1
Statuten Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zeevisserij
NAAM EN ZETEL Artikel 1 1. De stichting draagt de naam: Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zeevisserij. 2. De stichting is gevestigd te Amsterdam. DEFINITIES Artikel 2 In deze statuten wordt verstaan onder: a. het fonds:de in artikel 1 bedoelde stichting; b. het bestuur:het in artikel 9 bedoelde bestuur; c. de wet:de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000; d. de werkgever:de in Nederland gevestigde natuurlijke persoon, rechtspersoon, rederij of vennootschap, die de zeevisserij dan wel de haringgroothandel uitoefent; e. de zeevisserij:het vissersbedrijf uitgeoefend met vaartuigen, waarvoor door het Hoofd van de Scheepvaartinspectie een certificaat van deugdelijkheid is afgegeven geldig voor vaargebied liggende buiten vijftien (15) mijl van de Nederlandse kust, doch met uitzondering van de walvisvaart; f. de haringgroothandel:het bedrijf van het verhandelen in het groot van haring; g. het zeevissersvaartuig:het vaartuig als bedoeld onder e dat gebruikt wordt voor de uitoefening van de zeevisserij; h. de werknemer:degene die ingevolge een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in loondienst is van een werkgever; i. de accountant:een accountant als bedoeld in artikel 2:393, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek; j. de Nederlandsche Bank:De Nederlandsche Bank N.V. VRIJWILLIGE AANSLUITING Artikel 2A 1. Vrijwillige aansluiting is mogelijk voor de in Nederland gevestigde natuurlijke of rechtspersoon, die een aan de bedrijfstak zeevisserij verwante tak van bedrijf uitoefent. 2. Vrijwillige aansluiting als bedoeld in het eerste lid is slechts mogelijk indien: a. de loonontwikkeling bij de natuurlijke of rechtspersoon ten minste gelijk is aan de loonontwikkeling die geldt voor werkgevers als bedoeld in artikel 2, onderdeel d,en de natuurlijke of rechtspersoon deelneemt in de sociale fondsen die voor die werkgever actief zijn of zullen zijn; of
2
b. er sprake is van een groepsverhouding tussen de natuurlijke of rechtspersoon en een werkgever; of c. dit aansluitend gebeurt aan een periode waarin de natuurlijke of rechtspersoon wel onder de werkingssfeer van het bedrijfstakpensioenfonds viel. 3. De vrijwillige aansluiting wordt neergelegd in een overeenkomst tussen het fonds en de vrijwillig aan te sluiten onderneming. Het fonds is bevoegd in deze uitvoeringsovereenkomst inzake vrijwillige aansluiting nadere voorwaarden te stellen. WERKINGSSFEER Artikel 3 De werkingssfeer van het fonds betreft de werkgevers in de zin van deze statuten. DOEL EN MIDDELEN Artikel 4 1. Het fonds heeft ten doel binnen de kring van de aangesloten werkgevers en overeenkomstig de bepalingen van deze statuten en van het pensioenreglement van het fonds, werknemers en gewezen werknemers alsmede hun nagelaten betrekkingen te beschermen tegen geldelijke gevolgen van ouderdom en overlijden. 2. Het fonds tracht dit doel te bereiken door: a. overeenkomstig de bij het pensioenreglement van het fonds te stellen regelen uitkeringen toe te kennen bij ouderdom en overlijden; b. andere wettige middelen, die tot het bereiken van het doel bevorderlijk kunnen zijn. 3. Het fonds werkt volgens een actuariële en bedrijfstechnische nota. In deze nota is een omschrijving opgenomen van de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het bepaalde bij en krachtens hoofdstuk 6 van de Pensioenwet. 4. Het bestuur van het fonds legt de nota alsmede iedere wijziging daarvan onverwijld over aan de Nederlandsche Bank. GELDMIDDELEN Artikel 5 De inkomsten van het fonds bestaan uit: a. de bijdragen van de aangesloten werkgevers en de werknemers; b. de inkomsten uit beleggingen; c. andere baten. AANGESLOTEN WERKGEVERS Artikel 6 Aangesloten werkgever is de werkgever die: a. onder de werkingssfeer van het fonds valt en die krachtens artikel 2 van de wet verplicht is tot naleving van het bij of krachtens de statuten en het pensioenreglement bepaalde; of
3
b.
