Stagehandleiding Bachelor Medische Hulpverlening Eerste leerjaar, beroepsoriëntatie I Studiejaar 2015-2016
Bachelor Medische Hulpverlening Instituut voor Gezondheidszorg Hogeschool Rotterdam Rochussenstraat 198 3015 EK Rotterdam
1
CONTACTADRESSEN
Instituut voor Gezondheidszorg Telefoonnummer: 010 794 5151
Bureau Externe Betrekkingen (BEB) Bereikbaar van maandag t/m vrijdag van 9.00 tot 17.00 uur. Monique vd Linden Telefoonnummer : Email:
010 -794 8239
[email protected]
Stagecoördinator Bereikbaar maandag – dinsdag - donderdag van 09.00 tot 17:00 Caroline van Asten Telefoonnummer: Email:
010- 794 4151 / 06 13695922
[email protected]
Website (voor formulieren, handleidingen en informatie): www.hr.nl/ivg (informatie per opleiding – Medische Hulpverlening)
© Niets uit deze opgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande toestemming van de Hogeschool Utrecht en de Hogeschool Rotterdam.
2
1 Inhoud 2
Leeswijzer........................................................................................................................ 6
3
Leren in de echte en gesimuleerde beroepspraktijk een visie op praktijkleren ........... 7
3.1
Beroepscompetenties en kwalificatieprofiel ....................................................................... 7
3.2
Beheersingsniveaus van competenties .............................................................................. 7
3.3
De plaats van praktijkleren in de opleiding ......................................................................... 9
3.4
De praktijkleerplaats ......................................................................................................... 9
3.5
Betrokken functionarissen: ................................................................................................ 9
3.6
Communicatie:................................................................................................................ 10
3.7
De inhoud van praktijkleren ............................................................................................. 10 3.7.1
Praktijkleren jaar 1 .............................................................................................. 10
3.7.2
Praktijkleren jaar 2 .............................................................................................. 11
3.8
Beoordeling praktijkleerperioden ..................................................................................... 11
4
Stage: Stap voor stap ................................................................................................... 11
4.1
Het leerplaatsprofiel ........................................................................................................ 12
4.2
Voorbereiding ................................................................................................................. 12 4.2.1
4.3
4.4
Uitvoering ....................................................................................................................... 13 4.3.1
Begeleiding op de werkplek ................................................................................ 13
4.3.2
Terugkomdagen ................................................................................................. 13
4.3.3
Contact tussen de stageverlenende organisatie en de opleiding .......................... 13
Herkansing ..................................................................................................................... 13 4.4.1
4.5
Kennismakingsgesprek en stageovereenkomst ................................................... 12
Bezwaar- en beroepsmogelijkheden ................................................................... 14
De rol van praktijk / werkbegeleider en stagedocent ........................................................ 14 4.5.1
Taken en verantwoordelijkheden praktijk / werk begeleider ................................. 14
4.5.2
Taken en verantwoordelijkheden stagedocent ..................................................... 15
5
Praktische zaken........................................................................................................... 16
5.1
Vergoedingen ................................................................................................................. 16
5.2
Verzekering .................................................................................................................... 16 3
5.3
Medische keuring en vaccinatie(s) .................................................................................. 16
5.4
Ziekte tijdens de stage .................................................................................................... 16
5.5
Vakantie en feestdagen .................................................................................................. 17
5.6
Boventalligheid en onregelmatigheid ............................................................................... 17
5.7
Identificatieplicht ............................................................................................................. 17
5.8
Calamiteiten ................................................................................................................... 17
5.9
Geheimhouding .............................................................................................................. 18
5.10
Procedure bij problemen op de stageplaats..................................................................... 18
5.11
Afbreken van de stage .................................................................................................... 18
5.12
Tot slot ........................................................................................................................... 18
6
Handleiding oriënterende stage I ................................................................................. 19
6.1
Overzicht oriënterende stage leerjaar 1 studiejaar 2014-2015 ........................................ 20
6.2
Inleiding .......................................................................................................................... 20
6.3
Doel van de stage ........................................................................................................... 21
6.4
Opzet oriënterende stage I .............................................................................................. 21
6.5
6.4.1
Voorbereiding en competenties .......................................................................... 21
6.4.2
Begeleiding ......................................................................................................... 24
6.4.3
Beoordeling ......................................................................................................... 24
6.4.4
Stagewerkplan ................................................................................................... 25
Leerdoelen, Opdrachten en toetsing ................................................................................ 25 6.5.1
Persoonlijk leerdoel............................................................................................. 25
6.5.2
Observatie opdracht ........................................................................................... 25
6.5.3
Vaardigheden ..................................................................................................... 26
6.5.4
Competenties .................................................................................................... 26
7
Bijlagen oriënterende stage 1 ...................................................................................... 27
7.1
Bijlage Format stagewerkplan BMH oriënterende stage jaar 1 ..................................... 27
7.2
Bijlage Beoordelingsformulier stageopdracht .................................................................. 28
7.3
Bijlage Beoordelingsformulier reflectieverslag ................................................................ 30
7.4
Bijlage Eindbeoordelingsformulier oriënterende stage 1 BMH 2013-2014 ....................... 31 4
7.5
Bijlage Deelvaardigheden stage jaar 1 Operatieve zorg, Anesthesie, Acute zorg ............ 32
5
2 Leeswijzer Dit is de handleiding voor de stages van de opleiding Bachelor Medische Hulpverlening (BMH) van leerjaar 1. Deze handleiding is bedoeld voor studenten van de opleiding, voor praktijk- en werkbegeleiders van de stage verlenende organisaties en stagedocenten. Het eerste deel van deze handleiding bevat algemene informatie over het stagelopen en een overzicht van de verschillen in stageperioden gedurende de eerste twee jaar1 van de opleiding. Na de visie op het leren in de beroepspraktijk en de gehanteerde uitgangspunten worden vervolgens een aantal praktische zaken besproken. Het tweede deel bevat de inhoudelijke informatie over de stage van het eerste leerjaar, zoals een beschrijving van de opdrachten en de te gebruiken formulieren. Tijdens een stage komen studenten in contact met het concrete werkveld. Studenten krijgen de kans de verworven competenties te oefenen en te verdiepen in de beroepspraktijk. Stages zijn bedoeld om vaardigheden en attitudes die in het werkveld belangrijk zijn optimaal te ontwikkelen en een eerste werkervaring op te doen. Om studenten te laten leren van deze ervaring gaat bij de begeleiding van de stage aandacht uit naar reflectie. Op deze manier zal de student aan het einde van de opleiding zelfstandig kunnen functioneren als competent beginnend beroepsbeoefenaar.
Mochten er na het lezen nog vragen of opmerkingen zijn, neem dan contact op met de stagecoördinator: Caroline van Asten:
[email protected]
Deze handleiding is bijgesteld ten behoeve van het onderwijs en de stages van de Hogeschool Rotterdam en ontwikkeld door de Hogeschool Utrecht.
1
In studiejaar 2015-2016 is er geen tweede jaars stage gepland in verband met het aantal tekorten aan stageplaasten.
