Stichting E-hulp.nl 020-6884981 Van Diemenstraat 92 1013 CN Amsterdam www.e-hulp.nl
[email protected]
Deze scriptie is aangemeld voor de Scriptieprijs Online Hulp 2012. Een overzicht van alle scripties over hulpverlening via internet is te vinden op http://www.e-hulp.nl/scriptieprijs. Wij wensen u veel leesplezier.
De Scriptieprijs is een initiatief van stichting E-hulp.nl, kennis- en adviescentrum voor online hulpverlening. E-hulp.nl adviseert instellingen uit Zorg en Welzijn bij het ontwikkelen en implementeren van online hulpverlening. Wij houden al het nieuws bij over online hulpverlening, hebben een handboek online hulpverlening geschreven, faciliteren een linkedin groep en een Netwerk Online Hulp en organiseren jaarlijks het Congres Online Hulp.
NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
Maaike Aagten & Marije Veenvliet 133223
133025
Bachelorrapport Sociaal Pedagogische Hulpverlening Academie Mens en Maatschappij Saxion Enschede 1 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA ‘Waar het traject stopt, gaat social media verder’
Maaike Aagten
: 133223
Marije Veenvliet
: 133025
Bachelorbegeleider
: K. Menkehorst
Opdrachtgever
: ROC van Twente, traject Playing for Success
Praktijkbegeleider
: A. ter Brugge
Sociaal Pedagogische Hulpverlening Academie Mens en Maatschappij Saxion Enschede
Almelo, 21 mei 2012 2 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
VOORWOORD Voor u ligt het bachelorrapport dat is uitgevoerd in opdracht van Playing for Success Almelo. Playing for Success Almelo is een tien-weeks traject dat voortijdig schoolverlaten onder jongeren van 16 tot 23 jaar wil voorkomen. Dit doen zij in samenwerking met het ROC van Twente, Heracles Almelo en Gemeente Almelo. Dit rapport betreft het resultaat van het onderzoek, naar de manier waarop passende nazorg geboden kan worden aan de deelnemers van Playing for Success doormiddel van social media. Het nazorgtraject is bedoeld om (oud-)deelnemers te blijven ondersteunen na afloop van het tien-weekse traject. Dit bachelorrapport is ontstaan in het kader van de opleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening van Saxion Hogeschool Enschede. Om belangstellenden gedurende het onderzoek op de hoogte te houden, hebben wij een weblog bijgehouden. Deze weblog is tevens ontstaan onder het motto ‘practice what you preach’ en is te vinden op: http://nazorgdoorsocialmedia.blogspot.com/ Bij deze willen wij ook graag een aantal personen bedanken die een bijdrage hebben geleverd aan de totstandkoming van dit bachelorrapport. Allereerst is dat Alice ter Brugge, docent bij Playing for Success en tevens onze opdrachtgever. Zij heeft ons tijdens het gehele proces begeleid en ondersteund bij de uitvoering van het onderzoek. We zijn haar dank verschuldigd voor de tijd en moeite die ze hierin heeft gestoken. De tweede persoon die wij willen bedanken is Paulo Moekotte, hij heeft op vele momenten met ons meegedacht en een nuttige bijdrage geleverd aan het onderzoek. Daarnaast gaat onze dank uit naar Monique Engelbertink en Karin Menkehorst. Zij hebben ons gedurende het onderzoek deskundige begeleiding geboden, voorzien van zinvolle feedback en zij hebben verbeteringen aangedragen. Tot slot willen wij de docenten en de deelnemers bedanken die tijd hebben vrijgemaakt om mee te werken aan de interviews. Maaike Aagten & Marije Veenvliet Almelo, 21 mei 2012
3 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING
6
1
INLEIDING 1.1 Aanleiding 1.2 Projectkader 1.3 Doelstelling 1.4 Hoofd- en deelvragen 1.5 Leeswijzer 1.6 Samenvatting
7 7 9 10 10 10 11
2
THEORETISCH KADER 2.1 Playing for Success 2.2 Social media 2.3 Passende nazorg 2.4 Deskundigen 2.5 Samenvatting
12 12 15 17 19 23
3
METHODE VAN ONDERZOEK 3.1 Type onderzoek 3.2 Onderzoekspopulatie 3.3 Instrumenten 3.4 Procedure 3.5 Betrouwbaarheid 3.6 Interne en externe geldigheid 3.7 Ethische overwegingen 3.8 Samenvatting
25 25 26 26 27 27 28 29 29
4
RESULTATEN 4.1 Mogelijkheden deelnemers 4.2 Mogelijkheden docenten 4.3 Samenvatting
30 30 32 37
5
CONCLUSIES 5.1 Conclusies deelvragen 5.2 Conclusie hoofdvraag 5.3 Aanbevelingen 5.4 Sterktes en zwaktes onderzoek 5.5 Discussie
39 39 49 51 55 57
REFERENTIES
60
BIJLAGEN Bijlage I Bijlage II Bijlage III Bijlage IV
63 63 64 66 68
Benadering respondenten Interview deelnemers Interview docenten Interview deskundigen
4 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
Bijlage V Bijlage VI Bijlage VII
Labelschema deelnemers Labelschema docenten Evaluatieformulier opdrachtgever
68 78 92
5 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
SAMENVATTING Social media is een steeds groter opkomend verschijnsel. Mensen zijn sociale wezens die graag kennis delen en meningen uiten. Vooral jongeren in de leeftijd van 16 tot en met 25 jaar, maken veel gebruik van sociale netwerken. Playing for Success wil de mogelijkheden van social media benutten. Playing for Success Almelo, onderdeel van het ROC van Twente, is een tien-weeks traject om voortijdig schoolverlaten te voorkomen onder jongeren in de leeftijd van 16 tot 23 jaar. In de huidige situatie houdt de hulpverleningsrelatie na tien weken op. Er is een beperkte mogelijkheid voor eventuele verdere hulp. De docenten van Playing for Success locatie Almelo hebben geconstateerd dat er veel behoefte is aan ondersteuning na afloop van het traject. Playing for Success Almelo is de eerste locatie die een nazorgtraject wil gaan ontwikkelen. Deze locatie wil hiervoor gebruik gaan maken van social media. In opdracht van Playing for Success Almelo is onderzoek gedaan naar de vraagstelling: ‘Op welke manier kan social media ingezet worden om passende nazorg te bieden aan de deelnemers van Playing for Success?’. Hierbij is de volgende opdracht geformuleerd: ‘Een concept ontwikkelen voor een nazorgtraject bij Playing for Success Almelo waarbij social media ingezet wordt’. Om tot een antwoord te komen op de vraagstelling, is een kwalitatief onderzoek uitgevoerd waarbij kwalitatieve gegevens verzameld werden. Het onderzoek betrof een behoeften- en ontwikkelingsonderzoek. Door middel van zestien diepte-interviews met deelnemers en docenten en twee diepte-interviews met deskundigen is inzicht verkregen in de huidige situatie en de gewenste situatie. Het is gebleken dat de deelnemers in de huidige situatie behoefte hebben aan contact na afloop van het tienweekse traject. Daarnaast bestaat er vanuit de docenten behoefte aan contact. Uit de resultaten van het onderzoek kan geconcludeerd worden dat Facebook de meest geschikte vorm is voor een passend nazorgtraject. Er wordt geadviseerd om een Facebook-pagina te ontwikkelen voor Playing for Success Almelo. Op deze pagina wordt aanbevolen om onderscheid te maken tussen een algemeen gedeelte en een privégedeelte. Door middel van social media hebben de (oud)-deelnemers de mogelijkheid om vragen te stellen na afloop van het traject. Hierdoor blijft de groep als netwerk bestaan. De docenten hebben op deze manier de mogelijkheid om op de hoogte te blijven van de jongeren en om het traject te evalueren. Om het traject te laten slagen zal het nazorgtraject aan de hand van social media geïmplementeerd moeten worden. De Facebook-pagina zal tijdens het tien-weekse traject onder de aandacht van de deelnemers worden gebracht. Het nazorgtraject zal getest moeten worden door middel van een pilot. Een suggestie voor een vervolgonderzoek zou een actieonderzoek kunnen zijn. Bij dit actieonderzoek kan op een interactieve manier het nazorgtraject getest worden. Het nazorgtraject kan tussentijds geëvalueerd en bijgesteld worden.
6 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
1
INLEIDING
In het eerste hoofdstuk staat allereerst de aanleiding (1.1) van het onderzoek beschreven. Deze aanleiding geeft informatie over de achtergrond van het onderzoek, het nut, de relevantie en het ontstaan van het probleem. In de volgende paragraaf (1.2) staat het projectkader beschreven, hierin komen de kaders waarbinnen dit onderzoek plaatsvond naar voren. Vervolgens wordt in paragraaf 1.3 de doelstelling, op korte- en lange termijn, beschreven. Op basis van de doelstelling is de hoofdvraag geformuleerd (1.4). Om deze hoofdvraag te kunnen beantwoorden zijn deelvragen opgesteld, deze zijn te vinden in paragraaf 1.5. Hoofdstuk één zal afgesloten worden met een leeswijzer (1.6) en een samenvatting (1.7). 1.1 Aanleiding De laatste jaren is het gebruik van internet een steeds belangrijker onderdeel geworden van het dagelijks leven. Men beleefde de afgelopen dertig jaar de evolutie van analoge naar digitale technologie. De laatste vijftien jaar liet het internet toe om te verbinden met computers, servers en websites over de hele wereld. De laatste vijf jaar werd de kracht van mensen die zich met elkaar gaan groeperen en verbinden in sociale netwerken ontdekt. Momenteel ziet men de mogelijkheden van digitalisering en het internet (Caudron, 2011). In 1998 had 16% van de Nederlandse bevolking thuis toegang tot het internet. In 2009 steeg dit percentage naar 92% (Schalken e.a., 2010). Van Dale Online Professioneel Nederlands (2012) omschrijft het internet als een wereldwijd computernetwerk dat het mogelijk maakt informatie te verspreiden of te zoeken en te emailen. Internet is interactief en daarmee voor iedereen en vooral dóór iedereen te gebruiken (Engelfriet, 2008). Met de opkomst van het internet is ook het begrip social media geboren. Mensen zijn sociale wezens die graag kennis delen en meningen uiten. Vroeger stond men op de stoep een praatje te maken met de buren, tegenwoordig doet men dit via social media met de hele wereld (Caudron, 2012). Koeleman (2011) verstaat onder social media de, ook in het Nederlands gangbare, Engelse benaming voor websites waarvan de gebruiker, met geen (of weinig) tussenkomst van professionele redactie, de inhoud verzorgen. Hierbij staat de dialoog tussen de gebruikers centraal. Hieronder worden de online communicatieplatformen als weblogs, social netwerksites als Hyves, Facebook, LinkedIn, Google+ en Twitter verstaan. Bij social media hoort ook de mogelijkheid om online conversaties te volgen. Volgens het Centraal Bureau voor de statistiek (CBS, 2011a) gaf, in 2011, 53% van de internetgebruikers aan dat ze in de voorafgaande drie maanden actief waren geweest op deze sociale netwerken. Social media is ook erg populair onder de jeugd. Vooral jongeren in de leeftijd van 16 tot 25 jaar maken veel gebruik van sociale netwerken, namelijk 88%. Ze beschikken over vaardigheden om online te communiceren en te leren. De jongeren, van 16 tot 25 jaar, maken steeds meer gebruik van sociale netwerken om informatie uit te wisselen. Voorbeelden hiervan zijn: berichten of nieuwtjes op een chat-site, het deelnemen aan een nieuwsgroep of een online discussieforum en het lezen van weblogs. Het uitwisselen van tekstberichten komt het meest voor bij jongeren, 78% maakt hier gebruik van (CBS, 2011b).
7 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
In verschillende branches maakt men gebruik van het verschijnsel ‘internet’. In de hulpverlening is dit ook niet onopgemerkt gebleven. Online hulpverlening maakt een steeds groter deel uit van de gereedschapskist van moderne hulpverleners. Verdere groei van deze vorm van hulp of ondersteuning valt daarbij te verwachten (Schalken e.a., 2010). Instellingen uit het maatschappelijk werk, de GGZ en jeugdzorg bieden online hulp bij psychische, sociale of maatschappelijke problemen. Er zijn verschillende benamingen voor hulp via internet, bijvoorbeeld e-hulp, digihulp, e-health, internet ondersteuning of online hulp (Nikken, 2007). Online hulpverlening is hulp die instellingen bieden bij psychische, sociale of maatschappelijke problemen waarbij gebruikgemaakt wordt van internettechnologie. Het richt zich op het primaire zorgproces van informatie, advies, ondersteuning, begeleiding, behandeling of nazorg (Schalken e.a., 2010). Het richt zich op het bieden van informatie, advies of ondersteuning via internet op het gebied van zorg, welzijn of educatie in de vorm van preventie, behandeling of nazorg (E-hulp, 2007). Binnen online hulpverlening zijn drie typen hulpvormen te onderscheiden: passieve, actieve en interactieve hulpvormen. Passieve hulpvormen zijn hulpvormen waarbij de gebruiker geen invloed heeft op de inhoud ervan. Actieve hulpvormen zijn hulpvormen waarbij de gebruiker zelf de inhoud beïnvloedt, maar er geen interactie is met andere hulpvragers of hulpverleners. Interactieve hulpvormen zijn hulpvormen waarbij de gebruikers (hulpvragers en/of hulpverleners) elkaar wederzijds beïnvloeden. Het verschil met face-to-face hulpverlening is dat online hulpverlening onafhankelijk van plaats en tijd is, er minder zintuiglijke waarnemingen zijn en de communicatie via technische hulpmiddelen loopt (Schalken e.a., 2010). Online hulpverlening neemt ook een steeds grotere rol in binnen de jeugdhulpverlening. Een belangrijke ontwikkeling welke binnen de jeugdhulpverlening gaande is, is jeugdzorg 2.0. Laurens Waling is de initiatiefnemer van deze beweging. Jeugdzorg 2.0 (z.j.) gaat over de mogelijkheden van innovatie en social media om jongeren online te betrekken, kennis tussen professionals te delen en vernieuwing van de jeugdzorg te faciliteren. Volgens Laurens Waling kunnen hulpverleners jongeren beter bereiken met social media dan met face-to-face contact. Volgens hem leggen jongeren binnen vijf minuten hun problemen op tafel, terwijl je in een gesprek veel tijd nodig hebt om een vertrouwensband op te bouwen. Daarnaast scheelt het reistijd. Wanneer je een gesprek houdt via een webcam, kan er veel makkelijker besloten worden om zes keer tien minuten af te spreken in plaats van één keer een uur (De Goede, 2011). Het gebruik maken van online hulpverlening aan de hand van social media sluit aan bij leefwereld van de jeugdigen. Hulp via internet is zeer laagdrempelig. Door de groei van het internet de afgelopen jaren, heeft elke burger in principe toegang tot het internet. Jongeren kunnen vrijwel allemaal thuis op internet en anders kunnen zij uitwijken naar bibliotheken, vrienden en school (Duimel & de Haan, 2007). Daarnaast is het effectief, flexibel en goedkoop. Door gebruik te maken van de vele mogelijkheden van social media kan de hulpverlening verbeterd worden (Nederlands Jeugdinstituut [NJI], 2012). Playing for Success Almelo wil de mogelijkheden van social media benutten. In Almelo is Playing for Success een traject om voortijdig schoolverlaten onder jongeren tussen de 16 en 23 jaar te voorkomen. Het is een samenwerking tussen het ROC van Twente, Heracles Almelo en Gemeente Almelo. Momenteel bestaat het traject uit een tien-weeks programma. Tijdens deze tien weken werken de deelnemers aan zichzelf en aan hun 8 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
toekomst. De afsluiting bestaat uit een presentatie waarin de vragen wie ben ik, wat wil ik en hoe ga ik dit bereiken, worden beantwoord. Het effect hiervan is dat de deelnemers meer inzicht krijgen in zichzelf, daarnaast hebben zij hun toekomstbeeld helder voor ogen. Dit traject vindt zijn oorsprong in Engeland. Inmiddels zijn daar 160 centra waarin wordt samengewerkt met sportclubs. Door de successen in Engeland is het concept overgekomen naar Nederland. In Nederland worden op diverse locaties deelnemers van 9 tot 14 jaar begeleid om leerachterstanden op te heffen. Playing for Success Almelo wijkt enigszins af van de andere locaties elders in het land, doordat de leeftijd van de deelnemers hier 16 tot 23 jaar betreft. Playing for Success levert een belangrijke bijdrage aan het zelfvertrouwen en een positiever zelfbeeld van de deelnemers. Deze doelen worden behaald doordat er een uitdagende en inspirerende leerplek wordt aangeboden buiten school, namelijk een voetbalstadion. Hier worden zoveel mogelijk positieve leerervaringen opgedaan (Playing for Success, z.j.). Bij Playing for Success Almelo houdt de hulpverleningsrelatie na tien weken op. Er is een beperkte mogelijkheid voor eventuele verdere hulp. De docenten van Playing for Success locatie Almelo hebben geconstateerd dat er veel behoefte is aan ondersteuning na afloop van het traject. Onder de deelnemers ontstaan er na verloop van tijd hulpvragen. Vanwege het ontbreken van een nazorgtraject blijven hulpvragen bestaan. Voor de deelnemers is de drempel te hoog om te bellen of langs te komen om hun vragen te bespreken. Problemen kunnen op deze manier worden opgestapeld en een jongere kan verder afglijden (A. ter Brugge, persoonlijke communicatie, 10 januari 2012). Playing for Success Almelo is de eerste locatie die een nazorgtraject wil gaan ontwikkelen. Deze locatie wil hiervoor gebruik gaan maken van social media. Er zal een concept ontwikkeld moeten worden. Vervolgens kan er een pilot van start gaan en mocht de effectiviteit hiervan bewezen worden, dan zal dit nazorgtraject landelijk doorgevoerd kunnen worden. Dit onderzoek heeft bijgedragen aan het ontwerpen van een concept, over welke wijze een passend nazorgtraject kan worden aangeboden. Hierbij werd gekeken naar de mogelijkheden van social media. 1.2 Projectkader Dit onderzoek heeft plaatsgevonden binnen het ROC van Twente. Het onderzoek richtte zich op een tien-weeks beroepskeuzetraject, namelijk Playing for Success in Almelo. De doelgroep die betrokken was bij dit onderzoek zijn de deelnemers en docenten van Playing for Success en deskundigen binnen het ROC van Twente. De deelnemers zijn jongeren van 16 tot 23 jaar die dreigen uit te vallen, of al uitgevallen zijn binnen het onderwijs. Na het afronden van het tien-weekse traject, werd duidelijk dat er behoefte is aan een vorm van contact. Zowel deelnemers als docenten lopen er tegenaan dat er in de huidige situatie geen eenduidig en passend nazorgtraject bestaat. Er is onderzocht wat er, met behulp van social media, ontwikkeld moest worden om een nazorgtraject op te zetten voor de deelnemers van Playing for Success. Het onderzoek heeft geleid tot een concept van een nazorgtraject, waarbij gebruik gemaakt wordt van social media. De resultaten zijn tegemoet gekomen aan de vraag van Playing for Success locatie Almelo, maar hebben ook een bijdrage geleverd aan de trajecten van andere locaties van Playing for Success in Nederland.
9 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
1.3 Doelstelling Korte termijn Het ontwikkelen van een concept voor een nazorgtraject voor deelnemers van Playing for Success, locatie Almelo, waarbij gebruikt gemaakt wordt van social media. Lange termijn Het concept van het nazorgtraject wordt getest door middel van een pilot bij Playing for Success, locatie Almelo. Het landelijk implementeren van een nazorgtraject, waarbij gebruikt gemaakt wordt van social media. 1.4 Hoofd- en deelvragen Hoofdvraag Op welke manier kan social media ingezet worden om passende nazorg te bieden aan de deelnemers van Playing for Success? Opdracht Een concept ontwikkelen voor een nazorgtraject bij Playing for Success Almelo waarbij social media ingezet wordt. Theoretische deelvragen 1. Wat houdt het traject Playing for Success in? 2. Wat zijn social media, welke vormen zijn er en wat zijn de voor- en nadelen? 3. Welke nazorg is passend, als er wordt gekeken naar de methode van Playing for Success? 4. Welke mogelijkheden zien deskundigen om social media in te kunnen zetten voor passende nazorg? Praktijkgerichte deelvragen 5. Welke mogelijkheden zien de deelnemers (jongeren van 16 tot 23 jaar) om social media in te kunnen zetten voor passende nazorg? 6. Welke mogelijkheden zien de docenten om social media in te kunnen zetten voor passende nazorg? 1.5 Leeswijzer In hoofdstuk twee wordt er antwoord gegeven op de theoretische deelvragen, zoals beschreven in paragraaf 1.4. In hoofdstuk drie is de methode van dit onderzoek uitgewerkt. In hoofdstuk vier zijn de resultaten van het onderzoek beschreven. In hoofdstuk vijf zijn aan de hand van deze resultaten de conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan. Deze aanbevelingen vormen de basis voor het concept van het nazorgtraject. Daarnaast zijn er sterke en zwakke punten van het onderzoek beschreven en zijn discussiepunten uitgewerkt.
10 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
1.6 Samenvatting De laatste jaren is het gebruik van internet een steeds belangrijker onderdeel geworden van het dagelijks leven. Met de opkomst van het internet is ook het begrip social media geboren. Volgens het CBS (2011a) zijn het vooral jongeren in de leeftijd van 16 tot 25 jaar die gebruik maken van social media, namelijk 88%. Ook in de hulpverlening is internet niet onopgemerkt gebleven. Online hulpverlening richt zich op het primaire zorgproces van informatie, advies, ondersteuning, begeleiding, behandeling of nazorg. Online hulpverlening neemt ook een steeds grotere rol in binnen de jeugdhulpverlening. Een belangrijke ontwikkeling welke binnen de jeugdhulpverlening gaande is, is jeugdzorg 2.0. Het gebruik maken van online hulpverlening aan de hand van social media sluit aan bij leefwereld van de jeugdigen. Hulp via internet is zeer laagdrempelig, effectief, flexibel en goedkoop. Playing for Success Almelo wil de mogelijkheden van social media benutten. Bij Playing for Success houdt de hulpverleningsrelatie na tien weken op. Er is een beperkte mogelijkheid voor eventuele verdere hulp. De docenten van Playing for Success locatie Almelo hebben geconstateerd dat er veel behoefte is aan ondersteuning na afloop van het traject. Onder de deelnemers ontstaan er na verloop van tijd hulpvragen. Vanwege het ontbreken van een nazorgtraject blijven hulpvragen bestaan. Playing for Success Almelo is de eerste locatie die een nazorgtraject wil gaan ontwikkelen aan de hand van social media. Dit onderzoek heeft bijgedragen aan het ontwerpen van een concept, over welke wijze een passend nazorgtraject kan worden aangeboden. In hoofdstuk twee zullen de theoretische deelvragen aan bod komen. Met behulp van literatuur zullen de vier deelvragen beantwoord worden.
11 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
2.
THEORETISCH KADER
In dit hoofdstuk worden de theoretische deelvragen beantwoord. In paragraaf 2.1 wordt deelvraag één: ‘Wat houdt het traject Playing for Success in?’ beantwoord. Vervolgens wordt in paragraaf 2.2 antwoord gegeven op deelvraag twee: ‘Wat zijn social media, welke vormen zijn er en wat zijn de voor- en nadelen?’ In paragraaf drie staat deelvraag drie centraal: ‘Welke nazorg is passend, als er wordt gekeken naar de methode van Playing for Success Almelo?’ De laatste deelvraag wordt beantwoord in paragraaf vier, deze deelvraag luidt: ‘Welke mogelijkheden zien deskundigen om social media in te kunnen zetten voor passende nazorg?’ Het hoofdstuk sluit af met een samenvatting in paragraaf 2.5. 2.1 Playing for Success In deze paragraaf wordt antwoord gegeven op de eerste theoretische deelvraag: ‘Wat houdt het traject Playing for Success in?’ Playing for Success vindt zijn oorsprong in Engeland. Sinds 1997 heeft de organisatie als doel jongeren, tussen de 9 en 14 jaar te begeleiden bij leerachterstanden. Er is een samenwerking tussen de overheid, plaatselijke overheden en sportclubs. Sportclubs bieden een ruimte aan, waar de deelnemers les krijgen. De praktijk heeft uitgewezen dat een voetbalomgeving extra effect heeft bij Playing for Success, doordat deze omgeving aantrekkelijker is dan een schoolomgeving. Momenteel wordt er gebruik gemaakt van allerlei sporten van rugby tot zeilen. Er zijn in Engeland 160 centra waarin wordt samengewerkt met sportclubs. Na deelname aan het programma bleken leerlingen één tot anderhalf jaar te zijn ingelopen op hun leerachterstand. Daarnaast is hun zelfvertrouwen gegroeid en is hun zelfbeeld positiever geworden. Door de successen in Engeland is het concept overgekomen in Nederland. In Nederland worden op diverse locaties deelnemers van 9 tot 14 jaar begeleid om leerachterstanden op te heffen. Daarnaast levert Playing for Success een belangrijke bijdrage aan het zelfvertrouwen en een positiever zelfbeeld. Ze werken hieraan op een uitdagende en inspirerende plek buiten school waar ze zoveel mogelijk positieve leerervaringen opdoen, namelijk het voetbalstadion. Playing for Success in Nederland is een samenwerking tussen betaalde voetbalclubs, primair en/of voortgezet onderwijs, gemeenten en mbo- en hboinstellingen (Playing for Success, z.j.). Op 15 september vond de kick off plaats van Playing for Success in Almelo (Playing for Success, z.j.). Dit is een traject om voortijdig schoolverlaten onder jongeren tussen de 16 en 23 jaar te voorkomen. Playing for Succes ging samenwerken met Assist. Assist is een samenwerkingsverband tussen Heracles Almelo, gemeente Almelo en ROC van Twente. Het intensieve beroepskeuzetraject Assist draait inmiddels drie jaar. Scholen uit de regio, waaronder ROC, AOC en voortgezet onderwijs maken gebruik van Assist. Ook deelnemers vanuit het 1000-jongerenplan volgen het beroepskeuzetraject zodat zij met begeleiding weer de arbeidsmarkt op kunnen. Daarnaast wordt er samengewerkt met Scoop Welzijn en Tactus Verslavingszorg om jongeren die moeite hebben met een opleiding succesvol af te ronden te stimuleren om na te denken over hun toekomstmogelijkheden. De deelnemers zijn vier dagdelen per week aanwezig in het Polmanstadion. Één dagdeel wordt besteed aan sport. Naast lichaamsbeweging is het doel, werken aan het groepsproces en het vergroten van het zelfvertrouwen. Tijdens de eerste weken worden beroepskeuzetesten afgenomen, dit vormt de basis voor het 12 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
traject. De uitkomsten hiervan worden als uitgangspunt gezien. Er wordt een stageplek gezocht welke passend is bij de uitkomsten van de test, indien mogelijk lopen de deelnemers twee dagen per week stage. De lessen bestaan verder uit individuele gesprekken waarbij stil wordt gestaan bij diens mogelijkheden en diens toekomstbeeld. Daarnaast wordt er veel tijd besteed aan groepsgesprekken, waarbij groepsdynamica een grote rol speelt: de deelnemers delen ervaringen, discussiëren over verschillende onderwerpen en ondersteunen elkaar in het maken van keuzes. Zij leren zichzelf kennen, waarbij gekeken wordt naar eigen kwaliteiten zodat vervolgens doelen gesteld kunnen worden. Tijdens het traject maken de deelnemers een portfolio, hierin worden het CV, de reflectieverslagen, de stageverslagen, het levensverhaal, de eindpresentatie en andere belangrijke stukken verzameld. Het traject wordt afgesloten met een eindpresentatie. In deze presentatie evalueren de deelnemers het traject, daarnaast wordt stilgestaan bij de vragen: wie ben ik, wat wil ik en hoe ga ik dat bereiken. Ouders, verwijzers zoals het ROC, RMC, Bureau Jeugdzorg, diverse scholen en andere betrokkenen worden uitgenodigd om bij deze presentatie aanwezig te zijn. Aan de verwijzers wordt een deelnemersrapportage verstrekt, waarin evaluaties en adviezen staan (Methodiek Playing for Success, 2009). ‘De verbinding tussen leren en sport draagt bij aan het verhogen van het niveau van het onderwijs en is een krachtig wapen in de strijd tegen leerachterstanden. Jongeren die niet gemotiveerd zijn, geen zelfwaardering of zelfvertrouwen hebben, volgen bij het ROC van Twente een beroepskeuzetraject, in het Polmanstadion van Heracles Almelo. Het topsportklimaat en het succes van de voetbalomgeving dragen bij aan een goede leeromgeving die uitdaagt, stimuleert en prikkelt tot betere prestaties’ (Playing for Success, z.j.) Visie Bij Playing for Success staat de deelnemer centraal. Zij hebben vaak langdurig in een onderwijssysteem gezeten dat niet past, hierdoor lukt het hen niet te slagen in een omgeving waar de leerstof centraal stond. Ze hebben vaak al veel teleurstellingen achter de rug als ze aan het traject Playing for Success beginnen. Door te kiezen voor de uitgangspunten van natuurlijk leren, door zo praktisch mogelijk bezig te zijn en door aan te sluiten bij de belangstelling van de deelnemer wordt geprobeerd het traject zo aantrekkelijk mogelijk te maken. Het is belangrijk dat de deelnemer zich veilig voelt in de groep. Het traject Playing for Success laat deelnemers succeservaringen opdoen tijdens het leren, dit werkt motiverend. Er wordt tijdens het traject uitgegaan van wat een deelnemer kan, hierdoor voelt de deelnemer zich gewaardeerd. Dit draagt bij aan een positief zelfbeeld. Het initiatief tot leren wordt bij de deelnemer gelegd en de deelnemer moet zichzelf verantwoordelijk voelen voor zijn eigen leerproces. De deelnemers functioneren doorgaans niet in een grote groep doordat ze een korte spanningsboog hebben en moeilijk presteren in een omgeving met veel prikkels. De groep bestaat daarom uit maximaal vijftien deelnemers en de lessen worden gegeven in een overzichtelijke en duidelijk gestructureerde leeromgeving (Methodiek Playing for Success, 2009).