niet onder de werkingssfeer van het fonds valt, maar die op een daartoe strekkend verzoek ten behoeve van zijn werknemers of een groep van zijn werknemers door het bestuur als zodanig is aanvaard en die hiertoe een uitvoeringsovereenkomst inzake vrijwillige aansluiting heeft gesloten met het fonds. Het fonds is bevoegd bij het aangaan van een uitvoeringsovereenkomst inzake vrijwillige aansluiting nadere voorwaarden te stellen. DEELNEMERS Artikel 7 1. Deelnemer is: a. de werknemer, die verplicht is tot deelneming in het fonds krachtens artikel 2 van de wet; b. de werknemer, die, niet verplicht zijnde tot deelneming in het fonds, ingevolge een met zijn werkgever gesloten uitvoeringsovereenkomst inzake vrijwillige aansluiting door het bestuur als deelnemer is toegelaten; c. degene, die deelnemer was als bedoeld onder a of b en de deelneming individueel voortzet. 2. De toelating van een deelnemer als bedoeld in het vorig lid onder b is alleen mogelijk, indien de werkgever voor alle werknemers in zijn dienst, die tot eenzelfde groep behoren, toelating verzoekt. 3. Voortzetting van de deelneming als bedoeld in het eerste lid onder c geschiedt op de wijze en onder de voorwaarden als bepaald bij of krachtens het pensioenreglement. 4. De hoedanigheid van deelnemer, als bedoeld in het eerste lid van dit artikel wordt, wanneer deze zou eindigen of al is geëindigd behouden respectievelijk herkregen, indien en zolang de premie volgens de bepalingen van het pensioenreglement in verband met zijn arbeidsongeschiktheid geacht wordt voor hem aan het fonds te zijn voldaan. AANMELDING Artikel 8 De aangesloten werkgever is gehouden de in zijn dienst zijnde werknemers, welke verplicht zijn tot deelneming, op een door het fonds bepaalde wijze als deelnemers bij het fonds aan te melden, zodra de verplichting tot deelneming ontstaat. BESTUUR Artikel 9 1. Het bestuur bestaat uit vier leden. Elk lid heeft een plaatsvervanger. Bij ontstentenis of belet van een bestuurslid treedt zijn plaatsvervanger als zodanig op. 2. De leden en de plaatsvervangende leden van het bestuur worden aangewezen met inachtneming van het beginsel van pariteit van werkgeversleden en werknemersleden. Dezelfde pariteit wordt in acht genomen ten aanzien van de door het bestuur uit zijn midden aan te wijzen commissies.
4
3.
4.
5.
6.
7.
De leden van het bestuur worden voorgedragen door werkgevers- en werknemersorganisaties en zij worden, bij gebleken geschiktheid, benoemd door het bestuur. De voordracht van de leden is voorbehouden aan de volgende organisaties: a. één lid door de Redersvereniging voor de Zeevisserij, gevestigd te ‘s Gravenhage; b. één lid door de Nederlandse Bond van Haringhandelaren, gevestigd te ‘s Gravenhage; c. één lid door de CNV Vakmensen, gevestigd te Houten; d. één lid door FNV Bondgenoten, gevestigd te Utrecht. De plaatsvervanger van elk lid wordt voorgedragen door de organisatie welke het lid voordraagt. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter, een plaatsvervangend voorzitter, een secretaris en een plaatsvervangend secretaris. Het bestuur heeft de mogelijkheid om te kiezen voor een onafhankelijk voorzitter zonder stemrecht. In dat geval kiest het bestuur uit haar midden een vice-voorzitter en een secretaris. De functies van vice-voorzitter of voorzitter en plaatsvervangend voorzitter worden in de even kalenderjaren vervuld door werkgeversleden en in de oneven kalenderjaren door werknemersleden. Omgekeerd worden de functies van secretaris en plaatsvervangend secretaris in de oneven kalenderjaren vervuld door werkgeversleden en in de even kalenderjaren door werknemersleden. De leden van het bestuur worden worden per één januari tweeduizend twaalf als volgt benoemd: - één werkgeversbestuurslid en één werknemersbestuurslid voor twee jaar; - één werkgeversbestuurslid en één werknemersbestuurslid voor drie jaar; Na afloop van deze periode zijn zij terstond opnieuw benoembaar voor één of meerde periodes van vier jaar. Behalve door periodiek aftreden eindigt het lidmaatschap van het bestuur door: a. bedanken; b. overlijden; c. een daartoe strekkend besluit van de organisatie, welke het lid heeft voorgedragen; d. een daartoe strekkend besluit van het bestuur, als bedoeld in artikel 13, vierde lid en/of het zestiende en zeventiende lid van dit artikel, voor zover betrekking hebbende op de vervanging van een niet functionerend bestuurslid.