6
3
3.1
Leren in de echte en gesimuleerde beroepspraktijk een visie op praktijkleren Beroepscompetenties en kwalificatieprofiel
De opleiding BMH is competentiegericht, wat betekent dat studenten kennis, vaardigheden en een professionele beroepshouding tegelijkertijd ontwikkelen, binnen de context van de werkelijke of gesimuleerde beroepspraktijk. Studenten voeren beroepsopdrachten uit, die de context van de beroepssituatie zo dicht mogelijk benaderen. Dit gebeurt zowel in het binnen schoolse als in het buiten schoolse programma (stages). Daarbij staat de persoonlijke en professionele ontwikkeling van de student centraal: de student neemt gedurende de opleiding steeds meer het heft in handen en maakt keuzes voor zijn differentiatie en specialisatie. Samengevat kent het competentiegericht onderwijs drie eigenschappen: (1) er is een sterke relatie met de beroepspraktijk; (2) de leeromgeving komt zoveel mogelijk overeen met de beroepspraktijk, stimuleert actief leren en coacht waar nodig; (3) de opleiding creëert condities waarin de student beroepsmatige en persoonlijke competenties kan ontwikkelen. Onder competentie wordt hier verstaan: “Een persoonlijke bekwaamheid die gevormd wordt door een combinatie van kennis, vaardigheden en attitude die nodig is om in een bepaalde taak- of werksituatie adequaat, effectief en efficiënt te handelen” (Straetmans, in Van competenties naar curricula, FG/HU, 2003). De competenties die in de BMH worden ontwikkeld zijn afgeleid van bestaande beroeps- en functieprofielen van o.a. operatieassistent, spoedeisende hulp verpleegkundige, ambulanceverpleegkundige en anesthesiemedewerker. De overlappende taken en competenties zijn ten behoeve van de opleiding BMH verwerkt in het competentieprofiel BMH. Daarin wordt het geheel aan competenties beschreven waarover een professional moet beschikken om de taken en werkzaamheden uit te kunnen voeren, die verbonden zijn aan de uitoefening van het beroep, op het niveau van de beginnende HBO beroepsbeoefenaar. Het profiel van de medisch hulpverlener beschrijft de competenties op het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar en vormt voor de opleiding Bachelor Medische Hulpverlening de basis voor de uitwerking van het onderwijsprogramma.
3.2
Beheersingsniveaus van competenties
Studenten werken gedurende de opleiding aan alle rollen en competenties. Omdat een student niet alle competenties tegelijk op het eindniveau kan beheersen, onderscheiden we ontwikkelingsstadia van competenties en gedragskenmerken. Deze zijn terug te vinden in het document “Competenties en beheersniveau’s BMH” (www.hr.nl/ivg) . Voor het eerste leerjaar wordt uitgegaan van beheersniveau 1, voor het tweede leerjaar wordt uitgegaan van beheersniveau 2. Uiteindelijk zal aan het eind van jaar vier beheersniveau 3 moeten zijn behaald. De student monitort gedurende zijn opleiding steeds meer zelfstandig het bereikte beheersniveau. In jaar 1 en jaar 2 zal de studieloopbaancoach hier nog een actieve rol in vervullen. 7 2015-2016 Stagehandleiding BMH jaar 1
Taakgebieden en competenties De Medisch Hulpverlener vervult in de uitoefening van zijn beroep een aantal taakgebieden. Er zijn zeven taakgebieden te onderscheiden met bijbehorende competenties (zie onderstaande tabel). Alle taakgebieden zijn in principe door de gehele opleiding verweven (in alle modules en beroepsopdrachten) en zijn van groot belang in het praktijkleren. In de stage in jaar 1 en jaar 2 is het aantal taakgebieden nog beperkt. De stages zijn oriënterend van aard; de aard van de werksetting is sterk bepalend voor de handelingen en activiteiten die studenten kunnen uitvoeren.
Overzicht taakgebieden en competenties (gebaseerd op het CanMEDS-format) Taakgebied: Vakinhoudelijk handelen Communicatie
Competenties:
De medisch hulpverlener verleent professioneel verantwoorde zorg en hulp in het domein van medische hulpverlening generiek en zijn specialisme in het bijzonder.
De medisch hulpverlener communiceert effectief in zijn medische hulpverlening.
Samenwerking
De medische hulpverlener levert bijdragen aan effectieve samenwerking in multidisciplinair verband en ketenzorg.
Organisatie
De medisch hulpverlener levert bijdragen aan organisatie en coördinatie van medische hulpverlening.
Maatschappelijk handelen
De medisch hulpverlener brengt zijn beroepsmatig handelen en gedrag in overeenstemming met maatschappelijke belangen en vereisten.
Kennis en Wetenschap
De medische hulpverlener borgt en verbetert de kwaliteit van medische hulpverlening De medische hulpverlener levert bijdragen aan kennis en methode ontwikkeling binnen het domein. De medisch hulpverlener zet zijn lerend en zelfsturend vermogen in voor continue ontwikkeling van zijn expertise en professionaliteit
Professionaliteit
2015-2016
De medisch hulpverlener oefent zijn beroep als professional uit volgens professionele standaarden en de beroepsethiek.
Stagehandleiding BMH jaar 1
8
3.3
De plaats van praktijkleren in de opleiding
Uit het voorgaande is duidelijk dat de beroepspraktijk centraal staat bij het leren van de student. Praktijkleren in de BMH is méér dan de praktijkleerperioden in de verschillende werksettings/ contexten van het beroep. Ook de vaardigheidstrainingen in het skillslab en oefenpraktijk met simulaties vallen er onder. Studenten werken aan opdrachten, gekoppeld aan specifieke competenties op het gebied van de medische hulpverlening, maar ook aan de ondersteunende competenties (bijvoorbeeld t.a.v. de organisatie en kwaliteitszorg). De beoordelingscriteria zijn vastgesteld door de opleiding. De opleiding is ook verantwoordelijk voor de eindbeoordeling van het praktijkleertraject van de student. Het praktijkleren is erop gericht om competenties in de praktijk gestalte te geven die daarvóór in het onderwijs aan de orde zijn geweest. De niveaueisen voor een bepaalde stageperiode sluiten daarop aan. Tijdens het praktijkleren werkt de student aan opdrachten binnen het domein van de medische hulpverlening. De opleiding heeft voor elke stage doelstellingen geformuleerd. Daarnaast formuleert de student in overleg met de stagedocent voor elke stage een persoonlijk leerdoel die afhankelijk zijn van de studievoortgang van de betreffende student.
3.4
De praktijkleerplaats
Een praktijkleerplaats is een authentieke werkomgeving, waarin een individuele student de voor de beroepsuitoefening typerende praktijkprocessen doorloopt en daar verantwoordelijk is voor de uit te voeren praktijkhandelingen. Binnen een praktijkleerplaats wordt de student in toenemende mate van complexiteit geconfronteerd met de uitoefening van het beroep in de volle breedte. De student is op een praktijkleerplaats boventallig. De instelling is eindverantwoordelijk voor de kwaliteit van de beroepsuitoefening van de student. Een ideale praktijkleerplaats voldoet aan de volgende kenmerken: Studenten leren in samenwerking met beroepsbeoefenaars de uitoefening van het beroep. Praktijkleren vindt plaats binnen ‘integrale werkprocessen’ en niet in losse ‘deelactiviteiten’. Centraal staat ‘Leren door te werken’ waarbij beroepsbeoefenaars zich als praktijkopleiders expliciet richten op het opleiden en coachen van de student en daarbij eindverantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van het werk. Binnen de praktijkleerplaats is de student in toenemende mate zelf verantwoordelijk voor zijn leerproces, onder supervisie van de praktijkopleider/werkbegeleider Beroepsbeoefenaars vervullen in een praktijkleerplaats de functie van ‘rolmodel’ voor de student.
