (o.m. het Kasteel van Wijnendale in Torhout, het Provinciaal Museum Constant Permeke, het Archeologisch Museum van Oudenburg).
130
• De bezoekersaantallen van de passagiersvaarten vertonen de voorbije jaren een dalende trend. Toch blijven de kanaaltochten voor de regio nog steeds belangrijke toeristische attractiepunten. • Het grote aantal geleide bezoeken in Damme toont het relatief groter belang aan van deze kern voor het inkomend toerisme. In de jaren met grote tijdelijke tentoonstellingen worden duidelijk pieken in het aantal rondleidingen geregistreerd. De stijgende trend in het aantal rondleidingen in Tielt toont aan dat er de voorbije jaren rond toeristische werking een duidelijke dynamiek op gang is gekomen. • De bezoekersaantallen van attractiepunten en de aantallen toeristische rondleidingen worden door de gemeenten onvoldoende op een systematische manier bijgehouden. Nochtans is dit belangrijke beleidsrelevante informatie om evoluties op te volgen. Hieraan zal gedeeltelijk verholpen worden door het Steunpunt Toerisme en Recreatie dat samen met de provinciale toeristische organisaties vanaf 2004 de attractiepunten met gemiddeld meer dan 5 000 bezoekers op een systematische manier zal bevragen over hun bezoekersaantallen. Het is echter aangewezen dat ook de Toeristische Diensten een aantal basisgegevens systematisch bijhouden. We zijn er ons van bewust dat we in voorgaande analyse van de dagtoeristische vraag noodzakelijkerwijs een beroep deden op heel wat ramingen. Ook dubbeltellingen zijn uiteraard niet volledig uit te sluiten. Toch willen we erop wijzen dat we - omwille van een gebrek aan betrouwbaar cijfermateriaal - bepaalde componenten van het dagtoerisme bewust uit onze analyse hebben gelaten, o.m. de bezoekers aan lokale en regionale evenementen, de vele dagtoeristen die vanuit het binnenland (niet vanuit de Kust) naar bv. Damme of Lissewege afzakken of de vele ‘bedevaarttoeristen’ die jaarlijks naar o.m. Gistel op bezoek komen91.
1.3.2 VERBLIJFSTOERISME In het Brugse Ommeland zijn de verblijven in commerciële logiesvormen de belangrijkste vorm van verblijfstoerisme. Andere vormen zoals tweede verblijven en jachthavens zijn van minder groot belang en bovendien ook moeilijker te kwantificeren dan het commerciële verblijfstoerisme. De volgende paragrafen handelen bijgevolg enkel over het commerciële verblijfstoerisme of kortweg verblijfstoerisme. Verblijven in commerciële logiesvormen zijn verblijven van welbepaalde periodes die plaatsvinden in hotels of gelijkgestelde inrichtingen92, op toeristische standplaatsen van kampeerterreinen, in gastenkamers (kamers met ontbijt), in individuele huurvakantiewoningen of in logiesvormen voor specifieke doelgroepen (meestal jeugdlogies) én waarvoor een prijs wordt betaald. Vakanties in tweede verblijven en huur van langere duur in vakantiewoningen of van residentiële standplaatsen op kampeerterreinen horen dus niet in deze categorie thuis. Het Nationaal Instituut voor de Statistiek (NIS) is momenteel de enige bron van informatie over de verblijven in commerciële logiesvormen. Het NIS inventariseert alle primaire kenmerken van de verblijven zoals het aantal aankomsten, de overnachtingen, de verblijfsduur, de gemeente van verblijf, de herkomstlanden en het doel van het verblijf. De meest recente gegevens dateren van 2002. De onvolkomenheden van de NIS-statistieken zijn evenwel bekend en brengen met zich mee dat de cijfers met enige zorg dienen te worden geïnterpreteerd: • Het NIS mag geen overnachtingscijfers vrijgeven die betrekking hebben op deelgemeenten. Enkel de cijfers voor de volledige gemeente worden ter beschikking gesteld. Voor het Brugse Ommeland houdt dit in dat we voor de deelgemeenten van Brugge en voor het hinterland van de vijf aan het Ommeland grenzende kustgemeenten niet over officiële NIS-overnachtingscijfers kunnen beschikken. Het volledig opnemen van de overnachtingscijfers van Brugge en de vijf kustgemeenten is immers geen optie, vermits dit het totaal aan-
91 Exacte cijfers van het aantal mensen dat jaarlijks naar Gistel op bedevaart komt zijn niet beschikbaar. Hun aantal wordt
echter op 100 000 geschat. 92 Gelijkgestelde inrichtingen zijn de ‘hotels’ uit de O-categorie (dus zonder sterren).
131
tal overnachtingen voor de regio te sterk zou vertekenen. De officiële NIS-overnachtingsgegevens beperken zich dus tot BOL16 (m.a.w. de 16 gemeenten waarvan het volledige grondgebied tot het Brugse Ommeland behoort) en zijn dus per definitie een onderschatting. • Niet alle logiesvormen waar commerciële overnachtingen plaatsvinden, worden door het NIS geïnventariseerd. Zo worden de gastenkamers en de individuele huurvakantiewoningen die in het Brugse Ommeland toch niet te onderschatten zijn, niet in de cijfers opgenomen. • Ook bij de beschikbare NIS-cijfers kunnen echter nog kanttekeningen worden geplaatst. Er is immers sprake van een systematische onderschatting van het aantal toeristische overnachtingen en aankomsten, hoofdzakelijk te wijten aan het niet accuraat invullen van de cijfergegevens door de logiesverstrekkende bedrijven zelf, onder meer uit schrik voor de fiscus of soms gewoon door een gebrek aan inzicht bij de kleinere logieshouders in het belang van statistische gegevens voor de beleidsvoering. Dit probleem speelt voornamelijk bij de (kleinere) hotels en minder bij de logiesvormen voor specifieke doelgroepen of kampeerterreinen. Bij de bespreking van het commerciële verblijfstoerisme komen achtereenvolgens aan bod: het globaal volume, de globale evolutie en de structuur en evolutie naar doel, herkomst, logiesvorm en geografische ligging. Tenslotte wordt in detail stilgestaan bij de hotelsector in de regio.
1.3.2.1 GLOBAAL VOLUME VAN DE VERBLIJFTOERISTISCHE VRAAG Tabel 33 geeft een vergelijking tussen het Brugse Ommeland (BOL 16), de Westhoek en de Leiestreek op vlak van aantal aankomsten, overnachtingen, gemiddelde verblijfsduur en marktaandeel ten opzichte van de Vlaamse Regio’s en het Vlaamse Gewest.
Tabel 33 Aantal overnachtingen in commerciële logiesvormen, gemiddelde verblijfsduur en marktaandeel ten opzichte van Vlaamse Regio’s/Vlaamse Gewest voor het Brugse Ommeland, de Westhoek en de Leiestreek, 2002 Regio
Brugse Ommeland Westhoek Leiestreek (b) Vlaamse Regio’s Vlaamse Gewest
Aantal aankomsten (a)
61 149 134 2 619 6 168
447 124 686 941 690
Aantal overnachtingen 158 352 316 7 870 17 586
126 532 024 542 790
Gemiddelde verblijfsduur 2,6 2,4 2,3 3,0 2,9
Marktaandeel t.o.v. Vlaamse Regio’s 2,0 4,5 4,0 -
Marktaandeel t.o.v. Vlaamse Gewest 0,9 2,0 1,8 -
(a) Exclusief Brugge en de aangrenzende kustgemeenten. (b) Exclusief Gent. Bron: NIS-statistieken
Het NIS noteerde voor het Brugse Ommeland (BOL 16) in 2002 61 447 aankomsten en 158 126 overnachtingen. Daaruit volgde een gemiddelde verblijfsduur van 2,6 nachten per persoon per verblijf. Vergeleken met de Westhoek en de Leiestreek is het aantal overnachtingen opmerkelijk laag. De gemiddelde verblijfsduur is echter iets langer. De tabel illustreert duidelijk het beperkte belang van het Brugse Ommeland als verblijfsrecreatieve regio binnen de Vlaamse context. Ten opzichte van de Vlaamse Regio’s realiseert het Brugse Ommeland een marktaandeel van 2% terwijl dat van de Westhoek en de Leiestreek respectievelijk 4,5% en 4% bedraagt. Ten opzichte van het volledige Vlaamse Gewest (dus incl. de kunststeden en de Kust) vertegenwoordigt het Brugse Ommeland een marktaandeel van nauwelijks 1%, terwijl dit van de andere West-Vlaamse groene regio’s ongeveer 2% bedraagt.
132
Het werkelijke aantal overnachtingen in het Brugse Ommeland ligt echter aanzienlijk hoger dan de NIS-cijfers laten uitschijnen, niet alleen omdat de gastenkamers en vakantiewoningen door het NIS niet worden meegerekend (voor de overige regio’s gebeurt dit trouwens evenmin), maar vooral omdat de overnachtingen die in de deelgemeenten van Brugge en in het hinterland van de aangrenzende kustgemeenten worden gerealiseerd, hier niet kunnen worden meegeteld. Ook de overnachtingen op residentiële standplaatsen (een vorm van tweede verblijfstoerisme) worden door het NIS buiten beschouwing gelaten. In wat volgt trachten we een raming te maken van het werkelijke aantal overnachtingen in het Brugse Ommeland. De overnachtingen in hotels, op toeristische standplaatsen en in logiesvormen voor doelgroepen in de deelgemeenten van Brugge en in het hinterland van de aangrenzende kustgemeenten, schatten we in op basis van de beddencapaciteit in 2002 per logiesvorm (vertrekkende van de beschikbare NIS-gegevens 2002 voor BOL16). Hierbij wordt de voorzichtige hypothese gehanteerd dat de logiesverstrekkers die buiten BOL16 vallen, dezelfde bezettingsgraden realiseren als hun collega’s binnen BOL1693. Deze inschatting resulteert in een geraamd surplus van 214 915 overnachtingen. Ook de overnachtingen in gastenkamers en huurvakantiewoningen kunnen worden ingeschat. Opnieuw vertrekken we daarvoor van de beddencapaciteit in 2002 die we vermenigvuldigen met de bruto beddenbezettingsgraad94 in respectievelijk gastenkamers en huurvakantiewoningen (nog eens vermenigvuldigd met 365 dagen). Deze inschatting resulteert in een totaal geraamd surplus van 92 408 overnachtingen. Tenslotte kan ook het tweede verblijfstoerisme op de residentiële standplaatsen worden ingeschat. Daarvoor wordt vertrokken van de capaciteit in standplaatsen in 2002. Dit wordt vermenigvuldigd met 40 (het gemiddelde aantal bezette nachten op jaarbasis) en nog eens met 3 (het gemiddeld aantal personen per standplaats)95. Deze inschatting resulteert in een laatste geraamd surplus van 102 250 overnachtingen. Een volledig overzicht van deze ramingen worden weergegeven in tabel 34. De officiële NIS-cijfers staan in vetjes. Het totaal aantal overnachtingen in commerciële logiesvormen in Groot-BOL wordt geraamd op ca. 470 000, waarvan 210 000 in BOL16 en 260 000 in de deelgemeenten van Brugge en het hinterland van de kustgemeenten. Wanneer ook de overnachtingen op residentiële standplaatsen erbij worden geteld, komt daar nog eens 100 000 overnachtingen bij, wat het geraamd totaal aantal overnachtingen voor het volledige Brugse Ommeland op ca. 570 000 brengt.
Tabel 34 Inschatting van het totaal volume aan overnachtingen in het Brugse Ommeland, naar logiesvorm, 2002 Logiesvorm
BOL16
Hotels Gastenkamers Ind. huurvakantiewoningen Logiesvormen voor doelgroepen Toeristische standplaatsen / trekkershutten op campings Subtotaal Commercieel Logies Residentiële standplaatsen op campings
Aantal 69 100 21 503 29 768 66 322 22 704
% 22,9 7,1 9,9 22,0 7,5
Deelgemeenten van Brugge en hinterland Kust Aantal % 107 761 40,5 29 432 11,1 11 705 4,4 87 266 32,8 19 888 7,5
TOTAAL Groot-BOL
209 397 92 280
69,4 30,6
256 052 9 960
96,3 3,7
465 449 102 240
82,0 18,0
TOTAAL
301 677
100,0
266 012
100,0
567 689
100,0
Aantal 176 861 50 935 41 473 153 588 42 592
% 31,1 9,0 7,3 27,1 7,5
Bron: in vetjes gedrukte gegevens (NIS 2002), inschatting van de overige gegevens (Westtoer 2004)
93 Het is echter zo dat de logiesverstrekkers in de deelgemeenten van Brugge in hoofdzaak op de kunststad zijn gericht en
slechts in mindere mate op het Brugse Ommeland. Gemiddeld liggen hun bezettingsgraden dan ook hoger dan in BOL16. De hier gehanteerde hypothese is dus een voorzichtige hypothese die wellicht resulteert in een onderschatting. 94 De kamerbezetting geeft procentueel weer hoeveel de kamers bezet zijn op jaarbasis, ongeacht of alle bedden in die kamer bezet zijn. De beddenbezetting daarentegen geeft aan hoeveel de bedden procentueel bezet zijn op jaarbasis. Zo zal een kamer met twee bedden die het ganse jaar bezet is door 1 persoon een kamerbezetting van 100% realiseren, maar slechts een beddenbezetting van 50% hebben. De Federatie voor Hoeve- en Plattelandstoerisme geeft voor West-Vlaanderen een gemiddelde jaarlijkse beddenbezettingsgraad voor 2002 van 36,82% in de gastenkamers en 39,59% in de huurvakantiewoningen. 95 Bron: Strategisch Beleidsplan Toerisme en Recreatie voor de Westhoek, 1999.
133
Wanneer we enkel het aantal overnachtingen in de hotels, op de toeristische standplaatsen en in logiesvormen voor doelgroepen samennemen, zowel de officiële NIS-cijfers voor BOL16 als de geraamde cijfers voor de deelgemeenten van Brugge en het hinterland van de kustgemeenten, dan komen we op een geraamd totaal aantal overnachtingen van 373 000. Hoewel dit cijfer voor het Brugse Ommeland in de lijn ligt van wat in de Westhoek in 2002 aan overnachtingen werd gerealiseerd, dient dit toch sterk genuanceerd te worden. Zoals ook bij de bespreking van het logiesaanbod is opgemerkt, is het merendeel van de logiesverstrekkers in de deelgemeenten van Brugge immers veel sterker op de kunststad georiënteerd dan op de groene regio Brugse Ommeland. In de Westhoek is dit uiteraard niet het geval. Het aantal overnachtingen in de Westhoek valt dan ook quasi volledig aan de groene regio toe te schrijven, wat in het Brugse Ommeland geenszins het geval is. In de verdere analyses wordt enkel nog gewerkt met de officiële NIS-cijfers voor de 16 gemeenten waarvan het volledige grondgebied tot het Brugse Ommeland behoort (BOL16).
1.3.2.2 GLOBALE EVOLUTIE VAN DE VERBLIJFSTOERISTISCHE VRAAG Tabel 35 toont de evolutie van het aantal overnachtingen, de gemiddelde verblijfsduur en het marktaandeel ten opzichte van de Vlaamse Regio’s voor zowel het Brugse Ommeland als het geheel van alle Vlaamse Regio’s en dit voor de periode 1992-2002 (voor de Vlaamse Regio’s kan de evolutie echter pas vanaf 1998 worden geschetst). Over de periode 1992-2002 is het volume aan overnachtingen in het Brugse Ommeland gestegen met bijna 40%. Tussen 1992 en 1998 viel een geleidelijke toename van het aantal overnachtingen te noteren van in totaal 22%. De beddencapaciteit in de regio nam volgens het NIS tijdens dezelfde periode slechts toe met nauwelijks 6% (zie tabel 18 bij de bespreking van de evolutie in het logiesaanbod).
Tabel 35 Evolutie van de overnachtingen in commerciële logiesvormen, de gemiddelde verblijfsduur en het marktaandeel ten opzichte van de Vlaamse Regio’s voor het Brugse Ommeland, 1992-2002
1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002
Vlaamse Regio’s Aantal Index Gemiddelde Aantal overt.o.v. verblijfsduur overnachtingen 1998 nachtingen n.b. n.b. 113 367 n.b. n.b. 112 757 n.b. n.b. 125 270 n.b. n.b. 126 894 n.b. n.b. 133 663 n.b. n.b. 136 184 7 400 784 100,0 3,0 138 279 7 683 684 103,8 3,0 124 022 7 851 085 106,1 3,1 130 006 7 792 143 105,3 3,0 137 751 7 870 542 106,3 3,0 158 126
Brugse Ommeland Index Index Gemiddelde t.o.v. t.o.v. verblijfsduur 1992 1998 Regio’s 100,0 2,4 99,5 2,7 110,5 2,7 111,9 2,7 117,9 2,9 120,1 2,7 122,0 100,0 2,6 109,4 89,7 2,5 114,7 94,0 2,5 121,5 99,6 2,5 139,5 114,4 2,6
Marktaandeel t.o.v. Vlaamse n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. 1,9 1,6 1,7 1,8 2,0
Bron: NIS-statistieken
In 1999 viel het aantal overnachtingen echter met 10% terug, wat ook te maken heeft met een lichte daling in het aanbod dat jaar. In de twee daaropvolgende jaren hebben de overnachtingen zich geleidelijk weer hersteld tot op het niveau van 1998. De opmerkelijke stijging met ruim 14% in de periode tussen 1998 en 2002 werd dus in feite op slechts één jaar gerealiseerd. Voor het geheel van de Vlaamse Regio’s viel tijdens dezelfde periode
134
1998-2002 slechts een stijging te noteren van 6% (in de Westhoek en de Leiestreek bedroeg dit respectievelijk +38% en -0,5%). De stijging van 14% in 2002 is niet toe te schrijven aan een toename van de beddencapaciteit gezien het aanbod ongeveer stabiel bleef, maar wellicht wel aan het effect van de in 2001 opgestarte regiowerking Brugse Ommeland mee (zie verder). De gemiddelde verblijfsduur in het Brugse Ommeland bleef sinds 1998 vrijwel constant op 2,5 à 2,6 nachten. Daarmee scoort de regio iets lager dan het gemiddelde voor alle Vlaamse Regio’s (3 nachten). Het marktaandeel van het Brugse Ommeland ten opzichte van het totaal aantal overnachtingen in de Vlaamse Regio’s was in 1999 tot 1,6% gedaald, maar heeft zich sindsdien geleidelijk hersteld tot 2% in 2002.
1.3.2.3 STRUCTUUR EN EVOLUTIE VAN DE VERBLIJFSTOERISTISCHE VRAAG NAAR DOEL Tabel 36 toont de structuur en de evolutie van het commerciële verblijfstoerisme in het Brugse Ommeland naar doel. Daarbij maakt het NIS een onderscheid tussen de zuiver recreatieve overnachtingen (ontspanning), de overnachtingen naar aanleiding van seminaries en vergaderingen en die naar aanleiding van andere beroepsdoeleinden. Met ‘andere beroepsdoeleinden’ wordt bedoeld de overnachtingen die voortvloeien uit de gewone bedrijfsvoering. Het gaat bijvoorbeeld om zakenpartners die komen onderhandelen of contracten afsluiten en technici die herstellingen uitvoeren in bedrijven. Het is met andere woorden een marktsegment dat sterk conjunctuurgevoelig is en waarrond vanuit de sector toerisme en recreatie geen promotie kan worden gevoerd.
Tabel 36 Structuur en evolutie van de overnachtingen in commerciële logiesvormen in het Brugse Ommeland, naar doel, 1992-2002 Totaal
Waaronder:
(a)
Ontspanning
1992 1995 1998 2001 2002 Index t.o.v. 1992 Gemiddelde verblijfsduur 2002
Aantal 113 367 126 894 138 279 137 751 158 126
% 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0
Aantal 101 894 116 533 124 655 121 330 140 955
139,5 2,6
138,3 2,6
% 89,9 91,8 90,1 88,1 89,1
Seminaries en vergaderingen Aantal % 4 286 3,8 2 340 1,8 3 696 2,7 5 737 4,2 5 732 3,6 133,7 2,0
Andere beroepsdoeleinden Aantal % 7 187 6,3 8 021 6,3 9 928 7,2 10 684 7,8 11 439 7,2 159,2 2,4
(a) Inclusief overnachtingen waarvan het doel niet is gekend. Bron: NIS-statistieken
Voor de logiesaanbieder (die de NIS-fiche moet invullen) is het onderscheid tussen een verblijf voor een seminarie/vergadering of voor andere beroepsdoeleinden niet altijd even duidelijk en kunnen de cijfers een licht vertekend beeld geven. In 2002 werden in het Brugse Ommeland volgens het NIS 140 955 recreatieve overnachtingen gerealiseerd of zowat 89% van het totaal aantal overnachtingen in de regio (in de Westhoek en de Leiestreek bedroeg het aantal recreatieve overnachtingen in 2002 respectievelijk 311 652 en 196 701).
135
Iets meer dan 7% van de overnachtingen gebeurde naar aanleiding van ‘andere beroepsdoeleinden’ en in nauwelijks 4% van de gevallen ging het om overnachtingen naar aanleiding van seminaries of vergaderingen. Het MICE-segment en het overige zakentoerisme zijn in deze regio dus slechts van een beperkt belang. Ter vergelijking: in 2002 lag het aandeel van de recreatieve overnachtingen in de Vlaamse Regio’s op 83%, terwijl dit in de Westhoek 88% en in de Leiestreek 62% bedroeg. De overnachtingen naar aanleiding van seminaries en vergaderingen bedroeg in 2002 voor de Vlaamse Regio’s 6% van de totale overnachtingen. De Westhoek en de Leiestreek realiseerden binnen dit segment respectievelijk 5% en 6%. Het aandeel van de ‘andere beroepsdoeleinden bedroeg in 2002 in de Vlaamse Regio’s 10%, in de Westhoek 7% en in de Leiestreek maar liefst 32%. Terwijl het aantal recreatieve overnachtingen sinds 1992 met 38% is toegenomen, is hun aandeel over dezelfde periode vrijwel stabiel gebleven. In vergelijking met de Vlaamse Regio’s die sinds 1998 een toename kenden van bijna 8%, is de evolutie in het Brugse Ommeland met +13% veel sterker. Wat de overnachtingen naar aanleiding van seminaries en congressen betreft, merken we zowel in de absolute aantallen als in het aandeel fluctuaties op die mogelijks te wijten zijn aan een verkeerde interpretatie van de categorie door de logiesaanbieder. Toch zijn ook de overnachtingen binnen dit marktsegment sinds 1992 met bijna 34% toegenomen. Het aantal overnachtingen naar aanleiding van ‘andere beroepsdoeleinden’ liet sinds 1992 een constante toename noteren van in totaal 59. Het aandeel van deze categorie is over dezelfde periode met zowat een procent gestegen tot iets meer dan 7%. De gemiddelde verblijfsduur voor recreatieve doeleinden bedroeg in het Brugse Ommeland in 2002 gemiddeld 2,6 nachten, terwijl dit in de Vlaamse Regio’s 3,3 bedroeg. Over het algemeen is dus sprake van vrij korte vakanties. Voor seminaries en vergaderingen bedroeg de verblijfsduur in het Brugse Ommeland gemiddeld 2 nachten (tegenover 1,8 in de Vlaamse Regio’s) en voor ‘andere beroepsdoeleinden’ gemiddeld 2,4 nachten (tegenover 2,2 in de Vlaamse Regio’s).
1.3.2.4 STRUCTUUR EN EVOLUTIE VAN DE VERBLIJFSTOERISTISCHE VRAAG NAAR LOGIESVORM Tabel 37 toont de structuur en de evolutie van het commerciële verblijfstoerisme in het Brugse Ommeland naar logiesvorm. De structuur van de overnachtingen bij de verschillende types logiesvormen heeft vanzelfsprekend te maken met de structuur van het aanbod. In 2002 werden volgens het NIS 69 100 overnachtingen in hotels gerealiseerd of bijna 44% van het totaal aantal overnachtingen in commerciële logiesvormen in het Brugse Ommeland (zonder gastenkamers en individuele huurvakantiewoningen). Daarnaast werden er ook 66 322 overnachtingen in logiesvormen voor doelgroepen (voornamelijk jeugdlogies) geregistreerd (of bijna 42% van het totaal aantal overnachtingen in commerciële logiesvormen). De campings (let wel: enkel de toeristische standplaatsen op campings) realiseerden 22 704 overnachtingen (een aandeel van goed 14%). Ter vergelijking: de totale beddencapaciteit in hotels, op toeristische standplaatsen op campings en in logiesvormen voor doelgroepen bedroeg in 2002 (zonder de gastenkamers en de huurvakantiewoningen) 2 393 bedden. Met 874 bedden waren de hotels goed voor 36,5% van het commercieel logiesaanbod, de toeristische standplaatsen voor 38,1% (911 bedden) en de logiesvormen voor doelgroepen voor 25,4% (608 bedden).
136
Tabel 37 Structuur en evolutie van de overnachtingen in commerciële logiesvormen in het Brugse Ommeland, naar logiesvorm(a), 1992-2002 Totaal
Hotels
Campings
Logiesvormen voor doelgroepen (a)
1992 1995 1998 2001 2002 Index t.o.v. 1992 Gemiddelde verblijfsduur 2002
Aantal % 113 367 100,0 126 894 100,0 138 279 100,0 137 751 100,0 158 126 100,0 139,5 2,6
Aantal 24 217 29 495 50 649 57 650 69 100
% 21,4 23,2 36,6 41,9 43,7 285,3 2,0
Aantal 27 525 26 363 24 191 16 975 22 704
% 24,3 20,8 17,5 12,3 14,4 82,5 3,0
Aantal % 61 625 54,4 71 036 56,0 63 439 45,9 63 126 45,8 66 322 41,9 107,6 3,5
(a) Vakantieparken en vakantiedorpen zijn in het Brugse Ommeland niet aanwezig. (b) Tot de logiesvormen voor doelgroepen behoren voornamelijk logiesinrichtingen voor de jeugd. Bron: NIS-statistieken
Opvallend voor het Brugse Ommeland is het grote aandeel van de logiesvormen voor doelgroepen in het totaal aantal overnachtingen in commerciële logiesvormen. Ter vergelijking: in 2002 lag dit aandeel in de Vlaamse Regio’s op 27%, terwijl dit in de Westhoek (met een ruim aanbod aan jeugdlogies in de gemeente Heuvelland) 44% bedroeg. Het aandeel van het aantal overnachtingen in hotels bedroeg in de Vlaamse Regio’s in 2002 29%, dat van de campings 10%. Het aantal overnachtingen in hotels in het Brugse Ommeland is sinds 1992 bijna verdrievoudigd, terwijl ook het aandeel van de hotels met meer dan 22% is toegenomen. Ook de beddencapaciteit in hotels is in de periode 1992-2002 echter met 68% toegenomen (zie tabel 18). Het aantal overnachtingen in logiesvormen voor doelgroepen is in absolute aantallen sinds 1992 met een kleine 8% toegenomen, terwijl het aandeel van deze categorie met ruim 12% is gedaald (de beddencapaciteit is in dezelfde periode met 17% toegenomen). Het aantal overnachtingen op campings (toeristische standplaatsen) is sinds 1992 systematisch blijven dalen tot minder 17 000 in 2001, waarna zich een opmerkelijk herstel liet optekenen. Hierdoor bleef de daling over de volledige periode 1992-2002 beperkt tot iets meer dan 17%. Het aandeel van de overnachtingen op campings daalde met zowat 12%. Deze daling kan echter niet gerelateerd worden aan de NIS-cijfers over de evolutie in het aanbod (tabel 18) vermits het NIS daar niet het onderscheid maakt tussen de capaciteit op toeristische standplaatsen en die op residentiële standplaatsen. De evolutie toont wel dat de globale capaciteit op campings (dus inclusief de residentiële standplaatsen) sinds 1992 vrijwel stabiel is gebleven (ondanks het feit dat twee campings zijn verdwenen). De gemiddelde verblijfsduur ligt het hoogst in de logiesvormen voor doelgroepen (3,5 nachten) en op de kampeerterreinen (3,0 nachten), terwijl deze voor de hotels gevoelig korter is (2 nachten). Wanneer we echter enkel de recreatieve overnachtingen in beschouwing nemen, dan neemt de gemiddelde verblijfsduur in logiesvormen voor doelgroepen toe tot 3,7 nachten, terwijl die in de hotels afneemt tot 1,9 nachten.
1.3.2.5 STRUCTUUR EN EVOLUTIE VAN DE VERBLIJFSTOERISTISCHE VRAAG NAAR HERKOMST Tabel 38 geeft de structuur en de evolutie van het commerciële verblijfstoerisme in het Brugse Ommeland naar herkomst. In 2002 werden in het Brugse Ommeland volgens het NIS 98 710 overnachtingen gerealiseerd door Belgen (meer dan 62% van het totaal aantal overnachtingen in de regio). Het volume aan overnachtingen van buiten-
137
landers (38%) situeert zich op ongeveer hetzelfde niveau als dat van de Westhoek (40%), maar is heel wat lager dan dat van de Vlaamse Regio’s (49%).
Tabel 38 Structuur en evolutie van de overnachtingen in commerciële logiesvormen in het Brugse Ommeland (BOL 16), naar nationaliteit (in aantal overnachtingen), 1992-2002
1992 1995 1998 2001 2002 Index t.o.v. 1992 Gemiddelde verblijfsduur 2002 Aandeel 2002 (in %)
Totaal
Belgen
113 367 126 894 138 279 137 751 158 126 139,5 2,6 100,0
72 183 77 660 82 779 84 805 98 710 136,7 2,7 62,4
Buitenlanders 41 184 49 234 55 500 52 946 59 416 144,3 2,3 37,6
Nederlanders 13 844 16 800 20 076 20 586 25 067 181,1 2,6 15,9
Duitsers
Britten
Fransen
Overige
8 272 8 089 10 318 8 913 8 791 106,3 2,5 5,6
5 997 5 584 7 070 6 342 6 801 113,4 1,9 4,3
5 598 7 501 8 013 8 246 6 912 123,5 1,8 4,4
7 473 11 260 10 023 8 859 11 845 158,5 2,4 7,5
Bron: NIS-statistieken
De belangrijkste groep onder de buitenlanders zijn de Nederlanders met in 2002 25 067 overnachtingen of bijna 16% van het totaal aantal overnachtingen. Binnen de Vlaamse Regio’s is de Nederlandse markt echter goed voor meer dan 22% (voor het Brugse Ommeland is deze markt dus nog duidelijk een groeimarkt). De helft van het aantal overnachtingen van Nederlanders in het Brugse Ommeland vindt plaats in hotels, 37% op campings en 13% in logiesvormen voor doelgroepen (wellicht meest jeugdgroepen). De andere buurlanden zijn in het Brugse Ommeland veel minder vertegenwoordigd. De Duitsers waren in 2002 goed voor bijna 6% van de overnachtingen, de Britten en Fransen elk voor minder dan 5%. De overige landen zijn samen goed voor iets meer dan 7% van de overnachtingen. Deze landen zijn echter zeer gediversifieerd en bijgevolg zeer moeilijk te bewerken. Sinds 1992 is het aantal buitenlandse overnachtingen (+44%) iets sterker gestegen dan het aantal Belgische (+37%). De opmerkelijkste toename onder de buitenlandse overnachtingen is voor rekening van de Nederlanders waar bijna een verdubbeling te noteren viel. Omwille van de vrij beperkte absolute aantallen dient bij de interpretatie van deze gegevens echter de nodige voorzichtigheid aan de dag gelegd te worden. Wat het doel van de overnachting betreft zijn de buitenlanders in het Brugse Ommeland met 84% het sterkst vertegenwoordigd in de categorie ‘andere beroepsdoeleinden’. De gemiddelde verblijfsduur op de buitenlandse markt (gemiddeld 2,3 nachten) is opmerkelijk korter dan op de Belgische markt (gemiddeld 2,7 nachten). De Nederlanders en de Duitsers blijven gemiddeld langer (resp. 2,6 en 2,5 nachten) dan de Britten of de Fransen (resp. 1,9 en 1,8 nachten).
1.3.2.6
STRUCTUUR EN EVOLUTIE VAN DE VERBLIJFSTOERISTISCHE VRAAG NAAR GEOGRAFISCHE LIGGING
Tabel 39 toont de structuur en evolutie van het commerciële verblijfstoerisme in het Brugse Ommeland naar geografische ligging. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen het noorden en het zuiden van de regio. Binnen elke cluster werden bepaalde gemeenten samengenomen om het recht op privacy van de individuele logiesaanbieders niet te schenden.
138
Tabel 39 Structuur en evolutie van de overnachtingen in commerciële logiesvormen in het Brugse Ommeland, naar geografische ligging, 1992-2002 1992 Geografische cluster NOORD Jabbeke Oudenburg/Gistel Damme Zuienkerke ZUID Zedelgem Torhout Ardooie/Pittem/ Tielt/Ruiselede Oostkamp Lichtervelde Ichtegem/Beernem/ Wingene TOTAAL
2002
Index
Aantal 32 462 9 953 7 759 7 205 7 545 80 905 59 719 3 839 9 165
% 28,6 8,8 6,8 6,4 6,6 71,4 52,7 3,4 8,1
Gem. Verbl. 2,7 2,8 2,2 2,0 5,9 2,3 2,3 2,6 2,2
Aantal 58 616 24 095 17 641 9 136 7 744 99 510 62 508 12 880 10 665
% 37,1 15,2 11,2 5,8 4,9 62,9 39,5 8,2 6,7
Gem. Verbl. 2,3 3,0 1,8 1,9 2,4 2,8 3,0 2,1 4,8
t.o.v. 1992 180,6 242,1 227,4 126,8 102,6 123,0 104,7 335,5 116,4
3 668 4 514
3,2 4,0
2,5 3,3
6 174 4 415 2 868
3,9 2,8 1,8
2,0 2,5 1,8
168,3 63,5
113 367
100,0
2,4
158 126
100,0
2,6
139,5
Bron: NIS-statistieken
Geografisch zijn er in de regio belangrijke verschillen vast te stellen. Met 63% van het totaal aantal overnachtingen concentreren de overnachtingen zich voornamelijk in zuiden van de regio (Zedelgem en Torhout). Zedelgem alleen al realiseert bijna 40% van het totaal aantal overnachtingen in de regio (vooral jeugdlogies en camping maar ook hotels, gastenkamers en huurvakantiewoningen). In Torhout situeren de overnachtingen zich vooral in hotels. De overnachtingen in het noorden van het Brugse Ommeland concentreren zich vooral in Jabbeke en Oudenburg/Gistel, die samen ongeveer een kwart van het totaal aantal overnachtingen in de regio vertegenwoordigen. Sinds 1992 is het aantal overnachtingen in het noorden van de regio duidelijk sterker toegenomen (+81%) dan in het zuiden (+23%). De totale beddencapaciteit is over dezelfde periode respectievelijk slechts met 5% en 18% toegenomen. Opnieuw moet echter de nodige voorzichtigheid aan de dag gelegd worden bij de interpretatie van de gegevens omwille van de beperkte absolute aantallen. Het lijkt er toch op dat het noorden hogere bezetting kan halen dan het zuiden. Het aantal overnachtingen is sinds 1992 vooral in Torhout, Jabbeke, Oudenburg/Gistel en Oostkamp toegenomen. In Torhout, Oudenburg en Oostkamp is deze toename duidelijk gelinkt aan een stijging van de beddencapaciteit sinds 1992. In Jabbeke is de capaciteit echter vrij stabiel gebleven (zie tabel 19). De daling van het aantal overnachtingen in Ichtegem/Beernem/Wingene is vooral te wijten aan een daling van de beddencapaciteit in Beernem. Tabel 40 toont de structuur van de overnachtingen in het Brugse Ommeland naar doel en naar geografische ligging. Hieruit blijkt dat de meeste recreatieve overnachtingen in Zedelgem (43% van het totaal aantal recreatieve overnachtingen), Jabbeke (16%) en Oudenburg/Gistel (11%) gerealiseerd worden. Voor seminaries en vergaderingen scoren vooral Oostkamp (44%), Oudenburg/Gistel (17%) en Torhout (16%) hoog. De overnachtingen naar aanleiding van andere beroepsdoeleinden worden vooral in het Tieltse en in Zedelgem gerealiseerd (allebei regio’s met een vrij sterke aanwezigheid van bedrijfsactiviteiten).
139
Tabel 40 Structuur van de overnachtingen in commerciële logiesvormen in het Brugse Ommeland, naar doel en naar geografische ligging, 2002 Geografische cluster
Ontspanning Aantal
NOORD 53 Jabbeke 22 Oudenburg/Gistel 15 Damme 8 Zuienkerke 7 ZUID 87 Zedelgem 59 Torhout 11 Ardooie/Pittem/Tielt/Ruiselede 6 Oostkamp 3 Lichtervelde 3 Ichtegem/Beernem/Wingene 2 TOTAAL 140
950 264 815 695 176 005 981 035 721 393 590 285 955
Seminaries en vergaderingen
Andere beroepsdoeleinden
%
Aantal
%
Aantal
%
38,3 15,8 11,2 6,2 5,1 61,7 42,6 7,8 4,8 2,4 2,5 1,6 100,0
1 827 729 971 127 0 3 905 0 915 2 2 527 460 1 5 732
31,9 12,7 16,9 2,2 0,0 68,1 0,0 16,0 0,0 44,1 8,0 0,0 100,0
2 839 1 102 855 314 568 8 600 2 527 930 3 942 254 365 582 11 439
24,8 9,6 7,5 2,7 5,0 75,2 22,1 8,1 34,5 2,2 3,2 5,1 100,0
Totaal(a) Aantal 58 24 17 9 7 99 62 12 10 6 4 2 158
616 095 641 136 744 510 508 880 665 174 415 868 126
% 37,1 15,2 11,2 5,8 4,9 62,9 39,5 8,1 6,7 3,9 2,8 1,8 100,0
(a) Inclusief overnachtingen waarvan het doel niet gekend is. Bron: NIS-statistieken
1.3.2.7 STRUCTUUR EN EVOLUTIE VAN DE VERBLIJFSTOERISTISCHE VRAAG IN DE HOTELS Tabel 41 toont de structuur en de evolutie van het verblijfstoerisme in hotels naar doel.
Tabel 41 Structuur en evolutie van de overnachtingen in hotels in het Brugse Ommeland, naar doel, 1992-2002 Totaal
Waaronder:
(a)
Ontspanning Aantal
1992 1995 1998 2001 2002 Index t.o.v. 1992 Gemiddelde verblijfsduur 2002
24 29 50 57 69
%
217 100,0 495 100,0 649 100,0 650 100,0 100 100,0 285,3
Aantal
15 20 37 42 54
%
206 62,8 262 68,7 351 73,7 621 73,9 472 78,8 358,2
2,0
1,9
Seminaries en congressen Aantal %
1 1 3 4 3
889 297 370 506 229
7,8 4,4 6,7 7,8 4,7 170,9 2,0
Andere beroepsdoeleinden Aantal %
7 7 9 10 11
122 29,4 936 26,9 928 19,6 523 18,3 399 16,5 160,1 2,4
(a) Inclusief overnachtingen waarvan het doel niet is gekend. Bron: NIS-statistieken
De vraag in de hotels in het Brugse Ommeland is gespreid over de verschillende soorten overnachtingen naar motief. De klemtoon ligt echter op de recreatieve overnachtingen die in 2002 een aandeel van 79% vertegenwoordigden op het totaal aantal overnachtingen in hotels. De zakelijke overnachtingen in hotels zijn samen goed voor 21% van de hotelnachten. Het aantal overnachtingen in hotels is sinds 1992 bijna verdrievoudigd, terwijl de beddencapaciteit over dezelfde periode met 68% is toegenomen. De stijging van het aantal overnachtingen komt vooral op rekening van de recreatieve overnachtingen.
140
Opvallend is de opmerkelijk korte gemiddelde verblijfsduur bij recreatieve overnachtingen in hotels (gemiddeld slechts 1,9 nachten). Tabel 42 toont de structuur en de evolutie van het verblijfstoerisme in hotels naar herkomst.
Tabel 42 Structuur en evolutie van de overnachtingen in hotels in het Brugse Ommeland, naar nationaliteit (in aantal overnachtingen), 1992-2002
1992 1995 1998 2001 2002 Index t.o.v. 1992 Gemiddelde verblijfsduur 2002 Aandeel 2002 (in %)
Totaal
Belgen
24 217 29 495 50 649 57 650 69 100 285,3 2,0 100,0
6 557 11 409 21 998 24 333 32 584 496,9 1,9 47,2
Buitenlanders 17 660 18 086 28 651 33 317 36 516 206,8 2,1 52,8
Nederlanders 4 117 5 604 9 777 10 965 12 481 303,2 2,0 18,1
Duitsers
Britten
5 195 5 139 5 887 6 468 5 948 114,5 2,3 8,6
1 859 1 417 3 595 3 794 4 039 217,3 1,7 5,8
Fransen 3 164 2 741 3 984 5 614 5 177 163,6 1,8 7,5
Overige 3 325 3 185 5 408 6 476 8 871 266,8 2,4 12,8
Bron: NIS-statistieken
Waar voor alle logiesvormen samen het aandeel van de Belgen in het totaal aantal overnachtingen in het Brugse Ommeland in 2002 62% bedroeg, was dit voor de hotelsector slechts 47%. De buitenlandse overnachtingen worden voornamelijk gerealiseerd door Nederlanders (18%) en in mindere mate door Duitsers (9%), Fransen (7%) en Britten (6%).
CONCLUSIES INZAKE DE VERBLIJFTOERISTISCHE VRAAG IN HET BRUGSE OMMELAND • De beschikbare NIS-overnachtingscijfers voor het Brugse Ommeland hebben per definitie betrekking op BOL16 en zijn derhalve een onderschatting. Het werkelijke aantal overnachtingen (inclusief de deelgemeenten van Brugge en het hinterland van de kustgemeenten) kan worden ingeschat maar uiteraard blijven dit ramingen die met de nodige relativiteitszin geïnterpreteerd dienen te worden. Als relatief cijfer heeft het totaal aantal NIS-overnachtingen weldegelijk zijn waarde omdat het een weliswaar onvolledige maar toch vrij goede weerspiegeling vormt van het Brugse Ommeland (BOL 16) als groene regio (zonder de op Brugge georiënteerde logiesverstrekkers in de Brugse rand). Voor het bepalen van targets naar de toekomst toe (zie verder onder strategische doelstellingen) kunnen de NIS-cijfers dus zeker als een indicator worden aangewend. • Het aantal overnachtingen dat in 2002 door het NIS in de regio werd geregistreerd bedroeg 158 126 (BOL16). Het totaal aantal overnachtingen in commerciële logiesvormen kon voor Groot-BOL in 2002 echter worden ingeschat op ca. 470 000 overnachtingen. Wanneer daar ook de geraamde overnachtingen op residentiële standplaatsen worden bijgeteld, komen we op een geraamd totaal van 570 000 overnachtingen voor het volledige Brugse Ommeland. • Wanneer we het Brugse Ommeland als zuiver ‘groene regio’ (BOL16) vergelijken met de andere Vlaamse regio’s, dan is het verblijfsrecreatieve belang ervan echter heel beperkt (nauwelijks 2% marktaandeel ten opzichte van de Vlaamse regio’s). • De toename van en de schommelingen in het aantal overnachtingen sinds 1992 zijn voornamelijk toe te schrijven aan een toename van de logiescapaciteit. In 2002 viel de opmerkelijke stijging (naast een beperkt Brugge 2002-effect) wellicht ook voor een deel toe te schrijven aan de regiowerking die in 2001 op kruissnelheid is gekomen.
141
• Ruim 89% van alle overnachtingen zijn recreatieve overnachtingen. De seminaries en vergaderingen vormen met nauwelijks 4% een zeer klein maar licht stijgend marktsegment. De overnachtingen voor ‘andere beroepsdoeleinden’ waarvoor geen promotie kan worden gevoerd, vertegenwoordigen 7%. • Met elk ruim 40% van het aantal overnachtingen zijn de hotelsector en de logiesvormen voor doelgroepen in het Brugse Ommeland ongeveer even sterk. Vooral wat de doelgroepen betreft is dit in vergelijking met andere Vlaamse regio’s een opmerkelijk hoog aandeel. In absolute aantallen realiseert een regio als de Westhoek (bekend om haar jeugdlogies) echter heel wat meer overnachtingen in logiesvormen voor doelgroepen dan het Brugse Ommeland. • De binnenlandse markt is voor het Brugse Ommeland de belangrijkste markt (ruim 62% van de overnachtingen). Er kan worden aangenomen dat dit meestal vakanties zijn van Vlamingen. De Nederlanders zijn de tweede belangrijkste markt met 16% van het aantal overnachtingen. Deze markt is voor de regio nog duidelijk een groeimarkt vermits het aandeel van de Nederlanders binnen de Vlaamse Regio’s momenteel meer dan 22% bedraagt. De andere markten zijn van veel minder belang (de Duitsers, de Britten en de Fransen vertegenwoordigen elk minder dan 5% van het totaal aantal overnachtingen). • De gemiddelde verblijfsduur in het Brugse Ommeland (BOL 16) bedraagt 2,6 nachten. Dit is minder lang dan het gemiddelde voor de Vlaamse Regio’s (3 nachten), maar langer dan de overige West-Vlaamse groene regio’s. De gemiddelde verblijfsduur voor recreatieve doeleinden bedraagt eveneens 2,6 nachten, terwijl dit in de Vlaamse Regio’s 3,3 nachten bedraagt. Voor seminaries en vergaderingen wordt gemiddeld 2 nachten verbleven. Qua logiesvormen is de gemiddelde verblijfsduur het langst bij de doelgroepen (3,5 nachten), het minst lang bij de hotels (2 nachten). De regio wordt dus gekenmerkt door vrij korte vakanties. De Belgen blijven gemiddeld wel iets langer dan de Nederlanders. • Bijna twee derden van de overnachtingen worden in het zuidelijk deel van het Brugse Ommeland gerealiseerd. Zedelgem alleen al is goed voor bijna 40% van het totaal aantal overnachtingen in de regio (alle logiesvormen), maar ook Jabbeke (vooral camping) en Oudenburg/Gistel (vooral hotel) realiseren belangrijke aantallen overnachtingen.
1.4 SOCIAAL-ECONOMISCHE BETEKENIS VAN HET TOERISME IN HET BRUGSE OMMELAND De sociaal-economische betekenis van de sector toerisme en recreatie in een streek kan enerzijds worden benaderd via de geraamde bestedingen en omzet en anderzijds via de werkgelegenheid die door de sector wordt gegenereerd.
1.4.1 BESTEDINGEN EN OMZET De raming van de bestedingen en de omzet in een regio gebeurt in principe door een combinatie van vraaggegevens (aantal overnachtingen/trips) met informatie over de bestedingen per overnachting/trip. Bij de in punt 1.3 geschetste ramingen van de vraaggegevens over omgevingsrecreatie, dag- en verblijfstoerisme werd reeds gewezen op het benaderend karakter van deze data. Omtrent de raming van de bestedingen per overnachting of dagtrip is weinig recente informatie beschikbaar.
142
Verblijfstoerisme Voor de inschatting van de bestedingen in de hotels (70,25 euro per nacht) en op campings (14,15 euro per nacht) kon een beroep worden gedaan op een onderzoek dat in 2000 in opdracht van Toerisme Vlaanderen bij verblijfstoeristen in Groen Vlaanderen (nu Vlaamse Regio’s) werd uitgevoerd96 (de bedragen uit de studie werden geïndexeerd naar 200297). De inschatting van de bestedingen in logiesvormen voor doelgroepen (22,88 euro per nacht) gebeurt op basis van het voor 2002 geïndexeerde bedrag dat in het Strategisch Beleidsplan voor de Kust werd gebruikt. De inschattingen van de bestedingen in de gastenkamers, de huurvakantiewoningen en het tweede verblijfstoerisme zijn het resultaat van ramingen die in 1999 door de toenmalige Dienst Toerisme en Recreatie WestVlaanderen (thans Westtoer) werden uitgevoerd in het kader van de opmaak van het Strategisch Beleidsplan Toerisme en Recreatie voor de Westhoek. Bij het bepalen van deze bedragen werd zoveel mogelijk een beroep gedaan op bevoorrechte getuigen uit de desbetreffende deelsectoren. De toen gebruikte bestedingsbedragen werden hier steeds geïndexeerd naar 2002 en zijn hoogstwaarschijnlijk een onderschatting van de reële bestedingen. We passen de gemiddelde bestedingen toe per logiesvorm, ook voor de niet-recreatieve overnachtingen (hoewel dit voor de MICE-markt een zeer minimale benadering is). Deze markt is in het Brugse Ommeland echter heel beperkt (slechts 4% van alle overnachtingen).
Omgevingsrecreatie Voor de inschatting van de omzet in omgevingsrecreatie kunnen, bij gebrek aan ander cijfermateriaal, enkel de wandeltrips in wandeldomeinen in rekening worden gebracht. Het gebruikte bestedingsbedrag is eveneens gebaseerd op de bevragingen die in 1999 plaatsvonden (Strategisch Beleidsplan Westhoek).
Dagtoerisme De omzet in het dagtoerisme wordt ingeschat op basis van drie componenten: de bestedingen in het Dolfinarium Familiepark, de bestedingen in de andere attractiepunten met meer dan 5 000 bezoekers op jaarbasis en de bestedingen van verblijfstoeristen aan de Kust die een daguitstap maken naar het hinterland van de Kust. De inschatting van de bestedingen in het Dolfinarium Familiepark gebeurden door het attractiepark zelf. De bestedingen in de attractiepunten (zonder het Dolfinarium Familiepark) werden gelijkgesteld met die voor de daguitstappen naar het hinterland van verblijfstoeristen aan de Kust98. Allebei zijn ze gebaseerd op de bevragingen die in 1999 plaatsvonden (Strategisch Beleidsplan Westhoek). Naar Toerisme Vlaanderen toe is het belangrijk om aan te dringen op onderzoek naar omgevingsrecreatie en dagtoerisme in de Vlaamse Regio’s die in het WES-onderzoek rond het reisgedrag van de Belgen onvoldoende aan bod komen, zodat hieromtrent ook uitspraken kunnen worden gedaan. Tabel 43 geeft een overzicht van de geraamde totale bestedingen inzake verblijfstoerisme, dagtoerisme en omgevingsrecreatie in het Brugse Ommeland in 2002. Hieruit kan worden afgeleid dat de totale toeristisch-recreatieve omzet in BOL16 op ongeveer 19 miljoen euro kan worden ingeschat.
96 Toerisme Vlaanderen, De Vlaanderen Vakantieganger, 2002. 97 Alle bestedingsbedragen, ook die voor omgevingsrecreatie en dagtoerisme, werden na indexatie afgerond tot op 10
eurocent. 98 De gemiddelde toegangsprijs voor individuele bezoekers aan de attractiepunten met meer dan 5 000 bezoekers in het
Brugse Ommeland (excl. Dolfinarium Familiepark) bedraagt 4,22 euro.
143
144 100 503 768 704 322
Bron: Westtoer 2004
44 103 598
3 840 000 893 696 3 007 355
566 215 1 485 708 2 051 923 11 258 573
9 206 650
5 058 120 1 438 543 797 775 333 749 1 578 464
(in euro)
Totale besteding
ALGEMEEN TOTAAL ‘GROOT-BOL’
4,00 10,70 10,70
16,10
73,20 66,90 26,80 14,70 23,80
per nacht/ trip (in euro)
Gemiddelde besteding
7 741 051 18 999 624
985 000 83 523 281 061
92 280
69 21 29 22 66
dagtrips
Aantal nachten/
Totaal omgevingsrecreatie en dagtoerisme TOTAAL
OMGEVINGSRECREATIE EN DAGTOERISME Omgevingsrecreatie in wandeldomeinen Dolfinarium Familiepark Attractiepunten (excl. Dolfinarium Familiepark) Dagtrips naar het hinterland van verblijfstoeristen aan de Kust
736,30
plaats (in euro)
plaatsen
Tweede verblijven (residentiële standplaatsen op campings) Vaste kosten 769 Variabele kosten Totaal tweede verblijven Totaal verblijfstoerisme
Totaal commercieel logies
VERBLIJFSTOERISME Commercieel logies Hotels Gastenkamers Huurvakantiewoningen Toeristische standplaatsen op campings Logiesvormen voor doelgroepen
Vaste kost per stand-
Aantal stand-
BOL16
83
plaatsen
Aantal stand-
736,30
plaats (in euro)
Vaste kost per stand-
761 432 705 888 266
1 031 309 73 281
000 000 370 061
9 960
107 29 11 19 87
dagtrips
Aantal nachten/
4,00 14,00 10,70 10,70
16,10
73,20 66,90 26,80 14,70 23,80
per nacht/ trip (in euro)
Gemiddelde besteding
113 356 469 560
12 342 414 25 103 973
4 224 000 4 326 000 785 059 3 007 355
61 160 221 12 761
12 540 091
7 888 121 1 969 005 313 688 292 351 2 076 926
(in euro)
Totale besteding
Deelgemeenten Brugge en hinterland aangrenzende kustgemeenten
Tabel 43 Raming van de totale bestedingen inzake verblijfstoerisme, dagtoerisme en omgevingsrecreatie in het Brugse Ommeland, 2002.
Wanneer ook de bestedingen in de deelgemeenten van Brugge (ca. 20,9 miljoen euro) en die in het hinterland van de aangrenzende kustgemeenten (ca. 4,2 miljoen euro) worden meegerekend99, kan de totale omzet voor het volledige Brugse Ommeland (Groot-BOL) op ongeveer 44,1 miljoen euro worden geraamd. Hierbij komt ruim 24 miljoen euro (54%) voor rekening van het verblijfstoerisme en ruim 20,1 miljoen euro (46%) voor rekening van het dagtoerisme en de omgevingsrecreatie. Meer dan de helft van de totale omzet in het verblijfstoerisme wordt door de hotels gerealiseerd (54%). De logiesvormen voor doelgroepen (vooral jeugdlogies) nemen 15% van de omzet voor hun rekening100, terwijl de gastenkamers en de huurvakantiewoningen instaan voor respectievelijk 14% en 5%. De toeristische standplaatsen op campings vertegenwoordigen slechts 3% van de omzet, terwijl de residentiële standplaatsen (het merendeel van het tweede verblijfstoerisme) 9% voor hun rekening nemen. Ruim 40% van de omzet in omgevingsrecreatie en dagtoerisme wordt door omgevingsrecreatie in wandeldomeinen gerealiseerd. Het Dolfinarium Familiepark vertegenwoordigt ruim een vijfde van de omzet in omgevingsrecreatie en dagtoerisme en de dagtrips naar het hinterland van verblijfstoeristen aan de Kust zijn goed voor bijna 30% van deze omzet. De attractiepunten hebben een inbreng van slechts 8% in de omzet in omgevingsrecreatie en dagtoerisme.
1.4.2 WERKGELEGENHEID Er zijn diverse methodes om de werkgelegenheid in toerisme en omgevingsrecreatie te meten. De beste methode is te werken via de bestedingen van toeristen en recreanten, waarbij de omzet per omzetcategorie via een ratio per sector wordt omgerekend naar voltijdse werkplaatsen. Gezien er echter nog geen onderzoek werd uitgevoerd naar de ratio omzet/voltijdse werkplaats per sector is het voorlopig niet mogelijk om op deze manier de voltijdse werkgelegenheid in te schatten. Als alternatief doen we een beroep op een andere zeer benaderende indicator, namelijk de werkgelegenheidscijfers zoals die door het RSZ voor de bezoldigde directe werkgelegenheid en door het RSVZ voor de zelfstandige directe werkgelegenheid worden verzameld. Deze indicator is sowieso ruw en beperkt zich tot slechts bepaalde categorieën van de bestedingen van toeristen en recreanten (bv. kleinhandel is niet inbegrepen). Voor de RSZ-cijfers gebruiken we enkel rubrieken die we het meest kunnen toewijzen aan toerisme en recreatie met volgende NACE-BEL-codes : • Logies: codes 55.1 en 55.2 • Restaurants, cafés: codes 55.3 en 55.4 • Recreatie: codes 92.332, 92.520, 92.530 en 92.7. De RSZ-cijfers worden elk jaar op 30 juni geregistreerd, zodat vakantiejobs tijdens de zomer, bijvoorbeeld in de horeca, niet zijn opgenomen. Er dient rekening mee gehouden te worden dat de cijfers zowel voltijdse banen als halftijdse of tijdelijke jobs omvatten. De RSVZ-cijfers bevatten de zelfstandigen en helpers in hoofdberoep die actief zijn in de toeristisch-recreatieve sector (beperkt wordt tot de sectoren ondernemingen voor vermakelijkheden en horeca).
99 Voor de deelgemeenten van Brugge wordt ca. 11,3 miljoen euro gerealiseerd in commerciële logiesvormen, ca. 220 000
euro in het tweedeverblijfstoerisme en ca. 9,3 miljoen euro in omgevingsrecreatie en dagtoerisme (samen ca. 20,9 miljoen euro). Voor het hinterland van de kustgemeenten wordt ca. 1,2 miljoen euro gerealiseerd in commerciële logiesvormen en ca. 3 miljoen euro in dagtoerisme en omgevingsrecreatie (samen ca. 4,2 miljoen euro). 100 Bij het jeugdlogies dient te worden opgemerkt dat de omzet in belangrijke mate in de jeugdverblijfscentra (dit zijn verblijfsplaatsen met enige vorm van service) wordt gerealiseerd en dat de bivakhuizen en kampplaatsen een veel kleinere economische impact teweegbrengen.
145
Een bijkomende beperking van deze indicator is dat deze cijfers enkel op basis van gemeentegrenzen ter beschikking worden gesteld. Het is dus onmogelijk om de volledige werkgelegenheid van het Brugse Ommeland, waar een belangrijk deel van de omzet gegenereerd wordt in de deelgemeenten van Brugge en in het hinterland van de aangrenzende kustgemeenten, hiermee te benaderen. We pogen toch een inschatting te geven op basis van de werkgelegenheidscijfers voor BOL16 en het toevoegen van een factor voor de deelgemeenten van Brugge en het hinterland van de kustgemeenten. We geven eerst de cijfers voor BOL16 in tabel 44 die de structuur en de evolutie weergeeft van de bezoldigde directe werkgelegenheid in het Brugse Ommeland (RSZ-cijfers) en in tabel 45 die hetzelfde doet voor de zelfstandige directe werkgelegenheid (RSVZ-cijfers). Op basis van beide tabellen zien we dat in 2002 de totale directe werkgelegenheid in de toeristisch-recreatieve sector (bezoldigd én zelfstandig) 2 167 arbeidsplaatsen bedroeg (zowel voltijdse als deeltijdse banen), meer bepaald 1 436 bezoldigde werknemers en 731 zelfstandigen.
Tabel 44 Evolutie van de bezoldigde directe werkgelegenheid in de sector toerisme en recreatie in het Brugse Ommeland (BOL16), 1998-2002 Jaar 1998 1999 2000 2001 2002 Index t.o.v. 1998
Logies 63 110 121 127 183 290,5
Reca 1 212 1 129 876 1 020 1 232 101,7
Recreatie 20 11 29 30 21 105,0
Totaal 1 295 1 250 1 026 1 177 1 436 110,9
Bron: RSZ
Tabel 45 Evolutie van de zelfstandige directe werkgelegenheid in de sector toerisme en recreatie in het Brugse Ommeland (BOL16), 1998-2002 Deelsector Jaar
Horeca
Totaal
655 644 636 642 589
Ondernemingen voor vermakelijkheden 141 148 142 142 142
1998 1999 2000 2001 2002 Index t.o.v. 1998
89,9
100,7
91,8
796 792 778 784 731
Bron: RSVZ
Tabel 44 toont dat de directe werkgelegenheid in restaurants en cafés, die wellicht in belangrijke mate ook de lokale bevolking bedienen, goed is voor maar liefst 86% van de totale bezoldigde directe werkgelegenheid in de toeristisch-recreatieve sector van BOL16. De logiessector draagt er slechts 13% bij in de directe werkgelegenheid en de recreatiesector nauwelijks anderhalf procent. Globaal steeg de bezoldigde directe werkgelegenheid in BOL 16 sinds 1998 met zowat 11%. De stijging viel vooral te noteren in de logiessector (bijna een verdrievoudiging). Bij de restaurants en cafés is de directe werkgelegenheid tussen 1998 en 2000 met 28% gedaald, waarna er zich opnieuw een herstel heeft afgetekend. In 2002 bevond de werkgelegenheid in deze deelsector zich opnieuw op het niveau van 1998. In de recreatiesector viel een lichte stijging van de werkgelegenheid te noteren van 5%. Tabel 45 toont dat de zelfstandige directe werkgelegenheid in de sector toerisme en recreatie in BOL16 sinds 1998 met ruim 8% is afgenomen, een daling die bijna volledig op rekening komt van de deelsector horeca. Deze daling is echter voor heel Vlaanderen waar te nemen en heeft te maken met een schaalvergroting in de sector.
146
Wanneer we het effect van de indirecte tewerkstelling meerekenen, komen we op een totale werkgelegenheid in de sector toerisme en recreatie in BOL16 van circa 2 500 arbeidsplaatsen (voor de Westhoek bedraagt dit circa 2 700 arbeidsplaatsen voor 2002 )101. De verhouding tussen de omzet in BOL 16 en deze in de deelgemeenten van Brugge en het hinterland van de kustgemeenten, is 43,3% tegenover 56,7%. Indien de directe en indirecte werkgelegenheid voor BOL 16 geraamd kan worden op 2 500 dan kunnen we logischerwijze veronderstellen, als deze recht evenredig zijn met de omzet, dat de werkgelegenheid in de deelgemeenten van Brugge en het hinterland van de Kust kan worden geraamd op circa 3 300 werknemers. In totaal brengt dit de werkgelegenheid voor Groot-BOL op ca. 5 800 arbeidsplaatsen, met name 2 500 arbeidsplaatsen in BOL16, 2 750 in de deelgemeenten van Brugge en 550 in het hinterland van de kustgemeenten (telkens inclusief de indirecte werkgelegenheid). Dit blijft een raming die zich baseert op een aantal hypothesen namelijk: • een beperkt aantal codes van RSZ en RSVZ • een factor voor indirecte werkgelegenheid van 0,165 • dat veronderstelling dat de werkgelegenheid recht evenredig is met de omzet.
CONCLUSIES INZAKE DE SOCIAAL-ECONOMISCHE BETEKENIS VAN TOERISME EN RECREATIE • De totale toeristisch-recreatieve omzet in BOL16 wordt op ongeveer 19 miljoen euro geraamd. Met ook de bestedingen in de deelgemeenten van Brugge en het hinterland van de aangrenzende kustgemeenten erbij wordt de totale omzet voor Groot-BOL ingeschat op ongeveer 44,1 miljoen euro. Ruim 54% van deze omzet komt op rekening van het verblijfstoerisme, bijna 46% op rekening van het dagtoerisme en de omgevingsrecreatie. • Verder onderzoek moet toelaten een nog accuratere inschatting van de omzet in toerisme en recreatie te maken. Naar Toerisme Vlaanderen toe is het daarom belangrijk om aan te dringen op onderzoek naar dagtoerisme in de Vlaamse Regio’s zodat ook hieromtrent gefundeerde uitspraken kunnen worden gedaan (o.m. met betrekking tot de bestedingen). • Een ruwe inschatting van de totale werkgelegenheid in de toeristisch-recreatieve sector van Groot-BOL levert een totaal op van zowat 5 800 arbeidsplaatsen (bezoldigde en zelfstandige arbeid en zowel voltijdse als deeltijdse jobs).
1.5 ORGANISATIE EN BELEID ROND TOERISME EN RECREATIE IN HET BRUGSE OMMELAND Het toeristisch-recreatief beleid moet worden gedragen door een degelijke organisatiestructuur. In een eerste onderdeel gaan we in op de ontwikkelingen die zich voor het Brugse Ommeland in deze structuur hebben voorgedaan. Daarna maken we een evaluatie van het actuele beleid omtrent productontwikkeling en van het actuele marketingbeleid.
101 De indirecte tewerkstelling is het gevolg van de toelevering aan sectoren die rechtstreeks bij het receptief toerisme betrok-
ken zijn. Een klassiek voorbeeld hiervan vormt de tewerkstelling die voortvloeit uit de aankopen van het hotelwezen bij lokale leveranciers. In een onderzoek dat in 1991 in Brugge werd uitgevoerd (‘De economische betekenis van het toerisme te Brugge’) werd de multiplicator om de indirecte tewerkstelling te bekomen door het WES ingeschat op 0,165. Voor het Brugse Ommeland resulteert dit derhalve in een bekomende indirecte werkgelegenheid van 358 arbeidsplaatsen.
147
1.5.1 ORGANISATIE Wat de structuur van organisatie betreft kunnen drie perioden worden onderscheiden: • vóór 1998: periode van versnipperde bovenlokale samenwerking en initiatieven; • 1998-1999: opstart regiowerking Brugse Ommeland; • doorgedreven regiowerking vanaf 2000.
1.5.1.1 PERIODE VÓÓR 1998 Vóór 1998 werd het Brugse Ommeland wat toerisme en recreatie betreft gekenmerkt door een werking op lokaal niveau in de gemeenten met een erkende dienst voor toerisme (Damme, Torhout, Tielt en ook Brugge). Andere gemeenten werkten en werken nog steeds in beperktere mate rond toerisme via een combi-ambtenaar (bv. toerisme en cultuur). Op bovenlokaal niveau bestonden in de regio twee samenwerkingsverbanden die vooral werden opgericht voor het voeren van bovenlokale promotie: • het ‘Land van Permeke, Arnoldus en Godelieve’: een samenwerkingsverband tussen de gemeenten Jabbeke, Oudenburg en Gistel; • het ‘Molenland’: een samenwerkingsverband tussen de gemeenten Tielt, Wingene, Ruislede, Ardooie, Pittem, Meulebeke, Wielsbeke, Dentergem en Oostrozebeke. Een deel van deze gemeenten (Meulebeke, Wielsbeke, Oostrozebeke en Dentergem sloten zich later aan bij de Leiestreek). Als resultaat van deze lokale en bovenlokale werking mag worden gesteld dat er van een ‘Brugse Ommeland’ weinig sprake was en dat individuele entiteiten in versnipperde slagorde naar voren kwamen.