5
8.
9. 10.
11.
12.
13. 14.
15.
16.
In een vacature wordt zo spoedig mogelijk na het ontstaan daarvan voorzien door de organisatie die, gelet op het bepaalde in het derde lid, daarvoor in aanmerking komt. Bij vervulling van een tussentijdse vacature heeft het nieuwe lid zitting tot het einde van de lopende zittingsperiode, doch is na afloop van die termijn terstond opnieuw benoembaar. Gedurende het bestaan van een tussentijdse vacature behoudt het bestuur zijn volledige bevoegdheden. Hetgeen in deze statuten is bepaald ten aanzien van de leden van het bestuur, geldt evenzeer voor de plaatsvervangende leden. De bestuursleden richten zich bij de vervulling van hun taak naar de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en overige belanghebbenden en zij zorgen ervoor dat deze personen zich door hen op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. De deskundigheid van het bestuur dient naar het oordeel van de Nederlandsche Bank voldoende te zijn met het oog op de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en overige belanghebbenden. De voornemens, de handelingen of de antecedenten van de bestuursleden mogen de Nederlandsche Bank geen aanleiding geven tot het oordeel dat, met het oog op de belangen, bedoeld in het elfde lid, de betrouwbaarheid van de bestuursleden niet buiten twijfel staat. Het bestuur brengt elke wijziging in de samenstelling van het bestuur vooraf ter kennis aan de Nederlandsche Bank. Een wijziging als bedoeld in het dertiende lid wordt niet doorgevoerd indien de Nederlandsche Bank binnen zes weken na ontvangst van de melding, of, indien de Nederlandsche Bank om nadere gegevens of inlichtingen heeft verzocht, binnen zes weken na ontvangst van die gegevens of inlichtingen aan het bestuur bekend maakt dat zij niet met de voorgenomen wijziging instemt. Indien zich een wijziging voordoet van de antecedenten, bedoeld in het twaalfde lid, stelt het bestuur de Nederlandsche Bank daarvan onverwijld schriftelijk in kennis. Met inachtneming van het bepaalde in het zeventiende lid van dit artikel, kan een bestuurslid door het bestuur worden vervangen indien het desbetreffende bestuurslid: a. naar het oordeel van het bestuur niet (naar behoren) functioneert; b. in gebreke blijft te voldoen aan de aan het bestuurslidmaatschap gestelde verplichtingen en handelt in strijd met de statuten of reglementen van het fonds; c. naar het oordeel van het bestuur gedragingen verricht waardoor de goede naam of de belangen van het fonds worden geschaad; d. een taak of functie uitvoert die niet verenigbaar is met het bestuurslidmaatschap.
6
Een bestuursbesluit tot vervanging geschiedt schriftelijk door het bestuur met opgave van redenen en is onmiddellijk van kracht. 17. Het bestuurslid over wiens vervanging wordt beraadslaagd in de gevallen als genoemd in het zestiende lid van dit artikel, wordt in de desbetreffende vergadering de gelegenheid geboden om te worden gehoord en heeft het recht om zich te verdedigen of te verantwoorden. In afwijking van het bepaalde in artikel 10, derde en vijfde lid, dient een besluit tot vervanging te worden genomen met ten minste tweederde van de uitgebrachte stemmen in een vergadering waarin alle bestuursleden aanwezig zijn, met dien verstande dat de stem van het bestuurslid over wiens vervanging wordt beraadslaagd buiten beschouwing wordt gelaten. 18. Het bestuur vraagt – ingeval een bestuurslid naar het oordeel van het bestuur onvoldoende functioneert – de betrokken vertegenwoordigde organisatie om de voordracht van een nieuw bestuurslid.. 19. Het bestuur evalueert periodiek het functioneren van het bestuur als geheel en van de individuele bestuursleden. Hiertoe wordt jaarlijks door de voorzitter: - met elk bestuurslid een evaluatiegesprek gevoerd. In dit gesprek worden de volgende zaken getoetst: deskundigheid, competenties, houding, gedrag, naleving statutaire en reglementaire verplichtingen en naleving van gedragscode; en - de opleidingsbehoefte geïnventariseerd. BESTUURSVERGADERINGEN Artikel 10 1. Het bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter of ten minste twee leden zulks wenselijk achten, doch ten minste eenmaal per jaar. 2. De vergaderingen van het bestuur worden geleid door ofwel de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter of de vice-voorzitter. Bij gelijktijdige afwezigheid van de voorzitter/vice-voorzitter of voorzitter/plaatsvervangend voorzitter zal de vergadering geen doorgang vinden. 3. Geldige besluiten kunnen, tenzij deze statuten daaromtrent anders bepalen, genomen worden in vergaderingen, waarin ten minste één werkgeverslid en één werknemerslid aanwezig zijn, mits niet vóór de vergadering door één of meer bestuursleden bij de voorzitter schriftelijk bezwaren zijn ingediend tegen een op de agenda vermeld voorstel.