13 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
Missie Jongeren, van 16 tot 23 jaar, die nog niet in het bezit zijn van een startkwalificatie, in een periode van tien weken een betere kans bieden op een baan en / of zorgen voor een aansluiting op beroepskwalificerende opleidingen (Methodiek Playing for Success, 2009). Methodiek De gehanteerde methodiek is oplossingsgericht werken. De begeleiding is toekomstgericht en gericht op het creëren van oplossingen. Er wordt gekeken naar mogelijkheden en kwaliteiten. De deelnemer is daarin deskundig: het gaat over zijn leven, zijn keuzes en zijn toekomst. Daarnaast speelt groepsdynamica een belangrijke rol. De groep moet een veilige plek zijn, waarbij de jongeren elkaar accepteren, erkennen en herkennen. De groep is een netwerk en moet daarnaast inspireren en stimuleren voor het maken van keuzes. Het doel van deze methodiek is om deelnemers in beweging te krijgen door ze bewust te maken van hun kracht, waardoor ze een keuze kunnen maken voor de toekomst. De volgende vier vragen lopen als een rode draad door het tienweeks-traject: Wie ben ik; Wat wil ik; Hoe ga ik dit bereiken; Wie en wat heb ik daarvoor nodig (Methodiek Playing for Success, 2009). Samen met de docent worden er vervolgens korte en lange termijn doelen geformuleerd, zodat de deelnemers weer grip krijgen op en de regie krijgen over hun eigen leven. Uitgangspunten bij het realiseren van de doelstellingen is onder andere ervarend leren. Door concrete ervaring en door beleving wordt er effectiever geleerd van bepaalde activiteiten. Het sluit meer aan bij de leefwereld van jongeren dan schoolse situaties. Hierbij valt te denken aan stage, het uitvoeren van een opdracht en vooral de groepsdynamica. Ervarend leren wordt om vijf redenen gezien als motiverend: Het is concreet en uitdagend; Het biedt mogelijkheden tot het ontdekken van interesses en eigen mogelijkheden; Het geeft aanknopingspunten voor zelfreflectie; Het biedt mogelijkheden voor het opdoen van positieve ervaringen wat bijdraagt aan de ontwikkeling van gevoelens van eigenwaarde; Het speelt in op de medeverantwoordelijkheid van de jongere (Methodiek Playing for Success, 2009). Empowerment als onderdeel van oplossingsgericht werken Een ander onderdeel van de benadering is de empowerment - gedachte. Hierbij wordt ingespeeld op de competenties en de behoefte aan zelfbepaling. In deze benadering worden de eigen krachten van jongeren nadrukkelijk aangesproken en geactiveerd. Belangrijk is dat de jongeren de resultaten toeschrijven aan eigen handelen. De doelstelling is het vergroten van het zelfoplossend vermogen. Het ervaren van competentiegevoelens en zelfmanagement werkt motiverend. Een integrale benadering is ook van groot belang. Problemen buiten het traject kunnen een jongere zo in beslag nemen dat het functioneren in het traject belemmerd wordt. Er wordt aandacht geschonken aan de totale leefsituatie, omdat alle zaken die voor een jongere zwaar zijn in beeld moeten worden gebracht. Motivatieproblemen kunnen veel verschillende oorzaken hebben. De docent zal zich eerst moeten richten op de achtergrond van het 14 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
motivatieprobleem: wat belemmert de motivatie en welke interventies kunnen daar op afgestemd worden (Methodiek Playing for Success, 2009). In de volgende paragraaf wordt antwoord gegeven op de tweede theoretische deelvraag. 2.2 Social media In deze paragraaf wordt antwoord gegeven op de tweede theoretische deelvraag: ‘Wat zijn social media, welke vormen zijn er en wat zijn de voor- en nadelen?’ Koeleman (2011) verstaat onder social media, de ook in Nederlands gangbare, Engelse benaming voor websites waarvan de gebruikers met weinig of geen tussenkomst van een professionele redactie, de inhoud verzorgen. Hieronder worden weblogs en sociale netwerksites als Hyves, Facebook, Twitter, Google+ en LinkedIn verstaan. Tussen 2004 en 2010 zijn social media zeer snel opgekomen en inmiddels is het niet meer weg te denken uit de samenleving. Mensen vinden via social media voortdurend nieuwe toepassingen voor het oplossen van oude problemen en creëren nieuwe mogelijkheden. Mensen maken gebruik van social media om te informeren, organiseren, presenteren en communiceren (Van Osch & Van Zijl, 2011). Vooral voor de jongste generatie maken social media een vanzelfsprekend deel uit van het dagelijks leven, doordat zij ermee zijn opgegroeid kennen zij geen wereld zonder. Uit onderzoek is gebleken dat jongeren via social media belangrijke sociale vaardigheden opdoen. Jongeren van de 21e eeuw vinden dat men voor elkaar moet zorgen en dat men elkaar moet helpen, daarnaast zijn ze maatschappelijk betrokken: ze trekken zich het leed van de wereld aan (Boschma & Groen, 2009). Social media bieden mogelijkheden voor mensen voor wie het offline niet altijd gemakkelijk is om zichzelf te presenteren. Vooral als mensen verlegen zijn of zich erg bewust zijn van hoe zij overkomen op anderen is het laagdrempeliger om zich online te uiten en te presenteren dan face-to-face. Dit is voornamelijk het geval bij jongeren. Social media zijn dan een goede manier om contact met anderen te onderhouden (Schouten, 2007). Veel jongeren geven aan dat ze zich via social media gemakkelijker en vaker durven te uiten. Daarnaast zijn social media altijd en overal bereikbaar, jongeren kunnen er naar eigen gelegenheid gebruik van maken. Het is een snelle en directe manier van communiceren, met één druk op de knop is een bericht aangekomen bij de ontvanger. Verder zijn er ook een aantal negatieve effecten. Allereerst kan het gebruik van social media een bedreiging zijn van de privacy, doordat het internet transparant is. Alle gegevens die ooit openbaar zijn gemaakt via social media, worden bewaard en kunnen altijd worden opgeroepen. Mensen zijn zich hier niet altijd van bewust en kunnen hier de gevolgen niet van overzien. Daarnaast zijn social media sterk aan verandering onderhevig, wat hedendaags populair is, kan volgend jaar impopulair zijn. Verder kunnen social media de grenzen vervagen tussen massacommunicatie en interpersoonlijke communicatie, tussen privé en openbaar, tussen werk en thuis en bekend en onbekend (Van Osch & Van Zijl, 2011). In onderstaand schema zijn meer voor- en nadelen opgenomen.
15 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
STERKTES 1. Altijd en overal 2. Lage drempel 3. Snel en direct 4. Transparant 5. Dialoog en persoonlijk 6. Rijk en divers
ZWAKTES 1. Intensiteit 2. Toegangsdrempel 3. Snel veranderlijk 4. Transparant 5. Bedreiging van de privacy 6. Vervaging van grenzen
Social Media KANSEN 1. Bereik 2. Vereniging 3. Beïnvloeding 4. Empowerment 5. Veranderlijk 6. Effectief
BEDREIGINGEN 1. Miscommunicatie 2. Digitale kloof 3. Chaos en geen controle 4. Misbruik 5. Teveel informatie 6. Beïnvloeding
SWOT-analyse (De Vries, 2011) De meeste gebruikte vormen van social media zijn Hyves, Facebook, LinkedIn en Twitter. Daarnaast is er een nieuw sociaal netwerk gelanceerd in 2011, namelijk Google+. Hyves, Facebook en Google+ zijn sociale netwerken die mensen op vele, flexibele en nuttige manieren verbinden. Hyves is een Nederlands medium. Op Hyves kan men blogs, foto’s en video’s delen, lid worden van een groep, gamen, vrienden krabbelen of tikken, verjaardagen bijhouden, een profiel persoonlijk maken met gadgets en designs, chatten en als bedrijf kan gericht op doelgroepen geadverteerd worden. De populariteit van Hyves zwakt af, Facebook groeit daarentegen. Afgelopen jaar nam het gebruik van Hyves af met 38% procent, terwijl het gebruik van Facebook met 45% is toegenomen (Van Lier, 2012). Facebook is een internationaal sociaal netwerk. Op Facebook kan men volgen waar (internationale) vrienden mee bezig zijn en hierop reageren of het ‘liken’, men kan foto’s, video’s en links delen, groepen maken en ‘liken’, evenementen posten, spelletjes spelen, foto’s, ‘taggen’, vragen stellen en als bedrijf op doelgroepen adverteren. Daarnaast kunnen gesloten groepen aangemaakt worden om informatie uit te wisselen onder bijvoorbeeld collega’s (Van Osch & Van Zijl, 2011). Facebook is in Nederland het populairst van alle social media. Dit is gebleken uit onderzoek onder 11.000 personen van 15 jaar en ouder. Facebook zal na verwachting blijven groeien (Van Lier, 2012). Google+ is een medium waarbij men de mensen die men volgt kan indelen in verschillende kringen. Per boodschap kan bepaald worden naar welke kring een bericht verstuurd wordt (Koeleman, 2011). LinkedIn is een netwerk voor meer zakelijke doeleinden. LinkedIn is serieuzer dan Hyves, Facebook en Google+. Een deelnemer kan zijn CV bijhouden en delen, lid worden van groepen en daar discussiëren over beroepsgerelateerde onderwerpen, banen zoeken en vacatures plaatsen, nieuws volgen over een vakgebied en nieuwe contacten leggen. Twitter is een medium waarbij gebruikers korte berichten publiceren. Mensen die bepaalde personen interessant vinden kunnen hen volgen. Berichten via Twitter worden snel over de wereld verspreid door berichten te ‘retweeten’. Dit is het overnemen van berichten. In tegenstelling tot 16 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
Facebook, Hyves en Google+ hoeft een relatie met vrienden niet wederzijds te zijn. Verder worden thema’s gecreëerd door ‘hashtags’ (#) te gebruiken voor een woord of term. Mensen kunnen zoeken op deze thema’s en op deze manier alle berichten daarover bijhouden (Van Osch & Van Zijl, 2011). In de volgende paragraaf wordt antwoord gegeven op de derde theoretische deelvraag. Deze deelvraag heeft betrekking op het begrip ‘passende nazorg’. 2.3 Passende Nazorg In deze paragraaf wordt antwoord gegeven op de derde theoretische deelvraag: ‘Welke nazorg is passend, als er wordt gekeken naar de methode van Playing for Success Almelo?’ Binnen dit onderzoek kan nazorg als een vorm van preventie worden gezien. Er wordt gewerkt aan terugvalpreventie. Dit is het doelgericht en georganiseerd voorkomen van een terugval in het oude (ongewenste) gedrag van een deelnemer (De Roos, Terpstra & Van Dinther, 2009). In dit onderzoek werd nazorg passend gezien wanneer er rekening gehouden werd met de methode van Playing for Success Almelo bij het ontwerpen van een concept. De nazorg zal daarom aan de volgende acht criteria moeten voldoen: Oplossingsgericht werken o Uitgaan van krachten en mogelijkheden o Empowerment o Positiviteit o Toekomstgericht o Uitzonderingen Zelfsturing Verantwoordelijkheid ligt bij de deelnemer Groepsdynamica Laagdrempeligheid De groep als netwerk, inspiratie stimulans Vertrouwelijkheid Veiligheid De kern van de nazorg zal kunnen bestaan uit het bieden van een luisterend oor, het geven van tips, meedenken over dilemma’s, ervaringen delen met andere deelnemers en het netwerk van de groep in stand houden. Daarnaast is er de mogelijkheid dat de deelnemers het nazorgtraject naar eigen behoefte invullen. Deze interventiestrategieën hebben als hoofddoel het voorkomen van terugval in het oude gedrag (Casselman, 2001). Oplossingsgericht werken De methodiek die wordt gehanteerd bij Playing for Success is oplossingsgericht werken. Belangrijke begrippen bij oplossingsgericht werken zijn: uitgaan van krachten en mogelijkheden, empowerment, positiviteit, toekomstgericht en vragen naar uitzonderingen. Deze zijn tevens terug te vinden in de methode van Playing for Success. Oplossingsgericht werken gaat uit van wat er in het moment is, gericht op een gewenste toekomst, met als doel problemen op te lossen. In plaats van te focussen op het probleem, concentreert oplossingsgericht werken zich op vragen naar uitzonderingen en aanwijzingen van al aanwezige verbeteringen (Beumer - Peeters, 2010). Voor passende nazorg is het van belang dat oplossingsgericht werken in wordt gezet. 17 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
Zelfsturing In de methode van Playing for Success, zijn zelfsturing en verantwoordelijkheid belangrijke begrippen. Nazorg heeft uiteindelijk het doel om mensen tot zelfcontrole te laten komen, wat niet uitsluit dat professionele begeleiders een belangrijke rol spelen (Casselman, 2001). Veel deelnemers van Playing for Success zijn na afloop van het traject overmoedig en gaan er van uit dat hen weinig meer kan overkomen. Wanneer zij alsnog tegen zaken aanlopen, dan is de drempel om hulp te vragen te hoog. Hierdoor kan een beperkte terugval leiden tot een massieve terugval (Casselman, 2001). Het nazorgtraject dient daarom laagdrempelig te zijn. De groep als netwerk Volgens de behoeftehiërarchie van Maslow heeft elk mens sociale behoeften. Deze behoeften bestaan uit ergens bij willen horen, deel uitmaken van een groep en liefde en acceptatie (Dankers - Van der Spek, 2006). Voor de deelnemers van Playing for Success geldt hetzelfde. De deelnemers maken deel uit van een groep. De groep kan als peergroup worden beschouwd. Dit is een groep waarmee jongeren zich identificeren, hierin worden extra sociale vaardigheden geleerd en er wordt geëxperimenteerd met sociale rollen. Daarnaast is een peer-group erg belangrijk voor het versterken en het behouden van de zelfwaardering en het biedt een mogelijkheid om waarden en normen te bepalen. De deelnemers van Playing for Success vormen samen een formele continue groep. Dit is een groep met gedragsregels en rolverdelingen en deze bereidt de deelnemers voor op volwassenheid (Tieleman, 2007). Gezien de methode van Playing for Success is het belangrijk dat de groep als netwerk blijft bestaan na afronding van het tien-weekse traject. Volgens Bronfenbrenner (in Vogelvang, 2009), grondlegger van de zogenoemde ecologische systeemtheorie, ontstaat de ontwikkeling door de kwaliteit van interacties met anderen. Deze interacties zijn bepalend voor verandering. Playing for Success schenkt in het traject aandacht aan de sociale omgeving van de jongere. Het gaat hierbij om het vormgeven van een steunend sociaal netwerk en om maatschappelijke aansluiting, participatie en inclusie, ofwel het opbouwen van sociaal kapitaal. Onder sociaal kapitaal wordt de optelsom van het sociale netwerk, de reputatie en de zichtbaarheid voor de omgeving verstaan (Heemskerk, 2011). Voor de deelnemers van Playing for Success is het belangrijk dat zij sociaal kapitaal opbouwen. Wanneer gekeken wordt naar het balansmodel van Bakker e.a. (1998) draait het op mesoniveau om sociale kenmerken. Hierbij valt te denken aan de kracht van het netwerk, sociale bindingen, maar ook aan de invloeden van school en vrienden/leeftijdsgenoten. Leeftijdsgenoten en vrienden kunnen in de adolescentiefase een grote rol spelen. Het gedrag, de opvattingen en het uiterlijk staan sterk onder invloed van de peer-group. Sociale steun, het vriendennetwerk en de sociale groepscultuur kunnen protectieve factoren zijn voor de jongeren. Op microniveau kan sociale competentie een beschermende factor zijn, die de draagkracht van jongeren vergroot (Bakker e.a., 1998). Daarom is het belangrijk dat bovengenoemde punten worden voortgezet in het nazorgtraject.
18 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
Groepsdynamica De sociobiologie en de evolutionaire psychologie stellen dat de neiging om bij een groep te behoren in de genen van mensen verankerd is. Dit komt vooral naar voren in de adolescentiefase, zoals eerder vermeld hebben adolescenten veel behoefte aan een sociaal netwerk. Groepen zonder cohesie bestaan niet. Onder cohesie worden alle krachten die de leden van een groep bij elkaar houden, verstaan. Gevoelens van ‘bij elkaar horen’ en ‘eenheid’ zijn belangrijke manifestaties van cohesie (Remmerswaal, 2006). Deze gevoelens van cohesie spelen een grote rol bij de deelnemers van Playing for Success. Naarmate het traject vordert, versterken de onderlinge verhoudingen en delen de deelnemers ervaringen met elkaar. Ze zetten hun eigen ervaringen in als leerschool voor de ander (A. ter Brugge, persoonlijke communicatie, 7 maart 2012). Als er gekeken wordt naar de methode van Playing for Success is het groepsproces een onmisbaar aspect binnen de uitvoering van het traject. In het nazorgtraject zal dit aspect daarom van wezenlijk belang zijn. Veiligheid en vertrouwen Veiligheid en vertrouwen zijn ook van groot belang in het klimaat van de groep. Alleen in een veilig basisklimaat in de groep durven groepsleden te oefenen met nieuw gedrag. Vertrouwelijkheid betekent bijvoorbeeld dat groepsleden niet met buitenstaanders zullen praten over wat er in de groep gebeurd is (Remmerswaal, 2006). De nazorg dient daarom op een veilige en vertrouwde manier vorm te worden gegeven. Om dit te kunnen waarborgen is het afschermen van het nazorgtraject voor buitenstaanders een mogelijkheid. In de volgende paragraaf wordt stilgestaan bij de vierde theoretische deelvraag. Om deze deelvraag te beantwoorden zijn twee deskundigen geïnterviewd: P. Moekotte en C. Lintsen en W. Lintsen. 2.4 Deskundigen In deze paragraaf wordt antwoord gegeven op de vierde theoretische deelvraag: ‘Welke mogelijkheden zien deskundigen om social media in te kunnen zetten voor passende nazorg?’ In dit onderzoek werd onder deskundigen het volgende verstaan: personen die op grond van opleiding, kennis, kunde en bevoegdheid een visie hebben op online hulpverlening aan jongeren aan de hand van social media. Eén van deze deskundigen betrof Drs. P. Moekotte. Drs. P. Moekotte is als beleidsadviseur verbonden aan het ROC van Twente en promovendus binnen het lectoraat ‘Onderwijsarrangementen in maatschappelijke context’ van Hogeschool Edith Stein/Onderwijscentrum Twente. Drs. P. Moekotte doet onderzoek naar de inzet van sociale media voor de activering van werkloze jongeren en schoolverlaters. Om deze deelvraag volledig te kunnen beantwoorden werden daarnaast deskundigen geïnterviewd die reeds werkzaam zijn met social media en jongeren. C. Lintsen en W. Lintsen hebben in 2011 een traject opgezet, genaamd Pitchies. Voor jongeren wordt bij Pitchies de mogelijkheid geboden om aan hun startkwalificatie te werken buiten school om, maar wel in samenwerking 19 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
met school. De jongeren worden gecoacht via een online systeem en er vinden tussentijds contactmomenten plaats. De mogelijkheden volgens een beleidsadviseur P. Moekotte vindt dat het belangrijk is dat jongeren mediawijs worden. Er wordt op het gebied van social media veel onderzoek gedaan en geschreven over het fenomeen mediawijsheid. Naast vakken als Nederlands en rekenen die in elke opleiding terugkomen, vinden velen dat dit fenomeen standaard in het lesprogramma opgenomen zou moeten worden, omdat het heel belangrijk is. Enerzijds aan de kant van de didactiek, zoals begeleiden op stage en in de les, anderzijds door het als curriculum onderwerp aan te bieden, zoals: wat betekenen social media en wat betekent dit voor later. Van bijvoorbeeld het bouwen van een portfolio op het sociale netwerk LinkedIn wordt men mediawijs. Jongeren moeten er op geattendeerd worden wat de voordelen van social media zijn. Het gebruik van social media heeft te maken met een drietal vaardigheden: knoppenkunde (weten hoe het werkt); informatievaardigheden (informatie vinden/waarderen/beoordelen); strategische vaardigheden (internet gebruiken om je netwerk te vergroten). Deze vaardigheden zijn heel belangrijk en worden door de Nederlanders overschat, ze denken dat ze over deze vaardigheden beschikken, maar het tegendeel blijkt. Wanneer men over deze vaardigheden beschikt kan men als mediawijs worden beschouwd. Vaak wordt gedacht dat de jonge generatie per definitie mediawijs is, terwijl ze daar nog in geschoold moeten worden. De vaardigheden worden zowel door de jongeren zelf, als door de docenten overschat. Door deze vaardigheden aan te brengen in een lesprogramma worden jongeren en docenten mediawijs (P. Moekotte, persoonlijke communicatie, 12 april 2012). Wanneer social media een rol in het nazorgtraject gaan spelen is met name de communicatie een belangrijk aspect, het lijntje houden met degene die in het tienweekse traject heeft gezeten. Mensen hebben een relatie met elkaar opgebouwd en deze relatie zou in de toekomst gebruikt kunnen blijven worden in de vorm van een sociaal netwerk. Behalve het houden van contact met de begeleiding, is het van belang dat de jongeren onderling ook contact houden. Het zijn groepen die een verbinding met elkaar aangaan, zodat ze elkaar verder kunnen helpen. Als de relatie op termijn blijft bestaan, kunnen ze daar profijt van hebben. Het netwerk van de jongere wordt rijker. Het voordeel van nazorg is dat wanneer een netwerk behouden wordt als het traject is afgelopen, een jongere terug kan grijpen op mensen die hem kennen en weten met welke vragen hij geworsteld heeft. Jongeren met een terugval kunnen hierdoor verder geholpen worden (P. Moekotte, persoonlijke communicatie, 12 april 2012). Een voordeel van social media is dat de jongeren vaardigheden ontwikkelen die ze ook in nieuwe netwerken kunnen inzetten. Het feit dat jongeren tijdens het nazorgtraject vertrouwd worden gemaakt met het gebruik van social media, heeft het effect dat ze mediawijs worden. Hierbij is het belangrijk dat jongeren worden overtuigd van het belang van het opdoen van vaardigheden met social media waar ze op lange termijn wat aan hebben. Sociale omgevingen worden steeds afhankelijker van digitale contacten, er is steeds meer verwevenheid met de digitale wereld. Mediawijsheid kan ook al in het traject worden ingezet. Er wordt steeds meer gekeken naar vormen van blendedhulpverlening, dit is een combinatie van fysiek contact en digitaal contact. Dit begint al tijdens het traject. Tijdens de nazorg wordt dit onderhouden en valt het fysieke contact 20 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
eventueel weg. Het digitale contact blijft overeind. Daarnaast onderhouden jongeren vaak gemakkelijker digitaal contact als het fysieke contact al is gelegd. Een nadelig gevolg van social media kan vereenzaming zijn, doordat er alleen nog digitale contacten bestaan. De onderzoeksgegevens zijn daarover verschillend, soms blijkt het dat mensen die al in een isolement zitten er juist komen door digitale contacten. Er valt nog veel te onderzoeken wat de nadelige effecten van social media zijn (P. Moekotte, persoonlijke communicatie, 12 april 2012). De groei van social media gaat zo snel dat docenten vaak overrompeld worden, dit maakt onzeker. Het geeft meer houvast wanneer het geleidelijk gaat. Verder heeft een fors aantal docenten weinig vertrouwen in hun eigen kunnen, in vergelijking met wat ze denken dat jongeren kunnen. Docenten moeten worden gefaciliteerd, gesteund, geschoold en getraind. Daarnaast moeten ze de ruimte en de tijd hebben, moeten ze geconfronteerd worden met goede voorbeelden en moeten ze dingen gaan uitproberen. Ze moeten leren onderkennen dat jongeren er zelf ook moeite mee hebben. De opvatting dat de docent overvleugeld wordt door de eigen leerlingen is fout. Technologie in onderwijs/zorg vraagt veel, daarom is dit onderzoek heel belangrijk om mensen de ogen te openen en te laten zien wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn (P. Moekotte, persoonlijke communicatie, 12 april 2012). Mensen vinden het prettig wanneer er een stuk zichtbaarheid is, een voorbeeld hiervan is Skype. Wanneer mensen via technologie met elkaar in contact treden dan is het belangrijk dat er een stuk ‘social presents’ is: zichtbaar zijn. Mocht iemand geen profielfoto hebben op een sociale netwerksite dan is dit voor veel mensen een slecht teken. Men gaat minder snel communiceren, omdat ze geen gezicht voor zich hebben. Een ander aspect is ‘group-awareness’. Dit houdt in dat men een groepsgevoel krijgt wanneer men als groep actief is in een netwerk. Een netwerksite moet het gevoel geven van awareness, het doorhebben en het zien dat anderen actief zijn. ‘Social presents’ en ‘group-awareness’ zijn belangrijke aspecten. Er moet gereageerd kunnen worden op elkaar stukken, zodat er een gevoel van interactie aanwezig is. In de nazorg en zorg is het van belang dat men voor elkaar herkenbaar is, dat kan zelfs via een smartphone (P. Moekotte, persoonlijke communicatie, 12 april 2012). Om te bepalen hoe een nazorgtraject aan de hand van social media vorm moet worden gegeven, is usercentered-design een belangrijk begrip. Dit houdt in dat de gebruiker als uitgangspunt wordt genomen. Wat heel wezenlijk is, is dat je bij een ontwerp zo sterk mogelijk bij de gebruiker moet aansluiten, bij diens behoeften. De jongeren moeten leren om keuzes te maken. In het ontwerp moet niet teveel voorgeschreven worden, de gebruiker moet in staat zijn om mee te sleutelen aan het ontwerp. Dit wordt ook wel participatory-design, er is een participatief proces van ontwikkeling. Het wordt gezamenlijk besloten, dit is ook een belangrijke ontwikkeling vanuit de literatuur van de laatste tijd (P. Moekotte, persoonlijke communicatie, 12 april 2012). Jongeren hebben liever dat de buitenwereld aansluit bij de binnenwereld. Wanneer dit niet het geval is en wanneer er een onbekende vorm van social media wordt ontwikkeld binnen school, kan dit als gevolg hebben dat dit minder wordt gebruikt. Jongeren vinden het namelijk vervelend dat ze buiten school een wereld met wachtwoorden hebben en binnen school weer een andere wereld met wachtwoorden. Daarom zijn er steeds meer scholen die bijvoorbeeld Facebook gaan gebruiken, omdat de leerlingen daar toch al 21 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