1.5.1.2 OPSTART REGIOWERKING BRUGSE OMMELAND: 1998-1999 Vanuit de filosofie van de gebiedswerking, opgestart door de provincie West-Vlaanderen in 1997, werd in die tijd ook voor toerisme en recreatie geopteerd voor een regionale aanpak met een specifiek gebiedsgericht accent en aandacht voor geïntegreerd overleg tussen de diverse diensten van de provincie. Voor toerisme en recreatie werd geopteerd voor regio’s die voldoende groot zijn, niet alleen om zich op een efficiënte manier op de markt te kunnen profileren, maar tevens om een boeiend en gevarieerd toeristischrecreatief netwerk te kunnen uitbouwen. West-Vlaanderen werd opgedeeld in volgende regio’s: de Kust, de Westhoek, de Leiestreek (provincieoverschrijdende regio) en het Brugse Ommeland. De afbakening van de regio’s gebeurde niet op basis van uitvoerige wetenschappelijke studies, maar op basis van een voluntaristisch model en een logisch samenvoegen van gemeenten. Het afbakenen van het Brugse Ommeland gebeurde in twee stappen. • Aanvankelijk (in 1999) werd geopteerd voor een regio met 14 gemeenten: Brugge (voor de Brugse rand), Beernem, Damme, Gistel, Ichtegem, Jabbeke, Lichtervelde, Oostkamp, Oudenburg, Ruiselede, Tielt, Torhout, Wingene en Zedelgem. Van bij de start werden ook de vijf kustgemeenten (Knokke-Heist, Blankenberge, De Haan, Bredene en Oostende) bij de regio betrokken. Slechts één gemeente (Zuienkerke) sloot zich niet bij de regio aan.
148
• De definitieve afbakening van het Brugse Ommeland gebeurde uiteindelijk in 2002 met de uitbreiding van de gemeenten Pittem en Ardooie. In 2004 werken in totaal uiteindelijk 21 gemeenten samen binnen deze regiowerking. Zoals in de andere West-Vlaamse toeristisch-recreatieve regio’s werd voor het Brugse Ommeland vanuit de provincie een regiomanager en een regio-assistente aangesteld om de regiowerking te sturen en aan te jagen. Het overleg - het belangrijkste onderdeel van de regiowerking - werd enerzijds gestructureerd in het Regionaal Adviescomité voor Brugge en Ommeland en anderzijds in het Regionaal Overlegplatform Brugse Ommeland. • Het Regionaal Adviescomité voor Brugge en Ommeland is een sturend comité dat tweemaal per jaar samenkomt en waarin volgende actoren zijn vertegenwoordigd: - de lokale beleidsvoerders (meestal Schepenen voor Toerisme); - verenigingen die de private toeristische sector vertegenwoordigen (Horeca, UNIZO, FBAA); - andere relevante actoren als De Lijn en Dolfinarium Familiepark. Het Adviescomité wordt voorgezeten door de Schepen voor Toerisme van de stad Brugge. • Het Regionaal Overlegplatform Brugse Ommeland is een platform waar de technici (hoofden van de Diensten voor Toerisme) samenkomen om de diverse operationele acties voor te bereiden en goed te keuren. Dit Overlegplatform komt vier keer per jaar samen en wordt voorgezeten door de regiomanager. In deze opstartfase werd door de regiomanager een eerste inventarisatie gemaakt van het toeristisch-recreatief potentieel van het Brugse Ommeland.
1.5.1.3 DOORGEDREVEN REGIOWERKING VANAF 2000 Om de werking binnen de regio te formaliseren werden in 2000 samenwerkingsovereenkomsten afgesloten tussen de provincie en de diverse gemeenten. Er werd een systeem uitgewerkt om op basis van objectieve indicatoren de bijdrage van de gemeenten aan de regiowerking te bepalen. Het gaat hier enerzijds om een structurele bijdrage en anderzijds om een bijdrage in de regionale promotiepool. • De structurele bijdrage wordt door Westtoer aangewend voor de algemene regiowerking waaronder een deel van de personeelskosten van de regiomanager. • De regionale promotiepool wordt enkel aangewend voor regionale marketingdoeleinden waarover steeds in overleg met de gemeenten wordt beslist (zie verder marketingbeleid). De provinciale overheid heeft er zich toe verbonden het bedrag dat door de gemeenten in de regionale promotiepool wordt bijeengebracht, te verdubbelen. Vanaf 2001 kon het regionaal beleid zich zowel voor productontwikkeling als voor marketing (verschijnen van de eerste streekpocket ‘Onthaasten in het Brugse Ommeland’ in 2001) ten volle ontplooien. Zoals hierboven reeds vermeld sloten in 2002 ook Pittem en Ardooie zich aan bij de regio waarmee de regiowerking uiteindelijk een vaste vorm aannam.
149
CONCLUSIES INZAKE ORGANISATIE • Sinds de definitieve samenstelling van de regio Brugse Ommeland wordt een schaalgrootte bereikt die garant staat voor een dynamische werking. Het samenbrengen van middelen van gemeenten en provincie zorgt voor een meer slagvaardige werking zowel op het vlak van productontwikkeling als op het vlak van marketing. • Door diverse uiteenlopende microregio’s op te nemen in een groter geheel kan het Brugse Ommeland beter als een volwaardige toeristische regio worden gepositioneerd binnen de Vlaamse Regio’s. • De twee bovenlokale samenwerkingsverbanden bestaan nog steeds. Zij bewegen zich vooral op vlak van promotie (zie verder). Wellicht is hier een behoefte om tot duidelijke afspraken te komen over wat al dan niet door de regiowerking Brugse Ommeland wordt opgenomen. • Waar in gans West-Vlaanderen bijna alle gemeenten besloten om zich aan te sluiten bij een toeristisch-recreatieve regio, wordt het Brugse Ommeland geconfronteerd met één gemeente (Zuienkerke) die vooralsnog geen voordeel ziet in een actieve gebiedswerking voor toerisme en recreatie.
1.5.2 PRODUCTBELEID IN HET BRUGSE OMMELAND Het productbeleid is erop gericht het fysische toeristisch-recreatieve product te ontwikkelen. De meeste acties voor productontwikkeling verlopen projectgewijs in samenwerking met en met financiering van diverse bestuursniveaus. Deze paragraaf brengt een overzicht van de investeringen die tijdens de voorbije jaren gebeurden of op gang werden gebracht in het toeristisch-recreatief product van het Brugse Ommeland. Sommige projecten zijn reeds afgelopen, anderen lopen nog of zijn nog in opstart. Bij deze projecten werden niet enkel toerisme en recreatie betrokken, maar ook andere sectoren.
1.5.2.1 EUROPESE PROGRAMMA’S EN STEUNMAATREGELEN Interreg-programma Euregio Scheldemond Interreg is een Europees subsidieprogramma dat tot doel heeft de grensoverschrijdende samenwerking tussen lidstaten van de Europese Unie te verbeteren en de economische ontwikkeling van grensregio’s te stimuleren. Het programma Euregio Scheldemond loopt tussen de provincies West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen en Zeeland. Voor West-Vlaanderen gaat het over de arrondissementen Oostende, Brugge en Tielt, voor OostVlaanderen de arrondissementen Eeklo, Gent, Dendermonde en St-Niklaas. Voor Zeeland gaat het over de gehele provincie. Binnen dit Interreg-programma kunnen dus een groot deel van de gemeenten van het Brugse Ommeland een beroep doen op subsidies. Er werden drie Interreg-programma’s opgestart.
150
Projecten binnen het programma Interreg I Euregio Scheldemond (1991-1995) In het Interreg-I-programma werden heel wat middelen ingezet op toerisme en recreatie. Twee grote clusters vormden de koepel voor een aantal deelprojecten: • Het project Krekengebied zocht naar verantwoorde oplossingen voor de grensoverschrijdende problematiek van het waardevolle krekengebied (vooral belangrijk voor de Zwinstreek). Het project bestond uit twee onderdelen: - het ‘Studieproject Grensoverschrijdend Krekengebied’ dat resulteerde in het opstellen van een grensoverschrijdend ‘Krekenbeleidsplan’ om het krekengebied te beschermen tegen de toenemende bedreigingen vanuit landbouw, industrie, bebouwing, e.a. Daarnaast werd in dit plan het toeristische potentieel van het gebied aangegeven binnen de randvoorwaarden die natuur en landschap stellen. - Op toeristisch-recreatief vlak werden ook reeds investeringen uitgevoerd, o.m. de ontwikkeling van verschillende recreatieve fiets- en ruiterroutes alsook een autoroute (de ‘Krekenroute’). • Het project Plattelandstoerisme omvatte acties voor de verbetering en valorisering van het platteland als toeristisch-recreatief gebied met aandacht voor de levensvatbaarheid van het toeristisch-recreatief product in de kleine kernen van Zeeuws-Vlaanderen en aangrenzend Oost- en West-Vlaanderen. Het project Plattelandstoerisme werd opgedeeld in zeven deelprojecten: - De Studie Verblijfsvoorzieningen van Grontmij en WES bestond uit een inventarisatie van de bestaande situatie, verkenning van nieuwe mogelijkheden en aanzetten voor concrete kleinschalige acties. - De Haalbaarheidsstudie omtrent een onthaalcentrum voor Euregio Scheldemond uitgevoerd door het WES waarbij uiteindelijk geopteerd werd voor drie bezoekerscentra: - voor Meetjesland: Huysmanshoeve (Eeklo); - voor Zeeland: Bezoekerscentrum ‘Het Zwin’ (Retranchement); - voor de Zwinstreek: Huyse De Grote Sterre (Damme). In deze studie werd tevens de rol van dergelijk bezoekerscentrum (educatief en informatief) ontwikkeld en werd ook een exploitatieanalyse uitgevoerd. - Stimuleren van recreatief medegebruik en van plattelandstoerisme door het ontwikkelen van een Regionaal Voorzieningennetwerk zoals fietsroutes (de ‘Genteleroute’ in de Oudlandpolders, de ‘Riante Polderroute’ en de ‘Maerlantroute’ in de Zwinstreek), wandelroutes en ruiterpaden. Verschillende andere onderdelen van het totaalproject plattelandstoerisme werden geïntegreerd zoals bijvoorbeeld de picknickplaatsen, een netwerk van ruiterpaden en vaarwegen. Het plan voor routestructuren werd eerst volledig uitgewerkt en daarna werden de routekaarten aangemaakt en werd de bewegwijzering aangebracht. De aanmaak van de borden en de plaatsing ervan gebeurde in de loop van 1995. - De promotie van de bestaande routestructuur werd uitgewerkt binnen het project Routebrochures. Een algemene overzichtskaart ‘Recreatieve routes in het land van Reynaert en Uilenspiegel’ en 22 individuele routekaarten werden ontwikkeld in het gehele gebied van Euregio Scheldemond. De routekaarten geven in detail toeristische informatie over de op de kaart opgenomen routes. - In het project Lokaal Voorzieningennetwerk werden een aantal picknickplaatsen ingeplant langs de verschillende Euregio-routes. - Binnen het project Trekkershutten werd de plaatsing van de trekkershutten als ondersteuning van het toeristisch product ‘fietsroutes’ tevens ondersteund door Toerisme Vlaanderen. Niet alleen werden de trekkershutten geplaatst maar er werd ook promotie voor gemaakt. In het Brugse Ommeland werden trekkershutten geplaatst in het provinciedomeinen Tillegembos en op de camping ‘Memling’ (Sint-Kruis, Brugge).
151
- Het project Riviertoerisme bevorderde het toeristisch-recreatief verkeer in de sector van de pleziervaart door het aanbod van o.a. infrastructuurvoorzieningen te verbeteren. Centraal stonden de aanleg van een passantensteiger in Sas van Gent, een vlotsteiger met toegangsbrug in Rupelmonde en de automatisering van de kunstwerken in Brugge. Daarnaast werden alle aanmeerplaatsen en jachthavens in West- en OostVlaanderen en Zeeland geïnventariseerd, wat resulteerde in de uitbouw van een uniform netwerk van informatieborden langs de vaarwegen in Euregio Scheldemond. Tenslotte werd ook een promotiefolder gepubliceerd. Projecten binnen het programma Interreg II Euregio Scheldemond (1994-2001) De projecten binnen het kader van een Interreg-II-subsidieaanvraag pasten allen binnen één van volgende thema’s: • • • • •
Verbetering van de fysische structuur; Bevordering van economie, technologie en innovatie; Bescherming van het leefmilieu; Benutting van het menselijk potentieel; Bevordering van de maatschappelijke integratie.
Doorheen het Interreg-II-programma stonden twee actievelden centraal: de ontwikkeling van het toerisme en de ontwikkeling van havengerelateerde activiteiten. Voor beide onderwerpen konden projecten worden ingediend in om het even welk van de vijf thema’s. Zo werden binnen deze vijf thema’s projecten met een toeristische inslag ingediend en gerealiseerd.
Thema 1: Verbetering van de fysische structuur Volgende twee projecten binnen dit thema hadden een toeristische inslag en hadden een impact op het Brugse Ommeland. • Het project Rivier- en Watertoerisme beoogde de uitbouw van een grensoverschrijdend netwerk voor pleziervaart en watersport. Binnen het Brugse Ommeland konden Oudenburg en Jabbeke op deze manier worden uitgerust met aanmeermogelijkheden. • Het project Ecotoerisme beoogde de realisatie van de drie streekbezoekerscentra zoals deze werden aangedragen in de haalbaarheidsstudie uit het Interreg-I-programma. Op deze manier kon Huyse De Grote Sterre in Damme worden uitgebouwd en werden ook enkele natuureducatieve fietsroutes hieraan gekoppeld. Dit project voorzag tevens in het voorzien van rustbanken, picknickplaatsen, vogelkijkhutten en infoborden aangebracht in natuurgebieden. - Voor het Brugse Ommeland ging dit om: - infoborden in Damme (Natuurreservaten Romboutswerve en De Platte Kreek), in Wingene (Gulke Putten en Vorte Bossen), Jabbeke (Hoge Dijken) en Oostende (Grote Keignaert); - vogelkijkhutten in Oostende (Grote Keignaert) en in Blankenberge (Uitkerkse Polders); - picknickbanken en zitbanken in Damme (Krinkeldijk) en in Wingene (Vorte Bossen). - Er werd tevens een luik promotie ontwikkeld waarbij de projectpartners vier arrangementen ontwikkelden, naast brochures, draagtasjes, een website en fietsontdekkingstochten.
Thema 2: Bevordering van economie, technologie en innovatie In totaal werden binnen dit thema 14 projecten goedgekeurd waarvan drie met een toeristisch karakter.
152
Volgende projecten waren van belang voor het Brugse Ommeland. • Het project Plattelandstoerisme was één van de grootste projecten binnen dit thema. Het project had tot doel de leefbaarheid van het platteland en het toeristisch en recreatief plattelandsproduct te versterken. In dit kader ontwikkelden de partners verschillende arrangementen, bouwden lusvormige wandelroutes uit en verstrekten subsidies voor het toeristisch of recreatief aantrekkelijk maken van plattelandsbedrijven. Dit laatste gebeurde echter niet in het Brugse Ommeland. Wel werden volgende wandelpaden ontwikkeld: - het Parochieveld Wandelpad (Ruiselede) - het Wildenburg Wandelpad (Wingene) - het Hazegras Wandelpad (Knokke-Heist) - het Meersen Wandelpad (Assebroek, Brugge) - het Ryckevelde Wandelpad (Assebroek-Brugge) - het Ter Doest Wandelpad (Lissewege) - het Beverhoutsveld Wandelpad (Beernem) - het Heihoek Wandelpad (Lichtervelde). Het project bevatte ook een promotieluik waarbinnen een aantal brochures werden vervaardigd waaronder de eerste versie van de streekpocket ‘Onthaasten in het Brugse Ommeland’ en een gemeenschappelijke brochure voor plattelandstoerisme in Euregio Scheldemond. Ook werd er een website www.plattelandstoerisme.org opgestart. • Binnen het project Kwaliteitsverbetering en professionalisering van de recreatiebedrijven in Zeeland en België werden cursussen en thematische bijeenkomsten georganiseerd met het oog op de versterking van de professionaliteit van de toeristisch-recreatieve sector.
Thema 3: Bescherming van het leefmilieu Binnen dit thema werden tien projecten goedgekeurd die vooral te maken hadden met de uitvoering van de projecten voorgesteld in het ‘Krekenbeleidsplan’. Veelal stond de koppeling tussen het herstel van natuur en milieu en het toeristisch aantrekkelijk maken centraal. Volgende projecten waren relevant voor het Brugse Ommeland: • Het project Duurzaam Herstel Krekensysteem werd aan Vlaamse kant ingevuld door het aanpakken van de ecologische verbinding Isabellakanaal - Kanaal Gent-Terneuzen. • Binnen het project Stadswallen-Steenen Beer konden de stadswallen van Damme worden hersteld. • Het project Schone Kreken II beoogde het herstellen en het beschermen van het landschap in het Krekengebied en voorzag o.a. in kleinschalige waterzuiveringsinstallaties in Hoeke en Lapscheure en in de aanleg van een drukrioleringssysteem in Sint-Kruis (Brugge).
Thema 4: Benutting van het menselijk potentieel Binnen dit thema werden 9 projecten goedgekeurd. Volgende projecten hadden enig toeristisch belang voor het Brugse Ommeland. • Binnen het project Plattelandsontwikkeling werden plattelandsbewoners opgeleid over ander landschapsbeheer, commercialisatie van eigen producten en het winkelbedrijf in de plattelandskern. • Het project Loca Troc organiseerde een polyvalente opleiding in toerisme (bv. kamermeisje, keukenhulp of onthaalmedewerker) voor laaggeschoolde langdurig werklozen.
153
Thema 5: Maatschappelijke integratie Binnen dit thema werden 17 projecten goedgekeurd. De onderwerpen waren heel divers van aard. Volgende projecten waren van belang voor toerisme en recreatie in het Brugse Ommeland. Deze projecten hebben eigenlijk meer met cultuur te maken. • De projecten Musica Flandrica I en II voorzagen in de gezamenlijke promotie rond de arrangementen Musica Flandrica waarvan enkele concerten ook op locaties in het Brugse Ommeland werden georganiseerd. • Binnen het kader van het project Republiek der Negatie werd het Middeleeuwse dierenepos ‘Van den Vos Reynaerde’ op een eigentijdse manier tot leven gebracht in een openlucht muziektheaterproductie. Projecten binnen het programma Interreg III Euregio Scheldemond (2000-2006) De vijf thema’s uit het vorige Interreg-programma werden aangehouden. Volgende projecten zijn van belang voor toerisme en recreatie in het Brugse Ommeland. • Het project Kustfietspad der Lage Landen dat tot doel heeft de kustfietsroute te verbinden met Westkapelle op het eiland Walcheren. In het project staat de ontwikkeling van onthaalinfrastructuur centraal. De kustfietsroute vormt een belangrijke schakel voor de ontsluiting van het Brugse Ommeland vanuit de Kust. • Het project Bezoekerscentra op het platteland streeft naar een opwaardering, een verbreding en een faciliteren van het bestaande wandel-, fiets-, ruiter- en autoroutenetwerk in de provincies Oost-Vlaanderen, Zeeland en West-Vlaanderen door middel van de inrichting van 5 strategisch gelegen bezoekerscentra. Deze bezoekerscentra zullen als uitvalsbasis en als vertrekbasis fungeren voor de verkenning van de omgeving. Deze bezoekerscentra moeten de bezoeker in de gelegenheid stellen zich zonder tussenkomst een inzicht te verwerven van wat hij/zij kan verwachten van een bezoek aan de streek en geleiden naar de interessante sites in de streek. Voor het Brugse Ommeland gaat het om twee bezoekerscentra: - het bezoekerscentrum ‘Mulle de Terschueren’ in Tielt dat de vertrekplaats moet worden voor de verkenning van Tielt en omgeving; - het bezoekerscentrum in het kasteel van het provinciaal domein Lippensgoed-Bulskampveld waar de toerist geïnformeerd zal worden over de diverse facetten van het Houtland. • Het project Culturele Biografie Scheldemonding wil werken aan de verdere ontwikkeling, clustering en publieksgerichte ontsluiting van het waardevolle erfgoed in de ruimere zin: gebouwd erfgoed, landschappen en archeologische vondsten/sites, objecten zoals werktuigen en voorwerpen uit het dagelijkse leven, immateriële sporen zoals verhalen, gebruiken en opvattingen. Binnen dit project wordt het ROMA-project opgestart in Oudenburg dat een cluster vormt met Middelburg en Aardenburg wat betreft hun Romeins-Middeleeuws verleden. De bedoeling is om in Oudenburg een themagericht belevingspunt te ontwikkelen rond de Romeinse tijd en de Middeleeuwen en dit voor een breed doelpubliek. • Het project Streekproducten Eu-regionaal wil verder de streekproducten promoten bij een breder publiek. Er wordt ook een grensoverschrijdend netwerk van productiebedrijven van streekproducten beoogd, waarbij ervaringsuitwisseling centraal staat. Om beide doelstellingen te bereiken worden verschillende consumentgerichte acties georganiseerd, zal een imago-onderzoek uitgevoerd worden en zal er een producentenplatform worden opgezet. • Het project Streekidentiteit (natuur en cultuur) in bezoekersattracties streeft naar het creëren van een algemene bewustwording van de landschaps- en cultuurhistorie in Zeeland en West-Vlaanderen met aandacht voor de tegenwoordige natuur- en cultuurelementen. Binnen dit project wil men de regionale identiteit versterken door de uitbouw van attractieve toeristisch-recreatieve bezoekersattracties die tevens fungeren als onthaalknooppunten voor wandel- en fietsroutes in Zeeland en West-Vlaanderen.
154
Voor het Brugse Ommeland gaat het hier om de herwaardering van de museale inrichting van het ‘Kasteel van Wijnendale’ (Torhout) gekoppeld aan een bezoekerscentrum als ondermeer ontvangstruimte voor bezoekers.
Europees SAIL-project Het SAIL-project is een Europees project rond geïntegreerd kustzonebeheer. Binnen dit project werken vijf partners samen: de provincie West-Vlaanderen (projectleider), de provincie Zeeland, de County Council van Essex en Kent en het Syndicat Mixte de La Côte d’Opale. In het kader van dit project werd voor de Zwinstreek door de WVT (West-Vlaamse Vereniging voor de Vrije Tijd, thans Westtoer) een toeristisch-recreatieve gebiedsvisie ontwikkeld met het landschap als uitgangspunt (2001). Deze gebiedsvisie reikt ook een concreet actieplan aan voor de toeristisch-recreatieve ontwikkeling binnen dit gebied.
Leader Plus Brugse Ommeland Het Leader Plus-programma beoogt een duurzame plattelandsontwikkeling in Vlaamse plattelandsgebieden met maximaal 350 inwoners per km2. Het programma wordt beheerd door de Vlaamse Administratie Land (ALT). In het Brugse Ommeland wordt vooral gewerkt rond milieuzorg en landbouwverbreding. Het gebied dat onder dit programma valt beperkt zich tot 11 gemeenten van het Brugse Ommeland: Damme, Knokke-Heist (hinterland), Brugge, Blankenberge (hinterland), Zuienkerke, De Haan (hinterland), Jabbeke, Zedelgem, Beernem, Oostkamp en Torhout. Tot nog toe richten de activiteiten zich vooral op landschapsverfraaiing door het ontwikkelen van landschapsbedrijfsplannen, het stimuleren van hoeveproducten en van hoevetoerisme en van bezoekboerderijen. Er wordt over nagedacht om een Integraal Kwaliteitszorgproject op te starten voor bedrijven die aan hoevetoerisme doen.
1.5.2.2 VLAAMS NIVEAU Subsidiëring van Toerisme Vlaanderen Toerisme Vlaanderen kwam tussen met subsidies in diverse dossiers binnen het kader van het Koninklijk Besluit van 1967 m.b.t. de toeristische uitrusting. De laatste jaren gebeurde dit veelal als cofinanciering voor de hierboven aangegeven Europese projecten. De betoelaging binnen het kader van het Koninklijk Besluit van 1967 bedraagt maximaal 60% van de kosten en kon worden gebruikt voor bouwwerken, inrichtingswerken, uitbreidingswerken en uitrustingswerken van toeristische oorden. Tabel 46 geeft een overzicht van de projecten die de laatste vijf jaar reeds van subsidies van Toerisme Vlaanderen konden genieten. De meeste projecten in het Brugse Ommeland hebben te maken met recreatieve route- en onthaalstructuren. Slechts vrij recent werd financiering toegekend voor een bezoekerscentrum in Tielt dat zowel recreatie als toerisme in dit deel van het Brugse Ommeland moet ondersteunen. Binnen het kader van dit KB werd begin 2004 het project ‘Fietsnetwerk Brugse Ommeland’ ingediend voor subsidiëring van Toerisme Vlaanderen.
155
Tabel 46 Projecten gesubsidieerd door Toerisme Vlaanderen in het Brugse Ommeland via KB ’67, 1997-2003 Jaar 1997 1998 1998 1998 1999 2000 2000 2000 2001 2002
Begunstigde vzw West-Vlaamse Vereniging voor de Vrije Tijd vzw West-Vlaamse Vereniging voor de Vrije Tijd Stad Damme vzw West-Vlaamse Vereniging voor de Vrije Tijd vzw West-Vlaamse Vereniging voor de Vrije Tijd vzw Volkssterrenwacht Beisbroek vzw West-Vlaamse Vereniging voor de Vrije Tijd vzw West-Vlaamse Vereniging voor de Vrije Tijd vzw West-Vlaamse Vereniging voor de Vrije Tijd Westtoer a.p.b.
2002 2002 2003
vzw Volkssterrenwacht Beisbroek Westtoer a.p.b. Westtoer a.p.b.
2003 2003
Stad Tielt Westtoer a.p.b.
Project Bewegwijzering van 6 fietsroutes
Bedrag (in euro) 15 617
Ecotoerisme en natuurgerichte recreatie: onthaalinfrastructuur – deel WVT Ecotoerisme en natuurgerichte recreatie: onthaalinfrastructuur – deel Damme 50-tal wandelroutes worden met ondersteunende voorzieningen uitgerust Bewegwijzering 3 autoroutes: Houtlandroute in Torhout, Molenlandroute in Tielt en Rodenbachroute in Roeselare Inrichting en integratie van multimedia Bewegwijzering van 5 fietsroutes Bewegwijzering van 8 wandelroutes en 1 autoroute Bewegwijzering ruiterpad Groenhove Herinrichting van oude spoorlijnen: Vloethemveldzate Zedelgem Stadsdomein Beisbroek: aanleg van een ‘planetenpad’ Optimaliseren van het provinciaal routenetwerk Herinrichting van oude spoorlijnen: Vloethemveldzate Zedelgem Bezoekerscentrum Huis Mulle de Terschueren Bezoekerscentrum Bulskampveld
21 691 86 763 5 578 15 940 210 710 18 592 18 413 6 668 45 000 61 500 22 500 44 155 175 000 80 500
Bron: Toerisme Vlaanderen
In april 2004 werd het KB ’67 vervangen door het Besluit van de Vlaamse Regering inzake erkenning en financiële ondersteuning van toeristisch-recreatieve projecten en strategische plannen. In dit besluit wordt vermeld dat de financiële steun eveneens maximaal 60% van de kosten kan bedragen, een percentage waar de minister bevoegd voor toerisme op vraag van de aanvrager en na advies van het Hoofd van het Agentschap (Toerisme Vlaanderen) echter kan van afwijken. Het nieuwe besluit maakt het tevens mogelijk een veel ruimer gamma van activiteiten te subsidiëren, niet enkel meer investeringen in uitrusting maar tevens onderzoek, promotie, e.a.
Brugse Ommeland Actieplan (BOA) In oktober 2003 maakte Vlaams Minister van Werkgelegenheid en Toerisme Renaat Landuyt bekend dat een fonds ter beschikking zou worden gesteld voor het ontwikkelen en invullen van een Brugse Ommeland Actieplan (BOA). Het Brugse Ommeland Actieplan wil de toeristisch-recreatieve ontsluiting van het Brugse Ommeland verder stimuleren zowel voor de lokale bevolking als voor de toerist. Het BOA zou worden opgebouwd rond twee grote inhoudelijke lijnen: • de rijke cultuurhistorische geschiedenis van het Brugse Ommeland; • het groene karakter ervan. Binnen dit BOA zouden vier projecten prioritaire aandacht krijgen: • het fietsnetwerk met degelijke bewegwijzering en accommodatie; • de verdere ontwikkeling van onthaalinfrastructuur in de regio (vrijetijdswinkel in Tielt als proefproject); • het aanbieden van kwaliteitsvol jeugdlogies (cfr. project Merkenveld, jeugdherberg Herdersbrug); • behoud en ontsluiting van de bossen met als hoofdingrediënt de realisatie van het Regionaal Landschapspark Bulskampveld (zie verder: actiegerichte strategie rond productontwikkeling). Vooralsnog werden de middelen voor dit BOA niet definitief vastgelegd.
156
Vlaams Programma voor Plattelandsontwikkeling (PDPO) Het Programma voor Plattelandsontwikkeling in Vlaanderen (PDPO) biedt mogelijkheden om ook recreatieve en toeristische projecten in te dienen en 25% cofinanciering te verkrijgen vanwege Europa (EOGFL-financiering). Binnen dit programma is voor 2003 een provinciale cofinanciering voorzien van 15% met een maximum van 25 000 euro (Europese en provinciale cofinanciering samengeteld). Het PDPO-programma is van toepassing op het Vlaamse ‘buitengebied’ (volgens de terminologie van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen). Naast de werking van gebiedsplatformen kunnen in dit programma ook concrete acties financieel worden ondersteund (PDPO §9.3.9.). Dit programma loopt via de Vlaamse Administratie Land (ALT). Het is sterk complementair aan het Leader Plus-programma en wil de landbouw heroriënteren naar verbrede activiteiten waaronder toerisme en recreatie. Binnen dit programma werden volgende recreatieve projecten uitgevoerd: • natuurtechnische werken (creëren van een ven, aanleggen van een knuppelpad, e.a. op/langs het SintAmandus wandelpad in Bulkskampveld, Beernem); • herinrichting Abdijenroute (oude spoorwegbedding): nieuwe verharding.
Projecten binnen het kader van de Vlaamse Landmaatschappij De Vlaamse Landmaatschappij is een belangrijke actor wat betreft de uitvoering van projecten omtrent landinrichting en landschapsopbouw. Voor de Brugse Veldzone werd binnen het landinrichtingsproject Brugse Veldzone ten behoeve van de opmaak van een richtplan een Recreatiestudie uitgewerkt waarbij veel aandacht ging naar het versterken van dit landelijke gebied door het uitbouwen van een recreatieve infrastructuur en het aantrekkelijker maken van het landschappelijk kader102. In deze studie worden de knelpunten beschreven en worden aanzetten gegeven voor inrichtingsplannen die dan door de VLM zouden kunnen worden uitgevoerd. Uiteindelijk werd de Brugse Veldzone als landinrichtingsproject nog niet opgestart zodat er vanuit deze hoek nog geen middelen ter beschikking kwamen. De VLM heeft door haar omvangrijk studiewerk rond vele sectoren en thema’s een expertise in de Brugse Veldzone opgebouwd. Deze expertise wordt heden onder de vorm van advies ter beschikking gesteld aan Vlaamse diensten, aan de Provincie en Westtoer, aan gemeenten en aan bovenlokale verenigingen zoals het Regionaal Landschap Houtland. De VLM heeft voor de Brugse Veldzone een ontwerp Planprogramma opgesteld103. Een goedgekeurd Planprogramma zou de basis vormen om effectief met inrichtingsprojecten te starten. De evolutie van het juridisch kader van landinrichting en de subsidiemogelijkheden voor landinrichting zullen mede bepalend zijn voor de timing en de mate waarin inrichtingsprojecten zullen worden uitgevoerd in de Brugse Veldzone.
1.5.2.3 PROVINCIE WEST-VLAANDEREN Zoals hierboven reeds werd vermeld wordt vanuit de provincie West-Vlaanderen sinds 1997 een gericht toeristisch-recreatief en promotioneel beleid gevoerd voor de diverse toeristische regio’s (de Kust, de Westhoek, de Leiestreek en het Brugse Ommeland).
102 Vlaamse Landmaatschappij West-Vlaanderen, november 2002. Deelstudie Recreatie ten behoeve van de opmaak van het
Richtplan Landinrichtingsproject Brugse Veldzone. VLM, Brugge, 148 p. + kaartenbijlage. 103 Vlaamse Landmaatschappij West-Vlaanderen, september 2003. Ontwerp Planprogramma Landinrichtingsproject Brugse
Veldzone. VLM, Brugge, 38 p.
157
Net zoals voor de andere regio’s werd ook voor het Brugse Ommeland een regiomanager en -assistente aangesteld. Daarnaast werden extra middelen voorzien op de begroting, meer bepaald in het kader van het Subsidiereglement op de Toeristische Stimuli, in het kader van het provinciaal Subsidiereglement voor Riviertoerisme en in het kader van de regionale projecten met internationale uitstraling.
Provinciale Stimuli voor Toerisme van de provincie West-Vlaanderen Het fonds voor de provinciale Stimuli voor Toerisme werd ondertussen vervangen door het (provinciale) Reglement voor de Subsidiëring van Cultuurtoeristische Projecten. In het verleden konden volgende projecten in het Brugse Ommeland genieten van deze subsidiëring: • Damme Boekendorp, vzw Damme Boekendorp; • Volkssterrenwacht Beisbroek.
Provinciaal subsidiereglement voor riviertoerisme van de provincie West-Vlaanderen In 1991 werden de investeringen ten behoeve van het riviertoerisme mee gefinancierd door de provincie WestVlaanderen in het kader van het provinciaal subsidiereglement voor riviertoerisme. Het gaat voornamelijk om aanmeersteigers en bijkomende accommodatie voor jachthavens. Volgende infrastructuren in het Brugse Ommeland werden via dit reglement gesubsidieerd: • • • • • • •
Beernem (Beernemse Watersportvereniging): accommodatie jachthaven; Brugge (Scouts Sint-Leo): aanmeersteigers; Brugge (VVW Flandria): accommodatie aanmeersteigers; Brugge (Brugse Zeil- en Yachtclub): aanmeersteigers; Jabbeke/Stalhille: aanmeersteiger; Oudenburg: aanmeersteiger; Gistel: aanmeersteiger.
Cofinanciering van projecten binnen Europese programma’s Alle Interreg-dossiers vereisen een cofinanciering van de projectindiener en/of regionale of lokale overheden. De provincie West-Vlaanderen cofinancierde in alle Europese projecten in het Brugse Ommeland die onder Interreg-Euregio Scheldemond vielen.
Beleid provinciale domeinen De provincie verzorgt het onderhoud en de instandhouding van de voor het Brugse Ommeland belangrijke provinciale domeinen: Tillegembos (Brugge), ’t Fort van Beieren (Brugge), Lippensgoed-Bulskampveld (Beernem), d’Aertrycke (Torhout) en ’t Veld (Ardooie).
Regionaal Landschap Houtland De vzw Regionaal Landschap Houtland die in 2000 werd opgericht, is een samenwerkingsverband tussen het Vlaamse Gewest, de Provincie West-Vlaanderen, 8 gemeenten uit het Houtland (Beernem, Brugge, Damme, Jabbeke, Oostkamp, Torhout, Wingene en Zedelgem) en diverse landbouw-, natuur- en recreatieve verenigingen. Het Regionaal Landschap Houtland beslaat een gebied van 41 351 ha en heeft tot doel de karakteristieke landschappelijke kwaliteiten en natuurwaarden van het Houtland in stand te houden of te verbeteren en aldus
158
het draagvlak voor natuurbehoud te vergroten. Concreet vertaalt zich dit onder meer in de zorg voor kleine landschapselementen zoals knotwilgenrijen, dreven, poelen en kleine groengebieden. Daarnaast is er ook aandacht voor landbouwverbreding en voor een betere integratie van landbouwbedrijven in hun omgeving (door middel van landschapsbedrijfsplannen). Daartoe wordt nauw samengewerkt met de gebiedsgerichte werking landbouw van de provincie West-Vlaanderen (zie hierboven Leader Plus). In de schoot van het Regionaal Landschap Houtland werd in 2003 de Bosgroep Houtland opgericht, een proefproject in samenwerking met Afdeling Bos en Groen van de Vlaamse Gemeenschap. De Bosgroep staat in voor de begeleiding van private boseigenaars in het duurzaam beheer en onderhoud van hun bossen.
1.5.2.4 INTERGEMEENTELIJKE SAMENWERKING Verschillende gemeenten hebben op het toeristisch-recreatieve vlak al ervaringen met intergemeentelijke samenwerking: • Jabbeke-Oudenburg en Gistel ontwikkelden binnen het kader van de samenwerking ‘Het land van Permeke, Arnoldus en Godelieve’ o.m. huifkartochten en boottochten met de Yserstar. • Het ‘Molenland’ is een toeristisch-recreatief samenwerkingsverband tussen de gemeenten Tielt, Wingene, Ruiselede, Ardooie, Pittem, Meulebeke, Wielsbeke, Dentergem en Oostrozebeke. Van genoemde gemeenten behoren de vier laatste tot het West-Vlaamse gedeelte van de Leiestreek. De gemeenten van het Molenland geven een gezamenlijke brochure uit en hebben ook een ruim aanbod aan daguitstappen in de regio. • Oudenburg-Gistel-Koksijde ontwierpen samen met de WVT (West-Vlaamse Vereniging voor de Vrije Tijd, thans Westtoer) een succesvolle pelgrimsroute. • De gemeente Damme heeft in het kader van het ‘Land van Uilenspiegel’ zo’n 20 à 25 jaar geleden een samenwerkingsverband met Brugge, Blankenberge en Knokke-Heist tot stand zien komen en weer ter ziele weten gaan. • De Blankenbergse Polder Door de WVT werd een gebiedsvisie en aanzetten voor een actieplan vanuit toeristisch-recreatief perspectief uitgewerkt voor de Polder van Blankenberge, De Haan en Zuienkerke. Deze studie werd uitgevoerd in opdracht van de provincie en de drie gemeenten. Op basis van dit actieplan sloten de gemeenten Blankenberge, Zuienkerke en De Haan een intergemeentelijk samenwerkingsconvenant af voor de uitvoering ervan. • Zwinoverleg Dit is een toeristische denktank voor Damme, Knokke-Heist en Sluis, die in 2003 de Zwinstedenzoektocht realiseerde en in 2004 ‘Grenzeloze Humor in de Zwinstreek’ plant. Het beperkt zich tot overlegmomenten met de sector en een jaarlijks grensoverschrijdend project. In 2005 wordt een molenproject gepland.
1.5.2.5 GEMEENTELIJK NIVEAU Het gemeentelijk niveau speelt een belangrijke rol in de ontwikkeling van het toeristisch-recreatieve product. Doorgaans zijn het de gemeentebesturen die het initiatief nemen om een project op te starten en zelf actief op zoek te gaan naar (financiële) partners. Veel projecten worden vervolgens uitgevoerd in een combinatie van lokale, regionale, provinciale en Europese financiering.
159
In het Brugse Ommeland zijn een aantal gemeenten de voorbije jaren vrij actief geweest inzake de uitbouw van het toeristisch-recreatief product binnen hun eigen gemeentegrenzen (o.m. Damme, Beernem, Torhout, Tielt, Jabbeke en andere die mee projecten initieerden en cofinancierden). Daarnaast werd door twee gemeenten een proces opgestart van Strategische Beleidsplanning voor Toerisme namelijk in Torhout en Jabbeke. Beide gemeenten gaven hiervoor opdracht aan Westtoer. Bij het formuleren van dit Strategisch Beleidsplan werd reeds rekening gehouden met de globale visies die reeds voor het Brugse Ommeland door Westtoer ontwikkeld werden gedurende dit strategisch planningsproces. Ook Oostkamp gaf aan het WES een opdracht voor het ontwikkelen van een plan voor toerisme en recreatie.
Strategisch Beleidsplan Toerisme en Recreatie Torhout Binnen dit plan moet het Kasteel van Wijnendale een toeristische hefboom worden die in principe in het 2006 in gebruik genomen moet worden104. Een belangrijke rol is tevens weggelegd voor het Museum Torhouts Aardewerk en de bezoekersattractie rond Torhoutse mosterd. Daarnaast wordt ook een nieuwe cultuurhistorische wandelroute ‘Gravenroute’ voorgesteld en wordt aangedrongen op projecten voor stadsverfraaiing (fietspaden, wandelingen, standbeelden, verbeteren straatbeeld). De Dienst voor Toerisme moet worden versterkt met een marketingmanager.
Strategisch Beleidsplan Toerisme en Recreatie Jabbeke Jabbeke heeft met het Provinciaal Museum Constant Permeke een grote (toeristische) troef die nog verder kan worden uitgebouwd. Bedoeling is om het museum uit te bouwen tot een cultuurtoeristische publiekstrekker die minstens 15 000 bezoekers op jaarbasis bereikt. Daarnaast zou het museum een functie krijgen als toeristisch onthaalpunt en wordt voorzien in een nauwe samenwerking tussen provincie- en gemeentebestuur. Door het bundelen van diverse initiatieven die rechtstreeks of onrechtstreeks verwijzen naar de kunstenaar (educatieve en artistieke werking, tentoonstellingen, evenementen, beelden in de stad) moet Jabbeke mettertijd ook vereenzelvigd worden met Constant Permeke. Essentieel in de toeristische uitbouw van Jabbeke is het inschakelen in het recreatieve fietsnetwerk van het Brugse Ommeland en het voorzien van een fietsinrijpunt. Nieuwe kleinschalige initiatieven op het vlak van het plattelandstoerisme moeten er de logiescapaciteit verhogen.
Toeristisch-recreatief actieplan voor de gemeente Oostkamp Oostkamp wil een sterker toeristisch-recreatief profiel ontwikkelen door het toegankelijk maken van natuurreservaten en bosgebieden, door het ontwikkelen van wandelpaden, een mountainbikeroute, een ruiterroute en observatiehutten, het versterken van de toeristische informatieverstrekking via een kwalitatief onthaalpunt en het uitbreiden van de logiesaccommodatie vooral op het platteland.
CONCLUSIES INZAKE TOERISTISCH-RECREATIEF PRODUCTBELEID • Ondanks de vrij recente opstart van de regiowerking Brugse Ommeland werd reeds veel eerder een dynamiek op gang gebracht wat betreft productontwikkeling, vooral binnen het Europese Interreg-programma Euregio Scheldemond (vanaf 1991). Deze projecten oriënteerden zich vooral op het ontwikkelen van recreatieve routestructuren, de ontsluiting van bezoekerscentra en de promotie van beiden. In de twee eerste Interreg-programma’s kwamen vooral de Zwinpolders sterk aan hun trekken. In het Interreg-III-programma komt echter ook het zuidelijke deel van het Brugse Ommeland meer in beeld met projecten in Bulkskampveld (Beernem) en Tielt.
104 Het bezoekersonthaal in de voormalige portierswoning is niet alleen een knooppunt voor wandelen en fietsen, maar
zorgt ook voor toeristisch onthaal voor Torhout en de regio.
160
• Er werden diverse visies ontwikkeld wat betreft het toeristisch-recreatief productbeleid die echter telkens betrekking hebben op deelgebieden van het Brugse Ommeland: -
Strategisch Beleidsplan Toerisme Torhout (Westtoer); Strategisch Beleidsplan Toerisme Jabbeke (Westtoer); Toeristisch-recreatief actieplan voor de gemeente Oostkamp (WES); Gebiedsvisie en aanzetten voor een Actieplan voor de Polder van Blankenberge, De Haan en Zuienkerke (WVT, thans Westtoer); - Richtplan voor Recreatie binnen het landinrichtingsproject Brugse Veldzone (VLM); - Een toeristisch-recreatieve gebiedsvisie voor de Zwinstreek met het landschap als uitgangspunt (WVT, thans Westtoer). Het feit dat deze visies werden ontwikkeld wijst duidelijk op een meer dan gewone interesse van de diverse gemeenten in de ontwikkeling van toerisme en recreatie, maar tevens op de behoefte aan integratie binnen een grotere regio. • Er zijn in het Brugse Ommeland diverse actoren actief op vlak van toeristische en recreatieve productontwikkeling naast de toeristisch-recreatieve gebiedswerking van Westtoer. Zo zijn de provinciale gebiedswerking voor Natuur en Milieu en voor Landbouw, maar tevens het Regionaal Landschap Houtland dat vrij recent door Toerisme Vlaanderen werd erkend als een vereniging die in aanmerking komt voor subsidies rond recreatieve productontwikkeling en de VLM belangrijke actoren voor de recreatieve ontsluiting van het gebied. Er wordt heel wat overleg gepleegd tussen de diverse actoren om zoveel mogelijk synergie te creëren. Voor de toekomst moet het Strategisch Beleidsplan een kader bieden waarin deze diverse actoren een leidraad kunnen vinden. • Slechts de voorbije twee jaar gaat met het initiëren van projecten als ROMA in Oudenburg, het Kasteel van Wijnendale in Torhout en andere meer specifieke aandacht naar de toeristische productontwikkeling in de regio. Uit de analyse van de regio kan worden afgeleid dat het Brugse Ommeland ook nog over ander potentieel bezit voor het ontwikkelen van een sterk toeristisch product. • Rond het ondersteunen van kleinschalige logiesaccommodatie werden vooralsnog weinig acties ondernomen.
1.5.3 MARKETINGBELEID IN HET BRUGSE OMMELAND 1.5.3.1 ALGEMENE SITUERING Sinds 2001 is de Regiowerking Brugse Ommeland verantwoordelijk voor het voeren van een marketingbeleid op regioniveau. Dit gebeurt in nauw overleg met de gemeenten (Overlegplatform, Adviescomité), de centrale diensten van Westtoer en Toerisme Vlaanderen. Vóór de oprichting van de regiowerking Brugse Ommeland waren reeds twee toeristische samenwerkingsverbanden voor bovenlokale promotie actief: • Onder de noemer ‘Het Land van Permeke, Arnoldus en Godelieve’ brachten de gemeenten Jabbeke, Oudenburg en Gistel een gemeenschappelijke brochure uit; • De VVV ‘Het Tieltse’ verenigt sinds het begin van de jaren ’70 de negen gemeenten die tot het arrondissement Tielt behoren. Tielt, Wingene, Ruiselede, Ardooie, Oostrozebeke, Pittem, Meulebeke, Wielsbeke en
161
Dentergem profileerden zich als ‘Molenland’ en ontwikkelden in de loop der jaren een beperkt aantal promotionele initiatieven zoals een werffolder en een brochure voor dagtrips. Beide samenwerkingsverbanden zijn tot op vandaag nog steeds operationeel. Naast de regiowerking handhaafden de gemeenten de eigen promotie. De diensten voor toerisme van Torhout, Damme, Brugge/Lissewege, Tielt en sommige attracties (Dolfinarium Familiepark, volkssterrenwacht Beisbroek, …) produceren op regelmatige basis eigen promotiemateriaal. Een aantal onder hen is aanwezig op lokale beurzen of ontwikkelt dagarrangementen. Andere gemeenten, zoals Beernem en Oostkamp, verdelen een algemene informatie- of werfbrochure die niet elk jaar wordt vernieuwd. Tabel 47 geeft voor enkele gemeenten in het Brugse Ommeland een overzicht van de beschikbare budgetten die voor eigen marketing en promotie worden ingezet voor de periode 1998-2003.
Tabel 47 Marketingbudget gemeenten Brugse Ommeland, periode 1998-2003 (in euro) Gemeente Torhout Jabbeke Oudenburg
1998 n.b. 1 770 2 084
1999 n.b. 1 954 4 458
2000 25 070 6 795 6 145
2001 24 757 5 158 2 205
2002 22 574 4 681 2 480
2003 43 235 5 506 2 094
Bron: Diensten voor Toerisme, 2004
1.5.3.2 MARKETINGACTIVITEITEN EN BUDGET VOOR DE REGIO BRUGSE OMMELAND Het marketingbudget voor het Brugse Ommeland (de regionale promotiepool) wordt samengesteld uit de bijdragen die de aangesloten gemeenten en de provincie West-Vlaanderen jaarlijks leveren. Vanaf midden 1999 vonden gesprekken plaats tussen de toenmalige Dienst Toerisme en Recreatie van de provincie en alle gemeenten rondom Brugge omtrent het samenbrengen van een regionale promotiepool waarbij door het provinciaal niveau werd toegezegd om een bijdrage te leveren even groot als die van de gemeenten. Hierbij geldt dat bij één euro ingebracht door de gemeenten er één euro bijkomt van de provincie. Dit is ook zo in de andere toeristische regio’s van West-Vlaanderen (de Kust, de Westhoek, de Leiestreek). Vanuit de provincie werd aan deze formule een plafond gesteld (max. 125 000 euro), die voor het Brugse Ommeland vooralsnog verre van bereikt is. In maart 2000 kregen alle gemeenten een nota met de samenvatting van deze besprekingsronde en met een definitief voorstel van financieringssleutel voor het samenbrengen van een regionale promotiepool. De verdeelsleutel werd ontwikkeld op basis van verschillende parameters: bevolkingscijfers, kadastraal inkomen, horeca-etablissementen, aantal winkels, logiescapaciteit, aantal kilometer provinciale fietsroutes en de grootte van de betalende attracties. In augustus 2000 werden de gemeenten uitgenodigd om op de gemeentelijke begroting 2001 een concreet bedrag te voorzien. Het ging om de gemeenten Brugge (voor de deelgemeenten), Beernem, Damme, Gistel, Ichtegem, Jabbeke, Lichtervelde, Oostkamp, Oudenburg, Ruiselede, Tielt, Torhout, Wingene, Zedelgem en Zuienkerke, alsook met de betrokken kustgemeenten. Voor de steden en gemeenten is de bijdrage in de promotiepool vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst die werd afgesloten met Westtoer. Ze behelst een structureel partnership met het oog op de ontwikkeling en de promotie van toerisme en recreatie in de gemeenten en de Provincie West-Vlaanderen. Deze samenwerkingsovereenkomst loopt van 1 januari 2002 tot 31 december 2006. Vanaf 2003 worden de bijdragen
162
in de regiopool jaarlijks geïndexeerd. In de samenwerkingsovereenkomst verbinden de gemeenten er zich toe in hun eigen toeristische publicaties gebruik te maken van de regionale ‘corporate identity’ die voor het Brugse Ommeland werd ontwikkeld. Bij aanvang bedroeg de regionale promotiepool circa 151 000 euro. In 2002 traden ook de gemeenten Ardooie en Pittem tot het Brugse Ommeland toe en liep het poolbudget op tot circa 156 000 euro in 2002 en circa 158 000 euro in 2003. In 2004 bedraagt de regiopool ongeveer 161 000 euro (zie tabel 48).
Tabel 48 Grootte regionale promotiepools groene regio’s West-Vlaanderen, periode 2001-2004 (in euro) Groene regio’s WVL Westhoek Leiestreek Brugse Ommeland
2001 194 844 112 502 150 620
2002 187 508 174 088 156 242
2003 190 075 176 471 158 381
2004 193 378 179 538 161 134
Bron: Westtoer
Het budget van de promotiepool van het Brugse Ommeland ligt beduidend onder dat van de Westhoek en de Leiestreek, die echter wel meer gemeenten hebben die bijdragen. Naast de structurele bijdragen van de gemeenten en de provincie wordt de promotiepool aangevuld met bijdragen uit de privé-sector, die occasioneel instapmogelijkheden wordt geboden, en subsidies om specifieke acties, die binnen de regiomarketing worden uitgewerkt, financieel te ondersteunen. Tabel 49 geeft aan hoe het totale budget van de Regiowerking Brugse Ommeland evolueerde tijdens de eerste vier jaren van haar werking.
Tabel 49 Evolutie van het promotiebudget Regiowerking Brugse Ommeland, periode 2001-2004 Bron inkomsten Structurele bijdragen in promotiepool Gemeenten Brugse Ommeland Provincie West-Vlaanderen Bijdragen in promotionele acties privé-sector Logiesverstrekkers SAIL Tuineigenaars Occasionele subsidies Regionaal Landschap Houtland Gebiedsgerichte werking Provincie WVL Andere TOTAAL
2001 150 620 75 310 75 310 0 0 0 0
2002 156 242 78 121 78 121 13 349 4 465 8 884 0
2003 158 381 79 191 79 191 6 869 6 869 0 0
2004 161 134 80 567 80 567 9 265 7 915 0 1 350
0 0 0 4 064
4 935 4 935 0 0
19 000 0 19 000 0
19 000 0 19 000 0
154 684
174 526
184 250
189 399
Bron: Westtoer
Onder de vorm van complementaire marketingactiviteiten investeert Westtoer als provinciale overkoepelende organisatie mee in de promotie van de regio’s en dus ook van het Brugse Ommeland. Deze investeringen worden niet toegevoegd aan het poolbudget maar zijn wel degelijk investeringen in de vermarkting van de regio Brugse Ommeland. Tot slot zijn er de middelen die de Provincie ad hoc en op basis van specifieke opportuniteiten voor regiogerelateerde marketingacties ter beschikking stelt, maar als dusdanig niet aan het poolbudget worden toegevoegd. De structurele en niet-structurele bijdragen vormen samen het marketingbudget dat in 2003 184 250 euro bedroeg. Figuur 7 verduidelijkt de samenstelling van dit marketingbudget voor het Brugse Ommeland.
163
Figuur 7 Bijdragen in de regionale promotiepool Brugse Ommeland (in %), 2003
Totaal: 184 250 euro Bijdrage Privésector (6 869 euro) 3,7%
Occasionele subsidies (19 000 euro) 10,3%
Structurele bijdragen regionale promotiepool (158 381 euro) 86,0%
43% gemeenten 43% provincie Uit deze figuur leiden we af dat: • de structurele bijdragen in de regionale promotiepool 86% bedragen van de totale werkingsmiddelen binnen de promotiepool. Daarvan wordt de helft betaald door de gemeenten en de helft door de provincie; • occasionele subsidies in 2003 goed zijn voor 10% van de werkingsmiddelen van de promotiepool; • de bijdragen van de privé-sector in diverse acties beperkt blijven tot 4% van de werkingsmiddelen van de promotiepool. Figuur 8 geeft de samenstelling weer van dit totale marketingbudget voor het Brugse Ommeland, inclusief Westtoer-activiteiten en provinciale subsidies, waarbij de brochure ‘Daguitstappen voor groepen in WestVlaanderen’, de brochure ‘Wandelen en Fietsen’ en de mediaworkshop) en de bijdrage van de provincie in het TV-programma ‘Westtoeren’ zijn meegerekend, dan komen we op een bedrag van 255 096 euro. Figuur 8 toont aan dat het totale marketingbudget van 255 096 euro voor het Brugse Ommeland in 2003 samengesteld is uit: • 66% bijdrage van de provincie (structurele bijdrage in de promotiepool, bijdrage voor ‘Westtoeren’, bijdrage in de gezamenlijke Westtoer-acties en ad hoc provinciale subsidies) • 31% bijdrage van de gemeenten (structurele bijdrage van gemeenten in de promotiepool) • 3% bijdrage van de privé-sector via acties. We rekenen enkel de kosten van de acties die in 2003 effectief plaatsgrepen. We werken dus niet volgens boekhoudkundige principes. Het kan immers zijn dat een brochure voor 2003 reeds kosten met zich meebrengt in 2002.
164
Figuur 8 Samenstelling van het totale marketingbudget Brugse Ommeland (inclusief Westtoer en provinciale subsidies), 2003
Totaal: 255 096 euro Bijdrage gemeenten in promotiepool (79 190 euro) 31,0%
Provinciale bijdrage promotiepool (79 190 euro) 31,0%
Provincie Westtoeren (40 000 euro) 15,7%
Bijdrage privé-sector (6 889 euro) 2,7% Provinciale subsidies Westtoeractiviteiten (19 000 euro) (30 826 euro) 7,5% 12,1%
Totale bijdrage provincie (169 017 euro) 66,3%
Tabel 50 geeft de samenvatting weer van de hiernavolgende tabel 51, maar met de procentuele allocatie van het marketingbudget in grote categorieën.
Tabel 50 Allocatie totale marketingbudget Brugse Ommeland (inclusief Westtoer en provinciale subsidies), 2003 Marketingacties Logo Publicaties Presentaties Campagnes Joint promotions Persbewerking Interne marketing TOTAAL
In euro 702 81 719 84 745 51 605 14 036 5 911 2 143 240 861
In % 0,4 33,9 35,2 21,4 5,8 2,5 0,8 100,0
Bron: Westtoer
Voor 2003 kunnen we concluderen dat: • een grote hap van het budget werd uitgegeven aan publicaties en presentaties; • weinig middelen voorhanden waren voor wervende communicatie met instrumenten als campagnes, jointpromotions en online-websitepromotie.
165
Tabel 51 geeft een gedetailleerd overzicht van de allocatie van middelen voor het jaar 2003.
Tabel 51 Allocatie van het marketingbudget voor het Brugse Ommeland, 2003 Binnen promotiepool BOL Marketingacties
Logo - huisstijl - corporate identity Ontwerp, onderhoud, deponering Verspreiding Publicaties Logiesgids Streekpocket Flyer Daguitstappen voor groepen Wandelen en fietsen Presentaties Vakantiebeurs Antwerpen Vakantiebeurs Brussel Vlaanderen Vakantieland (TV1) Télétourisme (RTBF) Westtoeren Website Brugse Ommeland Fotomateriaal / Kaartmateriaal Merchandising Campagnes Vlaamse Regio’s (DVN) Nederland (Cohen) Advertenties Joint-promotions Jaarlijks terugkerende acties (brochurefinders) Niet-structureel (alle andere acties) Persbewerking Mediaworkshop Persreizen Persontvangsten Interne marketing Ontmoetingsmomenten Vorming Diverse TOTAAL Procentuele verhouding
Bijdragen Gem./Prov. (structureel)
Buiten promotiepool BOL
Opportuniteiten Opportuniteiten Bijdragen Provincie Privé-sector Westtoer (niet-structureel) (niet-structureel) (structureel)
Opportuniteiten Provincie (niet-structureel)
Totaal
702
0
0
0
0
702 0
3 641 41 258 0 0 0
0 19 000 0 0 0
6 889 0 0 0 0
0 0 0 5 114 5 817
0 0 0 0 0
10 530 60 258 0 5 114 5 817
094 030 545 659 0 4 243 7 367 4 177
0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0
4 493 5 887 5 000 0 0 0 1 250 0
0 0 0 0 40 000 0 0 0
25 447 20 856 5 302
0 0 0
0 0 0
0 0 0
0 0 0
25 447 20 856 5 302
3 396
0
0
0
0
3 396
10 640
0
0
0
0
10 640
2 2 5 2
6 7 10 2 40 4 8 4
587 917 545 659 000 243 617 177
0
0
0
3 265
0 0
0 0
3 265 0 0
0
2 521 125
0 0
2 521 125
2 143 0 0 144 146 59,85
0 0 0 19 000 7,89
0 0 0 6 889 2,86
0 0 0 30 826 12,80
0 0 0 40 000 16,61
2 143 0 0 240 861 100,00
Bron: Westtoer
Hierbij wordt geen rekening gehouden met het bedrag dat Toerisme Vlaanderen bijdraagt in de campagnes Vlaanderen Vakantieland op de Vlaamse en Nederlandse markt die ook door andere Vlaamse regio’s worden gespijsd. De totale kost van deze campagnes bedraagt een veelvoud van het bedrag dat door de regiopool (1/24) wordt gedragen. Ook wordt geen rekening gehouden met de globale persbewerking door Westtoer. Wel worden de kosten van gemeenschappelijke Westtoer-acties als de brochure ‘Daguitstappen voor groepen’, de brochure ‘Wandelen en Fietsen’ en de mediaworkshop die ook ten goede komen aan het Brugse Ommeland toegerekend op basis van de relatieve aanwezigheid van het Brugse Ommeland binnen deze acties. Tabel 52 verduidelijkt de evolutie in de allocatie van het totale marketingbudget dat voor het Brugse Ommeland beschikbaar is.
166
Tabel 52 Evolutie in de allocatie van het marketingbudget voor het Brugse Ommeland voor de periode 2001-2004 Marketingacties Logo - huisstijl - corporate identity Ontwerp, onderhoud, deponering Publicaties Logiesgids Streekpocket Flyer Daguitstappen voor groepen Wandelen en fietsen Presentaties Vakantiebeurs Antwerpen Vakantiebeurs Brussel Vlaanderen Vakantieland (TV1) Télétourisme (RTBF) Westtoeren Website Brugse Ommeland Fotomateriaal / Kaartmateriaal Merchandising (plastic zakjes, rugzakjes, vlaggen, mapjes…) Campagnes Vlaamse Regio’s (DVN) Nederland (Cohen) Advertenties Joint-promotions Jaarlijks terugkerende acties (brochurefinders) Niet-structureel (alle andere acties) Persbewerking Mediaworkshop Persreizen Persontvangsten Interne marketing Ontmoetingsmomenten Vorming Diverse TOTAAL
2001 11 362 11 362 91 486 20 142 61 321 0 3 943 6 080 39 787 0 12 482 3 348 0 15 320 8 637 0 0 0 0 0 9 586 4 727 4 859 297 0 0 297 4221 1 807 1 421 993 156 739
2002 0 0 89 276 13 719 64 837 0 5 184 5 536 40 535 7 008 8 323 9 914 1 983 0 6 635 5 296 1 376 32 247
2003 702 702 81 719 10 530 60 258 0 5 114 5 817 84 745 6 587 7 917 10 545 2 659 40 000 4 243 8 617 4 177 51 605
12 14 5 11 4 7 7
25 20 5 14 3 10 5 3 2
7
1 1 182
395 171 681 381 272 109 333 0 268 65 760 600 160 0 532
447 856 302 036 396 640 911 265 521 125 2 143 2 143 0 0 240 861
2004 2 750 2 750 81 895 12 233 57 986 1 949 4 319 5 408 45 260
10 260 0 20 000 5 000 10 000 0 56 444 27 21 7 13 12 2 1 1 7 4 2 1 209
039 525 880 413 708 705 453 453 0 000 575 575 000 000 790
Bron: Westtoer 2004
1.5.3.3.EVALUATIE VAN COMMUNICATIE-INSTRUMENTEN VOOR HET BRUGSE OMMELAND In dit punt worden de diverse communicatie-instrumenten geëvalueerd en wordt meer in detail ingegaan op de evolutie.
Logo – huisstijl – corporate identity Bij aanvang van de regiowerking werd werk gemaakt van een eigen corporate identity. Het bureau ‘Focus en Slangen’ ontwikkelde een huisstijl en een logo voor het Brugse Ommeland. Beiden werden uit een reeks van verschillende voorstellen door de ledenpartners weerhouden. Het logo wordt doorgaans als visueel minder sterk ervaren. Over de duidelijk herkenbare terminologie (‘Brugse Ommeland’) bestaat echter wel grote consensus. De baseline, die een onderdeel is van de huisstijl en moet aansluiten bij de positionering van het Brugse Ommeland, werd tot twee keer toe gewijzigd.
167
De Regiowerking Brugse Ommeland past de huisstijl en logo consequent toe bij alle marketingactiviteiten en bij alle andere werkzaamheden. Bij de gemeenten wordt het logo van het Brugse Ommeland meer en meer toegepast in de eigen toeristische publicaties, op de websites en op het briefpapier. Dit werkt positief voor de identiteit van het Brugse Ommeland. De gemeenten hebben er zich in hun samenwerkingsovereenkomst met Westtoer toe verbonden dit systematisch te doen. Het logo van het Brugse Ommeland wordt helaas niet steeds op een identieke manier op de dragers van de diensten van toerisme gecommuniceerd. Bij individuele toeristische actoren in de regio wordt het logo nog te weinig aangewend, al is ook hier duidelijk een positieve evolutie merkbaar en onomkeerbaar.