7
4.
Indien de voorzitter en secretaris dit wenselijk achten, kunnen in afwijking van het bepaalde in het voorgaande lid besluiten schriftelijk van het bestuur worden gevraagd. Onder “schriftelijk” wordt in dit verband ook begrepen “per e-mail”. Indien door één of meer leden van het bestuur binnen de daarvoor door de voorzitter gestelde termijn – in geval van besluitvorming per e-mail wordt deze termijn gesteld op acht werkdagen – bezwaar wordt gemaakt tegen de schriftelijke voorlegging of tegen het voorgelegde ontwerp-besluit, dient het besluit te worden genomen in een vergadering van het bestuur. Bij besluitvorming per email is het besluit alleen geldig, indien elk bestuurslid heeft gereageerd. 5. De besluiten van het bestuur worden, voorzover daarvan bij deze statuten niet wordt afgeweken, genomen bij volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Blanco stemmen en ongeldige stemmen worden als niet uitgebrachte stemmen beschouwd. 6. Stemming over zaken geschiedt hoofdelijk en mondeling. Stemming over personen geschiedt, behoudens indien de verkiezing bij acclamatie plaats vindt, bij gesloten en ongetekende briefjes. 7. Bij staking van stemmen over zaken wordt het nemen van een besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Indien de stemmen dan wederom staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Bij staking van stemmen over personen beslist het lot. 8. In de vergadering van het bestuur is de volgende stemverdeling van kracht: ‐ twee stemmen voor het bestuurslid namens de Redersvereniging voor de Zeevisserij; ‐ één stem voor het bestuurslid namens de Nederlandse Bond van Haringhandelaren; ‐ twee stemmen voor het bestuurslid namens CNV Vakmensen; ‐ één stem voor het bestuurslid namens FNV Bondgenoten. Bij afwezigheid van een bestuurslid brengt ieder van de werkgeversleden respectievelijk van de werknemersleden van het bestuur evenveel stemmen uit als er leden van de andere groep aanwezig zijn. OPROEPING VOOR DE VERGADERING VAN HET BESTUUR Artikel 11 1. De oproeping voor vergaderingen van het bestuur geschiedt in opdracht van de voorzitter en, behoudens in spoedeisende gevallen ter beoordeling van de voorzitter, schriftelijk op een termijn van ten minste zeven dagen. De oproeping voor vergaderingen van het bestuur, die op verzoek van de leden worden bijeengeroepen, geschiedt schriftelijk in opdracht van deze leden en op een termijn van ten minste zeven dagen. 2. De oproeping vermeldt, behalve het tijdstip en de plaats der vergadering, de te behandelen onderwerpen.
8
3.