3.5
Betrokken functionarissen:
Student: draagt verantwoordelijkheid over eigen praktijkleer- en werkprocessen en is persoonlijk aansprakelijk voor het eigen handelen. 2015-2016
Stagehandleiding BMH jaar 1
9
Praktijkopleider / werkbegeleider2: als beroepsbeoefenaar werkzaam binnen de praktijkleerplaats, begeleidt de student bij de directe uitvoering van het beroep en is inhoudelijk deskundig op het terrein van de te verwerven competenties. De praktijkopleider/werkbegeleider is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de medische hulpverlening die de student onder zijn begeleiding verleent. Werkgever: is verantwoordelijk voor de kwaliteit van zorg aan cliënten/patiënten op de praktijkleerplaats en faciliteert de samenwerking met de Hogeschool, zorgt voor deskundig personeel en begeleidingstijd. Stagedocent (Instellingsdocent) van de opleiding BMH: begeleidt de ontwikkeling van competenties bij de student en bewaakt de eisen vanuit de opleiding. Binnen de Hogeschool Rotterdam werkt de stagedocent als instellingsdocent, dat wil zeggen dat deze docent aanspreekpunt is voor de instelling en tevens alle studenten (ongeacht leerjaar) in de betreffende instelling begeleidt. Stage coördinator: onderhoudt contacten met het werkveld en draagt zorg voor werving en evaluatie van stageplaatsen. Ontwikkelt het stagebeleid en draagt zorg voor de formulieren en handleidingen die nodig zijn voor de stage.
3.6
Communicatie:
De zorginstellingen die zich bereid verklaard hebben tot het verlenen van praktijkleerplaatsen worden zo breed mogelijk geïnformeerd over uitgangspunten, doelstellingen en uitwerkingen van het curriculum van de BMH. Dit gebeurt ook door middel van informatiemiddagen en werkveldconferenties die een aantal malen per studiejaar vanuit de Hogeschool Rotterdam worden aangeboden. De betrokken zorginstellingen worden geïnformeerd over de samenhang tussen het binnenschools leren en het buitenschools leren in het praktijkveld. De opleiding zorgt ervoor dat de praktijkleerplaats over alle relevante opleidingsdocumenten beschikt. Praktijkleerplaatsen hebben binnen de praktijkopleiding van de BMH vanaf het eerste tot en met het vierde studiejaar in de opleiding een belangrijke functie. In de volgende paragraaf wordt hier nader op ingegaan.
3.7
De inhoud van praktijkleren
In dit overzicht wordt een onderscheid gemaakt naar praktijkleerperioden met een oriënterend karakter en praktijkleerperioden met een beroepsopleidend karakter. 3.7.1 Praktijkleren jaar 1 Het accent ligt op kennismaken met het beroep en het leren omgaan met patiënten.
2
(daar waar in het document “ praktijkbeleider” staat kan ook “ werkbegeleider” gelezen worden, afhankelijk van de werkwijze van de instelling)
2015-2016
Stagehandleiding BMH jaar 1
10
Zorgstage De studenten lopen voorafgaand aan de oriënterende stage in kwartaal 4 van leerjaar 1 en zorgstage van 56 uur. Het doel van deze stage is het leren omgaan met patiënten (communicatie) en waar mogelijk ook het uitvoeren van basiszorg (ADL).
Oriënterende stage I Beroeps oriënterende vaardigheden worden door middel van enkelvoudige opdrachten in de praktijk toegepast. Deze opdrachten omvatten een oriëntatie op het werken in de verschillende praktijkgebieden waarin de BMH werkzaam kan zijn. Tevens worden enkelvoudige vaardigheden onder begeleiding in de praktijk geoefend ter voorbereiding op de KBS (Kenmerkende beroepssituaties – de stage opdrachten van jaar 3 en 4). Er is in jaar 1 één beroeps oriënterende stage van gepland in de beroepscontext van operatieve zorg, anesthesie en de acute zorg (SEH/Ambulance). Voor de student en voor de hogeschool heeft het eerste studiejaar ook een selectieve functie (passend binnen de selectieve functie die bij het hbo wettelijk wordt toegekend aan het eerste studiejaar): beide partijen behoren aan het einde van het eerste studiejaar en ná de oriënterende praktijkleerervaringen inzicht te hebben in de vraag of de student past in het beroepsdomein van de medische hulpverlening. 3.7.2 Praktijkleren jaar 2 In het tweede studiejaar is het praktijkleren gericht op oriëntatie op de differentiaties en nadere kennismaking met de beroepspraktijk en de patiënt. De stageopdrachten in jaar 2 zijn gericht op verdieping in de beroepscontext, contact met de patiënt, uitbereiding van basisvaardigheden BMH en onder begeleiding uitvoeren van een aantal vaardigheden ter voorbereiding op de KBS in jaar 3. Aan het einde van het 2e leerjaar wordt de definitieve keuze gemaakt voor de differentiatie. Studenten richten zich vervolgens in het 3e en 4e leerjaar volledig op de gekozen differentiatie, zowel binnen- als buitenschools.
3.8
Beoordeling praktijkleerperioden
De praktijk/-werkbegeleider evalueert het functioneren van de student tussentijds en beoordeelt het functioneren aan het eind van de stage. Door middel van een leerverslag wordt het praktijkleren geëvalueerd en beoordeeld door de stagedocent. De opleiding is verantwoordelijk voor het eindoordeel van het praktijkleren. In het onderwijsexamenreglement (OER) en de studiegids is de beoordeling verder uitgewerkt.
4 Stage: Stap voor stap In dit hoofdstuk wordt de proceskant van de stage beschreven: wat zijn de taken van praktijkbegeleider en stagedocent tijdens de voorbereiding en uitvoering van een stage? hoe vindt de beoordeling plaats? 2015-2016 Stagehandleiding BMH jaar 1
11
4.1
Het leerplaatsprofiel
Het leerplaatsprofiel kent een aantal kenmerken; de belangrijkste zijn het leerspectrum en de kwaliteit van de leerplaats. Het leerspectrum heeft betrekking op de variatie in competenties die geleerd kunnen worden binnen de werksituatie. Het gaat hierbij zowel om het aantal verschillende competenties, als om de complexiteit waarbinnen geleerd wordt. De kwaliteit van de leerplaats heeft betrekking op de efficiëntie en op de effectiviteit van het leerproces. Factoren die bepalend zijn voor de kwaliteit, zijn o.a. het leerklimaat, de kwaliteit van de begeleiding, de structurering van de leeractiviteiten en de ruimte die er is om zelfstandig te leren. Kennis van de inhoud van de opleiding, geschoold zijn in didactische vaardigheden en het (kunnen) deelnemen aan begeleiderbijeenkomsten zijn van invloed op de kwaliteit van de begeleiding. De bovengenoemde kenmerken zijn veranderlijk; daarom is het nodig om van tijd tot tijd het leerplaatsprofiel bij te stellen.
4.2
Voorbereiding
Voorafgaand aan elke stageperiode vinden er bijeenkomsten plaats over alle facetten van de stage. Studenten hebben een stagewerkplan in concept gemaakt dat is goedgekeurd door de stagedocent. In de voorbereiding op de stage heeft de student contact met de stage verlenende organisatie. Voorafgaand aan de eerste afspraak wordt een introductiebrief/ kennismakingsbrief met een CV door de student opgestuurd (afhankelijk van de wens van de instelling) en vindt eventueel een kennismakingsgesprek plaats. Bij het eerste contact stelt de student zichzelf voor en wordt besproken wat hij/zij zou willen leren. Uiteraard geeft de student ook blijk van het feit dat hij/zij zicht heeft verdiept in de achtergrond, doel en missie van de stageplaats. 4.2.1
Kennismakingsgesprek en stageovereenkomst
Voordat de stage daadwerkelijk plaatsvindt, wordt eventueel een kennismakingsgesprek afgesproken. Dit gesprek kan ook aan het begin van de stage plaatsvinden. Tijdens dit gesprek bespreken student en praktijkbegeleider de wederzijdse verwachtingen met betrekking tot de stageperiode, o.a. de leerdoelen, de mogelijkheden om daaraan te werken en de begeleidingsaspecten. Tijdens het kennismakingsgesprek informeert de praktijkbegeleider de student over de huisregels (gang van zaken, gewoonten en normen) van de stage verlenende organisatie. Voor de stageperiode is een stageovereenkomst beschikbaar, die voorafgaand aan de stageperiode ingevuld en ondertekend moet worden door de student, het bureau externe betrekkingen van de Hogeschool en de praktijkbegeleider. Indien de stageverlenende instelling ook een eigen stageovereenkomst wil hanteren tussen de instelling en de student, dan is daar vanuit Hogeschool Rotterdam geen bezwaar tegen.