actief op zijn. Vaak kun je op een sociale netwerksite groepen afschermen, waardoor de veiligheid blijft bestaan. Het is belangrijk dat het alleen toegankelijk is voor mensen uit de zorggroep. Deze groep moet beheerd worden door iemand. Deze persoon kan altijd nieuwe mensen toelaten, eventueel in overleg met de groep. Dit soort processen moeten heel erg transparant zijn. Het doel van het nazorgtraject kan in positieve zin zijn dat contacten onderhouden worden waardoor het netwerk in stand blijft. In negatieve zin kan het doel zijn dat wanneer iemand een terugval heeft het netwerk klaar staat om diegene op te vangen (P. Moekotte, persoonlijke communicatie, 12 april 2012). Als er een bestaande vorm wordt gekozen voor het nazorgtraject, dan is er weinig nodig vanuit het ROC van Twente om rekening mee te houden. Binnen het ROC van Twente wordt er momenteel weinig gedaan met social media, hierdoor is er nog geen technisch of functioneel protocol welke gehanteerd moet worden. Er moet wel rekening gehouden worden met privacy aspecten. Voor jongeren van achttien jaar en ouder geldt het zelfbeschikkingsrecht. Er moet echter wel op een vertrouwelijke manier met persoonsgegevens omgegaan worden (P. Moekotte, persoonlijke communicatie, 12 april 2012). De mogelijkheden volgens uitvoerenden C. Lintsen en W. Lintsen zijn een traject gestart, genaamd Pitchies. Dit is een traject dat jongeren helpt hun doelen te realiseren, ongeacht de problematiek van de jongere. De jongere kan werken aan een zelfgekozen doel, maar dit doel moet wel leiden tot arbeidstoeleiding en/of scholing. De doelen van de jongere worden omgezet in acties, deze acties worden ingevoerd in het online systeem. Het doel van de jongere kan worden gerealiseerd door middel van het opbouwen van een netwerk en een online systeem. Het netwerk in het traject bestaat uit hulpverleners en directe contacten, zoals: ouders, vrienden en wie voor de jongere verder belangrijk is. Jongeren zijn tegenwoordig vaak gebonden aan hulpinstanties. Pitchies leert jongeren vanuit hun eigen omgeving mensen uit hun netwerk betrekken om hun doelen te bereiken. Uit dit netwerk wordt één persoon aangesteld als coach. Wie dit wordt mag onderling bepaald worden. De coach is altijd eindverantwoordelijk. In het project wordt de jongere projectleider genoemd. De jongere staat namelijk centraal in het traject. De projectleider stuurt zelf het project aan. De jongere moet zelf activiteiten bedenken voor het project of zij worden geholpen om dat te bedenken. Ze dienen alles zelf te regelen en elke stap dienen zij zelf uit te voeren. Het netwerk van de jongere ondersteunt hen daarbij. Pitchies begeleidt alleen het proces, de jongere moet het zelf doen. Pitchies is 24 uur per dag bereikbaar (C. Lintsen & W. Lintsen, persoonlijke communicatie, 24 april 2012). Rol van social media Pitchies heeft een eigen online systeem gebouwd met social media, wat simpel is gebouwd en aansluit bij de jongeren. De website bestaat uit een gedeelte met algemene informatie en een gedeelte waarop ingelogd kan worden. Het algemene gedeelte is voor iedereen toegankelijk, het afgeschermde gedeelte is toegankelijk voor de deelnemers van het Pitchies-traject. De aansturing van het project loopt via de computer en via de mobiel van de deelnemers door middel van Email, SMS en Social Media. Het is een communicatiemiddel, de jongere wordt gecoacht via het systeem en er vinden tussentijds contactmomenten plaats. Het is snel en men kan vroegtijdig ingrijpen, Pitchies ziet dit als een voordeel van social media. De jongere krijgt een inlogcode en kan 22 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
alleen zien voor welke acties hij verantwoordelijk is. Op deze manier ontstaat een actielijst. Wanneer de jongere de actie heeft uitgevoerd kan hij op de knop ‘gereed’ drukken. Mocht de jongere een probleem ondervinden bij het uitvoeren van zijn actie kan hij op de knop ‘probleem’ drukken. De coach krijgt daar een melding van. Per actie kunnen ‘volgers’ ingesteld worden, dit zijn personen die tevens op de hoogte gehouden worden van de status van de actie. Op deze manier kunnen ze elkaar er op aanspreken als iemand zijn actie niet uitgevoerd heeft. Daarnaast kan er ook voor gekozen worden om algemene berichten te versturen via de knop ‘melding’. Verder kunnen er documenten toegevoegd worden. Het systeem kan uitgebreid worden met een dashboard. Met deze uitbreiding kunnen competenties, gekoppeld aan de gekozen opleiding, bijgehouden worden. Er wordt een elektronisch dossier opgebouwd van alles wat gecommuniceerd wordt binnen het Pitchies-systeem, op deze manier kan men zich verantwoorden. Het systeem is een abonnementsvorm, variërend van €12,50 tot €22,50 per jongere per maand (C. Lintsen & W. Lintsen, persoonlijke communicatie, 24 april 2012). Nazorg Pitchies heeft momenteel geen nazorg, maar zij willen hier wel mee gaan beginnen. Het traject bestaat nu uit drie tot vier sessies van tweeëneenhalf uur. Pitchies heeft ondervonden dat wanneer zij uit het traject stappen en de coach het verder oppakt, de jongeren snel terugvallen in het oude gedrag. Pitchies wil daarom nazorg inbouwen om tot afronding te komen en om de laatste afspraken daadwerkelijk tot uitvoering te laten komen. Er zou contact gehouden moeten worden en daar is het online systeem op afstand geschikt voor. Bijvoorbeeld om evaluatiemomenten in te bouwen om erachter te komen welke resultaten het traject heeft opgeleverd. Daarnaast om berichten te sturen vanuit Pitchies om te vragen hoe het gaat en de jongeren op deze manier de mogelijkheid bieden tot het stellen van vragen. Hierdoor kan er toch een verbinding blijven zonder fysiek contact te hebben. Daarnaast is het van belang dat de coaches getraind worden op het structureel blijven uitvoeren van het traject. In een nazorgtraject aan de hand van social media is het belangrijk om rekening te houden met aspecten van deze tijd. Het moet bestuurbaar en beheersbaar zijn: gemakkelijk en toegankelijk voor de jongeren, maar ook weinig administratieve druk (C. Lintsen & W. Lintsen, persoonlijke communicatie, 24 april 2012). 2.5 Samenvatting In hoofdstuk twee zijn de theoretische deelvragen beschreven. In paragraaf 2.1 werd beschreven wat het traject Playing for Success in houdt. Playing for Success Almelo is een traject om voortijdig schoolverlaten onder jongeren tussen de 16 en 23 jaar te voorkomen. Het is een samenwerking tussen het ROC van Twente, Heracles Almelo en Gemeente Almelo. Momenteel bestaat het traject uit een tien-weeks programma. Tijdens deze tien weken werken de deelnemers aan zichzelf en aan hun toekomst. De afsluiting bestaat uit een presentatie waarin de vragen wie ben ik, wat wil ik en hoe ga ik dit bereiken, worden beantwoord. In paragraaf 2.2 werd het begrip social media uitgewerkt, werd er beschreven welke vormen er zijn en kwamen de voor- en nadelen aan bod. Social media zijn laagdrempelig, kennen een grote bereikbaarheid, zijn 24 uur per dag beschikbaar en zijn transparant. Dit zijn de voordelen van social media. Daarnaast kennen social media ook nadelen: het 23 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
gebruik kan een bedreiging zijn van de privacy, het kan de grenzen vervagen tussen massacommunicatie en interpersoonlijke communicatie, tussen privé en openbaar, tussen werk en thuis en bekend en onbekend. In paragraaf 2.3 werd beschreven welke nazorg passend is bij de methode van Playing for Success Almelo. De nazorg in dit onderzoek werd gezien als een vorm van terugvalpreventie. In dit onderzoek werd nazorg passend doordat er rekening gehouden werd met de methode van Playing for Success Almelo bij het ontwerpen van een concept. In de laatste paragraaf (2.4) werd beschreven welke mogelijkheden de deskundigen zien om social media in te zetten voor passende nazorg. Om deze deelvraag te kunnen beantwoorden, zijn Drs. P. Moekotte en C. Lintsen en W. Lintsen geïnterviewd. P. Moekotte vindt dat het belangrijk is dat jongeren mediawijs worden. Wanneer men over deze vaardigheden beschikt kan men als mediawijs worden beschouwd: knoppenkunde (weten hoe het werkt); informatievaardigheden (informatie vinden/waarderen/beoordelen); strategische vaardigheden (internet gebruiken om je netwerk te vergroten). Wanneer mensen via technologie met elkaar in contact treden dan is het belangrijk dat er een stuk ‘social presents’ is: zichtbaar zijn. Een ander aspect is ‘group-awareness’. Dit houdt in dat men een groepsgevoel krijgt wanneer men als groep actief is in een netwerk. In een nazorgtraject aan de hand van social media is het volgens C. Lintsen en W. Lintsen belangrijk om rekening te houden met aspecten van deze tijd. Het moet bestuurbaar en beheersbaar zijn: gemakkelijk en toegankelijk voor de jongeren, maar ook weinig administratieve druk In hoofdstuk drie zal de methode van het onderzoek beschreven worden.
24 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
3
METHODE VAN ONDERZOEK
In hoofdstuk drie komt aan bod op welke wijze het onderzoek uitgevoerd is bij Playing for Success. In paragraaf 3.1 wordt het type onderzoek beschreven. In paragraaf 3.2 staat in het teken van de onderzoekspopulatie. Vervolgens is in paragraaf 3.3 het gekozen instrument beschreven. De procedure wordt beschreven in paragraaf 3.4. Paragraaf 3.5 bevat de betrouwbaarheid van het onderzoek en paragraaf 3.6 betreft een uitwerking van de interne en externe geldigheid. Vervolgens wordt in paragraaf 3.7 stilgestaan bij de ethische overwegingen. Tot slot wordt aan de hand van een samenvatting in paragraaf 3.8 een overzicht gegeven van de belangrijkste aspecten uit hoofdstuk drie. 3.1 Type onderzoek Dit onderzoek betrof een praktijkonderzoek. Praktijkonderzoek gaat uit van vragen en problemen van beroepsbeoefenaren in zorg en welzijn. Het is gericht op het generen van toepasbare, bruikbare kennis en heeft als doel om met die kennis de praktijk van welzijn en zorg te verbeteren (Verschuren & Doorewaard, 2007). Praktijkgericht onderzoek bestaat uit verschillende types onderzoek. Dit onderzoek betrof een behoeftenonderzoek en een ontwikkelingsonderzoek. Volgens Migchelbrink (2008) houdt een behoeftenonderzoek het inventariseren of bepalen van het verschil tussen een bestaande en een gewenste situatie in. Het gaat om de kloof tussen ‘wat is’ en ‘wat zou moeten zijn’, het verschil tussen huidige en toekomstige (gewenste) situatie, processen, gedragingen of resultaten. De volgende drie elementen spelen altijd een rol bij behoeftenonderzoek: Hoe de huidige, actuele situatie eruit ziet, eventueel hoe op dit moment in de desbetreffende behoefte wordt voorzien; Het gemis, het tekort, de nood inzake de huidige situatie; De gewenste, toekomstige en bevredigende situatie. Om gehoor te geven aan de gewenst, toekomstige en bevredigende situatie, betrof dit onderzoek daarnaast een ontwikkelingsonderzoek. Ontwikkelingsonderzoek leidt tot nieuwe of betere werkwijzen, instrumenten en methodieken. Het gaat om het tot stand brengen van acties, handelingen, maatregelen om het probleem op te lossen. Vaak wordt een geheel nieuw ontwerp gemaakt (Migchelbrink, 2008). Bij dit onderzoek waren de kenmerken van ontwikkelingsonderzoek te herkennen. Vanuit het traject Playing for Success is gevraagd om een concept te ontwikkelen waarmee zij het gestelde doel kunnen bereiken, namelijk het opzetten van nazorg. Er werd gekeken naar wat, gezien de problematische situatie, de mogelijke oplossingen vanuit social media zijn. Vanuit deze mogelijkheden werd een keuze gemaakt voor een mogelijk ontwerp. Dit onderzoek betrof een kwalitatief onderzoek. Volgens Migchelbrink (2008) baseert kwalitatief onderzoek zich op een interpretatieve benadering. Het uitgangspunt is dat er geen eenduidige, enkelvoudige werkelijkheid bestaat. Er zijn meerdere subjectieve werkelijkheden. De kwalitatieve onderzoeker stelt zich primair tot taak om inzicht te krijgen in hoe mensen de werkelijkheid ervaren. In dit onderzoek zijn meningen, ervaringen en inzichten onderzocht, wat betreft het nazorgtraject aan de hand van social media. Het perspectief, begrip of de interpretatie van de onderzochten staan centraal bij 25 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
kwalitatief onderzoek (Migchelbrink, 2008). Om inzicht te krijgen in de meningen en ervaringen van de deelnemers en docenten, werd er gebruik gemaakt van interviews. Dit is een veelgebruikt instrument bij kwalitatief onderzoek. Door middel van interviews komt er veel informatie boven water die hele bruikbare inzichten kan opleveren, maar geen cijfermatige gegevens (Heerink, Pinkster & Bratti - Van der Werf, 2009). De hierdoor verkregen informatie werd vervolgens gebruikt als uitgangspunt voor het ontwikkelen van een concept voor een nazorgtraject. Dit onderzoek richtte zich op de diepgang. Er werden slechts een aantal personen geïnterviewd en er werd doorgevraagd naar meningen, vragen, gevoelens en onduidelijkheden. Men bleef niet aan de oppervlakte, maar ging op zoek naar diepgaande informatie. Er werden verschillende werkelijkheden onderzocht. Aangezien het onderzoek in de werkelijkheid plaatsvond, was er sprake van een empirisch onderzoek. Het onderzoek vond in het veld plaats waarbij gebruik gemaakt werd van meningen, opvattingen en gedachten. Er werden gegevens verzameld om op basis van een analyse van deze gegevens tot een uitspraak te komen (Verschuren & Doorewaard, 2007). Hiernaast was er ook sprake van niet-empirische kenmerken. Een niet-empirisch kenmerk is het bestuderen van literatuur. Naast het onderzoeken van meningen en opvattingen werd er ook gebruik gemaakt van literatuur. Er werd gekeken naar wat vanuit daar wordt gezegd over nazorg en social media. 3.2 Onderzoekspopulatie De populatie van dit onderzoek betroffen zowel deelnemers als docenten. Met populatie wordt de groep, waarover men in het onderzoek een uitspraak wil doen, bedoeld (Migchelbrink, 2008). Bij Playing for Success zijn er jaarlijks drie groepen met deelnemers die het tien-weekse traject volgen. Iedere groep bestaat uit maximaal vijftien deelnemers. De populatie van dit onderzoek richtte zich op de drie groepen van het schooljaar 2010-2011. Onder de deelnemers vond een steekproef plaats. Heerink, Pinkster & Bratti - Van der Werf (2009) verstaan onder een steekproef: een selectie uit een bepaalde groep, de populatie om een meting te kunnen doen van bepaalde eigenschappen van die groep. In dit onderzoek werden er van de dertig deelnemers, acht ondervraagd. Er was sprake van een enkelvoudige aselecte steekproef, omdat elke tweede deelnemer van de lijst uit de database van Playing for Success werd geselecteerd. Bij Playing for Success werken in totaal acht docenten, inclusief stagiaires. In dit onderzoek was het van belang dat alle docenten gehoord worden. Dit gaf namelijk een compleet beeld van de mogelijkheden die de docenten zagen. Alle docenten van Playing for Success waren betrokken worden bij dit onderzoek. Onder de docenten was daarom geen steekproef genomen. De populatie van dit onderzoek betrof dertig deelnemers en acht docenten. 3.3 Instrumenten Om tot de interviewvragen te komen was allereerst vastgesteld welke topics aan de orde moesten komen. Op basis hiervan was een voorlopige topiclijst gemaakt. De onderwerpen zijn van breed naar smal ingedeeld, waarbij begonnen was met een brede beginvraag en vervolgens bij elke topic een aantal smallere subtopics. Deze procedure 26 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
heeft geleid tot een halfgestructureerde vragenlijst. Doormiddel van deze vragenlijst werd er onderzocht welke mogelijkheden de deelnemers en de docenten zien voor een nazorgtraject. Er werd gevraagd naar meningen, ervaringen en gedachten. Volgens Heerink, Pinkster en Bratti – Van der Werf (2009) is een interview hiervoor de beste dataverzamelingstechniek. Er is gekozen voor een halfgestructureerd interview, omdat er bij een halfgestructureerd interview gebruik wordt gemaakt van een vragenlijst of een lijst met onderwerpen (topiclijst). Er was daarbij ruimte voor de eigen inbreng van de respondent. De geïnterviewde was niet vrij in de keuze van de onderwerpen, maar wel vrij in de wijze waarop hij antwoordde. Daarom bestond het interview uit zowel open als gesloten vragen (Heerink, Pinkster & Bratti - Van der Werf, 2009). Het interview was onderverdeeld in drie thema’s: nazorg, social media en rolverdeling. 3.4 Procedure De respondenten, bestaande uit deelnemers, werden door middel van social media op de hoogte gebracht van het onderzoek. In dit bericht werd gevraagd om na te denken over een eventuele deelname aan het onderzoek. Vervolgens werd er naar een aantal dagen telefonisch contact opgenomen. Op deze manier hadden de respondenten voldoende tijd om over hun beslissing na te denken. Naar aanleiding van de beslissing tot deelname werd een afspraak gepland. Met de deelnemer werd afgesproken om naar Playing for Success locatie Almelo te komen. De onderzoekers namen de vragenlijst en de voicerecorder mee. Aan het begin van elk interview stelden de onderzoekers zich voor en gaven zij een korte uitleg wat betreft het onderzoek. Vervolgens werd aan de respondent gevraagd schriftelijk toestemming te geven voor de werkwijze die werd gehanteerd tijdens het interview en het vervolg van het onderzoek. Het interview werd afgesloten met de mening van de respondent betreffend het verloop en de inhoud van het interview. Nadat alle interviews afgenomen, is er gestart met de kwalitatieve dataanalyse. Bij het labelen is er gekeken naar de antwoorden die relevant zijn voor het antwoorden van de vraagstelling. De hoofdlabels betroffen de thema’s van het interview. De thema’s waren onderverdeeld in interviewvragen, welke vervolgens de labels werden in het labelschema. De antwoorden van de interviewvragen zijn vervolgens onderverdeeld in sublabels. Daarna is gekeken welke sublabels samengevoegd konden worden. Om de sublabels te verduidelijken is bij elk sublabel een passend fragment toegevoegd. De respondenten, bestaande uit docenten, werden door middel van een e-mail op de hoogte gebracht van het onderzoek. Evenals bij de deelnemers, werd in dit bericht gevraagd om na te denken over eventuele deelname aan het onderzoek. Vervolgens hebben de onderzoekers een vergadering van Playing for Success bijgewoond. De onderzoekers hebben tijdens deze vergadering de stand van zaken, omtrent het onderzoek, toegelicht. Tijdens de vergadering kwam naar voren dat de respondenten mee wilden werken. Vervolgens was er ruimte voor het plannen van afspraken. Met de docenten werd afgesproken dat het interview plaats zal vinden bij Playing for Success. Het vervolg van de procedure verliep gelijk aan de procedure met de deelnemers. 3.5 Betrouwbaarheid De begrippen die betrekking hebben op de kwaliteit van het onderzoek zijn betrouwbaarheid en validiteit. Betrouwbaarheid kan met vergroten door resultaten niet 27 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
over te laten aan toeval. Bij toeval valt te denken aan toevallige en systematische fouten (Heerink, Pinkster & Bratti - Van der Werf, 2009). Voor het afnemen van het interview werd er gebruik gemaakt van een halfgestructureerde vragenlijst. Doormiddel van deze vragenlijst werd onderzocht welke mogelijkheden de deelnemers en de docenten zagen voor een nazorgtraject. Er is gekozen voor een halfgestructureerd interview, omdat er bij een halfgestructureerd interview gebruik wordt gemaakt van een vragenlijst of een lijst met onderwerpen. Er is daarbij ruimte voor de eigen inbreng van de respondent. De onderzoeker stelt zich flexibel op en speelt in op de situatie (Verhoeven, 2007). Doordat er bij dit type interview doorgevraagd werd naar meningen, ervaringen en gevoelens, geeft dit een betrouwbaar beeld van de mogelijkheden. Om sociaal wenselijke antwoorden te voorkomen werden er objectieve en open vragen gesteld. Daarnaast zijn de interviews individueel afgenomen. De reden hiervoor was dat de deelnemers elkaar niet konden beïnvloeden en overweldigen. Op deze manier hadden de deelnemers de ruimte om geheel hun eigen mening te vormen en verwoorden. Ook zijn alle interviews afgenomen in dezelfde ruimte, namelijk het kantoor bij Playing for Succes. Dit was een prikkelarme omgeving. Hierdoor konden de interviews onder gelijkwaardige omstandigheden worden afgenomen. De interviews werden opgenomen met een voicerecoder. De vragenlijst is, voor het afnemen van de interviews, voorgelegd aan de opdrachtgever, de onderzoeksbegeleider en de intervisiegroep. Zij hebben deze vragenlijst gecontroleerd en beoordeeld, zodat suggestieve vragen en dubbelzinnigheden vermeden werden (Migchelbrink, 2008). De bovengenoemde punten hebben de betrouwbaarheid van het onderzoek verhoogd. De betrouwbaarheid is daarnaast vergroot doordat er meerdere onderzoekers bij een onderzoek betrokken waren. 3.6 Interne en externe geldigheid De kwaliteit van het onderzoek wordt naast betrouwbaarheid verhoogd door validiteit. Er kan worden gesteld dat dit onderzoek valide is omdat de interviewvragen zijn afgeleid uit de deelvragen. De deelvragen zijn ontstaan met behulp van de literatuur, daardoor zijn de interviewvragen indirect afgeleid uit de literatuur. In dit onderzoek zijn, met behulp van het afnemen van de vragenlijsten, de deelvragen beantwoord. Hierdoor was het mogelijk om in de conclusies de hoofdvraag te beantwoorden. Daarom kan er worden gesproken van een valide onderzoek (Heerink, Pinkster & Bratt - Van der Werf, 2009). Heerink, Pinkster & Bratti - Van der Werf (2009) maken daarnaast onderscheid tussen interne en externe validiteit. Interne validiteit is de mate in correctheid van het argumenteren binnen het onderzoek. Hiermee wordt vooral de kwaliteit waarborging van het onderzoek bedoeld. Externe validiteit houdt in dat er gekeken wordt onder welke omstandigheden de gevonden resultaten nog meer stand houden. Doordat acht deelnemers en alle docenten van locatie Almelo ondervraagd zijn, zijn er valide uitspraken gedaan over de mening van de deelnemers en docenten van deze locatie (interne validiteit), maar niet over de docenten en deelnemers van andere locaties (externe validiteit). Het onderzoek is representatief voor Almelo, maar niet voor andere locaties en instellingen. In de toekomst kan dit onderzoek extern geldig worden als het concept wordt aangepast, waarbij rekening wordt gehouden met de verschillende leeftijdscategorieën van de locaties. Het doel op de lange termijn is dat het traject doorgevoerd wordt naar andere locaties.
28 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
3.7 Ethische overwegingen Voor dit onderzoek was het van belang dat de respondenten toestemming gaven om mee te werken aan het onderzoek. Voorafgaand aan het interview werden de respondenten op de hoogte gesteld van een aantal zaken. Er werd meegedeeld dat er vertrouwelijk omgegaan zal worden met de persoonsgegevens en de gegeven antwoorden. De gegevens zijn anoniem verwerkt. Daarnaast waren de respondenten op de hoogte van het feit dat het interview werd opgenomen met een voicerecorder. Deze opnames zullen na goedkeuring van het onderzoeksrapport vernietigd worden. Door middel van het geven van een mondelinge toestemming gingen de respondenten akkoord. 3.8 Samenvatting In paragraaf 3.1 is het type onderzoek beschreven. Dit onderzoek betrof een behoeftenonderzoek en een ontwikkelingsonderzoek (Migchelbrink, 2008). Daarnaast betrof dit onderzoek een kwalitatief empirisch diepte-onderzoek. In paragraaf 3.2 is de onderzoekspopulatie beschreven. In dit onderzoek zijn er van de dertig deelnemers, acht deelnemers ondervraagd. Er was sprake van een enkelvoudige aselecte steekproef, omdat elke tweede deelnemer van de lijst uit de database wordt geselecteerd. Alle docenten van Playing for Success waren betrokken bij het onderzoek. Paragraaf 3.3 stond in het teken van instrumenten. In dit onderzoek werd gebruik gemaakt van een halfgestructureerde vragenlijst. Doormiddel van deze vragenlijst werd er onderzocht welke mogelijkheden de deelnemers en de docenten zien voor een nazorgtraject. De procedure van dit onderzoek is beschreven in paragraaf 3.4. Hierin werd omschreven hoe het onderzoek tot stand is gekomen. In paragraaf 3.5 is de betrouwbaarheid beschreven. Doordat er bij het halfgestructueerde interview door werd gevraagd naar meningen, ervaringen en gevoelens, gaf dit een betrouwbaar beeld van de mogelijkheden. Om sociaal wenselijke antwoorden te voorkomen, werden er objectieve en open vragen gesteld. Daarnaast zijn de interviews individueel afgenomen. De reden hiervoor was dat de deelnemers elkaar niet konden beïnvloeden. Voordat de interviews werden afgenomen, was de vragenlijst beoordeeld door de opdrachtgever en de onderzoeksbegeleider. Paragraaf 3.6 stond in het teken van interne en externe geldigheid. Doordat acht deelnemers en alle acht docenten van locatie Almelo ondervraagd werden, konden valide uitspraken gedaan worden over de mening van de deelnemers en docenten van deze locatie (interne validiteit), maar niet over de docenten en deelnemers van andere locaties (externe validiteit). De ethische overwegingen zijn in paragraaf 3.7 uiteengezet. De respondenten werd verteld dat er vertrouwelijk om wordt gegaan met persoonsgegevens en de gegeven antwoorden. De opnames met de voicerecorder, zijn na het interview vernietigd. In het volgende hoofdstuk zijn de resultaten van de interviews beschreven. Er wordt ingegaan op de mogelijkheden die de docenten en de deelnemers zien voor het nazorgtraject. 29 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
4
RESULTATEN
In dit hoofdstuk staan de resultaten van het onderzoek beschreven. De deelvragen zijn beantwoord met behulp van de antwoorden op de interviewvragen. De vragenlijst die tijdens de interviews werd gebruik is terug te vinden in bijlage vier en vijf. De relevante interviewvragen zijn gelabeld en deze labeling is terug te vinden in tabellen in de bijlagen. De resultaten van het interview met de deelnemers staan in paragraaf 4.1 beschreven. Deze resultaten zijn onderbouwd met citaten. Er wordt in kaart gebracht welke mogelijkheden de deelnemers zien. Vervolgens staat paragraaf 4.2 in het teken van de resultaten van de interviews met docenten, onderbouwd met citaten. De nonrespons in dit onderzoek is kleiner dan 25%. Indien de non-respons kleiner is dan 25%, dan zijn de resultaten intern geldig en representatief voor de populatie uit dit onderzoek. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een samenvatting. 4.1 Mogelijkheden deelnemers Deze paragraaf beantwoordt de eerste praktijkgerichte deelvraag: ‘Welke mogelijkheden zien de deelnemers (jongeren van 16 tot 23 jaar) om social media in te kunnen zetten voor passende nazorg?’ Het interview dat is afgenomen bij de deelnemers, bestond uit drie thema’s: nazorg, social media en rolverdeling. In totaal zijn er acht interviews met deelnemers afgenomen (N=8). Nazorg In de interviews werd allereest aan de deelnemers gevraagd welke behoefte zij hadden om contact te hebben na afloop van het traject. De uitkomst op deze vraag was dat er behoefte was aan contact met de deelnemers en de docenten. Zes deelnemers vertelden dat ze behoefte hadden aan contact met elkaar en zes deelnemers vertelden dat ze behoefte hadden aan contact met de docenten. ´Ja dat heb je wel, als je ergens mee zit ofzo. Ik heb dit wel gemist. Ik kon altijd alles vragen. Daar denk je wel aan na die tijd, ik zou daar nog wel heen willen. Ik heb dat alleen niet gedaan. Het gevoel is toch wel een beetje gek omdat je daar niet meer loopt. Ze hebben daar al weer een nieuwe groep dus je wil de mensen ook niet lastig vallen. Maar dit wil je wel.´ Na afloop van het traject hebben zes deelnemers daadwerkelijk contact gehad met docenten en zeven deelnemers hebben onderling contact gehad. Opmerkelijk was dat het contact vooral is ontstaan op basis van toeval en op basis van social media. Daarnaast gaven drie deelnemers aan dat ze bij Playing for Success langs zijn gekomen na afloop van het traject. De aard van het contact was voornamelijk gezelligheid. Zes van de acht respondenten gaven dit als antwoord. Daarnaast bestond de aard van dit contact uit het stellen van (hulp)vragen en het elkaar op de hoogte houden van de huidige omstandigheden. Zeven van de acht deelnemers gaven aan dat, wanneer zij een hulpvraag zouden hebben, zij behoefte zouden hebben aan contact met docenten. Vijf deelnemers gaven aan dat ze in dat geval, contact zouden willen hebben met deelnemers onderling.