In de vergaderingen, welke niet op de voorgeschreven wijze zijn bijeengeroepen, kunnen slechts besluiten worden genomen, indien alle leden van het bestuur aanwezig zijn. REIS- EN VERBLIJFSKOSTEN BESTUURSLEDEN EN VACATIEGELD Artikel 12 Reis- en verblijfkosten door de bestuursleden in hun functie gemaakt, worden vergoed. Vergoeding geschiedt volgens door het bestuur vastgestelde regelen. Het bestuur kan voorts besluiten de bestuursleden voor elke door hen bijgewoonde vergadering een vacatiegeld toe te kennen. BESTUURSBEVOEGDHEDEN Artikel 13 1. Het dagelijks beleid wordt bepaald door het bestuur. 2. Het bestuur draagt zorg voor de uitvoering van de statuten en het pensioenreglement. Het is bevoegd tot alle daden van beheer en beschikking binnen de kring van de doelstelling van het fonds. Dat geldt ook voor het sluiten van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen. 3. Het bestuur vertegenwoordigt het fonds in en buiten rechte. Daarnaast kan het fonds ook in en buiten rechte worden vertegenwoordigd door de voorzitter en de secretaris gezamenlijk. Bij ontstentenis of belet van de voorzitter respectievelijk de secretaris treedt in zijn plaats de plaatsvervangend voorzitter respectievelijk de plaatsvervangend secretaris op. Ingeval het bestuur een onafhankelijke voorzitter heeft aangesteld, kan het bestuur rechtsgeldig worden vertegenwoordigd door de vice-voorzitter en de secretaris gezamenlijk. Bij ontstentenis of belet van de vice-voorzitter respectievelijk de secretaris treden hun respectievelijke plaatsvervangende bestuursleden op. 4. De bestuursleden verplichten zich door het aanvaarden van hun benoeming tot geheimhouding van hetgeen hun in hun functie omtrent een bedrijf, beroep of persoon is bekend geworden en voorts van alle aangelegenheden, ten aanzien waarvan het bestuur of de voorzitter geheimhouding heeft opgelegd of waarvan zij het vertrouwelijke karakter moeten begrijpen. Hij die uit het voorgaande voortvloeiende geheimhouding schendt kan bij besluit van het bestuur uit zijn functie worden ontheven. 5. Het bestuur kan een of meer zijner bevoegdheden geheel of gedeeltelijk delegeren aan een of meer door het bestuur uit zijn midden aangewezen commissies. Onverminderd het bepaalde in artikel 15, kan het bestuur ook een of meer zijner bevoegdheden geheel of gedeeltelijk delegeren aan de administrateur. Degene aan wie de bevoegdheden zijn gedelegeerd, is voor de uitoefening van die bevoegdheid verantwoording schuldig aan het bestuur.
9
Ieder der bestuursleden is bevoegd een deskundige te raadplegen, alsmede zich krachtens een bestuursbesluit, waarbij ten minste één vierde der bestuursleden zich daarvoor heeft uitgesproken, ter vergadering door een deskundige te laten bijstaan. 7. Het bestuur kan besluiten tot het instellen van een dagelijks bestuur, met dien verstande dat het bestuur eindverantwoordelijk blijft voor het beleid van het fonds. DEELNEMERSRAAD Artikel 13A 1. Het fonds kent een deelnemersraad. 2. De leden van de deelnemersraad worden, op voordracht van de werknemersorganisaties, benoemd door het bestuur. 3. De wijze waarop de leden van de deelnemersraad worden benoemd, de samenstelling van de deelnemersraad alsmede de taken, de bevoegdheden en de werkwijze van de deelnemersraad zijn vastgelegd in een reglement. Dit reglement is met inachtneming van de toepasselijke bepalingen van de Pensioenwet vastgesteld door de deelnemersraad, na voorafgaande goedkeuring door het bestuur. INTERN TOEZICHT Artikel 13B 1. Het fonds draagt zorg voor de organisatie van een transparant intern toezicht. Daartoe stelt het bestuur (elke drie jaar) een visitatiecommissie in. 2. De visitatiecommissie bestaat uit drie onafhankelijke deskundigen. 3. De visitatiecommissie heeft als taak een oordeel te geven over: a. de beleids- en bestuursprocedures en –processen en de checks en balances binnen het fonds; b. de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd; en c. de wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn. 4. Het bestuur kan de visitatiecommissie ook andere taken opdragen betreffende intern toezicht. 5. Het bestuur stelt een reglement op aan de hand waarvan de visitatiecommissie haar werk uitvoert. Bij het opstellen van het reglement is het bestuur gebonden aan de betreffende bepalingen in de principes voor goed pensioenfondsbestuur, zoals geformuleerd door de Stichting van de Arbeid op zestien december tweeduizend vijf. 6. Het bestuur komt, bij de aanstelling, met de visitatiecommissie schriftelijk overeen welke taken de commissie zal verrichten, over welke faciliteiten de visitatiecommissie kan beschikken en welke beloningen en vergoedingen de visitatiecommissie voor haar werkzaamheden zal ontvangen. VERANTWOORDINGSORGAAN 6.