Publicaties Sinds het opstarten van de regiowerking Brugse Ommeland zijn de streekpocket ‘Onthaasten in het Brugse Ommeland’ en de logiesgids uitgegroeid tot vaste waarden. Streekpocket De pocket ‘Onthaasten in het Brugse Ommeland’ is het speerpunt van de regiopromotie. De streekpocket zag het daglicht in 2001 als onderdeel van het grensoverschrijdend Interreg-II-project ‘Plattelandstoerisme in de Euregio Scheldemond’, een samenwerkingsverband tussen de provincies West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen en Zeeland, gerealiseerd met de financiële steun van de Europese Unie en Toerisme Vlaanderen. Vanaf 2001 werd de pocket gefinancierd met middelen uit de promotiepool. Dit ‘kleinood’ evolueerde van 65 pagina’s in 2001 naar 124 pagina’s in 2002 en 148 pagina’s in 2003. Om budgettaire redenen werd het aantal pagina’s in 2004 gehandhaafd. In 2004 verschijnt de pocket op 110 000 exemplaren in het Nederlands en 10 000 exemplaren in het Frans. De Franstalige editie van de pocket verscheen voor het eerst in 2002 en werd in 2004 hernieuwd. Ten gevolge van een verdere verfijning van de prioritaire markten en doelgroepen in 2003, werden plannen voor een Engels- en Duitstalige pocket afgevoerd. De streekpocket richt zich in eerste instantie tot potentiële verblijfs- en dagtoeristen in Vlaanderen en Nederland. De verspreiding van de pocket wordt in dit opzicht via diverse joint-promoties, campagnes, op beurzen en via de media pro-actief ondersteund. Ten aanzien van de andere belangrijke doelgroepen – de eigen bevolking, de tweedeverblijvers uit het Brugse Ommeland en de aanpalende regio’s en de langverblijvers aan de Kust - worden de lokale diensten voor toerisme mee ingeschakeld in de verspreiding van de streekpocket. Langverblijvers aan de Kust worden vanaf 2004 vanuit 187 distributiepunten bewerkt. Repeat-visitors aan de kunststad Brugge kunnen de pocket opvragen bij Toerisme Brugge. In functie van een hogere rentabiliteit werd de distributie van de pocket herbekeken. Sinds 2004 geldt het principe om in het pro-actieve luik van de promotie vooral op ‘response’ te gaan werken en dus niet-rechtstreeks via de streekpocket. Response acties zijn doorgaans beter te evalueren (want meetbaar), zijn selectiever en - finaal - ook lonender (adresgegevens!). Om ‘oneigenlijk’ gebruik van de pocket te vermijden wordt ten aanzien van doelgroepen die zich in de regio bevinden 1 euro gevraagd. Deze operatie wordt in de loop van 2004 geëvalueerd. Inherent aan deze aanpak is dat ook de oplages vanaf 2005 verder zullen worden gerationaliseerd in functie van de daadwerkelijke behoeften en interesses. Voor de editie 2004 werd een poging ondernomen om de streekpocket te herwerken. Deze ingreep was noodzakelijk om de toenemende hoeveelheid aan informatie binnen een voor het budget aanvaardbaar aantal pagina’s te structureren. De streekpocket evolueerde naar vorm (vaste ‘format’ op basis van clustering) en inhoud (verhaallijnen, gemeenteinformatie, focus op niche-thema’s en evenementen, praktische tips) volgens een duidelijk afgebakend concept. In de toekomst wordt, in lijn van de positionering van het Brugse Ommeland, nieuw beeldmateriaal in het vooruitzicht gesteld met het oog op een evenwichtiger verhouding tussen ‘woord’ en ‘beeld’. Logiesgids De logiesgids biedt een overzicht en beschrijving van het logiesaanbod (hotels, gastenkamers, huurvakantiewoningen, jeugd- en groepsverblijven, campings, trekkershutten) uit het Brugse Ommeland. Deze viertalige
168
publicatie (NL, FR, DUI, ENG) is een belangrijk instrument in de verblijfstoeristische marketing en promotie voor de regio. De streekpocket richt zich vooral, maar niet uitsluitend, tot potentiële verblijfstoeristen in Vlaanderen en Nederland. De verspreiding van de pockets wordt in dit opzicht via diverse joint-promoties, campagnes, op beurzen en via de media pro-actief ondersteund. De logiesgids is echter ook een belangrijk instrument om de ‘overflow’ van de verblijfstoeristische vraag, die door bepaalde omstandigheden niet in een naburige stad of gemeente kan worden gelogeerd, te kanaliseren of om de ‘walk-ins’ die zich via lokale toeristische infokantoren aanmelden, op weg te helpen. In oorsprong was de logiesgids een brochure (A4) met een sterk wervend en beschrijvend karakter. Om gezamenlijke distributie met de streekpocket te vereenvoudigen en te stimuleren werd vanaf 2004 geopteerd voor een pocketformaat. De niet-verblijfstoeristische informatie werd volledig naar de streekpocket overgebracht. Anderzijds werd de oplage in 2004 van 25 000 naar 37 000 exemplaren opgetrokken met de bedoeling de streekpocket en de logiesgids meer als één complementair geheel te promoten. Deze operatie had weinig budgettaire impact. Evolutie budgetbesteding communicatiedragers Tabel 53 geeft een overzicht van de evolutie in de communicatiedragers. Het rationeler aanwenden van en de doorgevoerde conceptuele aanpassingen aan de regiopocket 2004 moet de kosten van de eigen communicatiedragers vanaf 2005 verder doen dalen. Het beheersen van de kosten is nodig omdat occasioneel toegekende subsidies voor de pockets vanaf 2005 komen te vervallen en de druk van de eigen communicatiedragers op het structurele werkingsbudget van de promotiepool, ten nadele van de marketingacties, opnieuw zou kunnen toenemen.
Tabel 53 Evolutie budgetbesteding communicatiedragers, 2001-2004 2001 Streekpockets Logiespocket Website Opmaak advertenties Flyer Totaal communicatiedragers Structurele bijdragen Gem./Prov. Promotiepool Grootte promotiepool Brugse Ommeland Totale marketingbudget Brugse Ommeland Aandeel comm.dragers/structurele bijdragen Gemeenten/Provincie (in %) Aandeel comm.dragers/promotiepool (in %) Aandeel comm.dragers/totale budget (in %)
2002
2003
64 13 6 1
60 10 4 2
61 321 20 142 15 320 0 0 96 783 150 471 154 684 146 716 64,32
837 719 635 272 0 86 463 156 242 174 526 171 813 55,34
258 530 243 607 0 77 639 158 381 184 250 226 665 49,02
62,57 65,97
49,54 50,32
42,14 34,25
2004 (prognose) 57 986 12 233 5 000 2 000 1 949 79 168 161 134 189 399 192 161 49,13 41,80 41,20
Bron: Westtoer 2004
Aanvullend op de publicaties van de regiowerking publiceert Westtoer jaarlijks: • ‘Daguitstappen voor groepen in West-Vlaanderen’ brochure met selectie van dagtrips voor groepen in elk van de toeristisch-recreatieve regio’s in WestVlaanderen; • ‘Wandelen, Fietsen, Paardrijden en Toeren in West-Vlaanderen’ brochure met een overzicht van alle bewegwijzerde routes, provinciedomeinen en trekkershutten in WestVlaanderen; • ‘Meetcentives Westhoek, Leiestreek, Brugse Ommeland ’ brochure met tal van mogelijkheden om meetings, incentives en congressen te organiseren in hotels of ‘special venues’ in Groen West-Vlaanderen.
169
Presentaties Beurzen De regiowerking Brugse Ommeland vertegenwoordigt haar gemeenten op de grotere nationale publieksbeurzen te Antwerpen en Brussel met de eigen communicatiedragers (streekpocket en logiesgids). Op de beurzen ‘Vert Liège’ en Utrecht wordt de regio vertegenwoordigd door Westtoer. Naast de eigen inbreng uit de promotiepool, besteedt Westtoer een niet onaanzienlijk bedrag voor de vertegenwoordiging van haar regio’s op de verschillende beurzen. Beursdeelnames zijn doorgaans een vrij dure aangelegenheid wanneer de investering per contact wordt vergeleken met andere acties. De permanentie die vanuit de regiowerking aan de gemeenten wordt gevraagd, blijkt in de praktijk niet evident. Om die redenen werd het beursverhaal in 2003 in overleg met de gemeenten verder verfijnd. Thans legt de regiowerking zich uitsluitend toe op de grotere ‘nationale’ publieksbeurzen. Regionale en lokale beurzen of evenementen (bv. Groene Vingers Tuindagen, Handelsbeurs Tielt) worden ondersteund voor zover de plaatselijke Dienst voor Toerisme of een andere partner zich kan organiseren om een stand te bemannen. In dat geval stelt het regiomanagement promotiemateriaal ter beschikking. Om dezelfde redenen als vermeld, rijpt vanuit Westtoer de idee om haar aanwezigheid op de grotere beurzen af te bouwen. In termen van een hogere output en een lagere input zitten misschien meer mogelijkheden in de kleinere ‘nichebeurzen’. De regiowerking Brugse Ommeland neemt vooralsnog niet deel aan ‘nichebeurzen’ (bijv. fietsen), maar plant dit in de toekomst wel te doen. In de marge van onze beursaanwezigheid maken wij nog volgende kanttekening. In de praktijk blijkt bij de consument een grote verwarring te bestaan tussen het product ‘Brugse Ommeland’ en ‘Brugge’. De kunststad Brugge is op de binnenlandse beurzen niet vertegenwoordigd. Aan dit euvel wordt verholpen door naast de eigen pockets ook de brochure van Brugge aan te bieden, indien daarom wordt gevraagd. Televisiereportages Sinds het ontstaan van de regiowerking is ‘Vlaanderen Vakantieland’ een vaste waarde. Dit programma haalde in 2003 een marktaandeel van 47% op zaterdag en 19% op zondag, samen goed voor 632 000 kijkers. ‘Vlaanderen Vakantieland’ is één van de goedkoopste acties per contact, ondermeer door de financiële ondersteuning door Westtoer. Aan de Waalse tegenhanger ‘Télétourisme’ werd drie jaar meegewerkt. Ten gevolge van een verdere verfijning van de belangrijkste markten en doelgroepen werd ‘Télétourisme’ in 2004 niet langer als een prioritaire actie weerhouden. ‘Westtoeren’, het recreatief magazine van Focus en WTV, verwende de kijker in 2003 voor het eerst met vier bijdragen over het Brugse Ommeland. Dit door de provincie gefinancierde programma krijgt in het voorjaar van 2004 een verlengstuk met twee uitzendingen op zondag. Televisie is een belangrijk medium voor de imagovorming en naambekendheid van de regio, maar is over het algemeen vrij arbeidsintensief (prospectie, uitschrijven scenario, begeleiding). Website De website van het Brugse Ommeland, www.brugseommeland.be, werd in 2001 met beperkte middelen uit de grond gestampt. Qua structuur is de website vergelijkbaar met die van de Westhoek. Beiden hebben een wervend en informatief karakter. Allebei werden ze op een gelijkaardig platform gebouwd, wat voor de exploitatie aantoonbare financiële voordelen biedt. In vergelijking tot het potentieel van het medium liggen de bezoekersaantallen echter vrij laag. Dit heeft wellicht te maken met de beperkte bekendheid van de URL (domeinnaam) en het feit dat de website nog onvoldoende wordt gecommuniceerd. Sinds 2004 wordt hier, met voorlopig beperkt succes, aan gewerkt door de website actief te promoten in de eigen acties en door nog meer partnerlinks tot stand te brengen. De website speelt nog niet volledig in op het toeristisch-recreatieve (verblijfs)aanbod en kan op bepaalde terreinen (attracties, musea…) zeker nog worden uitgebouwd. De website wordt wel regelmatig geactualiseerd in functie van de opportuniteiten die zich aandienen (nieuwsrubriek, evenementenkalender).
170
Op termijn dient meer aandacht te worden besteed aan de toegankelijkheid en gebruiksvriendelijkheid (flash, blindserver, dubbele homepage) van de website. In functie van een verdere professionalisering en aangekondigde opportuniteiten (productdatabank Toerisme Vlaanderen, expertise Kustwebsite en Westtoersite) dient absoluut werk gemaakt van een meer performant (en goedkoper) databeheer. Daarnaast is er een duidelijke behoefte aan een echt e-marketingplan dat het potentieel van de uitgebreide marketingmogelijkheden eigen aan het medium, ten volle benut. De verdere uitbouw van de website is afhankelijk van de bijkomende inzet van diverse middelen, financieel maar zeker ook personeelsmatig. Hierover werd vooralsnog geen standpunt ingenomen. Tabel 54 geeft een overzicht van de evolutie in het aantal bezoekers aan de website van het Brugse Ommeland.
Tabel 54 Evolutie bezoekers website Brugse Ommeland sinds maart 2002 (index=100) 2002-2003 maart april mei juni juli augustus september oktober november december januari februari TOTAAL
Bezoekers 6 176 5 036 6 795 5 162 7 570 6 733 5 013 5 293 3 485 2 097 2 598 3 678 59 636
2003-2004 Index 100,0 81,5 110,0 83,6 122,6 109,0 81,2 85,7 56,4 34,0 42,1 59,6
Bezoekers 4 940 5 929 5 001 4 481 5 255 5 531 4 432 4 248 3 066 2 748 3 371 4 352 53 354
Index 80,0 96,0 81,0 72,6 85,1 89,6 71,8 68,8 49,6 44,5 54,6 70,5
Onder de vorm van complementaire marketingactiviteiten en bijkomende investeringen ten gunste van de toeristisch-recreatieve regio’s, waaronder het Brugse Ommeland, is Westtoer op het vlak van presentaties actief op de volgende terreinen: • deelname aan de grote publieksbeurzen en verspreiding van de streekpocket ‘Onthaasten in het Brugse Ommeland’ op de beurzen waar de regiowerking niet aanwezig is; • Vlaanderen Vakantieland uitzendingen over het Brugse Ommeland (cofinanciering); • de elektronische nieuwsbrief ‘E-zine’ voor de toeristisch-recreatieve sector, met o.m. ook focus op het Brugse Ommeland (free publicity); • diverse websites (Westtoer, Kust, Westhoek, Leiestreek) met links naar de website van het Brugse Ommeland.
Reclamecampagnes Vermits Vlaanderen en Nederland voor het Brugse Ommeland primaire markten zijn, is de regiowerking samen met de 12 andere Vlaamse regio’s ingestapt in de gelijknamige campagnes die door Toerisme Vlaanderen worden opgezet. De campagnes bestaan uit een wervend gedeelte (mailings, acties met media, e-mailings, POS) en een re-activering (e-mailings en POD-mailings). De campagnes worden getrokken door DVN (Vlaanderen) en Cohen (Nederland). Het concept van de campagnes is tweeledig: er wordt gewerkt in functie van de naambekendheid van het product Vlaamse Regio’s en er wordt specifiek ondersteuning verleend in functie van vakantie- en regio-interesses. Bedoeling is om deze strategische lijn in de toekomst aan te houden. Hoewel de campagnes niet exclusief op het Brugse Ommeland zijn gericht, blijkt uit de praktijk een grote toegevoegde waarde voor de regio. Niet minder dan 32 000 pockets, ruim één vierde van het beschikbare aantal, vonden via de campagnes in 2003 hun weg naar de consument. Daarmee prijkt het Brugse Ommeland op een niet onaardige vierde plaats (op 12 regio’s).
171
De regiowerking plaatst jaarlijks een aantal advertenties in tijdschriften of brochures. De voorbije jaren verschenen advertenties in: ‘Vlaanderen Vakantieland’, editie steden en regio’s Nederlands (320 000 exemplaren), de brochure ‘Hoeve- en Plattelandstoerisme’ (45 000 exemplaren) en de ‘ANWB-gids’ (60 000 exemplaren). De response van deze acties werd tot dit jaar niet bijgehouden, maar naar wordt aangenomen worden via dit kanaal een kleine 10 000 pockets verdeeld.
Joint-promotions Samen met de andere West-Vlaamse regio’s stapte het Brugse Ommeland de voorbije vier jaar mee in promotiecampagnes op basis van joint-promoties en advertenties met brochurefinders in print media. Deze werkwijze heeft potentieel omdat ze een vlotte distributie van brochures garandeert. Al naargelang het medium waarin wordt geadverteerd, zijn echter grote verschillen in response waar te nemen. Dit geeft op zich weinig te maken met het medium zelf of met de oplages, dan wel met de plaats van adverteren. In 2003 genereerden de brochurefinders een eerder beperkte output (2 791 pockets) volgens de vooropgestelde verwachtingen (6 000 pockets). Naast de brochurefinders worden jaarlijks nieuwe joint-promoties uitgewerkt. ‘Holiday Surprise Welcome Pack’, een joint-promotie met private actoren gericht op langverblijvers aan de Kust, is daar één van. Deze actie liep in de zomermaanden 2001-2003. Via de immokantoren aan de Kust werden ruim 30 000 pockets verdeeld. In 2003 vormde het Brugse Ommeland en de 11 Vlaamse regio’s een partnership met Toerisme Vlaanderen en de VUM voor een twee weken durende joint-promotie-actie die in het voorjaar onder de titel ‘Vlaanderen verleidt’ als katern in het Nieuwsblad/Het Volk/De Gentenaar (oplage: 440 000 exemplaren) verscheen. De campagne speelde vooral op imago en naambekendheid van de regio’s. In 2004 werden met de Persgroep (rond Uilenspiegel) en de VUM (rond de Ronde van Vlaanderen) joint-promoties opgezet waarvan de restultaten nog niet zijn gekend.
Persbewerking Traditioneel worden in het voorjaar twee persmomenten voorzien. Op de ‘startdag’ van het Brugse Ommeland, de opening van het nieuwe toeristische seizoen, wordt de lokale pers uitgenodigd om kennis te nemen van nieuwe ontwikkelingen en intenties op het vlak van toerisme en recreatie. De nationale pers krijgt op uitnodiging van Westtoer de mogelijkheid om deel te nemen aan de jaarlijkse ‘workshop’, waar naast de regio’s ook de individuele diensten voor toerisme vertegenwoordigd zijn. Tot nu toe organiseerde de regiowerking twee persreizen: één met focus op het Houtland en één met focus op de Zwinstreek. Individuele begeleiding van journalisten wordt in onderlinge afspraak met de marketingafdeling van Westtoer opgevolgd. De marketing voor het Brugse Ommeland als regio gebeurt door de regiowerking Brugse Ommeland binnen Westtoer. Daarnaast wordt ook promotie gevoerd door lokale diensten voor toerisme en lokale VVV’s die dan meestal enkel hun gemeente als toeristische bestemming naar voren brengen.
CONCLUSIES INZAKE MARKETINGBELEID • Vóór 2001 was er sprake van een versnipperde promotie via intergemeentelijke samenwerkingsverbanden of eigen opportuniteiten van de gemeenten. De beschikbare budgetten waren eerder beperkt. Sinds de definitieve samenstelling van de regio ‘Brugse Ommeland’ wordt een schaalgrootte bereikt die garant staat voor een dynamische werking. Het samenbrengen van middelen van gemeenten en provincie zorgt voor een meer slagvaardig marketingbeleid op regioniveau. • De totale structurele inbreng van de gemeenten en de provincie in de promotiepool Brugse Ommeland is eerder beperkt in vergelijking tot de inbreng in de promopools van de Leiestreek en de Westhoek. Het pla-
172
fond dat vanuit de Provincie aan dit samenwerkingsverband werd gesteld, is voor het Brugse Ommeland vooralsnog verre van bereikt. Dat het totale marketingbudget ruimer is dan de structurele bijdragen van gemeenten en provincie in de promotiepool, is te danken aan bijkomende investeringen vanwege Westtoer en ad hoc opportuniteiten waarvoor specifieke financiering (vooral via de Provincie en in mindere mate via de privé-sector) werd gevonden. Het aandeel van de ‘bijkomende’ middelen is sinds het ontstaan van de regiopromotie sterk toegenomen en verklaart in hoofdzaak de toename van het marketingbudget sinds 2001. • In termen van budgetallocatie is het aandeel van de marketingacties ten opzichte van de communicatiedragers gestegen. Het rationeler aanwenden van en de doorgevoerde conceptuele aanpassingen aan de regiopocket in 2004 moet de kosten van de eigen communicatiedragers in de hand houden. Deze ingreep was noodzakelijk om het aandeel van de marketingacties in het reguliere werkingsbudget van de promopool te kunnen handhaven. • Voor de periode 2004-2006 kan het Brugse Ommeland rekenen op een bijkomend communicatiebudget indien het project ‘fietsnetwerk’ wordt goedgekeurd: - in 2004: 7 200 euro - in 2005: 34 500 euro - in 2006: 46 260 euro Daarna zullen deze middelen opnieuw wegvallen en zal het marketingbudget weer zakken tot op het niveau van de structurele bijdragen in 2002. • Voor de toekomst is het eveneens onzeker of de provincie nog verder via niet-structurele bijdragen aan de promotie voor het Brugse Ommeland zal bijdragen.
2
EXTERNE ANALYSE
2.1 BELEID IN TOERISME EN RECREATIE EXTERN AAN HET BRUGSE OMMELAND Het Brugse Ommeland is ingebed binnen twee andere belangrijke Vlaamse toeristisch-recreatieve entiteiten met name die van de Kust en die van de kunststad Brugge. In volgende paragrafen analyseren we de elementen die in de strategische beleidsplannen (die voor beide entiteiten werden ontwikkeld) naar voor komen en opportuniteiten of beperkingen opleggen aan de toeristisch-recreatieve ontwikkeling van het Brugse Ommeland. Daarnaast werd ook op Vlaams niveau een beleidsplan uitgewerkt rond waterrecreatie en -toerisme voor de waterwegen en de Kust in Vlaanderen die globale richtlijnen en mogelijkheden kunnen aanbieden voor de recreatieve ontwikkeling van het Brugse Ommeland.
2.1.1 STRATEGISCH BELEIDSPLAN VOOR TOERISME EN RECREATIE AAN DE KUST (2002-2006) Er wordt gepleit om de Kust te positioneren als ‘meer dan zee en strand’. Concreet gaat het om de specifieke, levendige en gevarieerde ambiance en mogelijkheden in de badplaatsen gecreëerd door de lange strandpromenades, de geconcentreerde voorzieningen inzake shopping, restaurants, cafés, attracties, recreatie en cultuur én door een boeiend hinterland.
173
Binnen deze positionering wordt het aantrekkelijk hinterland duidelijk meegenomen als een belangrijke troef voor de Kust. Volgende acties uit het Strategisch Beleidsplan van de Kust hebben betrekking op het hinterland dat deel uitmaakt van het Brugse Ommeland: • aandacht voor een gepaste inkleding van het polderfront van de badplaatsen en van andere ontwikkelingen in de polders (als verkavelingen in de polderdorpen) (blz. 292); • behoud en ontwikkeling van kwalitatieve, recreatieve verbindingen tussen de diverse polders in het onmiddellijke hinterland van de Kust voornamelijk in het hinterland van Oostende en van Zeebrugge (blz. 293); • ontwikkelen van een netwerk van aantrekkelijke en veilige wandelpaden binnen de badplaatsen en vanuit de badplaatsen naar de polders (blz. 307); • ontwikkelen van een zachte, lineaire recreatieve verbinding tussen de badplaatsen (de Kustfietsroute) en ontwikkelen van veilige verbindingen vanuit de badplaatsen naar een achterliggend fietsnetwerk in de polders met aandacht voor het verbeteren van de veiligheid van de bestaande fietspaden vanuit de badplaatsen naar de polders (blz. 308).
2.1.2 STRATEGISCH BELEIDSPLAN VOOR HET TOERISME TE BRUGGE 2004-2010 Het recent afgewerkte Strategisch Beleidsplan voor het Toerisme te Brugge (april 2004) vermeldt volgende aspecten die van belang zijn voor toerisme en recreatie in Brugge: • De gemiddelde verblijfsduur van de verblijfstoerist in Brugge bedraagt 1,9 nachten. Deze verblijfsduur varieert van 1,5 nachten voor Fransen tot 2,3 nachten voor Britten. Dit wijst erop dat het merendeel van de verblijfstoeristen in Brugge bij een eerste bezoek slechts weinig tijd hebben om nog meer te bezoeken dan Brugge zelf. • Ongeveer één vijfde van de vakantiegangers in Brugge is echter herhaalbezoeker. Voor deze herhaalbezoekers moet een gepast product ontwikkeld worden waar het Brugse Ommeland een duidelijke rol in kan spelen. In dit plan wordt heel sterk de nadruk gelegd op Damme en Lissewege. In de visie wordt als doelstelling naar voren gebracht: productverbreding met cultuurtoerisme in het Brugse hinterland waarbij het enkel over Damme en Lissewege gaat. Het Brugse Ommeland biedt echter veel meer mogelijkheden dan deze twee polen om de beleving van de herhaaltoerist die in Brugge verblijft te verrijken en verbreden. Daarbij denken we bijvoorbeeld aan het op stapel staande fietsnetwerk, de gordel van groendomeinen rond Brugge, de vele kastelen e.a. Het is duidelijk dat Brugge en het Brugse Ommeland elkaar kunnen versterken, ook omdat de positionering van beide toeristische entiteiten in elkaars verlengde ligt. • Bij de productontwikkeling wordt gepleit voor het uitbreiden van het concentratiemodel (vooral voor de herhaalbezoeker) met een geleidelijk te ontwikkelen secundaire museumas. Ook wordt voorgesteld om gestructureerde wandel- en fietsroutes uit te stippelen die de meer afgelegen en minder gekende delen van de binnenstad kunnen ontsluiten. Er wordt voorgesteld om een link te maken met Damme voor een cultuurhistorisch bezoek per boot en om een fietsroute te ontwikkelen die vanuit het centrum via de secundaire museumas naar het cultuurhistorisch patrimonium in Lissewege leidt. Het lijkt vanuit het standpunt van Brugge maar ook van het Brugse Ommeland beter dat aan de verblijfstoerist in Brugge ruime mogelijkheden voor beleving in het Brugse Ommeland aangeboden worden in plaats van het ontwikkelen van grote bezoekersstromen langs een nieuwe museumas waarmee de binnenstad van Brugge nog verder belast wordt. Het is tevens beter om deze verblijfstoeristen in Brugge niet enkel te oriën-
174
teren op deze twee assen (naar Damme en naar Lissewege) die ook reeds onder grote druk staan maar deze veeleer te spreiden via het fietsnetwerk en het aanbieden van nieuwe belevenissen in andere delen van het Brugse Ommeland (bv. gordel van groendomeinen en kastelen rondom Brugge; ook Torhout, Oudenburg e.a.).
2.1.3 BELEIDSPLAN WATERRECREATIE EN -TOERISME VAN DE WATERWEGEN EN KUST IN VLAANDEREN Het doel van de studie is het opmaken van een beleidsplan dat een kader biedt voor het voeren van een gericht beleid voor de waterrecreatie en het watertoerisme in Vlaanderen. De eerste taakstelling van het beleidsplan is het identificeren en valoriseren van kansen en opportuniteiten voor de watertoerismesector. De tweede taakstelling betreft het aanreiken van een kader om een harmonieus samengaan tussen enerzijds waterrecreatie en andere maatschappelijke functies van waterwegen en kust, en anderzijds waterrecreatieve gebruikers onderling, te reguleren. Het voorgestelde beleid vertaalt zich in een twaalfpuntenplan waterrecreatie en watertoerisme: 1. Institutionaliseren van de recreatieve visie bij beleids- en planvorming rond watergebonden gebieden: er wordt gepleit om waterrecreatie- en watertoerisme binnen beleids- en planvormingsprocessen een stem te geven. Binnen dit strategisch beleidsplan voor toerisme en recreatie in het Brugse Ommeland wordt deze materie duidelijk behandeld en worden voorstellen gemaakt voor verbetering (zie acties voor productontwikkeling). 2. Uitbouw en gebruik van infrastructurele netwerken: zowel op het vlak van toervaart, kano, kajak en roeien als voor passagiersvaart, veerdiensten en multimodale knooppunten. Het is belangrijk dat het Brugse Ommeland wat betreft de kanalen in de regio hier voldoende op inspeelt en voorstellen doet naar het Vlaams niveau voor infrastructurele werken. 3. Uitbouw en gebruik van wachtsteigers en bevestigingsvoorzieningen in en aan beweegbare kunstwerken om te zorgen voor de veiligheid voor toervaarders en andere waterrecreanten in en rond sluizen en beweegbare bruggen. Ook dit is een aandachtspunt dat in het Brugse Ommeland moet worden meegenomen binnen de voor te stellen acties voor productontwikkeling rond waterrecreatie. 4. Zoneren en faciliteren van zachte recreatie zodat zachte recreatie prioriteit krijgt op harde recreatie. De maatregelen die worden voorgesteld in dit beleidsplan zijn tevens van belang voor de zachte recreatie op de kanalen in het Brugse Ommeland waarbij aandacht moet gaan naar het inrichten van hengelzones, het herbekijken van verhardingen van jaagpaden en dijkwegen. 5. Zoneren van harde recreatie in concentratiegebieden waarbij de snelvaartzones moeten worden herbekeken. In het Brugse Ommeland kan de bestaande snelvaartzone nabij de Kijkuit te Beernem behouden blijven en worden bijkomende snelvaartzones niet noodzakelijk geacht. 6. Aandacht voor milieu met het voorzien van milieustations in alle jachthavens. Ook in de jachthavens van het Brugse Ommeland moet hier aandacht aan besteed worden. 7. Optimaliseren van statutaire, administratieve en financiële reglementen om recreëren aangenamer en eenvoudiger te maken. Dit moet opgenomen worden op federaal beleidsniveau. Ook moeten concessieovereenkomsten nieuwe stijl voor de jachthavens worden ingevoerd (dit is o.m. dringend voor de jachthaven in Beernem). 8. Zorg voor de bevaarbaarheid van waterwegen door de bedieningsregeling van de kunstwerken te optimaliseren en alle waterwegen en jachthavens voldoende vaardiepte te geven.
175
9. Stroomlijnen van het promotiebeleid en opvoeren van promotionele inspanningen. Hier moet een samenwerking komen tussen sport en toerisme (Toerisme Vlaanderen) maar is het ook evident dat de private watersportsector bijdraagt zoals dit het geval is bij de promotie van andere productlijnen (cfr. Plattelandstoerisme). 10. Opzetten van een informatie-inwinningsbeleid voor monitor- en beheerdoeleinden om de nodige cijfergegevens voor beleid te verzamelen. 11. Opzetten van een overlegplatform waarbij waterrecreatie en -toerisme ook een stem krijgen in het beleid.
2.2 ONTWIKKELINGEN IN ANDERE SECTOREN Aan de toeristisch-recreatieve ontplooiingskansen van het Brugse Ommeland worden enerzijds randvoorwaarden opgelegd, maar anderzijds worden ook opportuniteiten geboden vanuit het beleid van andere sectoren en facetten die relevant zijn voor deze regio. In het hierna volgende deel wordt kort ingegaan op de belangrijkste sectoren die relevant zijn voor de ontwikkeling van toerisme en recreatie in het Brugse Ommeland.
2.2.1 BELEID RUIMTELIJKE ORDENING
2.2.1.1 VLAAMS BELEID RUIMTELIJKE ORDENING Principes uit het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) In het RSV wordt in grote lijnen het beleid voor toerisme en recreatie voorgeschreven in het richtinggevende gedeelte105: • prioriteit aan de optimale benutting van de bestaande toeristisch-recreatieve infrastructuur en meer aandacht voor de kwaliteit ervan en voor netwerkvorming; • onwenselijkheid om op een grootschalige wijze toeristische en recreatieve voorzieningen uit te breiden of nieuw in te planten in het buitengebied; • beperken van nieuwe, grootschalige toeristisch-recreatieve infrastructuren met bijkomend ruimtegebruik tot: - de stedelijke gebieden - de stedelijke netwerken - de toeristisch-recreatieve knooppunten of netwerken van primair belang aangeduid in het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan; • streven naar kwaliteitsvolle vormen van toeristisch-recreatief medegebruik van infrastructuren die voor een andere functie zijn uitgebouwd of door andere activiteiten worden benut. Specifiek voor toerisme en recreatie in het Brugse Ommeland zijn de volgende elementen van groot belang: • ontwikkelen van potenties nabij Brugge: “Om in de bestaande toeristische aantrekkingspool Brugge de kwaliteit van de leefomgeving en de maatschappelijke en economische ontwikkelingsmogelijkheden van de
105 Art. 19 §3 van het Decreet op de Ruimtelijke Ordening (2002) bepaalt: “Het richtinggevend gedeelte van een ruimtelijk
structuurplan is het deel van een ruimtelijk structuurplan waarvan een overheid bij het nemen van beslissingen niet mag afwijken”.
176
eigen bevolking te behouden, is het wenselijk aandacht te besteden aan het ontwikkelen van minder bezochte toeristische potenties nabij het stedelijk gebied” (RSV, p. 365-366, richtinggevend gedeelte); • aandacht voor het ontwikkelen van de ‘minder bezochte’ stedelijke gebieden vertrekkende van hun historisch karakter, hun cultureel erfgoed en hun landschappelijke en/of natuurlijke waarden zoals bv. Torhout of Tielt; • bij de toeristische ontwikkeling van deze steden dient aandacht te gaan naar: - de kwalitatieve opwaardering van het cultuurhistorisch patrimonium, het accommodatieaanbod, de verharde en groene openbare ruimten en de landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten van de diverse stedelijke gebieden; - het versterken van de relatie tussen het cultuurhistorisch erfgoed, het winkelapparaat en de horeca; - het afstemmen van de noodzakelijke nieuwe toeristische en recreatieve infrastructuur op het niveau van het betrokken stedelijke gebied. In het buitengebied zijn – volgens het RSV – landbouw, natuur, bosbouw en nederzettingen te onderscheiden als belangrijke hoofdfuncties. Toeristische en recreatieve activiteiten krijgen slechts een beperkte rol in het buitengebied toebedeeld. Voor hun ontwikkeling worden randvoorwaarden opgelegd vanuit de hoofdfuncties van het buitengebied. Volgende punten zijn van belang voor toerisme en recreatie in het buitengebied: Recreatief medegebruik Uitgangspunt bij de ontwikkeling van toeristisch-recreatieve activiteiten in het buitengebied is het recreatief medegebruik met respect voor de draagkracht van het gebied. Enkel op basis van een integrale ruimtelijke visie op een bepaald deel van het buitengebied kan het recreatief medegebruik worden geregeld. Netwerkvorming Om het toeristisch-recreatief aanbod in het buitengebied en in de stedelijke gebieden met elkaar te verbinden en op elkaar af te stemmen moet worden gestreefd naar netwerkvorming. In functie van de optimalisering van de toeristisch-recreatieve netwerkvorming kunnen, binnen bepaalde randvoorwaarden, langs en op bepaalde waterlopen (belangrijke recreatieve assen) en in hun omgeving sommige recreatievormen in beperkte zones worden toegelaten. Ontwikkelingsmogelijkheden voor toeristisch-recreatieve infrastructuur in het buitengebied In het RSV wordt een onderscheid gemaakt tussen hoogdynamische en laagdynamische toeristisch-recreatieve infrastructuur. Dit onderscheid geeft de relatie aan die bestaat tussen de toeristisch-recreatieve infrastructuur in kwestie en de omliggende onderdelen van het buitengebied. Hoogdynamische infrastructuur veroorzaakt sterke veranderingen en dynamiek in de onmiddellijke omgeving. Laagdynamische infrastructuur brengt beperkte veranderingen mee. Deze begrippen werden echter niet geoperationaliseerd in het RSV. In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen zijn delen van het Brugse Ommeland opgenomen in het stedelijk netwerk van de Kust en in het regionaal stedelijk gebied van Brugge. De rest van valt onder buitengebied met de kleinstedelijke gebieden van Torhout en Tielt.
Wetgeving rond Ruimtelijke Ordening voor plattelandstoerisme Decreet op de Ruimtelijke Ordening 2002 De mogelijkheden voor plattelandstoerisme werden tot voor kort beperkt door het Decreet op de Ruimtelijke Ordening dat slechts twee gebruikwijzigingen toeliet in agrarisch gebied of parkgebied namelijk het residentialiseren van een landbouwerswoning en het ontwikkelen van hoevetoerisme in zover de nevenactiviteit landbouw behouden blijft. In de praktijk werden bij de adviesverlening door AMINAL Land bijkomende beperkingen opgelegd voor actieve landbouwers: het kan enkel gaan over 4 eenheden van maximaal 50 m2 vloeroppervlakte en een totale maximale vloeroppervlakte van 200 m2.
177
Wel kunnen tijdelijke verblijfsgelegenheden en café of restaurant worden uitgebouwd in bestaande vergunde gebouwen (niet noodzakelijk hoevegebouwen) die definitief beschermd zijn als monument, wanneer deze gelegen zijn in parkgebied. Het gaat hier om kastelen en kasteelhoeven in parkgebieden. Besluit van de Vlaamse regering Het vrij recente besluit van de Vlaamse regering van 28 november 2003 reikt een verruiming aan van dit kader. Dit besluit is van kracht sinds 10 februari 2004 en heeft gevolgen voor de ontwikkeling van hoeve- en plattelandstoerisme in zonevreemde gebouwen. In dit besluit staat dat met toepassing van artikel 145bis van het decreet op de ruimtelijke ordening, een vergunning kan worden verleend voor het gedeeltelijk wijzigen van het gebruik van een woning, met inbegrip van de woningbijgebouwen (ook ex-boerderijen) in agrarisch gebied in ruime zin en in parkgebied, in een complementaire functie, zonder dat er landbouwbedrijvigheden aanwezig zijn, en voor zover deze complementaire functie maximaal vier kamers en/of accommodaties betreft, met uitsluiting van elke vorm van restaurant of café. Er moet voorafgaand advies gegeven worden door Toerisme Vlaanderen. Hoewel dit besluit opnieuw een verruiming inhoudt voor het ontwikkelen van het plattelandstoerisme door ook voor niet-landbouwers de mogelijkheid te bieden om kamers uit te bouwen, blijven de beperkingen nog groot namelijk: • slechts 4 kamers terwijl de bestaande bebouwing in sommige hoeven meer mogelijkheden kan bieden (stallen, schuren); • geen mogelijkheid voor het uitbouwen van vakantiewoningen of een kleinschalig toeristisch attractiepunt.
Afbakening van de regionaalstedelijke gebieden Brugge en Oostende Het afbakenen van de regionaalstedelijke gebieden werd in het RSV toegewezen aan het Vlaams niveau. Voor het regionaalstedelijk gebied Brugge is dit proces nog in volle ontwikkeling. Voor het regionaalstedelijk gebied Oostende is dit proces reeds afgewerkt. Uit deze voorbereidende fasen moet een voorstel van afbakening komen waarover een draagvlak bestaat tussen de verschillende bestuursniveaus en de betrokken overheidssectoren en dat uiteindelijk geformaliseerd wordt in een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Voorstel van afbakening voor het regionaalstedelijk gebied Brugge De voorbereidende fase voor de afbakening werd uitgevoerd door de WVI samen met Groep Planning en WES, Onderzoek en Advies. Bij de afbakening van het regionaalstedelijk gebied Brugge werd weinig rekening gehouden met toeristische of recreatieve behoeften en werd vooral aandacht gegeven aan woningbouw en economische activiteiten in de nauwe betekenis. Belangrijke elementen uit de ontwikkelingsperspectieven voor toerisme en recreatie in het Brugse Ommeland zijn: • het behoud en ontwikkeling van stedelijke natuurgebieden, randstedelijke groengebieden en stedelijke landbouwgebieden; • het behouden en uitbouwen van cultureel-maatschappelijke, historische en archeologische elementen. Verdere belangrijke elementen uit dit voorstel zijn: • het bevestigen van het Dolfinarium Familiepark als een attractiepark van Vlaams belang;
178
• specifieke aandacht voor het optimaliseren van de aanwezige recreatieve en toeristische voorzieningen in het gebied; • het belang van een groene gordel waarbij de parken ingesloten in het bestaande woonweefsel een meer recreatieve functie vervullen en de meer excentrisch gelegen parken eerder ecologische stapstenen zouden zijn tussen de grote openruimtegebieden en de zuidelijke bosgebieden. Het is van belang dat ook de meer excentrisch gelegen parken niet enkel een ecologische rol vervullen, maar tevens toegankelijk zijn voor recreanten; • het voorzien in specifieke mogelijkheden voor recreatie aan de Sint-Pietersplas; • het ontwikkelen van een specifieke dienstenzone voor hoofdkwartieren te ontwikkelen aan de Chartreuseweg langs de N31 gelegen in de gordel van groene domeinen rond Brugge. Het is aangewezen dat deze dienstenzone op een dergelijke kwalitatieve manier wordt ingericht dat deze geïntegreerd kan worden binnen de recreatieve routestructuren die we in deze gordel willen ontwikkelen. Voorstel van afbakening van het regionaalstedelijk gebied Oostende Binnen dit afbakeningsproces, dat reeds gefinaliseerd is, wordt geopteerd voor: • een compact, samenhangend en kwalitatief stedelijk gebied bestaande uit het aaneengesloten weefsel van de kernstad Oostende en het Bredense verstedelijkte ruimte; • een economisch divers stedelijk gebied met poorten (de haven en de luchthaven), waarbij de regionale bedrijvigheid zich zoveel mogelijk moet aansluiten bij deze poorten zodat het toeristisch en ecologisch functioneren van de Kust maximaal wordt gevrijwaard. Daarom is het belangrijk om een duidelijke perimeter af te bakenen rond deze poorten. Voor de zeehaven is een afzonderlijk afbakeningsproces uitgewerkt; • volgende openruimtegebieden die grenzen stellen aan het compacte stedelijke gebied zijn: - de Oudlandpolders (grens van het landschappelijk waardevol agrarisch gebied, gewestplan 2001); - het ecologisch en landschappelijk waardevolle Krekengebied en de Zwaanhoek: de uiterste grens wordt gevormd door de natuurgebieden en het tussenliggende landschappelijke waardevolle agrarische gebied (gewestplan 2001). De ruimte tussen deze uiterste grens en het huidige stedelijke weefsel is grotendeels voorzien voor de ontwikkeling van een stadsrandbos; - de Historische Polders van Oostende met het Provinciegeleed als grens; - de aaneengesloten polders van het westelijk Middenland met als grens de afbakening van het agrarisch gebied (gewestplan 2001). • een ruimtelijke inrichting van het polderfront van het stedelijk gebied dat rekening houdt met het zicht op de badplaats vanuit de polders; • een aantal open ruimten in en aansluitend bij het stedelijk weefsel die ook of vooral een recreatieve functie moeten hebben. Voor het Brugse Ommeland zijn vooral van belang: het voorziene stadsrandbos, het parkbos in Bredene aansluitend aan de Spuikom en mogelijke versterking van de toeristisch-recreatieve functie van de Spuikom en het parkgebied Noord-Ede dat vooral belangrijk is als recreatieve ruimte voor de buurtbewoners maar tevens als viswaters voor een ruimere regio; • het niet ontwikkelen van de polderdorpen Leffinge en Zandvoorde naar stedelijke dichtheden; • de uitbreiding van het stedelijk sport- en recreatiegebied de Schorre; • de omvorming van de bufferzone tegenover de luchthaven tot een park.
179
Strategisch Beleidsplan voor de zeehaven Brugge-Zeebrugge
Met het strategisch plan voor de zeehaven van Brugge-Zeebrugge is het de bedoeling om het ruimtegebruik en de inzet van middelen voor de ontwikkeling van dit gebied vanuit verschillende invalshoeken te bekijken en te integreren. Dit plan beschrijft de gewenste ontwikkeling van het zeehavengebied op korte (5 jaar), middellange (10-15 jaar) en lange termijn (30 jaar). Het plan beschrijft de gewenste ruimtelijke ontwikkeling, een strategie om deze ontwikkeling te realiseren en een actieplan op de lange en op de korte termijn. De rol van dit plan is adviserend voor de Vlaamse regering, het dient als basis en leidraad voor verdere maatregelen en gewestelijke uitvoeringsplannen. De havenontwikkeling en de toeristische ontwikkeling in de omgeving moeten op elkaar worden afgestemd. Hiervoor geldt het principe van het goed nabuurschap inzake de beeldkwaliteit, selectieve ontsluiting en milieuhygiëne. De haven heeft een meerwaarde in het toeristisch product van de Kust en op goed afgebakende plaatsen en/of duidelijk omschreven functies is er plaats voor recreatief medegebruik. Hieronder volgen de voor de sector toerisme en recreatie belangrijkste kernbeslissingen: • Aanbieden van een multimodale ontsluitingsinfrastructuur Nieuwe infrastructuurwerken zullen de verbindingen van de haven met het spoor-, wegen- en waterwegennet verbeteren, dit in overeenstemming met het toekomstperspectief van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Voorbeelden zijn: - de capaciteitsverhoging van het bestaande kanaal Brugge-Gent naar 1 350 ton; - de aanleg van de Bocht van Ter Doest (spoorweg ingepast in natuur en landschap); - de aanleg van een derde spoor tussen Brugge en Dudzele; - de aanleg van de autosnelweg AX (Westkapelle-Blauwe Toren). • Verdere uitbouw van het onderliggend wegennet in de haven Om de toegang tot de haven functioneel te verduidelijken worden 3 niveau’s van wegen onderscheiden. Daarbij wordt ook een fietsnetwerk in het havengebied uitgewerkt. • Omgaan met de elementen van de natuurlijke structuur en de ecologische infrastructuur Bijzondere aandacht gaat uit naar het behoud en de versterking van de oostwestgerichte openruimteverbinding ter hoogte van Lissewege-Herdersbrug-Dudzele. De natuur- en landschappelijke waarden van de Dudzeelse polder worden tijdens de gehele planperiode in stand gehouden. Het plan beschouwt de Dudzeelse polder als een strategische reserve op lange termijn en daarom wordt het in het zeehavengebied opgenomen. Mocht het gebied ooit door de haven in gebruik genomen worden, dan is het verplicht te zorgen voor een effectieve compensatie van de verloren natuurwaarden. • Leefbare dorpen Er zal getracht worden het leefklimaat in de dorpen en steden in de buurt van de haven te verbeteren (o.a. via het inrichten van landschaps- en akoestische buffers). • Zichtbare en gastvrije haven De haven zal een actieplan opstellen om de haven zichtbaarder te maken en open te stellen voor belangstellenden. Concreet betekent dit o.a. het aanleggen en uitstippelen van wandelingen en kijkplaatsen en het afsluiten van bepaalde havenplaatsen in functie van de veiligheid. • Verbeteren van de beeldkwaliteit en het imago van de haven Op korte termijn start de uitwerking van een landschapsplan voor het inpassen van de haven in het landschap.
180
2.2.1.2 PROVINCIAAL BELEID RUIMTELIJKE ORDENING Het provinciale beleid voor ruimtelijke ordening heeft een belangrijke taak voor het uitstippelen van de ontwikkelingsperspectieven voor toerisme en recreatie in de provincie. De provincie doet dit vooral door het structuurplan dat richtinggevend is. De uitvoering ervan moet worden uitgewerkt in provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen.
Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan West-Vlaanderen (PRS-WV) De West-Vlaamse overheid wenst in eerste instantie het bestaande toeristisch-recreatieve aanbod duurzaam en kwalitatief te versterken. Daarvoor moet worden ingespeeld op de streekgebonden kwaliteiten en eigenheid van de streek. Daarnaast moeten de inwoners van West-Vlaanderen hun vrije tijd kwalitatief en in de nabijheid van hun woonomgeving kunnen doorbrengen. Het structuurplan is gebiedsgericht georiënteerd en geeft ontwikkelingsperspectieven voor de diverse deelruimtes. Daarnaast werd ook een gewenste ruimtelijke structuur voor toerisme en recreatie uitgewerkt. Er werd ook een beleidskader voor kleinschalige activiteiten voor plattelandstoerisme in opgenomen. Visies op deelruimtes relevant voor toerisme en recreatie Voor het Brugse Ommeland zijn de visies over volgende vijf deelruimtes belangrijk: de Oostendse ruimte, de Brugse ruimte, de Oostelijke polderruimte, de Veldruimte en de Middenruimte. Hierna vermelden we enkel de gewenste ontwikkelingen die relevant zijn voor toerisme en recreatie in deze vijf deelruimtes. • De Oostendse ruimte Deze ruimte is een onderdeel van het stedelijk netwerk Kust. In dit gebied is het vrijwaren van de openruimteverbinding tussen het stedelijk gebied en de kernen in het achterland belangrijk. Deze vormt tevens een verbinding tussen de Oostelijke en de Westelijke polderruimte en bestaat uit het unieke krekengebied. Hierdoor moet worden vermeden dat het stedelijk gebied vergroeit met het achterliggend structuurondersteunend hoofddorp Oudenburg in de polders. De open ruimte kan ook ingevuld worden door een bos en kan, aansluitend bij het stedelijk gebied, de functie van stadsbos vervullen. • De Brugse ruimte Op het vlak van toerisme en recreatie moet Brugge streven naar complementariteit met de kustruimte als cultuurstad en als groenvoorziening (het ommeland). Buiten het stedelijk gebied kunnen enkel laagdynamische toeristisch-recreatieve voorzieningen worden voorzien. Belangrijke elementen voor toerisme en recreatie in het Brugse Ommeland zijn: - het gescheiden houden van haven en stad door een openruimteverbinding die de twee poldergebieden langs weerszijden van de haven verbinden; - kanalen als duidelijke landschappelijke bakens waar ecologische en recreatieve potenties verenigbaar moeten zijn; - groene vingers in het stedelijk gebied (Tillegembos, Kanaal Brugge-Sluis, Kanaal Brugge-Oostende en Kanaal Brugge-Gent) versterken als ‘aanknoping’ voor natuur en toerisme-recreatie; - recreatief medegebruik in de omliggende polderruimte (o.a. kanaal Brugge-Sluis, St-Pietersplas) en bosgebieden. • De Oostelijke polderruimte Gistel vormt hier het scharnier tussen de Oostelijke en de Westelijke polderruimte. In deze polderruimte is beperkt toeristisch-recreatief medegebruik gewenst complementair met de Kustruimte en ondersteund door de kanalenstructuur die fungeert als een multifunctionele drager. Wegens de natuurlijke kwaliteiten valt een groot deel van deze ruimte in een natuuraandachtszone die hoofdzakelijke bestaat uit graslanden, kreken, polderwaterlopen en dijken. De kleine ondersteunende landschapselementen moeten de nodige aandacht krijgen. Kansen moeten geboden worden voor grondgebonden land-
181
bouw en ontwikkelen van de bestaande landbouwzetels. De toeristisch-recreatieve verblijfsaccommodatie moet in complementariteit met de kust, vooral gericht worden op actieve hoeven. • De Veldruimte De rol van deze ruimte is in sterke mate bepaald door het vrij gave cultuurhistorische landschap van veldgebieden met bossen en dreven in een fijnmazig dambordpatroon. Dit maakt het gebied interessant voor een versterking van de bosstructuur. Dit specifieke landschap heeft heel zeker toeristisch-recreatieve potenties, mede door het grote aantal kasteeldomeinen, openluchtrecreatieve domeinen en het kanaal Brugge-Gent. In dit gebied zijn eerder kleinschalige landbouwbedrijven actief die nood hebben aan een verbreding van de landbouwproductie. Vrijgekomen gebouwen (hoeven of kastelen) komen in aanmerking voor minder dynamische activiteiten als verblijfsaccommodatie, musea, woningen). • De Middenruimte In de Middenruimte wordt de bedrijvigheid verder ondersteund (verwevenheid van diverse soorten land- en tuinbouwactiviteiten en aan de landbouw gerelateerde activiteiten). De beekvalleien, heuvelruggen, bosgebieden en openruimteverbindingen moeten natuurlijke bouwstenen zijn van het industriële landschap. Belangrijke elementen voor toerisme en recreatie in dit gebied zijn: - de kwalitatieve (her)inrichting van het nieuwe landschap met een integratie van de overgebleven relicten, zoals openruimteverbindingen, beekvalleien en sommige bosgebieden: in de as Roeselare-Tielt kunnen bovenlokale beekvalleien het nieuwe landschap structureren, ten zuiden kunnen verlaten spoorwegbermen deze functie vervullen maar tevens toeristisch-recreatieve mogelijkheden bieden; - het vermijden van versnippering en bebouwing op de structurerende heuvelruggen (de rug van Westrozebeke, de zuidelijke flank van het Plateau van Tielt met de Poelberg), de Ketelberg, de rug van Hooglede en het plateau van Wijnendale).
De gewenste ruimtelijke structuur voor toerisme en recreatie Het PRS-WV onderkent in de ruimtelijke structuur voor toerisme en recreatie toeristisch-recreatieve netwerken, lijnelementen en knooppunten. De netwerken bieden elk een eigen toeristisch-recreatief product aan en worden aan elkaar gekoppeld door de toeristisch-recreatieve lijnelementen. Knooppunten zijn specifieke plaatsen met een toeristisch-recreatief karakter die meestal in een netwerk of aan een lijnelement voorkomen. • Toeristisch-recreatieve netwerken In het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan West-Vlaanderen (PRS-WV) worden verschillende toeristischrecreatieve netwerken geselecteerd in de gewenste ruimtelijke structuur toerisme en recreatie (richtinggevend beleidskader voor de overheid). Er wordt daarbij een onderscheid gemaakt tussen: - toeristisch-recreatieve netwerken van primair belang; - landelijke toeristisch-recreatieve netwerken. In beide gevallen betreft het gebieden die op provinciaal niveau als een samenhangend toeristisch-recreatief geheel van lijnelementen (waterlopen, verlaten spoorwegbeddingen) en knooppunten (stedelijke kernen, groendomeinen) worden beschouwd. In deze netwerken wordt een samenhangend beleid gevoerd om complementaire en geïntegreerde ontwikkelingen te sturen. Daarnaast zijn er in de provincie ook gebieden die niet als een samenhangend toeristisch-recreatief netwerk op provinciaal niveau worden beschouwd of als een potentieel toeristisch-recreatief netwerk worden aangeduid.
182
Voor het Brugse Ommeland zijn volgende netwerken van belang: - De kustpolders van het Brugse Ommeland maken deel uit van het toeristisch-recreatief netwerk van de Kust dat als netwerk van primair belang wordt geselecteerd. Het poldergebied is daarin door zijn open ruimte complementair aan het netwerk van de Kust en dient ook als buffer tegen de verstedelijkte vorm van het kusttoerisme. - De zandstreek ten zuiden van Brugge (in grote lijnen overeenkomend met de contouren van het Houtland) maakt deel uit van het landelijk toeristisch-recreatief netwerk ‘De Brugse Streek’. Het betreft een samenhangend gebied met een kwalitatief openruimtegebied en aantrekkelijke stedelijke kernen die door toeristisch-recreatieve lijnelementen met elkaar verbonden zijn. De zandleemstreek in de ruimere omgeving van Tielt werd niet geselecteerd als een samenhangend toeristisch-recreatief netwerk. Daar werd de voorkeur gegeven aan landbouwgerelateerde bedrijvigheid. • Toeristisch-recreatieve knooppunten Voor het Brugse Ommeland werden volgende knooppunten met toeristisch-recreatieve potentie geselecteerd: - de stedelijke gebieden van Brugge, Torhout en Tielt; - de openluchtrecreatieve groene domeinen in provinciaal beheer: - Tillegembos in Brugge; - Fort van Beieren in Brugge; - Lippensgoed-Bulskampveld in Beernem; - ’t Veld in Ardooie; - d’Aertrycke in Torhout; - andere openluchtrecreatieve groene domeinen: - Rooiveld in Oostkamp; - Ryckevelde met het domein van Male in Assebroek-Sijsele-Sint-Kruis; - Vloethemveld in Zedelgem-Jabbeke; - Merkemveld in Zedelgem; - Wijnendale in Torhout; - Beisbroek-Tudor in Brugge; - Vagevuurbos en deel van Lippensgoed-Bulskampveld onder gewestelijk beheer. • Toeristisch-recreatieve lijnelementen Volgende toeristisch-recreatieve lijnelementen werden geselecteerd in het Brugse Ommeland: - Kanalen: - Kanaal Brugge-Oostende; - Kanaal Brugge-Sluis; - Leopoldkanaal; - Kanaal Brugge-Gent. - Spoorwegbeddingen - De Groene 62; - De Abdijenroute: Steenbrugge-Maldegem; - Vloethemveldzate te Zedelgem. - Dijken - Graaf Jansdijk in Knokke-Heist; - Oude dijk tussen Blankenberge en Brugge.
183
Beleidskader voor kleinschalige toeristisch-recreatieve plattelandsactiviteiten In het goedgekeurd Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan West-Vlaanderen werd een beleidskader vooropgesteld voor kleinschalige toeristisch-recreatieve plattelandsactiviteiten (blz. 257). Dit kader maakt een onderscheid tussen plattelandsactiviteiten in het toeristisch-recreatief netwerk van de Kust en in landelijke toeristisch-recreatieve netwerken. In het Brugse Ommeland liggen de polders in het toeristisch-recreatief netwerk van de Kust en werd het zuidelijke beboste gebied (de Brugse streek met gemeenten als Zedelgem, Oostkamp, Ichtegem, delen van Brugge, delen van Damme, Beernem, delen van Ruiselede, delen van Wingene, delen van Jabbeke, delen van Gistel, delen van Oudenburg en delen van Torhout) als landelijk toeristisch-recreatief netwerk Brugse ruimte geselecteerd. De landbouwgemeenten van Tielt, Ardooie, Pittem vallen hier niet in.
Voor het toeristisch netwerk van de Kust worden in dit beleidskader volgende toeristisch-recreatieve plattelandsactiviteiten voorzien (tabel 55). Tabel 55 Toeristisch-recreatieve plattelandsactiviteiten voor het toeristisch netwerk van de Kust Type gebouw Actieve hoeve
Mogelijke toeristisch-recreatieve activiteiten Kamers met Huurvakantie- Jeugdkampen toeristische woningen dienstverlening
Niet actieve hoeve of leegstaande hoeve
Leegstaande hoeve (in combinatie met wonen) Merkwaardige gebouwen
Beschermde gebouwen
Kamers met toeristische dienstverlening Kamers met toeristische dienstverlening
Huurvakantiewoningen
Jeugdlogies
Huurvakantiewoningen
Jeugdlogies
Kleinschalig toeristisch attractiepunt in combinatie met wonen Kleinschalig toeristisch attractiepunt in combinatie met wonen Kleinschalig toeristisch attractiepunt in combinatie met wonen Kleinschalig toeristisch Café, tearoom, attractiepunt in restaurant combinatie met wonen
Bron: Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan West-Vlaanderen
Voor het landelijk toeristisch netwerk van de Brugse streek (ten zuiden van Brugge) zijn volgende toeristischrecreatieve plattelandsactiviteiten voorzien (tabel 56). Voor de andere gemeenten in het Brugse Ommeland (Ardooie, Pittem, Tielt) zijn meer beperkte toeristischrecreatieve plattelandsactiviteiten voorzien (tabel 57). Beschermde gebouwen/sites zijn die gebouwen en/of historische sites die door toepassing van het decreet op landschappen, stads- en dorpszichten en monumenten beschermd zijn. Merkwaardige gebouwen zijn gebouwen, die niet beschermd zijn, maar cultuurhistorische en sociaal-economische waarde voor het gebied hebben. Of dergelijk gebouw merkwaardig is moet aangegeven en onderbouwd worden in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan.
184
Tabel 56 Toeristisch-recreatieve plattelandsactiviteiten voor het landelijk toeristisch netwerk van de Brugse streek Type gebouw Actieve hoeve
Niet actieve hoeve of leegstaande hoeve Leegstaande hoeve (in combinatie met wonen) Merkwaardige gebouwen
Beschermde gebouwen
Mogelijke toeristisch-recreatieve Kamers met Huurvakantietoeristische woningen dienstverlening Kamers met Huurvakantietoeristische woningen dienstverlening Kamers met Huurvakantietoeristische woningen dienstverlening Kamers met Huurvakantiedienstverlening woningen Kamers met Huurvakantiedienstverlening woningen
activiteiten Jeugdkampen Jeugdlogies
Jeugdlogies
Jeugdlogies
Kamperen bij de boer
Kleinschalig toeristisch attractiepunt in combinatie met wonen Kleinschalig toeristisch attractiepunt in combinatie met wonen Kleinschalig toeristisch Café, tearoom, attractiepunt in restaurant combinatie met wonen
Bron: Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan West-Vlaanderen
Tabel 57 Toeristisch-recreatieve plattelandsactiviteiten voor de andere gemeenten in het Brugse Ommeland (niet-Kust en niet-Brugse Streek) Type gebouw Actieve hoeve
Leegstaande hoeve (in combinatie met wonen) Merkwaardige gebouwen
Beschermde gebouwen
Mogelijke toeristisch-recreatieve activiteiten Kamers met Jeugdkampen toeristische dienstverlening
Kamers met Huurvakantiedienstverlening woningen
Jeugdlogies
Kamers met Huurvakantiedienstverlening woningen
Jeugdlogies
Kleinschalig toeristisch attractiepunt Kleinschalig toeristisch attractiepunt in combinatie met wonen Kleinschalig toeristisch Café, tearoom, attractiepunt in restaurant combinatie met wonen
Bron: Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan West-Vlaanderen
Voor deze functiewijzigingen kan het slechts gaan om beperkte functionele verbouwingen waarbij: • • • •
het bestaande gebouw minstens behouden blijft als basis voor de verbouwing; de ingenomen grondoppervlakte van het uit te breiden gebouw slechts met circa 5% kan toenemen; de volumetoename eveneens maar met 5% kan toenemen in vergelijking met het bestaande gebouw; het doel erin bestaat om het gebruikscomfort te verhogen (de uitbreiding van oppervlakte en volume kan geen bijkomende verblijfsmogelijkheden creëren), wat betekent dat de verblijfsmogelijkheden slechts binnen de bestaande bebouwing kunnen worden ontwikkeld; • de functionele verbouwing een esthetisch en architecturale meerwaarde voor de bestaande gebouwen en/of site met zich meebrengt. Voor de diverse gemeenten van het Brugse Ommeland zijn er dus drie systemen toepasselijk met meer of minder mogelijkheden. Het is voor alle gemeenten belangrijk om dit beleidskader voor kleinschalige toeristisch-recreatieve plattelandsactiviteiten mee te nemen in hun Gemeentelijk Structuurplan en een lijst op te maken met merkwaardige gebouwen.
185
Het is de taak van de provincie om een uitvoeringsplan uit te werken dat dan uitvoering kan geven aan dit beleidskader. Er moet wel verwezen worden naar het Besluit van de Vlaamse regering (zie hierboven) dat het ondertussen mogelijk maakt om ook in niet-actieve of leegstaande boerderijen verblijfsaccommodatie uit te bouwen door niet-landbouwers, maar enkel voor een zeer beperkte capaciteit van vier kamers (zie hierboven).
Afbakening van kleinstedelijke gebieden In het kader van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen worden de kleinstedelijke gebieden afgebakend door de provincies. Voor het Brugse Ommeland gaat het om Torhout, Blankenberge, Knokke-Heist en Tielt. Dit proces werd nog niet opgestart. Men wacht op verdere uitwerking van de gemeentelijke structuurplannen. Het is belangrijk om bij deze afbakeningsplannen er zeker voor te zorgen dat de sector toerisme en recreatie voldoende aan bod komt.
2.2.1.3 GEMEENTELIJK BELEID RUIMTELIJKE ORDENING Op gemeentelijk vlak wordt de visie op de ruimtelijke planning weergegeven in zogenaamde gemeentelijke structuurplannen. De meeste van deze plannen zijn momenteel in opmaak. Hierin moeten de gemeenten binnen de krijtlijnen van de hogere planningsniveaus de ruimtelijke ontwikkelingen van lokaal belang voorzien en plannen in de ruimte. De gemeenten dienen aandacht te hebben voor alle aspecten die van belang zijn. Niet alleen de economische sector, maar ook de groene en de recreatieve sector dienen aan bod te komen. In functie van het recreatief belang van de gemeente kan hieraan meer of minder aandacht besteed worden. Deze gemeentelijke structuurplannen worden vertaald in bindende bepalingen en projecten. De gemeente Gistel beschikt over een gemeentelijk ruimtelijk structuurplan, in januari 2004 goedgekeurd door de Bestendige Deputatie. Knokke-Heist heeft een ontwerp structuurplan. De structuurplannen van Brugge en Ardooie zitten eveneens in de fase van voorontwerp. Volgende gemeenten zijn nog volop bezig met het structuurplanproces: • Beernem • Oostkamp • Wingene • Torhout • Lichtervelde • Tielt • Zuienkerke. Andere gemeenten zijn nog maar opgestart met een startnota: • Damme • Jabbeke • Zedelgem • Ichtegem • Ruiselede • Pittem • Oudenburg.
186
Ontwerp Structuurplan Brugge Voor het Brugse Ommeland is zeker het Structuurplan van Brugge van groot belang. Een voorontwerp werd reeds goedgekeurd op 27 juni 2000 door de gemeenteraad. Na de behandeling van de bezwaarschriften werd evenwel beslist om het structuurplan te herwerken en een nieuwe goedkeuringsprocedure op te starten. Volgende elementen uit het nieuwe ontwerp Structuurplan Brugge in de context van het Brugse Ommeland zijn van belang: • mogelijkheden voor recreatie (o.a. sportterreinen) en kamperen aan de Sint-Pietersplas; • verbinden van Ryckevelde met Maleveld door bebossing; • kleinschalige toeristische pool in Lissewege.
2.2.2 LANDBOUW- EN PLATTELANDSBELEID De landbouw biedt voor toerisme en recreatie in het Brugse Ommeland in de eerste plaats enkele belangrijke opportuniteiten, maar landbouw kan ook een beperkend zijn voor toerisme en recreatie. Opportuniteiten vanuit de landbouw naar toerisme en recreatie toe zijn: • een groeiende interesse vanwege de landbouwers voor het aanbieden van verblijfsaccommodatie, het organiseren van groepsbezoeken aan het bedrijf (dikwijls gecombineerd met één of andere doe-activiteit op de hoeve) en bezoek van klassen op de boerderij; • een toenemend aanbod van artisanale hoeveproducten die geproduceerd en verwerkt worden op de boerderij en die het aanbod aan streekproducten verrijken; • meer en meer aandacht voor de inpasbaarheid van landbouwbedrijven in de omgeving door aanplantingen op en rond het bedrijf (dikwijls met overheidssteun) en aangepaste stallingenbouw, kleurengebruik en erfordening. De bedreigingen van de landbouw tegenover recreatie en toerisme hebben vooral te maken met de visuele impact van de gebruiksgebouwen, de afname van authenticiteit en biodiversiteit van het landschap en het reduceren van de mogelijkheden tot recreatief medegebruik door de inname van trage wegen. Volgende factoren speelden in het verleden hierin een belangrijke rol: • onvoldoende aandacht voor de groene inkleding van de landbouwbedrijven vooral bij de bouw van schuren; • geringe bekommernis voor kleine landschapselementen vanuit een streven naar een zo productief mogelijke landbouwuitbating en het vergroten van de kavels door ruilverkaveling; • de inname van buurtwegels door de landbouw. De laatste jaren zien we meer en meer een kentering op diverse van de hierboven vermelde knelpunten, dikwijls onder impuls van het gevoerde beleid door gemeenten, provincie en Vlaanderen. Ook de toenemende bestuurlijke aandacht voor het platteland heeft hierop een belangrijke invloed. De landbouwsector krijgt, mede door het plattelandsbeleid, een aantal nieuwe taken toegeschoven naast de eigenlijke voedselproductie, waardoor er meer en meer aandacht uitgaat naar de context van het produceren. Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste elementen uit het Europese, Vlaamse en provinciale landbouw- en plattelandsbeleid, drie beleidsniveau’s die heel nauw met elkaar zijn verweven. Daarbij worden alleen die onderdelen aangehaald die een direct en zichtbaar effect ressorteren op vlak van toerisme en recreatie. Geenszins is het de bedoeling hierbij het volledige landbouw- en plattelandsbeleid te duiden.