30 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
Social media Uit het interview kwam naar voren dat alle deelnemers positieve ervaringen hebben met social media. De vorm waar het meest gebruik van werd gemaakt is Facebook, dit werd gebruikt door alle deelnemers. Daarnaast hadden zeven van de acht deelnemers een Hyves account. Zij gaven echter alle zeven aan dat ze hier nauwelijks tot geen gebruik meer van maakten. Opmerkelijk was dat alle deelnemers veel gebruik maken van social media. Vier deelnemers gaven aan dat zij constant in verbinding staan met social media en de andere vier deelnemers gaven aan dat ze dagelijks gebruik maken van social media. ‘Ik gebruik elke dag, de hele dag Facebook. Ik heb het online op de Blackberry. Zodra ik een berichtje binnen krijg zie ik het direct.’ Zes deelnemers gebruiken social media om sociale contacten te onderhouden, daarnaast gaven vijf deelnemers te kennen dat ze social media gebruiken uit nieuwsgierigheid. Als laatst kwam naar voren dat de helft van de deelnemers zelf post op social media. Op de vraag welke voordelen de deelnemers zagen om social media in te zetten voor een nazorgtraject, gaven vijf deelnemers aan dat social media laagdrempelig zijn. Ik haat bellen, dus dan zou het makkelijker zijn om via social media een berichtje te sturen. Echt langskomen houd ik ook niet van, dus via social media is dat makkelijker.’ Een ander voordeel dat naar voren kwam is dat social media gemakkelijk zijn voor het maken van een afspraak om langs te komen. Vijf deelnemers gaven dit aan. Verder werd genoemd dat er door middel van social media de mogelijkheid ontstaan om vragen te stellen. Naast voordelen werden er ook een aantal nadelen benoemd van een nazorgtraject aan de hand van social media. Vier deelnemers benoemden het schenden van de privacy en het missen van face-to-face contact als nadeel. De meest geschikte vorm van social media voor een nazorgtraject is volgens vijf deelnemers Facebook. ‘Facebook, doet iedereen dus dat is wel het beste denk ik en het makkelijkst op iedereen te bereiken. Iedereen heeft nu ook aan smartphone en Facebook dat kun je ook op je telefoon krijgen, dus dat is wel heel handig. De meeste mensen hebben dat denk ik wel.’ Twee personen vonden Whatsapp geschikt en één persoon zag de mail als meest geschikte vorm. Zeven deelnemers zouden op social media met elkaar willen delen hoe het met ze gaat op verschillende leefgebieden. Op deze manier willen zij elkaar op de hoogte houden. Daarnaast zouden vier deelnemers met elkaar in contact willen komen, op basis van gezelligheid. De helft van de in totaal acht deelnemers zou social media gebruiken om vragen te delen. Ook het delen van ervaringen en foto’s werden beiden drie keer genoemd. De mogelijkheid tot face-to-face contact vonden vier deelnemers belangrijk. De mogelijkheid tot vragen stellen werd eveneens vier keer belangrijk gevonden. Uit de interviews is gebleken dat vier deelnemers behoefte hebben aan een algemeen gedeelte en privégedeelte op social media. Hierin moet volgens hen onderscheid worden gemaakt. Het algemene gedeelte moet volgens deze vier deelnemers zichtbaar zijn voor alle bezoekers. Wat betreft het privégedeelte, gaven alle deelnemers aan dat het toegankelijk moet zijn voor docenten. Zes deelnemers gaven aan dat dit gedeelte alleen zichtbaar moet zijn voor hun eigen groep van Playing for Success. 31 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
‘Ik vind zelf alleen de groep. Het moet wel afgeschermd zijn. Niet dat de rest het niet mag weten, maar niet iedereen hoeft het te weten. Alleen de groep waarin ik heb gezeten vind ik, hun ken ik en de rest heb ik niets mee.’ Twee deelnemers vonden echter dat dit gedeelte voor alle groepen van Playing for Success zichtbaar moet zijn. Op de vraag wat het doel zou moeten zijn van een nazorgtraject door middel van social media, gaven vijf deelnemers aan dat het dient om de groep in stand te houden. Vier van de respondenten vonden dat het nazorgtraject als doel moet hebben om de deelnemers een steuntje in de rug te geven. Vijf deelnemers vonden dat het doel van het nazorgtraject de mogelijkheid tot vragen stellen is. ‘Dat je met eventuele vragen of als je gewoon hulp nodig hebt, dat je daar dan terecht kan.’ Opvallend was dat de mogelijkheid tot het stellen van vragen bij meerdere interviewvragen als antwoord naar voren kwam. Rolverdeling Het derde thema dat aan bod kwam tijdens het interview was rolverdeling. Zes deelnemers zouden zelf reageren op vragen van anderen. Daarnaast zouden drie deelnemers zelf vragen stellen. Twee deelnemers zouden ervaringen delen op social media en twee deelnemers zouden de rol van lezer innemen. Vier deelnemers verwachten van de oude groepsleden dat zij tevens zullen reageren op vragen. Eveneens vonden vier deelnemers dat de rol van de deelnemers vrijblijvend moet zijn. ‘Ik vind dat als hun het handig lijkt dan kun je er gebruik van maken, het is wat je zelf wilt. Je moet het zelf kunnen kiezen.’ De rol die docenten moeten vervullen is volgens alle deelnemers dat zij moeten reageren op vragen. Het tonen van interesse en het controleren van social media gaven drie deelnemers aan als taken van de docent. Wat betreft de aanwezigheid van de docenten vonden vier deelnemers reëel dat zij wekelijks aanwezig zijn op het sociale netwerk. Twee deelnemers vonden het reëel dat de docenten maandelijks aanwezig zijn en twee deelnemers vonden dagelijkse aanwezigheid reëel. Zes deelnemers vonden dat de verantwoordelijkheid voor de input op het sociale netwerk bij henzelf moet liggen. De overige twee deelnemers vonden dat deze verantwoordelijkheid bij de docenten moet liggen. ‘De verantwoordelijkheid ligt bij je zelf. Dat moest tijdens het traject ook.´
4.2 Mogelijkheden docenten Deze paragraaf beantwoordt de eerste praktijkgerichte deelvraag: ‘Welke mogelijkheden zien de docenten om social media in te kunnen zetten voor passende nazorg?’ Het interview dat is afgenomen bij de docenten, bestond uit drie thema’s: nazorg, social media en rolverdeling. In totaal zijn er acht interviews met docenten afgenomen (N=8).
32 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
Nazorg De docenten hadden geconstateerd dat er bij de deelnemers behoefte is aan contact na afloop van het traject. De eerste vraag luidde daarom of de docenten een toelichting konden geven op welke wijze dit geconstateerd was. Zeven docenten gaven aan dat dit was geconstateerd doordat de deelnemers na afloop van het traject nog langskwamen. ‘Je hebt vaak deelnemers die na het traject terugkomen omdat ze nog met allerlei vragen zitten.’ Daarnaast gaven drie docenten aan dat zij nog telefonisch contact hebben gehad met een deelnemer. De docenten antwoordden dat het contact voornamelijk ontstond vanuit de deelnemers, zeven docenten gaven dit aan. Twee docenten gaven te kennen dat het ontstaan van het contact vanuit hun zelf is gekomen en twee docenten gaven aan dat het contact ontstond vanuit verwijzers. Slechts één docent wijdde het ontstaan van het contact aan toeval. Wat betreft de aard van het contact werd zes keer aangegeven dat het uit gezelligheid bestond en zes keer wegens een steuntje in de rug. Soms komen ze binnen.. dat ze weer even de boost opkomen halen, om daarin verder te kunnen.‘ Daarnaast werd het stellen van hulpvragen en zaken ter afronding van het traject allebei vier keer als aard van het contact genoemd. Drie docenten antwoordden dat de aard van het contact ook bestond uit het delen van succesverhalen en eveneens benoemden drie docenten dat het contact bestond uit het delen van ervaringen in een nieuwe groep. In het interview werd ook gevraagd welke behoefte de docenten zelf hebben aan contact na afloop van het traject. Daarin werd door de docenten onderscheid gemaakt tussen de professionele behoefte en de menselijke behoefte. Er was zes keer sprake van menselijke behoefte en vijf keer van professionele behoefte. Sommige docenten gaven aan dat ze zowel menselijke als professionele behoefte hadden. ‘Ja, de menselijke behoefte is er wel omdat je tien weken natuurlijk betrokken bent geweest, maar ik vind het belangrijk, zeker voor de kwaliteit die wij willen leveren om het los te laten en daar niet te lang aan te willen/moeten trekken. Voor mezelf ja, maar professioneel gezien niet.’ Op de vraag aan welke algemene en methodegerichte kenmerken een nazorgtraject moet voldoen, kwamen verschillende antwoorden naar voren. Vier docenten vonden laagdrempeligheid een belangrijk kenmerk. ‘Het moet laagdrempelig zijn, als iemand hier is geweest dan is de drempel al laag. Maar als je een paar weken of misschien maanden geen contact hebt gehad wordt het steeds lastiger. Dus als je dit kunt bij houden op de een of andere manier waardoor het gemakkelijker is en dat ze op die manier terug kunnen komen, is dat een goed plan.’ Een ander belangrijk kenmerk vonden vier docenten doelgerichtheid. Het nazorgtraject dient een doel te hebben en dient efficiënt te zijn. Drie docenten gaven aan dat de methodiek oplossingsgericht werken weer naar voren moet komen. 33 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
´Met het oog op de methode vooral het oplossingsgericht werken, dus niet in problemen denken. Je hoopt ze op die manier mee te nemen, dat blijven denken in oplossingen.’ Een ander kenmerk wat door drie docenten belangrijk werd gevonden is dat de veiligheid gewaarborgd wordt en eveneens zien drie docenten het nazorgtraject graag beveiligd. Drie docenten antwoordden dat ze de nazorg aan de deelnemers graag meer gestructureerd zien. Andere kenmerken die door twee docenten werden genoemd: het voortbestaan van de oude groep, de mogelijkheid tot zowel individueel contact als groepscontact, maar ook de mogelijkheid tot face-to-face contact naast social media. Social media Uit het interview kwam naar voren dat vijf docenten positieve ervaringen hebben met social media. Drie docenten hebben daarin tegen negatieve of geen ervaringen met social media. De vorm waar de meeste docenten een account van hebben is Hyves. Zij gaven echter alle zes aan dat ze hier nauwelijks tot geen gebruik meer van maakten. Daarnaast gaven vijf docenten aan dat ze een Facebook-account hebben. Een andere vorm van social media welke door drie docenten werd gebruikt is LinkedIn, voor het onderhouden van zakelijke contacten. Vier docenten staan constant in verbinding met social media. ‘Ik heb constant mijn Facebook aan. Nou ja, het is niet zo, als ik aan het werk ben, ben ik aan het werk. Dan maak ik er geen gebruik van, maar over het algemeen check ik het regelmatig. Ik ontvang het ook op mijn mobiel.’ Twee docenten antwoordden dat zij weinig gebruik maken van social media en slechts één docent gebruikt social media nooit. ‘Nooit, ik weet dat het bestaat, verder niet. Ik maak er geen gebruik van omdat ik tot nu toe geen interesse heb, te oud denk ik.’ Op de vraag waarvoor ze social media gebruiken was opmerkelijk dat meer dan de helft van de docenten, namelijk vijf, het gebruikt uit nieuwsgierigheid. Vier docenten gebruiken social media ook om zelf te posten. Het onderhouden van social contact werd tevens drie keer genoemd. Volgens de docenten moet de gekozen vorm van social media aan een aantal kenmerken voldoen. Vier docenten vond groepscontact en afgeschermde groepen belangrijk bij het nazorgtraject met social media. Twee docenten gaven aan dat de mogelijkheid tot individueel contact op het sociale netwerk aanwezig moet zijn. ‘Het moet wel een groepsgebeuren zijn maar het moet ook mogelijk zijn om één op één contact te hebben met docenten.´ De mogelijkheid tot het persoonlijk maken van een profiel van de deelnemer werd door drie docenten als kenmerk genoemd. Daarnaast vonden drie docenten belangrijk dat de gekozen vorm aan moet sluiten bij het niveau en de belevingswereld van de deelnemers. Twee docenten benoemden dat zij het hebben van een professioneel account voor zichzelf belangrijk vonden. 34 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
‘Ik zou er moeite mee hebben als mijn privé-account van social media er aan gekoppeld zou worden. Ik zou graag een professioneel profiel willen hebben. Ik wil niet dat mijn leven vermengd wordt en in elkaar over gaat lopen.’ De docenten zagen verschillende voordelen in voor het inzetten van social media in een nazorgtraject. Allereerst heeft social media volgens vijf docenten als voordeel dat het laagdrempelig is. Daarnaast zagen eveneens vijf docenten als voordeel in dat ze op deze manier op de hoogte kunnen blijven van de jongeren. Ook werd de groep in stand houden en de mogelijkheid tot vragen stellen als voordeel gezien door vier docenten. Andere voordelen die door een tweetal docenten zijn genoemd waren: snel en effectief communiceren, vrijblijvendheid, bereikbaarheid, de mogelijkheid om het traject te evalueren en vroegtijdig ingrijpen. ‘Ik denk dat als je al contact hebt met de mensen dat je eerder kunt ingrijpen, als er een hulpvraag ontstaat. Er kan gelijk actie ondernomen worden, je kunt vroegtijdig ingrijpen.’ Naast een aantal voordelen, zagen docenten ook nadelen in van social media. Vier docenten zien het investeren van tijd en het missen van face-to-face contact als nadelen in wanneer er gebruik wordt gemaakt van social media. Drie docenten zijn van mening dat het gebruiken van social de privacy kan schenden. Twee docenten zagen het kiezen van een passende vorm en het pakkend houden van de gekozen vorm als nadeel in. De meest geschikte vorm is volgens vier docenten Facebook. ‘Mijn voorkeur gaat uit naar Facebook, dat lijkt mij op het eerste idee het gemakkelijkst te realiseren. Ik denk dat dat het meest leeft.’ Daarnaast hebben de andere vier docenten geen beeld van een geschikte vorm. Vijf docenten zouden graag een chat willen zien bij de gekozen vorm. Twee docenten vinden dat het delen van foto’s, filmpjes en quotes met betrekking tot het traject mogelijk moet zijn, een enkele docent vindt dat een portfolio gedeeld moet kunnen worden en drie docenten vinden het belangrijk dat alles gedeeld wordt waar behoefte aan is. ‘Alles waar mensen behoefte aan hebben, wat ze kwijt willen. Ik denk dat mensen zelf de inschatting kunnen maken wat wel en niet kan.’ Bij belangrijke aspecten werd wederom de effectiviteit, het evalueren van het traject en het op de hoogte blijven van de jongeren aangegeven. De veiligheid werd door drie docenten als het belangrijkste aspect genoemd. Uit de interviews is gebleken dat de docenten behoefte hebben aan een algemeen gedeelte en privégedeelte op social media. Het algemene gedeelte moet volgens vier docenten zichtbaar zijn voor verwijzers en overige bezoekers. Wat betreft het privégedeelte, gaven zes docenten aan dat het toegankelijk moet zijn voor hunzelf. Verder antwoordden zes docenten dat het privégedeelte afgeschermd moet zijn per groep. Juist de veiligheid waarborgen. Ik denk dat het per groep van PFS gesloten moet worden gehouden. De groepen hebben verder onderling niks met elkaar te maken.’ Twee docenten vonden echter dat dit gedeelte voor alle groepen van Playing for Success zichtbaar moet zijn. Het doel van het nazorgtraject aan de hand van social media is 35 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
volgens zes docenten dat de deelnemers nog vragen kunnen stellen na afloop van het traject. De groep in stand houden werd door een tweetal docenten als doeleinde genoemd. ‘Dat de groep in stand kan blijven, dat ze elkaar nog kunnen gebruiken en feedback kunnen geven aan elkaar of feedback krijgen als er wat is.’ Op de vraag of de docenten behoefte hebben aan uitleg rondom social media, antwoordden vijf docenten dat zij geen behoefte hebben aan uitleg. Drie docenten hebben wel behoefte aan uitleg. Rolverdeling Bij het thema rolverdeling vonden vijf docenten dat zij zelf moeten gaan posten op social media. ‘Ik denk dat wij af en toe interessante uitspraken, inspirerende filmpjes, linkjes of informatie, een vacature, een nieuwe opleiding, open dagen, dat soort dingen er op moeten zetten.´ Het controleren van de gekozen vorm is een andere taak die drie docenten zichzelf toe bedeelden. Een tweetal docenten zagen het reageren op vragen en het beheren van de gekozen vorm als aangewezen taak. Tijdens het interview gaven de docenten aan dat de stagiaires een grote rol moeten gaan spelen in het nazorgtraject. Taken die een stagiaire zou kunnen vervullen zijn het reageren op vragen, controleren en chatten. Alle docenten vinden dat de deelnemers een vrijblijvende rol moeten hebben. Ze moeten zelf de keuze hebben of ze er gebruik van gaan maken. Wat betreft de aanwezigheid van de docenten op het sociale netwerk, vinden zeven docenten dat zij wekelijks aanwezig moeten zijn. Afhankelijk van de situatie vinden vijf docenten dat ze eventueel ook dagelijks aanwezig moeten zijn. Eén keer in de week ga ik zeker vanuit, mocht het zo hard spelen dan zou het wel dagelijks kunnen.’ Bij het onderwerp verantwoordelijkheid maakten de docenten onderscheid tussen de verantwoordelijkheid voor de input en de verantwoordelijkheid voor het beheer. Vier docenten vonden dat zij zelf verantwoordelijk zijn voor de input. ´De verantwoordelijkheid moet bij de docenten liggen. Wij hebben dit bedacht en gaan hiermee aan het werk. De verantwoordelijkheid ligt bij ons, hoe de dingen gebeuren en hoe het vorm wordt gegeven. Wij moeten de veiligheid waarborgen.’ De andere vier vonden dat de deelnemers hiervoor verantwoordelijk zijn. Alle docenten vonden dat de verantwoordelijkheid voor het beheer bij henzelf lag. Tijdens het interview werd ook aandacht besteed aan de implementatie van het nazorgtraject. Alle docenten gaven aan dat deze implementatie plaats moet vinden door het te integreren in het lesprogramma voor de deelnemers.
36 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
‘Ik denk dat je het in het traject al moet verkopen aan de deelnemers. Je moet ze er bijvoorbeeld kennis mee laten maken, zodat ze er al mee bezig kunnen. Of misschien thuis al contact onderhouden. Het moet geïmplementeerd worden.’ Daarnaast vinden zes docenten dat er gedragsregels opgesteld moeten worden, zodat er op een juiste wijze gebruik van gemaakt wordt. Eén docent stelde voor om een positieve wending te geven aan de gedragsregels door enkel te vermelden wat wel mag. ‘Ik denk dat er ook in de les, duidelijke richtlijnen aangegeven moeten worden, ook op zo’n site, zo van wat wel en niet mag.’ 4.3 Samenvatting In paragraaf 4.1 werden de resultaten van het interview met de deelnemers van Playing for Success weergegeven. Uit het interview kwam naar voren dat veel deelnemers behoefte hadden aan contact na afloop van het traject, zowel met docenten als met elkaar. De meeste deelnemers hebben ook daadwerkelijk contact gehad. Het contact met de deelnemers ontstond voornamelijk uit toeval en het contact met de docenten ontstond voornamelijk doordat de deelnemers langskwamen bij Playing for Success. Bij het thema social media kwam naar voren dat alle deelnemers gebruik maken van social media. De meest gebruikte vorm is Facebook. Alle deelnemers maken constant of dagelijks gebruik van social media. Zij gebruiken social media om sociale contacten te onderhouden en uit nieuwsgierigheid. Daarnaast gebruiken enkelen social media voor andere doeleinden. Volgens de deelnemers zijn voordelen van social media: laagdrempeligheid, de mogelijkheid tot vragen stellen en de mogelijkheid om een afspraak te maken. De meerderheid vindt Facebook de meest geschikte vorm. Uit de interviews is gebleken dat meerdere deelnemers behoefte hebben aan een algemeen gedeelte en privégedeelte op social media. Het privégedeelte moet volgens meer dan de helft van de deelnemers alleen voor docenten en voor hun eigen groep toegankelijk zijn. Bij het thema rolverdeling liet de meerderheid van de deelnemers weten dat ze zouden reageren op vragen van anderen. Een aantal deelnemers zou zelf ook vragen stellen. De taak van de docenten is volgens de deelnemers het reageren op vragen. De helft van de deelnemers vond het reëel dat de docenten wekelijks aanwezig zijn op het sociale netwerk. In paragraaf 4.2 werden de resultaten van het interview met de docenten van Playing for Success weergegeven. Uit het interview is gebleken dat de deelnemers volgens de docenten nog behoefte hebben aan contact. Dit hebben zij geconstateerd doordat de deelnemers na afloop van het traject langskwamen en telefonisch contact zochten. Het contact ontstond voornamelijk vanuit de deelnemers. De aard van dit contact was gezelligheid en een steuntje in de rug. Daarnaast werd het stellen van hulpvragen, het delen van succesverhalen en ervaringen en zaken ter afronding van het traject als aard van het contact genoemd. Naast de deelnemers hadden ook de docenten behoefte aan contact na afloop van het traject. Volgens de docenten bestond deze behoefte uit professionele behoefte en menselijke behoefte. De docenten gaven tijdens het interview aan dat het nazorgtraject aan een aantal kenmerken moet voldoen. Laagdrempeligheid werd erg belangrijk gevonden. Andere kenmerken waaraan het nazorgtraject moet voldoen waren doelgerichtheid, efficiëntie, oplossingsgericht werken en veiligheid. Daarnaast werden nog een aantal andere kenmerken genoemd. 37 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
De meeste docenten hebben positieve ervaringen met social media. De meest gebruikte vorm onder hen was Facebook. De reden voor het gebruik van social media is nieuwsgierigheid, het onderhouden van sociale contacten en het zelf posten. De gekozen vorm van social media moet volgens de docenten aan een aantal kenmerken voldoen: groepscontact en individueel contact, afgeschermde groepen, persoonlijk profiel, professioneel account voor de docenten en daarnaast moet de gekozen vorm aansluiten bij het niveau en de belevingswereld van de deelnemers. De docenten zagen verschillende voordelen in voor het inzetten van social media in een nazorgtraject, zoals: laagdrempeligheid, het op de hoogte blijven van de jongeren, de groep in stand houden en de mogelijkheid tot het stellen van vragen. Daarnaast werden nog een aantal voordelen genoemd. Het investeren van tijd en het missen van face-to-face contact werden als belangrijkste nadelen gezien. Andere nadelen welke werden genoemd waren: het schenden van privacy en het kiezen en pakkend houden van de juiste vorm. De docenten zagen Facebook als meest geschikte vorm. Op het sociale netwerk zouden de docenten graag een chat willen zien en daarnaast moet het delen van foto’s, filmpjes en quotes met betrekking tot het traject ook mogelijk zijn. De effectiviteit, de veiligheid, het evalueren van het traject en het op de hoogte blijven van de jongeren, werden als belangrijkste aspecten aangegeven waaraan het nazorgtraject moet voldoen. Uit de interviews is gebleken dat de docenten behoefte hebben aan een algemeen gedeelte en privégedeelte op social media. Hierin moet onderscheid worden gemaakt. Het doel van het nazorgtraject aan de hand van social media is volgens de meeste docenten dat de deelnemers nog vragen kunnen stellen na afloop van het traject. De docenten zagen het zelf posten op social media, controleren, beheren en reageren op vragen als aangewezen taak. Volgens de docenten moeten stagiaires een grote rol gaan spelen in het nazorgtraject. Alle docenten vinden dat de deelnemers een vrijblijvende rol moeten hebben. De meeste docenten vinden dat zij wekelijks aanwezig moeten zijn op het sociale netwerk. De helft van de docenten vinden dat zij zelf verantwoordelijk zijn voor de input. Alle docenten vonden dat de verantwoordelijkheid voor het beheer bij henzelf lag. Tot slot gaven alle docenten aan dat het nazorg-traject geïmplementeerd moet worden en dat er richtlijnen opgesteld moeten worden. In het volgende hoofdstuk zullen de conclusies op de hoofd- en deelvragen, de sterktes en zwaktes van het onderzoek en een discussie beschreven worden.