2015-2016
Stagehandleiding BMH jaar 1
12
4.3
Uitvoering
De student is in toenemende mate zelf verantwoordelijk voor het eigen leerproces tijdens de stage. Hij toont dus eigen initiatief en werkt zelf actief aan de praktijkopdrachten. Tijdens de stage reflecteert de student op de ervaringen die hij heeft opgedaan.
4.3.1
Begeleiding op de werkplek
De praktijkbegeleider, een ervaren medewerker van de stage verlenende organisatie, is verantwoordelijk voor een zo gevarieerd mogelijke leeromgeving, rekening houdend met de ontwikkeling die de student. In overleg met de instellingsdocent en stage coördinator kan de begeleiding van de eerste jaars studenten ook onder toezicht van een gediplomeerde werkbegeleider gebeuren door derde of vierde jaars studenten BMH. Dit is dan ook in het kader van de competentie ontwikkeling van deze oudere jaars. Er vindt in de tweede oriënterende stage een mondelinge tussentijdse evaluatie. Het doel van dit formele evaluatiemoment is te achterhalen welke onderdelen eventueel nog speciale aandacht nodig hebben. De praktijkbegeleider kan daarna accenten aanbrengen in de begeleiding. Aan het eind van de stage vindt een eindbeoordelingsgesprek plaats waarbij het eindbeoordelingsformulier ingevuld moet worden. 4.3.2
Terugkomdagen
Gedurende de stageperioden zijn er terugkomdagen voor studenten gepland. Tijdens deze bijeenkomsten wordt er onderwijs aangeboden en vindt er een uitwisseling van de stage-ervaringen plaats met de stagedocent.
4.3.3
Contact tussen de stageverlenende organisatie en de opleiding
De Hogeschool heeft op verschillende manieren contact met de praktijkbegeleider van de stageverlenende organisatie. Tijdens de stage van het eerste leerjaar wordt via e-mail contact gehouden wanneer de situatie daar om vraagt. Indien nodig kan een afspraak worden gemaakt voor een bezoek. Tijdens de stage van het tweede leerjaar zal minimaal 1 maal via email of telefonisch met de praktijkbegeleider contact worden gelegd. Indien na telefonisch overleg een stagebezoek wenselijk is voor beide partijen kan dit afgesproken worden. 4.4
Herkansing
Bij een onvoldoende beoordeling, zie het beoordelingsformulier in het specifieke deel van de stagehandleiding, neemt de stagedocent een besluit over eventuele herkansing. Daarover maakt de docent met de student heldere afspraken. Zo nodig overlegt de docent ook met de praktijkbegeleider. Voor specifieke herkansingsmogelijkheden zie handleiding jaar 1 of handleiding jaar 2.
2015-2016
Stagehandleiding BMH jaar 1
13
4.4.1
Bezwaar- en beroepsmogelijkheden
Een student kan bij de examencommissie schriftelijk bezwaar aantekenen tegen een oordeel van de stagedocent. De examencommissie beslist in dergelijke gevallen na raadpleging van de tussentijdse rapporten en na overleg met praktijkbegeleider en/of stagedocent. Een student kan bij de examencommissie schriftelijk bezwaar aantekenen tegen de beoordeling van de stage. Zie hiervoor de studiegids van de Hogeschool Rotterdam.
4.5
De rol van praktijk / werkbegeleider en stagedocent
Centraal in het begeleidingsproces zal steeds staan dat de student zelf bezig is met een leerproces. De student krijgt hierbij begeleiding van zowel de stage verlenende organisatie (praktijk/werkbegeleider) als van de opleiding (stagedocent). 4.5.1
Taken en verantwoordelijkheden praktijk / werk begeleider
De praktijk/werkbegeleider begeleidt de student op het gebied van inhoudelijke, vaktechnische en sociale vaardigheden, waardoor de student zich kan ontwikkelen tot een beginnend beroepsoefenaar. Hij is verantwoordelijk voor de totale begeleiding tijdens de stage en de beoordeling aan het einde van de periode. De praktijk/werkbegeleider: voert het kennismakingsgesprek met de student; accordeert het stageleerplan van de student (vanaf het derde leerjaar) verzorgt het introduceren op de leerplaats; ondersteunt het leerproces op de werkplek; signaleert problemen en maakt deze bespreekbaar; biedt een veilig leerklimaat; geeft aanwijzingen en feedback bij de dagelijkse werkzaamheden; evalueert de ontwikkelingen met de student; voert halverwege de stageperiode een formeel evaluatiegesprek met de student; geeft aan het einde van de stageperiode een eindbeoordeling aan de hand van een door de opleiding aangereikt beoordelingsformulier (zie handleiding betreffende stageperiode).
2015-2016
Stagehandleiding BMH jaar 1
14
4.5.2
Taken en verantwoordelijkheden stagedocent
De docent begeleidt de student voornamelijk tijdens ‘feedbackgesprekken’. Deze gesprekken vinden plaats tijdens terugkomactiviteiten op de opleiding. Tijdens deze gesprekken gaat de docent in op leervragen van de student en op mogelijke probleemsituaties, zowel op vakinhoudelijk als relationeel gebied. De stagedocent: coacht de student bij het formuleren van leerdoelen; beoordeelt het concept stagewerkplan voorafgaand aan de stage; zorgt dat hij goed bereikbaar is voor de praktijkbegeleider en studenten; reageert tijdig en adequaat op vragen uit de praktijk en van studenten; signaleert mogelijke knelpunten in de voortgang van het leerproces van de student op basis van het verwachtingspatroon, de tussentijdse evaluatie, of signalen uit de praktijk (al dan niet van de student zelf).
2015-2016
Stagehandleiding BMH jaar 1
15
5 Praktische zaken 5.1
Vergoedingen
De Hogeschool Rotterdam stelt de instellingen niet verplicht in jaar 1 en 2 een stagevergoeding te geven. Wel mag de stage verlenende organisatie een vergoeding geven, bijvoorbeeld voor werkelijk gemaakte kosten zoals reis- en overige kosten. Afspraken over een onkostenvergoeding worden vastgelegd in de stageovereenkomst.
5.2
Verzekering
De student zorgt zelf voor een WA-verzekering en voor een ziektekostenverzekering. De student is secundair gedekt via de WA–bedrijfsverzekering van de opleiding, dat wil zeggen dat in eerste instantie de stage verlenende organisatie op grond van Art. 6:170 B.W. aansprakelijk is voor ondergeschikten, in casu ook voor de student. Geeft de WA – verzekering van de stage verlenende organisatie geen of onvoldoende dekking, dan dient de student eerst zijn eigen WA –particulier verzekering aan te spreken. In geval de eigen WA–verzekering van de student daarvoor geen dekking biedt, kan een beroep gedaan worden op de aansprakelijkheidsverzekering van de opleiding voor de materiële schade toegebracht aan goederen van de stage verlenende organisatie, met een eigen risico van € 100,=, voor rekening van de student. Binnen de instellingen valt de student/stagiair BMH onder dezelfde juridische regeling als studenten/stagiaires van vergelijkbare studies zoals de Verpleegkunde, Geneeskunde, Fysiotherapie etc. in geval van schade (materieel/immaterieel). Hiervoor kunt u de juridische afdeling van uw instelling raadplegen.