187
2.2.2.1 EUROPEES NIVEAU Het Europees landbouw- en plattelandsbeleid is de jongste jaren aan drastische wijzigingen onderhevig. Zo werd binnen ‘Agenda 2000’ een nieuw landbouwbeleid geformuleerd, dat erop gericht is het markt- en prijzenbeleid af te bouwen om te evolueren naar een vorm van directe inkomstensteun aan de landbouwer. Daarbij wordt de multifunctionele rol van de landbouwer binnen de sterk verstedelijkte context van Europa erkend. Het nieuw ‘Europees Landbouwmodel’ wenst productie en milieubeheer in evenwicht te brengen. Milieumaatregelen in de landbouw zullen daarom op Europees niveau een meer prominente rol krijgen ter ondersteuning van de duurzame ontwikkeling van het platteland. Bij de verdere uitbouw van het Europees plattelandsbeleid krijgt de landbouwer een belangrijke rol toebedeeld als behoeder van de open ruimte en het landschap. Deze filosofie komt onder meer tot uiting in de ondersteuning die de Europese Unie geeft aan allerhande projecten voor plattelandsvernieuwing en -ontwikkeling (met o.m. programma’s als Phasing Out, PDPO en Leader Plus). Waar het Europees plattelandsbeleid zich voorheen beperkte tot erkende kwetsbare plattelandsgebieden (bv. Meetjesland, Hageland of een deel van de Westhoek)106, heeft het nieuwe plattelandsbeleid (wat Vlaanderen betreft) betrekking op het hele Vlaamse platteland. In oktober 2000 werd daartoe het door de Vlaamse regering uitgestippelde ‘Programma voor Plattelandsontwikkeling in Vlaanderen, 2000-2006’ (PDPO) door de Europese Commissie goedgekeurd107. Dit programma wil projecten steunen die passen in een geïntegreerde plattelandsvisie, met een accentverschuiving van productie en kwantiteit naar plattelandsontwikkeling, kwaliteit en aandacht voor het milieu. Op die manier wordt een meer duurzame en gediversifieerde landbouw gestimuleerd, waarbij ook aandacht gaat naar de verbreding van landbouwfuncties op het platteland. Concrete projecten kunnen gaan van de verwerking en verkoop van hoeveproducten, milieumaatregelen en innovatie tot informatie en vorming. Zowel provincie- en gemeentebesturen als lokale organisaties kunnen hierop inspelen. Naast de financiering met Europese middelen, worden PDPO-projecten ook voor een belangrijk deel gecofinancierd door de Vlaamse overheid. Een ander Europees programma dat duurzame plattelandsontwikkeling beoogt, is ‘Leader Plus’108. Net als PDPO voorziet ook dit programma Europese middelen voor de periode 2000-2006 (eveneens met cofinanciering vanwege de Vlaamse overheid). Leader Plus biedt de mogelijkheid om aan streekeigen plattelandsontwikkeling te doen met de klemtoon op het ontwikkelen van een duurzame landbouw met gelijke aandacht voor de economische, ecologische en sociale wensen en behoeften. Gezien voor een financiële tussenkomst enkel projecten van ‘Plaatselijke Groepen’ (bijv. lokale vzw’s) in aanmerking komen, spelen de provincie- en gemeentebesturen een cruciale rol om lokale actoren ertoe aan te zetten projecten in te dienen of samenhangende toekomstgerichte actieplannen uit te werken. In 2002 werd in het kader van Leader Plus het ‘Ontwikkelingsplan Brugse Ommeland’ goedgekeurd. Het ‘Streekplatform Arrondissement Brugge vzw’109 treedt hierbij op als Plaatselijke Groep en promotor van het programma. In dit ontwikkelingsplan staat de verbetering van de leefkwaliteit in de plattelandsgebieden centraal. Concreet wordt ingezet op de ontwikkeling en ondersteuning van een duurzame landbouw, waarbij zowel de economische, ecologische als sociale componenten aan bod komen via de intensieve begeleiding van land-
106 Dit zijn de zogenaamde 5B-gebieden. In gebieden waar de Europese steun op termijn wordt afgebouwd, worden over-
gangsperiodes voorzien met aangepaste steunmaatregelen en -programma’s (‘5B-Phasing Out’). 107 PDPO staat voor ‘Programmeringsdocument voor Plattelandsontwikkeling’, de officiële benaming van dit programma. 108 Leader staat voor ‘Liaisons Entre Actions de Développement de l’ Economie Rurale’ en bestaat als Europees programma
al sinds 1991. 109 Het Streekplatform Arr. Brugge, dat in maart 1995 werd opgericht, is het sociaal-economisch overlegorgaan voor de
regio. Het is samengesteld uit de belangrijkste sociaal-economische actoren van de regio, aangevuld met vertegenwoordigers uit de diverse politieke niveaus. Het voornaamste doel van dit overlegorgaan is het bevorderen van duurzame socio-economische ontwikkeling en tewerkstelling in de Brugse regio. Samen met het Subregionaal TewerkstellingsComité (STC) gaat het Streekplatform binnenkort op in het Regionaal Sociaal-economisch OverlegComité (RESOC) dat de doelstellingen en het geografisch werkgebied van het Streekplatform zal overnemen.
188
bouwers, communicatie-, demonstratie- en sensibilisatieprojecten. Het Ontwikkelingsplan heeft betrekking op 30 deelgemeenten behorend tot 11 gemeenten van het Brugse Ommeland110 en wordt tot in 2008 structureel ondersteund vanuit Vlaanderen en de Europese Unie. De concrete realisatie van het Ontwikkelingsplan loopt o.a. via twee overkoepelende provinciale projecten: • stimulatie van de verbreding in de landbouw met o.m. hoevetoerisme, bezoekboerderijen, zorgboerderijen, verkoop van hoeveproducten, ontwikkelen van toeristische dagactiviteiten vanuit de hoeve; • milieuzorg in de landbouw met o.m. groene inkleding van het landbouwbedrijf, hergebruik van afvalwater en beredeneerd bemesten. Beide projecten beogen een gedegen en structurele omkadering van de landbouwsector in de regio (vooral via advies aan en intensieve begeleiding van individuele landbouwers). Daartoe werd door de Provincie een polyvalent team uitgebouwd, waarin de Gebiedswerking Landbouw (zie verder) een cruciale rol vervult. Daarnaast kunnen individuele projectaanvragen van landbouwers, die passen binnen de krijtlijnen van het Ontwikkelingsplan, vanaf 1 januari 2004 doorlopend worden ingediend.
2.2.2.2 VLAAMS NIVEAU De voornaamste Vlaamse bevoegdheden betreffende landbouw en platteland in relatie tot toerisme en recreatie zijn vervat in het ‘Programma voor Plattelandsontwikkeling in Vlaanderen, Periode 2000-2006’. Zoals hierboven reeds vermeld wil dit programma projecten steunen die passen in een geïntegreerde plattelandsvisie, met een accentverschuiving van productie en kwantiteit naar plattelandsontwikkeling, kwaliteit en aandacht voor het milieu. Op die manier wordt een meer duurzame en gediversifieerde landbouw gestimuleerd, waarbij ook aandacht gaat naar de verbreding van landbouwfuncties op het platteland. Die ondersteuning van een gediversifieerde landbouw gebeurt o.m. door het Vlaams LandbouwInvesteringsFonds (VLIF) dat via dit plan wordt uitgewerkt. Zo krijgen landbouwers die investeringen doen op vlak van verbreding een maximale investeringstoelage van 40%. Daarnaast heeft het Vlaamse beleidsniveau ook een belangrijke rol te vervullen op het gebied van de landinrichting. Het instrument van de landinrichting biedt voor de landelijke gebieden de mogelijkheid over te gaan naar een geïntegreerde aanpak, waarbij rekening wordt gehouden met alle functies die het landelijke gebied vervult op het vlak van landbouw, natuur, wonen, verkeer, toerisme en recreatie e.a. De landinrichting beoogt een kwaliteitsverbetering van de inrichting van het landelijke gebied en biedt naast een subsidieregeling een formeel kader voor de verschillende betrokken partners met een gestructureerde inspraak. Binnen het kader van de landinrichting kunnen verschillende maatregelen worden genomen zoals o.m. waterbeheersing, verkaveling, kavelinrichting, cultuurtechnische maatregelen, wegenaanleg, stimuleren van beheersmaatregelen met compenserende vergoeding, bebossing, oeverinrichting, plaatsen van fietsparkeerplaatsen, erfbeplanting, aanleg van paden en bruggen, restauratie van klein historisch erfgoed enz. Ruilverkaveling en natuurinrichting zijn ook instrumenten om de landinrichtingsprojecten te realiseren. Ruilverkaveling nieuwe stijl is geëvolueerd tot een multisectorale aanpak waarbij niet alleen aandacht aan de landbouw wordt besteed, maar ook aan het landschap, ecologie, recreatie en archeologie. Voor het Brugse Ommeland is vooral het Planprogramma voor de Brugse Veldzone van de VLM van belang111. Voor de opmaak van dit Planprogramma, oorspronkelijk bedoeld als Richtplan, werden als belangrijk onderdeel de ontwikkelingsperspectieven van toerisme en recreatie onderzocht (zie hierboven bij beleid rond toeris-
110 Concreet gaat het om Damme, Knokke-Heist, Brugge, Blankenberge, Zuienkerke, De Haan, Jabbeke, Zedelgem, Beernem,
Oostkamp en Torhout. 111 Vlaamse Landmaatschappij West-Vlaanderen, september 2003. Ontwerp Planprogramma Landinrichtingsproject Brugse
Veldzone. VLM, Brugge, 38 p.
189
me en recreatie). Het projectgebied Brugse Veldzone omvat (delen van) de gemeenten Brugge, Jabbeke, Oostkamp, Beernem, Zedelgem, Damme, Ruiselede, Wingene, Torhout en Lichtervelde en wordt in het noorden begrensd door het kanaal Gent-Oostende en de overgang zandstreek-polders. Het ontwerp Planprogramma stelt vier strategische projecten voor: • • • •
de de de de
open-ruimtegordel van het stedelijk gebied Brugge; kanaalzone Gent-Brugge; ruime omgeving Bulskampveld-Rivierbeek; overgang zandstreek-zandleemstreek van Lichtervelde-Wingene en omgeving.
In eerste instantie zou één van deze vier projecten gekozen worden waarin dan geïntegreerde inrichtingsprojecten opgestart worden. Inrichting voor toerisme en recreatie speelt in elk van deze vier projecten een belangrijke rol.
2.2.2.3 PROVINCIAAL NIVEAU De provincie West-Vlaanderen heeft haar werking betreffende land- en tuinbouw vastgesteld in het Landbouwbeleidsplan 1999-2004. De voornaamste peiler bestaat uit onderzoek en voorlichting ten behoeve van de sector. Dit wordt ingevuld vanuit het Provinciaal Onderzoekings- en VoorlichtingsCentrum te Beitem (Rumbeke) (POVLT). In bovenvermeld plan werd ook duidelijk gewag gemaakt van de relatie tussen landbouw en samenleving met o.m. aandacht voor toerisme en recreatie. Zo wordt bepleit dat er, wat het verblijf op de hoeve betreft, een ruimtelijk gedifferentieerd beleid wordt gevoerd. Dit werd later ook zo vastgesteld in het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan. Het recreatief medegebruik van het platteland gebeurt dan weer best in overleg met alle betrokkenen. Op die manier wordt het draagvlak van het buitengebied niet overschreden. Ook is er de nodige aandacht voor landbouweducatie waarin bezoek aan en op de boerderij centraal wordt gesteld. Betreffende landbouw en landschap wordt uitvoerig ingegaan op de inpasbaarheid van landbouwgronden in het landschap, hoeveverfraaiing en de aanplanting van kleine landschapselementen. Een actie van het plan die reeds werd ingevuld, is de aanstelling van een landschapsdeskundige binnen het POVLT. Daarnaast startte de provincie in 1996 met een gebiedsgericht beleid. Naast een algemeen geldende centrale beleidsvorming vanuit het provinciehuis Boeverbos, wordt een ‘beleid op maat’ ontwikkeld waarin de problemen en kansen in specifieke gebieden of streken centraal staan. De gebiedswerking functioneert de facto als een eerstelijnsloket voor lokale besturen en diverse (boven)lokale actoren in de diverse regio’s. Deze gebiedsgerichte aanpak vond zijn vertaling in de oprichting van het Streekhuis in het Kasteel van Tillegem (2003) waar de diverse gebiedsgerichte medewerkers voor het Brugse Ommeland werden samengebracht. Ook het Regionaal Landschap Houtland werd hierin ondergebracht. Binnen het team van de gebiedswerking is ook een gebiedswerker landbouw tewerkgesteld die in nauw overleg staat met het hierboven vermelde POVLT. Aandachtspunten voor deze gebiedswerker zijn: • Landbouwverbreding: Ruime aandacht voor hoeveproducten, netwerk van bezoekboerderijen, hoevetoerisme, zorgboerderijen, agrarisch natuurbeheer, landbouweducatie112.
112 De landbouwtoeristische initiatieven zijn terug te vinden op de provinciale website www.onthaalopdeboerderij.be
(rubriek ‘Proeven en Genieten’) waar o.m. informatie is terug te vinden over hoeveproducten, bezoekboerderijen en hoevetoerisme.
190
• Milieuzorg: Alle mogelijke milieumaatregelen op de hoeve. Voorbeelden: mechanische onkruidbestrijding, rijenbemesting, meer natuur op de hoeve, landschappelijke inkleding, erosiebestrijding, waterplannen en afvalwaterzuivering, energie. • Ondersteuning van het lokaal landbouwbeleid en inventarisatie van het landbouwgebeuren in het Brugse Ommeland. De thema’s verbreding en milieuzorg krijgen voor het Brugse Ommeland een invulling via het Leader Plusprogramma zoals hierboven vermeld. De gebiedswerker landbouw staat in voor de dagelijkse coördinatie van dit programma. Daarnaast is, vanuit het gebiedsgerichte beleid, in samenspraak met alle betrokken actoren, ook het WestVlaamse plattelandsbeleid gegroeid. Dit gebeurde in twee stappen. Einde 2001 vroeg het Vlaamse Gewest n.a.v. een wijziging van het Vlaamse Plattelandsontwikkelingsprogramma aan de Vlaamse provincies een provinciaal Geïntegreerd Strategisch Plattelandsontwikkelingsplan uit te werken tegen 1 mei 2002. Het plan slaat op alles wat in het RSV omschreven wordt als ‘het buitengebied’. Op 25 april 2002 keurde de provincieraad het ‘Provinciaal Plan Plattelandsontwikkeling in West-Vlaanderen’ goed. Met dit plan, uitgewerkt binnen het PDPO (Europese verordening voor plattelandsontwikkeling) heeft de provincie een eerste beperkte voorzet gegeven voor een toekomstige oriëntering van haar beleidsengagement op het West-Vlaamse landelijke gebied. Het projectgebied is het hele buitengebied (dus niet de stedelijke gebieden) van West-Vlaanderen, uitgezonderd het gebied dat geselecteerd is als Doelstelling 2-gebied (5b Phasing Out-gebied in Westhoek-Middenkust en Doelstelling 2-Kustvisserijgebied). Daarnaast werkte de provincie tevens een Navigatieplan voor een vitaal West-Vlaams Platteland uit met een samenhangende strategie voor het platteland dat de vitaliteit en de identiteit van het platteland wil versterken. Dit plan werd goedgekeurd op de provincieraad van 25 september 2003 en kwam tot stand na een debatreeks en een uitvoerige overlegronde met de verschillende actoren. Dit plan oriënteert het plattelandsbeleid van de provincie voor de komende 30 jaar.
2.2.3 NATUUR- EN MILIEUBELEID 2.2.3.1 EUROPEES NIVEAU Voor het Brugse Ommeland zijn twee Europese richtlijnen van belang: • de Europese Habitatrichtlijn; • de Europese richtlijn inzake vogelgebieden. Met deze richtlijnen wenst de Europese Unie een Europees ecologisch netwerk van natuurgebieden te creëren. Het Vlaamse Gewest heeft de verplichting deze richtlijnen uit te voeren door middel van bindende voorschriften naar de lagere overheden en administratie toe. De habitatrichtlijn heeft als doel de biodiversiteit te behouden en de instandhouding én het herstel van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna die hiervan deel uitmaken. De vogelrichtlijn wilt de instandhouding van alle natuurlijk in het wild levende vogelsoorten bevorderen. De belangrijkste maatregel in deze richtlijnen is de aanduiding van de speciale beschermingszones (habitat- en vogelrichtlijngebieden) op basis van diverse criteria en randvoorwaarden. Deze speciale beschermingzones werden respectievelijk door de Vlaamse Regering goedgekeurd op 4 mei 2001 en 17 juli 2000113. 113 Bron: Website Gis-Vlaanderen OC, 2004.
191
In het Brugse Ommeland werden grote delen van de kustpolders als Vogelrichtlijngebied afgebakend (het zogenaamde ‘Poldercomplex’ als één van de 23 speciale beschermingszones binnen het Vlaamse Gewest). Kleinere entiteiten werden als Habitatrichtlijngebied afgebakend.
2.2.3.2 VLAAMS NIVEAU Natuurdecreet In het decreet op het Natuurbehoud van 21 oktober 1997 en het uitvoeringsbesluit van 23 juli 1998 zijn aanzetten tot een vernieuwend en dynamisch natuurbeleid opgenomen. Door dit natuurdecreet kunnen netwerken van grote en kleine natuurgebieden worden uitgebouwd, om voldoende ruimte te reserveren voor een duurzame toekomst van de leefgemeenschappen van inheemse planten en dieren. Voor zover deze natuurgebieden worden opengesteld voor natuureducatie is dit een ontwikkeling die positief is voor toerisme en recreatie in het Brugse Ommeland.
Bos en Groen Omdat sinds 1990 zoveel bos is verdwenen wil de Vlaamse Overheid het bestaande bosareaal optimaal beschermen en zijn een aantal specifieke regels ontwikkeld voor ontbossing en compenserende bebossing. De afdeling Bos en Groen heeft een beheersvisie uitgewerkt die het belang en de cruciale rol erkent van duurzaam bosbeheer en aandacht heeft voor de verschillende functies van het bos. De doelstelling is om al deze functies op een duurzame manier met elkaar te verzoenen zonder de draagkracht van het ecosysteem te bedreigen. Het bosbeleid in Vlaanderen houdt rekening met de multifunctionaliteit van de bossen die tegelijkertijd een economische, een sociaal-recreatieve en een ecologische functie hebben. In de regel zijn alle openbare bossen voor het publiek toegankelijk. De sociaal-recreatieve functie van de privé-bossen blijft nog te vaak beperkt tot de eigenaren en hun directe omgeving terwijl de vraag naar groene ruimte en speelbossen zeer groot is. De Vlaamse overheid streeft ernaar de sociale functie van de privé-bossen uit te breiden naar een bredere doelgroep. Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen voorziet in een bestemmingswijziging van 10 000 ha naar bosof bosuitbreidingsgebied in de gewestplannen of ruimtelijke uitvoeringsplannen. De verstedelijkte gebieden moeten meer ruimte voorzien voor stadsbossen. Voor West-Vlaanderen gaat het om 2 500 ha bestemmingswijziging naar bos- of bosuitbreidingsgebied, waarvan 440 ha in de Brugse Veldzone. In het Brugse Ommeland zijn tal van initiatieven gericht op het opvangen van de recreatieve druk van de bewoners. De verschillende bebossingsprojecten van de Afdeling Bos en Groen kaderen onder andere in de bosuitbreidingspolitiek van de Vlaamse Regering. Door gerichte aankopen (periferieën rond bestaande domeinen, landbouwgronden …) wil men het huidige schaarse bosareaal gevoelig uitbreiden.
Vlaamse Beleidsnota Milieu 2000-2004 Van de acties die voortvloeien vanuit de diverse milieuthema’s in de Vlaamse milieubeleidsnota hebben de volgende belang voor toerisme en recreatie: • natuur versterken en biodiversiteit bevorderen in de open ruimte en in het stedelijke gebied; • milieuvriendelijker gaan leven en consumeren. Eén van de belangrijkste elementen binnen het beleidsplan is de aandacht die gaat naar de verbreding van het draagvlak voor natuur door de recreatieve mogelijkheden in de natuurgebieden niet uit te sluiten. Een tweede
192
belangrijk punt vormt de wens om verder te gaan met projecten op het niveau van landinrichting, natuurinrichting en ruilverkaveling. Zoals reeds eerder gesteld bieden deze projecten mogelijkheden om de recreatieve uitbouw van het landelijke gebied gezamenlijk aan te pakken.
Regionaal Landschap Houtland Ten zuiden van Brugge werd een Regionaal Landschap erkend dat actief is op vlak van natuur- en landschapsontwikkeling. De werking van de regionale landschappen is geregeld via het Decreet op Natuurbehoud en zijn besluiten. Kortweg kan worden gesteld dat de voornaamste bedoeling erin bestaat het draagvlak voor natuurbehoud te vergroten en de natuurwaarden te verhogen. Daarnaast is er ook plaats voor de versterking van het streekeigen karakter. Ook landbouwverbreding kan in de context van het regionale landschap z’n aandeel leveren. In het Brugse Ommeland werd het Regionaal Landschap Houtland opgericht in 2000 (zie hierboven: beleid omtrent toerisme en recreatie).
2.2.3.3 PROVINCIAAL NIVEAU Provinciaal Milieubeleidsplan 2004-2008 In 1999 werd reeds een milieubeleidsplan voorgesteld voor de periode 1999-2002. Nu beloopt het plan de periode van 1 mei 2004 tot eind 2008. De lacune van meer dan een jaar is te wijten aan het feit dat de provincie in de loop van 2003 gewacht heeft op het gewestelijk milieubeleidsplan (waar het provinciaal milieubeleidsplan moet op afgestemd zijn), maar omdat dit uitbleef, werd toch een nieuw Milieubeleidsplan opgesteld. Intussen is ook het gewestelijk milieubeleidsplan goedgekeurd.
Aandachtspunten voor toerisme en recreatie Wat toerisme en recreatie betreft wordt als hoofddoelstelling van het toekomstige beleid een duidelijk aantoonbaar milieuvriendelijker toeristisch-recreatief aanbod en gedrag van de toerist en de recreant vooropgesteld. Hiertoe wordt de strategie die reeds in het milieubeleidsplan 1999-2002 was uitgewerkt, versneld uitgevoerd. Deze hoofddoelstelling wordt in verschillende onderdelen verder uitgewerkt114: • Beleidsontwikkeling De Provincie zal onder meer via een afsprakennota een structurele samenwerking met Westtoer opbouwen om beleidsafstemming tussen de sectoren ‘milieu’ en ‘toerisme’ te verzekeren. De eerste driejaarlijks hernieuwbare afsprakennota wordt opgemaakt tegen eind 2004. • Milieuzorg - De Provincie zal milieuzorg, waaronder afvalzorg, op evenementen bevorderen; - De Provincie zal in samenspraak met de festivalorganisatoren naar het Vlaamse Gewest toe een voorstel uitwerken dat festivals op het vlak van milieu en ruimtelijke ordening meer rechtszekerheid moet geven; - De Provincie zal de logiesverstrekkers en kleinschalige toeristische attracties informeren en ondersteunen inzake milieuzorg. • Recreatief en educatief onthaal in de waardevolle landschappen en groengebieden Een geïntegreerde aanpak van het onthaal van bezoekers wordt nagestreefd (verdere verfijning van het concept onthaalplan). Prioriteit gaat naar de Kust en naar de regionale landschappen (in het Brugse Ommeland het Regionaal Landschap Houtland).
114 Bron : Milieubeleidsplan 2004-2008 van de Provincie West-Vlaanderen, voorlopige uitgave in afwachting van de defini-
tieve druk zoals vastgesteld door de Provincieraad op 29 januari 2004.
193
• Milieucommunicatie met de toerist en de recreant - De Provincie zal een communicatiestrategie uitwerken rond duurzaam toerisme in minimaal twee toeristische regio’s in het kader van het toeristisch strategisch plan (bijv. via aandacht voor milieu in onthaalbrochures); - De Provincie zal, om het respect voor de natuur en milieuvriendelijk gedrag te stimuleren, een aantal initiatieven nemen voor toeristen en recreanten (bijv. via veldwerkpakketten voor gezinnen).
2.2.3.4 GEMEENTELIJK NIVEAU Het Vlaamse Gewest sloot een milieuconvenant af met de gemeenten waarbij op vrijwillige basis en in ruil voor de toekenning van financiële middelen de gemeentebesturen er zich toe verbinden een aantal acties te ondernemen ten voordele van natuur en milieu. De Gemeentelijke NatuurOntwikkelingsPlannen (GNOP’s) formuleren aldus een visie voor natuurontwikkeling binnen de gemeentegrenzen. Het doel van een GNOP is: • ontwikkelen van een langetermijnvisie en -beleid inzake natuurbehoud en -ontwikkeling; • het realiseren op korte termijn van acties op gemeentelijk niveau kaderend in een langetermijnvisie; • het vergroten van de betrokkenheid van de bevolking bij het beleid. De GNOP’s spelen een belangrijke rol voor de recreatieve mogelijkheden op het grondgebied van een gemeente.
2.2.4 CULTUURBELEID
2.2.4.1 VLAAMS NIVEAU Beleid met betrekking tot monumenten Voor het restaureren van monumenten zijn er belangrijke financiële tussenkomsten vanuit de diverse overheden: belangrijkste voorwaarde is dat het monument erkend is als een beschermd monument en dat het subsidiedossier door de bevoegde minister voor Cultuur wordt goedgekeurd na advies door de bevoegde dienst Monumenten en Landschappen. Binnen de Administratie van Monumenten en Landschappen zijn geen kredieten mogelijk om de monumenten na restauratie te valoriseren en voor het publiek toegankelijk te maken. Dit werd overgelaten aan organisaties zoals de Koning Boudewijnstichting en Stichting Erfgoed Vlaanderen. Vooral de eerste is actief op het vlak van colloquia en de Open Monumenten Dag. Stichting Erfgoed Vlaanderen (voorheen Stichting Vlaams Erfgoed) is actief op de terreinen van aankoop, restauratie en toegankelijk maken van monumenten, naar het voorbeeld van de National Trust in Engeland. Tenslotte is op Vlaams niveau ook de monumentenwacht Vlaanderen actief, met afdelingen in elke provincie. Hun taak bestaat erin om erfgoed te inspecteren, over de toestand waarin het zich bevindt te rapporteren en eventueel herstellingen uit te voeren. De Vlaamse Overheid is gestart met de volledige inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in WestVlaanderen. In het Brugse Ommeland moet deze inventarisatie nog worden vervolledigd.
194
Beleid met betrekking tot musea Gezien de grote verscheidenheid en versnippering in het Vlaamse museumlandschap was er dringend behoefte aan een structurerende regelgeving. Het Museumdecreet komt aan deze verzuchtingen tegemoet met als voornaamste doelstellingen: herstructurering, kwaliteitsverhoging en professionalisering van de musea in Vlaanderen. De beleidsmiddelen daartoe zijn ondermeer de erkenning en subsidiëring van musea. Het Museumdecreet voegt een soort van kwaliteitslabel toe aan de musea die wensen erkend te worden. Dat label is vooral gericht op het vervullen van drie basisfuncties van een museum (verzamelen, bewaren, onderzoeken en presenteren met publiekswerking) en op de garanties van continuïteit van het museum (bevoegd gezag, genotrecht over het gebouw en collectie, eigen middelen, personeel). Van zeer groot belang is ook dat het samenwerkingsverband van twee of meer musea met een centraal bevoegd gezag eveneens in aanmerking komt voor erkenning. Bij de erkenning van de musea is ook een inschaling in verschillende niveaus voorzien, afhankelijk van het belang, de omvang, de werking en de uitstraling van het museum: • basisniveau: erkenning die voldoet aan de basiscriteria; • regionaal niveau: inschaling voor musea met een ruime regionale werking; • landelijk niveau: inschaling voor musea met ten minste nationale uitstraling. Hoe hoger de inschaling, hoe strenger de criteria waaraan een museum moet voldoen. De inschaling van het museum bepaalt ook gedeeltelijk de wijze van subsidiëring. Om dit te regelen werden convenanten afgesloten tussen de Vlaamse Gemeenschap en de vijf Vlaamse provincies. In grote lijnen komt de taakverdeling tussen provincies en de Vlaamse gemeenschap hier op neer: • de Vlaamse Gemeenschap subsidieert structureel de landelijk erkende musea met een jaarlijkse werkingssubsidie; • de Provincies subsidiëren structureel de regionaal erkende musea die in hun grondgebied gelegen zijn met een jaarlijkse werkingssubsidie; • de Vlaamse Gemeenschap voorziet projectsubsidies voor alle erkende musea en subsidies voor allerlei initiatieven ten behoeve van de museumsector (onder meer museale samenwerkingsverbanden); • de Provincies voorzien projectsubsidies voor erkende musea die op hun grondgebied gelegen zijn. Uit de aanvragen tot inschaling en erkenning blijkt dat in het begin vooral de grotere musea een aanvraag indienden. De kleinere musea schrikken terug van de voorgestelde erkenningscriteria. Het zal moeten blijken in hoeverre bepaalde aanverwante of nabijgelegen kleinschaligere musea, die op zichzelf niet in aanmerking komen voor erkenning, samen kunnen groeien onder een bevoegd gezag of een structureel erkend museum.
Ontwerp Erfgoeddecreet Na advies van de Raad van State keurde de Vlaamse regering op 12 december 2003 het ontwerpdecreet betreffende de organisatie en subsidiëring van een cultureel erfgoedbeleid definitief goed. Dit ontwerp voorziet de toekenning van subsidies voor de uitvoering van erfgoedconvenants, de erkenning en aangepaste subsidiëring van musea, de subsidiëring van erfgoedpublicaties, van de projecten en van het steunpunt Culturele Biografie Vlaanderen. De Vlaamse regering deelde bij de goedkeuring mee dat het ontwerpdecreet gespreid over de periode 2004-2007 gefaseerd in werking zal treden. Het wordt ingediend bij het Vlaamse parlement. Wat het luik erfgoedconvenant betreft, kan een gemeente met meer dan 20 000 inwoners of een samenwerkingsverband van omliggende gemeenten waarvan het totale aantal inwoners minstens 20 000 inwoners bedraagt een erfgoedconvenant afsluiten met de Vlaamse regering. Nieuwe kandidaten voor een erfgoedconvenant zullen om budgettaire reden wellicht pas in 2005 een kans maken. Op dit ogenblik hebben de steden Antwerpen, Brugge, Gent, Mechelen, Leuven en Tongeren een erfgoedconvenant afgesloten. Dit jaar sluiten Ieper en Kortrijk een erfgoedconvenant af.
195
Met dit ontwerp van decreet wil de Vlaamse overheid een kwaliteitsvolle en duurzame zorg voor en ontsluiting van het cultureel erfgoed stimuleren. Hiertoe voorziet het ontwerp in: • • • •
de erkenning en subsidiëring van musea; de toekenning van subsidies voor de uitvoering van erfgoedconvenants; de subsidiëring van cultureel-erfgoedpublicaties; de subsidiëring van projecten cultureel erfgoed: cultuurhistorische tentoonstellingen, ontwikkelingsgerichte projecten cultureel erfgoed, internationale projecten; • de subsidiëring van het steunpunt voor de musea, de archiefinstellingen, de bewaarbibliotheken, de documentatiecentra en de erfgoedconvenantswerking. Het ontwerp ligt momenteel ter advies voor in de sector en bij de diverse raden.
2.2.4.2 PROVINCIAAL NIVEAU Subsidiereglementen voor cultuur Het beleid van de Dienst Cultuur van de Provincie West-Vlaanderen is erop gericht om het culturele leven in de provincie West-Vlaanderen in al zijn diversiteit te ondersteunen en om op intermediair niveau de voorwaarden mee te helpen realiseren waarbinnen kunst en cultuur in West-Vlaanderen optimaal tot hun recht komen. Naast het uitwerken en ontwikkelen van eigen projecten richt men zich op het subsidiëren van kwaliteitsvolle initiatieven en speelt men een adviserende, bemiddelende, ondersteunende en coördinerende rol. Dit gebeurt grosso modo op drie terreinen: • de kunsten: de bij uitstek creërende sector van beeldende kunst, letterkunde, muziek, podiumkunsten en taal; • het cultureel erfgoed: roerend en onroerend erfgoed, geschiedenis, heem- en volkskunde, archeologie, musea en monumentenzorg; • de cultuurspreiding: bibliotheek, culturele centra, sociaal-cultureel werk, educatie en gemeentelijk cultuurbeleid. Vooral het domein van het cultureel erfgoed heeft steeds duidelijker linken met de toeristische sector. Dikwijls worden deze projecten in grensoverschrijdend verband uitgewerkt. Een ruim gamma aan provinciale reglementen biedt hiervoor de nodige financiële impulsen. Zo kan er sinds kort een vrij substantiële ondersteuning worden bekomen via het subsidiereglement voor cultuurtoeristische projecten. Naast de provinciale projectsubsidies voor musea worden er in het kader van het Vlaamse Museumdecreet ook werkingssubsidies verleend aan musea die erkend zijn als musea van regionaal belang. Het nieuwe provinciale subsidiereglement op de ontsluiting van erfgoed biedt mogelijkheden om zowel materieel als immaterieel erfgoed te ontsluiten. Het wetenschappelijk publicatiefonds en de provinciale prijzen voor geschiedenis en volkskunde stimuleren het realiseren van interessante studies en publicaties en moeten op termijn tot een kwaliteitsverhoging van het aanbod leiden. Met werkingssubsidies voor heemkundige en historische kringen en volkskundige verenigingen en projectsubsidies voor archeologische projecten worden de studie en de registratie van het erfgoed ondersteund. Wat het roerend erfgoed betreft kunnen musea en beheerders van verzamelingen een beroep doen op de provinciale museumconsulent voor begeleiding en advies, niet alleen inzake erkenning door de Vlaamse Gemeenschap, maar ook voor alle andere aspecten van de museale werking. Zowel op vlak van roerend als onroerend erfgoed wordt er steeds meer aandacht besteed aan sensibilisatie en aan het actief ondersteunen en coördineren van netwerken. De Provincie West-Vlaanderen heeft steeds, ook in het domein van kunst en cultuur, een fijnmazige benadering van het hele grondgebied nagestreefd, waarbij de
196
verschillende regio’s op gelijkwaardige wijze benaderd werden. Deze fijnmazigheid is de jongste jaren nog toegenomen én versterkt door een meer gediversifieerde regionale aanpak. Om de ontsluiting van het cultureel erfgoed in West-Vlaanderen te stimuleren heeft de Provincieraad in september 2003 een provinciaal reglement uitgevaardigd dat subsidies voorziet tot 12 500 euro per project voor het op een duurzame manier inhoudelijk of materieel publiek toegankelijk maken van cultureel erfgoed. Bouwof restauratieprojecten van infrastructurele aard komen echter niet voor deze subsidie in aanmerking.
West-Vlaamse Molenadviesraad Van alle windmolens die in ons land overblijven, bevindt zich ruim één derde in West-Vlaanderen. De Provincie heeft de West-Vlaamse Molenadviesraad opgericht om haar te adviseren bij haar molenbeleid. Dat beleid beoogt het verdere verval van dit culturele erfgoed tegen te gaan en de herwaardering van de molens te bevorderen.
2.2.5 BELEID INZAKE MOBILITEIT Mobiliteitsplan Brugge (2004) Het mobiliteitsplan Brugge formuleert 11 kernpunten waaronder de aanpak van de parkeerproblematiek in de binnenstad (uitsluitend van langparkeren), bijkomende randparkings en P&R-terreinen, uitbreiding en nieuwe promotieacties voor het openbaar vervoer, realisatie van een volledig fietsroutenetwerk en nieuwe fietsvoorzieningen, signalisatie van de bruggen van Dampoort tot Scheepsdale, invoering van zone 30 in alle verblijfsgebieden, actieplan veilige schoolomgeving, opmaak van bedrijfsvervoersplannen. Eén van de 11 kernpunten is de realisatie van een volledig fietsroutenetwerk en nieuwe fietsvoorzieningen. Over heel Brugge wordt een fietsroutenetwerk gerealiseerd om veilig van de deelgemeenten naar de binnenstad te kunnen fietsen en van gemeente naar gemeente. De stad engageert zicht om elk jaar de nodige financiële middelen voor te behouden voor de definitieve realisatie. Daarenboven zal de stad, via financiering door het Vlaams gewest in het kader van het convenantenbeleid, de meeste bestaande, soms zeer gebrekkige fietspaden langs grote wegen volledig vernieuwen (bv. Oostendse Steenweg, Astridlaan, Dudzeelse Steenweg). Met betrekking tot de oversteekvoorzieningen voor het fietsverkeer worden volgende te realiseren cruciale schakels aangegeven: Blankenbergse Dijk (fietstunnel onder N31), Zandstraat (fietstunnel onder N31), Wittemolenstraat (fietstunnel onder N31), Tillegemstraat (fietstunnel onder N31). Volgens het Mobiliteitsplan allemaal te realiseren op korte termijn (voor 2005). Er worden nieuwe fietsenstallingen (overdekt en bewaakt) gepland in de stationsomgeving: • achterkant station (Project Eurostation, 2005): 1 600 fietsen; • voorkant station: nieuwbouwproject: 1 800 fietsen + 300 bromfietsen.
2.2.6 GEÏNTEGREERDE SAMENWERKING Gebiedsgerichte werking van de provincie Zoals hierboven reeds meerdere malen werd aangehaald speelt de gebiedsgerichte werking van de provincie een grote rol voor een geïntegreerde aanpak van landbouw, milieu, natuur, landschap en toerisme. Er worden
197
regelmatig overlegmomenten georganiseerd waarop de diverse sectorale aanpakken op mekaar worden afgestemd of ook afspraken gemaakt worden om samen projecten in te dienen.
Streekplatform of RESOC Het Streekplatform Arrondissement Brugge vzw is het sociaal-economisch overlegorgaan voor de regio. Het wenst een platform te zijn waar alle sociaal-economische actoren uit de streek samen rond de tafel zitten, aangevuld met vertegenwoordigers uit de diverse politieke niveaus (gemeentelijk, provinciaal, regionaal en federaal). Doelstelling is het ontwikkelen van een gedragen visie met betrekking tot de duurzame ontwikkeling van de streek en de vertaling ervan in een aantal hefboomprojecten. Belangrijke ontwikkeling in dit kader is de fusieoperatie tussen Streekplatform en STC (Subregionaal TewerkstellingsComité). Deze fusie zal ressorteren in een op te richten RESOC (Regionaal Sociaal-economisch OverlegComité) dat de doelstellingen en het geografisch werkgebied van het Streekplatform Arrondissement Brugge zal overnemen, maar waarbinnen het luik tewerkstelling structureel wordt verankerd. Via dergelijke RESOC’s wordt over gans Vlaanderen gepoogd de subregionale werking beter af te stemmen en te coördineren.
Burgemeesteroverleg Regio Brugge In de schoot van de provinciale streekwerking werd in 2002 het Burgemeesteroverleg Regio Brugge opgericht. Dit overleg brengt de 10 burgemeesters van het arrondissement Brugge (Beernem, Blankenberge, Brugge, Damme, Jabbeke, Knokke-Heist, Oostkamp, Torhout, Zedelgem en Zuienkerke) op regelmatige basis rond de tafel. Doelstelling is overleg, ervaringsuitwisseling, afstemming en samenwerking m.b.t. gemeentelijke en bovengemeentelijke aangelegenheden te stimuleren.
2.3 GLOBALE TRENDS IN DE TOERISTISCH-RECREATIEVE VRAAG Vooreerst gaan we in op de algemene trends die voorkomen in de diverse markten en waarmee rekening moet worden gehouden zowel wat betreft productontwikkeling als wat betreft het vermarkten van het Brugse Ommeland als toeristische bestemming naar de toekomst toe. De trends kunnen worden opgedeeld in: • kwalitatieve trends die de actuele toeristische en recreatieve behoeften beïnvloeden; • demografische ontwikkelingen die bepalend zijn voor het definiëren van de correcte doelgroepen; • veranderingen in de informatiewerving en het reserveringsgedrag die van belang zijn voor marketing.
2.3.1 KWALITATIEVE TRENDS IN DE TOERISTISCHE EN RECREATIEVE BEHOEFTEN Grotere behoefte aan omgevingsrecreatie Recreatie in de eigen woonomgeving is zo vanzelfsprekend dat we vaak niet beseffen hoe belangrijk het wel is. In Nederland werd hieromtrent een project opgericht ‘Recreatie dicht bij huis’ met als doelstelling het aanbod aan recreatiemogelijkheden in de woonomgeving beter te laten aansluiten bij de behoefte. In een globaal rapport werden een aantal visies over recreatie dicht bij huis gebundeld115. Hierin werd aangetoond dat recreatiemogelijkheden dicht bij huis een niet onbelangrijke invloed uitoefenen op tal van domeinen.
115 Stichting recreatie, Recreatie dicht bij huis: bundel van samenvattingen, 1997.
198
Op economisch vlak bijvoorbeeld leiden investeringen in openbare recreatiemogelijkheden niet enkel tot hogere bestedingen door de regionale bevolking maar ook door toeristen. Het creëren van recreatiemogelijkheden dicht bij huis fungeert in die zin dus als een soort economische hefboom voor de regio. Ook de waarde van woningen bijvoorbeeld wordt positief beïnvloed door recreatiemogelijkheden in de omgeving. De invloed van recreatiemogelijkheden dicht bij huis beperkt zich echter niet tot het economisch vlak. Omgevingsrecreatie oefent een belangrijke invloed uit op de gezondheid en het welzijn van de bewoners. Uit onderzoek is namelijk ook gebleken dat gezondheid één van de belangrijkste motivaties is voor recreatief fietsen. Uit een kwalitatief bewonersonderzoek bleek verder dat mensen door recreatieve activiteiten in de groene buitenruimte een gevoel van welbevinden krijgen (men voelt zich verfrist en beter dan voorheen). Een Vlaams onderzoek uit 1997 bevestigt het belang van de eigen streek in relatie tot recreatie. Zo blijkt dat meer dan een derde van de bevolking wel eens een daguitstap maakt in de eigen streek of regio en bovendien doet een vijfde onder hen dit meermaals per jaar. Sportcentra of -terreinen in de eigen omgeving tenslotte worden door ruim 10% van de bevolking bezocht116. Vermits het hier enkel gaat om daguitstappen in de streek of regio is er uiteraard sprake van een onderschatting van totale recreatie in de eigen woonomgeving.
Grotere behoefte aan korte vakanties Op de arbeidsmarkt doet zich een polarisatie voor tussen de groep ouderen die over meer vrije tijd beschikken enerzijds, en de tweeverdieners met een drukke baan anderzijds. Door het groeiende gebrek aan vrije tijd en vanuit een drang naar onthaasting opteren meer en meer mensen voor kortere vakanties gespreid over het jaar om even te ontsnappen aan de drukte. Het begrip vakantie werd in die zin ook verruimd. Waar vroeger verre en exotische reizen het symbool bij uitstek waren om even het alledaagse leven te ontvluchten, is er een grotere behoefte ontstaan aan kortere vakanties, ook in nabije bestemmingen, om dit doel te verwezenlijken.
Het platteland: van agrarisch productiemilieu tot consumptieve omgeving De toerist zoekt nieuwe omgevingen op. Hij/zij wenst dan terecht te komen in omgevingen die ‘beter’ of ‘mooier’ zijn dan de eigen leefomgeving. Deze ontwikkeling is vooral van belang voor landelijke omgevingen. Het platteland wordt in die zin een consumptieve ruimte waarbij eigenheid en profilering van kapitaal belang zijn om consumenten te blijven aantrekken. Ook de unieke identiteit van de lokale gemeenschap vormt een deel van de aantrekkingskracht van een gebied. Een permanent toezicht op landschapsbehoud en plattelandsontwikkeling is in deze context een onontbeerlijk gegeven. Het succes van het plattelandstoerisme (zie Frankrijk en Groot-Brittannië) is tevens het gevolg van een toenemend aantal korte vakanties in nabije bestemmingen (zie hierboven). In het buitenland wordt een groeiende professionalisering binnen het plattelandstoerisme vastgesteld als gevolg van een toenemende vraag naar meer kwaliteitsvolle kamers maar evenzeer het gevolg van een groeiende professionalisering van de aanbieders. Vooral ouderen en gezinnen met kinderen zouden te vinden zijn voor het platteland117. De vergrijzing heeft in die zin eveneens een positieve invloed op het plattelandstoerisme. Uit onderzoek blijkt dat wandelen en fietsen de populairste activiteiten zijn bij oudere bevolkingsgroepen. Vermits dit op het platteland de activiteiten bij uitstek zijn, geeft dit een gunstig vooruitzicht voor het plattelandstoerisme.
Toenemende belangstelling voor cultuurtoerisme Binnen de ontwikkelingen die zich voordoen in de toeristische vraag kan een toegenomen belangstelling voor cultuursteden en voor culturele evenementen worden geobserveerd. Deze trend manifesteert zich steeds sterker sinds het begin van de jaren 1980. Dit fenomeen wordt het duidelijkst geïllustreerd aan de hand van het toenemende aantal belangstellenden voor culturele evenementen.
116 Prof. L. Bollaert, Syntheserapport: Toerisme, recreatie en vrije tijd in Vlaanderen anno 2000, 1999. 117 Haydn Morris, Holidays in the countryside, English Tourism Council 2000.
199
‘Cultuurtoerisme’ is een ruim begrip (‘elke vorm van toerisme waarbij cultuur één van de attractiefactoren is’118) en wordt binnen het kader van toeristische ontwikkeling meestal beperkt tot de zichtbare, tastbare en materiële cultuurelementen en -activiteiten die toeristen kunnen motiveren om een plaats te bezoeken. Het meest tastbare culturele element in vele Vlaamse regio’s is de aanwezigheid van bouwkundig erfgoed. De waarde van dit bouwkundig erfgoed wordt bepaald door de vraag en de waardering ervan als product en/of als belevingskader. Daarnaast spelen echter andere, immateriële, culturele elementen als een levendige culturele activiteit een rol. De ‘cultuurtoerist’ kan immers gedefinieerd worden als de toerist die zich verplaatst van zijn/haar woonplek naar culturele plaatsen en attracties met de bedoeling nieuwe ervaringen op te doen. Deze brede definitie omvat niet alleen het bezoek aan monumenten, historische sites, musea, maar ook een actieve participatie aan culturele activiteiten en kennismaking met de eigentijdse cultuurexpressies van een land of een volk. Cultuurevenementen zijn ten dele een erfenis uit het verleden, soms het resultaat van een lange traditie van processies, stoeten, evenementen, folklore. Soms zijn ze echter het resultaat van heel nieuwe concepten en hebben ze weinig binding met het verleden (bijv. het Indigojaar in Damme in 2003). Dergelijke evenementen kunnen evenwel heel sterk imagoversterkend werken voor toeristische bestemmingen indien zij de cohesie van het historische aanbod versterken en het juiste thema en de juiste locatie worden geselecteerd. De marktperspectieven voor cultuurtoerisme zijn gunstig119. Cultuurtoerisme biedt ook enkele voordelen tegenover andere vormen van toerisme: • Cultuurtoerisme wordt geassocieerd met kwaliteitstoerisme en gezien als een tegenpool voor massatoerisme. • Cultuurtoerisme past in het tijdsbeeld van ‘consumptief toerisme’ waarbij telkens nieuwe producten en ervaringen (zoals evenementen) moeten worden aangeboden. • Cultuurtoerisme is minder seizoensgebonden en kan daarom goed inspelen op de markt van korte vakanties, het jaar rond. • Cultuurtoerisme kan bijdragen aan de perceptie van authenticiteit die verwijst naar een unieke, historische achtergrond en kan op deze manier een troef zijn voor de positionering van een regio binnen een sterk concurrerende markt.
Groeiend individualisme versus nieuwe reisgezelschappen De hedendaagse toerist wordt gekenmerkt door een toenemend individualisme dat zich ook in de vakantie- en vrijetijdsvoorkeuren manifesteert. De moderne toerist-recreant wil een impact hebben op zijn/haar vakantie en de organisatie ervan. Naast kant-en-klare pakketten met standaardprijs en standaardbestemming dienen ook flexibele modules te worden aangeboden. Deze laatste moeten de consument als het ware in staat stellen om de vakantie naar eigen wens bij te sturen. De actoren binnen het toeristische werkveld krijgen in die zin een adviserende rol toebedeeld. Ze zien er op toe dat de individuele vakantiewensen in één vakantie geïncorporeerd worden, of met andere woorden dat de vakanties op maat van de consument gemaakt zijn. In het dagdagelijkse leven is er steeds minder tijd voor contact met familie en vrienden en wordt er een vrij individualistische levensstijl op nagehouden. Dit wordt echter steeds meer gecompenseerd door een weekendje uit met de uitgebreide familie of met een groep van gelijkgestemde vrienden (‘peers’). Deze nieuwe reisgezelschappen zijn meestal vrij groot en hebben behoefte aan een aangepaste logiesaccommodatie. In Nederland wordt reeds ten volle op deze behoefte ingespeeld door het ontwikkelen van groepsaccommodatie of familievilla’s met bv. 10 slaapkamers op kampeerterreinen of in vakantiedorpen.
De nadruk op ‘beleven’ De markt is in toenemende mate gericht op belevenissen. De onbestemde tijdsbesteding zoals praatjes maken, fietsen om te fietsen, zonnen om te zonnen maakt stilaan plaats voor een actievere en bewuste beleving. De toerist gaat vanuit deze optiek planmatiger met zijn tijd om. 118 Wil Munsters, Cultuurtoerisme, 1994, Garant. 119 M.J. Jansen-Verbeke, Cultuurtoerisme en stedelijke revitalisatie, blz. 10, 2000.
200
De manier waarop musea en tentoonstellingen vandaag worden samengesteld is een antwoord op deze stijgende drang naar beleving. Het traditionele model waarbij de objecten netjes achter glazen vitrines tegen een witte achtergrond werden voorgesteld, maakt plaats voor een model waarbij de bezoeker meer betrokken wordt in het geheel. De wijzigende manier van dingen voorstellen, leidt tot een participatief model waarin de bezoeker actief ingeschakeld wordt in de totaalbeleving. Men spreekt in sommige gevallen zelfs van ‘edutainment’. Musea waarin de bezoeker zelf kan participeren in het totaalgebeuren beschikken dan ook over een belangrijke troef. Een antwoord op deze drang naar beleving dient zich echter niet te beperken tot musea alleen. Ook toeristische rondleidingen, ateliers en workshops hebben baat bij een meer participatieve aanpak. In de drang naar beleven is de interactieve culturele belevenis met integratie van de historiek van het gebouw en het verhaal van de mensen, van elitaire cultuur én volkscultuur van belang.
Thematische arrangementen Het opdoen van ervaringen of ‘belevenissen’ is, zoals hierboven werd aangehaald, steeds belangrijker geworden. Bij de thuiskomst moet een verhaal verteld kunnen worden, het relaas van een unieke ervaring waarmee men zich kan ‘onderscheiden’. Goed uitgewerkte thematische arrangementen kunnen op deze trend inspelen. Een goede omkadering en uitwerking van deze arrangementen is echter belangrijk, een romantisch weekendje aan zee mag zich dan ook niet enkel beperken tot rozen op de hotelkamer en champagne bij het ontbijt. Eén ding is duidelijk: als er één ding is dat niet tot de trends behoort dan is het wel ‘doorsnee en gewoontjes’.
Toenemende aandacht voor authenticiteit Er is een toenemende belangstelling voor alles wat authentiek en oprecht is. Als tegenreactie op de kunstmatige en gecommercialiseerde cultuur grijpt de consument terug naar de ‘pure’ zaken zoals natuur en traditie. Dit uit zich ook in het toerisme en de recreatie. De toenemende waarde die aan natuurgebieden wordt toegedicht is hiervan een illustratie. Uit onderzoek blijkt dat de helft van de Vlamingen wel eens een natuurreservaat, park, bos of duinengebied bezoekt120. Een ander uitvloeisel van deze authenticiteitsbeweging is het benutten van cultureel en religieus erfgoed voor recreatieve doeleinden. Het unieke en authentieke kader van kastelen en kasteelparken, bedrijfsgebouwen, kerken, oude fabriekscomplexen en landelijke boerderijen geeft de consument een sterk ‘terug in de tijd’ gevoel.
Meer interesse voor niet-alledaagse belevenissen en sport Toeristische bestemmingen met een avontuurlijk of exotisch tintje liggen goed in de markt. Uiteraard leent niet iedere bestemming zich tot wildwaterkajakken of bergbeklimmen maar ook de zachte sector van het avontuurlijke toerisme biedt mogelijkheden. De essentie is het ontsnappen aan de dagelijkse leefomgeving en iets doen wat men in het dagelijkse leven niet zou ondernemen. Zo kan ook paardrijden, kajakken op rustiger waters of een avontuurlijk getinte fietstocht voor de toerist een goed alternatief zijn voor de dagelijkse sleur. Bovendien vergen diverse van deze activiteiten weinig ervaring waardoor de instapdrempel behoorlijk laag is (bijvoorbeeld kano en kajak).
Groeiende belangstelling voor een gezonde leefstijl De jaren negentig worden gekenmerkt door een groeiende interesse voor een gezonde leefstijl. De fitness-rage en de groeiende bezorgdheid om gezonde voeding zijn hiervan illustraties. Aangezwengeld door de recente schandalen in de voedselindustrie (MKZ en dioxine) heeft de consument ook meer aandacht voor biologische producten. Er dient zich met andere woorden een trend aan waarin de consument meer aandacht besteedt aan zijn leefstijl in functie van zijn gezondheid. Het is te verwachten dat de consument deze attitude ook tijdens de vakantie zal verder zetten. De toeristische sector kan op verschillende manieren op deze trend inspelen.
120 Prof. L. Bollaert, Syntheserapport: Toerisme, recreatie en vrije tijd in Vlaanderen anno 2000, 1999.
201
De promotie van authentieke streekproducten of ambachtelijk geproduceerde lekkernijen zal zeker in de smaak vallen. Vooral omdat deze producten vaak de tegenpool vormen voor de ongezonde dagdagelijkse leefomgeving van de consument. Ook faciliteiten die gericht zijn op relaxatie en fitness worden steeds meer geapprecieerd als een meerwaarde binnen het logiesaanbod.
Kritische en goed geïnformeerde toeristen De ervaren toeristen vormen een groep die steeds bewuster omgaat met reizen. Het toenemende gebruik van informatie en communicatietechnologie zorgt voor een goed geïnformeerde en kritische consument. Door het toenemende gebruik van internet kan de consument heel gemakkelijk prijzen en profielen vergelijken. Langs de aanbodzijde wordt het dan ook moeilijk om de aandacht van de consument te blijven vasthouden. De kwaliteit van de reisbeleving, gekenmerkt door zaken als een kwalitatieve bebouwde omgeving en openbaar domein, comfort, gastvrijheid en een goede keuken zijn binnen de prijs/kwaliteitsbeleving essentiële elementen. Binnen de toeristische sector dient er dan ook te worden nagedacht over kwaliteit- en servicegaranties. Het invoeren van kwaliteitslabels voor logies is hier een optie. Ook behoort een classificatie van wandelroutes en fietsroutes tot de mogelijkheden.
2.3.2 DEMOGRAFISCHE ONTWIKKELINGEN Vergrijzing van de bevolking en toename van de ‘jongere ouderen’ (‘yeepies’) Wat betreft demografische ontwikkeling is de vergrijzing van de bevolking van West-Europa het meest in het oog springende kenmerk. Uit de voorspellingen van het NIS blijkt dat in België tegen 2020 circa 27% van de bevolking ouder zal zijn dan 60 jaar. Tussen 2010 en 2030, wanneer de meeste babyboomers (geboren tussen ‘46 en ‘55) de pensioenleeftijd bereiken, zal de groei in dit segment het grootst zijn. De babyboomers worden gekenschetst als de trendsettende en hedonistisch ingestelde ‘jongere en actieve ouderen’. Aangezien deze groep relatief kapitaalkrachtig is en in toenemende mate over vrije tijd beschikt, vormt ze een belangrijke doelgroep voor de vrijetijdsmarkt. Men spreekt in dit verband soms van de ‘yeepies’ (young energetic elderly people into everything). Ook de senioren (meer dan 65 jaar) van vandaag zijn niet de ‘bejaarden’ van weleer. Zij verkeren in vergelijking met vroeger over het algemeen in een betere gezondheid, willen zich zo lang mogelijk jong voelen en zijn bovendien minder sedentair. Het is een groep met relatief veel geld en tijd en deze tijd wil men gebruiken om ervaringen op te doen waar men vroeger geen tijd voor had. Dus niet enkel rust en ruimte maar ook er op uittrekken en dingen beleven staan bij hen centraal. Uit onderzoek blijkt ook dat de senioren qua vakantiewensen gewone mensen zijn die niet erg verschillen van de doorsnee populatie. Toch blijkt dat senioren gebruiksgemak en luxe vooropstellen. In die zin zijn de senioren ook eerder geïnteresseerd in hotelvakanties en minder in kampeervakanties. Bij 65-plussers begint de leeftijd sterker mee te spelen. Zij blijven liever in eigen land en stellen luxe, comfort en gebruiksgemak sterk op prijs terwijl de categorie 55-65 jaar, de meer actieve senior, sterker is geïnteresseerd in avontuurlijke reizen die speciaal voor hem op maat zijn gemaakt. Tenslotte willen we er nog op wijzen dat ondanks de vaststelling dat ouderen qua wensen eigenlijk weinig verschillen van de gewone populatie, ze stiekem toch anders moeten en willen behandeld worden. Dit kan bijvoorbeeld door het voorzien van drempelloze hotelkamers en steunen bij het toilet. Ook het aanbieden van verkorte wandelexcursies is een optie. Daarnaast kunnen ook de menukaarten voorzien worden van ‘trendy suggesties’, die passen binnen de eetwensen van de senior.
202
Toename van het aantal eenpersoonsgezinnen Het aantal eenpersoonshuishoudens is sterk toegenomen zowel bij de oudere als bij de jongere leeftijdsgroepen. Bovendien kent de groep een grotere diversiteit in vergelijking tot vroeger: studenten en werkende jongeren, mensen die gescheiden zijn, weduwen en weduwnaars, LAT-relaties, singles en andere. Op deze trend kan ingespeeld worden door een aanbod te ontwikkelen dat individuen in staat stelt om op een ongedwongen manier contact te hebben met anderen, zonder dat ze zich daarbij verplicht moeten voelen om hun tijd met onbekenden door te brengen. In dit verband zijn gemeenschappelijke ruimtes en activiteiten in het logies interessant.
Groter aandeel jongere koppels zonder kinderen Heel wat jongere koppels stellen kinderen uit tot op latere leeftijd. Deze categorie ‘DINKS’ (Double Income No Kids) heeft een heel intensief vakantiegedrag en vormt een belangrijk cliënteel voor tussendoorvakanties. Daarenboven ontstaat er ook een nieuwe markt van koppels die alleen of met meerdere koppels een korte vakantie willen nemen zonder de kinderen (zie hierboven: nieuwe reisgezelschappen).
2.3.3 TRENDS IN HET RESERVERINGSGEDRAG EN DE INFORMATIEWERVING Overvloed dwingt tot eenvoudige en duidelijke boodschappen In het gevecht om de consument, is het toeristische aanbod de laatste decennia enorm uitgebreid. Hierbij hebben niet enkel exotische oorden de lijst van bestemmingen vervoegd. Ook het platteland en de historische steden zijn geëvolueerd naar consumptieve recreatieve omgevingen. Deze evolutie in samenhang met de groeiende communicatiemogelijkheden leidde tot een wildgroei van informatie. In die zin wordt het voor de consument dan ook moeilijk, om in die informatie onderscheiden aan te brengen. Vandaar het belang van eenvoudige en goed gestructureerde boodschappen, vooral betreffende de profilering van regio’s en stedelijke bestemmingen. Eenvoudige en duidelijke boodschappen worden door de consument sneller opgemerkt en vlugger geassimileerd. In die zin moet men er dan ook naar streven om de wildgroei aan internetsites en brochures in te perken. Via éénduidige informatieverspreiding moet het voor de consument mogelijk zijn om met een minimum aan inspanningen toch voldoende nuttige informatie te verkrijgen. Netwerkvorming waarbij aanbieders uit bepaalde regio’s samenwerken op gebieden zoals promotie en marketing kunnen bijdragen tot een uniformere en duidelijker profilering.
Belang van merknamen Binnen de vrijetijdsmarkt hebben we vaak te maken met vluchtige producten. We haalden reeds aan dat binnen toerisme vooral belevenissen centraal staan. In die context zijn vooral ‘sfeerproducten’ zoals emoties, subjectieve betekenissen en ervaringen van belang. Deze sfeerproducten hebben niet enkel een hoge vluchtigheidswaarde maar ze zijn ook risicovol. Bovendien is de belevenis op zich afhankelijk van andere factoren die men als toeristisch aanbieder niet in de hand heeft, zoals het weer. Het vluchtige en risicovolle karakter van het aanbod versterkt de noodzaak om een hechte band met de consument tastbaar te maken. Om dit te verwezenlijken is een duidelijke identiteit vereist. De belevenis moet voorzien worden van een symbolische identiteit, die door positieve ervaringen versterkt en onderhouden kan worden. De merknamen moeten de potentiële klanten vertrouwen inboezemen en dienen naar buiten toe ook als een soort kwaliteitslabel te worden beschouwd. Via goede en op een consistente manier gebruikte merknamen kan de consument zich snel een beeld vormen van een bepaalde regio of product.
203
Stijgend belang van betrouwbare informatiebronnen Als meest gewaardeerde en geraadpleegde informatiebronnen gelden nog steeds de eigen ervaringen en de aanbevelingen door vrienden, kennissen of familie. De verspreiding van positieve ervaringen door een tevreden klant over zijn vakantie kan dan ook beschouwd worden als een zeer krachtig marketinginstrument. Het inzetten van tevreden klanten voor het werven van nieuwe klanten is de goedkoopste en meest efficiënte marketingstrategie. Het opzetten van een communicatiestructuur is echter niet eenvoudig. Onderzoek naar en experimenteren met innovatieve methodes dient dan ook gestimuleerd te worden. Naast de persoonlijke contacten zijn het voornamelijk de informatiebronnen met een hogere veronderstelde objectiviteitswaarde (reisgidsen, artikels in de media) die de klanten kunnen aanzetten tot het kiezen van een bestemming. Inspanningen op dit vlak zijn uiteraard moeilijk meetbaar, maar zullen vermoedelijk een uiterst positieve kosten-batenbalans kunnen voorleggen.
Nieuwe technologieën voor informatieverwerving en reserveringsgedrag Binnen de toeristische sector worden de nieuwe media steeds belangrijker. Zo kennen hoger opgeleiden en jonge klanten zeer goed hun weg op het internet. Een aantrekkelijke en gebruiksvriendelijke website, met goed uitgezochte trefwoorden, kan een toeristische bestemming naar voren brengen. We moeten er echter wel rekening mee houden dat internetgebruikers hoofdzakelijk op zoek gaan naar informatie over reeds gekende bestemmingen. Een voldoende naambekendheid van de bestemmingen is dan ook een noodzakelijke stap voor het aantrekken van potentiële surfers. Ondanks het groeiende belang van het internet mogen de klassieke media (kranten, weekbladen) en de werfbrochures niet over het hoofd worden gezien. Deze media, waarvan het belang niet mag worden onderschat, dienen steeds te verwijzen naar de websites die werden aangemaakt rond onder meer logiesaanbod en reservering van evenementen. Een zeer grote groep internetgebruikers gebruikt dit medium immers voor het opzoeken van allerlei bijkomende informatie wanneer de vakantiebestemming reeds vastligt. Het is vandaag de dag nog steeds een feit dat internet niet meteen als het wervende medium kan worden beschouwd, maar vooralsnog veeleer als belangrijke ondersteuning voor de werving dient.
CONCLUSIES VOOR HET BRUGSE OMMELAND ALS TOERISTISCHE REGIO Uit de hierboven beschreven trends kunnen volgende conclusies worden getrokken voor het Brugse Ommeland:
Het Brugse Ommeland moet inspelen op de wijzigende toeristische behoeften • Het Brugse Ommeland moet beantwoorden aan de steeds stijgende behoefte aan omgevingsrecreatie vanuit de stedelijke bevolking in de omgeving en in de regio (Brugge, stedelijke gebieden). • Het Brugse Ommeland kan inspelen op de trend naar korte vakanties vanuit nabijheidsmarkten, die gespreid over gans het jaar kunnen voorkomen. • Het Brugse Ommeland moet de eigenheid en de kwaliteit van zijn platteland uitspelen waar de unieke aspecten worden geprofileerd. Landschapsbehoud en –herstel zijn hier essentiële voorwaarden voor. • Het Brugse Ommeland moet zijn cultuurhistorisch erfgoed en zijn typische culturele en folkloristische evenementen tot zijn recht laten komen om ook cultuurtoeristen die nu in eerste instantie naar Brugge komen naar de regio aan te trekken. Cultuurtoerisme wordt bovendien geassocieerd met kwaliteit en is tevens minder seizoensgebonden.
204
• Het Brugse Ommeland moet ervoor zorgen dat een ruime waaier van recreatieve mogelijkheden wordt aangeboden zodat de toerist tijdens zijn/haar verblijf zelf kan kiezen uit deze mogelijkheden en ook langer blijft in de regio. • Toeristen worden aangetrokken tot thema’s die nieuwe elementen in een streek belichten. Originele thema’s die wortelen in de tradities van het Brugse Ommeland moeten uitgewerkt worden in flexibele arrangementen. Om tevens aan het individualisme te beantwoorden is bij het uitwerken van arrangementen echter wel flexibiliteit noodzakelijk (aanbieden van modules waaruit kan worden gekozen). • Het Brugse Ommeland kan inspelen op de toenemende belevingsdrang van de toerist door de attracties en de musea meer belevingsgericht in te vullen, waarbij ook meer gedacht moet worden aan een meer interactieve aanpak bij toeristische rondleidingen en door het organiseren van ateliers en workshops. • Het authentieke en de natuur zijn in. Het Brugse Ommeland moet zijn puurheid wat betreft natuur en tradities naar voren schuiven en moet verder het cultureel erfgoed benutten als omkadering voor recreatieve doeleinden. • Het Brugse Ommeland moet aandacht geven aan een gezonde levensstijl. Gezonde voeding en sportieve activiteiten moeten onderdeel uitmaken van het toeristisch product. Streekproducten (o.a. bioproducten) en gezonde menu’s spelen op deze trend in. • Het Brugse Ommeland moet activiteiten ontwikkelen die inspelen op de behoefte voor niet-alledaagse belevenissen en sporten. Een tocht te paard of een avontuurlijke fietstocht of wandeltocht zijn hier voorbeelden van. • Kwaliteit wordt steeds belangrijker voor de veeleisende consument. Vooral de prijs/kwaliteitsverhouding moet in de gaten gehouden worden. Kwaliteit ligt dikwijls in een samengaan van veel diverse details die een verzorgde en gezellige sfeer creëren. Elementen van kwaliteit moeten daarom ook op een meer permanente manier worden opgevolgd. Een efficiënte klachtenbehandeling vormt hier een belangrijk onderdeel van. Ook moet gedacht worden aan het toekennen van kwaliteitslabels voor plattelandslogies of voor wandel- en fietsroutes.