38 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
5
CONCLUSIES
Het vijfde hoofdstuk staat in het teken van de conclusies van het onderzoek dat uitgevoerd is voor Playing for Success. In paragraaf 5.1 zijn de conclusies van de zes deelvragen beschreven. In paragraaf 5.2 wordt antwoord gegeven op de hoofdvraag. In paragraaf 5.3 worden uitgebreide aanbevelingen beschreven, waarbij gehoor wordt gegeven aan de opdracht passend bij ontwikkelingsonderzoek. Een sterkte en zwakte analyse is terug te vinden in paragraaf 5.4. Ten slotte staat in paragraaf 5.5 een discussie beschreven. 5.1 Conclusies deelvragen In deze paragraaf zullen de conclusies op de zes deelvragen beschreven worden. Allereerst zullen de vier theoretische deelvragen aan bod komen. Vervolgens worden de praktijkgerichte deelvragen beantwoord. Achter elke deelvraag zal verwezen worden naar de paragraaf waarin de concrete uitwerking van de deelvragen te vinden is. Deelvraag 1: Wat houdt het traject Playing for Success in? Playing for Success Almelo is een traject om voortijdig schoolverlaten onder jongeren tussen de 16 en 23 jaar te voorkomen. Jongeren die moeite hebben om een opleiding succesvol af te ronden worden gestimuleerd om na te denken over hun toekomstmogelijkheden. Daarnaast levert Playing for Success een bijdrage aan het zelfvertrouwen en een positiever zelfbeeld van de jongere. Playing for Success Almelo is een samenwerkingsverband tussen Heracles Almelo, gemeente Almelo en het ROC van Twente. Playing for Success Almelo werkt samen met verschillende instanties zoals scholen, het 1000-jongerenplan, Scoop Welzijn en Tactus. Het doel van het traject is arbeidstoeleiding en/of scholing. De methodiek die Playing for Success Almelo hanteert is oplossingsgericht werken. De begeleiding is toekomstgericht en gericht op het creëren van oplossingen. Er wordt gekeken naar mogelijkheden en kwaliteiten. De deelnemer is daarin deskundig: het gaat over zijn leven, zijn keuzes en zijn toekomst. Daarnaast speelt groepsdynamica een belangrijke rol. De groep moet een veilige plek zijn, waarbij de jongeren elkaar accepteren, erkennen en herkennen. De groep is een netwerk en moet daarnaast inspireren en stimuleren voor het maken van keuzes. Het doel van deze methodiek is studenten in beweging krijgen door ze bewust te maken van hun kracht, waardoor ze een keuze kunnen maken voor de toekomst. De volgende vragen lopen als een rode draad door het tienweeks-traject: wie ben ik, wat wil ik, hoe ga ik dit bereiken en wie en wat heb ik daarvoor nodig. Een ander onderdeel van de methodiek die Playing for Success hanteert is empowerment. In deze benadering worden de eigen krachten van jongeren nadrukkelijk aangesproken en geactiveerd. Jongeren leren de behaalde resultaten toe te schrijven aan eigen handelen. De doelstelling is het vergroten van het zelf-oplossend vermogen. Playing for Success Almelo schenkt aandacht aan de totale leefsituatie, omdat alle zaken die voor de jongere het zwaarst wegen in beeld moeten worden gebracht (Methodiek Playing for Success, 2009). 39 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
Deelvraag 2: Wat zijn social media, welke vormen zijn er en wat zijn de voor- en nadelen? Onder social media worden websites, waarvan de gebruikers met weinig of geen tussenkomst van een professionele redactie de inhoud verzorgen, verstaan (Koeleman, 2011). Mensen gebruiken social media om te informeren, organiseren, presenteren en communiceren (van Osch & van Zijl, 2011). Vooral voor de jongste generatie maken social media een vanzelfsprekend deel uit van het dagelijks leven. Uit onderzoek is gebleken dat jongeren via social media belangrijke sociale vaardigheden opdoen (Boschma & Groen, 2009). De meeste gebruikte vormen van social media zijn Hyves, Facebook, LinkedIn, Twitter en Google+: Hyves is een Nederlands medium waarop men blogs, foto’s en video’s kan delen. Men kan lid worden van een groep, gamen, vrienden krabbelen of tikken, verjaardagen bijhouden, een profiel persoonlijk maken, chatten en als bedrijf kan gericht op doelgroepen geadverteerd worden. Hyves ziet de concurrentie van Facebook opkomen. Facebook is een internationaal sociaal netwerk. Op Facebook kan men volgen waar (internationale) vrienden mee bezig zijn en hierop reageren of het ‘liken’, men kan foto’s, video’s en links delen, groepen maken en ‘liken’, evenementen posten, spelletjes spelen, foto’s, ‘taggen’, vragen stellen en als bedrijf op doelgroepen adverteren. Daarnaast kunnen gesloten groepen aangemaakt worden om informatie uit te wisselen onder bijvoorbeeld collega’s. LinkedIn is een netwerk voor meer zakelijke doeleinden. Men kan zijn CV bijhouden en delen, lid worden van groepen en daar discussiëren over beroepsgerelateerde onderwerpen, banen zoeken en vacatures plaatsen, nieuws volgen over een vakgebied en nieuwe contacten leggen. Twitter is een medium waarbij gebruikers korte berichten publiceren. Mensen die bepaalde personen interessant vinden kunnen hen volgen. In tegenstelling tot Facebook, Hyves en Google+ hoeft een relatie met vrienden niet wederzijds te zijn (van Osch & van Zijl, 2011). Google+ is een medium waarbij men de mensen die men volgt kan indelen in verschillende kringen. Per boodschap kan bepaald worden naar welke kring een bericht verstuurd wordt (Koeleman, 2011). Social media zijn een goede manier om contact met anderen te onderhouden. Veel jongeren geven aan dat ze zich via social media gemakkelijker en vaker durven te uiten (Schouten, 2007). Daarnaast zijn social media altijd en overal bereikbaar, jongeren kunnen er naar eigen gelegenheid gebruik van maken. Het is een snelle en directe manier van communiceren. Verder zijn er ook een aantal nadelen van social media: een bedreiging van de privacy, aan verandering onderhevig en het vervagen van grenzen (De Vries, 2011).
40 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
Deelvraag 3: Welke nazorg is passend, als er wordt gekeken naar de methode van Playing for Success? Binnen dit onderzoek werd nazorg als een vorm van preventie gezien. Playing for Success gaat werken aan terugvalpreventie. Dit is het doelgericht en georganiseerd voorkomen van een terugval in het oude (ongewenste) gedrag door een deelnemer. Om passende nazorg te kunnen bieden zal er rekening gehouden moeten worden met de methode van Playing for Success Almelo bij het ontwerpen van een concept. Om dit te kunnen bewerkstelligen moet de nazorg aan de volgende acht kenmerken voldoen: Oplossingsgericht werken o Uitgaan van krachten en mogelijkheden o Empowerment o Positiviteit o Toekomstgericht o Uitzonderingen Zelfsturing Verantwoordelijkheid ligt bij de deelnemer Groepsdynamica Laagdrempeligheid De groep als netwerk, inspiratie stimulans Vertrouwelijkheid Veiligheid Daarnaast zal de nazorg kunnen bestaan uit het bieden van een luisterend oor, het geven van tips, meedenken over dilemma’s, ervaringen delen met andere deelnemers en het netwerk van de groep in stand houden. Ook moet er de mogelijkheid zijn dat de deelnemers het nazorgtraject naar eigen behoefte kunnen invullen, mits deze invulling in relatie staat met Playing for Success. Bovengenoemde kenmerken hebben als doel het voorkomen van terugval in het oude gedrag (Methodiek Playing for Success, 2009). Deelvraag 4: Welke mogelijkheden zien deskundigen om social media in te kunnen zetten voor passende nazorg? Om deze deelvraag te kunnen beantwoorden zijn er twee deskundigen geïnterviewd. De eerste deskundige betrof Drs. P. Moekotte. Drs. Paulo Moekotte heeft onderzoek gedaan naar de inzet van sociale media voor de activering van werkloze jongeren en schoolverlaters. Daarnaast werden C. Lintsen en W. Lintsen van het traject Pitchies geïnterviewd. Zij zijn reeds werkzaam met social media en jongeren in een traject, genaamd Pitchies. De jongeren worden gecoacht via een online systeem en er vinden tussentijds contactmomenten plaats. Volgens P. Moekotte (persoonlijke communicatie, 12 april 2012) is het belangrijk dat jongeren mediawijs worden, door gebruik te maken van social media. P. Moekotte is van mening dat dit fenomeen standaard in het lesprogramma opgenomen zou moeten worden, omdat het heel belangrijk is dat jongeren mediawijs worden. Jongeren moeten er op geattendeerd worden wat de voordelen van social media zijn. Docenten moeten worden gefaciliteerd, gesteund, geschoold en getraind, omdat de groei van social media zo snel gaat dat ze overrompeld worden. Daarnaast moeten docenten de ruimte en de 41 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
tijd hebben, moeten ze geconfronteerd worden met goede voorbeelden en moeten ze dingen gaan uitproberen. Het gebruik van social media heeft te maken met een aantal vaardigheden. Wanneer men over drie vaardigheden beschikt, is men mediawijs: knoppenkunde (weten hoe het werkt); informatievaardigheden (informatie vinden/waarderen/beoordelen); strategische vaardigheden (internet gebruiken om je netwerk te vergroten). (P. Moekotte, persoonlijke communicatie, 12 april 2012). Belangrijk aspecten voor een nazorgtraject aan de hand van social media zijn communicatie en contact houden. Behalve het houden van contact met de begeleiding, is het van belang dat de jongeren onderling ook contact houden. Op deze manier wordt het netwerk van een jongere rijker. Een jongere kan teruggrijpen op dit netwerk, omdat deze mensen hem kennen en weten met welke vragen hij geworsteld heeft. Jongeren met een terugval kunnen hierdoor verder geholpen worden. Daarnaast is belangrijk dat gereageerd moet kunnen worden op elkaars stukken, zodat er een gevoel van interactie aanwezig is. Het is belangrijk dat de sociale netwerksite alleen toegankelijk is voor mensen uit de groep. Door het afschermen blijft de veiligheid bestaan. De site moet beheerd worden door iemand. Deze persoon kan altijd nieuwe mensen toelaten, eventueel in overleg met de groep. Dit soort processen moeten heel erg transparant zijn. Er zijn vier andere belangrijke aspecten voor een netwerksite: Social presents Wanneer mensen via technologie met elkaar in contact treden dan is het belangrijk dat er een stuk ‘social presents’ is: zichtbaar zijn. Deze zichtbaarheid kan geboden worden door bijvoorbeeld een profielfoto. Group-awareness Dit houdt in dat men een groepsgevoel krijgt wanneer men als groep actief is in een netwerk. Een netwerksite moet het gevoel geven van awareness, het doorhebben en het zien dat anderen actief zijn. Voor een nazorgtraject is het belangrijk dat de profielen en de groepsactiviteiten zichtbaar zijn voor iedereen. Usercentered-design Dit houdt in dat de gebruiker als uitgangspunt wordt genomen. Het ontwerp moet aansluiten bij de gebruiker en diens behoeften. Participatory-design De gebruiker moet in staat zijn om mee te sleutelen aan het ontwerp, er moet een participatief proces zijn van ontwikkeling (P. Moekotte, persoonlijke communicatie, 12 april 2012). Het doel van het nazorgtraject kan in positieve zin zijn dat contacten onderhouden worden waardoor het netwerk in stand blijft. In negatieve zin kan het doel zijn dat wanneer iemand een terugval heeft het netwerk klaar staat om diegene op te vangen. P. Moekotte is van mening dat er het best gekozen kan worden voor een bekende vorm van social media. Er zijn steeds meer scholen die bijvoorbeeld Facebook gaan gebruiken, omdat de leerlingen daar toch al actief op zijn. Tot slot moet er een combinatie zijn van fysiek contact en digitaal contact, genaamd blended-hulpverlening (P. Moekotte, persoonlijke communicatie, 12 april 2012). C. Lintsen en W. Lintsen (persoonlijke communicatie, 24 april, 2012) zagen een aantal mogelijkheden om social media in te kunnen zetten voor het traject Pitchies. Allereerst vinden zij dat het netwerk van een jongere centraal moet staan. Jongeren moeten leren 42 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
om mensen vanuit hun netwerk te betrekken, zodat ze hun doelen kunnen bereiken. C. Lintsen en W. Lintsen zijn van mening dat een online systeem met social media simpel opgezet moet worden en aan moet sluiten bij de jongeren. Een netwerksite kan bestaan uit een gedeelte met algemene informatie en een gedeelte waarop ingelogd moet worden. Het algemene gedeelte is voor iedereen toegankelijk, het afgeschermde gedeelte is toegankelijk voor de deelnemers van het traject. In het Pitchies traject is het effectief gebleken om aansturing via de computer en via de mobiel van de deelnemers te laten lopen. Deze manier van communiceren heeft als voordeel dat er snel en vroegtijdig ingegrepen kan worden. Pitchies is van mening dat er tussentijdse contactmomenten mogelijk moeten zijn, in de vorm van face-to-face contact. In het Pitchies-traject wordt gebruik gemaakt van een elektronisch dossier. Op deze manier kan men zich verantwoorden (C. Lintsen & W. Lintsen, persoonlijke communicatie, 24 april 2012). Pitchies vindt een online systeem geschikt om evaluatiemomenten in te bouwen om erachter te komen welke resultaten het traject heeft opgeleverd. Daarnaast moet ook het sturen van berichten en de mogelijkheid tot vragen stellen aanwezig zijn. Op deze manier kan er toch een verbinding blijven zonder fysiek contact te hebben. Volgens C. Lintsen en W. Lintsen is het belangrijk om bij een nazorgtraject aan de hand van social media rekening te houden met aspecten van deze tijd. Het moet bestuurbaar en beheersbaar zijn: gemakkelijk en toegankelijk voor de jongeren maar ook weinig administratieve druk voor de docenten (C. Lintsen & W. Lintsen, persoonlijke communicatie, 24 april 2012). Deelvraag 5: Welke mogelijkheden zien de deelnemers (jongeren van 16 tot 23 jaar) om social media in te kunnen zetten voor passende nazorg? Er kan geconcludeerd worden dat de oud-deelnemers van Playing for Success behoefte hadden aan contact na afloop van het traject met zowel deelnemers als docenten, welke deel hebben uitgemaakt van de groep. Dit zou verklaard kunnen worden, doordat de neiging om bij een groep te behoren vooral naar voren komt in de adolescentiefase. Adolescenten hebben veel behoefte aan een sociaal netwerk. Gevoelens van ‘bij elkaar horen’ en ‘eenheid’ zijn belangrijk (Remmerswaal, 2006). De deelnemers ondervinden deze gevoelens waarschijnlijk ook en zouden daarom behoefte kunnen hebben aan contact. In de interviews is aangegeven dat wanneer de deelnemers een hulpvraag zouden hebben, zij behoefte zouden hebben aan contact met docenten en deelnemers. Naarmate het traject vordert versterken onderlinge verhoudingen en delen de deelnemers ervaringen met elkaar (A. ter Brugge, persoonlijke communicatie, 7 maart 2012). Doordat zij tijdens het traject steeds hechter worden met elkaar, zou dit een verklaring kunnen zijn voor het feit dat zij bij nieuwe hulpvragen behoefte hebben aan contact met deze vertrouwde mensen. Een groot gedeelte van de deelnemers heeft daadwerkelijk contact gehad na afloop van het traject met elkaar en/of docenten. Het contact is vooral ontstaan op basis van toeval en door middel van social media. Een aantal deelnemers zijn na afloop nog langsgekomen. De aard van het contact was voornamelijk gezelligheid. Daarnaast bestond de aard van het contact uit het stellen van (hulp)vragen en het elkaar op de hoogte houden van de huidige omstandigheden. Het is gebleken dat niet iedereen met een hulpvraag contact heeft gezocht na afloop van het traject. Een verklaring hiervoor 43 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
zou kunnen zijn dat de drempel te hoog was om contact te zoeken, omdat het traject reeds was afgerond. De deelnemers zouden zich bezwaard kunnen hebben gevoeld om achteraf een hulpvraag te stellen. Alle deelnemers hebben positieve ervaringen met social media en ze maken hier veel gebruik van. Dit komt overeen met de cijfers van het CBS (2011a). Hieruit is gebleken dat vooral jongeren in de leeftijd van 16 tot 25 jaar gebruik maken van sociale netwerken, namelijk 88%. Uit de resultaten van dit onderzoek is gebleken dat Hyves zijn populariteit onder de deelnemers en de docenten verloren heeft. Dit zou verklaard kunnen worden doordat onder de gehele Nederlandse bevolking het gebruik van Hyves is afgenomen, namelijk met 38% (Van Lier, 2012). De meest gebruikte vorm van social media onder de deelnemers is ook Facebook. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat onder de Nederlandse bevolking het gebruik van Facebook met 45% is toegenomen (Van Lier, 2012). Mensen maken gebruik van social media om te informeren, organiseren, presenteren en communiceren (Van Osch & Van Zijl, 2011). De deelnemers gebruiken social media ook om de volgende drie redenen: Sociale contacten onderhouden (communiceren); Nieuwsgierigheid (informeren); Zelf posten (presenteren/informeren). Social media bieden mogelijkheden voor mensen voor wie het offline niet altijd gemakkelijk is om zichzelf te presenteren. Vooral als mensen verlegen zijn of zich erg bewust zijn van hoe zij overkomen op anderen, is het laagdrempeliger om zich online te uiten en te presenteren dan face-to-face. Dit is voornamelijk het geval bij jongeren (Schouten, 2007). Dit zou een reden kunnen zijn waarom de deelnemers de laagdrempeligheid van social media als voordeel zagen. Volgens De Vries (2011) is social media een snelle en directe manier van communiceren. De deelnemers gaven ook aan dat er met social media sneller en effectiever gecommuniceerd kan worden. Andere voordelen die zij zagen waren: de mogelijkheid tot het maken van een afspraak om langs te komen en de mogelijkheid om vragen te stellen. De deelnemers vinden het belangrijk dat er bij het ontwikkelen van het concept rekening gehouden wordt met de privacy. Het schenden van de privacy werd als nadeel genoemd. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat alle gegevens die ooit openbaar zijn gemaakt via social media, worden bewaard en kunnen worden opgeroepen. Social media kan dan daadwerkelijk een bedreiging worden van de privacy. Mensen zijn zich hier niet altijd van bewust en kunnen hier de gevolgen niet van overzien (Van Osch & Van Zijl, 2011). De deelnemers vonden daarnaast dat de mogelijkheid tot face-to-face contact moet blijven bestaan. Het zou kunnen zijn dat de deelnemers bij dringende en/of uitgebreide vragen er liever voor kiezen om langs te komen, zodat er geen miscommunicaties ontstaan door het missen van non-verbaal contact en dat er op dat moment gereageerd kan worden. Ook volgens de deskundige P. Moekotte is het belangrijk dat er een combinatie is van fysiek contact en digitaal contact, genaamd blended-hulpverlening (P. Moekotte, persoonlijke communicatie, 12 april 2012). Adolescenten hebben veel behoefte aan een social netwerk (Remmerswaal, 2006). Volgens het balansmodel van Bakker e.a. (1998) kunnen op meso-niveau sociale steun, 44 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
het vriendennetwerk en de sociale groepscultuur protectieve factoren zijn voor jongeren. Op microniveau kan sociale competentie een beschermende factor zijn, die de draagkracht van jongeren vergroot. Om deze redenen is het van belang dat de groep in stand wordt gehouden. Dit zou een verklaring kunnen zijn waarom de deelnemers dit als één van de doeleinden van het nazorgtraject zagen. Het delen van ervaringen met elkaar werd ook als een doeleinde genoemd. Dit komt overeen met wat met A. ter Brugge vermeldde: naarmate het traject vordert, versterken de onderlinge verhoudingen en delen de deelnemers ervaringen met elkaar. Ze zetten hun eigen ervaringen in als leerschool voor de ander (A. ter Brugge, persoonlijke communicatie, 7 maart 2012). Daarnaast zouden de deelnemers de gekozen vorm voor zes andere doeleinden willen gebruiken: Elkaar op de hoogte houden; Gezelligheid; Mogelijkheid tot vragen stellen; Foto’s delen; Afspraak maken om langs te komen; Steuntje in de rug krijgen/bieden. De meest geschikte vorm van social media voor een nazorgtraject is volgens de meeste deelnemers Facebook. Waarschijnlijk is dit te verklaren doordat de deelnemers het meest gebruik maken van Facebook. Daarnaast zou een verklaring kunnen zijn dat de mogelijkheden waar Facebook over beschikt, het meest geschikt zijn voor een nazorgtraject volgens de deelnemers. Op Facebook kan men volgen waar (internationale) vrienden mee bezig zijn en hierop reageren of het ‘liken’, men kan foto’s, video’s en links delen, groepen maken en ‘liken’, evenementen posten, spelletjes spelen, foto’s, ‘taggen’ en vragen stellen. Daarnaast kunnen gesloten groepen aangemaakt worden om informatie uit te wisselen onder bijvoorbeeld collega’s (van Osch & van Zijl, 2011). De deelnemers zijn reeds bekend met Facebook. Wanneer er bij het nazorgtraject gebruik gemaakt gaat worden van een bekende vorm van social media sluit dit beter aan bij de doelgroep dan wanneer een onbekende vorm wordt gekozen (P. Moekotte, persoonlijke communicatie, 12 april 2012). Gezien de genoemde doeleinden en de visie van de deelnemers op social media, is Facebook voor hen de meest geschikte vorm. De meeste deelnemers hebben behoefte hebben aan een algemeen gedeelte en privégedeelte op social media. Het algemene gedeelte moet volgens de deelnemers zichtbaar kunnen zijn voor alle bezoekers. Het privégedeelte moet toegankelijk zijn voor de docenten en de deelnemers per groep. De reden voor het onderscheid tussen de gedeeltes, zou kunnen zijn dat op deze manier de veiligheid en het vertrouwen in de groep gewaarborgd blijft. Volgens Remmerswaal (2006) zijn veiligheid en vertrouwen van groot belang in het klimaat de groep. Vertrouwelijkheid betekent bijvoorbeeld dat groepsleden niet met buitenstaanders zullen praten over wat er in de groep gebeurd is. Wat betreft de rolverdeling vonden de deelnemers in eerste instantie dat hun rol in ieder geval vrijblijvend moet zijn. Het zou kunnen zijn dat de deelnemers liever geen verplichtingen willen en dat vrijblijvendheid daarom belangrijk is. Een taak die de deelnemers zouden willen vervullen is het reageren op vragen van anderen. Dit zou verklaard kunnen worden doordat zij zich betrokken voelen bij elkaar. Jongeren zijn namelijk maatschappelijk betrokken: ze trekken zich het leed van de wereld aan 45 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
(Boschma & Groen, 2009). Vijf andere taken die de deelnemers zichzelf hebben toegeschreven zijn:
Reageren op vragen van anderen; Zelf vragen stellen; Ervaringen delen; Lezen; Verantwoordelijk voor input.
In de methode van Playing for Success (z.j.), zijn zelfsturing en verantwoordelijkheid belangrijke begrippen. Playing for Success heeft met het nazorgtraject uiteindelijk het doel om de deelnemers tot zelfcontrole te laten komen, wat niet uitsluit dat professionele begeleiders een belangrijke rol spelen (Casselman, 2001). Dit zou de reden kunnen zijn waarom de deelnemers de docenten taken toekennen. De deelnemers verwachten de volgende vier taken van de docenten: Reageren op vragen; Interesse tonen; Controleren van het gebruik van social media; Wekelijkse aanwezigheid. Deelvraag 6: Welke mogelijkheden zien de docenten om social media in te kunnen zetten voor passende nazorg? De docenten hadden geconstateerd dat er bij de deelnemers behoefte is aan contact na afloop van het traject doordat de deelnemers langskwamen of belden. Het contact ontstond volgens de docenten voornamelijk vanuit de deelnemers. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat de deelnemers nog behoefte hadden aan contact en daarom contact hebben gezocht. Daarnaast hadden de docenten zelf ook behoefte om contact te hebben met de deelnemers na afloop van het traject. De reden hiervoor zou kunnen zijn is dat de docenten zich nog betrokken voelen bij de deelnemers. Net als de deelnemers gaven de docenten aan dat de aard van het contact voornamelijk uit gezelligheid bestond. Daarnaast was de aard van het contact om de deelnemers een steuntje in de rug te geven. Verder bestond het contact uit de volgende vier zaken: Het stellen van hulpvragen; Zaken ter afronding; Het delen van succesverhalen; Het delen van ervaringen. De docenten vinden oplossingsgericht werken essentieel. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat deze manier van werken hen het meest aanspreekt. Een andere verklaring zou kunnen zijn dat oplossingsgericht werken effectief blijkt te zijn voor de deelnemers en dat de docenten het om deze reden belangrijk vinden dat deze methodiek wordt voortgezet in het nazorgtraject. In het nazorgtraject moeten de docenten zich daarom concentreren op vragen naar uitzonderingen en aanwijzingen van al aanwezige verbeteringen, in plaats van te focussen op het probleem (Beumer- Peeters, 2010). Daarnaast vinden de docenten dat de gekozen vorm moet aansluiten bij het niveau en de belevingswereld van de deelnemers. Het gebruik maken van online hulpverlening aan de 46 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
hand van social media sluit aan bij de leefwereld van de jongeren. Hulp via internet is zeer laagdrempelig (Duimel & de Haan, 2007). Deskundigen C. en W. Lintsen zijn van mening dat de gekozen vorm bestuurbaar en beheersbaar moet zijn: gemakkelijk en toegankelijk en het moet aansluiten bij de belevingswereld van de jongeren (C. Lintsen & W. Lintsen, persoonlijke communicatie, 24 april 2012). Naast deze kenmerken moet het nazorgtraject aan de hand van social media aan de volgende elf kenmerken voldoen: Laagdrempelig; Doelgericht; Effectief; Veiligheid en beveiliging; Structuur; Groep in stand houden; De mogelijkheid tot individueel contact en groepscontact; Mogelijkheid tot face-to-face contact; Persoonlijk maken van een profiel; Aansluiten bij niveau en de belevingswereld deelnemers; Professioneel account docenten. Uit de interviews kwam naar voren dat de meerderheid van de docenten positieve ervaringen hebben met social media. De meest gebruikte vorm onder de docenten is eveneens als bij de deelnemers Facebook. Daarnaast wordt er gebruik gemaakt van LinkedIn. De helft van de docenten staat constant in verbinding met social media. Een aantal docenten maakt niet of nauwelijks gebruik van social media. De docenten maken om dezelfde redenen gebruik van social media als de deelnemers. C. en W. Lintsen zien het vroegtijdig kunnen ingrijpen als voordeel van social media (C. Lintsen & W. Lintsen, persoonlijke communicatie, 24 april 2012). De docenten deelden deze mening. De docenten vinden het op de hoogte blijven van de jongeren ook belangrijk. Social media zijn dan een goede manier om contact met anderen te onderhouden (Schouten, 2007). Zeven andere voordelen die de docenten zagen waren: Laagdrempelig; De groep in stand houden; De mogelijkheid tot vragen stellen; Snel en effectief communiceren; Vrijblijvend; Bereikbaar; Mogelijkheid om traject te evalueren. Doordat de deelnemers en de docenten vele voordelen noemden van social media, zou geconcludeerd kunnen worden dat zij social media geschikt vinden voor een nazorgtaject. Behalve de deelnemers vinden de docenten het ook belangrijk dat er bij het ontwikkelen van het concept rekening gehouden wordt met de privacy. Hiervoor zou dezelfde verklaring gegeven kunnen worden als bij de deelnemers is beschreven. Pitchies vindt een online systeem geschikt om evaluatiemomenten in te bouwen om erachter te komen welke resultaten het traject heeft opgeleverd (C. Lintsen & W. Lintsen, persoonlijke communicatie, 24 april 2012). Dit zou een reden kunnen zijn, 47 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
waarom de docenten hebben aangegeven, het nazorgtraject tevens voor dit doeleinde te willen gebruiken. De docenten vinden dat de gekozen vorm de volgende zeven mogelijkheden moet hebben: Chatten; Foto’s/video’s/quotes met betrekking tot het traject delen; Alles delen waar behoefte aan is; Portfolio toevoegen; Op de hoogte blijven van de jongeren; Mogelijkheid tot vragen stellen voor deelnemers; Groep in stand houden. De deelnemers en de helft van de docenten delen de mening dat Facebook de meest geschikte vorm is voor een nazorgtraject. Dit zouden zij kunnen vinden, omdat zij de mogelijkheden waar Facebook over beschikt, het meest geschikt vinden voor een nazorgtraject. Daarnaast is Facebook de meest gebruikte vorm van social media in Nederland (Van Lier, 2012). Doordat de deelnemers en vier docenten al actief gebruik maken van Facebook, zou de kans van slagen groter kunnen zijn dan wanneer er gebruikt wordt gemaakt van een impopulair sociaal netwerk. Daarnaast heeft de helft van de docenten geen beeld van een geschikte vorm. Dit zou kunnen komen doordat zij onvoldoende inzicht hebben in wat de mogelijkheden zijn van social media. De meerderheid van de docenten heeft geen behoefte aan uitleg rondom social media. Een aantal docenten hebben echter wel behoefte aan uitleg. Een verklaring hiervoor ligt volgens deskundige P. Moekotte (persoonlijke communicatie, 12 april 2012) in het feit dat de groei van social media zo snel gaat dat docenten vaak overrompeld worden, dit maakt onzeker. Docenten moeten worden gefaciliteerd, gesteund, geschoold en getraind. Daarnaast moeten ze de ruimte en de tijd hebben, moeten ze geconfronteerd worden met goede voorbeelden en moeten ze dingen gaan uitproberen (P. Moekotte, persoonlijke communicatie, 12 april 2012). Net als de deelnemers hebben de docente behoefte aan een algemeen gedeelte en privégedeelte op social media. De docenten benoemden specifiek dat het algemene gedeelte ook zichtbaar moet zijn voor verwijzers. De docenten deelden de mening van de deelnemers wat betreft de zichtbaarheid en toegankelijkheid van het privégedeelte. Wat betreft de rolverdeling vonden de docenten, net als de deelnemers, dat de deelnemers een vrijblijvende rol in het nazorgtraject moeten hebben. De reden hiervoor zou kunnen zijn dat wanneer men het nazorgtraject gaat verplichten, dit een averechts effect heeft. Mochten de deelnemers behoefte hebben aan nazorg dan zijn zij zelf ook verantwoordelijk voor de input. Volgens de docenten moeten stagiaires een grote rol gaan spelen in het nazorgtraject. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat een stagiaire hier veel van kan leren en de doelgroep op deze manier beter kan leren kennen. Taken die een stagiaire zou kunnen vervullen zijn het reageren op vragen, controleren en chatten. Taken die de docenten zichzelf hebben toegeschreven zijn de volgende zes taken: Zelf posten; Controleren; Reageren op vragen; Beheren; Wekelijkse aanwezigheid; 48 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
Verantwoordelijkheid voor beheer en input.