5.3
Medische keuring en vaccinatie(s)
Bij sommige stage verlenende organisaties wordt bij aanvang van de stage een medische keuring of vaccinatie verplicht gesteld. Elke instelling hanteert zijn eigen criteria. Soms is een schriftelijke keuring voldoende. De student wordt aangeraden hier van te voren goed naar te informeren bij de praktijkbegeleider. Indien de student niet tijdig de medische keuring heeft laten doen, of zich niet heeft laten vaccineren, kan de consequentie zijn dat hij de stage niet kan beginnen. Hepatitis B; alle studenten krijgen aan het begin van hun studie het aanbod om zich in laten inenten tegen hepatitis B. Dit wordt door de Hogeschool Rotterdam betaald en georganiseerd. Studenten worden gewezen op het feit dat zorginstellingen dit in toenemende mate verplicht stellen en dat zij zonder inentingsbewijs geen stage kunnen lopen. TBC vrij verklaring: alle studenten dienen in het bezit te zijn van een TBC vrij verklaring. Dit moeten zij zelf regelen via GGD
5.4
Ziekte tijdens de stage
2015-2016
Stagehandleiding BMH jaar 1
16
Als een student door ziekte niet in staat is stage te lopen, meldt hij dit zo spoedig mogelijk aan: de stage verlenende organisatie; de eigen stagedocent. De “10%-regeling”: bij afwezigheid door ziekte van 10% van het verplichte aantal stagedagen of minder is geen compensatie noodzakelijk; bij afwezigheid door ziekte langer 10% van het verplichte aantal stagedagen, moeten deze worden gecompenseerd (bijvoorbeeld doorwerken in een vakantie of tijdens een weekend). Bij langdurige ziekte overlegt de student met de decaan en stagedocent. In het uiterste geval wordt de studieroute van de student aangepast om op een ander moment de stage te kunnen vervolgen of in te halen. Dit kan conform het vertragers model BMH.
5.5
Vakantie en feestdagen
Tijdens de stage volgt de student in principe de vakanties en feestdagen volgens het rooster van de Hogeschool Rotterdam. In voorkomende gevallen kan na overleg met de student, de stagedocent en de praktijkbegeleider van deze regel worden afgeweken. Norm blijft altijd dat de student het aantal verplichte stagedagen daadwerkelijk volmaakt; op deze stagebelasting is het aantal studiepunten gebaseerd, dat bij voldoende resultaat toegekend wordt. 5.6
Boventalligheid en onregelmatigheid
Tijdens de stage is de student boventallig; dat wil zeggen dat de reguliere werkzaamheden binnen de stageverlenende organisatie ook zonder aanwezigheid van de student uitgevoerd kunnen worden. Studenten vervullen tijdens hun stage dagdiensten, maar in wederzijds overleg kunnen zij ook avonddiensten en eventueel weekenddiensten vervullen (bijvoorbeeld als dit de begeleiding van de student ten gunste komt).
5.7
Identificatieplicht
Ingevolge de Wet op de persoonsregistratie is iedere student verplicht om bij aanvang van de stage een officieel identiteitsbewijs te kunnen tonen. Hiertoe kan een kopie van een van de volgende bescheiden dienst doen (in sommige instellingen is een kopie niet voldoende): paspoort / ID-kaart; rijbewijs; verblijfsdocument. 5.8
Calamiteiten
Tijdens de stage kan de student geconfronteerd worden met situaties die mogelijk schadelijk zijn. Voorbeelden hiervan zijn: Contact met bloed van een patiënt met hepatitis B of AIDS; Aangehoest worden in het gezicht door een patiënt die later TBC blijkt te hebben; Gevolgen van agressie van een patiënt; Ongewenste intimiteiten. 2015-2016
Stagehandleiding BMH jaar 1
17
De student neemt in dergelijke situaties direct contact op met de praktijkopleider in de stage instelling en de stagedocent of stage coördinator, zodat de protocollen en andere richtlijnen van de instelling voor dergelijke situaties gevolgd kunnen worden. Bekeken wordt welke hulp geboden kan worden. De decaan van Hogeschool Rotterdam kan geconsulteerd worden. 5.9
Geheimhouding
De student is verplicht tot geheimhouding van alles dat hem of haar bij de stage verlenende organisatie als geheim is toevertrouwd of waarvan hij of zij het vertrouwelijke karakter geacht wordt te begrijpen. De student is tevens verplicht zich te houden aan de regels van de instelling ten aanzien van geheimhouding.
5.10 Procedure bij problemen op de stageplaats Wanneer er zich op de stageplaats problemen in het leerproces van de student voordoen dan dienen betrokkenen als volgt te handelen: de student bespreekt de problemen met de praktijkbegeleider. De stagedocent wordt zo snel mogelijk ingelicht. Indien men er samen niet uitkomt, kan de hulp worden ingeroepen van de stagecoördinator. Vroegtijdige onderkenning en signalering van problemen of onduidelijkheden bij de student, draagt ertoe bij dat de samenwerking na duidelijke afspraken positief kan worden voortgezet. In een enkel geval kan het nodig zijn de stage voortijdig te beëindigen, bijvoorbeeld om de student ruimte te geven om onder professionele begeleiding aan persoonlijke problematiek te werken.
5.11 Afbreken van de stage Een student of een praktijkbegeleider die de stage voortijdig wil afbreken, dient dit in nauw overleg met alle betrokken partijen te doen en moet daar zwaarwegende argumenten voor hebben. De stagedocent bespreekt dit binnen de opleiding. De student noch de praktijkbegeleider kan zelfstandig, zonder overleg beslissen om de stageperiode voortijdig te beëindigen!
5.12 Tot slot Indien de in deze handleiding vastgelegde regelingen in de praktijk tekortschieten, dan beslist de stagecoördinator in overleg met de onderwijsmanager in voorkomende gevallen, en wel binnen de regels van het Opleidings- en Examenreglement (OER). Mocht die onvoldoende ruimte bieden, dan beslist de examencommissie.
2015-2016
Stagehandleiding BMH jaar 1
18
6 Handleiding oriënterende stage I
Studiejaar 2015-2016
Leerjaar 1 Bachelor Medische Hulpverlening
Hogeschool Rotterdam Instituut voor gezondheidszorg
2015-2016
Stagehandleiding BMH jaar 1
19
6.1
Overzicht oriënterende stage leerjaar 1 studiejaar 2014-2015
Code Periode Duur Studiepunten Stage terugkomdagen Beoordeling
6.2
-
MHVPOR04P1 Week 17 tot en met week 26 (eind april – half juni) 2015 4 dagen per week gedurende minimaal 2 en maximaal 3 weken 4 EC Afhankelijk van rooster * observatie opdracht * reflectieverslag * feedback op deelvaardigheden
Inleiding
In het laatste kwartaal van het eerste studiejaar maken studenten BMH voor het eerst kennis met de beroepspraktijk. Dit gebeurt in de vorm van een oriënterende stage in de beroepsrichtingen waarvoor de BMH opleidt3. Iedere student heeft in deze periode minimaal 1 week (4 dagen) bij de chirurgie (ok); minimaal 1 week bij de anesthesie en indien mogelijk 1 week bij de acute zorg. De stage in het vierde kwartaal van het eerste jaar is een oriënterende stage in de breedste zin van het woord. De studenten BMH krijgen de mogelijkheid om in de twee of drie richtingen waarin de medisch hulpverlener werkzaam kan zijn (chirurgie, anesthesie en acute zorg) minimaal één week (4 dagen) stage te lopen. De studenten observeren en voeren een opdracht uit in de beroepspraktijk in de context van de medische hulpverlening. Zodoende krijgt de student een indruk wat het werk van medisch hulpverlener in de diverse settingen inhoudt en waar ook verschillen en overeenkomsten zijn. Daarnaast zal de student een aantal basisvaardigheden, zoals behandeld en getoetst in het binnenschools programma, onder begeleiding oefenen in de praktijk. Tevens kan de student in deze stageperiode een beeld vormen welke richting, binnen de medische hulpverlening, het meeste aanspreekt en/of past bij de student.