10
Artikel 13C 1. Het fonds kent een verantwoordingsorgaan. 2. De leden van het verantwoordingsorgaan worden, op voordracht van de werknemersorganisaties en de werkgeversorganisatie benoemd door het bestuur. De voordracht van de leden vindt als volgt plaats: a. de werkgeversvertegenwoordiger in het verantwoordingsorgaan wordt voorgedragen door de werkgeversorganisatie, b. de vertegenwoordigers van de deelnemers en de pensioengerechtigden in het verantwoordingsorgaan worden voorgedragen door de werknemersorganisaties. Het bestuur kan ook uit de deelnemersraad een of meer vertegenwoordigers van de deelnemers en/of de pensioengerechtigden benoemen. 3. Een lid van het verantwoordingsorgaan wordt ontslagen door het verantwoordingsorgaan indien betrokkene, naar de mening van de overige leden, ernstig in gebreke blijft in de uitoefening van zijn functie. 4. Het bestuur legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid van het bestuur en de wijze waarop het is uitgevoerd. 5. De samenstelling van het verantwoordingsorgaan alsmede de taken, de bevoegdheden en de werkwijze van het verantwoordingsorgaan worden vastgelegd in een door het bestuur vast te stellen reglement. Bij het opstellen va het reglement is het bestuur gebonden aan de betreffende bepalingen in de Principes voor goed pensioenfondsbestuur, zoals geformuleerd door de Stichting van de Arbeid op zestien december tweeduizend vijf. DAGELIJKS BESTUUR Artikel 13D 1. Het bestuur kan een dagelijks bestuur instellen. 2. Het dagelijks bestuur wordt door en uit de leden van het bestuur benoemd. Het dagelijks bestuur bestaat ten minste uit de voorzitter en de secretaris van het bestuur of, bij ontstentenis van (één van) beiden, de plaatsvervangende voorzitter en/of de plaatsvervangende secretaris van het bestuur. 3. Het dagelijks bestuur is belast met en bevoegd tot: a. de behandeling van de ingekomen stukken en de afdoening van de lopende zaken, waarover het bestuur reeds heeft besloten; b. de voorbereiding van de zaken die in de vergadering van het bestuur aan de orde zullen komen; c. de uitvoering van de besluiten van het bestuur. In spoedeisende gevallen is het dagelijks bestuur bevoegd zelfstandig op te treden; d. al datgene, waartoe het bestuur het dagelijks bestuur machtigt. 4. Het dagelijks bestuur is verantwoording verschuldigd aan het bestuur.
11
BELEGGINGEN EN FINANCIERING Artikel 14 1. Het beleggingsbeleid van het fonds is in overeenstemming met de prudent person-regel. 2. Terzake van de bewaring van de bezittingen van het fonds zorgt het bestuur voor de nodige waarborgen ter voorkoming van vermogensschade. 3. Het fonds draagt er zorg voor dat de bezittingen van het fonds, tezamen met de te verwachten inkomsten, toereikend zijn ter dekking van de uit de statuten en (het) reglement(en) voortvloeiende pensioenverplichtingen. 4. Het fonds draagt er zorg voor dat de aanspraken die de deelnemers bij beëindiging van de deelname aan het reglement kunnen ontlenen in elk geval steeds aan het einde van ieder kalenderjaar dan wel, indien dat eerder is, bij beëindiging van de deelneming, volledig zijn gefinancierd. ADMINISTRATEUR Artikel 15 Het administratief en geldelijk beheer wordt onder verantwoordelijkheid van het bestuur en met inachtneming van een door het bestuur vastgestelde instructie gevoerd door een door het bestuur tot wederopzegging benoemde administrateur. Een besluit tot benoeming of opzegging van de administrateur kan slechts genomen worden op de wijze als in artikel 20, eerste en tweede lid, is bepaald met betrekking tot wijziging van statuten en pensioenreglement. ACTUARIS Artikel 16 1. Door het bestuur worden een adviserende en een waarmerkende actuaris benoemd. 2. De adviserende actuaris heeft tot taak het bestuur in financiële en actuarieeltechnische aangelegenheden voor te lichten en te adviseren. De waarmerkende actuaris brengt jaarlijks een actuarieel verslag uit aan het bestuur en is verantwoordelijk voor de actuariële controle van de jaarverslaglegging. De waarmerkende actuaris geeft een verklaring af over de juistheid van de op de balans en de rekening van baten en lasten voorkomende actuariële posten en het actuarieel verslag. 3. De actuarissen zijn gerechtigd tot inzage van die boeken en bescheiden van het fonds, waarvan de inzage voor een juiste vervulling van hun taken nodig is. 4. De actuarissen zijn verplicht desgevraagd aan de Nederlandsche Bank inzicht te bieden in hun werkzaamheden als bedoeld in het tweede lid alsmede haar alle overige inlichtingen te verstrekken die redelijkerwijze geacht kunnen worden nodig te zijn voor de vervulling van de haar bij of krachtens de Pensioenwet opgelegde taak. ACCOUNTANT Artikel 17
12
1.