De docenten gaven aan dat er implementatie plaats moet vinden door het nazorgtraject te integreren in het lesprogramma. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat de deelnemers op deze manier al kennis kunnen maken met het nazorgtraject en de drempel nog lager wordt om hier na het traject gebruik van te maken. P. Moekotte is van mening dat het sociale medium standaard in het lesprogramma opgenomen zou moeten worden, omdat het heel belangrijk is dat jongeren mediawijs worden. Het gebruik van social media heeft te maken met een drietal vaardigheden: knoppenkunde (weten hoe het werkt); informatievaardigheden (informatie vinden/waarderen/beoordelen); strategische vaardigheden (internet gebruiken om je netwerk te vergroten). Door deze vaardigheden aan te brengen in een lesprogramma worden jongeren en docenten mediawijs (P. Moekotte, persoonlijke communicatie, 12 april 2012). Daarnaast zullen er gedragsregels opgesteld moeten worden. De reden hiervoor zou kunnen zijn dat de docenten op deze manier duidelijk willen maken dat het nazorgtraject gebruikt moet worden waarvoor het bedoeld is. De normen en waarden worden hierdoor voor de deelnemers en docenten duidelijk. 5.2 Conclusie hoofdvraag Paragraaf 5.2 staat in het teken van het beantwoorden van de hoofdvraag. Deze hoofdvraag luidt: Op welke manier kan social media ingezet worden om passende nazorg te bieden aan de deelnemers van Playing for Success? Om tot een antwoord op de hoofdvraag te komen, worden de antwoorden op de deelvragen gecombineerd. De antwoorden op deze zes deelvragen, vormen samen een antwoord op de hoofdvraag. Om passende nazorg te kunnen bieden aan de deelnemers van Playing for Success is een groepssite de beste manier. Wanneer gekeken wordt naar de praktijk kan geconcludeerd worden dat de docenten en de deelnemers Facebook de meest geschikte vorm vinden voor een nazorgtraject. Facebook is in Nederland het populairst van alle social media. Dit is gebleken uit onderzoek onder 11.000 personen van 15 jaar en ouder. Het gebruik van Twitter, LinkedIn en YouTube blijft stabiel, maar Facebook zal na verwachting blijven groeien (Van Lier, 2012). Doordat de deelnemers en een aantal docenten al actief gebruik maken van Facebook zou de kans van slagen groter kunnen zijn dan wanneer er gebruik wordt gemaakt van een impopulair sociaal netwerk. Facebook biedt daarnaast de mogelijkheden die in de praktijk en de theorie als gewenste kenmerken naar voren kwamen. Facebook kan passende nazorg bieden volgens de deelnemers en docenten van Playing for Succes, als het bestaat uit een algemeen gedeelte en een privégedeelte. Volgens Van Osch & Van Zijl (2011) wordt het schenden van de privacy vaak als nadeel van social media gezien. Een verklaring voor het feit dat de deelnemers en de docenten een algemeen en een privégedeelte wensen, zou kunnen zijn dat zij privacy en veiligheid in de groep belangrijk vinden. Vanuit de theorie is gebleken dat het bieden van veiligheid een essentieel onderdeel van de methodiek van Playing for Success is (Playing for Success, z.j.). Deze verklaring wordt ondersteund door Remmerswaal (2006). Volgens hem zijn veiligheid en vertrouwen van groot belang in het klimaat de groep. Het schenden van de privacy moet daarom zo beperkt mogelijk blijven, zodat de veiligheid gewaarborgd blijft.
49 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
Social media kan passende nazorg bieden aan de deelnemers van Playing for Success als het aan de volgende kenmerken voldoet: Algemeen gedeelte: o Informatie over het traject Playing for Success; o Visie; o Missie; o Informatie over het nazorgtraject; o Contactgegevens; o Veiligheid waarborgen.
Privégedeelte: o Mogelijkheid tot vragen stellen; o Reageren op vragen; o Zelf posten; o Mogelijkheid tot groepscontact met docenten en deelnemers per groep van Playing for Success; o Mogelijkheid tot individueel contact met de docenten van Playing for Success; o Mogelijkheid tot individueel contact met een deelnemer van Playing for Success; o Mogelijkheid om het traject te evalueren; o Documenten toevoegen; o Persoonlijk profiel deelnemers; o Veiligheid waarborgen.
Vrijblijvendheid deelnemers. Wekelijkse aanwezigheid docenten voor het vervullen van verschillende taken. Implementatie van het nazorgtraject.
Bovenstaande kenmerken zijn nader toegelicht in paragraaf 5.3. In deze paragraaf staan uitgebreide aanbevelingen beschreven.
50 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
5.3 Aanbevelingen Deze paragraaf staat in het teken van aanbevelingen. Dit onderzoek betreft een behoeften- en ontwikkelingsonderzoek. Dit laatste houdt in dat er uitgebreide aanbevelingen gegeven worden. Dit zullen aanbevelingen zijn die betrekking hebben op de wijze waarop het concept voor het nazorgtraject vorm gegeven moet worden. Daarnaast worden er aanbevelingen gedaan over het implementeren van het nazorgtraject. Bij de aanbevelingen is rekening gehouden met de opdracht: een concept ontwikkelen voor een nazorgtraject bij Playing for Success Almelo waarbij social media ingezet wordt. Concept Dit concept bevat een beschrijving van de wijze waarop social media vorm gegeven moet worden, zodat het geschikt is voor een nazorgtraject voor Playing for Success Almelo. Gezien de uitkomsten van dit onderzoek is Facebook de meest geschikte vorm om een nazorgtraject vorm te kunnen geven. Dit houdt in dat Playing for Success Almelo een account zal moeten krijgen op Facebook. De onderzoekers beschouwden het aanmaken van een account als onderdeel van het concept. De uitwerking van het concept is apart bij het bachelorrapport aangeleverd, aangezien de Facebook-pagina gedeeltelijk ontoegankelijk is. De (oud-)deelnemers dienen ook een Facebook account te hebben om gebruik te kunnen maken van het nazorgtraject. Indien zij dit al hebben, wordt hun privéaccount hieraan gekoppeld. Dit betekent echter niet dat de berichten die worden geplaatst op de nazorgsite, zichtbaar zijn op het privéaccount van de deelnemers. Dit verloopt gescheiden. Mochten er deelnemers zijn die geen account hebben dan kunnen zij deze aanmaken om gebruik te kunnen maken van het nazorgtraject. Dit is geheel vrijblijvend. Wanneer een deelnemer er voor kiest om geen account aan te maken, dan wordt geadviseerd dat de docent de deelnemer informeert over de voor- en nadelen van het nazorgtraject, waarna de deelnemer opnieuw een keuze kan maken.Voor een geslaagde start van het nazorgtraject wordt aanbevolen dat het concept aan de volgende kenmerken voldoet: Algemeen gedeelte Het algemene gedeelte zal toegankelijk zijn voor alle belangstellenden. Gezien het feit dat dit een openbaar gedeelte betreft, kan iedereen vragen stellen, berichten sturen of reageren op anderen. Iedereen heeft de mogelijkheid om lid (vrienden) te worden van dit account, mits dit geaccepteerd wordt door de beheerder. Het advies hierbij is om alleen vriendschapsverzoeken te accepteren van (oud-)deelnemers. Op het algemene gedeelte zal informatie te vinden zijn over Playing for Success, zoals: o Informatie over het traject Playing for Success Playing for Success Almelo is een traject om voortijdig schoolverlaten onder jongeren tussen de 16 en 23 jaar te voorkomen. Jongeren die moeite hebben om een opleiding succesvol af te ronden worden gestimuleerd om na te denken over hun toekomstmogelijkheden. Daarnaast levert Playing for Success een bijdrage aan het zelfvertrouwen en een positiever zelfbeeld van de jongere. Playing for Success Almelo is een samenwerkingsverband tussen Heracles Almelo, gemeente Almelo en het ROC van Twente. Playing for Success Almelo werkt samen met verschillende instanties zoals scholen, het 1000-jongerenplan, Scoop Welzijn en Tactus. Het doel van het traject is arbeidstoeleiding en/of scholing. 51 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
o Visie Bij Playing for Success staat de deelnemer centraal. Zij hebben vaak langdurig in een onderwijssysteem gezeten dat niet past, hierdoor lukt het hen niet te slagen in een omgeving waar de leerstof centraal stond. Ze hebben vaak al veel teleurstellingen achter de rug als ze aan het traject Playing for Success beginnen. Door te kiezen voor de uitgangspunten van natuurlijk leren, door zo praktisch mogelijk bezig te zijn en door aan te sluiten bij de belangstelling van de deelnemer wordt geprobeerd de opleiding zo aantrekkelijk mogelijk te maken. Het is belangrijk dat de deelnemer zich veilig voelt in de groep. Het traject Playing for Success laat deelnemers succeservaringen opdoen tijdens het leren, dit werkt motiverend. Er wordt tijdens het traject uitgegaan van wat een deelnemer kan, hierdoor voelt de deelnemer zich gewaardeerd. Dit draagt bij aan een positief zelfbeeld. Het initiatief tot leren wordt bij de deelnemer zelf gelegd en de deelnemer moet zichzelf verantwoordelijk voelen voor zijn eigen leerproces. De deelnemers functioneren doorgaans niet in een grote groep doordat ze een korte spanningsboog hebben en moeilijk presteren in een omgeving met veel prikkels. De groep bestaat daarom uit maximaal vijftien deelnemers en de lessen worden gegeven in een overzichtelijke en duidelijk gestructureerde leeromgeving. o Missie Jongeren, van 16 tot 23 jaar, die nog niet in het bezit zijn van een startkwalificatie, in een periode van tien weken een betere kans bieden op een baan en / of zorgen voor een aansluiting op beroepskwalificerende opleidingen. o Informatie over het nazorgtraject Sinds 2012 is Playing for Success online op Facebook. Wat Playing for Success hiermee wil bereiken is dat de deelnemers na afloop van het tien-weekse traject nog terecht kunnen met eventuele vragen. Daarnaast kunnen de deelnemers op deze manier contact met elkaar onderhouden. o Contactgegevens Playing for Success Almelo is gevestigd in het Polman stadion van Heracles Almelo, aan de Stadionlaan 1. Voor meer informatie kan er contact op worden genomen met: Naam + telefoonnummer. o Veiligheid Gezien het feit dat het algemene gedeelte voor iedereen toegankelijk is en iedereen hier alles kan delen, is het van belang om de veiligheid strikt te waarborgen. Indien er ongewenste foto’s, video’s, berichten etc. worden geplaatst, kan de beheerder hier actie op ondernemen en deze verwijderen. De beheerder heeft daarnaast de mogelijkheid om personen te blokkeren. Zodra iemand geblokkeerd is, kan die persoon niet langer contact zoeken. Privégedeelte Het privégedeelte zal niet voor iedereen toegankelijk zijn. Dit gedeelte is alleen zichtbaar en toegankelijk voor de docenten en de deelnemers per groep, mits de beheerder deze personen als groepslid heeft uitgenodigd. Alleen de beheerder is in staat om nieuwe mensen uit te nodigen. Voor de anderen zal deze optie uitgeschakeld worden. De groep is op deze manier afgeschermd voor de buitenwereld. De beheerder kan op elk gewenst moment personen toevoegen. De beheerder nodigt per groep standaard alle deelnemers 52 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
van Playing for Success uit. Deze personen hebben zelf de keuze om het verzoek wel dan niet te accepteren. Op deze manier blijft de vrijblijvendheid bestaan. Playing for Success heeft jaarlijks drie groepen deelnemers. Facebook heeft de mogelijkheid om per groep een groep aan te maken. Dit houdt in dat de deelnemers alleen kunnen communiceren met de groep waarin zij gezeten hebben. Het is niet mogelijk dat bijvoorbeeld een deelnemer uit groep één, lid wordt van groep twee. Bovenaan de groepspagina wordt automatisch de profielfoto van de groepsleden weergegeven, wat zorgt voor ‘social presents’. Het privégedeelte zal over de volgende mogelijkheden beschikken: o Mogelijkheid tot vragen stellen In het privégedeelte op de Facebook-pagina hebben alle docenten en deelnemers de mogelijkheid om vragen te stellen. Deze vragen kunnen bestaan uit hulpvragen en praktische vragen, zoals vragen over het zoeken van een stage. Uit de resultaten is gebleken dat de deelnemers naar afloop van het traject nog wel eens vragen hadden. Facebook biedt de mogelijkheid voor de deelnemers om vragen te stellen. o Reageren op vragen In het privégedeelte kan iedereen uit de groepspagina op elkaar reageren. Men kan reageren op vragen van anderen, quotes, foto’s, filmpjes enz. Doordat naast docenten ook deelnemers kunnen reageren op bijvoorbeeld vragen, biedt dit de mogelijkheid dat de deelnemers elkaar kunnen helpen en ondersteunen. Ze kunnen op deze manier hun eigen ervaringen inzetten, als leerschool voor de ander. o Zelf posten De deelnemers en de docenten hebben de mogelijkheid om in het privégedeelte zelf te posten. Hierbij valt te denken aan het posten van berichten, foto’s, filmpjes, quotes etc. met betrekking tot het traject. Docenten kunnen bijvoorbeeld een inspirerende quote inzetten als stimulerend middel richting de deelnemers. De deelnemers zouden doormiddel van het posten van berichten de anderen op de hoogte kunnen houden. Wanneer een deelnemer bijvoorbeeld een startkwalificatie heeft gehaald zou hij dit kunnen delen doormiddel van een foto of een bericht. o Mogelijkheid tot groepscontact met docenten en deelnemers per groep van Playing for Success Facebook heeft de optie om groepsgewijs met elkaar te kunnen communiceren. Zoals eerder vermeld kunnen de deelnemers en de docenten zelf posten. Een deelnemer zou bijvoorbeeld een succesverhaal kunnen delen. Hierdoor blijven de docenten en de deelnemers onderling van elkaar op de hoogte. Voor de deelnemer die het succesverhaal geplaatst heeft kan het motiverend zijn om te laten weten dat het goed gaat. Het kan ook voorkomen dat een deelnemer zijn hart wil luchten op de Facebook pagina. Via het groepscontact kan de deelnemer een steuntje in de rug krijgen van zowel de docenten als de deelnemers. Dit kan eveneens motiverend werken voor de jongere. Daarnaast kan men op deze manier een discussie voeren chatten en activiteiten organiseren. Het groepscontact zorgt ervoor dat de groep na afloop van het traject in stand blijft. De groep als netwerk blijft bestaan. o Mogelijkheid tot individueel contact met de docenten van Playing for Success Uit de resultaten is gebleken dat de docenten bijna allemaal over een account op Facebook beschikken. Aangezien zij de voorkeur hebben om privé en werk gescheiden 53 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
te houden, wordt de docenten aanbevolen om daarnaast een professioneel account aan te maken. Het professionele account zal gekoppeld worden aan de Facebook-pagina van het nazorgtraject. Het professionele account is zichtbaar voor de deelnemers. De deelnemers hebben de mogelijkheid om individueel contact te zoeken met een docent op het professionele account van de desbetreffende docent. Op deze manier kan de deelnemer bijvoorbeeld een afspraak maken om langs te komen. o Mogelijkheid tot individueel contact met een deelnemer van Playing for Success Door middel van het nazorgtraject kunnen (oud-)deelnemers met elkaar in contact komen. Mocht een deelnemer individueel contact willen hebben met één van de andere deelnemers uit de groep, dan biedt Facebook deze mogelijkheid. De deelnemer kan individueel contact zoeken op het privéaccount van de andere deelnemer. Dit individuele contact vindt echter buiten het nazorgtraject plaats, maar het kan het netwerk van de deelnemers wel vergroten. o Mogelijkheid om het traject te evalueren Doordat er contact blijft met de groep, hebben de docenten de mogelijkheid om het traject door de deelnemers te laten evalueren. Facebook beschikt bijvoorbeeld over de optie om een poll toe te voegen. Er wordt een vraag gesteld waarop de deelnemers uit meerdere mogelijkheden een antwoord kunnen kiezen. De docenten kunnen hieruit een conclusie trekken en eventueel het traject verbeteren. o Documenten toevoegen De deelnemers en de docenten zijn bevoegd om documenten toe te voegen aan hun groepspagina. Deze documenten zijn te vinden onder een apart tabblad. De deelnemers zouden hun portfolio of hun eindpresentatie kunnen uploaden, de docenten zouden een voucher van een open dag van bijvoorbeeld het ROC van Twente kunnen plaatsen. o Veiligheid Om de controle te houden over wat men heeft gedeeld, kan op Facebook onder de optie ‘accountinstelling’ een archief gedownload worden. De inhoud van het archief bestaat uit foto’s en video’s die zijn gedeeld, prikbordberichten, privéberichten en chatgesprekken. Persoonlijke gegevens van anderen zijn niet terug te vinden in dit archief. Zodra Facebook het archief gereed heeft, ontvangt de beheerder een e-mail met daarin een link naar de downloadpagina van het archief. Om ervoor te zorgen dat het nazorgtraject op social media gebruikt wordt waarvoor het bedoeld is, wordt aangeraden om richtlijnen op te stellen welke eventueel op Facebook geplaatst kunnen worden. De docenten dienen er samen over eens te worden wat wel en niet getolereerd wordt. Indien er ongewenste foto’s, video’s, berichten etc. worden geplaatst, kan de beheerder hier actie op ondernemen en deze verwijderen. Ook in het privégedeelte heeft de beheerder de mogelijkheid om personen te blokkeren. Vrijblijvendheid deelnemers De rol van de deelnemers dient vrijblijvend zijn. De deelnemers moeten zelf de keuze hebben of zij deel willen nemen aan het nazorgtraject. De vrijblijvendheid zit in feit dat de deelnemers zelf de keuze hebben om de groepsuitnodiging van de beheerder te accepteren of af te wijzen. Mochten de deelnemers behoefte hebben aan contact dan ligt de verantwoordelijkheid bij hen zelf om contact te zoeken. 54 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
Wekelijkse aanwezigheid docenten o Taken Er wordt aanbevolen om één docent aan te stellen als beheerder. Deze persoon is verantwoordelijk voor het aanmaken van groepen en voor het toevoegen van deelnemers. Daarnaast beschikt de beheerder als enige over de mogelijkheid om berichten te verwijderen en personen indien nodig te blokkeren. Ook is de beheerder bevoegd om informatie op het algemene gedeelte aan te passen. De docenten hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de inhoud en het controleren van de pagina. De docenten dienen wekelijks aanwezig te zijn op hun professionele account. Tijdens deze aanwezigheid kunnen zij reageren op berichten, zelf posten, controleren en kijken wat er speelt. De wekelijkse aanwezigheid is ook van belang vanwege het reageren op vragen. Wanneer een deelnemer bijvoorbeeld een hulpvraag heeft gesteld, is het van belang dat een docent hier snel op in kan spelen. De docent kan instellen of hij meldingen wil ontvangen via e-mail, van bijvoorbeeld berichten die zijn verstuurd. Daarnaast is regelmatige aanwezigheid belangrijk voor het up-to-date en het pakkend houden van de Facebook-pagina. De docenten kunnen dit bereiken door het plaatsen van interessante uitspraken, inspirerende filmpjes, links, een vacature, informatie over een nieuwe opleiding, open dagen en informatie. Implementatie Er wordt geadviseerd om het nazorgtraject te implementeren in het tien-weekse traject. De docenten zouden dit kunnen doen door hier een les aan te besteden. Tijdens deze les kan er kennis gemaakt worden met de Facebook-pagina. De docenten vertellen wat het doel is, wat de voor- en nadelen zijn en hoe het in zijn werk gaat. Daarnaast is het mogelijk om hier een opdracht aan te koppelen. De docenten die behoefte hebben aan uitleg rondom het gebruik van Facebook, kunnen een handleiding vinden op http://www.fcb.nl/content/onderwerpen/persoonlijke%20ontwikkeling/social%20media /~/media/CF874A6A3F184E2F8C7D59849F81ED93.ashx (Interim Intelligence, z.j.) 5.4 Sterktes en zwaktes onderzoek Binnen deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de sterktes en zwaktes van het onderzoek. Sterke punten: In dit onderzoek is gebruik gemaakt van halfgestructeerde interviews. Op deze manier wordt het mogelijk gemaakt dat een respondent de ruimte heeft voor eigen inbreng. De uitkomsten op de vragen worden open gelaten en de respondenten worden niet gestuurd in hun antwoorden. Na afloop van de interviews kregen de respondenten de ruimte voor op- of aanmerkingen. Hier werd tijd voor vrij gemaakt. Middels deze ruimte kregen de respondenten de mogelijkheid om zaken te benoemen die niet aan bod waren gekomen tijdens het interview, maar welke zij wel relevant vonden voor het onderzoek. De interviews werden afgenomen onder gelijkwaardige omstandigheden. De interviews werden individueel afgenomen zodat de respondenten elkaar niet konden beïnvloeden en overweldigen. Daarnaast zijn de interviews afgenomen in dezelfde ruimte met een voicerecorder. Dit vergrootte de betrouwbaarheid. 55 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
Bij dit onderzoek waren meerdere onderzoekers betrokken. Wanneer een onderzoek wordt gedaan door één onderzoeker heeft deze persoon, bij de vragen die gesteld zijn, altijd (ongewenst) invloed op de resultaten Doordat er in dit onderzoek sprake was van meerdere onderzoekers hebben deze hierdoor minder invloed op de resultaten van de interviewvragen. Hierdoor was er sprake van interbeoordelaarbetrouwbaarheid (Verhoeven, 2007). In dit onderzoek is er gebruik gemaakt van veel verschillende bronnen. Daardoor kan men spreken van bronnentriangulatie. Door middel van deze bronnentriangulatie hebben de onderzoekers geprobeerd om meer diepgang te krijgen in het onderzoek. Er is een uitgebreide aanbeveling gedaan naar de opdrachtgever.
Zwakke punten: Voor dit onderzoek stonden twintig interviews gepland. Deze interviews moesten afgenomen worden onder acht docenten, tien deelnemers en twee deskundigen. Onder de deelnemers ontstond een non-respons. Deze non-respons betrof twee deelnemers. Doordat deze personen uit eigen beweging niet meededen was er sprake van een systematische steekproeffout. Vanwege de beperkte tijd is het aantal respondenten beperkter geworden. Wanneer er meer tijd was geweest om het onderzoek uit te voeren, konden meer respondenten benaderd worden. De non-respons was echter kleiner dan 25% waardoor de resultaten intern geldig en representatief voor de populatie uit dit onderzoek waren. Over het begrip nazorg in de hulpverlening waren weinig literatuur en wetenschappelijke artikelen te vinden. Om deze reden hebben de onderzoekers het begrip nazorg breder getrokken. Zij hebben nazorg als een vorm van preventie beschouwd. Het nadeel hiervan is dat het de deelvraag minder toegespitst is op nazorg, waardoor de deelvraag minder specifiek beantwoord kan worden. Tijdens het afnemen van de interviews is gebleken dat er sprake was van overlapping in de vragen. Op verschillende vragen kwamen dezelfde antwoorden naar voren. De onderzoekers hebben geconcludeerd dat de vragen daarom niet sterk genoeg geformuleerd waren, wat als gevolg had dat de onderzoekers in herhaling vielen. Daarnaast kwamen de onderzoekers er tijdens het labelen achter dat niet alle vragen relevant waren om de vraagstelling te beantwoorden. Deze vragen kwamen daarom niet aan bod in de resultaten.
56 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
5.5 Discussie Tot slot volgt in deze paragraaf een discussie. Er wordt gediscussieerd over de betrouwbaarheid, de bruikbaarheid en de validiteit van het onderzoek. Op micro-, mesoen macroniveau wordt hier kritisch naar gekeken. Microniveau Op microniveau is de bruikbaarheid van dit onderzoek hoog. Er is gehoor gegeven aan de vraagstelling van de opdrachtgever. Door de uitkomsten van dit onderzoek is naar voren gekomen op welke manier passende nazorg kan worden geboden met behulp van social media. Uiteindelijk is er een concept ontwikkeld voor een nazorgtraject. Voor het onderzoek is specifiek gekeken naar wat aansluit bij de doelgroep. Het gebruik van social media is vooral onder jongeren in de leeftijd van 16 tot 25 jaar populair (CBS, 2011b). In het concept is rekening gehouden met de wensen van de docenten en de deelnemers. De bruikbaarheid van dit onderzoek vinden de onderzoekers momenteel hoog, maar een nadeel van dit onderzoek is dat social media sterk aan verandering onderhevig is. Wat hedendaags populair is, kan volgend jaar impopulair zijn (Van Osch & Van Zijl, 2011). Voor dit onderzoek zou het kunnen betekenen dat de gekozen vorm volgend jaar in mindere mate geschikt is. Tijdens het onderzoek kwam dit naar voren bij het sociale fenomeen Hyves. De onderzoekers zijn van mening dat het nazorgtraject met behulp van social media, een toegevoegde waarde is voor Playing for Succes. Het traject wordt hierdoor vollediger. In de huidige situatie houdt de begeleiding na het tien-weekse traject op. In de toekomst kan door middel van het nazorgtraject langer begeleiding geboden worden. Door gebruik te maken van social media kan dit op een snelle en effectieve manier ingevuld worden. Voor de deelnemers kan het nazorgtraject de mogelijkheid bieden dat de groep als netwerk kan blijven bestaan. In dit onderzoek kan worden gesproken van een hoge betrouwbaarheid, doordat meerdere partijen in overeenstemming waren over het proces en de uitvoering van het onderzoek. De opdrachtgever en de intervisiedocent hebben de onderzoekers het gehele proces begeleid. Een kritische noot in dit onderzoek betreft de interne geldigheid. Onder de respondenten bestond een non-respons van 11%. De validiteit is hierdoor verminderd. Het is mogelijk dat er hierdoor een minder volledig beeld is ontstaan van de wijze waarop het nazorgtraject vorm moest worden gegeven. De non-respons was echter kleiner dan 25% waardoor de resultaten representatief bleven voor de populatie. Het lange termijn doel van dit onderzoek was dat het nazorgtraject wordt getest door middel van een pilot. Een suggestie voor een vervolgonderzoek zou een evaluatieonderzoek kunnen zijn. Door middel van dit evaluatieonderzoek kan het nazorgtraject geëvalueerd worden. Hierbij kunnen de docenten en de deelnemers gevraagd worden naar hun meningen en ervaringen wat betreft het nazorgtraject. Aan de hand van deze meningen en ervaringen kan een sterkte-/zwakteanalyse gemaakt worden. Daarnaast kunnen er aanbevelingen gedaan worden om de kwaliteit van het nazorgtraject te verbeteren.
57 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
Mesoniveau Playing for Success heeft meerdere locaties verspreid over Nederland. Playing for Success Almelo wijkt af van de andere locaties wat betreft de doelgroep en de leeftijdscategorie. De onderzoekers vinden de bruikbaarheid van dit onderzoek daarom discutabel. De betrouwbaarheid van de resultaten is niet algemeen geldend voor alle leeftijdscategorieën, dit zou een nadeel kunnen zijn. Het zou kunnen dat kinderen in de leeftijd van 9 tot 14 jaar social media minder, of voor andere doeleinden gebruiken dan de deelnemers van Playing for Success Almelo. De externe geldigheid kan worden vergroot als het concept wordt aangepast, waarbij rekening wordt gehouden met de verschillende leeftijdscategorieën van de locaties. Bij Playing for Success Almelo is Facebook de meest geschikte vorm voor de doelgroep. Bij de andere locaties kan er eerst onderzoek gedaan worden, om te kunnen concluderen wat de meest geschikte vorm is voor deze doelgroepen. Uit het onderzoek zijn echter ook resultaten naar voren gekomen die bruikbaar zijn voor alle locaties, zoals het idee om social media in te zetten voor een nazorgtraject. De meeste kenmerken waaraan het nazorgtraject moet voldoen, zouden algemeen geldend kunnen worden genoemd. De onderzoekers zijn van mening dat de grote lijnen van het onderzoek bruikbaar zouden kunnen zijn voor andere locaties. Deze zouden bijvoorbeeld een algemeen gedeelte en een privégedeelte kunnen hebben, kunnen beschikken over een chat, de groep kan in stand worden gehouden etc. Macroniveau De onderzoekers zijn van mening dat dit onderzoek op macroniveau een bijdrage levert aan het hulpverleningsaanbod. Online hulpverlening maakt al een langere tijd onderdeel uit van het hulpverleningsaanbod in Nederland (Schalken e.a., 2010). Het gebruik van social media in de hulpverlening is echter een relatief nieuw verschijnsel. Dit onderzoek kan de mensen, die werkzaam zijn binnen de hulpverlening, de ogen openen en laten zien wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn van het inzetten van social media (P. Moekotte, persoonlijke communicatie, 12 april 2012). Dit betekent echter niet dat de mogelijkheden die de respondenten van Playing for Success Almelo zagen, leidraad is voor andere instellingen die nazorg willen aanbieden met behulp van social media. De externe validiteit is lager dan de validiteit op microniveau. Vanwege de verscheidenheid binnen hulpverleningsinstellingen in Nederland is social media niet overal geschikt om in te zetten. Een voorbeeld hiervan is de hulpverlening aan ouderen, verstandelijk en lichamelijk beperkten of kinderen. Deze doelgroepen zouden in mindere mate kunnen beschikken over vaardigheden om met deze technologie om te gaan.