3
De BMH in Rotterdam biedt drie uitstroomprofielen: operatieve zorg, anesthesie en acute zorg. In de opleiding tot Medisch hulpverleners kiest de BMH in Rotterdam voor een brede HBO -oriëntatie én voor een opleiding waarin studenten een brede kennisbasis ontwikkelen m.b.t. alle vakgebieden die tot het domein van de medisch hulpverlener behoren.
2015-2016
Stagehandleiding BMH jaar 1
20
6.3
Doel van de stage
Het doel van deze stageweken is oriënterend. Een oriëntatie voor studenten in meerdere opzichten, namelijk: - om de eerder gemaakte beroepskeuze te kunnen bevestigen. Het gaat hier om het vinden van antwoord op vragen als: ‘Kloppen mijn verwachtingen en de beelden die ik over het beroep heb ontwikkeld (op school) ook met de werkelijkheid in de praktijk? Heeft medische hulpverlening mijn interesse? Vind ik het interessant om met patiënten en collega’s te werken? Heb ik (basaal) vaardigheden in die richting en wil ik die verder ontwikkelen? De oriënterende stage in de propedeuse is belangrijk voor het bevestigen van de keuze voor de opleiding BMH (en minstens zo belangrijk: om eventueel op tijd af te zien van deze studie en op zoek gaan naar een studie die beter bij de eigen interesse of capaciteiten past). - om een profielkeuze te kunnen gaan maken aan het einde van het tweede studiejaar. Aan het einde van het tweede studiejaar zullen de studenten hun profielkeuze maken voor één van de uitstroomrichtingen van de BMH. Ervaringen in de oriënterende stage zullen in hoge mate bepalend zijn voor de beeldvorming op basis waarvan dit besluit tot stand zal komen. - om feedback te kunnen krijgen op getoonde attitude, vaardigheden en competenties Een belangrijke doelstelling van de oriënterende stage is dat de student gevoelig wordt voor het effect van zijn ‘aanwezigheid’ (presentie) op de werkvloer. Het gaat hierbij om vragen als: hoe kom ik over op de professionals? Laat ik mij voldoende zien en horen? Toon ik dat ik aan het leren ben? Kan ik mij voldoende mondeling vaardig uiten? Houdt ik rekening met verhoudingen en weet ik wat er van mij verwacht wordt? Het krijgen van feedback op deze aspecten is voor studenten van groot belang voor de ontwikkeling van een toekomstige ‘stagebekwaamheid’, en geeft hen belangrijke informatie over gewenst en niet gewenst gedrag in de praktijk en hun eigen invloed daarop. Daarbij is het ook gewenst dat studenten kunnen vaststellen in hoeverre hun competenties (CanMeds competenties BMH niveau 1) ook in de praktijk in (in ieder geval herkenbaar zijn (inzichtniveau), en wellicht ook incidenteel zichtbaar zijn (vaardigheidsniveau).
6.4 6.4.1
Opzet oriënterende stage I Voorbereiding en competenties
Tijdens het eerste leerjaar van de opleiding wordt gewerkt aan het behalen van HBO -niveau 1. Dit zijn een drietal aspecten (samenhangend met Dublin descriptoren en HBOkenmerken) die aantonen dat competenties op het laagste HBO -niveau behaald worden: Verbinden theorie aan praktijk(en vice versa), Visie op beroep en beroepsuitoefening en Kritisch reflecteren. Dit niveau wordt binnen schools gemeten door middel van een propedeuse assessment.
2015-2016
Stagehandleiding BMH jaar 1
21
De volgende competenties van de medisch hulpverlener komen tijdens deze stage aan bod: 1. Beroepsinhoudelijk handelen 2. Communicatie 3. Samenwerken 7. Kennis en wetenschap 8. Organisatie Taakgebied: Vakinhoudelijk handelen Communicatie
Competenties:
De medisch hulpverlener verleent professioneel verantwoorde zorg en hulp in het domein van medische hulpverlening generiek en zijn specialisme in het bijzonder.
De medisch hulpverlener communiceert effectief in zijn medische hulpverlening.
Samenwerking
De medische hulpverlener levert bijdragen aan effectieve samenwerking in multidisciplinair verband en ketenzorg.
Organisatie
De medisch hulpverlener levert bijdragen aan organisatie en coördinatie van medische hulpverlening.
Kennis en Wetenschap
De medisch hulpverlener zet zijn lerend en zelfsturend vermogen in voor continue ontwikkeling van zijn expertise en professionaliteit.
Professionaliteit
De medisch hulpverlener oefent zijn beroep als professional uit volgens professionele standaarden en de beroepsethiek.
Voorbereidingsbijeenkomsten Voorafgaand aan de stage, vindt een introductiebijeenkomst plaats waarin de studenten worden geïnformeerd over de komende stageperiode. Hierin wordt o.a. de route besproken die de student dient te volgen om de stageplaats een eerste goede indruk van zichzelf te kunnen geven. In de voorbereiding op de stage heeft de student contact met de organisatie over de eerste werkdag en eventuele screenings en introductiebijeenkomsten die nog plaats moeten vinden (afhankelijk van de organisatie). Voorlopig stagewerkplan Ruim voor de stage stelt de student vast welke persoonlijk leerdoelen hij met deze stage wil behalen en wordt een voorlopig stagewerkplan gemaakt. Zie hoofdstuk 5 en bijlage 1. In dit plan geeft de student aan hoe hij de stage denkt te gaan invullen. Het voorlopige werkplan is van feedback voorzien door de stagedocent en vormt een richtlijn voor het kennismakingsgesprek met de stagebegeleiders. Veronderstelde voorkennis/vaardigheden Tijdens de stage moet de student de vaardigheden uit het eerste (voor zover aan bod gekomen en getoetst) studiejaar gaan uitvoeren in de praktijksituatie. Deze vaardigheden worden voorbereid door de student en getoetst door de praktijk-/werkbegeleider
2015-2016
Stagehandleiding BMH jaar 1
22
Kennismakingsgesprek Voor aanvang van de stage of op de eerste stagedag zal de student kennismaken met de stageverlenende organisatie en de (praktijk)begeleider. Tijdens het kennismakingsgesprek krijgt de student een indruk van de organisatie en kan de student zichzelf presenteren en nadere afspraken maken over de invulling van de stage en de stageopdracht. De student legt het stagewerkplan voor aan de praktijkbegeleider en bespreekt het persoonlijk leerdoel. De student geeft blijk van het feit dat hij zicht heeft verdiept in de achtergrond, doel en missie van de stageplaats. Het is belangrijk bij het kennismakingsgesprek ook te kijken naar de “regels” die de student in acht moet nemen om stage te kunnen lopen; denk daarbij aan zaken als introductie op de werkplek, eventuele kledingvoorschriften (LET OP: bij een stage in de ambulancezorg dient de stagiair veiligheidsschoenen te dragen en mogen geen piercings, sierraden, hoofddoek of lange baard gedragen worden – dit geldt ook voor de meeste OK ‘ s), werktijden ( maak afspraken over de ‘diensten’ (dag-, avonddienst of in het weekend waarop de student aanwezig is; vertrouwelijkheid, enzovoort. ) Stagecontract Voor aanvang van de stage ondertekenen student, de praktijkbegeleider en de Hogeschool de stageovereenkomst. Dit is een formele overeenkomst tussen de student, de stage verlenende organisatie en de school, waarin rechten, plichten en afspraken worden vastgelegd. De student neemt het contract in 3-voud mee naar het kennismakingsgesprek.