Door het bestuur wordt een accountant benoemd, die tot taak heeft de balans, de rekening van lasten en baten en het verslag bedoeld in artikel 19 te controleren. 2. De accountant is gerechtigd tot inzage van alle boeken en bescheiden van het fonds. De waarden van het fonds moeten hem desverlangd worden getoond. 3. De accountant is verplicht desgevraagd aan de Nederlandsche Bank inzicht te bieden in zijn controlewerkzaamheden als bedoeld in het eerste lid alsmede haar alle overige inlichtingen te verstrekken die redelijkerwijze geacht kunnen worden nodig te zijn voor de vervulling van de haar bij of krachtens de Pensioenwet opgelegde taak. BOEKJAAR Artikel 18 Het boekjaar van het fonds loopt van één januari tot en met één en dertig december. INFORMATIEVERPLICHTING DE NEDERLANDSCHE BANK Artikel 19 1. Het bestuur legt aan de Nederlandsche Bank jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een van een verklaring omtrent de getrouwheid voorziene, door een accountant ondertekende jaarrekening, een jaarverslag en overige gegevens over het verstreken boekjaar over, waarin een volledig beeld van de financiële toestand van het fonds wordt gegeven en waaruit ten genoegen van de Nederlandsche Bank blijkt dat wordt voldaan aan het bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet en dat de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en overige belanghebbenden voldoende gewaarborgd geacht kunnen worden. 2. Ten blijke van de vaststelling van de jaarrekening en het jaarverslag worden deze ondertekend door de voorzitter en de plaatsvervangende voorzitter. 3. Het bestuur draagt er zorg voor dat van de inhoud van het in het eerste lid genoemde jaarverslag- eventueel in beknopte vorm- kennis kan worden genomen door de deelnemers en de aangesloten werkgevers. 4. Het bestuur legt aan de Nederlandsche Bank jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een actuarieel verslag betreffende het fonds over, voorzien van de verklaring van de actuaris. WIJZIGINGEN VAN STATUTEN OF HET PENSIOENREGLEMENT Artikel 20 1. De statuten en het pensioenreglement kunnen worden gewijzigd bij een besluit van het bestuur. Het bepaalde in artikel 10 is daarbij van toepassing, tenzij daarvan in de volgende leden van dit artikel wordt afgeweken. 2. Een besluit als bedoeld in het eerste lid kan slechts worden genomen: - in een bestuursvergadering, waarin ten minste één werkgeverslid en één werknemerslid aanwezig zijn en
13
- met ten minste tweederde van de uitgebrachte stemmen. 3. Indien de voorzitter en de secretaris dit wenselijk achten, kan een besluit als bedoeld in het eerste lid ook schriftelijk van het bestuur worden gevraagd. Onder “schriftelijk” wordt in dit verband ook begrepen “per e-mail”. Het besluit dient echter te worden genomen in een vergadering van het bestuur, indien door één of meer leden van het bestuur bezwaar wordt gemaakt tegen de schriftelijke voorlegging of tegen het voorgelegde ontwerp-besluit. 4. Een wijziging van de statuten of van het pensioenreglement treedt in werking op een door het bestuur bepaald tijdstip. 5. Een wijziging van de statuten wordt in een notariële akte neergelegd. Artikel 21 Vervallen. OVEREENKOMSTEN MET ANDERE PENSIOENFONDSEN Artikel 22 1. Het bestuur is bevoegd met andere pensioenfondsen overeenkomsten te sluiten, welke ten doel hebben om bij overgang van alle deelnemers of een bepaalde groep van deelnemers van het andere pensioenfonds naar het fonds: a. de verplichtingen van het andere pensioenfonds jegens deze deelnemers, de gewezen deelnemers die behoord hebben tot dezelfde groep deelnemers als welke overgaat en hun nagelaten betrekkingen geheel of gedeeltelijk over te nemen, of b. aan deze deelnemers, gewezen deelnemers die behoord hebben tot dezelfde groep deelnemers als welke overgaat en hun nagelaten betrekkingen aanspraken op pensioen te verlenen over perioden vóór de overgang naar het fonds volgens het pensioenreglement van het fonds. 2. Het bestuur is tevens bevoegd met andere pensioenfondsen overeenkomsten te sluiten, welke ten doel hebben om bij overgang van alle deelnemers of een bepaalde groep van deelnemers naar het andere pensioenfonds: a. de verplichtingen van het fonds jegens deze deelnemers, de gewezen deelnemers, die behoord hebben tot dezelfde groep deelnemers als welke overgaat en hun nagelaten betrekkingen geheel of gedeeltelijk over te dragen, of b. de aanspraken op pensioen van deze deelnemers en van de gewezen deelnemers, die behoord hebben tot dezelfde groep deelnemers als welke overgaat en hun nagelaten betrekkingen om te zetten in aanspraken op pensioen over perioden van deelneming in het fonds volgens het pensioenreglement van het andere pensioenfonds. 3. Het bestuur kan in verband met het in de vorige leden van dit artikel bepaalde ten aanzien van de betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en hun nagelaten betrekkingen van de bepalingen van de statuten of het pensioenreglement afwijken, mits niet ten nadele van de gezamenlijke rechthebbenden.