Het Brugse Ommeland moet aandacht hebben voor nieuwe doelgroepen • Het Brugse Ommeland heeft als groene regio met kleine cultuurhistorische centra veel te bieden voor de toenemende markt van de ‘yeepies’, de jongere en actieve ouderen. • Het Brugse Ommeland kan ook aantrekking hebben voor nieuwe reisgezelschappen als uitgebreide families en groepen van gelijkgestemde vrienden. We denken hier vooral aan de kasteeltjes in het Brugse Ommeland die als familiehotel zouden kunnen worden ingericht. • Toeristen worden aangetrokken tot thema’s die nieuwe elementen in een streek belichten. Originele thema’s die wortelen in de tradities van het Brugse Ommeland moeten uitgewerkt worden in flexibele arrangementen.
Het Brugse Ommeland moet rekening houden met nieuwe trends in de informatieverwerving en reservering • Bij marketing moeten vooral eenvoudige boodschappen worden gebracht. • ‘Brugse Ommeland’ moet een merknaam worden met een duidelijke identiteit en een duidelijke verwijzing naar kwaliteit. • Er moet nagedacht worden over hoe de tevreden toerist in het Brugse Ommeland ingeschakeld kan worden als marketeer.
205
• Het Brugse Ommeland moet met haar website inspelen op het toenemend belang van het internet voor informatiewerving. Naar de toekomst toe zullen ook reserveringen steeds meer rechtstreeks gebeuren bij de logiesverstrekker via internet en zal de rol van de toeristische diensten als intermediair minder belangrijk worden wat betreft reserveringen.
2.4 TRENDS IN DE MARKTEN Om een beeld te krijgen van het potentieel van de actuele prioritaire doelmarkten is het noodzakelijk om dieper in te gaan zowel op de socio-economische vooruitzichten als op de reiskarakteristieken en trends binnen deze doelmarkten. Uit de analyse van de actuele vraag konden we de verder te bestuderen prioritaire markten voor verblijfstoerisme in het Brugse Ommeland afleiden, met name: • Vlaanderen; • Nederland; • de MICE-markt. Deze markten geven immers het meeste potentieel voor het aantrekken van toeristen voor het generieke product van het Brugse Ommeland.
2.4.1 DE VLAAMSE MARKT We merken uit ervaring dat het vooral de Vlaamse markt is die we naar het Brugse Ommeland kunnen aantrekken. Gegevens over de Vlaamse markt zijn echter slechts gedeeltelijk voorhanden en daarom situeren we deze markt binnen de Belgische markt en maken waar mogelijk een specificering voor de Vlaamse markt.
2.4.1.1 SOCIAAL-ECONOMISCHE SITUATIE EN VOORUITZICHTEN Na twee jaar van economische vertraging, waarin de groei onder de 1% bleef, kende de Belgische economie in 2003 een licht herstel in de tweede helft van 2003. De groei steeg in 2003 naar 1,1%, waarmee België beter presteerde dan de omringende landen. Er wordt verwacht dat dit herstel zich in 2004 en 2005 licht versterkt zal verderzetten. Het herstel vertaalde zich in 2003 reeds in een stijgend consumentenvertrouwen en een belangrijke toename van de particuliere consumptie, die zich naar verwachting in 2004 en 2005 zal verderzetten. De werkloosheidsgraad, die sinds 2001 jaarlijks is verslechterd, zal naar verwachting vanaf 2005 met enige vertraging gunstig reageren op het economisch herstel. We kunnen dus verwachten dat in de loop van 2004 en 2005 de herstellende economie en de daarmee gepaard gaande stijgende particuliere consumptie een gunstige invloed zal uitoefenen op de globale Belgische en Vlaamse vakantiemarkt.
206
Tabel 58 Sociaal-economische indicatoren voor België, 1981-2005 Indicator Jaarlijkse Groeivoet BBP Particuliere consumptie Niveau Werkloosheidsgraad Inflatie
1981-1999
2000
2001
2002
2003
2004(r)
2005(r)
2,0 1,9
3,8 3,4
0,6 0,8
0,7 0,4
1,1 1,7
2,0 1,5
2,5 2,0
9,1 -
6,9 2,7
6,7 2,4
7,3 1,6
8,1 1,5
8,3 1,5
7,9 1,6
(r) Ramingen Bron: Economic Forecasts Spring 2004.
De drie gewesten in België verschillen grondig qua economisch profiel (tabel 59).
Vlaanderen kent het meest gunstige profiel, gekenmerkt door een lagere werkloosheidsgraad en een BBP per inwoner dat zich op niveau van de buurlanden situeert. Het bruto binnenlandse product voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is zeer hoog wat te verklaren is door de centrumfunctie die het Gewest vervult. De werkloosheidsgraad tenslotte bedraagt zowel voor Brussel als Wallonië meer dan 10%, een niveau dat opmerkelijk hoger ligt dan dat van Vlaanderen.
Tabel 59 BBP (2001) en werkloosheid (2002) in de drie gewesten BBP per capita (in euro) Werkloosheidsgraad (in %)
Vlaanderen 24 357 4,9
Brussel 50 235 14,5
Wallonië 17 879 10,5
Bron: NBB, Eurostat
Hierbij wordt geen rekening gehouden met de internationale anderstalige gemeenschap die in en rond Brussel woont en heel kapitaalkrachtig is. Dit is een belangrijke markt voor toerisme, die echter heel gericht moet worden bewerkt.
2.4.1.2 DE BELGISCHE VAKANTIEMARKT Sinds midden de jaren ’60 organiseert het WES tweejaarlijks een nationaal onderzoek over het reisgedrag van de Belgen. De steekproefgrootte bedraagt 6 000 personen. Dit onderzoek behandelt zowel de daguitstappen als de vakanties. Bij de interpretatie van de resultaten, dient rekening te worden gehouden met een aantal beperkingen van het onderzoek: • De resultaten over de daguitstappen zijn gebaseerd op een bevraging van de respondenten over welke daguitstappen ze in de voorbije 6 maand hebben ondernomen. De spontane herinnering van daguitstappen vervaagt echter relatief snel, zodat deze resultaten slechts een onderschat beeld van de werkelijkheid tonen. • De resultaten over de vakanties hebben voornamelijk betrekking op commerciële vakanties (in toeristische verhuur). In de bevraging van de korte vakanties (maximum 3 overnachtingen) worden de verblijven bij familie en kennissen en in tweede verblijven uitgesloten. In de bevraging van de lange vakanties worden deze niet-commerciële vakanties wel opgenomen, maar maken ze slechts 19,5% van het totaal uit.
207
Daguitstappen
121
Het participatieniveau aan daguitstappen vertoont tussen 1998 en 2000 een op- en neerwaartse beweging (tabel 60). In 1998 steeg het participatieniveau ten opzichte van 1996, om vervolgens in 2000 iets te dalen. Ook voor het aantal daguitstappen stellen we een op- en neergaande beweging vast: tussen 1996 en 1998 is er een opmerkelijke stijging van het aantal daguitstappen tot 32 miljoen. In 2000 is er echter een terugval naar ongeveer het niveau van 1996 of 29,6 miljoen. De laatste cijfers van het WES voor 2002 wijzen op een verdere daling van het volume van daguitstappen van de Belgen naar 27,1 miljoen, dit is dus onder het niveau van 1996. Deze daling doet zich zowel voor bij de binnenlandse daguitstappen (naar 23,9 miljoen) als bij de buitenlandse daguitstappen (naar 3,2 miljoen). Deze daling wordt wellicht veroorzaakt door de slechte economische toestand en het afnemende consumentenvertrouwen in 2002.
Tabel 60 Evolutie in de netto participatie en het aantal daguitstappen van de Belgen in miljoen,1996-2000
Netto participatie (in %) Aantal daguitstappen (in miljoen) Aantal binnenlandse daguitstappen (in miljoen ) Aantal buitenlandse daguitstappen (in miljoen)
1996
1998
2000
Gemiddeld jaarlijks groeiritme (in %)
57,5 29,2 25,5 3,7
60,6 32,0 28,0 4,0
60,1 29,6 25,6 4,0
0,3 0,1 2,0
Bron: WES, ‘Reisgedrag van de Belgen 2000’, 2001
Het ondernemen van daguitstappen blijkt in België voornamelijk een Vlaamse aangelegenheid te zijn: uit de cijfers van het WES voor 2002 blijkt dat de Vlamingen 84% van alle daguitstappen van de Belgen voor hun rekening nemen. De netto participatie voor daguitstappen ligt in Vlaanderen een stuk hoger dan in Brussel en Wallonië: in 2002 bedraagt deze respectievelijk 72,9%, 38,7% en 37,3%. De hierboven geschetste evolutie wordt dan ook hoofdzakelijk door de Vlaamse markt aangedreven.
Vakanties
122
Tabel 61 geeft de evolutie weer van de vakanties (langere én korte) en de netto vakantieparticipatie van de Belgen voor 1996, 1998 en 2000. De totale netto vakantieparticipatie steeg van 69,1% tot 71,6% tussen 1996 en 2000. Tussen 1998 en 2000 stagneerde het totale participatiepeil, ondanks een stijging in de vakantieparticipatie voor zowel korte als lange vakanties. De oorzaak voor deze ogenschijnlijke tegenstelling is dat meer vakantiegangers zowel een korte als een lange vakantie nemen, terwijl het aandeel vakantiegangers dat één van beide kiest daalt. Hierdoor stijgt de participatie voor zowel korte als lange verblijven maar stagneert het totale participatieniveau. Uit de laatste cijfers van het WES voor 2002 blijkt dat de totale netto vakantieparticipatie sterk gedaald is zelfs tot onder het niveau van 1996, naar 67,5%.
121 Daguitstappen worden in het WES-onderzoek gedefinieerd als verblijven buiten de woning die ongeveer de ganse dag
in beslag nemen, zonder dat hiermee evenwel een overnachting gepaard gaat. Het zijn uitstappen voor recreatieve doeleinden waarbij men minstens 20 km van huis weggaat. Uitstappen waarbij men enkel familie en kennissen bezoekt, evenals uitstappen met een routinematig karakter werden buiten beschouwing gelaten. 122 In het WES- onderzoek worden volgende definities aangewend voor: Vakanties: vakanties van 4 nachten of meer, zowel in niet commerciële logiesvormen als in tweede verblijven of bij familie en vrienden; Korte vakanties: vakanties van 1 tot 3 nachten enkel in commerciële logiesvormen. De steekproefgrootte bedraagt 6 000 personen.
208
Tabel 61 De netto vakantieparticipatie en het aantal lange en korte vakanties (enkel in commerciële logiesvormen) van Belgen, 1996-2000 Type vakantie
Lange vakanties Korte vakanties Totaal lange en korte vakanties
Netto vakantieparticipatie (in %)
Gemiddeld jaarlijks groeiritme (in %)
Aantal vakanties (x 1 000 000)
1996 60,8 29,6
1998 62,6 31,0
2000 63,4 32,2
1996 9,8 4,5
1998 9,8 4,7
2000 10,1 5,1
0,8 3,1
69,1
71,6
71,6
14,3
14,5
15,2
1,5
Bron: WES, ‘Reisgedrag van de Belgen 2000’, 2001
In totaal namen de Belgen in 2000 15,2 miljoen vakanties in commerciële logiesvormen (voor korte termijn verhuur). Het totale aantal vakanties kende daarbij een jaarlijkse gemiddelde groeivoet van 1,5% in de periode 1996-2000. Volgens de laatste cijfers van het WES was er in 2002 een daling naar 14,5 miljoen vakanties. Een onderscheid dient te worden gemaakt naar lange en korte vakanties. In 2000 werden door alle Belgen samen zowat 10,1 miljoen lange vakanties gerealiseerd in commerciële logiesvormen met een toename van het totale aantal van 300 000 tegenover 1998 en 1996. Het aantal lange vakanties groeide in deze periode met een jaarlijks gemiddelde groeivoet van 0,8%. De netto participatie voor lange vakanties is eveneens opgeklommen tot ruim 63% in 2000. In de laatste cijfers van het WES voor 2002 wordt een daling in het volume van het aantal langere vakanties vastgesteld, terug naar het niveau van 1998 (9,8 miljoen). Er is tevens een gevoelige daling van de netto participatie naar 58,6%: dit is onder het niveau van 1996. De markt van de commerciële korte vakanties bleef een groeimarkt tot 2000. De toename in korte vakanties in commerciële logiesvormen met 600 000 in de periode 1996-2000 was veel sterker dan deze van de lange vakanties. Het aantal korte vakanties kende tussen 1996 en 2000 een jaarlijks gemiddeld groeiritme van 3%. De korte vakanties wonnen al sinds 1985 aan populariteit. Met meer dan 5 miljoen vakanties konden de korte vakanties in 2000 een aandeel van rond de 33% realiseren in het totale aantal vakanties. Het laatste onderzoek van het WES voor 2002 wijst voor de eerste maal op een daling in de markt van de commerciële korte vakanties: het volume zakt terug naar het niveau van 1998 (4,7 miljoen). Deze daling is wellicht te wijten aan de economische recessie die toen te noteren viel. De bruto vakantieparticipatie123 verschilt binnen België sterk van gewest tot gewest door het verschil in economische situatie en door de regionale verschillen in koopkracht. De gemiddelde bruto vakantieparticipatie van de Belgen voor lange vakanties bedraagt 95,4% in 2002.
Vlaanderen scoort opmerkelijk boven het gemiddelde (113,3%), terwijl zowel Brussel (82,5%) maar vooral Wallonië (66,8%) onder het gemiddelde scoren. Bovendien nam het aantal vakanties bij de Vlamingen van 1991 tot in 2000 bijna onafgebroken toe, terwijl deze in Brussel en Wallonië een sterke afname kenden. Uit de laatste cijfers blijkt dat Vlaanderen in 2002 voor het eerst een lichte daling kent van het aantal langere vakanties, van 6,9 naar 6,8 miljoen. Toch nemen de Vlamingen in 2002 nog steeds 69% van alle lange vakanties van de Belgen voor hun rekening. Dezelfde vaststelling geldt voor het marktverloop bij de commerciële korte vakanties. De gemiddelde bruto vakantieparticipatie van de Belgen voor korte vakanties bedraagt in 2002 45,5%.
123 De bruto participatie = het aantal vakanties per honderd personen van de populatie.
209
Ook voor korte vakanties scoort Vlaanderen merkelijk boven het gemiddelde (62,5%), terwijl het niveau van zowel Brussel (19,9%) als Wallonië (circa 22,9%) ruim onder het gemiddelde ligt. Bovendien blijkt het aantal korte vakanties voor Wallonië en Brussel net als voor de lange vakanties dalend of stagnerend te zijn, dit in tegenstelling tot het Vlaamse aantal korte vakanties dat tussen 1991 en 2000 steeg met 1,8 miljoen. Uit de laatste WES-cijfers blijkt dat het Vlaamse aantal korte vakanties in 2002 voor het eerst terugvalt, tot net boven het niveau van 1998. Toch wordt van alle korte vakanties van de Belgen in 2002 nog steeds 79% ondernomen door de Vlamingen. Bij de navraag naar de bestemming werd de bevraging in het WES-onderzoek tot 2000 niet georganiseerd volgens de drie Vlaamse toeristische macroproducten: de Kust, kunststeden (Brussel inbegrepen) en Vlaamse regio’s, zodat we geen evolutie kunnen geven betreffende de Vlaamse regio’s afzonderlijk van de kunststeden (de kunststeden zijn opgenomen in de regio’s). Op vlak van de langere vakanties doen zich ten opzichte van 1996 weinig verschuivingen voor (tabel 62).
Tabel 62 Bestemming van de langere vakanties van de Belgen naar binnenlandse toeristische regio’s (in %), 1996-2000 Binnenlandse bestemmingen Vlaamse Kust Ardennen Provincie Luxemburg Provincie Luik Provincie Namen Vlaamse regio’s Limburgse Kempen Antwerpse Kempen Westhoek Overige Vlaamse regio’s Overig België Totaal België
Marktaandelen (in %)
Aantal vakanties (x 1 000)
1996 53,6
1998 56,1
2000 56,2
1996 1 368
1998 1 440
2000 1 319
26,8 14,0 6,6 6,2 14,6 6,7 4,6 3,3 5,0 100,0
26,7 12,9 6,4 7,4 13,0 6,7 1,9 0,9 3,5 4,2 100,0
26,3 14,4 4,9 7,0 13,1 6,7 2,1 0,7 3,6 4,4 100,0
684 357 168 159 372 170 117 85 128 2 552
686 331 165 190 334 172 49 23 90 108 2 568
614 336 114 164 292 151 48 16 77 101 2 326
Bron: WES, ‘Reisgedrag van de Belgen in 2000’, 2001.
De markt van de binnenlandse lange vakanties is tussen 1996 en 2000 gedaald met 226 000 vakanties. Uit de laatste cijfers van het WES voor 2002 blijkt dat deze daling zich niet verder doorzet: de binnenlandse markt blijft stabiel op 2 330 000 vakanties.
De Kust blijft veruit de belangrijkste binnenlandse bestemming voor lange vakanties van de Belgen. Bij de Vlaamse vakantiegangers heeft de Kust een iets lager marktaandeel in de binnenlandse lange vakanties dan bij de totale Belgische markt (in 2000 een marktaandeel van 55,0%, tegenover 56,2% in de totale markt). Het aantal lange vakanties in de Vlaamse regio’s is tussen 1996 en 2000 gedaald met 80 000 vakanties. Deze daling is sterker dan de daling van de andere binnenlandse bestemmingen, met als gevolg een afnemend marktaandeel. Uit de laatste cijfers blijkt dat deze neerwaartse trend in 2002 wordt omgekeerd naar een stijging, zowel in absolute termen als in marktaandeel. De Vlaamse regio’s zijn vooral voor de Vlamingen een belangrijke bestemming voor binnenlandse lange vakanties (in 2000 een aandeel van 17%). De markt van de binnenlandse commerciële korte vakanties kende in de periode 1996 en 2000 een belangrijke groei van 205 000 vakanties (tabel 63). Uit de laatste cijfers van het WES blijkt echter dat die groei in 2002 in één klap ongedaan gemaakt werd: het aantal binnenlandse korte vakanties zakte terug naar het niveau van 1996. Ook op deze markt is de Kust de nummer één bestemming van de Belgen, op de voet gevolgd door de Ardennen.
210
De Vlaamse regio’s (waarin hier nog de kunststeden zijn opgenomen) winnen in de periode 1996-2000 aan belang op de markt van de korte binnenlandse vakanties, zowel in marktaandeel (van 17% naar 18%) als in aantal vakanties (+64 000 vakanties). Tabel 63 Bestemming van de korte vakanties van de Belgen naar de Belgische toeristische regio’s (in %), 1996-2000 Binnenlandse bestemmingen Vlaamse kust Ardennen Provincie Luxemburg Provincie Luik Provincie Namen Vlaamse regio’s Limburgse Kempen Antwerpse Kempen Westhoek Overige Vlaamse regio’s (inclusief kunststeden) Overig België Totaal België
Marktaandelen (in %)
Aantal vakanties (x 1 000)
1996 41,2 35,1 17,9 10,3 6,9 16,8 8,6 3,6 4,6
1998 41,8 34,0 19,2 8,1 6,7 17,0 8,7 3,2 1,6 3,5
2000 39,0 35,7 19,8 8,1 7,8 17,9 6,7 2,9 1,8 6,5
1996 1 075 916 467 268 181 440 227 95 118
1998 1 125 915 518 215 182 457 233 89 42 93
2000 1 098 1 007 559 229 219 504 189 81 51 183
6,9 100,0
7,2 100,0
7,4 100,0
182 2 613
196 2 693
209 2 818
Bron: WES, ‘Reisgedrag van de Belgen 2000’, 2001
De stijging doet zich vooral voor in de minder traditionele toeristische regio’s van Vlaanderen. De Limburgse en Antwerpse Kempen verliezen aan marktaandeel en kennen een daling van het aantal korte vakanties van Belgen. De overige Vlaamse regio’s stijgen met 65 000 vakanties. Uit de laatste cijfers van het WES voor 2002 blijkt dat de Vlaamse regio’s in absolute termen weliswaar ook te lijden hebben onder de algemene achteruitgang van de markt van de binnenlandse korte vakanties, maar in mindere mate dan de overige binnenlandse bestemmingen, zodat het marktaandeel toeneemt. De Vlaamse regio’s zijn vooral voor de Vlamingen een belangrijke bestemming voor binnenlandse korte vakanties (in 2000 een aandeel van 21%). Deze markt vormt dus een opportuniteit voor het Brugse Ommeland.
Bestedingen van de Belgische vakantiegangers In het WES-onderzoek wordt ook gepeild naar de bestedingen (rekening houdend met de inflatie) per persoon per nacht (zie tabel 64). De gemiddelde bestedingen per persoon per nacht liggen opmerkelijk hoger voor korte dan voor langere vakanties. De bestedingen per persoon per nacht stegen in 2000 zowel voor de korte als de lange vakanties. Voor de langere vakanties is ten opzichte van 1996 een stijging met 6,5% te noteren en voor de korte vakanties zelfs een stijging met 8,3%.
Tabel 64 Reële bestedingen van de Belgen per persoon per nacht in euro, naar type vakantie, voor 1996, 1998 en 2000 (in constante prijzen van 2002) Type vakantie Lange vakanties Korte vakanties
1996 46 72
1998 46 75
2000 49 78
Bron: WES, Reisgedrag van de Belgen
Uit de laatste cijfers voor 2002 blijkt een daling van de gemiddelde bestedingen per persoon per nacht, zowel voor de lange vakanties (naar 48 euro) als voor de korte vakanties (naar 74 euro). Vlamingen besteden tijdens hun lange vakanties gemiddeld een stuk meer per persoon per nacht (52 euro in 2002) dan Brusselaars (37 euro) en Walen (42 euro).
211
Dit geldt niet voor de korte vakanties: daaraan geven Vlamingen per persoon per nacht minder uit (71 euro in 2002) dan Brusselaars (91 euro) en Walen (89 euro). Daarbij dient men echter voor ogen te houden dat het nemen van korte vakanties onder Vlamingen een veel wijder verspreid fenomeen is dan bij Walen en Brusselaars, en dus in deze bevolkingsgroep wellicht ook een ‘democratischer’ karakter heeft. Boeken via internet: een nieuwe trend Het gebruik van internet voor het boeken van vakanties neemt sterk toe. Vooral voor het boeken van buitenlandse vakanties is het internet een vrij belangrijk medium geworden. Tussen 2000 en 2002 steeg het aandeel van internet in de boekingen van 2,5% naar 8,9% voor de lange buitenlandse vakanties en van 3,6% naar 12,9% voor de korte buitenlandse vakanties. Voor het boeken van binnenlandse vakanties is het internet vooralsnog minder belangrijk, maar ook hier was er in de periode 2000-2002 een belangrijke toename: van 0,3% naar 2,2% voor de lange vakanties en van 1,7% naar 6,9% voor de korte vakanties. Het belang van internet voor het boeken van binnenlandse vakanties verschilt sterk naargelang de bestemmingsregio. Uit de laatste WES-cijfers voor 2002 blijkt dat internet veel minder gebruikt wordt voor het boeken van vakanties naar de Kust, wellicht omdat deze bestemming een zodanige bekendheid geniet dat vakantiegangers minder aangewezen zijn op het internet voor het zoeken van accommodatie. Voor minder bekende regio’s als het Brugse Ommeland is internet wél een belangrijke informatiebron. Internet werd in 2002 slechts gebruikt voor het boeken van 1% van de lange vakanties naar de Kust, tegenover 3,7% van de lange vakanties naar Wallonië, 3,4% naar de Vlaamse regio’s en 8,1% naar de Vlaamse kunststeden en Brussel. Van de korte vakanties naar de Kust werd slechts 3,3% via internet geboekt, tegenover 9,9% van de korte vakanties naar Wallonië, 8,1% naar de Vlaamse regio’s en 7,2% naar de Vlaamse kunststeden en Brussel.
2.4.1.3 HET PROFIEL VAN DE BELGISCHE VERBLIJFSTOERIST IN DE VLAAMSE REGIO’S Uit een onderzoek in 2000 bij verblijfstoeristen in commerciële logiesvormen in de Vlaamse regio’s (exclusief diegenen die in een vakantiedorp verblijven) kan het profiel worden afgeleid van de Belgen die in de Vlaamse regio’s op vakantie gaan. De steekproef van Belgische toeristen die hieraan beantwoordt bedraagt 600 eenheden. Dit profiel geeft indicaties over welk soort cliënteel we vooral op de Vlaamse markt moeten proberen aan te trekken. Wellicht is er nog een vertekening door het grote aantal verblijfstoeristen uit de Antwerpse Kempen en Limburg in de steekproef. Dit zijn de meest interessante profielkarakteristieken voor de Belgen: • Het -
leeftijdsprofiel: de groep van 25 tot en met 34 jaar vertegenwoordigt slechts 10% van de aankomsten; de groep van 35 tot en met 54 jaar vertegenwoordigt bijna de helft van de aankomsten; de oudere leeftijdscategorie van meer dan 55 jaar, waar vooral de groep van 55 tot en met 64 jaar belangrijk is, is goed voor 35%; - de groep van 18 tot en met 34 jaar halen slechts een aandeel van 17%.
• Bedienden (38%) en gepensioneerden (25%) zijn sterk vertegenwoordigd. Kaderleden, ondernemers en vrije beroepen zijn samen goed voor 15% van de aankomsten, arbeiders en zelfstandigen voor elk 10%.
212
• 75% zijn koppels en slechts 25% gaat op vakantie in de Vlaamse regio’s met het gezin (niet in vakantiedorpen). • Het gemiddelde aantal personen per gezin ligt op 2,4 personen maar het reisgezelschap is groter (4,14 personen). Dit wijst op het samen op vakantie gaan in grotere gezelschappen van vrienden en familie. • 80% verblijft voor een kort verblijf van minder dan 5 nachten. 12% verblijft tussen 5 en 8 nachten en slechts 8% blijft voor 9 nachten en langer. • 91% komt met de wagen en een merkwaardige 5% is op fietsvakantie. • 91% heeft enkel het logies gereserveerd.
2.4.1.4 ENKELE KARAKTERISTIEKEN VAN DE BELGISCHE (VLAAMSE) VAKANTIEMARKT VOOR HET BRUGSE OMMELAND In het onderdeel rond de actuele markt werden reeds enkele specifieke kenmerken van de actuele Belgische vakantiegangers in het Brugse Ommeland besproken voor 2002. We herhalen hier de belangrijkste. Uit de NIS-overnachtingsstatistieken kon worden afgeleid dat: • 62% van de overnachtingen in het Brugse Ommeland (BOL16) gegenereerd worden door Belgen. In totaal waren er in 2002 in de regio 98 710 overnachtingen van Belgen. Daarmee is de binnenlandse markt de belangrijkste markt voor het verblijfstoerisme naar het Brugse Ommeland; • de gemiddelde verblijfsduur van de Belgische vakantieganger in het Brugse Ommeland ligt op 2,7 nachten; • 33% van de overnachtingen van de Belgen in het Brugse Ommeland vindt plaats in hotels, 6,5% op campings en 60,5% in logies voor groepen (vooral jeugdtoerisme).
CONCLUSIES OVER HET POTENTIEEL VAN DE VLAAMSE MARKT VOOR HET BRUGSE OMMELAND • De ontwikkeling van het dagtoerisme vanuit de Belgische markt is eerder stagnerend en misschien zelfs dalend. Attractieparken hebben het moeilijk omwille van demografische ontwikkelingen. Vooral attracties of bezienswaardigheden die een grote belevingswaarde voor volwassenen én kinderen hebben, kennen nog succes. • De korte vakanties van Belgen (vooral Vlamingen) naar het binnenland kenden een groei tot in 2000. Door de economische toestand is het aantal korte vakanties in 2002 gedaald tegenover 2000. Er mag echter worden verwacht dat bij de voorspelde verbeterende economische situatie en het daarmee gepaard gaande verhoogd consumentenvertrouwen deze korte vakanties weer zullen stijgen. Het volume, de groei én de bestedingen van de Belgische vakantiemarkt voor korte vakanties is vooral te situeren in Vlaanderen. Ook midweeks kunnen wellicht aanspreken voor een groeiende oudere bevolking die nog actief maar reeds gepensioneerd is (zie verder). • Binnen de korte vakanties van de Belgen laten de Vlaamse regio’s buiten de traditionele bestemmingen van de Limburgse en Antwerpse Kempen groei noteren. Deze bestemmingen houden ook stand in de minder
213
goede economische situatie van de laatste twee jaar. Het Brugse Ommeland is één van de minder bekende Vlaamse regio’s en moet in de toekomst in deze groei kunnen delen indien een voldoende aantrekkelijk en kwalitatief verblijfstoeristisch product wordt ontwikkeld. Het is belangrijk dat hiervoor een grotere diversiteit van logiesaanbod kan worden aangeboden buiten het logies voor specifieke doelgroepen waar de meeste recreatieve overnachtingen van de Vlamingen nu plaatsvinden.
2.4.2 DE NEDERLANDSE MARKT 2.4.2.1 SOCIAAL-ECONOMISCHE SITUATIE EN VOORUITZICHTEN Na jaren van sterke groei in termen van bruto binnenlands product ondervond de Nederlandse economie vanaf 2001 een aanzienlijke vertraging (tabel 65). In 2003 werd zelfs voor de eerste keer in 20 jaar een negatief groeicijfer opgetekend. Ook de groei van de particuliere consumptie vertraagde sinds 2001 en werd negatief in 2003. De arbeidsmarkt reageerde in 2003 met vertraging op de economische achteruitgang, wat resulteerde in een significante stijging van de werkloosheidsgraad. Voor 2004 en 2005 wordt een traag herstel van de economie verwacht, maar er wordt verwacht dat de economische activiteit zwakker zal blijven dan het EU-gemiddelde. Het herstel vertaalt zich niet in een verbetering van de arbeidsmarkt: de werkloosheidsgraad blijft naar verwachting stijgen tot in 2005. De slechte arbeidsmarkt, de beperkte inkomensgroei en het verhoogde spaargedrag hebben tot gevolg dat er slechts een zeer beperkte toename van de particuliere consumptie te verwachten valt. Deze toename van de consumptie weerspiegelt bovendien grotendeels een stijging van bestedingen aan private gezondheidszorg, wegens de afbouw van de publiek gefinancierde zorg. Samengevat valt er in de komende jaren op basis van deze vooruitzichten geen toename van de consumptie van de gemiddelde Nederlander te verwachten en dus wellicht ook niet van de vakantiebestedingen.
Tabel 65 Sociaal-economische indicatoren voor Nederland, 1981-2005 Indicator Jaarlijkse groeivoet BBP Particuliere consumptie Niveau Werkloosheidsgraad Inflatie
1981-1999
2000
2001
2002
2003
2004(r)
2005(r)
2,5 1,9
3,5 3,5
1,2 1,4
0,2 0,8
-0,8 -1,3
1,0 0,4
1,6 1,1
6,8 -
2,9 2,3
2,5 5,1
2,7 3,9
3,8 2,2
5,3 1,4
6,0 0,7
(r) Ramingen Bron: Economic Forecasts Spring 2004
De belangrijkste Nederlandse herkomstregio’s voor Vlaanderen zijn West- en Zuid-Nederland. In vergelijking met Vlaanderen bevindt het BBP per capita van Zuid-Nederland zich in 2001 ongeveer op hetzelfde niveau als Vlaanderen. West-Nederland kent een hogere productiviteit per hoofd. Beide Nederlandse herkomstregio’s kenden in 2002 nog een bijzonder lage werkloosheidsgraad. Op basis van bovenstaande algemene economische vooruitzichten voor Nederland, valt echter ook voor deze regio’s geen positieve evolutie te verwachten na 2002.
214
Tabel 66 BBP (2001) en werkloosheid (2002) in de Nederlandse doelregio’s en Vlaanderen BBP per capita ( in euro) Werkloosheidsgraad (in %)
Vlaanderen 24 357 4,9
West-Nederland 30 000(a) 2,6
Zuid-Nederland 25 000(a) 2,7
Bron: Eurostat (a) Voorlopige cijfers, afgerond getal.
2.4.2.2 DE NEDERLANDSE VAKANTIEMARKT Sinds 1980 brengt het Continu Vakantie Onderzoek (CVO) door middel van een panelonderzoek het vakantiegedrag van de Nederlandse bevolking nauwgezet in kaart. Het betreft een omvangrijk en representatief panel dat op een viertal meetmomenten wordt bevraagd (maart, juni, september en december). Binnen het CVO wordt ‘vakantie’ gedefinieerd als: ‘Ieder verblijf buiten de eigen woning voor ontspanning of plezier waarbij men minstens één nacht niet thuis slaapt’. Binnenlandse verblijven bij familie, vrienden of kennissen zijn uitgesloten, buitenlandse verblijven van die aard zijn sinds 2002 wél opgenomen in het onderzoek. Een ‘korte vakantie’ telt binnen dit onderzoek maximaal 3 overnachtingen, een ‘langere vakantie’ 4 of meer aaneengesloten overnachtingen. Bij het bestuderen van deze markt wordt enkel het verblijfstoerisme in rekening genomen omdat het niet zo evident lijkt dat Nederlanders dagtrips naar het Brugse Ommeland zouden maken vanuit hun woonplaats, met uitzondering van de georganiseerde groepstrips en de trips van de bevolking uit de nabijgelegen zuidelijke provincies.
De vakantieparticipatie van de Nederlanders Tabel 67 geeft de evolutie weer van de netto vakantieparticipatie van de Nederlanders opgesplitst naar korte en langere vakanties.
Tabel 67 De netto vakantieparticipatie naar type vakantie, 1998-2002 (in %) Korte vakanties Lange vakanties Alle vakanties
1998
1999
2000
2001
2002(a)
35 74 80
36 74 80
34 74 79
36 74 79
41 74 81
Bron: Continu Vakantie Onderzoek (a) Sinds 2002 verruimde vakantiedefinitie: incl. vakanties in buitenland bij vrienden, familie, kennissen.
Sinds 1998 blijft de globale vakantieparticipatie van de Nederlanders vrij constant rond de 80% hangen: jaarlijks ondernemen ongeveer 8 op 10 Nederlanders minstens één vakantie. Dit is een zeer hoog participatieniveau in vergelijking met andere markten als Duitsland, België, Verenigd Koninkrijk en Frankrijk. Uit de laatste resultaten voor 2003 blijkt dat het participatieniveau zelfs verder gestegen is naar bijna 82%. De hierboven beschreven economische problemen hebben de Nederlanders er dus niet van weerhouden op vakantie te gaan. De korte vakantieparticipatie kent iets grotere schommelingen dan de lange vakantieparticipatie en is wellicht gevoeliger aan de economische situatie. De stijging in 2002 is wellicht deels te wijten aan een verruiming van de vakantiedefinitie in het CVO, waardoor voortaan ook vakanties in het buitenland bij familie, vrienden en kennissen worden opgenomen.
215
De vakantie-intensiteit
De vakantie-intensiteit geeft aan hoeveel keer een vakantieganger gemiddeld in één jaar met vakantie is geweest (zie tabel 68). De vakantie-intensiteit is in de periode 1998–2002 geleidelijk gestegen van 2,5 naar 2,9 vakanties per jaar. Uit de laatste cijfers voor 2003 blijkt dat de vakantie-intensiteit licht is gedaald naar 2,8. Hoewel er in 2003 in vergelijking met 2002 iets meer Nederlanders op vakantie gingen (hogere vakantieparticipatie), gingen ze dus gemiddeld iets minder vaak (lagere intensiteit). Toch blijft de vakantie-intensiteit zeer hoog in vergelijking met de buurlanden.
Tabel 68 Vakantie-intensiteit van de Nederlanders voor korte en lange vakanties per vakantieganger, 1988-2001 Type vakantie Korte vakanties Langere vakanties Alle vakanties
1998 2,0 1,7 2,5
1999 2,1 1,7 2,6
2000 2,3 1,7 2,6
2001 2,2 1,8 2,7
2002(a) 2,1 2,0 2,9
Bron: Continu Vakantie Onderzoek (a) Sinds 2002 verruimde vakantiedefinitie: incl. vakanties in buitenland bij vrienden, familie, kennissen.
Het aantal vakanties van de Nederlanders
Door de combinatie van een vrijwel constant participatieniveau, een stijgende intensiteit en een lichte bevolkingstoename, is het volume aan vakanties in de periode 1999-2002 geleidelijk gestegen naar 35,5 miljoen, aan een gemiddeld jaarlijks groeiritme van 5,3% (zie tabel 69). Volgens de laatste cijfers is er in 2003, ondanks het gestegen participatieniveau, een terugval van het aantal vakanties naar 34,6 miljoen: dit is ruim 900 000 minder dan in 2002. Deze daling is te wijten aan de verminderde vakantie-intensiteit in 2003.
Tabel 69 Aantal vakanties (korte + langere) in binnen- en buitenland, 1999-2002 1999
2000
2001
2002(a)
Gemiddeld jaarlijks groeiritme
in mln.
in %
in mln.
in %
in mln.
in %
in mln.
in %
(in %)
Binnenland
16,3
53,4
16,7
54,6
17,8
55,6
18,7
52,7
4,7
Buitenland Totaal
14,2 30,5
46,6 100,0
13,9 30,6
45,4 100,0
14,2 32,0
44,4 100,0
16,8 35,5
47,3 100,0
6,1 5,3
Bron: Continu Vakantie Onderzoek (a) Sinds 2002 verruimde vakantiedefinitie: incl. vakanties in buitenland bij vrienden, familie, kennissen.
Tussen 1999 en 2001 is vooral het aantal binnenlandse vakanties sterk gestegen. In 2002 vertoont het aantal buitenlandse vakanties een sprong voorwaarts, die voor een stuk te wijten is aan de opname van vakanties in het buitenland bij vrienden, familie, kennissen. Toch is er in 2002 ook zonder deze verruiming sprake van een toename van het totaal aantal vakanties. Exclusief de vakanties bij vrienden, familie en kennissen, zijn er in 2002 in totaal 33,7 miljoen vakanties: dit is nog steeds een stijging met 1,7 miljoen vakanties ten opzichte van 2001. We bekijken de evolutie van het aantal vakanties vervolgens afzonderlijk voor de langere en de korte vakanties. De evolutie in langere vakanties wordt weergegeven in tabel 70.
216
Tabel 70 Aantal langere vakanties (min 4 overnachtingen) in binnen- en buitenland, 1999-2002
1999
2000
2001
in mln.
in %
in mln.
in %
in mln.
Binnenland Buitenland
7,6 11,7
39,4 60,6
7,5 11,5
39,5 60,5
8,1 11,8
Totaal
19,3
100,0
19,0
100,0
19,8
2002(a) in %
Gemiddeld jaarlijks groeiritme
in mln.
in %
(in %)
40,9 59,1
9,2 13,2
41,1 58,9
6,8 4,3
100,0
22,4
100,0
5,3
Lange vakanties
Gemiddeld aantal overnachtingen Binnenland 9,7 Buitenland 12,7
10,1 12,5
9,9 12,4
9,5 12,0
Bron: Continu Vakantie Onderzoek (a) Sinds 2002 verruimde vakantiedefinitie: incl. vakanties in buitenland bij vrienden, familie, kennissen.
Het aantal langere vakanties stijgt van 19,3 miljoen in 1998 naar 22,4 miljoen in 2002 aan een gemiddeld jaarlijks groeiritme van 5,3%. Dit hoge gemiddelde groeiritme is vooral toe te schrijven aan de sterke groei van 13% tussen 2001 en 2002. Deze sterke groei in 2002 manifesteert zich niet enkel bij de buitenlandse vakanties, maar ook in zelfs iets sterkere mate bij de binnenlandse vakanties. Dit wijst er opnieuw op dat de sterke groei in 2002 niet louter op rekening van de verruiming van de vakantiedefinitie (opname van vakanties in buitenland bij vrienden, familie, kennissen) kan worden geschreven. Van alle langere vakanties werd er in 2002 bijna 59% doorgebracht in het buitenland. De globale verhouding buitenland/binnenland blijft min of meer stabiel. Het gemiddelde aantal overnachtingen ligt lager in het binnenland dan in het buitenland. Zowel in het binnenland als in het buitenland vertoont het aantal overnachtingen sinds 2000 een dalende trend.
Het aantal korte vakanties stijgt van 11,2 miljoen in 1998 naar 13,1 miljoen in 2002 (tabel 71), aan een gemiddeld jaarlijks groeiritme van 5,4%. Vooral de buitenlandse korte vakanties zijn sterk aangegroeid (gemiddeld jaarlijks groeiritme 15,3%), maar dit is volledig te wijten aan een explosieve toename van +50% tussen 2001 en 2002, die voor een stuk te wijten is aan de verruiming van de vakantiedefinitie. Het aandeel van de buitenlandse bestemmingen, dat tot 2001 ongeveer één op vijf bedroeg, is in 2002 dan ook gestegen naar meer dan één op 4.
Tabel 71 Aantal korte vakanties in binnen en buitenland, 1999-2002 1999
2000
2001
2002(a)
Gemiddeld jaarlijks groeiritme
in mln.
in %
in mln.
in %
in mln.
in %
in mln.
in %
(in %)
Binnenland Buitenland
8,7 2,5
77,7 22,3
9,2 2,4
79,3 20,7
9,7 2,4
80,2 19,8
9,5 3,6
72,5 27,5
3,0 15,3
Totaal
11,2
100,0
11,6
100,0
12,1
100,0
13,1
100,0
5,4
Korte vakanties
Gemiddeld aantal overnachtingen Binnenland 2,1 Buitenland 2,2
2,1 2,2
2,1 2,3
2,2 2,3
Bron: Continu Vakantie Onderzoek (a) Sinds 2002 verruimde vakantiedefinitie: incl. vakanties in buitenland bij vrienden, familie, kennissen.
Het gemiddelde aantal overnachtingen ligt iets lager in het binnenland dan in het buitenland. Het aantal overnachtingen is in de periode 1999–2002 lichtjes verhoogd.
217
Evolutie van de langere vakanties naar buitenlandse bestemmingen Tabel 72 geeft de buitenlandse bestemmingen weer van de langere vakanties van de Nederlanders voor de periode 1999-2002. Frankrijk blijft voor de Nederlanders de absolute nummer één wat betreft de lange buitenlandse vakanties. Daarna volgen Spanje, Duitsland en Oostenrijk.
Tabel 72 Lange vakanties van Nederlanders naar buitenlandse bestemmingen 124, 1999-2002 Aantal lange vakanties (x 1 000) Bestemming Frankrijk Spanje Duitsland Oostenrijk België Italië Turkije Griekenland Groot-Brittannië Zwitserland Overige landen Totaal
1999 2 270 1 580 1 210 1050 730 600 190
2000 2 230 1 420 1 260 900 720 610 370
2001 2 170 1 610 1 230 1000 750 650 520
590 340 380 2 760 11 700
580 350 320 2 750 11 510
570 240 330 2 720 11 790
2002(a) 2 650 1 640 1 510 1030 970 770 610 560 460 390 2 580 13 170
Aandeel in 2002 ( in %) 19,4 13,5 10,3 9,0 6,2 5,1 1,6 5,0 2,9 3,2 23,6 100,0
Gemiddeld jaarlijks groeiritme (in %) 5,9 1,7 8,2 -0,1 10,7 8,9 50,9 -1,7 21,1 1,8 -2,2 4,3
Bron: Continu Vakantie Onderzoek (a) Sinds 2002 verruimde vakantiedefinitie: incl. vakanties in buitenland bij vrienden, familie, kennissen
België bekleedt met 6% een opmerkelijke vijfde plaats. België heeft bovendien in de periode 1999-2002 het derde hoogste gemiddelde jaarlijkse groeiritme gekend, na Turkije en Italië. Een belangrijk deel van deze groei heeft plaatsgevonden tussen 2001 en 2002 en is gedeeltelijk te wijten aan de verruimde vakantiedefinitie.
Evolutie van de korte vakanties naar buitenlandse bestemmingen Uit tabel 73 blijkt dat België, op het gebied van de korte buitenlandse vakanties, de populairste vakantiebestemming is en blijft bij de Nederlanders. België staat op de eerste plaats met ruim één derde van het aantal korte vakanties.
Tabel 73 Korte vakanties van Nederlanders naar buitenlandse bestemmingen, 1999-2001 Aantal korte vakanties (x 1 000)
België Duitsland Frankrijk Groot-Brittannië Luxemburg
1999 780 630 620 260 90
2000 710 640 530 270 50
2001 800 550 620 220 80
2002(a) 1 210 980 670 350 90
Aandeel in 2002 ( in %) 33,7 27,3 18,7 9,7 2,5
Overige landen Totaal
110 2 480
200 2 390
160 2 430
290 3 590
8,1 100,0
Bestemming
Gemiddeld jaarlijks groeiritme (in %) 18,3 21,9 3,5 14,8 9,4 47,7 15,3
Bron: Continu Vakantie Onderzoek (a) Sinds 2002 verruimde vakantiedefinitie: incl. vakanties in buitenland bij vrienden, familie, kennissen
124 Voor de duidelijkheid werden niet alle landen opgenomen, de kolomtotalen geven echter wel het algemeen totaal aan
buitenlandse reizen weer.
218
De andere belangrijke landen binnen dit segment zijn onze buurlanden Duitsland en Frankrijk, gevolgd door Groot-Brittannië. België kende in de periode 1999-2001 bovendien een forse groei als bestemming voor korte vakanties. Een belangrijk deel van deze groei werd weliswaar in het laatste jaar gerealiseerd, mede dankzij de verruiming van de vakantiedefinitie, maar ook tussen 2000 en 2001 werd al een belangrijke vooruitgang genoteerd, zodat we toch kunnen spreken van een structurele evolutie.
2.4.2.3 HET PROFIEL VAN DE NEDERLANDSE VERBLIJFSTOERIST IN DE VLAAMSE REGIO’S Uit het onderzoek in 2000 bij verblijfstoeristen in commerciële logiesvormen in de Vlaamse regio’s (exclusief diegenen die in een vakantiedorp verblijven) kan ook het profiel worden afgeleid van de Nederlanders (steekproef 240) die in de Vlaamse regio’s op vakantie gaan. Door de beperkte steekproef en ook de sterke vertegenwoordiging van Nederlandse kampeertoeristen zijn de gegevens echter slechts indicatief. Dit zijn de meest interessante profielkarakteristieken: • Het leeftijdsprofiel: - de groep van 35 tot en met 55 jaar vertegenwoordigt 54% van de Nederlandse aankomsten; - de groep ouder dan 55 jaar is goed voor een aandeel van 29%; - de groep jonger 18 tot en met 34 jaar heeft slechts een aandeel 16%. • De Nederlandse cliënteel heeft een iets hoger sociaal profiel dan deze van de Belgen met een belangrijk aandeel bedienden (26%) en een even belangrijk aandeel kaderleden, ondernemers en vrije beroepen (25%). • Twee derden zijn koppels, maar toch bestaat het reisgezelschap voor 25% uit gezinnen met kinderen. • Het gemiddelde aantal personen per gezin ligt op 2,7 personen maar het gemiddelde aantal personen in het reisgezelschap bedraagt 3,7. Dit betekent dat men ook vaak in een kleine groep van familie, vrienden of kennissen op vakantie gaat in de Vlaamse regio’s. • 51% verblijft in de Vlaamse regio’s voor een kort verblijf van minder dan 5 nachten. 20% verblijft tussen 5 en 8 nachten en 30% verblijft toch 9 nachten en meer (wellicht zit hier een vertekening door de sterke vertegenwoordiging van kampeertoeristen in de Antwerpse Kempen en Limburg in deze steekproef). • 94% komt met de wagen en nog maar 2% met de fiets (wellicht zit ook hier meer potentieel). • 34% heeft niets gereserveerd en 64% heeft enkel het logies gereserveerd.
2.4.2.4 ENKELE KARAKTERISTIEKEN VAN DE ACTUELE NEDERLANDSE MARKT NAAR HET BRUGSE OMMELAND In het onderdeel rond de actuele markt werden reeds enkele specifieke kenmerken van de actuele Nederlandse verblijfstoeristen in het Brugse Ommeland besproken. Uit de NIS-overnachtingsstatistieken kon worden afgeleid dat: • de Nederlanders voor het Brugse Ommeland (BOL16) met 16% van het aantal overnachtingen de tweede belangrijkste markt is (na de Belgen). In totaal werden in 2002 25 067 overnachtingen van Nederlanders in de regio geregistreerd;
219
• de gemiddelde verblijfsduur van de Nederlandse vakantieganger bedraagt 2,7 nachten; • 50% van de overnachtingen van de Nederlanders in het Brugse Ommeland vindt plaats in hotels, 37% op campings en 13% in logiesvormen voor doelgroepen (wellicht meest jeugdgroepen).
CONCLUSIES OVER HET POTENTIEEL VAN DE NEDERLANDSE MARKT VOOR HET BRUGSE OMMELAND • De korte vakanties van Nederlanders naar België kennen nog steeds een groei (en zelfs versterkt in 2002) en vormen duidelijk een potentiële markt voor het Brugse Ommeland, voor Nederlanders een nog eerder onbekende streek die gecombineerd kan worden met een bezoek aan Brugge en de Kust. Ook de langere vakanties van Nederlanders naar België kennen een lichte groei, maar die richten zich meestal op goed uitgeruste campings die in het Brugse Ommeland niet sterk aanwezig zijn. • Het Brugse Ommeland kan zich op de Nederlandse markt als een nieuwe bestemming in Vlaanderen profileren. Hiervoor moet een toeristisch product uitgebouwd worden dat Nederlanders kan aantrekken: een fietsnetwerk en kwalitatieve kampeermogelijkheden in het groen, plattelandstoerisme en jeugdlogies.
2.4.3 DE MICE-MARKT (MEETINGS, INCENTIVES, CONFERENCES AND EXHIBITIONS) Belang van de ‘meeting’-markt in België Over de MICE-markt zijn slechts beperkte gegevens beschikbaar. Het NIS houdt statistieken bij van de overnachtingen/aankomsten naar doel, waarbij ook de categorie overnachtingen/aankomsten naar aanleiding van congressen en seminaries wordt bijgehouden. Hiermee wordt slechts een gedeelte van de MICE-markt genoteerd. Het andere deel van de MICE–markt, de overnachtingen/aankomsten naar aanleiding van incentives, evenementen en beurzen, vallen wellicht onder overnachtingen/aankomsten voor andere beroepsdoeleinden. Voor incentives zou het ook mogelijk zijn dat die door de logiesuitbater ondergebracht worden in de categorie overnachtingen/aankomsten voor ontspanning. De NIS–cijfers zijn dus slechts benaderend gezien het voor de logiesuitbaters niet evident is om de overnachtingen in de juiste categorie onder te brengen. Toch kunnen zekere tendensen worden afgeleid uit de evolutie van de NIS–cijfers voor overnachtingen/aankomsten naar aanleiding van congressen en seminaries. Deze evolutie wordt weergegeven in tabel 74 voor de periode 1992-2002.
Marktaandelen De marktaandelen van de diverse regio’s in het totaal van de overnachtingen in België naar aanleiding van congressen en seminaries worden weergegeven in tabel 74.
220
Tabel 74 Structuur en evolutie van de overnachtingen naar aanleiding van congressen en seminaries, 1992-2002 Rijk/Gewest/Provincie België Brussels Hoofdstedelijke Gewest Vlaamse Gewest Waalse Gewest Provincie West-Vlaanderen Brugse Ommeland Westhoek Leiestreek
1992 1 210 508 499 232 165 4 11 17
161 506 733 222 849 286 188 055
1995 1 596 534 44 0799 960 854 191 881 205 192 2 340 12 513 18 480
1998 2 203 822 114 5159 839 562 219 101 230 176 3 696 11 840 40 559
2002 2 988 006 1 550 907 1 073 395 363 704 260 466 5 732 16 444 18 431
Index t.o.v. 1992 246,9 305,0 214,8 156,6 157,1 133,7 147,0 108,1
Aandeel in België 2002 (%) 100,0 51,9 35,9 12,2 8,7 0,2 0,6 0,6
Bron: NIS
In België is het Hoofdstedelijk Gewest Brussel de belangrijkste bestemming voor congressen en seminaries (in volume overnachtingen). Meestal gaat het hier om grotere meerdaagse congressen van internationale professionele verenigingen. In 2002 gaat iets meer dan de helft van alle overnachtingen voor congressen en seminaries hier door. Het Vlaamse Gewest haalt een marktaandeel van 36% waarbij de provincie West-Vlaanderen 9% vertegenwoordigt, een belangrijk aandeel dat in grote mate door de Kust wordt gegenereerd. Het Brugse Ommeland heeft met 5 732 overnachtingen voor congressen en seminaries een piepklein aandeel van 0,2% in de totale Belgische markt. De Westhoek en de Leiestreek zijn elk goed voor 0,6% van de Belgische markt. 74% van deze overnachtingen in België zijn gemaakt door buitenlanders. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is dit verhoudingsgewijs veel meer en zijn 92% van deze overnachtingen toe te schrijven aan buitenlanders. In het Vlaamse Gewest wordt slechts 61% van de overnachtingen naar aanleiding van congressen en seminaries door buitenlanders gemaakt. In het Brugse Ommeland ligt dit percentage nog lager met 37%. Uit tabel 74 kunnen ook de evoluties worden afgeleid: • de markt van congressen en seminaries is een groeimarkt voor België met 147% groei en een gestage toename over de periode 1992-2002; • het Hoofdstedelijk Gewest Brussel presteert beter dan gemiddeld met 205% stijging. • de provincie West-Vlaanderen groeit met 57%, dit is een minder sterke groei dan in het totale Vlaamse Gewest, waar een groei van 115% werd opgetekend; • Het Brugse Ommeland (16 gemeenten), met zijn beperkte betekenis op deze markt, kende aanvankelijk een dalende trend, maar is uiteindelijk tussen 1992 en 2002 toch met 34% gestegen.
Gemiddelde verblijfsduur Tabel 75 geeft de evolutie weer in de verblijfsduur van congressen en seminaries.
Tabel 75 Evolutie in gemiddelde verblijfsduur (in nachten) naar aanleiding van congressen en seminaries, 2001 Rijk/Gewest/Provincie België Brussels Hoofdstedelijke Gewest Vlaamse Gewest Waalse Gewest Provincie West-Vlaanderen Brugse Ommeland
1992 2,4 2,2 2,4 2,6 2,7 2,4
2002 1,9 1,9 2,0 1,9 2,3 2,0
Bron: NIS
221
De gemiddelde verblijfsduur van congressen en seminaries in België is gedaald van 2,4 nachten in 1992 naar 1,9 nachten in 2002. Waar in 1992 nog een differentiatie zichtbaar was tussen de gewesten, is dit niet meer zo sterk het geval in 2001. De verblijfsduur ligt wel iets hoger voor de provincie West-Vlaanderen, maar dit is niet het geval voor het Brugse Ommeland.
Bestedingen De budgetten die voorzien worden voor niet-residentiële activiteiten bedragen gemiddeld tussen 50 en 75 euro per persoon per dag. De budgetten voor residentiële activiteiten worden geschat op gemiddeld tussen 150 euro en 200 euro per persoon per dag. In sommige studies wordt zelfs van 250 euro gewaagd. Hieromtrent is dringend onderzoek noodzakelijk voor Vlaanderen en Brussel zodat een juistere inschatting kan worden gemaakt van het economische belang van deze markt. Toerisme Vlaanderen heeft opdracht gegeven om een dergelijke studie te laten uitvoeren in 2004.
Kwalitatieve trends in de MICE-markt Uit literatuurstudie125 126 127 kunnen volgende trends in de MICE–markt worden onderkend. • Kortere bijeenkomsten De duur van een residentiële MICE-activiteit bedraagt gemiddeld 1 à 2 overnachtingen hoewel het aantal dagen van een internationale meeting in 2000 door ICCA op 4,5 dagen werd geraamd. Omwille van de gekende huidige economische situatie stijgt het aantal niet-residentiële MICE-activiteiten ten koste van de residentiële. Op de ‘corporate’ markt (markt van de bedrijven) worden gemiddeld 2,8 ‘meetings’ per maand georganiseerd. Opvallend is echter dat hoe minder meetings een bedrijf organiseert, hoe meer dit buitenshuis gebeurt. Slechts 35% van het aantal meetings wordt ‘ex muros’ georganiseerd. Het gaat hier hoofdzakelijk over seminaries en conferenties. Momenteel worden de budgetten voor externe meetings omwille van de economische situatie teruggeschroefd. Dit laatste geldt vooral voor de ‘corporate’ of bedrijfsmarkt. • Bijeenkomsten dichterbij De bereikbaarheid van de ‘meeting’-locatie is cruciaal omdat de tijd die men wil investeren voor deelname aan een meeting eerder afneemt. Locaties dichtbij huis worden daarom meer verkozen voor residentiële meetings van kortere duur. • Trend naar kleinschaligheid De markt van de grootschalige congressen is teruggelopen en er treedt een verschuiving op naar kleinere conferenties. Ook vergaderingen, seminaries en trainingen worden kleinschaliger. De gemiddelde groepsgrootte van seminaries is gedaald van 100 deelnemers naar 60 deelnemers128. Naar aanleiding van deze trend neemt de vraag naar middelgrote en kleine groepsaccommodaties toe. Zalen met een capaciteit van 500 deelnemers worden de norm. Dergelijke zalen moet men bovendien kunnen opsplitsen in kleinere eenheden. Grootschalige congressen zijn meer aangetrokken tot grootstedelijke omgevingen. • Opkomst van de ‘meetcentives’ Meetings en incentives gaan meer en meer samen in één formule. Zo worden meetings vaak een mengvorm van congressen, colloquia, beurzen en incentives.
125 Meetings Media Company, Meeting Trends, A survey on the corporate and associate meeting industry in Belgium,
Cartim, Destelbergen, 2002. 126 ISEG, GAS Toerisme Opleiding en Steunpunt voor Toerisme, Zakentoerisme in de Antwerpse Kempen, 2003. 127 NRIT, Kennis van zalen 3. Ontwikkelingen in de sector van externe bijeenkomsten, Breda, 2002. 128 NRIT, Kennis van Zalen, Breda, 2002.
222
Het is daarom steeds belangrijker voor een bestemming om naast infrastructuren voor vergaderingen tevens een creatieve dienstverlening te ontwikkelen betreffende incentives. Het promoten van originele arrangementen met accent op ‘beleven’ en ‘genieten’ die gekoppeld kunnen worden aan meetings is daarbij een efficiënt instrument. Het is daarom belangrijk dat alle logiesverstrekkers die in deze branche actief zijn een goede kennis hebben van de mogelijkheden die zich voordoen wat betreft incentives in hun bestemming zodat zij hun vergaderfaciliteiten beter aan de man kunnen brengen. • Afname van het budget Mede door de economische situatie stellen bedrijven zich kostenbewuster op. Men stelt dezelfde kwaliteitsnormen maar aan een lagere kostprijs. Door het huidige (over)aanbod aan congrescentra is er een neerwaartse druk op de prijzen. Bovendien zijn congresorganisatoren beter geïnformeerd en kunnen zij gemakkelijk de prijzen en infrastructuur vergelijken om er de beste aanbiedingen uit te kiezen. • Nood aan meer kwaliteit Congrescentra en vergaderfaciliteiten moeten voorzien zijn van alle technologische infrastructuur om competitief te kunnen zijn. Daarnaast is er ook nood aan professionalisme van de dienstverlening. Kwaliteit wordt meer en meer een kritische succesfactor, waarbij dienstverlening en bekwaamheid van de lokale betrokken actoren belangrijk zijn. Een permanente evaluatie van de bestemming als MICE-bestemming is belangrijk waarbij tevredenheidsonderzoeken met klachten en suggesties belangrijke informatie kunnen leveren voor nog meer ‘op maat’-werk. • Seizoenskenmerken De belangrijkste maanden voor meetings zijn maart, oktober en november gevolgd door april, mei, juni en september. De zomermaanden zijn minder in trek. Dergelijke meetings vinden vooral plaats tijdens de week en in de schoolperiodes. Daardoor is deze markt in belangrijke mate complementair met het recreatieve toerisme dat vooral in weekends en in de schoolvakanties plaatsvindt. • Bepalende factoren voor de ontwikkeling van MICE–toerisme in een bestemming Volgende factoren bepalen de keuze voor een bestemming of ‘venue’ van de meeting organisator: - kwalitatieve en flexibele ‘catering’-diensten die grote groepen aankunnen; - vergader- en seminariefaciliteiten: logies- en congresfaciliteiten voor 500 personen met break-out rooms en één plenaire zaal; - bereikbaarheid (met wagen, trein of vliegtuig) en parkingmogelijkheden; - flexibiliteit en voorwaarden voor annulering; - algemene dienstverlening (o.a. aanbod van incentives); - prijs/kwaliteit; - originaliteit en aantrekkelijkheid van de bestemming of van de locatie; - randactiviteiten; - veiligheid; - één contactpersoon voor de totale organisatie; - aanbevelingen van anderen die tevreden waren over de bestemming; - efficiënte marketinginstrumenten (zie verder marketingstrategie).
CONCLUSIES OVER DE MICE-MARKT VOOR HET BRUGSE OMMELAND Vooralsnog is de MICE-markt een vrij beperkte markt voor het Brugse Ommeland zeker wat betreft overnachtingen. Het generieke product van het Brugse Ommeland met bossen en kastelen en unieke locaties in de polders biedt nochtans mogelijkheden voor de groeiende behoefte aan kleinschalige en middelgrote seminaries in de nabije omgeving van bedrijven en organisaties uit Vlaanderen en Brussel. Het generieke product van het
223
Brugse Ommeland kan inspelen op de vraag naar meetcentives, een mengvorm van seminaries en incentives. De unieke locaties en omgevingen alsook de specifieke sportvoorzieningen (bv. golfterrein in Damme) zijn hiervoor een troef.
2.5 CONCURRENTIEANALYSE De concurrentieanalyse vormt een belangrijk deel van de externe analyse. Dergelijke analyse moet erop gericht zijn de specifieke sterke en zwakke punten van het Brugse Ommeland als toeristische bestemming bloot te leggen, gekaderd in de context van een realistische vergelijking met bestaande en potentiële toeristische concurrenten die een gelijkaardig (in dit geval groen/landelijk, dicht bij een belangrijke toeristische stad en bij de zee) toeristisch-recreatief product aanbieden. Finaal moet een concurrentieanalyse uitmonden in een scherper inzicht in de eigen specifieke toeristisch-recreatieve mogelijkheden en beperkingen en moet zij een bijdrage leveren tot de positionering van het Brugse Ommeland. Voor het Brugse Ommeland kunnen we onderscheid maken tussen twee aspecten: • het Brugse Ommeland als streek voor bovenlokale recreatie van de eigen bewoners; • het Brugse Ommeland als bestemming voor inkomend recreatief dag- en verblijfstoerisme of voor MICE-activiteiten. Voor het Brugse Ommeland als regio voor bovenlokale recreatie van eigen bewoners dient geen concurrentieanalyse gemaakt te worden. Voor de bovenlokale recreatie is de factor nabijheid belangrijk en treedt geen onmiddellijke concurrentie met andere regio’s op. Het Brugse Ommeland als bestemming voor recreatief dag- en verblijfstoerisme heeft wel duidelijke concurrenten op de Vlaamse en Nederlandse markt (de twee belangrijkste recreatieve markten) en meer bepaald in het segment van het dagtoerisme en de korte recreatieve verblijven (1 tot 3 nachten). In principe zijn alle Vlaamse en een aantal Nederlandse regio’s concurrent op de vakantiemarkt van de Vlamingen en de Nederlanders. Wij vinden het echter binnen het kader van dit strategisch beleidsplan vooral belangrijk om het Brugse Ommeland te situeren tegenover toeristische regio’s die een gelijkaardig product bieden voor een gelijkaardige markt. Belangrijke elementen daarin zijn: • de relatief nabije ligging bij de Kust; • de relatief nabije ligging bij de kunststad Brugge; • het groene, landelijke karakter van de regio. Op basis van deze criteria worden 3 regio’s voor de concurrentieanalyse weerhouden: • de Westhoek • het Meetjesland • Zeeuws-Vlaanderen Tabel 76 geeft een ruwe vergelijking van de belangrijkste kenmerken op toeristisch-recreatief vlak voor elk de deze regio’s.