58 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
Face you, Face me, Facebook together, That’s the way it should be.*
* Melodie Lionel Richie – Say you, say me 59 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
REFERENTIES Bakker, I., Bakker, K., Van Dijke, A. & Terpstra, L. (1998). O & O in perspectief. Utrecht: NIZW. Beumers - Peeters, C. (2010). Mission Possible: Kids’Skills voor jongeren. Soest: Nelissen. Boschma, J. & Groen, I. (2009). Generatie Einstein: slimmer, sneller en socialer. Communiceren met jongeren in de 21e eeuw. Amsterdam: Pearson Education Benelux. Casselman, J. (2001). Met vallen en opstaan: motivatie bevordering bij terugvalpreventie bij verslavingsproblemen. Leuven: Garant. Caudron, J. (2011). Media morgen. Amsterdam: Business Contact. Centraal Bureau voor de Statistiek (2011a). Persbericht: Mobiel internetten fors toegenomen. Verkregen van http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/C80FA519-21C24421- A52B-BE47E543CC80/0/pb11n067.pdf Centraal Bureau voor de Statistiek (2011b). Webmagazine: Nederlandse jongeren zeer actief op sociale netwerken. Verkregen van http://www.cbs.nl/nlNL/menu/themas/vrije-tijd-cultuur/publicaties/artikelen/archief/2011/20113296- wm.htm Dankers - Van der Spek, M. (2006). Communicatie en teamwork in de lerende organisatie. Soest: Nelissen. De Goede, D. (2011). Hulpverlener jeugdzorg kan meer halen uit social media. Verkregen van http://www.zorgwelzijn.nl/web/show/id=158355/langid=43/contentid=17635 De Roos, S., Terpstra, J. & Van Dinther, M. (2009). Preventie in de sociaal pedagogische hulpverlening. Bussum: Coutinho. De Vries, A. (2011). De internetgids: social media, SWOT met een twist. Verkregen van http://www.frankwatching.com/archive/2011/05/26/social-media-swot-meteen- twist-kansen/ Duimel, M. & De Haan, J. (2007). Nieuwe links in het gezin: De digitale leefwereld van tieners en de rol van hun ouders. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. E-hulp (2007). Wat is online hulp? Amsterdam: Stichting e-hulp. Verkregen van http://www.ehulp.nl/watisonlinehulp.html Engelfriet, A. (2010). De wet op internet. Eindhoven: Ius Mentus. Heemskerk, I. (2001). Een delictvrije toekomst: methode voor het begeleiden van delinquente jongeren. Bussum: Coutinho. 60 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
Heerink, M., Pinkster, S. & Bratti - Van der Werf, M. (2009). Onderzoek in zorg en welzijn: een praktische inleiding. Amsterdam: Pearson Education Benelux. Interim Intelligence (z.j.). Handleiding Facebook. Verkregen van http://www.fcb.nl/content/onderwerpen/persoonlijke%20ontwikkeling/social %20media/~/media/CF874A6A3F184E2F8C7D59849F81ED93.ashx Koeleman, H. (2011). Social media voor interne communicatie. Deventer: Kluwer. Migchelbrink, F. (2008). Praktijkgericht onderzoek in zorg en welzijn. Amsterdam: SWP. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2011). Aanval op schooluitval. Convenantjaar 2009-2010. Nieuwe voortijdige schoolverlaters. Definitieve cijfers. Verkregen van http://www.aanvalopschooluitval.nl/userfiles/file/rocs_2011/def/27yu.pdf Nederlands Jeugdinstituut (2012). Dossier: online hulp, voor –en nadelen. Verkregen van http://nji.nl/smartsite.dws?id=116333 Nikken, P. (2007). Online hulp verdient nog veel aandacht: een verkenning naar het hulpaanbod voor jeugdigen in Nederland. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut. Over jeugdzorg 2.0 (z.j.). Verkregen van http://open.alares.nl/jeugdzorg20 Playing for Success (z.j.). Verkregen van https://portal.playingforsuccess.nl Remmerswaal, J. (2006). Begeleiden van groepen: groepsdynamica in praktijk. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum Schalken, F., Wolters W., Tilanus, W., Van Gemert, M., Van Hoogenhuyze, C., Meijer, E., Kraefft, E., Brenninkmeijer M. & Postel, M. (2010). Handboek online hulpverlening: hoe onpersoonlijk contact heel persoonlijk wordt. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Schouten, A. (2007). Adolescents’ online self-disclosure and self-presentation (Ph. D. Thesis, Amsterdam School of Communications Research ASCoR, University of Amsterdam). Verkregen van http://dare.uva.nl/en/record/235204 Tieleman, M. (2007). Levensfasen. De psychologische ontwikkeling van de mens. Den Haag: Boom. Van Dale (2012). Online Professioneel Nederlands. Verkregen van http://vandale.nl/opzoeken?pattern=internet&lang=nn Van Lier, H. (2012, 4 mei). Hyves: ooit de best bezochte site, nu in verval. Volkskrant, p. 2. Van Osch, D. & Van Zijl, R. (2011). Basisboek social media. Den Haag: Boom Lemma. 61 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
Verhoeven, N. (2007). Wat is onderzoek. Amsterdam: BuroLamp. Verschuren, P. & Doorewaard, H. (2007). Het ontwerpen van een onderzoek. Den Haag: LEMMA. Vogelvang, B. (2009). Een sterk verhaal over de invloed van reclasseringswerkers op het stoppen met criminaliteit na detentie. Lectorale rede. Avans Hogeschool, expertisecentrum Veiligheid, lectoraat Reclassering en Veiligheidsbeleid.
62 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
Bijlage I
Benadering respondenten
Benadering deelnemers via social media Hallo deelnemer X, Hoe gaat het met je? Vorig jaar heb je deelgenomen aan het beroepskeuzetraject Assist. Bij de uitvoering heb ik jullie (samen met A, R of P) begeleid. Misschien ken je me nog? Samen met een klasgenoot Maaike Aagten moeten wij een onderzoek doen voor school. Dit onderzoek voeren wij uit bij Assist. Wij willen onderzoeken hoe we toekomstige leerlingen van Assist kunnen blijven ondersteunen na afloop van de 10 weken. Om tot een goed resultaat te komen zouden we het erg leuk vinden als jij met ons mee wil denken! We zouden je graag een aantal vragen willen stellen, zou je hier aan mee willen werken? Je mag natuurlijk op dit bericht antwoorden, maar het kan zijn dat je er nog even over na wil denken. We zullen dan over een paar dagen nog een keer contact met je opnemen. Groetjes, Maaike & Marije Benadering docenten via e-mail Hallo allemaal, Zoals jullie weten zijn we druk bezig met ons onderzoek. Hierin onderzoeken wij op welke wijze social media ingezet kan worden voor een nazorgtraject. Hierover willen we jullie ook graag individueel een aantal vragen stellen. Het onderzoeksplan is bijna af, dus binnenkort willen wij beginnen met de interviews (week 15/week 16). Onze voorkeur gaat uit naar week 15 (9 april t/m 13 april). Zouden jullie willen laten weten wanneer dit het beste uitkomt, eventueel in overleg met elkaar, zodat we de interviews kunnen gaan plannen. We horen graag van jullie & alvast bedankt. Groetjes, Maaike & Marije
63 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
Bijlage II
Interview deelnemers
NAZORG De docenten hebben geconstateerd dat er vanuit de deelnemers behoefte is aan contact na afloop van het traject. Hier hebben we een paar vragen over. 1. Hoe is het met je gegaan na afloop van het traject? 2. In hoeverre heb je behoefte (gehad) om contact te hebben na afloop van het traject? - Oude groep - Docenten - Waarom wel/niet - Daadwerkelijk contact - Op welke manier - Hoe ontstaan - Aard van het contact 3. Stel dat je een vraag had gehad, wat zou je er dan van vinden als je hiermee terecht kon bij je oude groep? En wat zou je er van vinden als je er mee terecht kon bij de docenten? (beiden?)
SOCIAL MEDIA Playing for Succes wil hiervoor gebruik gaan maken van social media. Hierbij kun je denken aan Facebook, Hyves, Twitter, Google + etc. 4. Wat zijn jouw ervaringen met social media? - Welke vormen - Hoe vaak - Waarvoor gebruiken 5. Welke rol zou social media hierin kunnen spelen? - Voordelen - Nadelen 6. Welke ideeën heb je hierover? - Vorm (Facebook, Hyves, Twitter, Google +) - Wat wil je delen (chat, blogs, foto’s, video’s) - Wat vind je heel belangrijk - Voor wie toegankelijk - Welke doeleinden
64 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
ROLVERDELING Stel dat er een vorm van social media gekozen is, dan is het nog belangrijk om te weten wie wat moet gaan doen. 7. Wie zou volgens jou welke rol in moeten nemen? - Eigen rol - Docent - Oude groep - Taken - Aanwezigheid - Verantwoordelijkheid
AFSLUITING We zijn aan het einde gekomen van het interview. 8. Wat vond je van het interview? - Op- of aanmerkingen - Iets gemist - Vragen 9. Wil je op de hoogte gehouden worden over de ontwikkelingen rondom dit onderzoek? - Emailadres
65 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
Bijlage III
Interview docenten
NAZORG We hebben vernomen dat docenten hebben geconstateerd dat er vanuit de deelnemers behoefte is aan contact na afloop van het traject. 7. Kunt u daar een toelichting op geven? - Hoe geconstateerd 8. Heeft u wel eens contact gehad met de deelnemers na afloop van het traject? - Waarom wel/niet - Op welke manier - Hoe ontstaan - Aard van het contact 9. In hoeverre heb je als docent behoefte om contact te hebben na afloop van het traject met de deelnemers? 10. Hoe kijkt u aan tegen een nazorgtraject voor de deelnemers van Playing for Success? - Kenmerken - Met het oog op methode Playing for Success - Wat vindt u essentieel
SOCIAL MEDIA Playing for Succes wil voor het nazorgtraject gebruik gaan maken van social media. Hierbij kunt u denken aan Facebook, Hyves, Twitter, Google + etc. 11. Wat zijn uw ervaringen met social media? - Onderwijs/hulpverlening/privé - Welke vormen - Hoe vaak - Waarvoor gebruiken 12. Welke rol zou social media in het nazorgtraject kunnen spelen? - Voordelen - Nadelen 13. Welke ideeën heeft u hierover? - Waar moet de gekozen vorm aan voldoen - Welke vorm (Facebook, Hyves, Twitter, Google +) - Wat delen (chat, blogs, fotos, video’s) - Wat vindt u heel belangrijk - Voor wie toegankelijk - Welke doeleinden/wat bereiken
66 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
14. Heeft u behoefte aan verdere uitleg en informatie rondom social media? - Welke behoefte
ROLVERDELING Stel dat er een vorm van social media gekozen is, dan is het nog belangrijk om te weten wie wat moet gaan doen. 15. Wie zou volgens u welke rol in moeten nemen? - Eigen rol - Deelnemer - Taken - Aanwezigheid - Verantwoordelijkheid
AFSLUITING We zijn aan het einde gekomen van het interview. 16. Wat vond u van het interview? - Op- of aanmerkingen - Iets gemist - Vragen 17. Wilt u op de hoogte gehouden worden over de ontwikkelingen rondom dit onderzoek? - Emailadres
67 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
Bijlage IV
Interview deskundigen
SOCIAL MEDIA EN NAZORG Playing for Succes wil voor het nazorgtraject gebruik gaan maken van social media. Hierbij kunt u denken aan Facebook, Hyves, Twitter, Google + etc. 18. Wat zijn uw ervaringen met social media in het onderwijs en/of de hulpverlening? - Welke vormen - Waarvoor gebruiken 19. Welke rol zou social media in het nazorgtraject kunnen spelen? - Voordelen - Nadelen 20. Welke ideeën heeft u hierover? - Waar moet de gekozen vorm aan voldoen - Welke vorm (Facebook, Hyves, Twitter, Google +) - Wat delen (chat, blogs, foto’s, video’s) - Wat vindt u heel belangrijk - Voor wie toegankelijk - Welke doeleinden/wat bereiken - Waarop gebaseerd? (theorie/ervaring)
AFSLUITING We zijn aan het einde gekomen van het interview. 21. Wat vond u van het interview? - Op- of aanmerkingen / aanvullingen - Iets gemist - Vragen 22. Wilt u op de hoogte gehouden worden over de ontwikkelingen rondom dit onderzoek? - Emailadres
68 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
Bijlage V
Labelschema deelnemers
De deelnemers konden meerdere antwoorden geven. In het labelschema zijn de antwoorden daarom onder meerdere sublabels verdeeld. HOOFDLABEL LABEL SUBLABEL FRAGMENT Nazorg Behoefte Docenten (6) ‘Ik heb best wel behoefte gehad op contact zich. Ik wist wel dat ik kon bellen maar ik ben niet zo’n iemand die snel gaat bellen. Ik weet niet waarom. Ik ben gewoon niet zo’n iemand die snel om hulp vraagt.’
Daadwerkelijk contact
Ontstaan contact
Aard van contact
Deelnemers (6)
‘Ik was wel benieuwd, met een paar kon ik wel goed opschieten dus dan was ik wel benieuwd naar geweest, dat had me wel leuk geleken.’
Docenten (6)
‘Volgens mij heb ik nog één keer met iemand gebeld, ik had haar gebeld.’
Deelnemers (7)
‘Jazeker, vooral via Facebook. Dat is wel handig en dan kom je elkaar tegen, voeg je elkaar toe en dan houd je contact.’
Toeval (4)
‘We kwamen elkaar elke keer tegen, gewoon toeval.’
Bellen (2)
‘Ja.. Zoals A., haar heb ik nog wel een paar keer gebeld.’
Langskomen (3)
‘Ik ben één keer langs geweest bij Assist. Met de rest van de groep heb ik geen contact meer gehad.’
Social media (4)
‘Ik heb T. wel op Facebook, dus die spreek ik zo af en toe wel, ook op msn ofzo.’
Mail (1)
‘Met jou heb ik nog wel gemaild, de anderen had ik geen behoefte aan om mee te spreken.’
Gezelligheid (6)
‘Het was meer voor de gezelligheid, niet zozeer om hulp te vragen.’
Motiveren (1)
‘Een meisje waar ik nog contact mee heb die zit mij altijd achter de kont aan, je moet werk zoeken en dit en dat. Dit doet ze nu nog steeds. Ik vind het wel lief, maar op sommige momenten denk ik wel: nu even niet.’
69 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
Op de hoogte houden (2)
‘Het was niet iets belangrijks. Volgens mij meer om te laten weten hoe het ging.’
Hulpvraag (2)
‘Als ik ergens mee zat.. Soms vroeg M. aan mij of alles nog goed ging en toevallig op dat moment zat ik echt helemaal in de put en toen zei M. tegen mij dan moet je A. even bellen. En na die tijd is het ook wel weer helemaal goed gegaan. Ik heb altijd wel veel steun nog aan die mensen zeg maar.’
Docenten (7)
‘Wel fijn, kan ik antwoord krijgen op mijn vragen als ik die zou hebben. Die zou ik wel bij de docenten neer willen leggen.’
Deelnemers (5)
‘Zou wel fijn zijn als je met mensen die alles toch weten, dat je daarmee kan praten.’
Ervaringen
Positief (8)
‘Mijn ervaringen zijn goed. Ik heb het afgezonderd voor iedereen, ik kan toevoegen wie ik wil. Je bepaalt het allemaal zelf.’
Vormen
Facebook (8)
‘Ik heb sinds kort Facebook omdat iedereen het heeft.
Hyves (7)
‘Ik heb ook Hyves maar dat gebruik ik helemaal niet meer.’
Twitter (3)
´Twitter heb ik ook wel, maar daar zit ik niet zo heel veel op hoor.´
Mail (1)
‘Ik heb het liefst via de mail contact.’
Whatsapp (2)
‘En pingen natuurlijk op de Blackberry en whatsapp.’
Ping (1)
‘En pingen natuurlijk op de Blackberry en whatsapp.’
Behoefte contact bij hulpvraag
Social media
Hoe vaak
Constant (4)
‘Ik gebruik elke dag, de hele dag Facebook. Ik heb het online op de Blackberry. Zodra ik een berichtje binnen krijg zie ik het direct.’
Dagelijks (4)
‘Ik gebruik het niet heel veel, ik kijk er wel elke dag op.’
70 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
Waarvoor gebruiken
Voordelen social media in een nazorgtraject
Verveling (3)
‘Ter verveling, als ik even niets te doen heb.’
Nieuwsgierigheid (5)
‘Het is ook nieuwsgierigheid, ik ben eigenlijk niet zo van die dingen. Maar iedereen heeft het.’
Familie controleren (1)
‘Soms bij mijn moeder op Facebook kijken of mijn broertje controleren.’
Sociale contacten (6)
‘Om contacten bij te houden zeg maar, om vrienden nog te spreken enzo, noem maar op. Ik bedoel ik spreek ze ook wel buiten Facebook hoor, maar met Facebook is het wel mooi makkelijk.’
Zelf posten (4)
‘Ik zet er zelf wel veel dingen op, zoals wat ik gedaan heb en wat ik heb beleefd.’
Laagdrempelig (5)
‘Ik haat bellen, dus dan zou het makkelijker zijn om via social media een berichtje te sturen. Echt langskomen houd ik ook niet van, dus via social media is dat makkelijker.’
Sociale contacten onderhouden (2)
‘Ik heb veel familie en vrienden in het buitenland en op deze manier kun je contact onderhouden met mensen.
Controleren (1)
‘Of als ze spijbelen, dan weet je waar ze uithangen. Dat zetten ze er allemaal op.’
Op de hoogte blijven (2)
‘Als jullie behoefte hebben om te kijken hoe het met ons gaat, is dat wel handig. Ik vond het wel leuk dat jullie contact met mij opnamen hoe het ging.’
In groepsverband communiceren (2)
‘Het is wel gemakkelijk natuurlijk als je een Facebook-pagina bijvoorbeeld hebt, dat je met de hele groep tegelijk kunt praten. Dat zou wel fijn zijn en daar zou ik wel gebruik van maken. Op Facebook kun je met z’n allen tegelijk, met bellen kan dat niet.’
Makkelijker stem laten horen (1)
‘Op internet kun je je eigen zegje doen, zonder dat anderen door je heen schreeuwen.’
71 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
Nadelen social media in een nazorgtraject
Activiteiten organiseren (2)
‘Nou als er bijvoorbeeld feestjes worden gehouden met de oude groepen, dat zouden wij nog doen met de oude groep, hadden we afgesproken zo van ja we zouden nog afspreken dit dat, maar dat is er nooit van gekomen dat vind ik wel jammer. Via Facebook zou dat bijvoorbeeld wel hebben gekund. Misschien loopt dat ooit nog wel een keer.’
Mogelijkheid tot vragen stellen (3)
‘Je kunt antwoord krijgen op vragen. Als je even een vraag hebt is social media wel handig. Je hebt altijd contact, als je iemand nodig hebt kun je diegene direct vinden.’
Sneller en effectiever communiceren (2)
‘Je kunt eerder je dingen regelen, dan dat als je elke keer moet telefoneren en langs moet komen. Als je iets noodzakelijk moet doen gaat dit sneller.’
Afspraken om langs te komen (5)
‘Als er wat is, is het ook gemakkelijker om langs te komen, omdat je dat dan al af kan spreken via Facebook.’
Schenden privacy (4)
‘Ja het blijft toch openbaar he. Dus ik denk dat ook meer mensen het kunnen lezen. Ik vind het persoonlijk niet zo erg als mensen wat dingen van mij weten, maar bepaalde dingen hoeven ze ook niet te weten.’
Gevolgen niet overzien (2)
‘Soms kom je iets te persoonlijk bij iemand. Soms geven mensen teveel bloot.’
Geen nadelen (1)
‘Ik zie geen nadelen.’
Missen face-toface contact (1)
‘Onpersoonlijk, maar dat kun je oplossen door alsnog een afspraak te maken om elkaar in het echt te spreken. Als ik echt een vraag had is het wel handig om een persoonlijk gesprekje te hebben.’
Verplichting (1)
‘Ik denk dat sommigen het vervelend vinden om zoveel contact te houden zeg maar na de tijd. Er moet wel gekeken worden wie er behoefte aan heeft. Het moet vrijblijvend zijn.’
72 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
Misbruik social media (1)
Welke vorm
Facebook (5)
Mail (1)
Wat delen
‘Iedereen kan dan alles lezen en die gaan er dan vies gebruik van maken natuurlijk. Ik bedoel als iemand er zeg maar neerzet van ik ben zwanger geweest ofzo, heb abortus gepleegd of noem maar op. Iemand die haar dan helemaal niet kent kan het dan tegen haar gebruiken zeg maar.’ ‘Facebook, doet iedereen dus dat is wel het beste denk ik, het makkelijkst op iedereen te bereiken. Iedereen heeft nu ook aan smartphone en facebook dat kun je ook op je telefoon krijgen, dus dat is wel heel handig. De meeste mensen hebben dat denk ik wel.’ ‘Ik denk dat mail het meest zakelijk is. Dit gebruik ik ook wel veel.’
Whatsapp (2)
‘Op een smartphone bijvoorbeeld een groeps-whatsapp. Iets wat je op je telefoon kan doen en dan in een groep praten.’
Informatie (1)
‘Informatie over wat de bedoeling is tijdens het traject.’
Foto’s (3)
‘En na Assist, als je je doel hebt gekozen, dat je bijvoorbeeld een foto laat zien waar je bent gekomen.’
Op de hoogte houden (7)
‘Ehm zoals die switch zeg maar, dat ik van niveau ¾ naar niveau 2 ben gezakt, maar dat het wel goed gaat zeg maar, gewoon een beetje hoe het nu met me gaat.’
Ervaringen delen (3)
‘Mijn broertje heeft het traject heel anders ervaren dan ik. Hij heeft wel hetzelfde traject gevolgd. Iedereen ervaart het anders. Dit merkte ik ook wel in onze groep zelf. Als je ervaringen kan delen kan je elkaar ook helpen om positief te gaan denken.’
Mogelijkheid tot vragen stellen (4)
‘Maar ook wel als er een vraag is, dat je gewoon in het midden kan posten en dat iedereen daar op kan reageren. Iedereen naar eigen behoefte.’
73 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
Belangrijk
Toegankelijk privé-gedeelte
Toegankelijk algemeen
Gezelligheid (4)
‘Het moet natuurlijk niet allemaal te serieus zijn, het moet wel een beetje gezellig blijven. Anders denk ik wel dat er iets minder gebruik van wordt gemaakt. Ik ken wel een paar uit mijn groep die nooit serieus kunnen zijn, die zitten alleen te ouwehoeren dus ja.’
Chat (2)
‘Een chat is ook wel gemakkelijk, je hebt toch niet iedereen z’n nummer.’
Vragen beantwoorden (1)
‘Als anderen een vraag stellen zou ik daar wel op reageren, als ik de vraag kan beantwoorden of hun verder kan helpen.’
Mogelijkheid tot vragen stellen (4)
‘Dat je gelegenheid hebt om hulp te krijgen. En dat dit gewoon duidelijk aangegeven moet worden dat dit niet gek is.’
Afgeschermd (1)
‘Ik vind het belangrijk dat het afgeschermd is, maar ik zou er dan zelf toch niet alles opzetten.’
Mogelijkheid tot face-to-face contact (4)
‘Het zou wel belangrijk zijn dat je gewoon eigenlijk contact kunt zoeken, ook privé. Die mogelijkheid moet er wel zijn.’
Docenten (8)
‘Het moet natuurlijk ook voor docenten toegankelijk zijn. Ik vind ook dat de mogelijkheid er moet zijn om alleen met een docent te praten, bijvoorbeeld via een chat.’
Alle deelnemers PFS (2)
‘Ik denk dat het met meerdere groepen van PFS in contact komen wel handig is, want iedereen denkt er anders over en kan een ander antwoord hebben. Hoe meer meningen hoe beter.’
Deelnemers per groep (6)
‘Ik vind zelf alleen de groep. Het moet wel afgeschermd zijn. Niet dat de rest het niet mag weten, maar niet iedereen hoeft het te weten. Alleen de groep waarin ik heb gezeten vind ik, hun ken ik en de rest heb ik niets mee.’
Overige bezoekers (4)
‘Iedereen moet het wel kunnen zien. Voor mensen die niet weten wat ze 74
NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
gedeelte
moeten met school dan kunnen ze daarna kijken. Dan denken ze: misschien kan ik dit traject doen en dat ze dan vragen kunnen stellen.’
Doeleinden
Rolverdeling
Eigen rol
Oude groep
Groep in stand houden (5)
‘Ehm, dat nadat het traject is afgelopen dat je niet meteen alle contacten met iedereen verliest enzo en dat je daarna ook nog wel met contact met elkaar kunt houden.’
Steuntje in de rug (4)
‘Het is wel handig dat je een beetje sturing krijgt van buitenaf, een soort van steuntje in de rug.’
Mogelijkheid tot vragen stellen (5)
‘Dat je met eventuele vragen of als je gewoon hulp nodig hebt dat je daar dan terecht kan.’
Makkelijker communiceren (1)
‘Betere communicatie onderling, dan kan iedereen z’n zegje doen. Dat vind ik in de groep nogal lastig, mensen die niet zoveel zeggen komen normaal in de groep helemaal niet aan bod.’
Ervaringen delen (2)
‘Kijk als ik iets zou tegenkomen wat ik zelf ook heb meegemaakt uit mijn eigen ervaring dan deel ik dat wel.’
Lezer (2)
‘Ik ben wel de lezer, haha. Ik zou het wel lezen ja, ik ben wel nieuwsgierig bijvoorbeeld naar anderen.’
Reageren op vragen (6)
‘Als iemand van de groep een vraag in de groep gooit, dan zou ik wel reageren voor zover ik kan helpen. Ik probeer wel altijd te helpen, het is dus niet zozeer voor mezelf maar wel voor anderen.
Vragen stellen (3)
‘Als ik vragen zou hebben, zou ik ze zelf ook wel stellen. Stel dat ik een stageplek nodig heb ofzo, misschien hebben hun nog wel ideeën.’
Op de hoogte houden (4)
‘Van de groep zou ik wel willen weten van ja hoe gaat het nou, wat doe je? Gaat het gewoon goed überhaupt, gewoon dat soort kleine dingetjes.
Reageren op vragen (4)
‘Als ik bijvoorbeeld met iets zit en ik zeg tegen hen ik weet dat jij dit ook hebt gehad, kun je me hierbij helpen? 75
NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
En dat ze je dan helpen, dat deden we toen ook wel.’
Docenten
Aanwezigheid docenten
Verantwoordelijkheid
Checken (1)
‘De mensen die in de groep zelf zitten, dat die gewoon af en toe een keer checken.’
Vrijblijvende rol (4)
‘Ik vind als hun het handig lijkt dan kun je er gebruik van maken, het is wat je zelf wilt. Je moet het zelf kunnen kiezen.’