14
4.
Het bestuur is ook bevoegd overeenkomsten aan te gaan met andere bedrijfstakpensioenfondsen, ten doel hebbende, dat aan degenen, die zowel tegenover het fonds als tegenover één of meer dier andere bedrijfstakpensioenfondsen recht hebben op uitbetaling van pensioen, de uitbetaling van de pensioentermijnen, waarop zij tegenover ieder dier bedrijfstakpensioenfondsen recht hebben, zal plaats hebben door bemiddeling van het fonds of één dier andere bedrijfstakpensioenfondsen. ONTBINDING EN LIQUIDATIE VAN HET FONDS Artikel 23 1. Het fonds kan worden ontbonden bij een besluit van het bestuur. Een besluit tot ontbinding kan slechts genomen worden in een uitdrukkelijk daartoe bijeengeroepen vergadering. Het bepaalde in artikel 20, tweede lid, is van toepassing. 2. Indien tot ontbinding wordt besloten treedt het fonds op een door het bestuur te bepalen datum in liquidatie. Tenzij het bestuur een liquidateur benoemt, geschiedt de liquidatie door het bestuur, dat in dat geval aanblijft tot de liquidatie is geëindigd. 3. Tenzij het bepaalde in artikel 22, tweede lid, onder b, toepassing vindt, worden aan de deelnemers en hun nagelaten betrekkingen aanspraken op uitgesteld pensioen toegekend, berekend alsof bij voortbestaan van het fonds hun deelneming op de datum van ontbinding van het fonds werd beëindigd. 4. Het bestuur wendt een eventueel overschot zoveel mogelijk aan in overeenstemming met het doel van het fonds. Bij een eventueel tekort worden de ten tijde van de liquidatie bestaande pensioenaanspraken van alle deelnemers en gewezen deelnemers en hun nagelaten betrekkingen verminderd op overeenkomstige wijze als bepaald in artikel 21, derde lid.
15
5.
Indien het bestuur besluit, dat het fonds zich niet langer met de verlening van uitkeringen zal belasten, worden, tenzij het bepaalde in artikel 22, tweede lid toepassing vindt, door het bestuur verzekeringsovereenkomsten aangegaan bij een of meer instellingen, die voldoen aan de eisen gesteld in artikel 1 van de Pensioenwet. De aanspraken, welke de deelnemers en gewezen deelnemers of hun nagelaten betrekkingen aan deze verzekeringsovereenkomsten kunnen ontlenen, zullen naar aard en omvang zoveel mogelijk gelijk zijn aan de aanspraken, welke zij jegens het fonds hebben. Van de gesloten verzekeringsovereenkomsten moeten bewijsstukken aan de rechthebbenden worden afgegeven, waarin dezen onherroepelijk als begunstigden worden aangewezen, waarin overdracht, verpanding of belening van de verzekerde aanspraken wordt uitgesloten en waarin de mogelijkheid tot afkoop van de verzekerde aanspraken niet ruimer mag zijn geregeld dan in het reglement van het fonds. Zodra de verzekeringsovereenkomsten gesloten zijn, zullen de aanspraken jegens de verzekeringsinstelling in de plaats treden van de aanspraken jegens het fonds. 6. De slotrekening van de liquidatie behoeft de goedkeuring van de in artikel 9, derde lid, genoemde organisaties. Artikel 24 Vervallen. KLACHTEN- EN GESCHILLENPROCEDURE Artikel 24A Het fonds kent een klachten- en geschillen procedure. Deze is neergelegd in een apart reglement klachten- en geschillenprocedure. In dat reglement zijn de bepalingen opgenomen die beantwoorden aan de betreffende bepalingen in de principes van goed pensioenfondsbestuur, zoals geformuleerd door de Stichting van de arbeid op zestien december tweeduizend vijf. Slotverklaring. Deze statuten worden geacht te zijn gewijzigd per één oktober tweeduizend elf en treden eerst op die datum in werking.