224
225
turen) Regionaal Landschap Houtland (waardevolle veldlandschappen) Ruim aanbod aan groendomeinen en kasteelparken (vooral in het Houtland) Zeer waardevolle natuurgebieden (o.m. in polder- en Zwinstreek) Aanwezigheid van interessante fietslandschappen (meerdere fietsassen, ruim aanbod van provinciale fietsroutes, fietsnetwerk in uitbouw) maar problemen met fysische (verkeers)barrières Attractieve wandellandschappen o.m. in het bosrijke zuiden van de regio (diverse wandellussen en GR-paden, potentieel aan kerk- en buurtwegels) Meerdere waardevolle cultuurhistorische stadjes en dorpen (maar inkleding van openbaar domein is vaak voor verbetering vatbaar) Ruim aanbod aan kleinschalige musea en attractiepunten (echter zonder structurerende bezoekersattractie op regioniveau) Regio met rijk verleden en verschillende tijdssferen (‘historische streek’) Veel kleine familiale hotels en sterke aanwezigheid van diverse vormen van plattelandstoerisme; sterke aanwezigheid van jeugdlogies Goed uitgebouwde gemeentelijke diensten voor toerisme maar weinig uitgebouwd op regioniveau
Brugse Ommeland (BOL) Nabijheid van Brugge en de Kust Naambekendheid van Brugge is een belangrijk concurrentieel voordeel Ruim aanbod van waardevolle én aantrekkelijke cultuurlandschappen (echter vaak versnipperd door grote verkeersinfrastruc-
rele barrières dan in BOL Landschap is makkelijker leesbaar dan in BOL (minder gecompartimenteerd) Regionaal Landschap West-Vlaamse Heuvels Minder uitgebreid aanbod aan groendomeinen Interessante fietslandschappen met fietsnetwerk in ver gevorderd stadium van realisatie Zeer attractieve wandellandschappen in het heuvelachtige zuiden (wandelnetwerk in ontwikkeling) Meerdere kleine cultuurhistorische stadjes en dorpen met vaak betere inrichting van het openbaar domein Grotere versnippering op vlak van attractiepunten dan in BOL maar wel met duidelijke publiekstrekkers (‘In Flanders Fields museum’) Sterk thematisch aanbod/oorlogsverleden van de streek is een belangrijke internationale publiekstrekker Ruim aanbod aan hoeve- en plattelandstoerisme en zeer ruim aanbod aan jeugdlogies Langere traditie op vlak van toerisme dan BOL en ook langere traditie van intergemeentelijke samenwerking (sinds de jaren ’70-’80) Sterkere gevoeligheid voor toerisme bij lokale gemeentebesturen + grote bereidheid van privé en gemeenten om mee te stappen in T/R projecten Meer authenticiteit en ‘couleur locale’ dan in BOL
Westhoek Nabijheid van de Kust Vrij goed aaneengesloten gebied met relatief weinig versnippering (minder structu-
keersinfrastructuren Waardevol Noordelijk Krekengebied en zuidelijke bossengordel (veldgebieden van BOL lopen in beperkte mate ook door in het Meetjesland) Regionaal Landschap Meetjesland Zeer landelijke regio Rustige regio met stiltegebieden Regio met hoog authenticiteitsgehalte (authentieke dorpskernen, volks karakter, levendig verenigingsleven) Attractief fietslandschap met provinciale en doorgaande fietsroutes (fietsnetwerk in voorbereiding) Beperkt aanbod van vooral kleinschalige musea met vaak weinig hedendaagse presentatie van de collectie Beperkter aanbod van cultureel erfgoed dan BOL (vaak onvoldoende toeristischrecreatief ontsloten) Relatief beperkt logiesaanbod in vergelijking met andere Vlaamse Regio’s (vnl. kleinschalig aanbod) Beperkt aantal VVV’s met beperkte openingstijden
Meetjesland Heeft geen grenzen met de Kust, maar wel een centrale ligging ten opzichte van de kunststeden Gent en Brugge Aantrekkelijke landschappen, maar net als BOL vrij sterk doorsneden door grote ver-
Tabel 76 Ruwe vergelijking tussen het Brugse Ommeland en de concurrerende regio’s Westhoek, Meetjesland en Zeeuws-Vlaanderen
snipperd landschap dan BOL Beter geordend en goed leesbaar landschap, maar ook eentoniger (te weinig afwisseling voor recreatief wandelen) Rustiger regio, maar ook saaier Relatief geïsoleerde regio binnen Nederland (echter wel verbeterd sinds opening Westerscheldetunnel); ook de rest van de provincie Zeeland heeft een minder goede externe ontsluiting Uitgebreide, veilige fietsinfrastructuur (vrijliggende fietspaden, fietsroutenetwerk) Meest ‘Vlaamse’ van de Nederlandse provincies, maar toch minder ambiance en ‘couleur locale’ Open en gastvrije bevolking Zeer gezinsvriendelijke attractiepunten (met goede naambekendheid en goed onthaal) Fun-shopping in Sluis Andere eet- en drinkcultuur dan in Vlaanderen Marketingtechnisch is Nederland zeer sterk Alerte privé-sector met meer zin voor samenwerking
Zeeuws-Vlaanderen Nabijheid van de Noordzee, maar ander type kust (meer open, minder verstedelijkt maar ook minder ambiance) Minder door verkeersinfrastructuren ver-
Uit deze vergelijking zijn voor het Brugse Ommeland volgende elementen van belang: • De nabijheid van Brugge is voor het Brugse Ommeland een belangrijke troef omdat de regio kan meeprofiteren van de ruime naambekendheid van de stad. • Het Brugse Ommeland moet - met Brugge als kapstok - de rijkdom en verscheidenheid van zijn verleden129 als onderscheidende troef uitspelen tegenover de concurrerende regio’s. Deze historische rijkdom op een begrijpelijke en gestructureerde manier aan de consument overbrengen vormt voor de regio een belangrijke uitdaging. • Waardevolle landschappen zijn in elk van de genoemde regio’s aanwezig, maar de natuurgebieden in de Polder- en Zwinstreek die op Vlaams en zelfs internationaal niveau uniek zijn, kunnen tegenover de andere regio’s nog duidelijker als troef worden uitgespeeld. • Het Brugse Ommeland beschikt met zijn waardevolle bos- en veldgebieden van het Houtland over een vrij sterk product dat toeristisch-recreatief echter veel beter gevaloriseerd kan worden (o.m. voor wandelrecreatie). • Elk van de vermelde regio’s werkt aan of beschikt over een recreatief fietsnetwerk. Voor het Brugse Ommeland is het van belang dat het netwerk dat op haar grondgebied wordt ontwikkeld, structurerend zal zijn voor de volledige regio, over de vele verkeerstechnische barrières heen. De versnippering en compartimentering van het landschap is in het Brugse Ommeland immers groter dan in de concurrerende regio’s. • Elk van de vermelde regio’s wordt gekenmerkt door een vrij versnipperd aanbod van waardevolle maar vaak kleinschalige attractiepunten (zowel erfgoedelementen als natuurwaarden) die echter in veel gevallen beter toeristisch-recreatief ontsloten kunnen worden. Om zich ten opzichte van de concurrerende regio’s te kunnen onderscheiden is het voor het Brugse Ommeland belangrijk om deze rijkdom aan kleinere attractiepunten via het fietsnetwerk zoveel mogelijk aan elkaar te linken en zo recreatief te ontsluiten. • De belangrijkste concurrent voor het Brugse Ommeland is zonder meer de Westhoek met een sterke naambekendheid, een aantrekkelijk en goed uitgebouwd toeristisch-recreatief product, een sterk thematisch aanbod (Wereldoorlog I), een hoog authenticiteitskarakter, grote toeristische publiekstrekkers (o.m. het ‘In Flanders Fields Museum’) en een veel langere traditie op vlak van toerisme en recreatie dan het Ommeland. • Zeeuws-Vlaanderen is voor het Brugse Ommeland vooral een concurrent op vlak van fietstoerisme (fietsroutenetwerk) en voor de verblijfstoeristen aan de Kust die een daguitstap maken naar het hinterland (funshopping in Sluis, zeer gezinsvriendelijk en gastvrij). • Het Meetjesland is met uitzondering van het Krekengebied in het noorden qua landschap vrij gelijkaardig aan het Brugse Ommeland. De regio is qua globaal toeristisch product (logiesvoorzieningen, onthaal, attractiepunten) echter minder goed voorzien dan het Ommeland.
129 Uit verschillende tijdssferen (tot 2000 jaar terug) zijn nog heel wat elementen visueel in het landschap van het Brugse
Ommeland aanwezig: overblijfselen uit de Romeinse tijd, kanalen en dijken uit de tijd van de eerste inpolderingen, uniek bouwkundig erfgoed uit de 15de en 16de eeuw, forten en verdedigingswerken uit de 17de eeuw, herbergen en afspanningen uit de 18de eeuw, kastelen en landgoederen uit de 19de eeuw etc.
226
DEEL 2 - DIAGNOSE 1
SWOT
1.1 STERKTEN EN ZWAKTEN De uitvoerige situatieanalyse kan worden samengevat en gestructureerd in: • interne sterkten en zwakten van toerisme en recreatie in het Brugse Ommeland; • externe opportuniteiten en bedreigingen (beperkingen) voor de toeristische en recreatieve ontwikkeling van het Brugse Ommeland. De analyse van sterkten en zwakten volgt de diverse activiteiten zoals die hierboven werden beschreven, maar gaat ook in op het beleid.
STERKTEN
RECREATIEF WANDELEN
Wandelrecreatie in wandeldomeinen, openbare bossen en kasteelparken
ZWAKTEN
Wandelrecreatie in wandeldomeinen, openbare bossen en kasteelparken
Relatief bosrijke regio
Weinig wandeldomeinen in de ruimere omgeving van
Ruim aanbod aan groendomeinen die specifiek voor wandelrecreatie zijn ingericht (vooral in het Houtland en de
Tielt
Brugse agglomeratie)
Sommige wandeldomeinen in de Brugse rand hebben op piekmomenten te kampen met een grote recreatiedruk
Sommige momenteel beperkt recreatief ontsloten groendomeinen beschikken over voldoende potentieel voor betere toeristisch-recreatieve valorisering (bv.
(bv. Tillegembos)
Ryckevelde)
Bepaalde groengebieden in het Houtland zijn onvoldoen-
Ruim aanbod aan kasteelparken waarvan een beperkt aantal toegankelijk voor recreanten (o.a. Tillegem,
de recreatief ontsloten en derhalve amper bekend
d’Aertrycke, Tudor, Loppem, Beisbroek)
atieve voorzieningen in de meeste wandeldomeinen
Nauwelijks netwerkvorming in en tussen de belangrijkste wandeldomeinen (vooral in de Brugse rand)
Beperkte en soms weinig kwalitatieve toeristisch-recreBeperkte toegankelijkheid voor rolstoelgebruikers van de meeste wandeldomeinen Merendeel kasteelparken is privaat eigendom en niet of slechts occasioneel toegankelijk (noodzaak om afspraken te maken met eigenaars)
227
STERKTEN
RECREATIEF WANDELEN
Wandelrecreatie in het landelijk gebied Attractieve en voldoende gevarieerde ‘gave’ wandellandschappen (zowel qua natuur als qua erfgoed), vooral in
ZWAKTEN
Wandelrecreatie in het landelijk gebied
het Houtland en vaak tot tegen de woongebieden
Aanbod aan provinciale wandelroutes is nog onvoldoende gebiedsdekkend (nog potentieel in Tieltse en in omgeving Damme, Meetkerke, Uitkerkse Polders, krekengebied
Gevarieerd aanbod aan lusvormige wandelroutes (provin-
Oostende)
ciaal en gemeentelijk)
Provinciale erfgoedwandelingen ontbreken vooralsnog
Omgeving provinciedomein Lippensgoed-Bulskampveld heeft potentieel voor uitbouw van kwalitatief wandel-
Ondersteunende voorzieningen langs de wandelroutes
product (bv. provinciale wandelroutes, wandelnetwerk)
Lokale wandelroutes zijn vaak van een sterk wisselende
Aanwezigheid GR-paden en groene wandelassen
kwaliteit
Ruim aanbod aan ‘trage wegen’ (kerk- of buurtwegels) biedt mogelijkheden om in nieuwe routes ingeschakeld te
Ontwikkelen van nieuwe wandelroutes wordt bemoeilijkt
worden
Te weinig afstemming tussen veelheid van actoren die
Performant systeem voor onderhoud van alle provinciale
wandelingen uitstippelen
routestructuren is in voorbereiding
Monotone intensieve landbouw (bv. maïsvelden) komt de
Aanwezigheid van bekend wandelevenement (Kroenkelen)
attractiviteit van het wandellandschap soms niet ten goede
Wandelrecreatie in natuurgebieden
zijn vaak beperkt
door versnipperde eigendomsrechten
Wandelrecreatie in natuurgebieden
Zeer waardevolle natuurgebieden, uniek op provinciaal,
Onvoldoende besef van lokale bewoners van de uniciteit
Vlaams en zelfs Europees niveau
van de natuurgebieden in eigen streek
Vrij groot aantal natuurgebieden dat recreatief toegankelijk is op de paden
Beperkte recreatieve onthaalinfrastructuur voor individuele bezoekers in de op de paden vrij toegankelijke natuur-
Vrij groot aantal (meer kwetsbare) natuurgebieden dat
gebieden (infoborden, vogelkijkhutten, e.a.)
enkel met gids toegankelijk is
Veel studies over natuurontwikkeling in het gebied blijven in studiefase steken
Sommige grotere natuurgebieden hebben potentieel voor een betere toeristische valorisering en ontsluiting (o.m. Assebroekse Meersen, Hoge Dijken) Groeiend overleg tussen sector toerisme/recreatie en sector natuur (met meer aandacht vanwege natuurverenigingen voor de recreatieve ontsluiting van natuurgebieden) Regionaal Landschap Houtland (werking rond natuur- en landschapsontwikkeling) Voldoende gespreid en kwalitatief aanbod aan natuurbezoekerscentra
228
STERKTEN
RECREATIEF FIETSEN
ZWAKTEN
Landschappelijk en cultuurhistorisch interessante fietslandschappen
Fietsproduct is onvoldoende als totaalproduct ontwikkeld
Evenwichtig gespreid aanbod van kwalitatieve provinciale
Talrijke problemen met fysische barrières (bruggen, drukke wegen, kanalen) en verkeersveiligheid (nood aan veili-
fietsroutes
(recreatief fietsnetwerk ontbreekt vooralsnog)
Aanwezigheid van meerdere groene fietsassen (spoorwegbeddingen en kanalen), vooral in het noorden van de
ge oversteekplaatsen, fietstunnels, veerponten)
regio (‘groene vingers’ tot aan de Brugse vesten)
Recreatieve overdruk op de fietsas Damse Vaart
Aanwezigheid van meerdere langeafstandsfietsroutes
Ondersteunende fietsvoorzieningen slechts zeer beperkt
Afgewerkte voorstudie fietsnetwerk Brugse Ommeland met voorstel trajectkeuze fietsassen (knooppuntensys-
ontwikkeld (fietscafés, logies, hersteldiensten)
teem)
ken, picknickplaatsen, reca)
Ruim aanbod van georganiseerde fietstochten vanuit
Fietsas Groene 62: moeilijke verbinding met centra van
Damme en Brugge
Oostende en Torhout
Bekend fietsevenement ‘Kroenkelen’
Aansluiting bestaande fietsassen met Bruggecentrum/vesten/station/kanaaleiland is voor verbetering
Veel sluipverkeer in landelijk gebied
Gebrekkig recreatief comfort van de fietsroutes (zitban-
vatbaar (vooral m.b.t. signalisatie naar het Ommeland) Ontbreken van een doorgaande N-Z fietsverbinding in West-Vlaanderen op de doorgaande ‘Vlaanderen Fietsroute’ Beperkte duiding van het erfgoed langs de meeste fietsroutes (panelen, borden) Veelheid aan bewegwijzering van gemeentelijke en provinciale fiets- en wandelroutes Sterk wisselende kwaliteit van veel lokale routes
STERKTEN
MOUNTAINBIKING
ZWAKTEN
Vrij uitgebreid aanbod aan mountainbikeroutes (vooral in Houtland en omgeving Tielt)
Onderhoud van de routes stelt soms problemen (vooral op vlak van bewegwijzering)
Mogelijkheden om met kleine doorsteken de bestaande routes aan elkaar te verbinden en zo een netwerk te vormen
Soms conflicten met wandelaars en ruiters die dezelfde trajecten gebruiken
STERKTEN
WANDELRUITERIJ
ZWAKTEN
Aanwezige provinciale ruiterroutes zijn kwalitatief in orde
Beperkt aanbod aan kwalitatieve ruiterroutes
Vrij veel maneges en stoeterijen in het gebied
Lage kwaliteit van de Euregio-ruiterpaden (ontbrekende bewegwijzering, onveilige oversteekplaatsen, te weinig onverharde trajecten) Veel barrières (wegen, spoorlijnen, kanalen) Conflicten met mountainbikers en andere recreanten (wandelaars, fietsers)
229
STERKTEN
AUTOTOEREN
ZWAKTEN
Aantrekkelijke regio voor toeren met de wagen (kleine stadjes en dorpen, aantrekkelijke landschappen) Voldoende aanbod en goede spreiding van de bewegwijzerde autoroutes
PLEZIERVAART EN PASSAGIERSVAART STERKTEN ZWAKTEN Algemeen
Algemeen
Ruim aanbod van landschappelijk aantrekkelijke, bevaarbare kanalen
Minder goede waterkwaliteit van de kanalen
Cultuurstad Brugge is ook voor waterrecreanten een belangrijke troef
Pleziervaart
Pleziervaart
Voldoende jachthavens en ligplaatsen
Jachthaven van Beernem heeft een jaarlijks opzegbare concessie met de nodige onzekerheid voor investeringen tot gevolg
Ruim aantal aanmeerplaatsen met goede spreiding Recente investeringen qua infrastructuur in de jacht-
Problematiek van doortochten aan bruggen en sluizen
havens van Brugge en Beernem Kijkuit (Beernem): interessant recreatief knooppunt van jachthaven, kano/kajakverhuur, fietsenverhuur, mountainbiking en avonturenparcours
(uitbreiding bedieningstijden) Occasioneel conflicten met kano/kajak op kanaal GentOostende
Site van sluizencomplex Plassendale biedt potentieel om verder als recreatief knooppunt te worden uitgebouwd
Passagiersvaart
Passagiersvaart
Sterke troeven met meerdere kanalen
Slechts 1 vaste stopplaats in het Brugse Ommeland (Damme) / draaispil blijft Brugge
Combinaties mogelijk van varen, fietsen, wandelen
Onvoldoende aanmeerplaatsen voor (grotere) passagiersboten Geen samenwerkingsverbanden voor georganiseerde passagiersvaart
STERKTEN
HENGELEN
ZWAKTEN
Uitgebreid aanbod van hengelmogelijkheden langs de kanalen, langs de vaarten (o.a. Blankenbergse Vaart) en in de plassen (ontginningsputten)
Hengelmogelijkheden vooral geconcentreerd in het noorden van de regio
Goed aanbod van kaartmateriaal over de polderwater-
Verminderend visbestand wegens slechte waterkwaliteit
lopen (vooral Oudlandpolders) Mogelijkheden voor de ontwikkeling van bijkomende paaiplaatsen
230
Gebrekkige wegontsluiting van sommige waterlopen
PLAATSGEBONDEN WATERRECREATIE STERKTEN ZWAKTEN Algemeen
Algemeen
Aanwezigheid van 4 waterplassen voor intensieve waterrecreatie
3 van de 4 waterplassen zijn toe aan opwaardering
Sint-Pietersplas wordt momenteel omgevormd tot interessante zone voor openluchtrecreatie met mogelijkheid voor kamperen
Geen mogelijkheden voor intensieve waterrecreatie in het zuiden van de regio
Kano en kajak
Kano en kajak
Ruim aanbod aan kanalen
Kanalen bieden geen mogelijkheden tot rondgaande circuits
Kijkuit als dynamisch recreatief knooppunt
Buiten de kanalen nauwelijks mogelijkheden of infrastructuur Beken zijn als kajak- en kanowater weinig draagkrachtig Slechts één verhuurmogelijkheid voor recreanten (Kijkuit) Kijkuit: ruimtelijke inkleding en verkeersveiligheid verdient opwaardering Mogelijk conflicten met natuurbelangen en hengelaars
Openluchtzwemmen
Openluchtzwemmen
Mogelijkheden op 2 waterplassen en in kleinere vijvers
Geen mogelijkheden in het zuiden van de regio
Dichtbij de Kust
Andere watersporten
Andere watersporten
Mogelijkheden voor waterski, jetski en motorbootvaren op 2 plassen en in een snelvaartzone op het kanaal GentOostende
Watersporten op plassen meestal in clubverband (drempelverhogend), hoewel voor occasionele recreatie lidmaatschap vaak niet is vereist
Mogelijkheden voor zeilen op 1 waterplas en op Boudewijnkanaal Mogelijkheden voor windsurfen op 3 van de 4 waterplassen Twee kwalitatieve indoor-recreatiezwembaden (Wingene en Sint-Andries)
STERKTEN Kwalitatief golfterrein in Damme Beschikt over potentieel voor de MICE-markt
GOLF
ZWAKTEN
Aanvraag voor gewenste uitbreiding met 9 holes baan is sinds enkele jaren ingediend op Vlaams niveau maar goedkeuring blijft uit
231
ANDERE RECREATIEVE EN SPORTIEVE ACTIVITEITEN STERKTEN ZWAKTEN Ruime mogelijkheden voor diverse sporten en andere recreatieve activiteiten (ULM, zweefvliegen, ijs- en rolschaatsen, indoor-speeldorpen, gewone sportaccommodatie)
Bestaande sportaccommodatie kan nog beter voor het toerisme worden ontsloten Nog geen oplossing voor zonevreemde indoor-karting te Damme
MUSEA EN TOERISTISCHE ATTRACTIES STERKTEN ZWAKTEN Musea
Musea
Aanwezigheid van 10-tal middelgrote thematische musea
Grote publiekstrekker ontbreekt
Gevarieerd aanbod aan kleinschalige musea
Nauwelijks professionele samenwerkingsverbanden tus-
Beperkt aantal musea heeft potentieel om tot publiekstrekker te worden ontwikkeld:
sen de musea Museale inrichting van kleinere musea voor verbetering
. Permekemuseum Jabbeke
vatbaar (te veel collectie, te weinig verhaal)
. Archeologisch Museum Oudenburg
Beperkt professionalisme vooral wat betreft marketing
. Kasteel van Wijnendale Torhout
(samenwerking kan de slagkracht vergroten) Vaak beperkte financiële draagkracht Vaak beperkte publiekstoegankelijkheid (soms enkel op afspraak) Beperkt aanbod aan publieksactiviteiten
Toeristische attracties Dolfinarium Familiepark als grote publiekstrekker Aanwezigheid van meerdere kanaaltochten Vernieuwde volkssterrenwacht met belangrijke educatieve functie (Beisbroek) Georganiseerde combinatiebezoeken aan Damme met minibus en boot Aanwezigheid van kleinschalige recreatieve attracties
Toeristische attracties Dolfinarium is een atypische attractie voor een landelijke regio als BOL (vooral link met Brugge, niet met omliggende regio) Beperkte belevingswaarde van de kanaaltochten (geen stopplaatsen) Beisbroek: lichtpollutie beperkt de mogelijkheden van de volkssterrenwacht Ontbreken van middelgrote attractiepunten in het zuiden van de regio
CULTUURHISTORISCH ERFGOED IN HET BRUGSE OMMELAND STERKTEN ZWAKTEN Zeer ruim aanbod van cultuurhistorisch bouwkundig erfgoed, niet alleen in de stadjes, maar in de dorpen en op platteland (kerken, kapellen, abdijen, stadhuizen, kastelen, landgoederen, hoeves, molens, forten, sluizen, dijken e.a.)
Beperkte toeristisch-recreatieve ontsluiting van het cultuurhistorisch bouwkundig erfgoed
Mogelijkheden om waardevol bouwkundig erfgoed via plattelandstoerisme in te schakelen in het toeristisch product
cultuurhistorisch patrimonium
Beperkte publiekstoegankelijkheid van ruim aanbod aan kastelen Verlies van historische functies en verwaarlozing van het Devaluatie van het bouwkundig erfgoed (visueel storende bouwvolumes, ontbreken van groenschermen) Storende verkavelingen of gebouwen rond diverse historische dorpskernen (bv. Uitkerke) met banalisering van het dorpstypische karakter Storende lintbebouwing langs belangrijke invalswegen Gevaar voor niet-streekeigen architectuur (‘fermettisering’)
232
SFEER IN DE CULTUURHISTORISCHE STADJES EN DORPEN STERKTEN ZWAKTEN Enkele interessante cultuurhistorische stadjes en meerdere pittoreske dorpskernen
Gevaar voor overmusealisering van Damme waardoor
Damme en Lissewege als belangrijke toeristische attrac-
Concept Damme Boekendorp dient te worden verbreed
tiepolen
Aanwezige erfgoed in de dorpen kan beter toeristischrecreatief worden gevaloriseerd
Inspanningen voor betere valorisering van aanwezig toeristisch-recreatief potentieel in Torhout, Tielt, Gistel en Oudenburg
leefbaarheid in het gedrang komt
BELEVEN VAN EVENEMENTEN STERKTEN ZWAKTEN Voldoende infrastructuur voor het organiseren van middelgrote en kleine evenementen
Beperkt aantal evenementen, in het bijzonder culturele evenementen, van bovenlokaal belang
Ruim aanbod aan folkloristische feesten en stoeten
Veel folkloristische evenementen missen aantrekkings-
Aanwezigheid van sportieve evenementen met boven-
kracht en dynamiek om bovenlokale bezoekers aan te
lokale uitstraling (Nacht van Vlaanderen, Kroenkelen)
trekken en zijn toe aan heroriëntatie
Aanwezigheid van succesvol thematisch evenement rond
Evenementieel karakter van bepaalde attracties (bv.
tuinen (Groene Vingers Tuindagen)
Permekemuseum) wordt onvoldoende benut
Historisch sterke band tussen Brugge en haar Ommeland biedt mogelijkheden voor een imagoversterkend evene-
Wegvallen van belangrijke muziekfestivals in de regio
ment voor de volledige regio
Objectieve waarderingsschaal voor evenementen ontbreekt
Regio-overschrijdende evenementen kunnen als hefboom dienen voor streekgebonden activiteiten (bijv. Ronde van Vlaanderen)
(Rock Torhout)
TAFELEN/DRINKEN EN ‘COULEUR LOCALE’ STERKTEN ZWAKTEN Streekproducten, streekrestaurants, typische herbergen en cafés
Streekproducten, streekrestaurants, typische herbergen en cafés
Divers aanbod aan streekproducten (regionaal geconcen-
Onvoldoende professionele promotie, distributie en com-
treerd rond Torhout, Ichtegem, Damme)
mercialisatie van lokale streekproducten
Creatie van VLAM-label voor streekproducten op Vlaams
Geen afzonderlijke werking rond streekproducten Brugse
niveau
Ommeland
Groeiend aanbod aan hoeveproducten en thuisverkoop
Restaurants: nog onvoldoende gebruik van lokale streek-
op landbouwbedrijven
producten
Recent opgestart netwerk van hoeveproducenten
Restaurants/cafés: nog onvoldoende toeristisch-recreatieve valorisering van typische locaties
Divers aanbod aan kwalitatieve restaurants en typische herbergen en cafés (Damme, Stene, Oostkerke met bijzondere culinaire reputatie) Sterke bekendheid van de palingrestaurants ‘Couleur locale’ Ruim aanbod aan volkssporten (vooral bolsporten) Ruim aanbod aan kunstateliers en privé-tuinen Groeiend regionaal identiteitsbesef
‘Couleur locale’ Typische ‘couleur locale’ wordt in de regiocommunicatie te weinig in de kijker geplaatst of ingeschakeld in de recreatieve routestructuren
233
OVERNACHTEN IN HET BRUGSE OMMELAND STERKTEN ZWAKTEN Vrij groot logiesaanbod (9 544 bedden) waarvan echter 1/3 in de deelgemeenten van Brugge en 1/3 op residentiële standplaatsen op campings
Een goede 3 000 bedden als commercieel-toerististische logiescapaciteit (= beperkt in een Vlaamse context); weinig gedifferentieerd aanbod
Vrij geconcentreerd logiesaanbod in de deelgemeenten van Brugge, vrij goed gespreid aanbod in de rest van de
Nauwelijks hotels in het uiterste zuiden van de regio
regio Vrij groot aanbod van kleine familiale hotels in BOL16 Hoge bezettingsgraden in hotels in de deelgemeenten van Brugge Potentieel voor meer hoeve- en plattelandstoerisme (gastenkamers, huurvakantiewoningen) Groeiende interesse bij landbouwers voor landbouwverbreding (hoevetoerisme, onthaalboerderij) Potentieel voor bijkomende logiesbedrijven in kastelen (hotel, gastenkamer) Mogelijkheden voor bijkomend jeugdlogies in omgeving Bulskampveld
Kwaliteit van de hotels in BOL16 ligt iets lager dan die in de deelgemeenten van Brugge Bezettingsgraden in hotels in BOL16 onder het gemiddelde van de Vlaamse Regio’s Beperkt aanbod aan gastenkamers en vakantiewoningen Aanbod voor toeristische kamperen bedreigd door nakende verdwijning van 2 campings Stadscamping rond Brugge met verdwijning bedreigd (nieuwe ruimtelijke mogelijkheden voorzien) Potentieel voor logies voor de jeugd in omgeving Bulskampveld onvoldoende benut Beperkingen voor niet-agrarische ontwikkelingen op het platteland vanuit actuele stedenbouwkundige regelgeving (o.a. vakantiewoningen en kamperen bij de boer) Kader ruimtelijke ordening beperkt de mogelijkheden voor kasteellogies
SEMINARIES EN INCENTIVES STERKTEN ZWAKTEN Voldoende aanbod voor kleinschalige vergaderingen en seminaries (zowel residentieel als niet-residentieel) en complementair aan dat van de Kust of Brugge
Aanwezige potentieel voor vergaderingen en seminaries wordt onvoldoende gevaloriseerd Merkwaardige gebouwen worden onvoldoende ingeschakeld in het MICE-product
ONTHAAL IN HET BRUGSE OMMELAND STERKTEN ZWAKTEN Vrij uitgebreid toeristisch-recreatief onthaalapparaat Interessante geplande initiatieven m.b.t. toeristisch onthaal (o.m. in Tielt, Torhout, Oudenburg en BeernemBulskampveld) Voldoende verhalen en ontwikkelingsgeschiedenis voor interessante onthaalcentra
Onthaalinfrastructuur op regioniveau onvoldoende gestructureerd Verdere professionalisering van het toeristisch onthaal dringt zich op Gestructureerd netwerk van streekinfopunten met onthaal én interpretatie ontbreekt
Lissewege
Kleine attractiepunten (kleine musea, bezoekboerderijen, kinderboerderijen, e.a.) worden onvoldoende ingeschakeld in het toeristisch onthaalapparaat
Plannen voor herinrichting bezoekerscentrum
Slechts 3 regionaal erkende infokantoren in BOL16
Groenwaecke (Uitkerkse Polder)
Openingsuren van infokantoren onvoldoende aangepast aan de behoeften van de toerist/recreant
Potentieel voor een professioneel bezoekerscentrum in
2 gidsenverenigingen in Brugge die ook in het Brugse Ommeland werkzaam zijn Samenwerkingsverband qua lokale gidsenwerking
Productkennis van baliepersoneel over Brugse Ommeland soms beperkt Weinig toeristische onthaalinfrastructuur en interpretatie van de streek (patrimonium, landbouw, polder, natuur) naar de toerist-recreant toe Beperkt aantal streekgidsen (gidsenwerking) Inhoud en plaatsing van de infoborden langs de (snel)wegen vaak niet adequaat gekozen
234
BRUGSE OMMELAND EN MOBILITEIT STERKTEN ZWAKTEN Ondanks perifere ligging in Vlaanderen toch goede externe bereikbaarheid en ontsluiting voor de toerist-recreant, vooral met de auto
Toeristisch spitsverkeer naar de Kust bemoeilijkt de
Externe bereikbaarheid met de trein is vooral goed op de
Frankrijk kan verbeterd worden (trage verbinding)
as Brussel-Oostende
Tal van drukke verkeersassen creëren een versnipperde regio met veel fysische barrières voor het zachte
Interne ontsluiting van de dorpskernen is vrij goed
bereikbaarheid op piekmomenten Ontsluiting via het spoor in zuidelijke richting naar
recreatieve verkeer Toenemend sluipverkeer in landelijk gebied Beperkte interne ontsluiting van de regio vanuit openbare vervoersknooppunten (belbussysteem is vooral gericht op de lokale bevolking, niet op de toerist/recreant)
ORGANISATIE VAN TOERISME EN RECREATIE IN HET BRUGSE OMMELAND STERKTEN ZWAKTEN Goed functionerende regiowerking met voldoende schaalgrootte Opnemen van kleinere regio’s in één overkoepelende regio is efficiënter
Zuienkerke nog geen partner in de regiowerking Marketingactiviteiten van de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden overlappen een beetje met regiocommunicatie
Gestructureerd overleg via Regionaal Adviescomité Brugge en Ommeland en Regionaal Overlegplatform Brugse Ommeland
BELEID ROND TOERISTISCH-RECREATIEVE PRODUCTONTWIKKELING STERKTEN ZWAKTEN Grote dynamiek voor opstarten projecten vooral binnen het kader van het Europese Interreg-programma Euregio Scheldemond
Interreg-programma kwam meest ten goede aan noorde-
In de laatste twee jaar meer ontwikkelingen in het zuiden
van een gemeenschappelijke visie en plan
van het BOL
Geen acties rond ondersteunen van kleinschalig logies (kamperen, plattelandstoerisme)
Diverse visies omtrent toeristisch-recreatief productbeleid: op gemeentelijk niveau, op subregionaal niveau
lijke deel van BOL Behoefte aan coördinatie van diverse actoren op basis
(Oudlandpolders, Zwinpolders, Brugse Veldgebied) Diverse actoren actief op het vlak van recreatieve productontwikkeling maar heel veel overleg
STERKTEN
MARKETINGBELEID
Opstarten van een regionale promotiepool sinds 2001 maakt slagvaardig beleid mogelijk
ZWAKTEN
Beperkte inbreng van gemeenten en provincie in de promotiepool in vergelijking met andere regio’s
Laatste jaar: opdrijven van wervende acties Bijkomende middelen voor marketing uit het project fietsnetwerk voor 2004, 2005 en 2006 Onzekere de niet-structurele bijdrage van de provincie in de toekomst
235
1.2 OPPORTUNITEITEN EN BEDREIGINGEN De opportuniteiten en bedreigingen hebben te maken met externe factoren uit de omgeving: ofwel vanuit toerisme en recreatie op hoger niveau of in aangrenzende regio’s ofwel vanuit andere sectoren.
VANUIT ANDERE REGIO’S EN SECTOREN OPPORTUNITEITEN BEDREIGINGEN Andere toeristisch-recreatieve plannen Strategisch Beleidsplan Toerisme en Recreatie van de Kust erkent BOL als belangrijk onderdeel van de positionering: Kust werkt mee in BOL
Andere toeristisch-recreatieve plannen Eindrapport Strategisch Beleidsplan van Toerisme Brugge onderkent te weinig de mogelijkheden van samenwerking met het BOL
Beleidsplan waterrecreatie en toerisme zet 11 actiepunten uit Ruimtelijke planning Afbakening van regionaalstedelijk gebied Brugge erkent de waarde van de groene gordel rond Brugge
Ruimtelijke planning Beperkingen vanuit de ruimtelijke ordening door bepalingen in RSV en PRS-WV: herziening noodzakelijk
Strategisch Beleidsplan Zeebrugge: duidelijke afbakening met mogelijkheden voor recreatieve doortochten tussen twee poldergebieden en aftakkingen van Kustfietsroute naar hinterland Opportuniteiten vanuit het PRS-WV: beleidskader voor kleinschalige plattelandsactiviteiten Structuurplan Brugge: mogelijkheden voor kamperen en openluchtrecreatie aan de Sint-Pieterplas en bebossing tussen Ryckevelde en Maleveld Land-/bosbouw- en plattelandsbeleid Meer aandacht voor de leefbaarheid van het platteland vanuit het Europees en Vlaams niveau (o.a. POP) Afbakening van landinrichtingsproject Brugse Veldzone (VLM) Mogelijkheden tot bebossen van landbouwgronden + Vlaams aankoopbeleid inzake bossen om versnippering van bossen weg te werken Meer aandacht voor een geïntegreerde aanpak van natuurontwikkeling, landschap en landbouw op Vlaams en provinciaal niveau Mogelijkheid tot verruimen van de actuele taken van het polderbestuur Bosuitbreidingsprojecten bieden op termijn bijkomende recreatieve mogelijkheden Landschapsopbouw door diverse partners waaronder gemeenten, Provincie, Regionaal Landschap Houtland Verhoogde aandacht voor de inpasbaarheid van landbouwbedrijven in het landschap door erfbeplanting, landschapsbedrijfsplannen en vernieuwende architecturale concepten (gemeenten en Provincie) Meer aandacht voor landbouwdiversificatie vanuit het provinciaal, Vlaams en Europees beleid (hoeveproducten, hoevetoerisme, bezoekboerderijen)
236
Land-/bosbouw- en plattelandsbeleid Dalende landschappelijke ecologische kwaliteit door intensifiëring grondgebruik
VANUIT ANDERE REGIO’S EN SECTOREN OPPORTUNITEITEN BEDREIGINGEN Natuur- en milieubeleid Aandacht voor de verbreding van de recreatieve mogelijkheden in natuurgebieden vanuit de natuursector Provinciaal Milieuplan met actieplan
Cultuur Aandacht voor cultureel erfgoed binnen programma Plattelandsontwikkelingsstrategie Vlaanderen 2000-2006 Mogelijkheden tot erkenning en subsidiëring van musea via Vlaams Museumdecreet Financiële impulsen van provincie West-Vlaanderen mogelijk via subsidiereglement voor culturele projecten Aandacht voor regionale erfgoedinitiatieven
Mobiliteit Mobiliteitsplan Brugge met voorstel voor het ontwerpen van een fietsroutenetwerk om veilig van de deelgemeenten naar de binnenstad te kunnen fietsen en het uitvoeren van belangrijke infrastructuurwerken (fietstunnel naar Blankenbergse Dijk, fietstunnel in Zandstraat, … en het voorzien in nieuwe fietsenstallingen)
Mobiliteit Ontwikkelingen zeehaven Zeebrugge als barrière tussen twee poldergebieden Verdere versnippering gebied door infrastructuurwerken (bv. Noorderkanaal, AX) Toenemende verkeersproblemen
Geïntegreerde samenwerking Versterkte werking rond streekontwikkeling Brugse Ommeland door inzet provinciale gebiedsgerichte werking en uitbouw van het streekhuis Tillegem Ontwikkelingsplan Brugse Ommeland 2000-2006 (Streekplatform Arr. Brugge - RESOC): belangrijke initiatieven voor verbreding van de landbouw en duurzame landbouw (Leader Plus) Burgemeestersoverleg Regio Brugge
237
VANUIT DE MACROTENDENSEN IN DE TOERISTISCH-RECREATIEVE VRAAG OPPORTUNITEITEN BEDREIGINGEN Stijgende behoefte aan omgevingsrecreatieve mogelijkheden in openlucht en nabij de woon-omgeving
Meer veeleisende toerist/receant wat betreft de kwaliteit van de fysische omgeving en het aanbod aan recreatieve
Stijgende vraag naar korte vakanties dichtbij huis
activiteiten
Groeiende initiatieven voor hoevetoerisme
Belang van ‘merknamen’ tegenover de geringe bekendheid van het product ‘Brugse Ommeland’
Groeiende markt voor gastenkamers en thematische arrangementen Toenemende interesse voor authenticiteit en ‘beleven’ Grote interesse voor cultuurhistorische elementen en de interpretatie ervan (cultuurtoerisme en culturele evenementen) Toenemende vraag naar onthaasting waartoe het platteland zich leent Stijgend aantal actieve senioren Nood aan duidelijke eenvoudige communicatieboodschappen Toenemend belang van betrouwbare informatiebronnen en nieuwe media (waaronder internet)
VANUIT DE TENDENSEN IN DE PRIORITAIRE MARKTEN OPPORTUNITEITEN BEDREIGINGEN Belgische markt
Belgische markt
Belang van korte vakanties dichtbij op de Belgische markt
Stagnerende markt voor dagtoerisme
BOL als nieuwe bestemming voor vele Vlamingen
Concurrentie van andere Vlaamse regio’s met nieuwe producten
Nederlandse markt Steeds stijgende markt voor korte vakanties naar België Nieuwe bestemming voor Nederlanders te combineren met een bezoek aan Brugge MICE-markt Stijgende interesse van bedrijven voor kortere seminaries dichtbij Stijgende interesse voor combinatie van meetings met incentives
238
Nederlandse markt Veel concurrerende Vlaamse en Nederlandse bestemmingen
MICE-markt Sterkere concurrentie van de Kust en van andere Vlaamse regio’s die reeds op deze markt werken
CONCURRENTIEANALYSE OPPORTUNITEITEN BEDREIGINGEN Kwalitatieve plattelandsregio die complementair is aan de Kust en aan de stad Brugge
Bos-en veldgebieden onvoldoende uitgepeeld als troeven
Rijkdom en verscheidenheid van verleden en band met
in Zeeland en Noord-Frankrijk
Brugge is onderscheidend van andere regio’s
Vele andere Vlaamse regio’s maar ook Zeeland hebben
Unieke en waardevolle polderlandschappen
een fietsnetwerk, in BOL nog in opstart
Imago van rust en groen vlakbij de culturele trekker Brugge
Westhoek: grootste concurrent: goed uitgebouwd toeristisch-recreatief product, sterk thematisch aanbod, hoog
Stijgend concurrentieel aanbod van gave landschappen
authenticiteitskarakter, grote toeristische trekkers Stijgend concurrentieel aanbod van gave landschappen in Zeeland en Noord-Frankrijk
2
PROBLEEMFORMULERING
Een SWOT-analyse levert een reeks van sterke en zwakke punten, opportuniteiten en bedreigingen op. Een strategie dwingt echter tot het maken van keuzes. Daarom is het van belang om uit deze veelheid een aantal sleutelfactoren te bepalen waarrond de strategie zal worden opgebouwd. In deze probleemformulering pogen we om de belangrijkste knelpunten aan te geven voor de verdere toeristische en recreatieve ontwikkeling van het Brugse Ommeland waarvoor verdere acties moeten worden voorgesteld in de strategie. Ons inziens dienen de volgende tien thema’s het fundament te vormen waarop de strategie verder moet bouwen.
PROBLEEM 1 Diffuse identiteit als toeristische regio voor de potentiële consument Het Brugse Ommeland is een vrij heterogene en complexe regio. De regio is ook nog niet zo lang op de markt gebracht. In de perceptie van de potentiële toerist is het Brugse Ommeland daardoor nog een vrij onduidelijk concept met weinig identiteit. Voor de potentiële toerist is het vooral een regio die dichtbij de Kust en dichtbij Brugge ligt met nog weinig inhoud en structuur.
PROBLEEM 2 Beperkt regiogevoel onder de diverse actoren Het Brugse Ommeland brengt diverse heterogene subgebieden en samenwerkingsverbanden samen omwille van de noodzakelijke schaal die een regio moet hebben om zichtbaar te zijn op de markt als een herkenbare en gediversifieerde regio. Het is dan ook niet verwonderlijk dat ondanks het gestructureerd overleg dat werd opgestart in 2000 nog weinig regiogevoel aanwezig is. Dergelijk gevoel moet groeien door jaren van gerichte samenwerking waardoor alle partners zich als onderdeel van deze regio erkend zien en ook hun voordeel kunnen uithalen.
239
PROBLEEM 3 Ontbreken van imagoversterkende publiekstrekkers van regionale omvang met uitzondering van het druk bezochte Damme In het Brugse Ommeland ontbreken imagoversterkende publiekstrekkers van regionale omvang. Dé grote trekker voor deze regio is natuurlijk de kunststad Brugge en voor het noordelijk gedeelte de Kust. Ook Damme dat in het verlengde ligt van het historische Brugge is een trekker. Het is daarom niet wenselijk om grootschalige nieuwe attracties in deze regio te introduceren. Er ontbreekt echter wel een tweede niveau van attracties (hefboomprojecten) die meer inhoud en autonome identiteit kunnen geven aan het toeristisch-recreatief product van het Brugse Ommeland zelf en die de bezoekers beter kunnen spreiden over de ganse regio.
PROBLEEM 4 Ontbreken van een bovenlokale samenhang binnen het bestaande aanbod van diverse kleinere toeristisch-recreatieve elementen De diverse onderdelen van de toeristisch-recreatieve regio van het Brugse Ommeland hebben een eigen verleden waarbij wat betreft toeristisch productbeleid vooral aandacht ging naar het gemeentelijk niveau, met uitzondering van de bovenlokale recreatieve routes en de bovenlokale wandeldomeinen die door het provinciale niveau werden ontwikkeld. Ook de binding met Brugge wordt onvoldoende gerealiseerd. Daarnaast zijn heel wat kleinere elementen van cultureel erfgoed aanwezig die vooralsnog onvoldoende meegenomen worden in de beleving van het landschap.
PROBLEEM 5 Grote concentraties van omgevingsrecreatie op de as Brugge-Damme, het provinciaal domein Lippensgoed-Bulskampveld en in enkele groendomeinen in de rand rond Brugge Grote delen van het Brugse Ommeland hebben duidelijk potentieel voor het opvangen van omgevingsrecreatie wanneer deze meer toegankelijk en meer bekend zouden gemaakt worden. Bepaalde groendomeinen kunnen ook beter ingericht en uitgebreid worden. Vooralsnog worden een groot deel van de potenties onvoldoende gevaloriseerd waardoor de omgevingsrecreatie zich relatief geconcentreerd voordoet. Een samenhangend fietsnetwerk dat een spreiding kan realiseren over het Brugse Ommeland ontbreekt vooralsnog, evenals kwalitatieve wandelverbindingen tussen de verschillende groendomeinen.
PROBLEEM 6 Landschappelijke versnippering door diverse infrastructuren Het gediversifieerde landschap van het Brugse Ommeland kampt met een aanzienlijke versnippering door infrastructurele barrières. Deze barrières vormen vaak een landschappelijke versnippering en fysische barrières die moeten overschreden worden (bv. spoorlijn, expressweg, kanaal, e.a.)
240
PROBLEEM 7 Een divers niveau van landschapskwaliteit in het landelijke gebied Uit de situatieanalyse werd de verscheidenheid van het landschap en van de diverse kwaliteit van landschap aangehaald. Het landschap is voor de regio echter heel belangrijk als basiskapitaal voor toerisme en recreatie. De landelijke ruimten kennen ook naar effectief landbouwgebruik en naar toekomstige landbouwpotenties andere kenmerken. Het is belangrijk dat ook in de meer intensieve landbouwgebieden aandacht gaat naar een gepast landschapsbeleid.
PROBLEEM 8 Beperkte belevingswaarde van de stedelijke centra en van bepaalde dorpen in het Brugse Ommeland Naast de meer bekende kernen als Damme, Lissewege en Oostkerke, zijn er tal van andere kernen, ook stedelijke kernen die onvoldoende aantrekkelijk zijn ingericht om als toeristisch-recreatief punt binnen een netwerk te kunnen fungeren. Heel wat stadjes en dorpen zijn straatdorpen waar de kwaliteit van het openbaar domein zeker voor verbetering vatbaar is.
PROBLEEM 9 Weinig gediversifieerd aanbod van logies en lage bezettingsgraden in hotels Het Brugse Ommeland telt slechts een beperkt aantal aanbieders van hoeve- en plattelandstoerisme en van gastenkamers en vakantiewoningen. Lage bezettingsgraden in bestaande hotels in de regio wijzen er echter op dat de regiowerking in de eerste plaats moet zorgen voor een grotere bekendheid van het Brugse Ommeland als verblijfstoeristische regio en dat de uitbreiding in logiescapaciteit best geleidelijk gebeurt. In de regio zijn slechts een beperkt aantal kampeerterreinen aanwezig die gericht zijn op het generieke product van het Brugse Ommeland (niet op de Kust). De toeristische standplaatsen voor trekkers zijn dan ook beperkt. Daarnaast zal op termijn ook de stadscamping Sint-Michiel die relatief veel toeristische standplaatsen aanbiedt, verdwijnen. Er moet een oplossing gezocht worden om het kamperen gericht op de stad Brugge maar ook het kamperen in een groene regio op te vangen. De mogelijkheden voor jeugdtoerisme in het bosrijke Houtland worden momenteel wellicht onvoldoende gevaloriseerd.
PROBLEEM 10 Onvoldoende regionale structuur in het onthaal en gedifferentieerde kwaliteit van het toeristisch onthaal Het onthaal en de informatie (bezoekerscentra) zijn onvoldoende gestructureerd op regionaal niveau en missen professionaliteit (beperkte openingsuren en veel combi-ambtenaren). Het ontwikkelen van nieuwe onthaalpunten wordt te weinig van op regioniveau beschouwd. Er dreigt een wirwar van bezoekerscentra te ontstaan die allen gelijkaardige thema’s bespelen.
241
242
STAP 3 WAT WILLEN WE BEREIKEN IN DE VOLGENDE 5 JAAR? Om de visie te realiseren zoals deze geformuleerd werd in stap 1 moet deze vertaald worden in strategische doelstellingen en streefdoelen. Hierbij moet rekening worden gehouden met de sterkten en zwakten van de actuele situatie en met de mogelijkheden en bedreigingen voor de toekomst, zoals deze werden geïdentificeerd in de diagnose in Stap 2. De strategische doelstellingen vormen een belangrijk onderdeel van een strategisch planningsproces omdat zij als referentie dienen voor de toekomst en een uitdrukking zijn van de ambitie van de toeristisch-recreatieve regio Brugse Ommeland. De hier volgende doelstellingen gaan verder dan de toeristische sector gezien het basiskapitaal van het toerisme te maken heeft met landschap en cultuur of in het geval van het Brugse Ommeland ook met mobiliteit. Het is dus duidelijk dat, om deze doelstellingen te realiseren, er ook middelen uit andere sectoren zullen moeten ingezet worden. Toerisme kan wel aanbevelingen geven naar deze andere sectoren toe. Het omzetten van strategische doelstellingen in meetbare of verifieerbare streefdoelen is belangrijk om op geregelde tijdstippen te kunnen evalueren of het gevoerde beleid effectief de doelstellingen realiseert (tussentijds of op het einde van de planperiode). Binnen het opzetten van een performant informatiesysteem is het gewenst om deze indicatoren op te volgen.
243
DEEL 1 - STRATEGISCHE DOELSTELLINGEN STRATEGISCHE DOELSTELLING 1 Ontwikkelen van een klaar concept voor het Brugse Ommeland als geheel met respect voor regionale differentiatie en verhogen van de naambekendheid bij potentiële toeristen Voor het Brugse Ommeland moet een sterke en duidelijke positionering worden uitgewerkt die als overkoepelend voor de ganse regio kan werken en die consistent wordt aangewend zowel naar productontwikkeling als naar communicatie. Deze positionering moet de potentiële toerist er emotioneel toe over halen om het Brugse Ommeland in beschouwing te nemen bij het beslissen over een korte vakantie.
STRATEGISCHE DOELSTELLING 2 Regionale samenwerking in de diepte uitbouwen Het overleg omtrent toerisme en recreatie is reeds gestructureerd in het Regionaal Adviescomité Brugge en Ommeland en in het Regionaal Overlegplatform Brugse Ommeland. Toch kan de samenhorigheid nog versterkt worden door het gebruik van een sterke positionering tegenover de buitenwereld (zie hierboven), maar ook door het oprichten van regionale overlegstructuren die thematisch werken rond diverse productlijnen of toeristisch-recreatieve deelsectoren (bv. werkgroepen rond fietsnetwerk, logies, streekproducten, ‘couleur locale’ etc). Samenwerking op basis van concrete projecten is echter de beste manier om inhoud te geven aan een regionaal gevoel. Om het toeristisch product in het Brugse Ommeland volwaardig te kunnen uitbouwen is er nood aan samenwerking met alle betrokken sectoren. Overleg en samenwerking tussen deze sectoren dient dan ook een centrale doenstelling te zijn.
STRATEGISCHE DOELSTELLING 3 Optrekken van een beperkt aantal bestaande attractiepolen en –punten als hefboomprojecten met een evenwichtige spreiding over de ganse regio Om een sterkere autonome identiteit te kunnen geven aan het toeristisch-recreatief product van het Brugse Ommeland is het niet gewenst om grootschalige attracties te introduceren in de regio, maar opteren we voor een selectie van hefboomprojecten die binnen de positionering van de regio passen en die de bezoekers kunnen spreiden over de ganse regio.
244
STRATEGISCHE DOELSTELLING 4 Versterken van de onderlinge samenhang van de attractie-elementen binnen de diverse deelgebieden maar tevens op het BOL-niveau De toerist moet een samenhang kunnen ontdekken binnen de regio. Dit kan gerealiseerd worden door het uitwerken van een samenhangend fietsnetwerk dat attractie-elementen verbindt, door informatie te geven over het Brugse Ommeland en haar deelgebieden (regionale streekinfopunten), door informatie te geven over de belangrijkste ‘highlights’ van de regio of door het uitwerken van thematische arrangementen op het niveau van de regio.
STRATEGISCHE DOELSTELLING 5 Spreiden van de omgevingsrecreatie door recreatief ontsluiten van nieuwe groendomeinen en door ontwikkelen van recreatieve routestructuren Uit de situatieanalyse kwam duidelijk naar voren dat er voldoende kwalitatieve landschappen en domeinen in het Brugse Ommeland aanwezig zijn die meer kwalitatief kunnen worden ingericht, die kunnen worden uitgebreid en beter toegankelijk worden gemaakt. Wat Brugge betreft kan de ontwikkeling van een kwalitatief omgevingsrecreatief product tevens potentieel bieden voor herhaalbezoekers die de omgeving van Brugge willen verkennen en wellicht ook bijdragen aan de kwaliteit van de leefomgeving van de bevolking in de binnenstad.
STRATEGISCHE DOELSTELLING 6 Verhogen van de landschappelijke beleving van de toerist door het overbruggen van barrières binnen de landschappelijke eenheden Deze doelstelling vormt een grote uitdaging voor het Brugse Ommeland. Het gaat hier niet enkel over fysische overbruggingen (infrastructuurwerken die heel wat fondsen vereisen) maar ook om landschappelijke overbruggingen (bv. achterhaven Zeebrugge). Prioritaire aandacht dient uit te gaan naar de landschappelijke beleving langs de belangrijkste recreatieve verbindingen in de regio.
STRATEGISCHE DOELSTELLING 7 Gedifferentieerd beleid van landschapsherstel in de landelijke gebieden van het Brugse Ommeland Landschapsontwikkeling en landschapherstel zijn belangrijke instrumenten om de kwaliteit van de beleving van het landelijk gebied door de toerist op te trekken. Gezien de diversiteit van de regio met kwetsbare poldergebieden, veldgebieden en vruchtbare landbouwgebieden moet hier op een gedifferentieerde manier aan gewerkt worden.
245
STRATEGISCHE DOELSTELLING 8 Verhogen van de belevingswaarde vooral van de stedelijke centra en van een aantal dorpen met toeristisch potentieel Het is belangrijk om de gemeenten ervan te overtuigen dat stads- of dorpskernverfraaiing een belangrijk aspect vormt niet alleen van het woonklimaat maar ook van de aantrekkelijkheid van een kern voor toeristen en recreanten. In vele stedelijke kernen en dorpen met een zekere toeristisch potentieel is het noodzakelijk om de kwaliteit van het openbaar domein op te trekken.
STRATEGISCHE DOELSTELLING 9 Ontwikkelen van een gedifferentieerd en kwalitatief aanbod van logies passend binnen het product van een landelijke regio met aandacht voor het beter rentabiliseren van het bestaande logiesaanbod Om als autonome verblijfstoeristische regio te kunnen functioneren heeft het Brugse Ommeland behoefte aan een meer gedifferentieerd aanbod van logies waarbij diverse doelgroepen aan hun trekken komen. Daarnaast moet door verhoogde naambekendheid en door een efficiënte communicatie de regio nog meer worden uitgedragen naar de potentiële toerist toe als een mogelijke bestemming voor een korte vakantie. Tenslotte moeten de randvoorwaarden worden gecreëerd om de kwaliteit van het bestaande logies in de regio op te trekken. Dit komt niet alleen het globale imago van de regio ten goede komt, maar gaat ook deloyale concurrentie tegen.
STRATEGISCHE DOELSTELLING 10 Optillen van de kwaliteit van het toeristisch onthaal op lokaal niveau en selectief op regionaal/Vlaams niveau Om het Brugse Ommeland als een volwaardige toeristisch-recreatieve regio uit te bouwen is een gestructureerd onthaal van groot belang met duiding over het geheel en de diverse onderdelen van het Brugse Ommeland. Het is ook noodzakelijk om de kwaliteit van dit onthaal op te trekken.
246
DEEL 2 - STREEFDOELEN VOOR 2008 Het omzetten van strategische doelstellingen in meetbare en verifieerbare streefdoelen is belangrijk om op geregelde tijdstippen het gevoerde beleid te evalueren. Voor het uitzetten van streefdoelen kan gewerkt worden met inputindicatoren of met resultaatsindicatoren. In de verdere uitwerking van de strategie omtrent productontwikkeling worden concrete streefdoelen voor diverse acties naar voren gebracht, bv. wat betreft de attractiepunten en -polen die als hefbomen moeten fungeren, het uitbouwen van één gebiedsdekkend fietsnetwerk, e.a. In deze fase houden we het bij het aangeven van enkele belangrijke streefdoelen voor resultaatsindicatoren die als maatstaf kunnen dienen voor het globale toeristisch-recreatief beleid in het Brugse Ommeland. Deze streefdoelen kunnen immers enkel gehaald worden indien het Brugse Ommeland toeristisch een diepere invulling krijgt (door productontwikkeling) en indien het Brugse Ommeland op een efficiënte en aantrekkelijke manier op de markt wordt gebracht (door marketingacties).
1
STREEFDOELEN VOOR VERBLIJFSTOERISME
1.1 VOLUME VAN OVERNACHTINGEN We beperken ons hier tot het formuleren van een streefdoel voor: • het volume van de overnachtingen in commerciële logiesvormen (NIS-statistieken); • voor BOL 16. Enkel deze cijfers zijn makkelijk verifieerbaar omdat ze jaarlijks kunnen worden aangeleverd op gemeenteniveau. Als streefdoel voor de commerciële overnachtingen in BOL16 stellen we een toename van 30% voorop (of circa 47 000 overnachtingen) in 2008 tegenover 2002. Deze toename is o.i. een realistische inschatting die gehaald kan worden op basis van enerzijds een toename van de bezettingsgraden in de bestaande logiesaccommodatie (de huidige bezettingsgraden in de hotels in BOL16 liggen namelijk onder het gemiddelde van de Vlaamse Regio’s) en anderzijds een gebiedsgerichte toename van de logiescapaciteit in BOL16 (stimuleren van bijkomend vnl. kleinschalig logies om een grotere differentiatie in het logiesaanbod tot stand te brengen). Concreet zien we de toename voor commerciële overnachtingen in BOL16 als volgt te realiseren: • Een verhoging van de bezettingsgraden in de logiesvormen waarvoor het NIS overnachtingen registreert (toename van 19 000 overnachtingen). Voor deze toename streven we naar een gedifferentieerde verhoging van de bezettingsgraden: - in hotels met 20%; - in toeristische standplaatsen met 15%; - in logiesvormen voor doelgroepen met 5%.
247
• Een capaciteitsverruiming van de logiesvormen waarvoor het NIS overnachtingen registreert (toename van 28 000 overnachtingen). Voor de toename in logiescapaciteit streven we naar: - een verhoging van de hotelkamers met 25% (of een toename met ca. 90 kamers, wellicht te situeren in één groter en een viertal kleinschalige hotels); - geen verhoging van de toeristische standplaatsen (verwachte afbouw van bestaande toeristische standplaatsen te compenseren door nieuw te creëren toeristische standplaatsen); - een verhoging van de beddencapaciteit in de logiesvormen voor doelgroepen met 15% (gelijk aan één instelling van ca. 100 bedden). De beoogde toename van het aantal overnachtingen zal uiteraard ook afhankelijk zijn van de geplande projecten inzake productontwikkeling (uitbouw van een kwalitatief toeristisch product) en van performante marketingacties. Met 158 126 overnachtingen in 2002 is BOL16 momenteel trouwens de West-Vlaamse groene regio met het kleinste aantal overnachtingen (cfr. Westhoek ca. 350 000, Leiestreek ca. 316 000). De regio beschikt dus duidelijk over groeipotentieel. Voor de deelgemeenten van Brugge worden binnen dit beleidsplan geen specifieke streefdoelen geponeerd. Toch verwachten we dat er (tegenover het ingeschatte aantal van circa 256 000 overnachtingen) ongeveer 20% overnachtingen in commerciële logiesvormen zullen bijkomen als gevolg van een natuurlijke capaciteitstoename te wijten aan het toeristisch beleid voor de binnenstad van Brugge (hotelstop). Tot nog toe beperkten we ons tot de overnachtingen die geregistreerd worden door het NIS. In een verdere fase moet het evenwel mogelijk zijn om in BOL16 ook overnachtingen in gastenkamers en huurvakantiewoningen op te vragen bij de leden van de nieuwe vzw Plattelandstoerisme Vlaanderen (indien deze de registratie op zich neemt kunnen ook hier streefdoelen worden geformuleerd).
1.2 VERLENGEN VAN DE VERBLIJFSDUUR We willen tevens de gemiddelde verblijfsduur in recreatieve overnachtingen in commerciële logiesvormen (waarvoor het NIS overnachtingen registreert) verlengen van 2,6 nachten in 2002 tot 3 nachten in 2008 (m.n. de huidige gemiddelde verblijfsduur in recreatieve overnachtingen in de Vlaamse regio’s). Dit streefdoel verwijst eerder naar het succes van het beleid om een voldoende rijk aanbod van activiteiten binnen de regio aan te bieden, zodat een langer verblijf mogelijk wordt.
2
STREEFDOELEN VOOR OMGEVINGSRECREATIE EN DAGTOERISME
De situatieanalyse leverde slechts beperkt gegevens op om het dagtoerisme en de omgevingsrecreatie in de regio te meten. Vooralsnog kunnen we dan ook slechts streefdoelen formuleren voor de bezoekersaantallen aan attractiepunten en musea.
248
2.1 TOENAME VAN BEZOEKERSAANTALLEN AAN ATTRACTIEPUNTEN EN MUSEA Als streefdoel hanteren we hier de meetbare bezoekersaantallen in attractiepunten met meer dan 5 000 bezoekers. We zijn er ons van bewust dat we hierbij de bezoekers aan attractiepolen (die moeilijker te meten zijn) verwaarlozen. In de periode 2002-2008 streven we naar een stijging van 50% van de bezoekersaantallen in de attractiepunten met meer dan 5 000 bezoekers. Dit komt neer op een stijging van 87 000 naar circa 130 000 bezoekers (of een toename met circa 43 000 bezoekers). Hierbij willen we tevens een grotere spreiding van de bezoekers over de regio bewerkstelligen. Dit streefdoel willen we realiseren door: • Een toename in de bezoekersaantallen aan drie hefboomprojecten met ongeveer 36 000 bezoekers (ongeveer een verdriedubbeling); • Een toename in de bezoekersaantallen aan de overige attractiepunten met meer dan 5 000 bezoekers met ongeveer 7 000 bezoekers (of een toename van 10%).
2.2 TOENAME VAN RECREANTEN IN HET TE ONTWIKKELEN FIETSNETWERK Omtrent deze indicator, die een belangrijke indicator is voor het succes van het beleid in de regio omdat ze niet alleen het aspect omgevingsrecreatie meet, maar ook het aspect spreiding, moet onderzocht worden of hiervoor een betaalbaar meetsysteem kan worden uitgewerkt. Vooralsnog kunnen we hier geen streefdoel naar voren brengen.
249
250
STAP 4 WELKE MARKTSTRATEGIE ZAL WORDEN GEHANTEERD? De marktstrategie is een scharnierpunt in een strategisch beleidsplanningsproces waarbij de belangrijkste strategische richtingen worden gekozen wat betreft prioritaire productmarktcombinaties en positionering van een toeristische bestemming. Deze marktstrategie zal verder de actiegerichte strategieën per beleidsveld richten. De marktstrategie omvat twee belangrijke onderdelen: • de selectie van de prioritaire productmarktcombinaties; • de positionering van de bestemming Brugse Ommeland tegenover de concurrenten.
DEEL 1 - GEWENSTE PRODUCTMARKTCOMBINATIES Het opmaken van een marktstrategie vereist een onderbouwde keuze van toeristische producten en van corresponderende geografische markten. Het toeristisch-recreatief aanbod van het Brugse Ommeland bestaat uit diverse producttypes: • Omgevingsrecreatie en individueel dagtoerisme (kortere duur): personen uit de omgeving die komen wandelen, fietsen, recreëren, culturele activiteit; • Dagtoerisme individueel (langere duur): toeristen die individueel voor hun ontspanning (landschap, natuur, cultuur) een dagje komen; • Dagtoerisme in groep (georganiseerd); • Korte individuele vakanties: toeristen die minstens één nacht verblijven; • Korte vakanties in groep: groepen, meestal jongeren die minstens één nacht verblijven (kamp, schoolgroepen, bosklassen); • Seminaries en vergaderingen.
251
Deze diverse producten relateren we aan geografische markten en doelgroepen. Aan deze productmarktcombinaties worden prioriteiten gegeven op basis van de visie, de situatieanalyse en de strategische doelstellingen die we kunnen samenvatten in volgende criteria: • • • • •
het algemeen maatschappelijk belang van de doelgroep (regionale bevolking); het actuele volume van de toeristische markt en de evolutie in de laatste jaren; het groeipotentieel van de toeristische markt voor een product als het Brugse Ommeland; de gemiddelde bestedingen die de toeristische markt creëert in de regio; het beperkte budget voor communicatie voor het Brugse Ommeland dat niet ongebreideld kan toenemen, waardoor ook het criterium van efficiëntie van marketingacties op een markt moet worden meegenomen.
Gezien er zeker voor verblijfstoerisme nog niet echt pieken in de zomer worden geobserveerd, wordt het criterium van spreiding niet meegenomen in de afweging. De Noord-Franse en Waalse markten werden niet weerhouden (te beperkt aandeel). De productmarktcombinaties rangschikken we in vier prioriteiten: • Prioriteit 1 slaat op productmarktcombinaties van zeer groot belang die in de breedte bewerkt moeten worden. • Prioriteit 2 slaat op productmarktcombinaties met groeipotentieel die doelgroepgericht bewerkt moeten worden. • Prioriteit 3 slaat op productmarktcombinaties met een beperkter potentieel waar de opportuniteiten die zich aandienen maximaal aangewend moeten worden.
PMC’s met prioriteit 1 • Omgevingsrecreatie en individueel dagtoerisme voor de bewoners van het Brugse Ommeland en Brugge Het is prioritair om de omgevingsrecreatie voor de bewoners van het Brugse Ommeland en Brugge op een gerichte manier te promoten met het oog op een betere spreiding over de gehele regio én met het oog op een sterkere deelname aan routegebonden vormen van recreatie. We mikken hierbij op het brede publiek. • Dagtoerisme van individuelen uit de rest van Vlaanderen en Brussel, van Nederlandstalige vakantiegangers in de aangrenzende kustgemeenten en van Nederlandstalige herhaalbezoekers aan Brugge Het is prioritair om dagtoerisme van individuelen vanuit Vlaanderen en Brussel, voor Nederlandstalige vakantiegangers in de aangrenzende kustgemeenten en voor Nederlandstalige herhaalbezoekers aan Brugge aan te trekken en hiervoor een geschikt product te ontwikkelen waarbij het (thematisch) bezoek aan de attractiepunten of -polen van de regio maximaal dient te worden uitgespeeld in combinatie met het gebruik van recreatieve routestructuren. Ook hier mikken we op het brede publiek. • Korte vakanties voor individuelen uit Vlaanderen en Brussel Het is prioritair om het korte verblijfstoerisme in het Brugse Ommeland te promoten in de rest van Vlaanderen en Brussel. Deze toeristen kiezen voor een verblijf in een rustige, natuurlijke omgeving van waaruit excursies naar Brugge en de Kust mogelijk zijn. Vooral actieve senioren met natuur- en cultuurhistorische interesses kunnen worden aangetrokken maar ook jongere tweeverdieners, gezinnen met kinderen en kleinere groepen van familie of vrienden die een weekend samen willen doorbrengen (meer gericht onderzoek moet de doelgroepen scherper definiëren).