Interesse tonen (3)
‘Ik denk dat de docenten daar toch wel alles bij moeten houden. En vragen hoe het met de mensen gaat in de groep. Gewoon in één keer de hele groep aanspreken.’
Reageren op vragen (8)
‘Als we vragen hebben dat de docenten er op antwoorden en niet denken van laat maar zitten. Anders hebben we er natuurlijk nog niets aan.’
Zelf posten (2)
‘Het zou wel leuk zijn als ze er zelf ook een topic op plaatsen, dat ze er zelf ook af en toe wat op gooien.’
Controleren (3)
‘Ze moeten wel reageren als het echt uit de hand gaat lopen ofzo, dat soort dingen wel. Beetje in de gaten houden, beetje op de achtergrond blijven. En dat ze er alleen mee gaan bemoeien als het echt nodig is.’
Maandelijks (2)
‘Eén keer in de maand is denk ik wel genoeg. Dat hoeft echt niet elke dag.’
Wekelijks (4)
‘Ik vind dat ze wel om de paar dagen moeten kijken of één keer in de week ofzo, het hoeft ook niet teveel te worden. Gewoon af en toe kijken of er nog een vraag is.’
Dagelijks (2)
‘Ik denk dat een docent het dagelijks moet updaten. Maar het hoeft niet zo te zijn dat hij elk uur er op zit, maar wel af en toe kijken.’
Docenten (2)
‘Die ligt bij docenten, zij moeten in de gaten houden wat er gebeurd.’
Deelnemers (6)
‘De verantwoordelijkheid ligt bij je 76
NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
zelf. Dat moest tijdens het traject ook. Met stage moest je er ook zelf achteraan.’
77 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
Bijlage VI
Labelschema docenten
De docenten konden meerdere antwoorden geven. In het labelschema zijn de antwoorden daarom onder meerdere sublabels verdeeld. HOOFDLABEL LABEL SUBLABEL FRAGMENT Nazorg Hoe Telefoon (3) ‘Het kan ook wel eens een telefoontje geconstateerd zijn van: ik zit nu hier mee.’
Ontstaan contact
Aard van contact
Via-via (1)
‘De ene keer komen ze binnen lopen of bellen ze, maar ook wel vaak via-via, dat ze iemand uit de groep aangesproken hebben: het gaat toch niet helemaal lekker. En dat die ander dan wel durft te bellen.’
Langskomen (7)
‘Je hebt vaak deelnemers die na het traject terugkomen omdat ze nog met allerlei vragen zitten.’
Blijven ‘hangen’ (1)
‘Er blijven regelmatig jongeren ‘hangen’ nadat het eigenlijk klaar is, ze blijven toch nog bij elkaar om het groepsgevoel vast te houden.’
Vanuit deelnemers (7)
‘Vanuit de deelnemers zelf. Ze hebben zelf contact gezocht.’
Vanuit verwijzers (2)
‘Soms op initiatief van de verwijzer. Die zegt van: Goh, zou je eens willen bellen met die leerling? Want wij op de opleiding merken dat de leerling terugvalt in oude patronen.'
Vanuit docenten (2)
‘Zelf houd ik de contacten ook nog wel, ik bel ze op of laat ze langskomen.’
Puur toeval (1)
‘Ik bel ze niet, ik kom ze vooral tegen. Puur toeval.’
Hulpvraag (4)
‘Je hebt heel vaak wel deelnemers die na het traject weer terugkomen en met allerlei vragen zitten’
Missen groepsgevoel (2)
‘Nadat het eigenlijk klaar is blijven ze toch nog bij elkaar om het groepsgevoel vast te houden.’
Zaken ter afronding (4)
‘Er zijn wel zaken in gang gezet, maar het is bijvoorbeeld nog niet concreet. Er moeten nog bepaalde afspraken gemaakt worden bijvoorbeeld bij een opleiding/werkveld.’ 78
NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
Behoefte docent
Kenmerken nazorgtraject algemeen
Succesverhaal (3)
‘Het is niet altijd dat ze komen met een hulpvraag, maar ook om successen te delen: het gaat fantastisch en ik voel me hartstikke fijn.’
Ervaring delen met nieuwe groep (3)
‘We vragen soms: wil je eens je praatje doen voor de andere groep, want ja, jij bent wel een voorbeeld…’
Gezelligheid (6)
‘Ik was toch in de buurt en ik heb hier een leuke tijd gehad en ik weet dat ik welkom ben, dus ik kom gezellig nog even binnen.’
Steuntje in de rug (6)
‘Soms komen ze binnen.. dat ze weer even de boost opkomen halen, om daarin verder te kunnen.‘
MDO (1)
‘We hebben bijvoorbeeld een MDO gehad, om vanuit ons inzicht wat betreft de deelnemer te delen.’
Alleen professionele behoefte (5)
‘Ik heb behoefte aan een vervolg en overdracht. Ik wil dat het traject goed afgerond wordt.'
Alleen menselijke behoefte (6)
‘Ja de menselijke behoefte is er wel omdat je tien weken natuurlijk betrokken bent geweest, maar ik vind het belangrijk, zeker voor de kwaliteit die wij willen leveren om het los te laten en daar niet te lang aan te willen/moeten trekken. Voor mezelf ja, maar professioneel gezien niet.’
Voortbestaan oude groep (2)
‘Ik denk dat vooral de oude groep centraal moet staan en dat die elkaar ook heel veel kunnen helpen, want dat is iets wat ze hier leren.’
Mogelijkheid tot groepscontact (2)
‘Wat ik heel graag wil is dat het met de oude groep gaat gebeuren. We hebben hier een netwerk opgezet en dat wordt zo belangrijk voor ze, het wordt een heftige groepsdynamica, ze kennen elkaar zo verschrikkelijk goed, vaak nog beter dan hun eigen vrienden, omdat hier alles op tafel wordt gelegd.’
79 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
Mogelijkheid tot individueel contact met docenten (2)
‘Dat ze een plek hebben waar ze ook kunnen sparren met een van ons, als docenten’
Oplossingsgericht werken (3)
‘Met het oog op de methode vooral het oplossingsgericht werken, dus niet in problemen denken. Je hoopt ze op die manier mee te nemen, dat blijven denken in oplossingen.’
Laagdrempelig (5)
‘Het moet laagdrempelig zijn, als iemand hier is geweest dan is de drempel al laag. Maar als je een paar weken of misschien maanden geen contact hebt gehad wordt het steeds lastiger. Dus als je dit kunt bij houden op de een of andere manier waardoor het gemakkelijker is en dat ze op die manier terug kunnen komen, is dat een goed plan.’
Doelgericht (4)
‘Het moet een doel hebben, het moet werken, het moet nut hebben.’
Veiligheid (3)
‘Het moet niet van de hele wereld zijn, maar van de mensen die zij vertrouwen.’
Gestructureerd (3)
‘Ik zou het graag meer georganiseerd en gestructureerd willen zien, niet aan het toeval overlaten.’
Aantrekkelijk (1)
‘Het moet wel aantrekkelijk zijn voor de deelnemers, het moet er tof uitzien zodat ze het vaak gaan gebruiken.’
Actief in gebruik (1)
‘Het moet gebruikt worden door mensen, de motor moet blijven lopen, het moet niet langzaam uitsterven.’
Activiteiten posten (1)
‘Misschien kan er bepaald nieuws worden bijgevoegd. Zodat het up-todate blijft. Misschien kan er vanuit daar wat georganiseerd worden.’
Beveiligd (3)
‘Ik vind het heel belangrijk dat het beveiligd is. Je wilt niet de vuile was buiten hangen, dat willen ze zelf ook niet en na de 10 weken is vaak het vertrouwen er, maar ze zijn over het algemeen best wel achterdochtig.’
80 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
Social media
Ervaringen
Toekomstgericht (1)
‘Toekomstgericht, denken vanuit mogelijkheden en sterke kanten.’
Groepsdynamica (1)
‘Je hebt er altijd een aantal in de groep die denken in oplossingen lastig vinden, maar je hebt er ook altijd sterren tussen zitten die dit heel gemakkelijk kunnen. Dus als je op die manier de groepsdynamica hiervoor kunt gebruiken om in oplossingen te denken, hoeft het leven vaak wat minder zwaar te zijn.’
Efficiënt (3)
‘Het moet efficiënt. Mensen zijn lui in de basis, het moet niet te veel moeite kosten maar je wilt wel zoveel mogelijk bereiken.’
Toegankelijk (2)
‘Het moet laagdrempelig zijn vooral en heel toegankelijk voor de deelnemers.’
Bewustzijn van een nazorgtraject (1)
‘Wat belangrijk is lijkt me voornamelijk dat jongeren bewustzijn van het feit dat er een plek is waar ze terecht kunnen, en dat ze een lijntje hebben, dat er iemand voor hen is.’
Vrijblijvend (1)
‘Vrijblijvendheid van jongeren, ze moeten het wel willen.
Mogelijkheid faceto-face (2)
‘Ik zie het niet als een vervanging, dat kan ook niet want je zult altijd, met name in dit werk, face-to-face contact moeten hebben.’
Tijdsgebonden nazorg (2)
‘Misschien moet je er wel een beperkte inlogcode aanhangen. De nazorg is bijvoorbeeld voor de periode van een jaar en na een jaar is de code verlopen en kan je er niet meer op, of je moet verlenging aanvragen.’
Jongere staat centraal (1)
‘De jongere moet de hoofdrol spelen in het hele verhaal, want daar gaat het om.’
Positief (5)
‘Ik heb er positieve ervaringen mee. Ik vind het leuk en ben wel een nieuwsgierig beestje. Ik vind het ook leuk om mensen uit het verleden op te graven en te kijken hoe het met ze gaat. Ik raak ook best vaak 81
NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
geïnspireerd door Facebook.’
Vormen
Hoe vaak
Waarvoor gebruiken
Negatief (3)
‘Ik gebruik het niet omdat ik het contact op die manier niet echt leuk vind. Mijn behoefte ligt er niet om van alles met andere mensen te delen.’
Facebook (5)
‘Facebook is helemaal hot. Het is universeel en je bent gelijk in verbinding met de rest. Alle grenzen vervagen.’
Twitter (1)
‘Twitter heb ik ook.’
Hyves (6)
‘Hyves heb ik wel maar daar doe ik niet zoveel meer mee.’
LinkedIn (3)
‘Ik zit op LinkedIn voor mijn zakelijke contacten.’
Youtube (1)
‘Youtube zit ik ook wel op.’
MSN (1)
‘Msn heb ik vroeger ook gedaan.’
Constant (4)
‘Ik heb constant mijn Facebook aan. Nou ja, het is niet zo, als ik aan het werk ben, ben ik aan het werk. Dan maak ik er geen gebruik van, maar over het algemeen check ik het regelmatig. Ik ontvang het ook op mijn mobiel.’
Een uur per dag (1)
‘Elke dag wel een uur sowieso.’
Weinig (2)
‘Weinig, ik gebruik LinkedIn en kijk mee met mijn kinderen op Facebook. ’
Nooit (1)
‘Nooit, ik weet dat het bestaat, verder niet. Ik maak er geen gebruik van omdat ik tot nu toe geen interesse heb, te oud denk ik.’
Sociale contacten (3)
‘Mijn doel is socializen, in contact blijven met heel veel mensen.’
Zakelijke contacten (2)
‘Ik zit op LinkedIn voor mijn zakelijke contacten.’
Nieuwsgierigheid (5)
‘Uit nieuwsgierigheid. Soms ben ik wel eens verdwaald op Facebook en dan denk ik: Huh, hoe ben ik hier in godsnaam terecht gekomen haha.’ 82
NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
Voordelen social media in een nazorgtraject
Informatie krijgen (3)
‘Informatie krijgen wat je normaal niet ziet, dat vind ik dan wel weer leuk, een soort grote nieuwsbron.’
Vermaak (2)
‘Het is gewoon een invulling, omdat ik het leuk vind. Tijdverdrijf en vermaak.’
Zelf posten (4)
‘Ik zet er zelf ook wel eens wat op. Niet ik ga bolletjes eten of mijn hond is ziek. Meestal zet ik er foto’s en filmpjes op.’
Chatten (1)
‘Soms chatten, omdat je toevallig online bent.’
Spotify (1)
‘Ik heb Spotify gelinkt aan Facebook en daar ben ik grondig gebruiker van. Via Facebook zie ik de playlist van andere mensen.’
Laagdrempelig (5)
‘Ook een stukje meer eerlijkheid en openheid misschien wel, als je iets op je telefoon typt, kan het zijn dat je makkelijker iets zegt, het is laagdrempeliger.’
Groep in stand houden (4)
‘Dat de groep in stand kan blijven, dat ze elkaar nog kunnen gebruiken en feedback kunnen geven aan elkaar of feedback krijgen als er wat is.’
Op de hoogte blijven jongeren (5)
‘Ik denk dat het gebruik van een sociaal netwerk, ja dat het ook wel voor ons zelf als docenten prettig is om te kijken van waar is iemand gebleven.’
Evalueren traject (2)
‘Je kunt ook via het sociale netwerk er achter komen of hetgeen wat wij doen, of dat voor de deelnemer prettig. Een stukje evaluatie.’
Vroegtijdig ingrijpen (2)
‘Ik denk dat als je al contact hebt met de mensen dat je eerder kunt ingrijpen, als er een hulpvraag ontstaat. Er kan gelijk actie ondernomen worden, je kunt vroegtijdig ingrijpen.’
Verbindende rol met verwijzers (1)
‘Autotechniek stuurt bijvoorbeeld iemand naar Pfs. Pfs werkt hieraan en 83
NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
stuurt hem weer terug. Als je de verwijzers ook betrekt binnen social media dan heeft het ook een verbindend effect.’
Nadelen social media in een nazorgtraject
Herinneren aan tools (1)
‘Omdat je er sneller bij bent en omdat het makkelijker vragen stellen is, zodat je ze nog even kunt herinneren aan de tools: denk eens in oplossingen, weet je nog hoe het werkt, wat kun je nu doen.’
Mogelijkheid tot vragen stellen (4)
‘Voordeel is dat ze af en toe een vraag kunnen stellen.’
Bereikbaar(2)
‘Voor mij is het heel belangrijk dat je ze altijd weet te bereiken, want hoe moeilijk is dat: telefoonnummers die om de haverklap veranderen.’
Groep helpt elkaar(1)
‘Wat ik heel leuk vind is dat ze met elkaar de contacten kunnen houden en elkaar kunnen helpen.’
Toegankelijk (1)
‘Bijna iedereen heeft tegenwoordig wel toegang tot internet, op de mobiel ook. Iedereen kan er heel makkelijk bij, makkelijk toegankelijk.’
Vrijblijvend (2)
‘Het is wel redelijk vrijblijvend. Als je het wil doen kan het en als je het niet wil doe je het niet.’
Snel en effectief communiceren (2)
‘Veel sneller en effectiever communiceren met elkaar. Je hebt zoveel sneller toegang tot alles en iedereen en tot elkaar en met elkaar.’
Gezelligheid (1)
‘..of gewoon even kletsen hoe leuk het hier was.’
Tijd investeren (4)
‘Er moet tijd in geïnvesteerd worden.’
Missen face-toface contact (4)
‘Ik kijk mensen altijd heel erg aan als ik met ze praat, ik wil iemand z’n reactie zien en dat heb je dan niet. Als ik een berichtje typ lees ik dat op mijn eigen manier en dan komt wel eens miscommunicatie voor.’
Misbruik social media (1)
‘Ik denk dat de veiligheid heel strak gewaarborgd moet worden, dat er geen misbruik van wordt gemaakt. Je 84
NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
zit natuurlijk niet te wachten op dat er bedreigingen of aparte foto’s komen.’
Waar de gekozen vorm aan moet voldoen
Pakkend houden (2)
‘Je moet het pakkend houden en hoe houd je het pakkend? Er moet wel input blijven. Ik denk dat dat het moeilijkst is om dat te bewaken, want hoe houdt je input?’
Schenden privacy (3)
‘Ik heb er heel erg moeite mee dat ik gecheckt wordt door Jan en alleman. Iemand zoekt mij dan op en dan denk ik: wat bezielt hem nou om mij op te zoeken? Dat bedoel ik ook met privacy.’
Gevolgen niet overzien (1)
‘Een nadeel is ook wel dat mensen in zijn algemeenheid niet zo bewust zijn van waar de grenzen liggen. Ze gooien zoveel op internet: waar ze wonen, wanneer ze er wel en niet zijn. Alles wat je doet heeft z’n gevolgen en dat is moeilijk in te schatten voor mensen en juist voor mensen die kwetsbaar zijn.’
Passende vorm kiezen (2)
‘Het zal vooral moeilijk zijn om de juiste vorm uit te kiezen en om deze passend te maken in onze behoeften en of dat mogelijk is in de bestaande social media of dat er een nieuw iets ontwikkeld moet worden, waarvan ik denk dat het gevaarlijk is omdat het onbekend is’
Groepscontact/ forum (4)
‘Ik denk dat het wel handig is dat er per groep een forumpje is, waar andere mensen dus niet in kunnen. Dat mensen met elkaar in de groep vragen kunnen stellen.
Individueel contact (2)
‘Het moet wel een groepsgebeuren zijn maar het moet ook mogelijk zijn om één op één contact te hebben met docenten.´
Quotes (1)
‘Wat ook leuk is zijn leuke quotes, die inspirerend zijn, om nieuwe energie te geven.’
Professioneel account (2)
‘Ik zou er moeite mee hebben als mijn privé-account van social media er aan 85
NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
gekoppeld zou worden. Ik zou graag een professioneel profiel willen hebben. Ik wil niet dat mijn leven vermengd word en in elkaar over gaat lopen.’ Afgeschermde groepen (4)
‘Afgesloten groepen zou ik heel fijn vinden, dat zou denk ik wel werken, bijvoorbeeld PFS 1, PFS 2, enz. Ik denk niet dat anderen bij elkaar i moeten want dan ga je het groepsgedeelte wat er is gecreëerd in 10 weken weggooien.’
Persoonlijk maken (3)
‘Iets wat je eigen kunt maken is leuker, het moet niet te zakelijk zijn.’
Aansluiten bij niveau en belevingswereld (3)
‘Het moet aanlokkelijk zijn, het moet interessant zijn, het moet niet te zakelijk zijn: het moet aansluiten bij hun niveau en belevingswereld.’
Informatief nieuws (1)
‘Misschien ook wel een stukje informatief nieuws. Daarmee bedoel ik kleine kopjes die betrekking hebben op school of een opleiding.’
Openbaar gedeelte ‘Ik zou graag ook een stuk informatie (1) willen geven over wat Playing for Succes te bieden heeft. Als er mensen op komen dat ze informatie kunnen krijgen.’ Welke vorm
Geen beeld (4)
‘Over de invulling van social media heb ik geen beeld, dat is niet mijn generatie.’
Facebook (4)
‘Mijn voorkeur gaat uit naar Facebook, dat lijkt mij op het eerste idee het gemakkelijkst te realiseren. Ik denk dat dat het meest leeft.’
Whatsapp (1)
Maar je hebt ook whatsapp waarbij je groepsberichten met elkaar versturen kunt, dus dat zou ook iets kunnen zijn.’
App (1)
‘Of een app, waarom niet. Waarbij je met de groep berichten sturen kunt maar ook met een docent.’
Forum (1)
‘Ik denk dat het bijvoorbeeld handig zou zijn dat er per groep een forum 86
NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
zou zijn, waar andere mensen dus niet in kunnen. Chat (5)
Wat delen
Wat is belangrijk
Alles waar behoefte aan is (3)
‘Een chat lijkt me wel leuk trouwens, een MSN-idee krijg ik hierbij.’ ‘Alles waar mensen behoefte aan hebben, wat ze kwijt willen. Ik denk dat mensen zelf de inschatting kunnen maken wat wel en niet kan.’
Foto’s (1)
‘Het moet niet alleen zakelijk zijn. Ik zou het ook leuk vinden als ze bijvoorbeeld een fotootje doen van een kat die ze hebben gekocht.’
Foto’s/filmpjes/ vragen/quotes in relatie met het traject (2)
Je zou ook gebruik kunnen maken van hele positieve filmpjes, geüpload door docenten, als inspiratie, of een quote. Om eens terug te kijken naar PFS en hoe sta ik er nu in.’
Portfolio (1)
‘Op het forum mogen wel de onderwerpen komen te staan die wij ook bespreken in de 10 weken. Dat kan zijn het portfolio met beroepskeuze, kwaliteiten enzovoort.’
Veiligheid (3)
‘Veiligheid van de groep die er op werkt, dat ze geen rare taal/verhalen/foto’s delen, daar moeten we heel erg op toegespitst zijn.
Effectiviteit (2)
‘Het is heel belangrijk dat het echt gaat werken. Het moet een meerwaarde hebben.’
Bewustzijn van een nazorgtraject (1)
‘Belangrijk is, is dat er een plek is waar ze terecht kunnen. Dat ze zich daar bewust van zijn.’
Aansluiten bij de doelgroep (1)
‘Het moet leuk en toegankelijk.’
In stand houden groep (1)
‘Voor de deelnemers feedback ontvangen en in stand houden van de groep.’
Evalueren (2)
‘Daarnaast is het belangrijk om te evalueren, om het traject te verbeteren.’
87 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
Toegankelijk privé-gedeelte
Toegankelijk algemeen gedeelte
Op de hoogte blijven jongeren (2)
‘Het is belangrijk voor onszelf om te kijken hoe het met de groep gaat.’
Input houden (1)
‘Daarnaast is het up-to-date houden van de site ook erg belangrijk.’
Chat (1)
‘Chat is heel belangrijk, zowel onderling als met docenten. We hebben eraan gedacht dat een stagiaire een tijdstip pakt om de social media te checken en de chat bij te houden. Dan kan er wel verwezen worden naar ons.’
Docenten (6)
‘Ik denk dat voor ons, als docenten, alles toegankelijk moet zijn.’
Alle deelnemers PFS (2)
‘Het zou ook wel leuk zijn dat ze met andere groepen van PFS ervaringen kunnen delen.’
Deelnemers per groep (6)
‘Juist de veiligheid waarborgen. Ik denk dat het per groep van PFS gesloten moet worden gehouden. De groepen hebben verder onderling niks met elkaar te maken.’
Verwijzers (4)
Overige bezoekers (4) Doeleinden
‘Misschien een algemeen stuk en bijvoorbeeld een tweet-bericht van een deelnemer van wat je van dit traject vond en dat plaats je voor iedereen open, zodat bijvoorbeeld verwijzers het zouden kunnen zien. ‘Ook voor mensen die er nieuwsgierig naar zijn. Een stuk informatie wat je geeft wat PFS inhoudt.
Mogelijkheid tot stellen vragen is laagdrempelig (6)
‘Het doel moet zijn dat leerlingen laagdrempelig nog steeds met hun hulpvraag terug kunnen komen en dat wij kunnen kijken van wat doen we hiermee.’
Gezelligheid (1)
‘Daarnaast is het doel ook een stukje gezelligheid, denk ik. In de groep was het namelijk altijd heel gezellig en als het dan ineens stopt, missen ze misschien ook wel een stukje gezelligheid.’
Groep in stand
‘Het doel is de groep in stand houden 88
NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
Behoefte aan uitleg
houden (2)
en ervoor zorgen dat ze nog gebruik kunnen maken van onze faciliteiten die wij hebben.’
Evaluatie (1)
‘Het doel is ook een stuk evaluatie voor ons.’
Positief (3)
‘Als het op zo’n manier ingezet zal worden en waar ik zelf ook actief bij betrokken ben, dan wil ik wel alle ins en outs weten.’ ‘Nee, ik ben wel van deze tijd. Ik ben redelijk op de hoogte. En wat ik niet weet zoek ik zelf wel uit.’
Negatief (5)
Rolverdeling
Docenten
Stagiaires
Controleren (3)
‘Wij moeten wel controleren of er iets verkeerds op komt te staan waarvan we denken: hey doe dat maar niet.’
Zelf posten (stelling, filmpjes, etc.) (5)
‘Ik denk dat wij af en toe interessante uitspraken, inspirerende filmpjes, linkjes of informatie, een vacature, een nieuwe opleiding, open dagen, dat soort dingen er op moeten zetten.
Reageren op vragen (2)
‘Als er een specifieke vraag is naar een docent dan moet het gefilterd worden en dan gaan wij daar voor zitten.
Beheren (2)
‘Je moet in ieder geval je eigen groepen bijhouden, dat is je taak. Eens kijken of er wat speelt en of je daar nog wat in kwijt moet, of dat je nog wat steun moet bieden, of dat ze het zelf onder controle hebben.’
Afstemmen taakverdeling onderling (1)
‘De taken moeten in afstemming met collega’s gebeuren. Men moet met elkaar in overeenstemming zijn wat er op komt en als iemand een idee heeft, maar hij is niet handig met social media, dan kan ik het wel oppakken. De mensen die er minder handig in zijn, moeten wel ideeën aandragen, input.’
Mee kijken (1)
‘Mijn rol zou zijn gewoon meekijken, daar moet ik eerlijk in zijn.’
Controleren (2)
‘De eerste rol zou een stagiaire moeten zijn om na te pluizen en te checken hoe de site erbij staat. Letten op reacties, chatten noem maar op.’ 89
NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
Chatten (2)
‘Chat is heel belangrijk, zowel onderling als met docenten. We hebben er aan gedacht dat een stagiair een tijdstip pakt om de social media te checken en de chat bij te houden.’
Reageren op vragen (3)
Ik denk bijvoorbeeld voor een stagiaire dat het heel goed is om de vragen te beantwoorden. Zo kom je wel heel snel met de dingen in aanraking wat bij de doelgroep leeft. Uiteindelijk ligt de verantwoordelijkheid wel bij de docenten.’
Vrijblijvende rol (8)
‘Geen rol, gewoon hun eigen. Als ze willen dan is het goed, als ze niet willen ook. Het moet geen verplichting zijn.’
Eén persoon leidersrol (1)
‘Ik denk dat het handig is als je één voortrekker hebt, die ten eerste handig is en die ten tweede ook een beetje leuke input heeft. Vroeger had je ook een klassenvertegenwoordiger.’
Onderwerpen aandragen (1)
‘Onderwerpen aandragen, onderwerpen die bijvoorbeeld betrekking hebben op het traject.’
Wekelijks (7)
‘Wekelijks zou er sowieso iemand op moeten kijken.
Dagelijks (1)
‘Ik zal zelf denk ik dagelijks wel even kijken, dit doe ik ook op Facebook.’
Afhankelijk van situatie dagelijks (5)
‘Eén keer in de week ga ik zeker vanuit, mocht het zo hard spelen dan zou het wel dagelijks kunnen.’
Verantwoordelijkheid beheer
Docenten (7)
‘De verantwoordelijkheid moet bij de docenten liggen. Wij hebben dit bedacht en gaan hiermee aan het werk. De verantwoordelijkheid ligt bij ons, hoe de dingen gebeuren en hoe het vorm wordt gegeven. Wij moeten de veiligheid waarborgen.’
Verantwoordelijkheid input
Docenten (4)
‘Alle docenten moeten wel eens vragen hoe het met de leerlingen is, alle docenten moeten naar behoefte
Deelnemers
Aanwezigheid docenten
90 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
er wat opzetten.’
Implementatie nazorgtraject
Deelnemers (4)
‘Ik vind het reëel dat wij soms vragen hoe het met iedereen gaat, maar de verantwoordelijkheid ligt wel bij de persoon zelf. Zij zijn zelf verantwoordelijk voor wat ze laten zien.’
In het lesprogramma (8)
‘Ik denk dat je het in het traject al moet verkopen aan de deelnemers. Je moet ze er bijvoorbeeld kennis mee laten maken, zodat ze er al mee bezig kunnen. Of misschien thuis al contact onderhouden. Het moet geïmplementeerd worden.’
Gedragsregels (6)
‘Ik denk dat er ook in de les, duidelijke richtlijnen aangegeven moeten worden, ook op zo’n site, zo van wat wel en niet mag.’
Gedragsregels met alleen wat wél mag (1)
‘Ik denk dat je weerstand oproept. In de groep is de toon al gezet over hoe je met elkaar omgaat en dat moet doorgezet worden. Je kunt ook een lijst maken met wat juist wél mag.’
91 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
Bijlage VII
Evaluatieformulier opdrachtgever
92 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA
93 NA(AR) ZORG MET SOCIAL MEDIA