2015-2016
Stagehandleiding BMH jaar 1
23
6.4.2
Begeleiding
Tijdens deze stage wordt de student begeleid door de stagedocent vanuit de Hogeschool Rotterdam en de praktijkbegeleider binnen de stage verlenende organisatie. De stagedocent is tevens instellingsdocent en begeleidt alle studenten BMH van de betreffende instelling (alle leerjaren). Voor het overzicht zie ook de website BMH Rotterdam: https://confluence.hro.nl/display/PMHR/Platform+Medische+Hulpverlening+Rotterdam Indien de situatie daarom vraagt kan de praktijkbegeleider contact opnemen met de stagedocent van de student. Naam en email adres zijn te vinden op het voorblad van het stagewerkplan.
6.4.3
Beoordeling
Praktijkbeoordeling (bijlage 3) De studenten lopen steeds 1 of 2 weken stage op een bepaalde plek en krijgt daar feedback op de getoonde attitude en geoefende vaardigheden. De beoordeling van de stageopdrachten inclusief het reflectieverslag wordt gedaan door de stagedocent conform de beoordelingsformulieren zoals opgenomen in de bijlage. De te behalen 4 EC worden in Osiris toegekend wanneer zowel de zorgstage als de stageopdrachten en tevens het reflectieverslag met een voldoende zijn afgerond. Herkansing Bij een onvoldoende beoordeling voor een (onderdeel van de) stage, neemt de stagedocent, eventueel in overleg met de stagecoördinator, een besluit over een eventuele herkansing. Daarover maakt de stagedocent met de student heldere afspraken. Zo nodig overlegt de stagedocent ook met de praktijkbegeleider.
2015-2016
Stagehandleiding BMH jaar 1
24
6.4.4
Stagewerkplan
In het stagewerkplan presenteert de student zichzelf en wordt aangegeven welke vaardigheden en persoonlijke leerdoelen de student heeft voor de komende stage. Ook geeft de student aan wat verwacht wordt van de begeleider en op welke wijze hij graag feedback krijgt en beoordeeld wil worden. Het format stagewerkplan is opgenomen als bijlage in dit deel van de handleiding. Om competenties verder te ontwikkelen, maakt de student voor elke stageperiode een stagewerkplan; dit werkplan is in de oriënterende stages vrijwel volledig ingevuld door de opleiding, aangevuld met een persoonlijk leerdoel. Het stagewerkplan wordt bewaard in het portfolio en geeft de student en biedt basis voor de persoonlijke en competentie ontwikkeling van de student gedurende de studie. De student geeft het e mail adres van de stagedocent door aan de praktijkbegeleider.
6.5 6.5.1
Leerdoelen, Opdrachten en toetsing Persoonlijk leerdoel
Doel: Aan het eind van de oriëntatie stage jaar 1 heeft de student gewerkt aan een minimaal 1 persoonlijk leerdoel en kan hij of zij hierop reflecteren. De stage in het eerste leerjaar bevat ook een persoonlijk leerdoel (of meerdere). Dit leerdoel is geformuleerd op basis van gesprekken met de SLC en de SWOT analyse die de student heeft gemaakt voorafgaand aan de stage. In leerjaar 1 wordt aan het persoonlijke leerdoel geen beoordeling gegeven, wel feedback. Het formuleren en werken aan een persoonlijk leerdoel moet worden gezien in het licht van ervaring opdoen en feedback krijgen. De student kan hiermee ervaring op doen voor leerjaar 2 en zijn persoonlijke ontwikkeling. Toetsing: Vindt plaats in het reflectieverslag (zie bijlage voor beoordelingscriteria). Hierin moet worden beschreven hoe de student aan het leerdoel heeft gewerkt, welke feedback de student heeft gekregen en wat de student hiermee gaat doen. 6.5.2
Observatie opdracht
Doelen: Door het uitvoeren van de observatieopdracht krijgt de student een realistisch beeld van de opvang en behandeling van de patiënt in de praktijk. De student is in staat in de beschrijving van de observatie kritisch te kijken naar het handelen van de professionals en zijn/haar mening hierover op te beschrijven. De student kan verbeterpunten benoemen in de overdracht van de ene naar de andere discipline. 2015-2016
Stagehandleiding BMH jaar 1
25
De opdracht bevat een oriëntatie op en observatie van het beroepenveld waarin de student aantoont gericht zijn stage te hebben ingevuld door middel van kritische observatie. Door de opdracht werkt de student aan de gedragsindicatoren van jaar 1 van de hier boven beschreven competenties. Toetsing: De student schrijft een verslag naar aanleiding van de observatie van een patient. De opdracht wordt door de stagedocent nagekeken volgens de criteria zoals beschreven op het beoordelingsformulier Observatie opdracht. (zie bijlage) 6.5.3
Vaardigheden
Doel: Gedurende de stage jaar 1 werkt de student aan minimaal 2 deelvaardigheden zoals vermeld in de bijlage en heeft hierop feedback ontvangen van de praktijk-/werkbegeleider. Ter voorbereiding op de grote praktijkopdrachten vanaf leerjaar 3 wordt in oriëntatiestage I een start gemaakt met het oefenen van een aantal deelvaardigheden (zie bijlage 5). De student maakt in overleg met de praktijkbegeleider en instellingsdocent een keuze uit een aantal vaardigheden die hij kan oefenen onder begeleiding in de praktijk en krijgt daar feedback op. De vaardigheden die daarvoor in aanmerking komen moeten op het moment van de stage in het binnen schools programma behandeld zijn. Toetsing: De deelvaardigheden worden niet getoetst in praktijk (worden dus ook niet afgetekend); maar de feedback moet beschreven zijn en bijgevoegd worden aan de stagestukken. o In het reflectieverslag wordt beschreven hoe de student aan deze vaardigheden heeft gewerkt, welke feedback hij/zij heeft gekregen en wat de student met de feedback gaat doen. 6.5.4
Competenties
Doel: Aan het eind van de stage jaar 1 heeft de student aangetoond te reflecteren op de competenties behorende bij deze stage. De ontwikkeling van de student zal niet alleen zichtbaar moeten zijn in de praktijk; het is minstens zo belangrijk dat de student ook (schriftelijk) kan aangeven hoe en wat hij geleerd heeft, waar hij nu staat en welke leerpunten er vervolgens nog liggen op competentieniveau. Op deze manier kan de student gericht studeren in de volgende studiejaren. Toetsing: In het reflectieverslag wordt beschreven hoe de student aan de competenties heeft gewerkt, welke feedback de student heeft gekregen en wat de student met deze feedback gaat doen.
2015-2016
Stagehandleiding BMH jaar 1
26
7 Bijlagen oriënterende stage 1 7.1
Bijlage Format stagewerkplan BMH oriënterende stage jaar 1 ( max 5 pagina’s – exclusief voorblad en inleiding- arial 11 regelafstand 1 ) 1. Voorblad (1 a4) Naam student, studentnummer SLC/stagedocent; email en telefoonnummer Stage instellingen en afdelingen (zodra bekend) 2. Inleiding (1/2 A4) Naam, leeftijd Motivatie keuze voor deze opleiding 3. Curriculum Vitae ( max 1 A4) Personalia, opleidingen, cursussen/trainingen (relevant), werk - en eventuele stage ervaring (relevant) 4. Persoonlijke ontwikkeling en persoonlijk leerdoel ( max 1 A4) SWOT (sterkte zwakte analyse) Leerstijl (uitslag test en wat dit concreet voor jou betekent) uit deze “ testen” destilleren van minimaal 1 persoonlijk leerdoel tijdens stage (aan welke eigenschap van jezelf wil je werken tijdens je stage). SMART geformuleerd, activiteiten en evaluatiecriteria vermeld.