252
• Korte vakanties voor individuelen uit Nederland Naast Vlamingen kunnen ook Nederlanders aangetrokken worden voor een korte vakantie in het Brugse Ommeland waarbij zij het fietsen (of wandelen) in de historische streek rondom Brugge kunnen combineren met een bezoek aan de kunststad zelf. Ook hier moet gemikt worden op actieve senioren maar ook op jongere koppels en gezinnen met kinderen en kleinere groepen van familie of vrienden die een weekend samen willen doorbrengen (meer gericht onderzoek moet de doelgroepen scherper definiëren).
PMC’s met prioriteit 2 • Dagtoerisme voor groepen uit het Brugse Ommeland en Brugge en uit de rest van Vlaanderen en Brussel Dagtoerisme in het Brugse Ommeland voor groepen moet worden gepromoot, niet alleen in Vlaanderen en Brussel, maar ook in Brugge en het Brugse Ommeland zelf (bv. bij regionale socio-culturele verenigingen of scholen) met het oog op thematische bezoeken aan attractiepunten (o.m. bezoekboerderijen) of attractiepolen.
PMC’s met prioriteit 3 • Dagtoerisme van individuelen uit Zuid-Nederland Individuele dagtoeristen uit de meest nabije provincies van Nederland kunnen worden aangetrokken voor een thematische dagtrip aan de belangrijkste attractiepunten of -polen van de regio. We mikken hier op een breed publiek. • Dagtoerisme van groepen uit Zuid-Nederland Dagtoerisme voor groepen uit Zuid-Nederland (vooral socio-culturele verenigingen) kan gepromoot worden met het oog op thematische bezoeken aan de attractiepunten (o.m. bezoekboerderijen) of attractiepolen van het Brugse Ommeland. • Korte vakanties voor groepen uit het Brugse Ommeland en Brugge, uit de rest van Vlaanderen en Brussel en uit Nederland Vooral jeugdverenigingen, jongerenverenigingen, sportverenigingen en socio-educatieve groepen kunnen worden aangetrokken voor een actieve korte vakantie in groep, vooral in de bosrijke omgeving ten zuiden van Brugge (bv. bosklassen). • Seminaries en vergaderingen op de regionale markt (Brugse Ommeland en Brugge) én de Vlaamse en Brusselse markt Het Brugse Ommeland kan hiervoor niet alleen inspelen op de (regionale) markt van bedrijven, maar ook op die van de verenigingen. • Dagtoerisme van individuele Franstalige vakantiegangers in de aangrenzende kustgemeenten en van individuele Franstalige herhaalbezoekers aan Brugge Voor Franstalige vakantiegangers aan de Kust en herhaalbezoekers aan Brugge kunnen (thematische) bezoeken aan attractiepunten of -polen gepromoot worden, in combinatie met het gebruik van de recreatieve routestructuren van de regio. Ook hier mikken we op het brede publiek.
253
254
Prioriteit 1 In de breedte bewerken
Seminaries en vergaderingen
Korte vakanties in groep
3 Jeugdverenigingen, jongerengroepen, sportverenigingen en socio-educatieve groepen (bv. bosklassen)
3 Breed publiek uit Zuid-Nederland (Zeeland, Brabant, Randstad) 3 Deelnemers aan dagtrips in groep georganiseerd door socio-culturele verenigingen uit Zuid-NL 1 Breed publiek
Nederland
MARKTEN
1 Breed publiek
Nederlandstalige vakantiegangers in aangrenzende kustgemeenten + Nederlandstalige herhaalbezoekers aan Brugge
Prioriteit 3 Opportuniteiten maximaal aanwenden
3 Jeugdverenigingen, jongerengroepen, sportverenigingen en socio-educatieve groepen (bv. bosklassen) 3 Deelnemers aan seminaries, incentives, meetcentives van bedrijven of verenigingen
2 Deelnemers aan dagtrips in groep georganiseerd door socio-culturele verenigingen en scholen 1 Breed publiek
1 Breed publiek
Rest van Vlaanderen en Hoofdstedelijk Gewest Brussel
Prioriteit 2 Heel gericht bewerken
3 Jeugdverenigingen, jongerengroepen, sportverenigingen en socio-educatieve groepen (bv. bosklassen) 3 Deelnemers aan seminaries, incentives, meetcentives van regionale bedrijven of verenigingen
2 Deelnemers aan dagtrips in groep georganiseerd door regionale socio-culturele verenigingen en scholen
Dagtoerisme in groep
Korte individuele vakanties
1 Breed publiek
Regionale markt (bewoners BOL en Brugge)
Omgevingsrecreatie en individueel dagtoerisme (kortere duur) Dagtoerisme individueel
PRODUCTTYPE
Tabel 77 Prioritaire productmarktcombinaties voor het Brugse Ommeland
3 Breed publiek
Franstalige vakantiegangers in aangrenzende kustgemeenten + Franstalige herhaalbezoekers aan Brugge
DEEL 2 - POSITIONERING Een positionering is: • • • •
een managementbeslissing; van hoe men wil gezien worden door de consument; in het licht van de concurrentie; rond dimensies die relevant zijn voor de consument vanuit zijn behoeftes aangaande het product (in casu korte-vakantiebehoeftes).
Het gaat dus eerder over wat het product doet voor de consument dan over de technische karakteristieken van het product als dusdanig. Vanuit dit uitgangspunt komen we tot volgende conclusies: • De positionering moet de potentiële consument emotioneel aanspreken. Het is dus niet louter een opsomming van de objectief differentiërende elementen; • De positionering moet iets weergeven van de mentaliteit van de streek; • De boodschap moet origineel zijn: ‘verrassend, verbazing, verleiding’ e.a. worden al te vaak gebruikt en zijn cliché; • De positionering kan eenvoudig zijn maar moet sterk ondersteund worden door beelden die de boodschap inhoudelijk verder verdiepen en meer inhoud geven; • Het consequent hanteren van een positionering houdt in dat je vooraf duidelijke keuzes maakt (je kan immers niet alles voor iedereen zijn).
Tabel 78 Schematische voorstelling van de positionering voor het Brugse Ommeland
TECHNISCHE KARAKTERISTIEKEN VAN HET PRODUCT BOL Regio in onmiddellijke omgeving van Brugge en de Kust
BELEVINGSASPECTEN VAN HET PRODUCT BOL VOOR DE TOERIST
Plattelandsregio: met een overwegend ruraal, landelijk
Associatie met historische Brugge: ‘Brugse Ommeland’ (‘hart’ van het Graafschap Vlaanderen)
en groen karakter
Tot rust komen in een poëtische, serene, pure regio
Vlak en open gebied met landbouw als belangrijkste drager
(‘leef-tijd’)
Landschappelijk verscheiden gebied (ook bosrijke delen)
Introvert-ingetogen tegenover extraverte, dynamische
Regio met rijk (nog zichtbaar) verleden (2000 jaar geschiedenis) Kleinere cultuurhistorische stadjes Het historisch karakter toont zich zowel in de natuurwaarden als in het cultureel erfgoed: nauwe verwevenheid van landschap en cultuur (bv. cultuurlandschap van Bulskampveld) Interessante historische figuren die als kapstok kunnen fungeren bij het vertellen van het ‘historische verhaal’ van de regio (bv. Tijl Uilenspiegel of Jacob Van Maerlant)
Kust Op een subtiele, niet spectaculaire manier ontdekken en genieten van een groots verleden (de ‘verstilde geschiedenis’ van Vlaanderen) Zich laten leiden door de lijnen van de geschiedenis: dijken, kanalen, schuine bomenrijen, dambordpatronen van dreven Doorleefd cultuurlandschap (harmonie tussen mens en natuur) Bewust genieten
255
De positionering mondt finaal uit in een logo, een baseline en aangepaste ‘visuals’ die deze positionering weergeven. Het logo van het Brugse Ommeland is een vrij onopvallend en ‘kleurloos’ logo dat het consensusresultaat is van heel wat overlegvergaderingen met de betrokken partners tijdens de opstartfase van de regiowerking in 19992000. Binnen het kader van dit beleidsplan wordt ervoor geopteerd het huidige logo onveranderd te behouden, ondanks kritische stemmen vanuit de toeristisch-recreatieve sector en de gemeenten en wel omdat dit logo visueel nog steeds past binnen de positionering voor het Brugse Ommeland zoals ze in dit plan wordt uitgewerkt. De huidige baseline (‘Genieten in een historische streek’) kan op termijn wellicht vervangen worden door een nieuwe waarin het aspect van de emotionele beleving van de regio beter tot uiting komt. Wat de ‘visuals’ betreft tenslotte, werd binnen dit strategisch planningsproces een opdracht gegeven aan het communicatiebureau om de in dit beleidsplan uitgewerkte positionering concreet te gaan visualiseren. Gezien het positioneren van het Brugse Ommeland één van de belangrijkste strategische doelstellingen is, werd hieraan binnen dit beleidsplan uitgebreid aandacht besteed. Het communicatiebureau ontwikkelde daartoe een viertal ‘mood boards’ die elk een bepaalde sfeer weergeven130. In de overlegvergadering die hierover in het kader van dit beleidsplan met alle betrokken actoren werd gehouden, werd één type visualisering weerhouden waarvan het de bedoeling is dat de sfeer ervan naar de toekomst in alle communicatiedragers van de regiowerking van het Brugse Ommeland consequent wordt aangehouden. Figuur 9 toont het door de betrokken actoren weerhouden ‘mood board’.
Figuur 9 Weerhouden ‘mood board’
130 ‘Mood Board’ is een begrip uit de marketingwereld. Het is een bord waarop een collage gemaakt wordt door uit kranten
en tijdschriften woorden en foto´s te knippen. De collage representeert de waarden of de sfeer die een merk (in dit geval hier een toeristisch-recreatieve regio) volgens de perceptie van de maker uitstraalt.
256
STAP 5 HOE BEREIKEN WE DE GESTELDE DOELSTELLINGEN? Binnen het planningsproces wordt in deze stap een actiegerichte strategie voor productontwikkeling, voor marketing en voor beleidsrelevante informatie voorgesteld waarin telkens duidelijke krachtlijnen worden geformuleerd die de toekomstige toeristisch-recreatieve ontwikkeling in het Brugse Ommeland kunnen sturen. Tevens worden ook acties voorgesteld voor organisatie en finaciering.
DEEL 1 ACTIEGERICHTE STRATEGIE VOOR PRODUCTONTWIKKELING In dit onderdeel stellen we eerst de krachtlijnen van de strategie voor. Daarna volgt een faseringsplan voor de diverse acties. De hierna volgende acties gaan duidelijk verder dan het zuiver toeristische en recreatieve werkdomein. Het is dan ook duidelijk dat hieromtrent synergie zal moeten worden gecreëerd met andere sectoren.
1
KRACHTLIJNEN
Binnen de acties voor toeristisch-recreatieve productontwikkeling zijn volgende krachtlijnen van belang: • Ontwikkelen van een kwalitatief en gestructureerd aanbod van attractiepolen en punten; • Ontwikkelen van een kwalitatief fietsnetwerk structurerend voor de ganse regio; • Kwalitatieve herinrichting en uitbreiding van de gordel van groen- en natuurgebieden rondom Brugge en het creëren van een volwaardige recreatieve verbinding tussen deze gebieden; • Ontwikkelen van een Regionaal Landschapspark Bulskampveld; • Verhogen van de belevingswaarde in de cultuurhistorische stadjes en dorpen; • Verhogen van de belevingswaarde van het landschap in de open ruimte;
257
• • • • • • •
Verdere ontwikkeling van natuurgerichte recreatie; Sterkere toeristisch-recreatieve valorisatie van bestaande evenementen; Ondersteunen van de potenties voor waterrecreatie; Aandacht voor streekproducten en ‘couleur locale’ als identiteitsversterkende elementen; Verdere uitwerking van andere elementen van het toeristisch-recreatief product; Vergroten van de diversificatie en verhogen van de kwaliteit van het logiesaanbod; Uitwerken van een professioneel en goed gestructureerd onthaal.
KRACHTLIJN 1 Ontwikkelen van een kwalitatief en gestructureerd aanbod van attractiepolen en -punten Bij de strategie rond de attractiepolen en -punten stellen we voor deze op twee niveau’s te structureren: • Hefboomprojecten • Kleinschalige attractiepolen en -punten.
Hefboomprojecten Voor de periode 2005-2008 selecteren we volgende attractiepolen en –punten als hefboomprojecten voor het Brugse Ommeland: • Bestaande attractiepolen die als homogene dorpsgehelen gekenmerkt worden door een voldoende en gediversifieerd horeca-aanbod, een toeristisch onthaalpunt en meerdere beschermde gebouwen: - de volledige kern van Damme (met verdere ondersteuning van zijn toeristische functie in evenwicht met de woonfunctie en met opvang van de parkeerproblematiek); - de volledige kern van Lissewege (met ondersteuning van de toeristische onthaalfunctie131). • Eén potentiële attractiepool die als een landschappelijke én toeristisch-recreatieve eenheid een belangrijke potentiële aantrekkingskracht kan uitoefenen en als zodanig als een hefboomproject beschouwd kan worden: Regionaal Landschapspark Bulskampveld (zie verder). • De twee kleinstedelijke gebieden die potentieel kunnen uitgroeien tot toeristische polen: - Torhout (met verbinding naar Wijnendale); - Tielt. • Toeristische attractiepunten die minimum 15 000 (objectief meetbare) bezoekers per jaar kunnen halen en passen binnen de in dit beleidsplan uitgewerkte positionering voor het Brugse Ommeland: - een belevingscentrum rond Romeinen in Oudenburg; - een attractieve, hedendaagse bezoekersattractie in het kasteel van Wijnendale in Torhout met onthaalfunctie; - het Permekemuseum in Jabbeke dat sterker ingeschakeld kan worden op evenementieel vlak (ook onthaalpunt); - op termijn ook de site van Abdij Ten Putte in Gistel en mogelijk ook andere middelgrote musea voor zover ze ruime publiekstoegankelijkheid garanderen en aan de criteria voor hefboomprojecten (bezoekersaantallen, positionering) voldoen. Deze attractiepolen en -punten zijn evenwichtig gespreid over de regio (zie figuur 10). Het is belangrijk dat er naast kwalitatieve vernieuwingen - in de eerste plaats ook prioriteit gaat naar investeringen in de attractiepolen en punten die als hefboomproject werden geselecteerd.
131 Zie ook Krachtlijn 13.
258
Figuur 10 Spreiding van de hefboomprojecten over het volledige Brugse Ommeland
Lissewege (kern) Damme (kern)
Belevingscentrum Romeinen Permekemuseum Oudenburg Jabbeke
Brugge
Abdij Ten Putte Gistel
Regionaal Landschapspark Bulskampveld Kasteel Wijnendale
Kleinstedelijk Gebied Torhout Brugge als sterattractie
Kleinstedelijk Gebied Tielt
Kleinschalige attractiepolen en -punten
• Bestaande attractiepolen, dorpen of stadjes, die niet aan de hierboven gestelde criteria van een hefboomproject voldoen, maar toch wel enige potentie hebben om relatief belangrijke bezoekersaantallen aan te trekken. • Meer kleinschalige toeristisch-recreatieve attracties die het niveau van minimum 15 000 (objectief meetbare) bezoekers niet kunnen halen of die niet passen binnen de in dit beleidsplan uitgewerkte positionering voor het Brugse Ommeland. Deze kleinschalige attractiepunten en -polen constitueren de basiselementen voor het ontwikkelen van ontdekkingscircuits en ondersteunen mee de streekidentiteit van de regio. Zij zorgen ook voor een zekere diversifica-
259
tie van het aanbod en zijn tevens belangrijke bouwstenen binnen de voorgestelde recreatieve netwerken. Om de kwaliteit op te trekken en de slagkracht van de kleinschalige attractiepunten te vergroten is het belangrijk om professionele samenwerkingsverbanden uit te werken tussen de kleinere musea: informatie-uitwisseling, gezamenlijke promotie, gezamenlijke erkenning, afspraken op vlak van collectievorming, publiekswerking of educatieve werking. Ook moet er naar gestreefd worden om de museale inrichting, de presentatie en de publiekstoegankelijkheid te verbeteren.
KRACHTLIJN 2 Ontwikkelen van een kwalitatief recreatief fietsnetwerk structurerend voor de ganse regio De volledige realisatie en ook verdere optimalisatie van het reeds in ontwikkeling zijnde recreatief fietsnetwerk voor het Brugse Ommeland, krijgt in de planningsperiode tot 2008 de hoogste prioriteit en wel om volgende redenen: • Het fietsnetwerk is structurerend voor de volledige regio waarbij alle deelgebieden maximaal in het netwerk worden opgenomen en toeristisch-recreatief worden ontsloten; • Het fietsnetwerk vormt de kapstok waaraan heel wat andere projecten of acties gekoppeld kunnen worden; • Het fietsnetwerk speelt in op de trend van actieve vrijetijdsbesteding, in eerste instantie voor de eigen bevolking, maar uiteraard ook voor toeristen die in de regio verblijven of de regio per fiets doorkruisen; • Het fietsnetwerk biedt mogelijkheden voor de verdere diversificatie van het toeristisch-recreatief product en de verbreding van het recreatief aanbod in de regio; • Het fietsnetwerk biedt mogelijkheden in termen van commerciële productontwikkeling, waarvan mag worden aangenomen dat die extra bestedingen en overnachtingen voor de regio kan genereren; • Het fietsnetwerk kadert binnen het beleid van Toerisme Vlaanderen om in Vlaanderen een coherent fietsaanbod te structureren en binnen de fietsregio’s netwerken op te zetten; • Het fietsnetwerk maakt de verbinding met de kunststad Brugge, met de Kustfietsroute en met de aanpalend toeristisch-recreatieve regio’s. Het fietsnetwerk moet ontwikkeld worden op basis van: • Primaire assen die de ruggengraat moeten vormen van het netwerk; • Secundaire assen die een fijnmazige invulling geven aan het netwerk. Figuur 11 geeft een overzicht van de gewenste hoofdstructuur van het recreatief fietsnetwerk van het Brugse Ommeland.
Primaire assen De primaire assen vormen de recreatieve hoofdstructuur van het fietsnetwerk. Het is een grofmazig netwerk van bij voorkeur vrijliggende, veilige fietsverbindingen die de verschillende deelregio’s op een vlotte manier met elkaar verbinden en die ook aansluiting bieden op de aangrenzende toeristische regio’s (i.c. de Westhoek, de Leiestreek, het Meetjesland, Zeeuws-Vlaanderen, de Kust maar ook Brugge). Volgende bestaande verbindingen maken van deze (voorlopig nog onvolledige) hoofdstructuur van het fietsnetwerk deel uit: • • • • •
het kanaal Gent-Oostende (met aansluiting naar het Meetjesland en de Kust); het Leopold/Schipdonkkanaal (met aansluiting naar het Meetjesland en de Kust); het kanaal Brugge-Sluis (met aansluiting naar Zeeuws-Vlaanderen); het kanaal Plassendale-Nieuwpoort (met aansluiting naar de Westhoek); de oude spoorwegbedding Groene 62 (Oostende-Torhout). Het ontbreken van vlotte en verkeersveilige verbindingen met de centra van Oostende en Torhout zijn knelpunten die m.b.t. deze recreatieve as prioritair aangepakt dienen te worden; • de oude spoorwegbedding Abdijenroute (Steenbrugge-Donk) (met aansluiting naar het Meetjesland); • de oude spoorwegbedding Vloethemveldzate (Vloethemveld-Zedelgem).
260
Figuur 11 Gewenste hoofdstructuur van het recreatief fietsnetwerk van het Brugse Ommeland
Knokke Zeebrugge
Heist
BLANKENBERGE k Blan e nb
Wenduine
eD ergs
Boudewijn
ute sro iet stf u K
Da m se
ijk
De Haan Zuienkerke
kanaal
Bredene
Lissewege
OOSTENDE Meetkerkse Moere
Oudenburg sendale Kanaal Plas t r o o p w u e Ni
Jabbeke
Tudor
oute
dijenr Male Ab
Ryckevelde
Tillegembos Chartreusegebied Kasteelpark Loppem
Gistel
Ka
na al
Kampveld Rooiveld
2
nt
Oostkamp
Zedelgem Vlo eth em v el Merkenveld dza te
Ge
Gr oe ne 6
Damme
Fort van Beieren
Assebroekse Meersen
Beisbroek
Vloethemveld
Leo pol Sch dka ipd na al onk kan aa l
BRUGGE
e - Oostend Kanaal Gent
art Va
- Ooste nde
Beernem
Lippensgoed Bulskampveld
Ichtegem Domein d’Aertrijcke Kasteel Wijnendale Groenhovebos Wijnendalebos
Vagebossen Zorgvliet
Torhout
Wingene
Vortebossen
Ruiselede Lichtervelde Kanegem
Tielt Pittem
WESTHOEK Bestaande verbindingen Nog te realiseren verbindingen
Ardooie
LEIESTREEK
Groendomeinen - natuurgebieden Gordel van groen- en natuurgebieden rondom Brugge
Om de recreatieve hoofdstructuur van het fietsnetwerk van het Brugse Ommeland te vervolledigen zijn volgende verbindingen op lange termijn noodzakelijk: • de recreatieve verbinding tussen de verschillende groen- en natuurgebieden in de rand rondom Brugge (zie krachtlijn 3); • Brugge-Blankenberge (Blankenbergse Dijk met aansluiting naar Brugge);
261
• Brugge-Vloethemveld-domein d’Aertrycke-Torhout (Diksmuidse Heirweg) en verder richting Roeselare (Leiestreek) en Kortemark (Westhoek); • Oudenburg-Vloethemveldzate-Lippensgoed-Bulskampveld-Beernem/Kijkuit; • Torhout-Groenhove-Zorgvliet-Lippensgoed-Bulskampveld; • ontsluiting naar het zuiden vanuit Lippensgoed-Bulskampveld richting Tielt en verder naar de Leiestreek; • ontsluiting naar het zuiden vanuit Torhout richting Roeselare (Leiestreek) en Kortemark (Westhoek). De realisatie van een veilige, doorgaande recreatieve verbinding tussen de diverse groen- en natuurgebieden rondom Brugge en de selectie ervan als primaire as vormt een onderdeel van het fietsnetwerk, maar wel met een aparte fasering (zie verder). Het is bovendien wenselijk dat het traject van de te voorziene recreatieve hoofdstructuur dat vanuit Lippensgoed-Bulskampveld de zuidelijke ontsluiting richting Tielt en Leiestreek verzorgt, op termijn (in samenwerking met de Leiestreek) als een westelijke doorsteek tussen het noordelijk en zuidelijk deel van de Vlaanderen Fietsroute ontwikkeld kan worden.
Secundaire assen De secundaire assen zorgen voor de fijnmazige invulling van de recreatieve hoofdstructuur. Deze secundaire assen zorgen o.m. voor de verbinding tussen en de recreatieve ontsluiting van de kleinere attractiepolen en -punten.
Uitwerking van het recreatief fietsnetwerk Voor de uitwerking van het fietsnetwerk werd begin 2004 een subsidieaanvraag ingediend bij Toerisme Vlaanderen. Onderdeel van deze subsidieaanvraag vormden: • de realisatie van de bewegwijzering op het in de voorstudie geselecteerde en in werkgroepen verfijnde netwerk van assen (knooppuntenbewegwijzering met knooppunt-, doorverwijs-, herinnerings- en infoborden) • de invulling van het communicatieluik om het fietsnetwerk bij het grote publiek bekend te maken (o.a. met gepast kaartmateriaal). De inpassing van de recreatieve hoofdstructuur van het fietsnetwerk met ondersteunende doelenbewegwijzering op de primaire assen volgt in een tweede fase, evenals de verdere optimalisering van de primaire assen (aanpak van knelpunten o.m. via lobbywerk vanuit de toeristische sector). Bij de verdere uitwerking van dit fietsnetwerk zal aandacht gaan naar: • het oplossen van een shortlist van knelpunten op korte termijn (verkeerssignalisatie, verbeteren van weginfrastructuur); • het benutten van opportuniteiten voor het oplossen van knelpunten die om technische of financiële redenen niet op de korte termijn opgelost kunnen worden; • het - in overleg met de Stad Brugge - verbeteren van de fietssignalisatie richting Brugse Ommeland van op de Brugse Vesten; • het ontwikkelen van een aantal inrijpunten op specifieke locaties die een logische toegang vormen tot het fietsnetwerk (te situeren op druk bezochte plaatsen waar bij voorkeur reeds onthaal- of horeca-infrastructuur aanwezig is met volgende minimumvoorzieningen: parking, infobord over fietsnetwerk, beschikbaarheid van kaartmateriaal, info over fietsherstelmogelijkheden); • het ontwikkelen van specifieke recreatieve infrastructuur (o.m. picknickplaatsen, zitbanken); • het ontwikkelen van meer fietsvriendelijke uitbatingen (fietscafés, -logies, -verhuur, -herstel en de bewegwijzering er naartoe); • het ontsluiten en toeristisch valoriseren van erfgoedelementen langs het netwerk;
262
• het inschakelen van ‘couleur locale’-elementen (bv. aanbieders van streekproducten, artisanale ateliers, e.a.); • specifieke acties rond landschapsopbouw en herstel van kleine landschapselementen langs het netwerk (PDPO, Regionaal Landschap Houtland, landinrichting); • specifieke acties langs het netwerk rond landbouwverbreding (hoevetoerisme, bezoekboerderij, verkoop van hoeveproducten) en landschappelijke inkleding van landbouwbedrijven (Leader Plus). Jaarlijks kan het fietsnetwerk verder worden verfijnd en geoptimaliseerd. Tevens dient actief ingespeeld te worden op opportuniteiten die zich aandienen voor nieuwe autovrije of autoluwe trajecten (bijv. inschakelen van trage wegen). Ook specifieke thematische routes kunnen op termijn op het fietsnetwerk ontwikkeld worden (bijv. met nadruk op de cultuur- en natuurhistorie van de streek).
KRACHTLIJN 3 Kwalitatieve herinrichting en uitbreiding van de gordel van groen- en natuurgebieden rondom Brugge en het creëren van een volwaardige recreatieve verbinding tussen deze gebieden Rondom Brugge ligt een gordel van groen- en natuurgebieden waarvan sommige momenteel een belangrijke omgevingsrecreatieve functie vervullen en andere nauwelijks bekend zijn of bezocht worden. Het gaat onder meer om Beisbroek, Tudor, het Tillegembos, het Chartreusegebied, de Assebroekse Meersen, Ryckevelde/Male, het Fort van Beieren, de Sint-Pietersplas en de Meetkerkse Moere. Volgende acties zijn hier van belang: • Het aanpakken van de kwaliteit, de vormgeving en het onderhoud van de zachte ondersteunende recreatieve infrastructuur in een aantal van de meest gefrequenteerde domeinen (Tillegembos, Beisbroek, Tudor, Ryckevelde) met zitbanken, picknickplaatsen, wandel- en fietspaden, uniforme interne en externe bewegwijzering, infoborden en educatieve voorzieningen als leerpaden. Daarbij dient specifieke aandacht te gaan naar de toegankelijkheid voor minder mobiele doelgroepen (ouderen, mindervaliden); • De uitbreiding van de bestaande groendomeinen gepaard met de recreatieve ontsluiting van eventueel nieuw verworven delen (bv. versterking van het bestaande bosgebied in de omgeving van Ryckevelde/Male); • De realisatie van een lusvormige doorgaande fietsveilige recreatieve verbinding tussen deze gordel van groen- en natuurgebieden (zie figuur 11) en de selectie ervan als primaire as binnen het recreatief fietsnetwerk (met doelenbewegwijzering tussen de verschillende domeinen). Dergelijke verbinding (45 à 50 km) zal als een tweede ei rondom Brugge - niet alleen de minder bezochte groen- en natuurdomeinen beter toeristisch-recreatief ontsluiten, maar zal ook de omgevingsrecreatieve druk op bepaalde groendomeinen ten zuiden Brugge (Tillegembos, Beisbroek, Tudor) kunnen verlichten. Bovendien kan ook het momenteel versnipperde aanbod van attractiepunten in de Brugse deelgemeenten (kastelen en kasteelparken, kinderboerderij, pretpark, waterplas, dorpsgezichten, sterrenwacht) in deze fietsverbinding ingeschakeld worden en beter toeristisch worden ontsloten. Deze recreatieve verbinding heeft naast een belangrijke omgevingsrecreatieve functie voor de lokale bevolking van Brugge en haar verstedelijkte rand, ook een belangrijke toeristische functie. De ervaring leert dat er bij toeristen in Brugge duidelijk vraag is naar een korte introductie met de onmiddellijke omgeving van de stad132. Momenteel fungeren vooral Damme en in mindere mate ook Lissewege als topbestemmingen voor korte dagexcursies vanuit Brugge naar het Brugse Ommeland (meestal slechts halve dag).
132 Getuige hiervan ook het succes van de brochure ‘Vijfmaal op de fiets rond Brugge’ die door Toerisme Brugge in samen-
werking met de Groendienst van de stad wordt uitgegeven. Het betreft 5 niet-bewegwijzerde (en daardoor ook minder comfortabele) fietstochten in de deelgemeenten van Brugge.
263
De bewegwijzerde recreatieve fietsverbinding rondom Brugge kan toeristisch perfect als een halve of hele dagexcursie gepromoot worden en op die manier voor verblijfstoeristen in Brugge een eerste introductie vormen op het Brugse Ommeland. Deze tweede groene ring rondom Brugge moet naar de consument toe daarom duidelijk als één entiteit worden geprofileerd (uiteraard met de nodige aandacht voor de rijke differentiatie tussen de verschillende gebieden). Om deze lusvormige recreatieve fietsverbinding tussen deze gordel van groen- en natuurgebieden mogelijk te maken, zullen een aantal primaire verkeersknelpunten opgelost moeten worden (bv. Sint-Michielsstraat aan de brug van Steenbrugge, Herdersbrug, verbinding van Sint-Pietersplas tot aan de Blankenbergse Dijk, oversteek van N31 aan de Chartreuse e.a.). • Het pro-actief inspelen op opportuniteiten die zich aandienen inzake het recreatief toegankelijk maken van kasteelparken (bv. via contacten met kasteeleigenaars) en het creëren van mogelijkheden voor een toeristisch-recreatieve functie in kastelen (bv. logies). • Het integreren op termijn van het jaarlijkse fietsevenement ‘Kroenkelen’ binnen deze groene gordel. • Het realiseren van kwalitatieve wandelverbindingen tussen bepaalde groendomeinen (bijv. Beisbroek, Tudor, Tillegem, Male-Ryckevelde).
KRACHTLIJN 4 Ontwikkelen van een Regionaal Landschapspark Bulskampveld als toeristische attractiepool Het historische Bulskampveld is het grootste en meest gave overblijfsel van een typisch ‘veldlandschap’ in Vlaanderen133. Dit uniek cultuurlandschap beslaat delen van de gemeenten Beernem, Ruiselede, Wingene, Oostkamp, Zedelgem en Aalter (Oost-Vlaanderen) en bestrijkt dus een veel grotere oppervlakte dan het huidige provinciedomein Lippensgoed-Bulskampveld. Ten zuiden van de E40 ligt de meest gave kern verspreid over een oppervlakte van meer dan 4 000 ha. In de landschapsatlas staat het gebied aangeduid als relictzone, een grote kern is aangeduid als ankerplaats. Het centraal gelegen SintPietersveld is beschermd landschap. Bulskampveld is rijk aan agrarisch en bouwkundig erfgoed zoals kastelen, hoevecomplexen, gestichten en nieuwe nederzettingen. Het gebied herbergt naast belangrijke heiderelicten ook de grootste bossenconcentratie van West- en Oost-Vlaanderen (1 500 ha). Bulskampveld bestaat grotendeels uit gronden met bestemming natuurgebied, bosgebied en landschappelijk waardevol agrarisch gebied. Een belangrijk deel van het gebied is in publieke eigendom en principieel aangeduid als deel van het Vlaams Ecologisch Netwerk. In dit gebied zien we de mogelijkheid om een Regionaal Landschapspark Bulskampveld (werktitel) uit te bouwen als een toeristisch-recreatief project gekoppeld aan natuur-, bos- en landschapsontwikkeling. Het centrale en meest waardevolle gedeelte van het historische Bulskampveld moet als landschapspark ontwikkeld worden tot één landschappelijke en toeristisch-recreatieve eenheid. Dit landschapspark moet een duidelijke identiteit krijgen en moet in Vlaanderen het prototype worden voor ‘groen en cultuurrijk plattelandstoerisme’. Cultuurhistorische ontdekking en groen genieten gaan er hand in hand, zonder de natuur-, bos-, landschappelijke of agrarische waarden aan te tasten.
133 De kern van het graafschap Vlaanderen bestond voor een groot deel uit arme zandgronden, ‘wastines’ of ‘velden’
genoemd (o.m. Maldegemveld, Bulskampveld, Beverhoutsveld). In de Middeleeuwen waren deze wastines gemene gronden met heidevegetatie en struikgewassen. Het waren afgelegen oorden van schapenkuddes, boeven en armoezaaiers. Abdijen en adel palmden de gronden in. Zij begonnen de ‘velden’ systematisch te ontginnen in grote, rechthoekige percelen. Zo ontstond het typische veldlandschap met dreven in dambordpatroon, met bossen en graslanden, met resten van heidevegetatie en visvijvers, met kastelen en pachthoeves.
264
De bezoeker zal in Bulskampveld op een korte afstand kunnen genieten van kwaliteitsvolle natuur én cultuur. Centraal in het gebied ontdekt de bezoeker een groot bos-heidegebied waar grote, wilde grazers ronddwalen in een halfopen landschap. Er rond liggen gevarieerde bossen afgewisseld met stukken grasland, rechthoekige dreven, hier en daar akkers en heidepercelen. Langs de veldvijvers is het aangenaam verpozen. Aan de zuidelijke randen liggen aantrekkelijke beekvalleitjes. De rode draad doorheen dit natuurlijke en agrarisch groen van het Bulskampveld is de geschiedenis van de Vlaamse wastines of velden. Deze geschiedenis wordt geïllustreerd door het Weldadigheidsgesticht en het beschermd landschap Sint-Pietersveld, de stichting van het dorpje Doomkerke, de talrijke kastelen en kasteelparken, de moorden van Beernem, het gesticht Sint-Amandus, het zendstation, de hoevecomplexen e.a. Inzake kwaliteitseisen op cultuurhistorisch, natuurlijk en landschappelijk gebied moet de lat in het park zeer hoog gelegd worden. Dit landschapspark moet zowel een toeristisch-recreatieve invulling krijgen, als gebaseerd zijn op acties voor natuur- en landschapsontwikkeling. Toeristisch-recreatieve invulling
• Realisatie van het streekbezoekerscentrum Bulskampveld in het kasteel Lippensgoed (afzonderlijk project ingediend in het kader van Interreg III) als centraal infopunt van het landschapspark; • Realisatie van een kwalitatief wandelproduct, bv. via provinciale wandelroutes en/of een wandelnetwerk op basis van knooppunten (weliswaar na evaluatie van de pilootprojecten in de Westhoek en de Antwerpse Kempen en in overleg met Toerisme Vlaanderen). Bij een dergelijk bewegwijzerd wandelnetwerk kunnen tevens een beperkt aantal ‘inlooppunten’ in het gebied worden gerealiseerd (belangrijke locaties die een logische toegang vormen tot het netwerk) te situeren op plaatsen waar bij voorkeur reeds onthaal- of horecainfrastructuur aanwezig is (benodigde minimumvoorzieningen: parking, veilige fietsenstallingen, infobord over wandelnetwerk, beschikbaarheid van kaartmateriaal); • Uniformisering en uitbreiding van kwalitatieve recreatieve infrastructuur in het gebied (zitbanken, picknickplaatsen, infoborden, knuppelpaden...); • Duidelijke en veilige fietsverbindingen met de omgeving (Brugge, kanaal Gent-Oostende, Kijkuit/jachthaven Beernem, station Beernem). • Integratie in het fietsnetwerk en creatie van een meer fijnmazig netwerk binnen het landschapspark dat de culturele en natuurlijke bezienswaardigheden met elkaar verbindt; • Mogelijkheden voor het ontwikkelen van kleinschalige campings, kamperen op de boerderij en hoeve- en plattelandstoerisme; • Maximaal inspelen op opportuniteiten die zich aandienen inzake kastelen en kasteelparken in de ruime omgeving van het historische Bulskampveld (publiekstoegankelijkheid verbeteren; mogelijkheden creëren voor logies in en aan kastelen). Invulling op vlak van natuur- en landschapsontwikkeling
• • • •
Realisatie NME-centrum (kasteel Lippensgoed); Natuur-, bos- en landschapsontwikkeling in het gebied met respect voor de aanwezige landbouwactiviteiten; Landschapsprojecten bij landbouwers in kerngebied; Realisatie natuurbelevingspunten in het gebied (panorama, uitkijkpunt, veldvijver, grazers, e.a.);
Bij de realisatie van dit project (zowel toeristisch-recreatief als natuur-landschappelijk), is nauw overleg met alle betrokken actoren (o.m. Regionaal Landschap Houtland) aangewezen.
265
KRACHTLIJN 5 Verhogen van de belevingswaarde in de cultuurhistorische stadjes en dorpen Hier zijn reeds diverse aanzetten gegeven vanuit de diverse actoren in de regio (o.m. door de Gebiedsgerichte Werking van de Provincie West-Vlaanderen). Toch vinden we dat nog verder moet worden gewerkt aan onderstaande acties.
Het aantrekkelijk maken van het openbaar domein De algemene stads- en dorpsbeleving kan worden verbeterd door: • aantrekkelijke inrichting van straten en pleinen; • het verkeersluw maken van de centra en voorzien in randparkings (cfr. Damme); • verbeteren van de toegankelijkheid van de centra vooral voor zachte recreatie. Een goed uitgebouwde, nette en mooie stads- of dorpskern vormt een essentiële aantrekkingspool voor recreanten en toeristen.
Het verhogen van de (cultuurhistorische) belevingswaarde van de stadjes of dorpen De (cultuurhistorische) belevingswaarde van de stadjes of dorpen kan worden verhoogd door: • het uitstippelen van nieuwe (of herwerken van bestaande) erfgoedwandelingen of ontdekkingscircuits (wandelkaart, voorzien van rustpunten en zitbanken, duidelijke bewegwijzering, informatieborden bij de belangrijkste bezienswaardigheden); • het sterker valoriseren van het cultuurhistorische erfgoed (o.m. het frequenter openstellen van religieus erfgoed) en de kleinschalige musea; • restauratie en valorisering van sites, monumenten en gebouwen in de kernen; • inschakelen van het ruime aanbod aan artisanale ateliers als onderdeel van de belevingswaarde van de regio; • lokalisatie van ondersteunende elementen (bijv. horeca in het bijzonder gastenkamers of huurvakantiewoningen) in typische gebouwen.
KRACHTLIJN 6 Verhogen van de belevingswaarde van het landschap in de open ruimte Ook op dit vlak zijn reeds heel wat aanzetten gegeven vanuit de diverse actoren in de regio (o.m. door de Gebiedsgerichte Werking van de Provincie West-Vlaanderen). Aan onderstaande acties moet echter nog verder worden gewerkt om ook in het landelijk gebied een kwalitatieve omgeving voor openluchtrecreatie te kunnen blijven garanderen: • acties voor landschapsontwikkeling en -opbouw, gedifferentieerd naar deelgebied (anders in het Tieltse dan in de polders); • acties voor verhoogde inpasbaarheid van landbouwbedrijven in het landschap door erfbeplanting, groenschermen, landschapsbedrijfsplannen en vernieuwende architecturale concepten (gemeenten en provincie); • acties voor aanpak van de vele conflictpunten in de regio tussen gemotoriseerd verkeer en zacht recreatief verkeer (de toeristische sector kan als initiator fungeren om de problematiek van de verkeersknelpunten bij alle betrokken sectoren aan te kaarten, o.a. landbouw, industrie, verkeer, wegenbouw);
266
• betere ontsluiting van het (kleinschalig) bouwkundig erfgoed in dorpen en platteland - plaatsen van informatieborden; - ontsluiten van specifieke erfgoedelementen voor toeristisch gebruik of naar aanleiding van evenementen; - mogelijkheden onderzoeken voor (tijdelijk) ontsluiten van kastelen en kasteelparken; • ontwikkelen van ontdekkingscircuits / thematische routes (inschakelen in fietsnetwerk). Bij deze acties dient - naast die voor het Regionaal Landschapspark Bulskampveld - een hoge prioriteit te worden gegeven aan: • de ruime omgeving van Tielt, Pittem, Ardooie (intensieve landbouwbedrijven met storende bouwvolumes); • de belevingswaarde van het landschap langs de secundaire assen van het recreatief fietsnetwerk.
KRACHTLIJN 7 Verdere ontwikkeling van natuurgerichte recreatie Stimuleren van de recreatieve ontsluiting en het recreatief medegebruik van natuurgebieden voor individuele bezoekers en voor specifieke doelgroepen. Voor het recreatief ontsluiten van de natuurgebieden in de regio zijn reeds heel wat inspanningen geleverd (Vlaamse Gewest m.n. AMINAL Bos & Groen en Natuur, Provincie, gemeenten, natuurverenigingen, Regionaal Landschap Houtland). In het kader van de verdere, beheerste recreatieve ontsluiting van natuurgebieden, zijn volgende acties van belang: • stimuleren van de verdere recreatieve ontsluiting van de grotere natuurgebieden (o.m. via het fietsnetwerk) (getoetst aan de specifieke draagkracht en de specifieke natuurwaarden van het gebied); • toevoegen van gepaste onthaalinfrastructuur (wandel- of knuppelpad, infobord, kijkhut, uitkijktoren e.a.); • ontwikkelen van aangepaste educatieve producten voor scholen, plattelandsklassen of jeugdbewegingen (educatieve pakketten, aanleg bos- en natuurleerpaden); • overleg op regelmatige basis tussen de diverse actoren van de sector toerisme en recreatie enerzijds en het natuurbeleid anderzijds; • verzekeren van een kwalitatief aanbod aan natuurbezoekerscentra.
KRACHTLIJN 8 Aanhouden en waar mogelijk sterker toeristisch-recreatief valoriseren van bestaande evenementen Op evenementieel vlak verdient het de voorkeur om het bestaande aanbod aan evenementen op een sterkere manier toeristisch-recreatief te gaan valoriseren, eerder dan het creëren van totaal nieuwe evenementen. Voor de bestaande evenementen kunnen volgende acties worden geformuleerd: • sensibiliseren van organisatoren in functie van de inhoudelijke vernieuwing en eigentijdse profilering van het huidige aanbod aan (vooral folkloristische) evenementen; • hanteren van een duidelijke regioprofilering bij regio-overschrijdende evenementen als de Ronde van Vlaanderen, Tournée Générale van Radio 2 of de Open Tuinen Dag; • uitwerken van een waarderingsschaal met objectieve criteria voor het selecteren van lokale evenementen die een toeristisch potentieel hebben.
267
Voor de als hefboomproject geselecteerde attractiepolen en -punten moet een krachtig evenementenbeleid worden uitgewerkt. Voorbeelden zijn: • ‘Damme Boekendorp’, waarvan het concept verbreed dient te worden in functie van de beschikbare middelen en in overleg met de gemeente Damme; • Permekemuseum, dat op evenementieel vlak beter gevaloriseerd moet worden (een ruimer aanbod aan publieksactiviteiten). Bij de creatie van nieuwe evenementen dient met volgende aspecten rekening te worden gehouden: • De link tussen algemene regioprofilering en publieksactiviteiten is van groot belang. Het komt er immers op aan om de potentiële dag- en verblijfstoeristen uit Vlaanderen een effectieve aanleiding te geven om naar het Brugse Ommeland te komen. • Mochten nieuwe evenementen alsnog in overweging genomen worden, dan moeten deze passen binnen de algemene positionering zoals die voor de regio binnen dit beleidsplan werd uitgewerkt (voorwaarde om in de regiocommunicatie rond evenementen te worden opgenomen). Het historische aspect als onderscheidend element ten opzichte van concurrerende regio’s en meer specifiek de historische band met Brugge bieden mogelijkheden voor een imagoversterkend evenement voor de hele regio.
KRACHTLIJN 9 Ondersteunen van de potenties voor waterrecreatie Het Brugse Ommeland beschikt met meerdere kanalen en waterplassen over heel wat mogelijkheden voor waterrecreatie die verder ondersteund moeten worden. Volgende aandachtspunten kunnen daarin worden onderscheiden: • ondersteunen van kwalitatieve verbeteringen in de jachthavens van Beernem en Brugge (o.a. milieustations); • streven naar een oplossing voor de concessieproblematiek van de jachthaven van Beernem; • aanleg van aanmeersteigers voor de passagiersvaart in Lissewege, Oudenburg (sluizencomplex Plassendale) en Beernem en Oostkamp (beiden ter ontsluiting vanaf het kanaal van het Regionaal Landschapspark Bulskampveld) als halteplaatsen voor passagiersvaart in het Brugse Ommeland; • vervolledigen van het netwerk van wachtsteigers, beveiligings- en communicatievoorzieningen in en aan de beweegbare kunstwerken op de kanalen om de veiligheid voor de pleziervaart en andere waterrecreanten te garanderen; • opwaardering omgeving sluizencomplex Plassendale (bijv. met een onbemand infopunt en picknickplaats in kader van recreatieve infrastructuur fietsnetwerk en met de aanleg van een aanmeerplaats voor de passagiersvaart); • opwaardering op vlak van ruimtelijke inkleding en verkeersveiligheid van de onmiddellijke omgeving van jachthaven ‘De Kijkuit’ in Beernem; • ondersteunen van de uitbouw van voorzieningen voor openluchtzwemmen in het zuiden van de regio; • uitbouw van bijkomende hengelfaciliteiten (hengelsteigers en parkeerplaatsen voor hengelaars) op bestaande concentraties van hengelplaatsen.
268
KRACHTLIJN 10 Aandacht voor streekproducten en ‘couleur locale’ als identiteitsversterkende elementen voor de regio Het Brugse Ommeland beschikt over een rijk assortiment streekproducten dat nog onvoldoende toeristisch gevaloriseerd wordt (hoewel daartoe wel reeds aanzetten zijn gegeven). Volgende acties zijn dan ook aangewezen: • aanhouden en waar mogelijk verder professionaliseren van de promotie, distributie en communicatie van de lokale streekproducten; • stimuleren van lokale restauranthouders tot het gebruik van streek- en hoeveproducten in hun (streek)gerechten (en het communiceren daarover naar de klant toe); • aanhouden van de ondersteuning van het pas opgestarte netwerk van hoeveproducenten (als element van landbouwverbreding). De diverse elementen van ‘couleur locale’ in de regio (artisanale ateliers, privé-tuinen e.d.m.) moeten: • sterker toeristisch gevaloriseerd worden bijv. door inschakeling in de toekomstige recreatieve routestructuren; • in de regiocommunicatie sterker als typerende elementen die de authenticiteit en identiteit van de regio bepalen, naar voren worden geschoven (daaraan gekoppeld is ook een sensibiliseren van de aanbieders noodzakelijk tot het communiceren van duidelijke openingsuren).
KRACHTLIJN 11 Verdere uitwerking van andere elementen van het toeristisch-recreatief product in de regio Systematische uitbouw van een kwalitatief wandelproduct • Verdere uitbouw van het netwerk van provinciale landschapswandelroutes met prioriteit voor Ardooie (in ontwikkeling), Tielt (omgeving Poelberg of omgeving Kanegem of Aarsele) en Oudlandpolder. Ook opportuniteiten in: Meetkerkse Moere, Stationsput Eernegem, Vloethemveld, Wijnendalebos, Tudor-Beisbroek, Tillegembos; • Ontwikkelen van een provinciale erfgoedwandeling in het Brugse Ommeland; • Kwalitatieve herinrichting van wandelpaden en recreatieve infrastructuur in wandeldomeinen, ook die buiten de hierboven geschetste prioritaire aandachtszones van de groene gordel rondom Brugge en het Regionaal Landschapspark Bulskampveld; • Stimuleren van korte lusvormige wandelroutes vanuit de (polder)dorpen en kustgemeenten (gemeentelijke taak); • Permanent streven naar behoud en herstel van trage, onverharde wegen; • Mogelijkheden onderzoeken voor het voor wandelrecreatie ontsluiten van het ruime aanbod aan kasteelparken in het Brugse Ommeland.
Mountainbiking Om het fenomeen van het mountainbiken in goede banen te leiden is het aangewezen om: • een beperkt aantal nieuwe mountainbikeroutes uit te bouwen (prioritair in de omgeving van stedelijke gebieden); • bestaande routes met elkaar te verbinden (evenwel op gescheiden trajecten en met respect voor de aanwezige natuurwaarden).
269
Ruiterrecreatie Wat ruiterrecreatie betreft komt de klemtoon in eerste instantie te liggen op het optimaliseren en herwaarderen van de bestaande lusvormige routes die binnen Euregio Scheldemond werden ontwikkeld (Bulskampveldparcours, Lamme Goedzakroute en Napoleonroute). Vooral de problemen op vlak van bewegwijzering, oversteekplaatsen en verharding dienen te worden aangepakt. Nieuwe ruiterroutes zijn mogelijk voor zover de aanleg ervan gebeurt in functie van bestaande maneges of stoeterijen.
Autoroutes Er wordt niet geopteerd voor de aanleg van nieuwe bewegwijzerde autoroutes. De bestaande autoroutes blijven echter behouden.
Golf De gevraagde uitbreiding van de ‘Damme Golf & Country Club’ met een 9-holes terrein wordt ondersteund, mits randvoorwaarden. In ruil voor de uitbreiding moet een vlotte toegankelijkheid voor niet-leden/golfers gegarandeerd worden (meer ‘green fees’ voor toeristen/niet-leden). Verder dient bij de uitbreiding voldoende ruimte voorzien worden om recreatief medegebruik van het golfterrein mogelijk te maken (wandel- en/of fietspad door of langs het terrein). Op die manier kan de club ook ingeschakeld worden in de toeristisch-recreatieve routestructuren (fietsnetwerk) en voor niet-golfers toegankelijk gemaakt worden.
KRACHTLIJN 12 Vergroten van de diversificatie en verhogen van de kwaliteit van het logiesaanbod Het Brugse Ommeland heeft enerzijds behoefte aan logiesvormen die aanleunen bij haar identiteit van een rustige plattelandsregio en anderzijds moet het Brugse Ommeland ook meer ruimtebehoevende logiesvormen herbergen die gericht zijn op Brugge als kunststad. Het beleid kan hier enkel stimulerend werken door: • ruimtelijke mogelijkheden aan te bieden (gemeentelijke en provinciale structuurplanning); • ondersteunende marketing te verzorgen. Meestal wordt geïnvesteerd door particulieren. Voor bepaalde logiesvormen als een kleinschalige camping voor trekkers en kampeerauto’s zullen wellicht gemeenten of andere overheden bereid gevonden moeten worden om te investeren gezien dergelijke eenheden door de privé-sector niet altijd op een rendabele manier kunnen worden uitgebaat.
Logiesvormen ondersteunend voor het Brugse Ommeland als plattelandsregio Voor BOL16 opteren we niet voor het ontwikkelen van grootschalige eenheden van hotels of van campings. We willen in deze regio vooral volgend gamma van logiesvormen faciliteren en sensibiliseren voor het verbeteren van de kwaliteit van de bestaande uitbatingen: • Hoeve- en plattelandstoerisme: gastenkamers, vakantiewoningen, kleinschalige hotels; • Inschakelen van kastelen in het logiesaanbod: hotels met vergadervoorzieningen, gastenkamers, familiehotels gericht op uitgebreide families of grotere vriendengroepen;
270
• Kwalitatieve toeristische standplaatsen: - mogelijkheden creëren voor kamperen bij de boer (maximum 15 plaatsen; enkel voor tenten); - onderzoek naar mogelijkheden voor kleinschalige natuurkampeerterreinen als een vorm van recreatief medegebruik in bosgebieden op een beperkt aantal locaties (maximum 1 tot 3 ha, 40-tal plaatsen enkel voor tenten en toercaravans, geen vaste standplaatsen, geen huisjes, geen geparkeerde auto’s naast de tent, aanwezigheid van een blok met basissanitair) (cfr. Nederlands systeem dat door de Stichting Natuurkampeerterreinen wordt gehanteerd) • Jeugdlogies: de behoeften aan jeugdlogies moeten onderzocht worden binnen een globale West-Vlaamse context, maar we menen dat het zuidelijke deel van het Brugse Ommeland met zijn grotere boscomplexen hiervoor een geschikte regio vormt. Om ruimtelijk meer mogelijkheden te bieden aan het ontwikkelen van kleinschalige toeristische functies op het platteland (o.a. in hoeven en op kastelen), is het van groot belang dat de Provincie werk maakt van het opstellen van uitvoeringsplannen die het beleidskader voor kleinschalige toeristische plattelandsactiviteiten in de praktijk kan omzetten.
Logiesvormen in het Brugse Ommeland ondersteunend voor de kunststad Brugge Voor de rand van Brugge moeten ook mogelijkheden worden gecreëerd voor: • Grotere hotels binnen het regionaalstedelijk gebied van Brugge gezien de hotelstop in de binnenstad134; • Een groter (4-5 ha) stedelijk kampeerterrein aan de Sint-Pietersplas (of op een andere kwalitatieve locatie dichtbij de binnenstad van Brugge) gezien de te verwachten afname van het aantal toeristische standplaatsen rondom Brugge (mogelijks verdwijnen van camping Sint-Michiel), de aanzienlijke vraag naar toeristisch kamperen in de zomermaanden en de stijgende behoefte aan aangepaste plaatsen voor kampeerauto’s. Westtoer is op Vlaams niveau een voortrekker van het op gang brengen van een overkoepelende organisatie ‘Plattelandstoerisme Vlaanderen’. Het is de bedoeling om de kwaliteit van het plattelandstoerisme op te trekken en ook een label te geven dat verwijst naar specifieke karakteristieken van het logies die belangrijk zijn voor de potentiële plattelandstoerist. Ook de uitbaters in het Brugse Ommeland zullen binnenkort van de voordelen van het marketingsysteem van deze nieuwe organisatie kunnen genieten. Ook kunnen minimumcriteria van comfort en veiligheid gehanteerd worden bij het uitwerken van regionale verblijfsarrangementen.
KRACHTLIJN 13 Uitwerken van een professioneel en goed gestructureerd onthaal We willen het onthaal uitbouwen op basis van: • Een beperkt aantal streekinfopunten • Een breed aantal lokale infopunten.
Een beperkt aantal streekinfopunten Binnen de regio willen we 6 performante streekinfopunten ontwikkelen waar zowel onthaal als interpretatie wordt aangeboden over de omgeving. Deze 6 streekinfopunten fungeren als een soort toegangspoort tot de regio. Er moet op middellange termijn gestreefd worden naar een uniforme BOL-module waarbij de voorstelling van de interpretatie op een gelijkvormige manier gebeurt met een zekere BOL-huisstijl zodat de toerist in een dergelijk infopunt zich onmiddellijk kan situeren binnen het Brugse Ommeland.
134 Het woonproject met hotel- en congresfunctie dat door de gemeente Zedelgem op termijn op de locatie Lac van Loppem
gepland wordt (aansluitend op de geplande hoogwaardige dienstzone Chartreuse), is als project niet alleen ondersteunend voor Brugge, maar kan ook voor het Brugse ommeland - bv. voor het MICE-segment - een duidelijke meerwaarde betekenen.
271
De 6 over het volledige grondgebied van het Brugse Ommeland verspreide streekinfopunten zijn (zie figuur 12): • • • • • •
Damme Kasteel Lippensgoed (Bulskampveld) Kasteel Wijnendale (Torhout) Huis Mulle de Terschueren (Tielt) Oudenburg (ROMA-project) Lissewege (met garantie op stabiliteit van de werking.
Figuur 12 Spreiding van de 6 BOL-streekinfopunten (en het infopunt aan het station te Brugge)
i Lissewege
i
i i
Belevingscentrum Romeinen Oudenburg
Huyse de Grote Sterre Damme
Station Brugge
i
Kasteel LippensgoedBulskampveld Beernem
i Kasteel Wijnendale Torhout
i
272
Huis Mulle de Terschueren Tielt
Een breed aantal kleinere infopunten Deze kleinere infopunten die enkel voorzien in onthaal moeten zich niet enkel beperken tot de lokale toeristische diensten. Ook kleine attractiepunten kunnen ingeschakeld worden in het toeristisch onthaal zoals de Abdij van Male, domein Beisbroek, Kinderboerderij De Zeven Torentjes, Kasteel van Loppem, De Zaagbek, St. Pietersplas, Abdij van Zevenkerke, Abdij Ten Putte. Dit is eveneens het geval voor de private sector (horeca, fietslogies, onthaalboerderijen) die gesensibiliseerd zou kunnen worden om als eerstelijnsonthaal een functie te vervullen in het totale toeristisch-recreatieve onthaalapparaat voor de regio. In het kader van interne communicatie kunnen hiertoe bv. impulsen worden gegeven op vlak van vorming.
Belang van een toeristisch onthaalpunt aan het station van Brugge In het totale onthaalverhaal voor het Brugse Ommeland speelt het station van Brugge als poort tot de regio en als perfecte uitvalsbasis voor het recreatief fietsnetwerk een belangrijke rol. Het is dan ook aangewezen dat de toeristische onthaalfunctie in het stationsgebouw behouden blijft.
Verder professionaliseren van de toeristische diensten Elke gemeente van het Brugse Ommeland beschikt momenteel over (een vorm van) toeristisch onthaal (loketfunctie), de één echter al meer geprofessionaliseerd dan de ander. Verdere professionalisering van de bestaande toeristische diensten in de regio dringt zich dan ook op. Voor Damme en Torhout is het aanbevolen te streven naar een erkenning als Vlaams infokantoor, voor Bulskampveld en Tielt als regionaal infokantoor. Voor de andere gemeenten is het aanbevolen om (net als in de Westhoek bijvoorbeeld) te streven naar een erkenning als lokaal infokantoor of naar samenwerkingsverbanden tussen gemeenten wat betreft onthaal. Het is aan te bevelen aan Toerisme Vlaanderen om instrumenten te ontwikkelen om ondersteunend te werken voor gemeenten die slechts beperkte budgetten kunnen vrijmaken voor hun infokantoor. Aan de erkenning hangt ook vorming vast. Voor het Brugse Ommeland is het van groot belang dat specifieke vorming wordt gegeven over het globale product van de regio. Vanwege de grote verscheidenheid is het niet steeds evident voor een onthaalbediende om andere toeristische bezienswaardigheden te kennen in een eerder veraf gelegen deel van het Ommeland. Vorming is dan ook cruciaal en moet door de regiowerking worden aangehouden en vermeerderd (bv. via interne communicatie).
2
FASERINGSPLAN
In het faseringsplan (tabel 79) wordt een fasering opgegeven voor de concrete acties met indicaties van prioriteit. Het faseringsplan zoals hier voorgelegd moet de acties sturen. Het is duidelijk dat voor de realisatie ervan veel zal afhangen van de budgetten die kunnen worden vrijgemaakt, zowel vanuit de diverse toeristische instanties als uit andere beleidssectoren.
273
274
Kapstok waar veel andere projecten of acties aan gekoppeld kunnen worden
Structurerend voor de hele regio
Hoogste prioriteit
1. Recreatief Fietsnetwerk
PRODUCTONTWIKKELING BRUGSE OMMELAND
ACTIES OMTRENT
Verdere optimalisering van het netwerk door wegwerken van bijkomende knelpunten op vlak van veiligheid en recreatief comfort (o.a. via lobbywerk bij andere sectoren) Gerichte verfijning van het fietsnetwerk (omgeving Bulskampveld) Inspelen op opportuniteiten die zich aandienen op vlak van nieuwe trajecten (bv. inschakelen trage wegen, ...) Realisatie van bijkomende “inrijpunten” (afhankelijk van de opportuniteiten die zich aandienen) Ontwikkelen van specifieke thematische routes op fietsnetwerk (nadruk op cultuuren natuurhistorie van de streek) Verdere uitbouw van specifieke recreatieve infrastructuur op niet-prioritaire plaatsen langs netwerk Permanente promotie en communicatie Verder stimuleren fietsvriendelijke uitbatingen (fietsherstel, fietscafé, fietslogies) Verder ontsluiten en toeristisch valoriseren van specifieke erfgoedelementen langs het netwerk (o.a. forten, dijken, agrarisch erfgoed...) Verdere acties rond landschapsopbouw, herstel van kleine landschapselementen, landbouwverbreding en landschappelijke inkleding van landbouwbedrijven
Knooppuntenbewegwijzering op de primaire en secundaire assen; ondersteunende doelenbewegwijzering op de primaire assen (hoofdstructuur) Benutten van opportuniteiten i.o.m. bevoegde actoren voor de aanpak van prioritaire knelpunten op vlak van veiligheid en recreatief comfort op het netwerk (grote verkeersknelpunten o.a. via lobbywerk vanuit sector toerisme) Ontwikkelen van een performant systeem voor het onderhoud van het netwerk (aanpak op provinciaal niveau) Realisatie van een beperkt aantal “inrijpunten” (belangrijke locaties die een logische toegang vormen tot het fietsnetwerk) te situeren op druk bezochte plaatsen waar bij voorkeur reeds onthaal- of horeca-infrastructuur aanwezig is (benodigde minimumvoorzieningen: parking, infobord over fietsnetwerk, beschikbaarheid van kaartmateriaal, info over fietsherstelmogelijkheden). Opstart van de optimalisering en uitbouw van specifieke recreatieve infrastructuur op prioritaire plaatsen langs het fietsnetwerk (infoborden, picknickplaatsen, zitbanken, ...) Opstart promotie en communicatie fietsnetwerk (o.a. realisatie van kaartmateriaal) Stimuleren fietsvriendelijke uitbatingen (onthaal en dienstverlening) langs netwerk (fietsherstel, fietscafé, fietslogies) Ontsluiten en toeristisch valoriseren (duiden) van specifieke erfgoedelementen langs het netwerk (o.a. forten, dijken, grenspalen, kapelletjes, ...) Specifieke acties rond landschapsopbouw en herstel van kleine landschapselementen langs netwerk (PDPO, Regionaal Landschap Houtland, landinrichting) Specifieke acties langs netwerk rond landbouwverbreding (hoevetoerisme, bezoekboerderij, verkoop van hoeveproducten) en landschappelijke inkleding van landbouwbedrijven (Leader+)
Concrete acties
Concrete acties
Definitieve trajectkeuze (primaire en secundaire assen) o.b.v. voorstudie + bijkomend overleg + formele goedkeuring door gemeenten
MIDDELLANGE TERMIJN (2007-2008)
Voorbereiding
KORTE TERMIJN (2004-2006)
Tabel 79 - Faseringsplan voor acties omtrent productontwikkeling Brugse Ommeland
Verdere optimalisering van het netwerk door wegwerken van bijkomende knelpunten op vlak van veiligheid en recreatief comfort Permanente promotie en communicatie Verder stimuleren fietsvriendelijke uitbatingen Verder ontsluiten en toeristisch valoriseren van specifieke erfgoedelementen langs het netwerk Verdere acties rond landschapsopbouw, herstel van kleine landschapselementen, landbouwverbreding en landschappelijke inkleding van landbouwbedrijven
Concrete acties
LANGE TERMIJN (NA 2008)
275
Specifiek onderdeel van het fietsnetwerk, maar met een aparte fasering
Duidelijke profilering als één entiteit (gordel of tweede ring rondom Brugge)
Belangrijke omgevingsrecreatieve functie
2.1 Recreatieve verbinding tus sen de gordel van groen- en natuurgebieden rondom Brugge
ACTIES OMTRENT PRODUCTONTWIKKELING BRUGSE OMMELAND
• Financieringsplan Kwalitatieve herinrichting van de recreatieve infrastructuur in de groendomeinen (wandel- en fietspaden, zitbanken, picknickplaatsen etc) (specifieke aandacht voor minder mobiele doelgroepen)
Voorstudie voor doorgaande fietsveilige recreatieve verbinding (te integreren in het fietsnetwerk) tussen Beisbroek, Tudor, Tillegembos, Assebroekse Meersen, Ryckevelde/Male, Fort van Beieren, Sint-Pietersplas, kasteelpark Blauwe Torre (met aandacht voor beperkt aantal wandelverbindingen tussen geselecteerde groendomeinen) • Trajectkeuze (te integreren in fietsnetwerk) met aandacht voor aansluiting op Brugse Vesten (aftoetsing met Mobiliteitsplan Brugge) • Selectie van prioritaire verkeerstechnische knelpunten • Recreatieve infrastructuur • Specifieke promotie en communicatie
KORTE TERMIJN (2004-2006)
Tabel 79 - Faseringsplan voor acties omtrent productontwikkeling Brugse Ommeland (vervolg)
domeinen Specifiek jaarlijks evenement (cfr. Kroenkelen)
Realisatie bewegwijzering in kader van het knooppuntensysteem fietsnetwerk Selectie als primaire as in het fietsnetwerk (doelenbewegwijzering naar de verschillende groendomeinen) Aanpak prioritaire verkeersknelpunten (o.a. via lobbywerk bij andere sectoren) Voorzien van specifieke recreatieve infrastructuur op strategische plaatsen Verdere kwalitatieve herinrichting van de recreatieve infrastructuur in de groen-
MIDDELLANGE TERMIJN (2007-2008)
Verder lobbywerk voor aanpak verkeersknelpunten
LANGE TERMIJN (NA 2008)
276
Creëren van een toeristischrecreatieve trekker voor het Brugse Ommeland
2.2 Regionaal Landschapspark Bulskampveld (RLB)
PRODUCTONTWIKKELING BRUGSE OMMELAND
ACTIES OMTRENT
Realisatie NME-centrum Natuur-, bos- en landschapsontwikkeling in kerngebied met respect voor de aanwezige landbouwactiviteiten Landschapsprojecten bij landbouwers in kerngebied Realisatie natuurbelevingspunten in kerngebied (panorama, uitkijkpunt, veldvijver, grazers, ...)
Concrete acties natuur- en landschapsontwikkeling
Realisatie Streekbezoekerscentrum Bulskampveld Realisatie kwalitatief wandelproduct (verdere uitbouw van provinciale wandelroutes en/of creatie van een wandelnetwerk op basis van knooppunten met in het kerngebied een beperkt aantal “inlooppunten” als belangrijke locaties die een logische toegang vormen tot het netwerk) Aanvang uniformisering en uitbreiding recreatieve infrastructuur in kerngebied (zitbanken, picknickplaatsen, infoborden, knuppelpaden...) Duidelijke en veilige fietsverbindingen met omgeving (Brugge, kanaal, Kijkuit) => integratie in fietsnetwerk
Verdere natuur-, bos- en landschapsontwikkeling (kerngebied en periferie) met respect voor de aanwezige landbouwactiviteiten Verder realiseren van landschapsprojecten bij landbouwers (kerngebied en periferie) Bijkomende natuurbelevingspunten (ook periferie)
Concrete acties natuur- en landschapsontwikkeling
Verdere uitbouw en verfijning van het wandelproduct (periferie) Verfijning recreatief fietsnetwerk binnen RLB Verdere uniformisering en uitbreiding recreatieve infrastructuur (ook periferie)
Concrete acties toerisme en recreatie (o.b.v. conceptstudie)
Verdere promotie- en communicatie RLB Aanpak verkeersknelpunten met hoogste prioriteit binnen RLB
Concrete acties toerisme en recreatie (o.b.v. conceptstudie)
Algemeen
Masterplan voor het totaalproject (natuurontwikkeling + toerisme/recreatie) => o.a. met definitieve afbakening (met aanduiding kerngebied) Conceptstudie toeristisch-recreatieve invulling (wandel-, fiets- en ruiterrecreatie, mountainbike, onthaal, logies, evenementen, infoverstrekking over de cultuurhistorie van het gebied...) Creëren van maatschappelijk draagvlak voor project Ontwikkelen corporate profile RLB (promotie en communicatie)
MIDDELLANGE TERMIJN (2007-2008)
Algemeen
KORTE TERMIJN (2004-2006)
Tabel 79 - Faseringsplan voor acties omtrent productontwikkeling Brugse Ommeland (vervolg)
Permanente natuur-, bos- en landschapsontwikkeling (ontsnippering bosgebieden, herstel heiderelicten, herstel drevenlandschap...) met respect voor de aanwezige landbouwactiviteiten Verder realiseren van landschapsprojecten bij landbouwers Verder ontwikkelen van nieuwe natuurbelevingspunten
Concrete acties natuuren landschapsontwikkeling
Verdere uitbouw en verfijning van het wandelproduct Bijkomende “inlooppunten” (bv. in Maria-Aalter i.s.m. Toerisme OostVlaanderen, gemeente Aalter)
Concrete acties toerisme en recreatie
Promotie- en communicatie-acties Aanpak andere verkeersknelpunten
Algemeen
LANGE TERMIJN (NA 2008)
277
Structurering in 2 niveau’s naar grootte-orde van bovenlokaal toeristisch-recreatief belang
3.1 Attractiepolen/-punten
ACTIES OMTRENT PRODUCTONTWIKKELING BRUGSE OMMELAND
Stimuleren van lokale of thematische samenwerkingsverbanden (netwerkvorming) Aandacht voor professioneel bezoekersonthaal / museale inrichting / voorzien van streekinformatie (pockets) / aandacht voor toegankelijkheid en kindvriendelijkheid
Alle attractiepunten/-polen maximaal inschakelen in de recreatieve netwerken en de reguliere BOL-communicatie
binnen de beleidsvisie van de diverse overheden) Niveau 2 = attractiepunten die niet passen binnen de in dit beleidsplan uitgewerkte BOL-positionering of kleinschalige attractiepunten met minder dan 15 0000 (betalende) bezoekers per jaar
Niveau 1 • Attractiepool = homogeen dorpsgeheel met een voldoende en gediversifieerd horeca-aanbod, een toeristisch onthaalpunt en meerdere beschermde gebouwen of een landschappelijke én toeristisch-recreatieve eenheid met een duidelijke identiteit - kern van Damme - kern van Lissewege • Attractiepunt = toeristisch-recreatieve attractie met min. 15 000 (betalende) bezoekers per jaar, passend binnen de in dit beleidsplan uitgewerkte BOL-positionering - belevingscentrum rond Romeinen (ROMA-project Oudenburg) - bezoekersattractie kasteel Wijnendale (Torhout) - Permekemuseum (Jabbeke) - nieuwe potentialiteiten die zich aandienen (waarbij uit het businessplan blijkt dat aan de voorwaarden is voldaan en die passen
KORTE TERMIJN (2004-2006)
Tabel 79 - Faseringsplan voor acties omtrent productontwikkeling Brugse Ommeland (vervolg)
Verder stimuleren van lokale of thematische samenwerkingsverbanden
Opportuniteiten niveau 1: • Attractiepool: - Regionaal Landschapspark Bulskampveld • Attractiepunt: - Gistel (Abdij Ten Putte) - nieuwe potentialiteiten die zich aandienen (waarbij uit het businessplan blijkt dat aan de voorwaarden is voldaan en die passen binnen de beleidsvisie van de diverse overheden)
MIDDELLANGE TERMIJN (2007-2008)
LANGE TERMIJN (NA 2008)
278
4 Logies
Creëren van een goed gespreid netwerk van professionele onthaalpunten
kleinere onthaalpunten
Streekinfopunten en
3.2
PRODUCTONTWIKKELING BRUGSE OMMELAND
ACTIES OMTRENT
Stimuleren van kwaliteitsverbetering bestaand logies Gebiedsgericht stimuleren van kleinschalige vormen van plattelandstoerisme (hoevetoerisme, B&B, vakantiewoning) => landbouwverbreding (nadruk op omgeving Bulskampveld) Beheerst valoriseren van groot potentieel aan kastelen (bv. gastenkamer, jeugdlogies, hotel, ...) Lobbyen voor het creëren van mogelijkheden voor (en stimuleren van) kleinschalig toeristisch kamperen bij de boer (max. 15 plaatsen) en voor kleinschalige kampeerterreinen Creëren van de ruimtelijke mogelijkheden voor een stadscamping in de onmiddellijke omgeving van Brugge Creëren van ruimtelijke mogelijkheden (beperkt) voor bijkomende logiesvormen voor de jeugd in omgeving Bulskampveld Betere prospectie van het potentieel voor vergaderingen en seminaries
dellijke omgeving + uniforme BOL-module) • Damme • Kasteel Lippensgoed (Bulskampveld) • Kasteel Wijnendale (Torhout) • Huis Mulle de Terschueren (Tielt) • Oudenburg (ROMA-project) • Lissewege (met garantie op stabiliteit in de werking) Belang van infopunt station Brugge voor BOL Aanvullende kleine infopunten (enkel onthaal) • niet beperkt tot lokale toeristische diensten, ook privé-sector • ook kleine onthaalpunten zonder regionale binding inschakelen in de reguliere communicatie (bv. Abdij van Male, Beisbroek, kinderboerderij De Zeven Torentjes, Kasteel van Loppem, De Zaagbek, St.Pietersplas, Abdij van Zevenkerken, Abdij Ten Putte e.a.) Streven naar erkenning als Vlaams of regionaal infokantoor voor Damme, Torhout, Bulskampveld en Tielt
6 streekinfopunten (onthaal en interpretatie => specifieke info onmid-
KORTE TERMIJN (2004-2006)
Tabel 79 - Faseringsplan voor acties omtrent productontwikkeling Brugse Ommeland (vervolg)
Blijvend stimuleren van kwaliteitsverbetering bestaand logies Stimuleren van kleinschalig toeristisch kamperen (kasteel, boer)
Streven naar erkenning als Vlaams of regionaal infokantoor voor Damme, Torhout, Bulskampveld en Tielt Streven naar erkenning als lokaal infokantoor bij de overige gemeenten
MIDDELLANGE TERMIJN (2007-2008)
LANGE TERMIJN (NA 2008)
279
5 Openluchtrecreatieve activiteiten
ACTIES OMTRENT PRODUCTONTWIKKELING BRUGSE OMMELAND
Uitbreiding van Damme Golf wordt ondersteund Inschakelen in netwerk van toeristisch-recreatieve attractiepunten
Golf
Opwaardering omgeving sluizencomplex Plassendale (bv. onbemand infopunt en picknickplaats in kader van recreatieve infrastructuur fietsnetwerk / aanmeerplaats passagiersvaart...) Ondersteunen van kwalitatieve verbeteringen in de bestaande jachthavens (Beernem, Brugge) Kajak- en kanovaart: geen specifieke acties gepland
Waterrecreatie
Bestaande routes blijven behouden Geen nieuwe bewegwijzerde routes Geen specifieke motorroutes
Autoroutes
Beperkte uitbreiding (enkel in minst kwetsbare gebieden) met prioriteit voor stedelijk gebied Brugge (onderzoek noodzakelijk)
Mountainbike
Optimaliseren van de bestaande ruiterpaden (Bulskampveldparcours, Lamme Goedzakroute en Napoleonroute)
Waterrecreatie: halteplaats voor passagiersvaart in Lissewege en in de omgeving Beernem (ontsluiting RLB)
Waterrecreatie
Optimaliseren van de bestaande ruiterpaden (Veldaanlooproute)
Ruiterrecreatie
2 bijkomende provinciale wandelroutes (opportuniteiten: Meetkerkse Moere, Stationsput Eernegem, Vloethemveld, Wijnendalebos, Tudor-Beisbroek, Tillegembos) Verdere kwalitatieve herinrichting van wandelpaden en recreatieve infrastructuur in wandeldomeinen Verder stimuleren van korte lusvormige wandelroutes vanuit de (polder)dorpen en kustgemeenten (gemeentelijke taak) Permanent streven naar behoud van trage, onverharde wegen
Ruiterrecreatie
Wandelen
3 nieuwe provinciale landschapswandelroutes: prioriteit voor Ardooie (in ontwikkeling), Tielt (omgeving Poelberg of omgeving Kanegem of Aarsele) en Oudlandpolder 1 provinciale erfgoedwandeling Kwalitatieve herinrichting van wandelpaden en recreatieve infrastructuur in wandeldomeinen (zie hoger) Stimuleren van korte lusvormige wandelroutes vanuit de (polder)dorpen en kustgemeenten (gemeentelijke taak) Permanent streven naar behoud van trage, onverharde wegen
MIDDELLANGE TERMIJN (2007-2008)
Wandelen
KORTE TERMIJN (2004-2006)
Tabel 79 - Faseringsplan voor acties omtrent productontwikkeling Brugse Ommeland (vervolg)
Ontsluiting via recreatief medegebruik van de in aanleg zijnde domeinbossen en stadsrandbossen (o.a. Tielt-Dentergem) Permanent streven naar behoud van trage, onverharde wegen
Wandelen
LANGE TERMIJN (NA 2008)
280
8 Globale landschapskwaliteit en belevingswaarde stadjes, dorpen en platteland
7 Streekproducten en gastronomie
6 Evenementen
PRODUCTONTWIKKELING BRUGSE OMMELAND
ACTIES OMTRENT
Permanente aandacht voor verfraaiing openbaar domein en verkeersluw maken van centra Permanente aandacht voor behoud en valoriseren van aanwezig cultuurhistorisch erfgoed (forten, dijken, agrarisch erfgoed...) Aanbod aan artisanale ateliers als onderdeel van de belevingswaarde van een regio meenemen in de globale communicatie
Initiatorfunctie toeristische sector voor aankaarten problematiek verkeersknelpunten bij alle betrokken sectoren (o.a. landbouw, industrie, verkeer, wegenbouw) Stimuleren van acties voor landschapsontwikkeling en -opbouw, inkleding bedrijfsgebouwen, etc (prioriteit in Regionaal Landschapspark Bulskampveld en Tieltse regio)
Stimuleren aanbod hoeveproducten (landbouwverbreding) Stimuleren van aanbod streekmenu’s in restaurants
Sterkere toeristisch-recreatieve valorisatie van bestaande evenementen, eerder dan creëren van nieuwe evenementen Duidelijke regioprofilering bij regio-overschrijdende evenementen (bv. Ronde van Vlaanderen, Tournée Générale van Radio 2, Open Tuinen Dag...) Sterkere evenementiële valorisatie van het Permekemuseum
KORTE TERMIJN (2004-2006)
Tabel 79 - Faseringsplan voor acties omtrent productontwikkeling Brugse Ommeland (vervolg)
kwaliteit van de regio te vrijwaren Permanente aandacht voor een aantrekkelijk openbaar domein en behoud en valorisatie van bestaand cultuurhistorisch erfgoed
Blijvend lobbywerk van de sector toerisme bij andere sectoren om de knelpunten op de agenda te zetten en de landschaps-
Verder stimuleren van aanbod hoeveproducten en streekmenu’s
Tentoonstellingsproject of groter evenement in de lijn van de in dit beleidsplan uitgewerkte BOL-positionering (bij voorkeur in samenwerking met Brugge)
MIDDELLANGE TERMIJN (2007-2008)
Permanente aandacht voor een aantrekkelijk openbaar domein en behoud en valorisatie van bestaand cultuurhistorisch erfgoed Blijvend lobbywerk van de sector toerisme bij andere sectoren om de knelpunten op de agenda te zetten en de landschapskwaliteit van de regio te vrijwaren
LANGE TERMIJN (NA 2008)
3
AANBEVELINGEN VOOR RUIMTELIJKE PLANNING
3.1 VLAAMS NIVEAU Dit Strategisch Beleidsplan voor Toerisme en Recreatie in het Brugse Ommeland wenst wat de afbakening van het Regionaal Stedelijk Gebied Brugge betreft volgende aanbevelingen te doen: • Erkenning van de recreatieve functie van de groene gordel rondom Brugge, ook voor die groendomeinen en landelijke gebieden die niet opgenomen zijn in de afbakening van het regionaal stedelijk gebied (vooral voor recreatief medegebruik), zodat binnen gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen voor de agrarische, natuurlijke en bosstructuur hier voldoende rekening mee gehouden wordt; • Mogelijkheid geven voor de uitbreiding van de ‘Damme Golf & Country Club’ met een 9-holes terrein, mits voldaan wordt aan volgende randvoorwaarden: - verzekeren van een grotere toegankelijkheid voor niet-leden/golfers; - voorzien in voldoende ruimte voor recreatief medegebruik (wandel- en/of fietspad door of langs het terrein); - inschakeling in de toeristisch-recreatieve routestructuren. • Mogelijkheid creëren voor het creëren van een groter stedelijk kampeerterrein aan de Sint-Pietersplas.
3.2 PROVINCIAAL NIVEAU 3.2.1 PROVINCIAAL RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN Het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan werd opgesteld in de periode 1998-2001 op basis van de toen bekende visies en maatschappelijke ontwikkelingen. Het werd goedgekeurd in 2001. Ondertussen zijn we reeds 2004 en zal zich op relatief korte termijn een herziening van het Provinciaal Structuurplan opdringen. Dit Strategisch Beleidsplan voor Toerisme en Recreatie in het Brugse Ommeland wil volgende aanbevelingen doen voor deze herziening: • Het selecteren van de volgende locaties als bijkomende toeristisch-recreatieve knooppunten: - Damme; - Lissewege; - Oudenburg met het ROMA-project; - Kasteel van Wijnendale (Torhout); - Jabbeke met Permekemuseum; - Gistel met Abdij Ten Putte; - ‘De Kijkuit’ in Beernem. • Het opnemen van de primaire assen van het recreatief fietsnetwerk Brugse Ommeland als lineaire recreatieve elementen waarlangs recreatieve functies als cafés mogelijk zijn (bij voorkeur kerngebonden en op kruispunten van assen); • Selecteren van een gebied behorende tot het Regionaal Landschapspark Bulskampveld met een duidelijke toeristische, landschappelijke en natuurfunctie.
281
3.2.2 OPSTELLEN VAN EEN PROVINCIAAL UITVOERINGSPLAN VOOR KLEINSCHALIGE PLATTELANDSACTIVITEITEN Het beleidskader voor kleinschalige plattelandsactiviteiten, opgenomen in het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan, biedt ruime mogelijkheden voor de ontwikkeling van plattelandstoerisme (o.a. ook kamperen op de boerderij in landelijke toeristisch-recreatieve netwerken als de Brugse Streek - veldgebieden ten zuiden van Brugge), veel meer dan nu mogelijk is op basis van het Vlaamse besluit omtrent de functiewijzigingen in agrarisch en parkgebied (zie eerder). Om evenwel juridische afdwingbaarheid te kennen moet dit beleidskader worden vertaald in een uitvoeringsplan. We vinden het dan ook een hoge prioriteit dat de provincie hier werk van maakt.
3.2.3 OPSTELLEN VAN EEN PROVINCIAAL BELEIDSKADER VOOR KASTELEN EN KASTEELPARKEN Wat de problematiek van kastelen en kasteelparken betreft, wordt een algemene provinciale visievorming aanbevolen, die moet leiden tot een specifiek beleidskader waarin mogelijkheden voor toeristische functies worden aangereikt, o.a. kleinschalig toeristisch kamperen nabij kastelen of in kasteelparken als een vorm van recreatief medegebruik.
3.2.4 ONDERZOEK NAAR MOGELIJKHEDEN VOOR KLEINSCHALIGE NATUURKAMPEERTERREINEN Onderzoek naar mogelijkheden voor kleinschalige natuurkampeerterreinen naar Nederlands model (cfr. Stichting Natuurkampeerterreinen) als een vorm van recreatief medegebruik in bosgebieden met prioritaire aandacht voor (de omgeving van) het Regionaal Landschapspark Bulskampveld (maximum 1 tot 3 ha, 40-tal plaatsen enkel voor tenten en toercaravans, geen vaste standplaatsen, geen huisjes, geen geparkeerde auto’s naast de tent, aanwezigheid van een blok met basissanitair, eventueel uitgebaat door gemeentebesturen of door het Vlaamse Gewest, AMINAL Bos & Groen).
3.3 GEMEENTELIJK NIVEAU Om de mogelijkheden voor plattelandstoerisme die aangeboden worden in het provinciaal beleidskader voor kleinschalige toeristisch-recreatieve plattelandsactiviteiten optimaal aan te wenden, moeten de gemeenten in hun structuurplan een lijst opnemen van de merkwaardige gebouwen in het buitengebied van de gemeente. Merkwaardige gebouwen zijn gebouwen die niet beschermd zijn, maar cultuurhistorische en sociaal-economische waarde voor het gebied hebben. Het gaat om kastelen, forten, kloosters, brouwerijen, molensites, industrieel erfgoed, scholen, militaire gebouwen. Of dergelijk gebouw, volgens de bovenvermelde opsomming, merkwaardig is moet aangegeven en onderbouwd worden in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan (GRS).
282
DEEL 2 - ACTIEGERICHTE STRATEGIE VOOR MARKETING Een marketingstrategie moet diverse aspecten behandelen namelijk: • • • •
prijs; plaats (distributie of reserveringen); commerciële productontwikkeling; promotie of communicatie.
Eerst formuleren we de krachtlijnen voor deze vier elementen en daarna gaan we meer in detail in op een voorstel van communicatie-acties.
1
KRACHTLIJNEN
1.1 PRIJSZETTING De prijs is een belangrijk element in de beslissing om al dan niet voor een toeristische regio te kiezen. Het beleid heeft in het algemeen weinig invloed op de prijszetting van de private sector, vooral wat betreft de logiessector. Het Brugse Ommeland is een opstartende toeristische regio waar de prijzen vooralsnog eerder laag liggen zeker wanneer dit vergeleken wordt met de prijzen die in de binnenstad van Brugge of aan de Kust voor hotels en gastenkamers gevraagd worden. Daardoor heeft het Brugse Ommeland een comparatief voordeel. Algemeen is het echter zo dat prijsdifferentiatie naar verblijfsduur, verblijfsperiode en naar het belonen van trouwe klanten weinig doorgedrongen is in de logiessector binnen het Brugse Ommeland. Daarom schuiven we voor de prijszetting volgende krachtlijn naar voren:
Sensibiliseren van de logiessector in het Brugse Ommeland over praktijken van ‘yield management’ (opbrengstbeheer) en geven van extra’s bij herhaalbezoek of aanbeveling 1.2 DISTRIBUTIE VAN HET PRODUCT VAN HET BRUGSE OMMELAND Wat betreft distributie of reserveringen voor een verblijf in het Brugse Ommeland moet het accent gelegd worden op rechtstreekse boekingen. Daarvoor moet de potentiële toerist de nodige instrumenten aangereikt krijgen. Enkel voor dagtrips voor groepen en voor de nichemarkt van de MICE (Meetings, Incentives, Conferences and Exhibitions) is een indirecte benadering gewenst. Volgende krachtlijnen kunnen worden geformuleerd:
• Faciliteren van rechtstreekse boekingen bij de logiesaanbieders door ontwikkelen van gepaste instrumenten (website Brugse Ommeland, logiesbrochure BOL en Vlaanderen Vakantielandbrochure en aanhouden van reserveringssysteem van Brugge dat efficiënt is voor het alloceren van de overflow van Brugge naar het Ommeland) • Indirecte benadering voor dagtrips voor groepen en MICE
283
1.3 COMMERCIËLE PRODUCTONTWIKKELING Vooralsnog werd binnen de regiowerking van het Brugse Ommeland geen aandacht geschonken aan het zelf ontwikkelen van commerciële producten. In functie van de evaluatie van de vernieuwingen in het fysisch product (fietsnetwerk, Kasteel van Wijnendale, ROMA-project Oudenburg e.a.) wordt voor 2006 gedacht aan: • Het creëren van innovatieve bovenlokale arrangementen in combinatie met evenementen en attractiepunten die een duidelijk toegevoegde waarde en keuzemogelijkheden aanbieden en waarbij ook Brugge betrokken kan worden (bv. Oldtimersweekend in het Brugse Ommeland). Het gaat hierbij zowel om arrangementen voor individuelen als voor groepen (bv. inschakelen van de talrijke bezoekboerderijen in de regio in het aanbod van arrangementen). • Het ontwikkelen en structureren van ‘à la carte’ bouwstenen voor een bezoek aan het Brugse Ommeland. Daarbij kan gedacht worden aan het creëren van een ‘pas’ waarbij vaste attracties op structurele manier samen worden aangeboden. Volgende krachtlijn lijkt ons dan ook gepast:
Zoeken naar innovatieve aanbiedingen waarbij individuele producten op een creatieve, bovenlokale manier worden gecombineerd en aangeboden 1.4 COMMUNICATIE Gezien we hier wat betreft de communicatie spreken over een periode van 5 jaar is het moeilijk om deze elementen in detail per jaar vast te leggen. Het is de taak van de regiowerking Brugse Ommeland om afhankelijk van de toegewezen budgetten en in overleg met de diverse actoren elk jaar een operationeel plan voor communicatie uit te werken. De krachtlijnen die hierna worden opgesomd moeten daarbij als leidraad dienen. In de hierna volgende communicatiestrategie voor het Brugse Ommeland worden de krachtlijnen bepaald voor de communicatie over het Brugse Ommeland voor de volgende 5 jaar.
KRACHTLIJN 1 Structureel opdrijven van de naambekendheid van het Brugse Ommeland Het Brugse Ommeland is een eerder nieuwe regio binnen de Vlaamse regio’s, die onder andere staat naast de bekende Antwerpse Kempen, Limburg, de Westhoek en de Vlaamse Ardennen. Het komt er in de eerste plaats op aan om zoveel mogelijk de naambekendheid van het Brugse Ommeland te verhogen, zodanig dat deze regio door de potentiële toerist als een mogelijke bestemming kan worden gepercipieerd.
KRACHTLIJN 2 Scherper op de markt zetten van wat het Brugse Ommeland precies kan betekenen voor de potentiële toerist en de positionering consequent doortrekken in zowel eigen communicatie als in deze van derden Zodra de potentiële toerist weet dat er zoiets bestaat als een ‘Brugse Ommeland’ moet deze ook meer emotioneel overgehaald worden om deze regio als bestemming in beschouwing te nemen. Daarvoor is een consequente positionering die steeds dezelfde boodschap weergeeft belangrijk. Er moet over gewaakt worden dat deze
284
positionering zoals hierboven uitgewerkt en gevisualiseerd ook consequent wordt aangehouden door derden. We denken hier onder andere aan de publicatie van Vlaanderen Vakantieland door Toerisme Vlaanderen.
KRACHTLIJN 3 Beter communiceren omtrent de structuur van de regio naar ‘highlights’, streekinfopunten en evenementen (in onderlinge afspraak met alle actoren) Wanneer de potentiële toerist interesse betoont voor deze regio moet hij/zij duidelijke informatie kunnen verkrijgen over wat er precies te beleven valt in deze regio. Dit moet op een gestructureerde manier gebeuren zodat hij/zij snel kan zien welke toeristisch-recreatieve voordelen (benefits) er in deze regio te krijgen zijn. Daarbij dient ook rekening te worden gehouden met het consequent hanteren van een duidelijke visuele stijl die de emotionele belevingswaarde van de regio accentueert.
KRACHTLIJN 4 Verzekeren van een marketingbudget waardoor de concurrentiële slagkracht van het Brugse Ommeland verstevigd wordt Binnen het macroproduct Vlaamse regio’s worden nieuwe regio’s geïntroduceerd met soms hogere budgetten dan het actuele communicatiebudget van het Brugse Ommeland. We moeten streven naar een minimum communicatiebudget waarmee het Brugse Ommeland binnen deze concurrentiële context op een voldoende zichtbare manier op de markt gebracht kan worden.
KRACHTLIJN 5 Zoeken naar een maximale synergie zowel intern als extern De nabijheid van Brugge en de Kust worden in de regiocommunicatie van het Brugse Ommeland reeds uitgespeeld. Het is echter belangrijk om met deze toeristische entiteiten te blijven samenwerken en nog meer synergie te creëren. Brugge als kunststad heeft er alle belang bij om voor haar herhaalbezoekers een aantrekkelijk product in het Ommeland te kunnen aanbieden. Ook de Kust wil zich positioneren als een Kust met een interessant hinterland. Het is anderzijds ook van belang om synergie te creëren met Toerisme Vlaanderen en de andere Vlaamse regio’s om zodoende campagnes op te zetten die anders onmogelijk door het Brugse Ommeland alleen gedragen kunnen worden.
KRACHTLIJN 6 Verhogen van de efficiëntie en de effectiviteit van communicatie-acties door het samenbrengen van middelen, het concentreren van deze middelen op een beperkt aantal markten en het inzetten van hefboomacties als joint-promotions en online-websitemarketing Individuele spelers kunnen slechts een beperkte impact hebben op de markt. Daarom is het belangrijk om middelen samen te brengen in een regionale promotiepool waarbij de gemeenten en de provincie middelen samenleggen zoals dit reeds sinds 2001 het geval is.
285
De beperkte middelen kunnen efficiënter ingezet worden wanneer deze in een selectief aantal markten worden aangewend. Er moet echter steeds wat ruimte blijven voor ad hoc opportuniteiten die zich voordoen, soms tegen een zeer beperkt kostenplaatje. Om met beperkte middelen meer resultaat te halen moet de communicatie meer gericht worden op vernieuwende benaderingen als joint-promotions en online-website marketing.
KRACHTLIJN 7 Inzetten van meer wervende communicatie voor een vrij onbekende regio Vooralsnog werd heel wat aandacht geschonken aan de communicatiedragers en minder aan wervende communicatie-acties. Voor een onbekende regio is het echter belangrijk om meer middelen te kunnen inzetten in wervende acties als campagnes.
KRACHTLIJN 8 Meer ruimte geven aan de private sector om in te spelen op de opportuniteiten voor communicatie van de regio mits betaling Het toeristische bedrijfsleven is vooralsnog op een beperkte manier betrokken via concrete acties bij de communicatie over het Brugse Ommeland. Ook het niet-toeristische bedrijfsleven uit de streek kan worden ingeschakeld om gezamenlijke acties te voeren naar hun potentieel cliënteel zowel wat imago-opbouw betreft als wat betreft specifieke aanbiedingen. Joint-promotions zijn hiervoor een uitstekend instrument.
KRACHTLIJN 9 Fideliseren van het bestaande cliënteel door te streven naar een optimale kwaliteit en te zoeken naar fideliseringsformules om het bestaande cliënteel in te schakelen als ambassadeurs De belangrijkste en goedkoopste manier van promotie verloopt via een tevreden klant. Door sterke kwaliteit en authenticiteit aan te bieden in het Brugse Ommeland wordt deze klant een goedkope ‘marketeer’ voor de regio en wordt herhaalbezoek en aanbeveling gestimuleerd.
KRACHTLIJN 10 Blijvend stimuleren van de samenhorigheid in de regio en begeleiding naar verdere professionalisering van de regionale toeristische actoren wat betreft communicatie De regiowerking van het Brugse Ommeland zorgt voor het creëren van de samenhorigheid van de regio door gestructureerd overleg tussen de diverse toeristische diensten en beleidsmakers. Naar de toekomst toe dient verdere aandacht te gaan naar de interne communicatie binnen de regio door startmomenten, overleg en vormingsmomenten.
286
2
COMMUNICATIEPLAN 2005-2008
2.1 FASERING Voor de periode 2005-2008 stellen we een fasering voor:
Fase 2005-2006: Uitbreiden communicatie omtrent fietsnetwerk In deze fase kan de regionale promotiepool Brugse Ommeland rekenen op belangrijke middelen vanuit het project fietsnetwerk dat ook communicatiemiddelen voorziet. Het totale bedrag kan door de bijdrage uit het project fietsnetwerk opgetrokken worden tot 226 000 euro in 2006. Deze fase wordt gekenmerkt door: • een scherpere positionering toe te passen op alle bestaande communicatiedragers (investeren in foto’s voor website, streekpocket); • de streekpocket aan te passen met een sterkere duiding van de belangrijkste trekkers (overzichtskaartje); • een selectiever verspreiden van de streekpocket; • het ten volle uitspelen van het fietsnetwerk; • het aanhouden van de bestaande wervende acties; • enkel aanwezigheid op een beperkt aantal niche beurzen; • het verder verzorgen van interne marketing.
Fase 2007-2008: Behouden en lichtjes optrekken van communicatiebudget Voor deze fase is het cruciaal dat de communicatiemiddelen worden aangehouden op hetzelfde niveau van 2006. We streven echter naar een kleine verhoging van het budget tot 250 000 euro voor 2007. Deze fase wil verder gaan in de communicatie op basis van: • een sterkere inzet van wervende instrumenten via joint-promotions, online-marketingacties, campagnes; • het integreren van gastronomie, evenementen en fietsen in de streekpocket; • invoeren van fideliseringsacties. Na rijp beraad werd beslist om geen budget vrij te maken voor direct-mail. Voor dergelijke communicatie-actie moet een voldoende minimumbudget kunnen worden ingezet en dat is ook in de toekomst binnen de promotiepool niet aanwezig. Daarnaast moet verder de nodige aandacht worden geschonken aan de interne marketing. Het moet duidelijk zijn dat dit grote lijnen zijn. Voor de communicatieacties moet elk jaar overleg gepleegd worden voor het opstellen van een jaarlijks operationeel marketingplan dat concreet invulling heeft aan dit communicatieplan.
2.2 COMMUNICATIE-INSTRUMENTEN MET PRIORITEITEN In tabel 80 wordt aangegeven welke communicatie-instrumenten wij voorzien voor het Brugse Ommeland in het jaar 2007 en 2008 met het vooropgestelde budget van 250 000 euro. Er wordt een antwoord gegeven op: • Welke zijn de communicatiedoelgroepen ? • Welke zijn de communicatiedoelstellingen ? • Welke zijn de communicatie-instrumenten ? De budgetten zijn hier indicatief en geven een relatieve grootteorde aan. Bij lagere budgetten geven de prioriteiten aan welke activiteiten als eerste moeten worden uitgevoerd. Daarnaast moet ook een budget voorzien worden voor ad hoc opportuniteiten.
287
288
SUBTOTAAL
Streekpocket BOL als fulfillment van campagnes met uitbreiding naar gastronomie, fietsen en evenementen (betalend receptief alsook pro-actief voor port- en administratieve kosten) Logiesbrochure
Publicaties
Deelname marketingcampagne Vlaamse regio’s Toerisme Vlaanderen voor binnenlandse markt Deelname marketingcampagne Vlaamse regio’s van Toerisme Vlaanderen voor Nederland Adverteren in hefboombrochures
- Inzicht geven in het toeristisch-recreatief product van BOL - Aanzetten om BOL individueel te bezoeken (eventueel met verblijf)
Aanzetten om verblijf te boeken
Potentiële verblijfstoeristen uit Vlaanderen, Nederlandstalig Brussel en Nederland
Bekendmaken van BOL als toeristisch-recreatieve entiteit
Potentiële consumenten van dagtrips en korte vakanties in Vlaanderen en Ned. Brussel
Potentiële consumenten van korte vakanties en dagtoerisme uit Vlaanderen, Ned. Brussel en Nederland
- Verdiepen van kennis over BOL en fideliseren - Concrete aanbiedingen geven waarop kan geboekt worden
Potentiële consumenten van korte vakanties vanuit Nederland
Bekendmaken BOL als toeristische entiteit Opbouwen van imago BOL Versterking van samenhorigheid bij de actoren van BOL Opbouwen van imago BOL
- Verdiepen van kennis over BOL en fideliseren - Concrete aanbiedingen geven waarop kan geboekt worden
-
COMMUNICATIE DOELGROEP
Potentiële consumenten van korte vakanties en dagtoerisme vanuit Vlaanderen en Nederlandstalig Brussel
Diverse actoren uit de regio
Verder actief verspreiden en integreren van logo op een consistente manier bij diverse actoren in regio
Marketingcampagnes
Breed publiek
COMMUNICATIE DOELGROEP
Aanhouden van logo
Logo en baseline
INSTRUMENT
COMMUNICATIE-
Tabel 80 - Jaarlijks streefbudget en -allocatie van de regionale promotiepool voor 2007 en 2008 PRIORI-
++++
++++
++
++++
++++
++++
++
TEITEN
IN
162 000
16 000
84 000
6 000
25 000
30 000
1000
EURO
289
Actoren in de regio
- Toeristisch en niet-toeristisch bedrijfsleven - Pers
Media in Vlaanderen en Nederland
Indicatief budget voor promotiepool
- Ontmoetingsmomenten - Vorming
Interne marketing
Joint promotions met toeristisch en niet-toeristisch bedrijfsleven en/of met pers
Joint-promotions
Geïndividualiseerde famtrips, nieuwsbrieven voor de pers (centrale persbewerking met personeelskosten zit in Westtoerbudget)
Persbewerking
- Uitwisseling - Netwerkvorming - Professionalisering van sector
Aanzetten tot een samenwerking voor communicatie
Aanzetten tot redactioneel
Top of mind creëren
Ondersteunend
Blijvende investeringen in kwalitatief fotomateriaal Event-marketing
Breed publiek
Specifieke doelgroepen als fietsers, senioren
- Bekend maken van het toeristisch product BOL - Aanleiding geven om BOL individueel te bezoeken (eventueel met verblijf) - Aanzetten tot redactioneel door de pers - Bekend maken van het toeristisch product BOL - Aanleiding geven om BOL individueel te bezoeken (eventueel met verblijf) Ondersteunend
- Bekend maken van het toeristisch product BOL - Aanleiding geven om de BOL individueel te bezoeken (liefst met verblijf)
COMMUNICATIEDOELGROEP
- Potentiële dag- en verblijfstoeristen uit Vlaanderen, Ned. Brussel en Nederland - Vlaamse en Ned. Pers
Potentiële consumenten van korte vakanties en dagtoerisme uit Vlaanderen, Nederlandstalig Brussel en Nederland
COMMUNICATIEDOELGROEP
Nichebeurzen
‘Westtoeren’ afbouwen Marketingacties via website BOL
1 televisie-uitzending Vlaanderen Vakantieland (helft betaald door Westtoer)
Presentaties
SUBTOTAAL
COMMUNICATIEINSTRUMENT
Tabel 80 - Jaarlijks streefbudget en -allocatie van de regionale promotiepool voor 2007 en 2008 (vervolg)
++++
++++
++++
++++
++++
++
++++
++++
PRIORITEITEN
250 000
10 000
25 000
5 000
5 000
8 000
4 000
25 000
6 000
162 000
IN EURO
DEEL 3 - ACTIEGERICHTE STRATEGIE VOOR BELEIDSRELEVANTE INFORMATIE Uit de situatieanalyse blijkt de grote behoefte aan betrouwbare informatie. Het is duidelijk dat over essentiële karakteristieken van het toerisme en recreatie in het Brugse Ommeland nog vele lacunes aan informatie bestaan. Rond het thema van beleidsrelevante informatie zijn twee onderdelen belangrijk: enerzijds het verzamelen van de informatie en anderzijds het doorspelen van de informatie aan de relevante actoren. Om een efficiënt beleid te kunnen voeren op de diverse beleidsniveau’s is het aangewezen dat bestaande initiatieven omtrent informatieverzameling verder worden ondersteund en dat nieuwe initiatieven worden ontwikkeld. Diverse niveau’s binnen het toeristisch beleid hebben hier een verantwoordelijkheid. Het is duidelijk dat voor de niet-provinciale niveau’s enkel aanbevelingen kunnen worden gegeven. Voor het provinciale niveau kunnen wel concreter acties worden naar voren geschoven met een prioriteitstelling. Daarnaast is het interpreteren van de informatie voor de regioactoren een belangrijke taak waar diverse niveau’s aan kunnen meewerken door het publiceren van rapporten en het organiseren van informatievergaderingen.
1
ACTIES VOOR HET VERZAMELEN VAN BELEIDSRELEVANTE INFORMATIE
Voor het verzamelen van de noodzakelijke beleidsrelevante gegevens zijn diverse acties noodzakelijk op verschillende niveau’s: zowel het Vlaamse, provinciale als het lokale niveau. Sommige acties zijn reeds opgestart en bewijzen reeds hun diensten. Voor andere acties die nog op gang moeten komen, worden aanbevelingen gemaakt.
1.1 VLAAMSE NIVEAU 1.1.1 REEDS LOPENDE ACTIES Permanent bijhouden van basisindicatoren binnen het kader van het Steunpunt Toerisme en Recreatie Het in maart 2002 door de Vlaamse regering opgerichte Steunpunt Toerisme en Recreatie fungeert als een onderzoeks- en informatiecentrum voor toeristisch-recreatieve vraagstukken op Vlaams niveau. Eén van de opdrachten van het Steunpunt is het samenstellen en actualiseren van een databestand met het volledige logiesaanbod in Vlaanderen, evenals van het aanbod van alle toeristische attracties met meer dan 5 000 bezoekers. In samenwerking met de provinciale toeristische organisaties worden daartoe van alle logiesverstrekkende bedrijven in Vlaanderen, alsook van alle attracties, jaarlijks een tiental beleidsrelevante basisindicatoren in kaart gebracht. Voor het logiesaanbod gebeurde dit reeds voor 2002 en 2003. Voor de attractiepunten werden de aanbodgegevens verzameld vanaf 2003. Het is uiteraard de bedoeling dit jaarlijks bij te houden.
290
Daarnaast wordt door het Steunpunt ook een systeem voor de verzameling van vraaggegevens bij attracties opgezet, dat moet toelaten het aantal bezoekers aan attracties met meer dan 5 000 bezoekers op een permanente wijze te registreren. Voor de permanente registratie van de vraag bij het logies werd een testfase opgestart. De verzamelde basisinformatie over de logiessector en de toeristische attracties moet, na verwerking, toelaten om enerzijds naar de sector toe een snelle en informatieve feedback te garanderen over de ontwikkelingen in de eigen sector en anderzijds om een met kennis onderbouwd en gericht beleid te voeren op alle niveau’s binnen het toeristisch veld. Westtoer speelt een belangrijke rol in het verzamelen van de gegevens voor het Steunpunt en vraagt o.m. volgende beleidsrelevante gegevens voor het Brugse Ommeland op: • het opvolgen van de kenmerken van het aanbod van het logies en van de attracties met meer dan 5 000 bezoekers; • een permanente opvolging van de bezoekersaantallen in de attracties met meer dan 5 000 bezoekers.
Opvolgen van de ontwikkelingen in de diverse markten Een strategisch beleidsplan is slechts zinvol indien het ook op regelmatige tijdstippen bijgestuurd wordt op basis van nieuwe ontwikkelingen in de markten. Daarom is het belangrijk dat de in dit rapport opgenomen trends in de diverse vakantiemarkten ook worden opgevolgd. Toerisme Vlaanderen koopt diverse marktstudies aan en publiceert sinds 2001 jaarlijks het document ‘Toerisme in Cijfers’ waarin de evolutie in de belangrijkste markten besproken wordt.
Onderzoek rond impact van marketingacties Toerisme Vlaanderen laat ook reconversieonderzoeken uitvoeren in belangrijke markten betreffende de respons op de marketingacties. Het Brugse Ommeland moet specifieke aandacht geven aan de cijfers die door Toerisme Vlaanderen worden vrijgegeven omtrent de informatieaanvragen voor het Brugse Ommeland gegenereerd door de campagne Vlaanderen Vakantieland in Vlaanderen en Nederland. Een stijging in deze aanvragen wijst op een sterkere imagovorming en profilering bij de Vlaamse en Nederlandse toerist.
Onderzoek over de MICE-markt Toerisme Vlaanderen gaf opdracht aan het WES om in 2004 een uitgebreid onderzoek te organiseren naar het profiel en de bestedingen van de MICE-markt in Vlaanderen en Brussel. Op basis van dit onderzoek zullen binnenkort wellicht uitspraken gedaan kunnen worden betreffende het profiel en de bestedingen van de MICEtoerist in de Vlaamse regio’s zodat ook de omzet uit dit marktsegment binnen het Brugse Ommeland beter ingeschat kan worden.
1.1.2 AAN TE BEVELEN ACTIES Onderzoek rond omgevingsrecreatie en dagtoerisme Uit de situatieanalyse kwam duidelijk naar voor dat weinig of geen gegevens voorhanden zijn rond omgevingsrecreatie en dagtoerisme in de Vlaamse regio’s. Specifiek onderzoek naar het volume, het profiel, het gedrag en de bestedingen van omgevingsrecreanten en dagtoeristen uit Vlaanderen en Brussel is zeer beleidsrelevant voor de Vlaamse Regio’s, die door Toerisme Vlaanderen als derde macroproduct naar voren geschoven worden.
291
In het tweejaarlijkse WES-onderzoek naar het ‘Reisgedrag van de Belgen’ komt dit aspect onvoldoende naar voren. De methodologie leent zich evenmin voor dergelijke bevraging (periode van 6 maanden). Wij dringen er dan ook bij Toerisme Vlaanderen op aan om hieromtrent een nieuw soort onderzoek op te starten dat op regelmatige manier de ontwikkelingen in omgevings- en dagrecreatie van Vlamingen en Brusselaars kan opvolgen. Vooralsnog legde Toerisme Vlaanderen vooral de nadruk op onderzoek over verblijfsrecreatie. Nochtans heeft het toeristische beleid ook duidelijk een dagtoeristische en omgevingsrecreatieve component die vooral aandacht zou moeten geven aan het kwalitatief invullen van deze behoeften.
Onderzoek rond verblijfstoerisme in de Vlaamse Regio’s Toerisme Vlaanderen heeft in het verleden reeds éénmaal een onderzoek gefinancierd omtrent het profiel, het gedrag en de bestedingen van de verblijfstoeristen in commerciële logiesvormen in de Vlaamse regio’s. Dit onderzoek vond plaats in 2000. Het is aangewezen dat dergelijk onderzoek in 2006 herhaald wordt, mogelijks met participatie van de verschillende provinciale toeristische organisaties.
1.2 WESTTOER Westtoer heeft binnen de beheersovereenkomst een beperkt budget voor operationeel onderzoek naar beleidsrelevante informatie. Volgende acties zijn belangrijk voor het Brugse Ommeland.
Participeren in onderzoeken Zoals hierboven werd beschreven is het belangrijk dat Westtoer voldoende middelen uit haar onderzoeksbudget vrijhoudt om te kunnen participeren in onderzoeken die rond de Vlaamse regio’s op het Vlaamse niveau worden georganiseerd. Westtoer kan een budget vrijmaken om de steekproef voor de diverse regio’s (Westhoek, Brugse Ommeland en Leiestreek) op te drijven om aan representatieve gegevens te komen.
Opvolgen van NIS-overnachtingsstatistieken Om de evolutie in de streefdoelen van dit beleidsplan te kunnen opvolgen zijn de overnachtingscijfers van het NIS relevant. Westtoer kan deze gegevens jaarlijks bij het NIS opvragen in de maand juli van ieder jaar en kan evoluties berekenen. Vooral voor het opvolgen van de groei in de overnachtingen en van de gerealiseerde overnachtingen in de diverse geografische markten en naar doel is dit van belang, alsook om het marktaandeel van het aantal overnachtingen in het Brugse Ommeland in het totaal van de overnachtingen in de Vlaamse regio’s op te volgen.
Onderzoek rond de impact van de voorgestelde productontwikkeling Binnen de onderzoeksbudgetten van Westtoer, maar zoveel mogelijk in samenwerking met andere partners, is het belangrijk om onderzoek uit te voeren (in orde van prioriteit) naar: • Prioriteit 1: Impact van het ontwikkelde fietsnetwerk BOL Het is belangrijk om enerzijds een meetsysteem te ontwerpen voor het meten van de fietsers op het recreatief fietsnetwerk Brugse Ommeland en anderzijds een bevraging te doen naar de tevredenheid van de toerist-recreant over het ontwikkelde fietsnetwerk.
292
• Prioriteit 2: De werking van de streekinfopunten en hefboomprojecten Via een bezoekersonderzoek kan de tevredenheid van de bezoeker worden achterhaald en is het mogelijk om het profiel en het gedrag van de bezoekers over de jaren heen te volgen en te analyseren. Het is ook belangrijk om te polsen naar het belang van dergelijk streekinfopunt bij een hefboomproject voor het promoten van het Brugse Ommeland als regio.
Onderzoek rond de impact van de voorgestelde marketingacties Binnen de onderzoeksbudgetten van Westtoer, maar zoveel mogelijk in samenwerking met andere partners, is het belangrijk om onderzoek uit te voeren naar de impact van de marketingacties. Volgende marketingacties willen we evalueren in rangorde van prioriteit: • Prioriteit 1: - Campagnes Voor de campagnes met Toerisme Vlaanderen op de binnenlandse markt en in Nederland kan bij hen informatie verkregen worden op basis van de reconversieonderzoeken die zij uitvoeren (zie hierboven). Voor andere campagnes moet bij het opzetten ervan steeds vooraf nagedacht worden over hoe de campagne geëvalueerd kan worden, bv. op de traditionele manier op respons (aantal teruggestuurde coupons), maar ook op kostprijs en op prioritaire productmarktcombinaties. - Streekpocket Westtoer introduceerde de streekpocket reeds in diverse West-Vlaamse regio’s (Westhoek, Kust, Leiestreek en Brugse Ommeland). Het is gewenst om ook dit instrument grondig te evalueren, zowel kwalitatief op basis van focusgroepen, als kwantitatief (bv. naar distributie). Dit communicatie-instrument slorpt immers een aanzienlijk deel van het promotiebudget op. • Prioriteit 2: website BOL De website kan niet alleen geëvalueerd worden op basis van het aantal bezoekers maar ook op basis van andere indicatoren die een indicatie geven van de interactiviteit van de website als reacties op bepaalde acties.
1.3 DIENSTEN VOOR TOERISME Alle lokale toeristische diensten zouden overtuigd moeten worden van het belang van het bijhouden van een set van basisgegevens. Westtoer kan een standaardbenadering uitwerken die door alle lokale toeristische diensten in het Brugse Ommeland zou kunnen worden gevolgd waardoor het eenvoudiger wordt om op regelmatige tijdstippen het beleid bij te sturen en waarbij ook vergelijkingen onderling gemaakt kunnen worden. Volgende gegevens moeten zeker in de standaardset van basisgegevens worden opgenomen: • • • • •
het aantal bezoekers aan het infopunt per dag; het aantal schriftelijke aanvragen en e-mailaanvragen; een lijst met het type van informatie dat wordt gevraagd; klachten (heel belangrijk voor klachtenbehandeling en evaluatie van de tevredenheid); een evaluatieformulier betreffende het onthaal en het product in te vullen in de toeristische dienst, waarbij ook gepeild kan worden naar profiel, motieven en informatiebronnen (kan eventueel verwerkt worden met een eenvoudig standaardprogramma); • het aantal boekingen voor dagtrips en toeristische rondleidingen. Dergelijke opvolging van gegevens kan gezien worden als een vorm van kwaliteitsmanagement van de Diensten voor Toerisme. Westtoer kan hierin een voortrekkersrol spelen.
293
2
ACTIES VOOR HET VERSPREIDEN VAN BELEIDSRELEVANTE INFORMATIE OVER DE REGIO
2.1 ROL WESTTOER Het is aangewezen dat Westtoer op regelmatige tijdstippen de verzamelde informatie interpreteert naar het product en het beleid toe van de diverse regio’s in West-Vlaanderen waaronder ook het Brugse Ommeland. Dit kan gebeuren door jaarlijks een beknopt monitoringrapport op te maken waarin de bevindingen uit de verzamelde gegevens en uit onderzoek op een aanschouwelijke manier worden voorgesteld en gedistribueerd naar de individuele toeristische actoren en lokale besturen.
2.2 ROL LOKALE DIENSTEN VOOR TOERISME EN VVV’S Ook de lokale diensten voor toerisme kunnen voor de eigen gemeente een beknopt monitoringrapport maken op basis van de standaardset van gegevens die in de loop van het jaar werden verzameld. Dergelijke rapportering gebeurt meestal in de jaarverslagen van deze diensten voor toerisme of VVV’s.
DEEL 4 - ACTIES VOOR ORGANISATIE EN FINANCIERING 1
ORGANISATIE
1.1 ALGEMENE REGIOWERKING ROND TOERISME EN RECREATIE Het Brugse Ommeland heeft reeds in de opstartfase van de regiowerking een goed functionerende structuur opgebouwd voor bovenlokaal beleid voor toerisme en recreatie op basis van: • een performante regiowerking met een regiomanager en een regioassistente; • een gestructureerd overleg in het Regionaal Adviescomité voor Brugge en Ommeland en in het Regionaal Overlegplatform Brugse Ommeland. Naar de toekomst toe kan de samenwerking tussen de gemeenten, de lokale actoren en Westtoer nog slechts versterken. Daarvoor moet verder heel wat aandacht blijven gaan naar interne communicatie en overleg zoals voorgesteld werd in het communicatieplan. De regiowerking wordt tevens ondersteund door de centrale diensten van Westtoer, niet enkel wat betreft strategische beleidsplannen, onderzoek en databeheer maar tevens wat betreft productontwikkeling (toeristisch en recreatief) en marketing. Om het overleg op niveau van het Brugse Ommeland te ondersteunen kan een jaarlijks monitoringrapport door Westtoer worden opgesteld (zie hierboven). Dergelijke aanpak kan een mobiliserend effect hebben en niet alleen de samenhorigheid in de regio versterken maar tevens bijdragen tot een meer professioneel management van de individuele actoren. Bestaande intergemeentelijke samenwerkingsverbanden (bv. ‘Molenland’ en ‘Het land van Sint-Arnoldus en Godelieve’) kunnen de streekidentiteit van een deelregio mee ondersteunen, maar dienen in hun eigen profilering steeds voldoende aandacht te hebben voor hun plaats binnen het Brugse Ommeland als overkoepelende regio (bv. door in hun onthaalapparaat aan het Brugse Ommeland voldoende aandacht te besteden).
294
1.2 THEMATISCHE REGIOWERKING ROND TOERISME EN RECREATIE Naast de algemene regiowerking zoals hierboven beschreven, wordt er tevens voor geopteerd om thematische werkgroepen op te starten over de regio heen. Op de eerste plaats wordt dit op gang gebracht voor het recreatief fietsnetwerk van het Brugse Ommeland, maar er kan ook gewerkt worden rond andere thema’s als logies en elementen van ‘couleur locale’. Dergelijke werkgroepen kunnen de samenhorigheid binnen de regio versterken door heel concreet rond bepaalde thema’s samen te werken.
1.3 EEN REGIONAAL PLATFORM MET ANDERE SECTOREN Hoewel op provinciaal niveau via de gebiedswerking reeds intensief op een geïntegreerde manier wordt samengewerkt met regelmatige overlegvergaderingen tussen de diverse provinciale regionale regiowerkers, is een overlegplatform waarop ook de andere niveau’s (bv. Vlaanderen) aanwezig zijn, aangewezen. Daarbij dient echter gewaakt te worden over het feit geen parallelle overlegplatforms op te richten voor sectoren waar reeds een goed gestructureerd overleg aanwezig is (bv. bestaande overlegplatform binnen de gebiedsgerichte werking o.m. landbouw). Uit de situatieanalyse kwam naar voren dat er reeds heel wat samenwerking bestaat met o.m. de Vlaamse Landmaatschappij, AMINAL Natuur, AMINAL Land, Cultuur... Het is evenwel wenselijk om dit te formaliseren. Er moet worden onderzocht hoe dit op de beste manier kan gebeuren.
2
FINANCIERING
2.1 PRODUCTONTWIKKELING Gezien de beperkte middelen van de provincie voor het verwezenlijken van toeristische en recreatieve projecten, dient door de provincie te worden gestreefd naar het vrijmaken van grotere budgetten voor investeringen in dergelijke projecten die toch als één van de kerntaken van de provincie wordt beschouwd. Om de voorgestelde acties voor productontwikkeling te kunnen verwezenlijken, moet verder creatief worden ingespeeld op de diverse financieringsmogelijkheden van andere overheden als: • Europese programma’s (o.a. Interreg en Leader Plus); • subsidies van Toerisme Vlaanderen binnen het nieuwe besluit van de Vlaamse regering waar ook nog steeds investeringen kunnen worden betoelaagd; • middelen van de gemeenten; • middelen uit andere sectoren (PDPO, VLM, mobiliteit, AWZ, MBZ, e.a.). Uiteraard is het gewenst dat ook de privé-sector concreet inspeelt op de voorgestelde acties voor productontwikkeling (bv. fietscafés, landbouwverbreding of horeca). Dé uitdaging voor de regiowerking van het Brugse Ommeland in de volgende vijf jaar zal er in bestaan om op een creatieve manier de juiste partners samen te brengen voor de in dit plan voorgestelde projecten voor productontwikkeling. Het is moeilijk om een accurate inschatting van de investeringen te maken. Veel is immers ook afhankelijk van de ter beschikking gestelde middelen op alle niveau’s en in andere sectoren, waaraan de projecten zich zullen moeten aanpassen.
295
2.2 COMMUNICATIEBUDGET Om een degelijke communicatie te kunnen voeren, wordt voor het Brugse Ommeland een streefbudget van 250 000 euro vooropgesteld voor 2007 en 2008 (zie communicatieplan). Daarbij wordt gestreefd naar een hogere bijdrage van de gemeenten, de provincie en de privé-sector. Om tot een bijdrage te komen van 120 000 euro vanwege de gemeenten (een bedrag dat door de Provincie kan worden verdubbeld binnen de huidige afspraken135), is voor de volgende legislatuur een nieuwe samenwerkingsovereenkomst met de gemeenten vereist. De bijdrage van de gemeenten aan de regionale promotiepool moet hierin dan worden opgetrokken op basis van een rechtvaardige verdeelsleutel. Ook moet gestreefd worden om vanuit de privé-sector een minimale extra bijdrage van 10 000 euro te genereren voor communicatieacties. Wellicht kan het aantonen van het resultaat van de marketingacties helpen om ook de privé-sector over de brug te krijgen.
2.3 ONDERZOEK EN DATABEHEER De budgetten van Westtoer voor onderzoek zijn vrij beperkt en moeten zich richten op de behoeften van de diverse regio’s van West-Vlaanderen. Ook voor deze activiteiten is het noodzakelijk om samen te werken met diverse partners die mee het onderzoek en het verzamelen van informatie kunnen financieren: • • • • •
Steunpunt Toerisme en Recreatie; Toerisme Vlaanderen; de provincie; de gemeenten; de individuele attractiepunten.
Het is tevens belangrijk om bij de formulering van projecten voor productontwikkeling en marketing van in het begin een budget in te calculeren voor het meten van de impact van het project. Op deze manier worden ook deze kosten in rekening gebracht.
135 Indien de bijdragen van de gemeenten toenemen, zal ook de provinciale bijdrage met een gelijk bedrag toenemen. Het
provinciale plafond voor het Brugse Ommeland - tot 2006 vastgelegd op 125 000 euro - is nog niet bereikt (in 2004 bedroeg dit bedrag ca. 81 000 euro).
296
SLOTBESCHOUWINGEN Het Brugse Ommeland is een relatief nieuwe toeristisch-recreatieve regio die omwille van marketingtechnische redenen als een efficiënter concept kan worden op de markt gebracht dan de diverse deelgebieden apart die er deel van uitmaken. Het is een uitdaging voor deze regio om enerzijds een globaal imago voor het Brugse Ommeland uit te bouwen en anderzijds de streekidentiteit in de subentiteiten te respecteren en te valoriseren. We hopen dat de acties die we hier in dit plan voorstellen zullen bijdragen tot het realiseren van deze fundamentele ambitie. Uit de situatieanalyse is duidelijk gebleken dat het Brugse Ommeland over een belangrijk toeristisch-recreatief potentieel beschikt dat vooralsnog onvoldoende bekend is en eveneens onvoldoende gevaloriseerd wordt. We konden echter wel vaststellen dat de laatste jaren diverse interessante projecten zijn gestart die hieraan verhelpen. Denken we maar aan de strategische plannen voor toerisme in Torhout en Jabbeke, de op stapel staande streekinfopunten in Bulskampveld, Torhout en Oudenburg en andere projecten met aandacht voor het behoud en het herstel van het natuurlijke en landschappelijke patrimonium en van het cultuurhistorisch erfgoed. Niettemin moeten de geleverde inspanningen op volle kracht worden verdergezet en dit op volgende vlakken van productontwikkeling: • ontwikkelen van een regionaal netwerk van kwalitatieve attractiepunten en -polen waarbij het fietsnetwerk en ontdekkingscircuits de verbinding zullen moeten maken; • het ontwikkelen van de nodige recreatieve voorzieningen voor de behoeften aan omgevingsrecreatie die tevens rekening houden met de ruimtelijke draagkracht. De prioriteiten op dit vlak liggen op het beter ontsluiten van bestaande groene gebieden en het ontwikkelen van kwalitatieve routestructuren waardoor een spreiding van de omgevingsrecreatie kan gerealiseerd worden. • ondersteunen van de ontwikkeling van een gediversifieerd en kwalitatief logiesaanbod passend voor een plattelandsstreek; • het aandacht geven aan streekproducten en ‘couleur locale’ als identiteitsversterkende elementen; • het uitbouwen van een professioneel en goed gestructureerd onthaal. Daarnaast moeten voor de marketing meer middelen worden samengebracht in een regionale promotiepool waardoor het Brugse Ommeland op een efficiënte manier op de Vlaamse en Nederlandse markt kan worden vermarkt met een minimumbudget van 250 000 euro in 2007. Naast financiële middelen zijn ook goede structuren noodzakelijk met voldoende overlegmogelijkheden en duidelijke afspraken omtrent taken en werking. Indien het Brugse Ommeland erin slaagt op al deze vlakken tot concrete realisaties over te gaan, zijn we ervan overtuigd dat de toeristisch-recreatieve toekomst van deze regio verzekerd is in complementariteit met de twee andere macroproducten: de Kust en de kunststad Brugge.
297
BIJLAGE
SAMENSTELLING PLANGROEP Paul Boerjan, Afgevaardigd Bestuurder, Westtoer apb Magda Monballyu, Directeur Strategische Planning, Onderzoek en Databeheer, Westtoer apb Dieter Dewulf, Regiomanager Brugse Ommeland, Westtoer apb Koen De Four, Projectmanager Strategische Planning, Onderzoek en Databeheer, Westtoer apb Stefaan Gheysen, Directeur Productontwikkeling, Westtoer apb Dirk Pruoost, Projectmanager Productontwikkeling, Westtoer apb Frans Pauwels, Vlaamse Landmaatschappij Tom Vermeersch, Gebiedswerking Provincie West-Vlaanderen Pauwel Bogaert, Regionaal Landschap Houtland
SAMENSTELLING TOETSINGSGROEP (lijst van aanwezigen op de diverse overlegmomenten)
Willy Adrianssens, Groendienst Stad Brugge Lode Anseel, Damme Golf & Countryclub Stefaan Baeteman, Gebiedswerking Provincie West-Vlaanderen Marc Becuwe, Groendienst Stad Brugge Yvan Bellaert, Afdelingshoofd Marketing en Strategie De Lijn Maryline Benoit, Hoogveld Zedelgem Anne-Marie Bogaert, gemeenteraadslid Tielt Pauwel Bogaert, Regionaal Landschap Houtland Frank Bulcaen, Sportdienst Provincie West-Vlaanderen Christine Bultheel, De Mankemerrie, Tielt Geert Caura, schepen Gemeentebestuur Gistel Chevalier-Buytaert, Kaarsenhof, Wingene Saar Claeys, Toerisme Vlaanderen Noël Colpaert, Breeden Steeger Hoeve, Lichtervelde Jeroen Cornilly, Dienst Cultuur Provincie West-Vlaanderen Godelieve David, schepen Gemeentebestuur Zedelgem Hippoliet De Brabander, Lindehoeve, Oedelem Bernard De Cuyper, Provincieraadslid Louis De Keyser, schepen Stadsbestuur Damme Mie Debruyne, gemeenteraadslid Beernem Hilde Decleer, schepen Stad Brugge Carine Decroos, Dienst voor Toerisme Brugge Freddy Dejaeghere, Beernemse Watersportvereniging Frank Deleu, VVV Damme Antoon Demeulenaere, H.E.R.B.A.-Huis, Torhout Anne-Greet Denolf, Dienst voor Toerisme Tielt Gilbert Derudder, Regionaal Adviescomité voor Brugge en Ommeland (gemeente Jabbeke) Ivan Desender, Groenedijk Motorcycle Loft Hotel, Oudenburg An Desutter, gemeenteraadslid Knokke-Heist Jean-Pierre Drubbel, Directeur Dienst voor Toerisme Brugge Marcel Dumalin, Jachthaven Flandria Brugge Jean-Pierre Gallez, Regionaal Adviescomité voor Brugge en Ommeland (Horeca W-Vl.) Johan Hansaeme, De Beiaard, Torhout Huys-Moulaert, De Nachtegaal, Damme Patrick Keirsebilck, Gemeente Oostkamp Conny Lambert, Dienst voor Toerisme Beernem
299
Paul Lambrecht, schepen Gemeentebestuur Pittem Hans Lemaire, Merkenveld, Zedelgem Bea Leus, Kinderboerderij d’ Oude Smelterij, Torhout Mia Lingier, VVV Lissewege Marc Logghe, Dienst voor Toerisme Torhout Johan Mahieu, Dienst MIRONA Provincie West-Vlaanderen Rita Marichael, Dienst voor Toerisme Tielt Freddy Masson, Gemeentebestuur De Haan Tielke Meeusen, Toerisme Vlaanderen Alain Mervilde, Hotel Clio, Damme Christiane Meurrens-Knudde, Dienst voor Toerisme De Haan Liv Michiels, gastenkamer Sint-Michiels Aline Mouton, L’ Estacion, Oostkamp Antoon Naert, Gemeentebestuur Ichtegem Sophie Parmentier, LVZ Brugge-Oostkust Rik Pattyn, Gemeentebestuur Wingene Frans Pauwels, Vlaamse Landmaatschappij Maria Peleman, Rederij Euro-Line Eddy Pirotte, Stedelijk Domein Tudor - Volkssterrenwacht Beisbroek Brugge Danny Pollet, Schepen Gemeentebestuur Pittem Filip Proot, VVV Damme Bonny Rolandt, ROBO-vakantiewoning, Brugge Johan Scherrens, Manoir Stuivenberg, Jabbeke Krist Soenens, Schepen Gemeentebestuur Ardooie Stubbe-Devriendt, ’t Huttenest, Zedelgem Greta Tamsin, BLOSO-sportcentrum Christine Teerlinck, t Reigershof, Beernem Joris Uyttenhove, UNIZO Michiel Van Daele, Burgemeester Stadsbestuur Tielt Bert Van Haecke, Directeur Dienst voor Toerisme Damme Frederick Vanhauwaert, Kabinet minister van Werkgelegenheid en Toerisme Patrick Van Impe, Mojito Marketing Services Jasmine Van Leerberghe, De Lijn Katrien Van Lerberghe, Schepen Stad Gistel Daniël Van Moer, Hove Dakram, Oostkamp Frans Van Nevel, Ministerie Vlaamse Gemeenschap Tom Van Welden, Gebiedswerking Provincie West-Vlaanderen Kathy Vanbruwaene, Gemeentebestuur Ruiselede Ivan Vandenbussche secretaris Gemeentebestuur Lichtervelde Eliane Vandroemme, Dienst voor Toerisme Zedelgem Martin Vanhaverbeke, voormalig regiomanager Brugse Ommeland Pascal Vanhoenacker, De Lijn Eddy Vanhonsebrouck, De Reisduif, Gistel Jurgen Vanpraet, Kabinet minister van Werkgelegenheid en Toerisme Mark Vansevenant, Stadsbestuur Gistel Christine Vanwonterghem, Abdij Sint-Trudo Male Pieternel Verbeke, Gemeentebestuur Zedelgem Patricia Verhenne, Haeneveld, Jabbeke Kristof Verhoest, Gebiedswerking Provincie West-Vlaanderen Tom Vermeersch, Gebiedswerking Provincie West-Vlaanderen Willy Vermeersch, Schepen Gemeente Wingene Martine Verstrynge, B&B Mexico, Beernem Piet Vindevogel, FBAA / BAAV Martine Zutterman, Dienst voor Toerisme Oostkamp
300