5. Oriëntatie op het werkveld (1/2 A4) Waar ga je stagelopen; wat voor werkplekken etc. Wat zijn speerpunten van de instelling en waar zie jij je mogelijkheden als student. 6. Wederzijdse verwachtingen (1/2 A4) Wat verwacht je van de begeleiding op stage en wat kunnen zij van jou verwachten (houding, positieve kenmerken, manier van feedback geven/ontvangen, etc) 7. Per competentie (kijk naar de gedragsindicatoren niveau 1) van deze stage een leerdoel; SMART geformuleerd mèt activiteiten. 1. Beroepsinhoudelijk handelen 2. Communicatie 3. Samenwerken 8. Organisatie 8. Vaardigheden waaraan gewerkt wordt tijdens de stage. Aan welke vaardigheden wil je werken en feedback krijgen (zie vaardigheden in bijlage) 9. Planning van de leerdoelen en vaardigheden
2015-2016
Stagehandleiding BMH jaar 1
27
7.2
Bijlage Beoordelingsformulier stageopdracht
Beoordelingsformulier stageopdracht oriënterende stage BMH leerjaar 1 2015-2016 Stageafdeling: Competenties: 1. Beroepsinhoudelijk handelen 2. Communicatie 3. Samenwerken 8. Organisatie
Naam student: Groep: Stagedocent:
Vormgeving Arial 11, regelafstand 1, max 4 A4 Voorblad met: Naam, studentnummer, Stagedocent, Stageperiode Correct Nederlands taalgebruik (spelling en grammatica)
Beschrijf onderstaande items geïllustreerd met praktijkvoorbeelden (totaal maximaal 4 A4): 1. Beschrijf in welke setting de opdracht geobserveerd wordt
Score (maximaal 20) 0 - 5- 10 Max. 5 Max. 5 Max. 10 Score (maximaal 80) 0-5-10 Niet beschreven 0 Wel beschreven 10
2.
a. Welke handelingen verrichtte de hulpverlener bij de patiënt en b. welke overeenkomsten en verschillen zag je met wat je op school hebt geleerd?
Niet beschreven: 0 A of B beschreven: 5 A en B beschreven:10
3.
a. Op welke manier verliep de informatievoorziening aan de patiënt b. wat viel je daarin op? Noteer minimaal 1 verbeterpunt.
Niet beschreven: 0 A of B beschreven: 5 A en B beschreven:10
4.
a. Met welke disciplines kwam de patiënt in aanraking b. wat zijn de taken van deze disciplines?
Niet beschreven: 0 A of B beschreven: 5 A en B beschreven:10
5.
a. Op welke manier vond de communicatie plaats tussen de verschillende disciplines b. wat viel je daarin op?
Niet beschreven: 0 A of B beschreven: 5 A en B beschreven:10
2015-2016
Score en Feedback
Stagehandleiding BMH jaar 1
28
a. Wanneer werd de patiënt overgedragen en aan wie b. wat zijn specifieke aandachtspunten in deze overdracht? Noteer 1 verbeterpunt
6.
7. Beschrijf wat voor jou een echte “eye-opener” was tijdens bij deze patiënt.
8. Beargumenteer de wijze waarop jij als patiënt benaderd zou willen worden in deze setting.
Niet beschreven: 0 A of B beschreven: 5 A en B beschreven:10
Niet beschreven 0 Wel beschreven 10 Niet beschreven 0 Wel beschreven 10
Totaal aantal punten: Cesuur voor voldoende: 60 punten
Naam beoordelaar:
Datum:
Handtekening:
2015-2016
Stagehandleiding BMH jaar 1
29
7.3
Bijlage Beoordelingsformulier reflectieverslag
Vormgeving
Score 0 - 5- 10 (max 20)
Arial 11, regelafstand 1, max 4 A4
Max. 5 Max. 5
Voorblad met: Naam, studentnummer, Stagedocent, Stageperiode Correct Nederlands taalgebruik (spelling en grammatica)
Max. 10 Score 0-10-204 (max 80)
Reflectie verslag
Score en Feedback
Feedback
Persoonlijk leerdoel 1. Hoe heb je hier aan gewerkt tijdens deze stage? Waaruit blijkt dat? 2. Welke feedback heb je tijdens de stage gekregen en 3. Wat ga je er mee doen? 4. Formuleer een nieuw persoonlijk leerdoel. Competenties: 1. Hoe heb je hier aan gewerkt tijdens deze stage? Waaruit blijkt dat? 2. Welke feedback heb je tijdens de stage gekregen en 3. Wat ga je er mee doen? 4. Formuleer nieuwe competentiegerichte leerdoelen. Deelvaardigheden: 1. Hoe heb je hier aan gewerkt tijdens deze stage? Waaruit blijkt dat? 2. Welke feedback heb je tijdens de stage gekregen en 3. Wat ga je er mee doen? 4. Formuleer minimaal 1 leerdoel hoe je volgend jaar aan je vaardigheden gaat werken. Conclusie Beschrijf een conclusie waarin de volgende items aan bod komen: 1. Algemene indruk van de stage 2. Wat was jouw bijdrage aan deze indruk van de stage 3. In hoeverre zie je jezelf als geschikte medisch hulpverlener 4. Welke setting heeft je voorkeur
Totaal aantal punten: Naam stagedocent:
Handtekening:
Datum:
4
Score 0: 0-2 items beschreven, Score 10: 3 items beschreven, Score 20: 4 items beschreven.
2015-2016
Stagehandleiding BMH jaar 1
30
7.4
Bijlage Eindbeoordelingsformulier oriënterende stage 1 BMH 2015-2016
Naam student:
Studentnummer:
Item
Beoordeling
Weging
1
Observatie opdracht oriënterende stage 1
Aantal punten:
50 %
2
Reflectieverslag oriënterende stage 1
Aantal punten:
50 %
Cijfer
Item 1 (50%) + Item 2 (50%) 10
Cesuur Item 1 en item 2 moeten beiden minimaal 60 punten bevatten
Advies bij onvoldoende:
Naam stagedocent
Handtekening:
Datum:
2015-2016
Stagehandleiding BMH jaar 1
31
7.5
Bijlage Deelvaardigheden stage jaar 1 Operatieve zorg, Anesthesie, Acute zorg5
Uit deze lijst kan een keuze gemaakt worden welke deelvaardigheden geoefend kunnen worden tijdens de stage. Dit is altijd in overleg met de praktijkbegeleider!
Vaardigheden jaar 1 Anesthesie, chirurgie, acute zorg Anesthesie: Persoonlijke hygiene Handhygiene Veilig werken in de anesthesie Transfer van bed naar operatietafel Inbrengen maagsonde Zuurstof toedienen Bewaken vitale parameters (hartslag, bloeddruk, ademhaling, temperatuur) Assisteren bij inbrengen perifeer infuus Inbrengen perifeer infuus Klaarmaken infuussysteem Bedienen van infuuspomp/perfusor pomp Instellen inloopsnelheid van infuus Inbrengen van CAD man/vrouw Chirurgie: Een steriel veld creëren (t.b.v. katheteriseren) Hanteert het steriliteitsprotocol Handhygiëne uitvoeren volgens protocol Assisteren bij inbrengen van CAD man/vrouw Assisteren bij overtillen van de patiënt Ondersteunen bij het transport van de patiënt Acute zorg Zie bij Anesthesie Algemeen (hier zijn geen aparte beoordelingsformulieren voor) Communicatie met de patiënt (contact maken, actief luisteren, informeren) Basiszorg verlenen indien nodig (opfrissen, bed opmaken, po/urinaal geven, transfer bed/stoel)
5
De student neemt zelf het beoordelingsformulier mee van de geselecteerde Deelvaardigheden die te vinden zijn op N@tschool 2015-2016
Stagehandleiding BMH jaar 1
32